Professional Documents
Culture Documents
Computer Accounting Essentials With QuickBooks 2014 7th Edition Yacht Solutions Manual 1
Computer Accounting Essentials With QuickBooks 2014 7th Edition Yacht Solutions Manual 1
Computer Accounting Essentials With QuickBooks 2014 7th Edition Yacht Solutions Manual 1
https://testbankpack.com/p/solution-manual-for-computer-accounting-
essentials-with-quickbooks-2014-7th-edition-by-yacht-isbn-0078025737-
9780078025730/
Resourceful QuickBooks
The Report Center organizes reports by category; for example, Company &
Financial, Customers & Receivables, Sales, etc.
4. How does the Report Center help you understand what the reports
include?
The Report Center shows sample reports. Select the Info button to read a report
description. The Help button explains the report. The Heart button sets up
favorites.
Multiple Choice Questions: The Online Learning Center includes the multiple-choice
questions at www.mhhe.com/QBessentials2014, select Student Edition, Chapter 3,
Multiple Choice Quiz. Students answer the questions online, then email the graded quiz
to their instructor.
3-1
Copyright © 2015 McGraw-Hill Education. All rights reserved. No reproduction or distribution without
the prior written consent of McGraw-Hill Education.
Chapter 03 - New Company Setup for a Merchandising Business
a. One.
b. Two.
c. Three.
d. Four.
a. Vendor.
b. Customer.
c. Employee.
d. Other.
3-2
Copyright © 2015 McGraw-Hill Education. All rights reserved. No reproduction or distribution without
the prior written consent of McGraw-Hill Education.
Chapter 03 - New Company Setup for a Merchandising Business
a. Employees.
b. Vendors.
c. Banking.
d. Company.
a. All transactions.
b. Only edited transactions.
c. Only voided transactions.
d. Only duplicate transactions.
a. Daily.
b. Weekly.
c. Monthly.
d. Quarterly.
a. Summary.
b. Detail.
c. Both.
d. No report is generated.
7. In Report Center under Accountant & Taxes, all of the following reports can be
generated except:
8. In the Report Center under Company & Financial all of the following reports can
be found for Profit & Loss except:
3-3
Copyright © 2015 McGraw-Hill Education. All rights reserved. No reproduction or distribution without
the prior written consent of McGraw-Hill Education.
Chapter 03 - New Company Setup for a Merchandising Business
9. In the Report Center under Company & Financial all of the following reports can
be found for Balance Sheet & Net Worth except:
a. Summary.
b. YTD Comparison.
c. Prev Year Comparison.
d. Net Worth Graph.
10. In the Report Center under Company & Financial all of the following reports can
be found for Cash Flow Report except:
Write the word True in the space provided if the statement is true. If the
statement is not true, write the correct answer.
False, in this chapter the source documents used are your checkbook transaction
register and bank statement.
False, in accounting, you learn that source documents are used to show written
evidence of a business transaction.
3. Two actions are necessary when a company writes a check in error, the
check must be voided and the entry must be edited in QuickBooks.
True.
4. Two backups were made in Chapter 3 of Your Name Retailers Inc. company
data.
Three backups were made: Your Name Chapter 3 October 1, Your Name
Chapter 3 October Check Register, and Your Name Chapter 3 October End.
3-4
Copyright © 2015 McGraw-Hill Education. All rights reserved. No reproduction or distribution without
the prior written consent of McGraw-Hill Education.
Chapter 03 - New Company Setup for a Merchandising Business
True.
6. The company preference for write checks and record deposits is Account
No. 10000, Home State Bank.
True.
8. The 10/31/20XX Profit & Loss report for Your Name Retailers Inc. had a net
income.
9. The total assets on the 10/31/20XX Balance Sheet for Your Name Retailers
Inc. were $100,000.00.
10. Your Name Retailers Inc. had a positive cash flow for the month of October.
True.
3-5
Copyright © 2015 McGraw-Hill Education. All rights reserved. No reproduction or distribution without
the prior written consent of McGraw-Hill Education.
Another document from Scribd.com that is
random and unrelated content:
48. D S - .
Den morgen van den 21sten October richtten zich alle verrekijkers naar het
Oosten. Twee kleine, steile eilanden duiken in een witten krans der
branding uit zee op en daar achter worden nog andere eilanden zichtbaar,
welker bosschen in den eeuwigen zomer van de heete zône groenen.
Weldra stoomen wij tusschen echte scheren.
Azië is het grootste vaste land der aarde. Met zijn leden Europa, Afrika
en Australië hangt het samen en vormt de vaste landmassa, die tot het
Oostelijk half rond behoort. Europa is met Azië zoo nauw verbonden, dat
men het een schiereiland van Azië zou kunnen noemen.
Afrika hangt met Azië samen door de 110 kilometer breede landengte,
die sedert 1869 door het Suezkanaal wordt doorsneden. Australië ligt
daarentegen, als geweldig eiland in het Zuid-Oosten op zichzelf, de
eenige band, die het met Azië verbindt, zijn de beide reeksen groote en
ontelbaar veel kleine eilanden, die zich tusschen de beide werelddeelen
uit zee verheffen. De westelijke eilandenketen zijn de Soenda-eilanden,
de oostelijke de Philippijnen en Nieuw-Guinea. Sumatra is in zekeren zin
de eerste ponton van de geweldige brug die zich van den Zuidelijken
[207]punt van achter-Indië, het schiereiland Malakka naar het Zuid-
Oosten uitstrekt.
De volgende ponton is Java en daarop volgt naar het Oosten een reeks
middelmatig groote eilanden. Noordelijk van deze brug liggen nog de
twee andere groote Soenda-eilanden, Borneo en Celebes.
Maar als men naar het hoogland gaat, 12–1500 meter boven de zee,
tusschen de bergen, die het binnenland der eilanden bedekken, dan vindt
men een goed gezond klimaat.
Den volgenden nacht lieten wij de stad Malakka achter ons; een rij
kustlichten schijnt in de duisternis en de lantaarns van andere
stoomschepen fonkelen als roode en groene oogen. [210]
Als de boot haar reis des namiddags voortzet, wordt zij door een zwerm
kleine, lichte sloepen omringd, waarvan de roeiers naakte, koperbruine
Maleische jongens zijn; de knapen zwemmen als visschen, duiken als
otters, zijn ongeloofelijk lenig en roeien hun sloepen met evenveel gratie
als handigheid. Zij strekken de handen naar ons op—wij verstaan dit
teeken en werpen een zilverstukje in het heldergroene water. Plons,
springen de jongens het hals over kop na en duiken tot op den bodem en
als zij weer aan de oppervlakte komen, laat de gelukkige vinder het
buitgemaakte geldstuk zien.
De bootjes blijven in dien tijd aan hun lot overgelaten en zijn door de
sterke strooming in de zeeëngte tusschen Singapore en de eilanden
afgedreven. Doch in een oogenblik zwemmen de jongens ze na en
klimmen er zeer handig weer in, zonder dat de boot omslaat. Opnieuw
worden geldstukken over boord geworpen en onvermoeid wedijveren de
kleine jongens, om ze op te vangen, liefst voor ze den bodem bereiken.
Als wij sneller gaan varen, houden zij zich aan de zijden van de
stoomboot vast; wanneer het dan echter te snel gaat, laat de een na den
ander los en keert met het door duiken verdiende geld weer in de haven
terug.
Een menigte jonken met bruine zeilen beweegt zich langzaam over het
blanke, spiegelgladde water. Donker en scherp teekent zich het
schaduwbeeld van Singapore tegen het verdwijnende licht van den
westelijken hemel af; de straat wordt weer breeder, maar zoolang de
schemering duurt, zijn land en eilanden nog zichtbaar. Dan buigen wij
ons naar het Noordoosten af; wij verwijderen ons van den evenaar en
sturen de Chineesche Zee [211]in. Wij zijn nu om de Zuidelijkste punt van
het vasteland van Azië heen gevaren.
Het koninkrijk Siam beslaat bijna een derde deel van Achter-Indië; het
ligt tusschen den benedenloop der beide rivieren Mekong en Saloeën, die
beide in Oostelijk Tibet ontspringen. Het heeft slechts zeven millioen
inwoners van verschillende volksstammen: Siameezen, Chineezen,
Maleiers en Laosvolken. De koning van Siam is autocraat; hij bezit allen
grond en beslist over leven en dood zijner onderdanen. Zijn hoofdstad
Bangkok telt een half millioen inwoners en wordt door talrijke grachten
doorsneden; op deze leeft een groot deel der bevolking in drijvende
huizen. Bangkok bevat veel beroemde en prachtige pagoden of tempels
met standbeelden van Boeddha, waarvan enkele van zuiver goud zijn. In
Siam is het Boeddhisme het zuiverst bewaard gebleven, de witte olifant
geldt voor heilig en de vlag van Siam vertoont zulk een witten olifant op
een rood veld. De Siameezen zijn van Mongoolschen oorsprong, van
gemiddelde grootte, krachtig gebouwd, geelbruin van kleur en zeer
begaafd, maar traag. Van zang, muziek en spel houden zij veel en een
van hun zonderlinge gebruiken is dat zij hun tanden zwart verven. [212]
[Inhoud]
50. H .
In den voormiddag van 29 October stoomen wij de eerste eilanden en
rotsklippen voorbij, door een buitengewoon mooien, betooverenden
haveningang, die aan de scheeren van Zweden herinnert. De
Noordoostmoesson waait sterk; het zilte schuim spat tegen den boeg der
„Dehli” op en valt als fijne glanzende motregen op het dek neer. Van den
golfslag is echter weinig te bespeuren, want de vele eilanden breken de kracht
der golven. Tegen den middag zijn wij in de ruime voortreffelijke haven van
het eiland Hongkong, waarvan het water zoo ondiep is, dat de schroef het
grijsbruine bodemslib opwoelt. Een heele vloot van kleine stoombarkassen
komt ons tegemoet, terwijl wij in langzame vaart tusschen ontelbare schepen
door naar de reede en de boeien heen stoomen. Hier wapperen de vlaggen van
alle handelsrijken in den wind; de Engelsche, Chineesche, Japansche,
Amerikaansche en Duitsche vlaggen, steken scherp tegen elkaar af.
Ieder hotel zendt zijn eigen stoombarkas om nieuwe gasten te halen. Nadat
onze boot geankerd is, wordt echter voor alles de Europeesche post, een groot
aantal verzegelde zakken, in de barkassen van het postkantoor geladen.
Bloedverwanten en vrienden van eenige passagiers halen dezen af.
Koreaansche draagstoel.
Aan de kade wachtte mij een draagstoel met een zonnedak en twee lange
dwarsstangen. Hij was zeer deftig ingericht, rood en wit geverfd en vertoonde
aan de zijkanten de keizerskroon van Groot-Brittanje. De dragers waren vier
Chineezen in roode pakken, met een gouden kroon op de borst. Met
gelijkmatige passen droegen zij mij door de kronkelende, steile, maar nette
straten der stad Victoria en ik schommelde in mijn stoel als op den rug van
een kameel. Weldra opende zich een hek naar een weelderigen tuin en op de
trap van het regeeringsgebouw verwelkomde mij de gouverneur. Des avonds
gaf hij een diner en na afloop werden alle gasten, dames en heeren, weer in
draagstoelen door Chineezen met lantaarns aan lange stokken, naar een open
plein gebracht, waar een Engelsch regiment een vroolijk afscheidsfeest vierde.
Het had zijn tweejarigen diensttijd achter zich en zou nu naar Singapore gaan
om ook daar twee [214]jaar te dienen. Van een hoogte af hadden wij een vrij
gezicht over de weide, waarop de soldaten, elk met een lampion in de hand,
kronkelende vuurslangen en alle mogelijke andere figuren vormden.
Den volgenden dag droegen mij mijn krachtige Chineezen naar het
„berghuisje,” het zomerverblijf van den gouverneur, dat 500 M. boven de zee
ligt en waar het dus veel koeler was dan beneden in de stad. Het uitzicht van
daar boven is eenig mooi. Naar het Zuiden weidt de blik ongehinderd over
eilanden en klippen en over de groote open zee met de Chineesche booten,
wier bruine zeilen, waarin de krachtige wind blaast, aan de vleugels van een
reuzenvleermuis doen denken.
Wat al geheimen zou het dek van zoo menig schip kunnen vertellen, dat
blanke mannen en vrouwen langs de gele en koperbruine kusten van Azië
heen en weer brengt! Bijna op iedere reis speelt zich aan boord een kleine
roman af. Eens, zoo vertelde mij de kapitein, was hij van Engeland naar
Colombo gevaren, en onder de passagiers was een jonge dame geweest, die in
Colombo haar verloofde zou aantreffen. Maar onderweg was zij op een ander
verliefd geworden en bij de aankomst had de kapitein den treurigen plicht, den
afgedankten verloofde mede te deelen, dat zijn liefste aan boord een ander
gevonden had! Maar onze kleine „koningin van het verre Oosten” was op de
geheele reis den haren trouw gebleven. [215]
[Inhoud]
51. T N -O .
Honderdvijftig K.M. westelijk van Hongkong ligt Kanton, de op een na
grootste stad van China, kort bij de monding van twee rivieren, die open
wegen naar het binnenland vormen. Vandaar is Kanton na Shanghai de
voornaamste Chineesche handelsstad. Van Kanton worden de grootste
hoeveelheden der beroemde Chineesche zijden stoffen uitgevoerd, en de
zijdeweverij, de porcelein-industrie en de papierfabrikatie staan hier op
aanzienlijke hoogte. Kanton is een der ongeveer veertig verdraghavens
van China, dat wil zeggen der havens, die ook voor buitenlanders open
staan. Het heeft 900.000 inwoners, is de hoofdstad van de zuidelijkste
der 18 provinciën van China en de zetel van een onderkoning. Zijn
straten zijn zoo nauw, dat er geen rijtuigen door kunnen rijden, en een
groot deel der bevolking leeft in woonbooten, die vastliggen aan in de
rivier geslagen palen. Een 2000 K.M. lange spoorweg verbindt Kanton
met Peking, de hoofdstad van het Chineesche rijk.
Langs de kust van China voert ons de stoomboot nu, en den laatsten dag
van October zijn wij in de baan van den moesson. De zee gaat hoog,
maar daar wij de golfrichting juist tegen hebben, stampt het schip slechts
weinig. De wind is echter zoo sterk, dat men niet op het dek kan blijven
en deze regelmatige wind waait nu hier een half jaar! Hij loeit en blaast
om het schip heen, alle tentdaken worden weggenomen, opdat zij niet
aan flarden worden geslagen en hoe verder het Noordwaarts gaat, des te
holler wordt het; wil men een poosje in den fijnen motregen staan, om de
groene witschuimende golven te bekijken, dan moet men een overjas
aantrekken. En toch wagen zich bij deze hooge zee Chineesche
visschersbooten tot hier toe en haar bemanning manoeuvreert met deze
kleine schuiten en met haar netten ongeloofelijk handig en zeker.
In ’t Oosten hebben wij nu het groote eiland Formosa, dat voor zestien
jaar door Japan veroverd werd. Het ligt op de grens tusschen de Zuid-
Chineesche en de Oost-Chineesche zee, die verder noordelijk in de Gele
zee overgaat. En nu beschouwen wij op de kaart de eilandengroepen, die
in den vorm van een boog voor het vaste land liggen. Ze hangen daar als
in den zomer de bladguirlanden voor de deur van een boerenhofstede!
De Soendaeilanden, de Philippijnen, de Lioe-kioe-eilanden, de Japansche
eilanden, de Koerilen en de Aluten. Elk zulk een boogvormige
eilandengroep is een golfbreker tegen den Grooten [216]Oceaan en elke
groep omringt een binnenzee. De beide zuidelijkste binnenzeeën hebben
wij reeds leeren kennen, de Noordelijke zijn de Japansche zee, de zee
van Ochotsch en de Beringzee.
De Noord-Oostmoesson waait nu zoo sterk, dat het een halve storm is.
Hij trekt en zuigt het water met zich mee en drijft het dag en nacht in
dezelfde richting naar het Zuid-Westen voor zich uit. Daardoor ontstaat
een sterke strooming aan de oppervlakte en door de kracht daarvan
verliest ons schip drie tot vier knoopen van zijn snelheid; komt dan nog
de eb er bij en gaat deze met de zeestrooming in één richting, dan is de
beweging van het water aan de oppervlakte naar het Zuid-Westen zoo
snel als die van een beek op het vasteland. De kust met haar gebergten en
eilanden schijnt nu eens dicht bij, dan weer ver af; dikwijls kan men met
den verrekijker slechts de vuurtorens herkennen, die op kleine eilandjes
voor de kust geplaatst zijn. Want de Chineesche kust is een zeer
gevaarlijk vaarwater vol rotseilanden, blinde klippen en ondiepten.
De tijd valt aan boord dikwijls lang en men vermaakt zich zoo goed als ’t
gaat met lezen, praten, op- en neerloopen of door „kettingspel”; twee
partijen vormen zich, elk van twee heeren, en gaan 12 M. van elkaar
afstaan. Voor iedere partij is met krijt een grooten kring op de planken
van het dek getrokken, en de kunst is nu, een ringvormig hard stuk touw
zoo te werpen, dat het binnen den kring blijft liggen. De moeilijkheid
bestaat er in, het verder rollen van den ring over het dek te verhinderen;
het voornaamste van het spel is echter dat men daardoor aan boord
gelegenheid heeft zich te bewegen.
Wij hebben nu den 2den November. Des nachts regent het met stroomen,
en de nieuwe dag is somber, winderig en vochtig. Land zien wij niet,
maar wij varen door geelbruin, zoet water. De Blauwe rivier 1 mondt hier
uit en zijn zoet water drijft boven het zwaardere, zoute water van de zee.
Een loods komt aan boord, om ons in het gevaarlijke water
stroomopwaarts te brengen; vele van deze loodsen zijn Zweden en
Noren, die gewoon weg een ministersjaarwedde hebben. Een uur later
hebben wij aan beide zijden vlak land: de slibeilanden in de monding van
de Blauwe rivier.
Kooplieden rooken in hun open winkels lange, dunne pijpen, terwijl zij
op hun klanten wachten, en in de theehuizen is een gedrang en een leven
zonder voorbeeld. Een voortdurend haasten, een eeuwig komen en gaan,
een onafgebroken omzet van geld en koopwaren.
De eigen godsdienst van de Chineezen is een mengsel van verschillende lessen of liever
wijsheidsregels. China heeft meer wijzen gehad dan eenig ander land. De voornaamste is
Confucius, een tijdgenoot van Sokrates en Boeddha; hij schreef een uit driehonderd oden
bestaand boek en noemde het „gedachtenreinheid”. Om hem verzamelden zich twaalf
jongeren en een grootere kring van 3000 leerlingen. „Handel jegens iedereen zoo als gij
wilt, dat hij jegens u handelt,” was een van zijn geboden en zijn wetten hebben de
Chineezen tot het beleefdste volk der wereld gemaakt. Zij zijn taktvol en vriendelijk
onder elkaar en evenzoo in ’t verkeer met vreemden.
Koningsgraven in China.
Toen men Confucius eens vroeg, hoe hij in zoo vele dingen zulk een groote kennis had
kunnen verwerven, antwoordde hij: „Omdat ik arm geboren ben en leeren moest.” Hij
zag in rijkdom een ongeluk en in weten een macht. Zijn aandenken staat bij de
Chineezen in het hoogste aanzien, maar zij beschouwen hem niet als een God, doch
slechts als den grootsten wijze van alle tijden.
[221]
Naast het Confucianisme bestaat in China het Taoisme, welke verheven leer echter
veelal tot goochelarij en bijgeloof is afgedaald. In ’t begin van onze tijdrekening drong
het Boeddhisme in China door en beheerscht nu bijna het geheele land. Toch is in de
godsdienstige voorstellingen der Chineezen geen bepaalde klaarheid. Een Taoist kan zijn
morgengebed in een Boeddha-tempel verrichten en ’s avonds zich in de geschriften van
Confucius verdiepen. Velen hebben alzoo even groote achting voor al de drie leeren.
Het godsdienstig bewustzijn van alle Chineezen dezer drie godsdiensten heeft echter een
gemeenschappelijken grondtoon: dat is de eerbied voor de geesten der voorouders, de
vereering ervan. Ook het eenvoudigste huis bevat een altaar der overledenen, voor wien
men nooit anders dan den grootsten eerbied koestert, en de vrede der graven mag onder
geen omstandigheden gestoord worden. In de 17de eeuw regeerde in China Khang-hi, een
van de grootste heerschers der wereld, een en zestig jaar lang. Zijn kleinzoon Khien-
Lung erfde al zijn groote eigenschappen, en toen ook hij een en zestig jaar over China
geheerscht had, deed hij afstand, enkel en alleen uit achting voor den geest van zijn
grootvader, dien hij niet in het getal van zijn regeeringsjaren wilde overtreffen!
Een gevolg van de vooroudersvereering is, dat reusachtige streken van China door
graven worden ingenomen. De Mongolenkeizer Kublai Ghan, die tegen het einde der 13e
eeuw regeerde, wekte groot misnoegen, toen hij beval de oude kerkhoven om te ploegen
en in akkers te veranderen, en deze heiligheid der kerkhoven is ook nog heden de
grootste hindernis bij het aanleggen van spoorwegen. De lijn moet om het geheiligde
kerkhof heen of op een brug er over heen gelegd worden. De keizer van China reist
alleen daarom naar Moekden om aan de graven van zijn voorouders te offeren; want hier
in Moekden liggen Khang-Hi en Khien-Lung begraven en hun dynastie, die der 136
Mandschoe-keizers, regeert nog in China.
Ja, het bijgeloof der Chineezen is groot. Als iemand koorts heeft en ijlt, dan gelooven
zijn bloedverwanten dat zijn ziel verdwaald is, en op de plaats waar hij het bewustzijn
verloor, draagt men zijn lichaam rond—om de verdwaalde ziel weer op het juiste spoor
te brengen! En ’s nachts klimt men op het dak en zwaait met een brandende lantaarn
opdat de arme ziel de weg naar huis weer terug vindt!
[Inhoud]
54. H M .
Het eerste, wat een Chineesche schooljongen leert, is, dat de hemel rond en
de aarde vierkant is en dat China in het midden der aarde ligt, en daarom
het „Rijk van het Midden” wordt genoemd. Alle andere landen liggen
rondom China en zijn vazalstaten! [223]
China is het oudste, volkrijkste en minst veranderde rijk der aarde. Toen
Ninevé en Babylon bloeiden, 2700 jaren geleden, bezat China reeds een
hooge beschaving, en gedurende vierduizend jaren is die hetzelfde
gebleven. Van Ninevé en Babylon zijn nog slechts puinhoopen over, maar
China toont nog geen levensmatheid. Werkelijk, Azië gelijkt op een groot
veld met graven, en ontelbare grafsteenen, uit lang vervlogen tijden;
verwoesting aanbrengende volksverhuizingen zijn er over heengegaan,
rassen en rijken hebben elkaar hier bestreden en afgelost. Maar China is
door de afgesloten ligging van land en de afschuw van het volk voor elke
aanraking met vreemdelingen, nog altijd hetzelfde als vroeger en de
afgodische vereering der voorouders en van alles wat lang in gebruik is
doet de nieuwe geslachten gelijken op de voorbijgegane.
Voor alle toekomende tijden kon de groote muur China toch niet
beschermen. In het jaar 1280 veroverde de vriend en weldoener van Marco
Polo, Kublai Chan, de kleinzoon van Dschingis Chan, het land. Hij was
eveneens een groot bouwkundige. Hij legde het Keizerkanaal aan, tusschen
Peking en Hangtschoe, ten Zuid-Westen van Shanghai, opdat de
rijstoogsten van zuidelijke provincies ook de noordelijke deelen des
[225]rijks ten goede zouden komen. Vroeger had men de rijst langs de
kusten in jonken vervoerd, en men had toen zeer veel van de Japansche
zeeroovers te lijden gehad; nu konden de jonken langs het nieuwe kanaal
zonder gevaar door het binnenland gaan. Het Keizerkanaal is 1350
kilometer lang, snijdt de Gele en de Blauwe rivier, en wordt tegenwoordig
nog gebruikt; het is een gedenkteeken van de honderdjarige heerschappij
der Mongolen.
Het Rijk van het Midden is daarom een gelukkig en in elk opzicht een door
de natuur gezegend land. In de bergen sluimeren onuitputtelijke
rijkdommen aan steenkolen en China bezit grootere steenkolenlagen dan
eenig ander land onzer aarde. Daardoor is zijn toekomst ook verzekerd en
China kan eenmaal Amerika in ontwikkeling inhalen.
Het is bekend, dat een land met sterk ingesneden kusten zich steeds over
een vroege, hooge ontwikkeling verheugt. Zoo was Griekenland in de
oudheid de geboorteplaats van wetenschap en kunst; en zoo beheerscht
Europa nu het overig deel der aarde. Want een volk, binnen zulke kusten,
komt vroeger en gemakkelijker dan andere in aanraking met z’n buren en
kan door zijn handelsverkeer zich hunne voortbrengselen en uitvindingen
ten nutte maken. Maar evenals in zoovele dingen, is China ook hierin een
uitzondering. De Chineezen hebben hun kusten nooit op zulk een wijze
benut, integendeel, zij hebben elk verkeer met vreemde volkeren
zorgvuldig vermeden. Daardoor is hun ontwikkeling, binnen eigen grenzen,