Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 3

Zaterdag

Schreef ik gister dat er zelden iets gebeurde dat de moeite van het schrijven waard was, vandaag
is er toch iets gebeurd. Rijdend met de merrie nabij het dorp, liep een meid voor mij uit langs de
weg. Gehuld in vaalbruine mantel liep zij in het spoor. Ik wilde haar juist roepen opzij te gaan
toen zij de berm instapte en naar mij opkeek. Haar gezicht was zo schoon van vorm, haar ogen
zo blauw als de hemel en heur haar onder de vuile kap van de mantel zo goudgeel als het stro op
het land. Zij keek mij slechts even aan voor zij haar ogen neersloeg zoals een horige betaamd.
Het lijkt me echter toe dat haar gezicht in mijn ogen gebrand is. Zij moet welhaast een heks zijn,
zo goed als ik nu, enige uren later, nog haar gezicht voor me kan zien.
Ik moet hierover schrijven, zo is mijn hart en hoofd vervuld van haar beeld. Ik wil meer weten
van haar bestaan. Ik zal nogmaals uit rijden gaan en afwachten of ik haar weerzie. Dan zal ik
haar aanspreken.

Maandag
Elke dag schrijven, welk een last heb ik gekregen! Ik kan slechts denken aan haar.
Vandaag ben ik weer diezelfde route gegaan als twee dagen terug. Ik heb haar echter niet
weergezien.
Ook gisteren vanuit de koets op weg naar de kerk heb ik slechts naar haar uitgezien. Vader vroeg
mij of ik niet goed was, omdat ik zo weinig sprak. Ik kon hem geen antwoord geven over wat mij
mankeerde, omdat ik het zelf niet begrijp. Het is te vreemd.
Wie is zij en waarom heeft ze mij in haar macht? Waarom kan ik haar ogen, haar gezicht en de
kleur van heur haar niet vergeten?

Donderdag
Vanmiddag toen ik uit rijden ging, dacht ik dat ik haar zag: een figuur in een bruine mantel liep
op het pad voor mij. Ik wilde de merrie aansporen, maar dorst dat niet aangezien Willem met zijn
ruin achter mij reed. Hij wilde beslist met mij mee, alhoewel lopen en zitten hem pijn doen.
Omdat zij vlot doorliep en onze paarden rustig stapten, volgden we de vrouw lange tijd. Mijn
ogen werden getrokken naar de vorm van het lichaam, de stap van de voeten. Ik kon echter niet
ontwaren of zij het was die ik in mijn dromen steeds naar mij zie opkijken.
Vlak voordat wij haar inhaalden stapte ze opzij in de berm en wierp een korte blik op mijn paard.
Ik zag een rimpelig gezicht, grijsbruine vuile haren en een vertrokken mond. Niets kon verder
afstaan van de engel die ik vorige week zag. Ik was verdrietig en kwam thuis met een
onaangenaam humeur. De stalknechts haastten zich om het mij in alles naar mijn zin te maken,
ook tegen Dort heb ik mij onhebbelijk gedragen. Alles omdat ik verwachtte haar weer te zien en
dat niet gebeurde.
Is zij waarlijk uit de hemel neergedaald? Met ander welk doel dan mij het leven moeilijker te
maken dan het reeds is? Om de dromen rond de dood van mijn moeder en de ziekte van mijn
broer af te wisselen met dromen van haar goddelijk voorkomen? Wat heeft de hemel met mij
voor, als zij een engel stuurt die mij slechts eenmaal beziet en dan in angst en onrust achterlaat?

Vrijdag
Vandaag had ik wederom les en mijn leraar vroeg mij naar mijn vorderingen. Ik heb hem verteld
dat ik vrijwel dagelijks schrijf, echter dat ik ook dagelijks wil rijden en het lezen ook niet wil
vergeten. Hij moedigde mij slechts aan en vroeg gelukkig niet naar hetgeen ik geschreven had.
Teruglezend schrijf ik de meeste dagen ik slechts over haar, wiens gezicht mij zo helder voor de
geest staat. Ik kan niet anders. Terwijl ik haar slechts eenmaal gezien heb!
Deze namiddag was mijn merrie met enkele staljongens naar de hoefsmid in het dorp. Ik kon
daarom niet uit rijden.
Toen ik een korte wandeling maakte over de muur, heb ik slechts het landschap afgespeurd naar
een glimp van haar. Er liepen mensen van en naar het dorp, er waren herders met kuddes schapen
en geiten en kinderen achter koppels ganzen. In geen van deze figuren kon ik echter haar
herkennen. Hoe zou ik dat ook kunnen? Haar gezicht, haar ogen en haar mond kan ik niet van
mijn geestesoog bannen, doch haar vorm, haar loop noch haar schoeisel heb ik maar een blik
waardig gegund. Hoe kan ik haar ooit terugvinden als zij niet nog eens zo naar mij opkijkt?

Zondag
Vanmorgen regende het. Ik kon niet naar buiten om te rijden of te wandelen. Dort was net
vertrokken toen een klop op mijn deur mij opschrikte. Toen de deur openging kreeg ik pas echt
een schrik: ZIJ kwam binnen met een mand vol brandhout. Ze droeg niet de bruine mantel
waarin ik haar de eerste keer zag, maar eenzelfde jurk als Dort. Ik herkende echter de lijn van
haar gezicht, het blauw van haar ogen en het goudgele van heur haar.
Opeens was zij heel dicht bij me, haar adem streelde mijn wang.
‘Mejuffrouw!’ Haar stem klonk geschrokken ‘Wat is er met u?’ Haar smalle hand raakte licht
mijn voorhoofd en wang aan.
Ik lag plots op de grond bij de haard, naast de stoel waaruit ik was opgestaan toen ik haar zag
binnentreden, kennelijk had ik een flauwte gehad.
Ik wist niets te zeggen en keek slechts naar haar helder blauwe ogen. Zo dichtbij was zij opeens,
ik raakte haar blonde haren aan, glad als zeewier voelde het onder mijn vingers. Toen ging ze
rechtstaan en strekte haar hand uit om mij overeind te helpen.
Ze legde blokken in de haard en stapelde de rest naast de schoorsteen. Met de lege mand aan
haar arm draaide ze zich naar de deur om te vertrekken. Ik werd angstig dat zij wederom zou
verdwijnen.
Ik vroeg haar nog even te blijven en mij gezelschap te houden. Ze was verbaasd, maar ze bleef.
Femke heet ze. Ze is nog maar kort in ons huis te werk. Ze komt vanuit een dorp een volle dag
gaans van hier en werkt in de keuken.
Femke heet ze en ze woont hier in huis. Ik kan haar dus zien wanneer ik wil. Al die keren dat ik
haar zocht, ik keek aan de verkeerde kant van de muur!

You might also like