Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 9

Vertaalrelevante tekstanalyse

(Zie Nord, Christiane [2005]. Text Analysis in Translation. Theory, Methodology, and Didactic
Application of a Model for Translation-Oriented Text Analysis. Amsterdam: Rodopi.)

Checklist

Christiane Nord heeft een checklist uitgewerkt. Deze lijst bevat vragen die kunnen helpen om de
vertaalrelevante tekstanalyse op een doelgerichte wijze in te richten.

Dit document vormt deels een weergave van die checklist en is deels een uitbreiding hierop. De
leesrichting: begin linksboven, eindig rechtsonder.

Let wel: de checklist is niet bedoeld om je in een keurslijf te plaatsen, maar om je te inspireren.
Scannen en skimmen, luidt het devies doorgaans. Al kan het ook nuttig zijn om een keer een (intra-
of extratekstuele) factor aandachtig door te nemen: soms merk je namelijk dat je niet goed weet
hoe bepaalde informatie kan helpen om in je analyse scherp te stellen. In die gevallen kan het lonen
om eens te kijken naar de vragen die onder het kopje van die bepaalde factor vermeld staan.

Doelfunctieanalyse Brontekstanalyse Functievergelijking


Extratekstuele factoren Extratekstuele factoren Vergelijking
extratekstuele factoren:
Auteur/Zender Auteur/Zender
Auteur/Zender
1. Wie is de zender van de 6. Wie is de auteur en/of
doeltekst? zender van de Dient er op basis van de
2. [Wat is de rol van de vertaler brontekst? vergelijking van
ten 7. Heeft de zender de auteur/zenderinformatie van
tekst zelf geschreven? doel- en brontekst rekening
overstaan van de zender? Is de Zo niet: Wie is de te worden gehouden met
vertaler onderworpen aan tekstproducent en vormelijke of inhoudelijke
instructies afkomstig van de hoe verhoudt deze verschuivingen? Zo ja, welke?
zender?] zich tot de zender? Is
de producent Intentie:
3. Welke informatie over de onderworpen aan
zender van de doeltekst is er instructies van de
Dient er op basis van de
bekend? Denk hierbij aan zender? Is de
vergelijking van de intenties
leeftijd, geografische producent een expert
van doel- en brontekstzender
herkomst, sociale achtergrond, in tekstproductie of
rekening te worden
opleidingsniveau, relatie tot iemand met
gehouden met vormelijke of
het onderwerp. vakinhoudelijke
inhoudelijke verschuivingen?
4. Is er nog relevante informatie expertise?
Zo ja, welke?
met betrekking tot de 8. Welke informatie over
situationele context die de zender is er
relevant is voor de bekend? Denk hierbij Doelpubliek
zenderanalyse? Denk hierbij aan leeftijd,
aan medium, tijd, plaats, geografische Dient er op basis van de
aanleiding, motief, functie. herkomst, sociale vergelijking van het
5. Welke conclusie kunnen er achtergrond, doelpubliek van de doeltekst
opleidingsniveau, en de brontekst rekening te
relatie tot het
onderwerp.
9. Is er nog relevante
informatie met
betrekking tot de
situationele context
over de zender worden
die relevant is voor de worden gehouden met
getrokken? Betrek hierbij
zenderanalyse? Denk vormelijke of inhoudelijke
(indien mogelijk)
hierbij aan medium, verschuivingen? Zo ja, welke?
extratekstuele en
tijd, plaats, Denk hierbij aan
intratekstuele factoren van de
aanleiding, motief, verschuivingen die ook
prospectieve tekst.
stroming, functie. verband houden met
10. Welke conclusie tekstfunctie, tekstsoort en
Intentie kunnen er over de tekstgenre.
zender worden
getrokken? Betrek
hierbij (indien
mogelijk)

1. Kan uit de vertaalopdracht Intentie Medium


een intentie van de
doeltekstzender worden extratekstuele en intratekstuele Dient er op basis van de
afgeleid? Wat wil de zender factoren. vergelijking van de media
met de doeltekst bereiken? van de doeltekst en de
Is er mogelijk sprake van 5. Zijn er statements van de brontekst rekening te
meerdere intenties? Is er auteur/zender met worden gehouden met
een hiërarchie aan te betrekking tot diens vormelijke of inhoudelijke
brengen in de intenties? intentie? Wat wil de verschuivingen? Zo ja,
2. Welke intenties kunnen er auteur/zender met de tekst welke? Denk hierbij aan
op grond van conventies bereiken? Heeft de auteur verschuivingen die ook
worden verbonden? Welke meerdere intenties? Is er verband houden met
intenties worden met de een hiërarchie aan te wijze van publicatie,
tekstsoort/het tekstgenre brengen in de intenties? publicatiekanaal,
van de doeltekst 6. Welke intenties kunnen er tekstsoort en tekstgenre.
geassocieerd? op grond van conventies
3. Kan er informatie met worden verbonden? Welke Plaats
betrekking tot intentie uit intenties worden met de
andere situationele factoren tekstsoort/het tekstgenre Dient er op basis van de
van de doeltekst worden geassocieerd? vergelijking van de plaats
afgeleid? Denk hierbij aan 7. Welke hints met betrekking van de doeltekst en van
zender, beoogd doelpubliek, tot intentie kunnen uit de brontekst rekening te
medium, tijd, plaats, andere situationele factoren worden gehouden met
aanleiding van de worden afgeleid? Denk vormelijke of inhoudelijke
tekstproductie/-publicatie, hierbij aan zender, verschuivingen? Zo ja,
motief. doelpubliek, medium, tijd, welke?
4. Welke conclusies kunnen er plaats, aanleiding van de
met betrekking tot de tekstproductie/- publicatie, Tijd
intentie van de motief.
doeltekstzender worden 8. Welke conclusies kunnen er Dient er op basis van de
getrokken? Betrek hierbij over de intentie van de vergelijking van de tijd
(indien mogelijk) zender worden getrokken? van de doeltekst en van
extratekstuele en Betrek hierbij (indien de brontekst rekening te
intratekstuele factoren van mogelijk) extratekstuele en worden gehouden met
de prospectieve tekst. intratekstuele factoren. vormelijke of inhoudelijke
verschuivingen? Zo ja,
welke?
Doelpubliek
Doelpubliek
1. Welke informatie over het
doelpubliek kan er uit de 7. Welke informatie over het
opdracht worden afgeleid? doelpubliek kan er uit de
2. Wat kan er over het tekstomgeving worden
beoogde doelpubliek van de afgeleid? Biedt titel,
doeltekst worden gezegd in ondertitel of tussentitel een
relatie tot de intentie van de indicatie met betrekking tot
zender? het aangesproken publiek? Motief
3. Wat is het beoogde effect 8. Wat kan er over het
van de doeltekst? doelpubliek van de
Dient er op basis van de
4. Welke verwachtingen brontekst worden gezegd in
vergelijking van de
spreken er uit de relatie tot de
motieven van de
situationele context van de auteursintentie?
doeltekst en de brontekst
doeltekst? Denk hierbij: 9. Wat was het beoogde effect
rekening te worden
medium, tijd, plaats, van de brontekst?
gehouden met vormelijke
aanleiding van de 10. Welke verwachtingen
of inhoudelijke
tekstproductie/-publicatie, spreken er uit de
verschuivingen? Zo ja,
motief, situationele context van de
welke?
tekstsoort/tekstgenre, brontekst? Denk hierbij:
stroming. medium, tijd, plaats,
Functie
5. Is er relevante informatie aanleiding van de
over de reacties van het tekstproductie/-publicatie,
doelpubliek van de motief, Dient er op basis van de
doeltekst? Denk aan reacties tekstsoort/tekstgenre, vergelijking van de
op teksten van vergelijkbare stroming. functies van de doeltekst
aard, al bestaande reacties 11. Is er relevante informatie en de brontekst rekening
op de brontekst in de over de reacties van het te worden gehouden met
doelcultuur of eerdere doelpubliek van de vormelijke of inhoudelijke
vertalingen van dezelfde brontekst? verschuivingen? Zo ja,
brontekst. 12. Welke conclusies kunnen welke?
6. Welke conclusies kunnen met betrekking tot het
met betrekking tot het doelpubliek van de
doelpubliek van de brontekst brontekst worden
worden getrokken? Betrek getrokken? Betrek hierbij
hierbij (indien mogelijk) (indien mogelijk)
extratekstuele en extratekstuele en
intratekstuele factoren van intratekstuele factoren.
de prospectieve tekst.

Medium of kanaal Medium of kanaal


Plaats
Plaats
1. Wordt de doeltekst een gesproken of een
geschreven tekst? Vormt de doeltekst een 4. Is de brontekst een gesproken of een
mengvorm van de twee? Via welk medium geschreven tekst? Vormt de brontekst
zal de tekst worden verspreid? Is er een mengvorm? Via welk medium is de
extratekstuele informatie over het tekst publiek geworden? Is er
medium beschikbaar? extratekstuele informatie over het
2. Bevat de situationele context informatie medium beschikbaar?
over het medium? Denk hierbij aan 5. Bevat de situationele context informatie
zender, intentie, doelpubliek, tijd, plaats, over het medium? Denk hierbij aan
aanleiding van de tekstproductie/- zender, intentie, doelpubliek, tijd,
publicatie, motief, stroming, functie. plaats, aanleiding van de
3. Welke conclusies kunnen met betrekking tekstproductie/- publicatie, motief,
tot het medium kunnen worden stroming, functie
getrokken? Betrek hierbij (indien mogelijk) 6. Welke conclusies kunnen met
extratekstuele en intratekstuele factoren. betrekking tot het medium kunnen
worden getrokken? Betrek hierbij
1. Waar wordt de doeltekst geproduceerd? (indien mogelijk) extratekstuele en
Waar zal de tekst worden gepubliceerd? intratekstuele factoren.
Kan er uit de tekstomgeving informatie
over de plaats worden afgeleid? Wordt er 4. Waar is de brontekst geproduceerd? Waar is
kennis van de plaats verondersteld bij het de tekst gepubliceerd? Kan er uit de
doelpubliek? tekstomgeving informatie over de plaats
2. Bevat de situationele context informatie worden afgeleid? Wordt er kennis van de plaats
over de plaats? Denk verondersteld bij het doelpubliek?

Tijd Tijd

hierbij aan zender, intentie, doelpubliek, tijd, 5. Bevat de situationele context informatie
medium, aanleiding van de tekstproductie/- over de plaats? Denk hierbij aan zender,
publicatie, motief, stroming, functie. intentie, doelpubliek, tijd, medium,
aanleiding van de tekstproductie/-
3. Welke conclusies kunnen met betrekking tot het publicatie, motief.
medium kunnen worden getrokken? Betrek hierbij 6. Welke conclusies kunnen met
(indien mogelijk) extratekstuele en intratekstuele betrekking tot het medium kunnen
factoren van de prospectieve tekst. worden getrokken? Betrek hierbij
(indien mogelijk) extratekstuele en
1. Wanneer wordt de doeltekst geschreven? intratekstuele factoren.
Wanneer wordt de tekst gepubliceerd?
Kan er uit de tekstomgeving informatie ‘
over de tijd worden afgeleid? Wordt er
specifieke kennis van de tijd verondersteld 4. Wanneer is de brontekst geschreven?
bij het doelpubliek? Waar is de tekst gepubliceerd? Kan er
2. Bevat de situationele context informatie uit de tekstomgeving informatie over de
over de tijd? Denk hierbij aan zender, tijd worden afgeleid? Wordt er kennis
intentie, doelpubliek, plaats, medium, van de tijd verondersteld bij het
aanleiding van de tekstproductie/- doelpubliek?
publicatie, motief, stroming, functie. 5. Bevat de situationele context informatie
over de tijd? Denk hierbij aan zender,
intentie, doelpubliek, plaats, medium,
aanleiding van de tekstproductie/-
3. Welke conclusies kunnen met betrekking
publicatie, motief.
tot de tijd kunnen worden getrokken?
6. Welke conclusies kunnen met
Betrek hierbij (indien mogelijk)
betrekking tot de tijd kunnen worden
extratekstuele en intratekstuele factoren
getrokken? Betrek hierbij (indien
van de prospectieve tekst.
mogelijk) extratekstuele en
intratekstuele factoren.

Aanleiding/Motief

1. Waarom wordt de doeltekst


Aanleiding/Motief
geschreven? Waarom wordt de tekst
gepubliceerd? Wordt verondersteld dat
5. Waarom werd de brontekst geschreven?
het doelpubliek van de doeltekst
Waarom werd de tekst gepubliceerd?
vertrouwd is met dit motief?
Wordt verondersteld dat het doelpubliek
2. Blijkt uit de opdracht dat de doeltekst
van de brontekst vertrouwd is met dit
voor een speciale gelegenheid wordt
motief?
geschreven? Zo niet, blijkt dit uit iets
6. Is de tekst voor een speciale gelegenheid
anders?
geschreven? Waaruit blijkt dat?
3. Bevat de situationele context
7. Bevat de situationele context informatie
informatie over het motief van de
over het motief van de brontekst? Denk
doeltekst? Denk hierbij aan zender,
hierbij aan zender, intentie, doelpubliek,
intentie, doelpubliek, plaats, tijd,
plaats, tijd, medium.
medium.
8. Welke conclusies kunnen met betrekking
4. Welke conclusies kunnen met
tot de aanleiding of het motief kunnen
betrekking tot de aanleiding of het
worden getrokken? Betrek hierbij (indien
motief kunnen worden getrokken?
mogelijk) extratekstuele en intratekstuele
Betrek hierbij (indien mogelijk)
factoren.
extratekstuele en intratekstuele
factoren van de prospectieve tekst
Functie
Functie
De antwoorden op bovenstaande vragen zijn niet
áltijd relevant. Relevante antwoorden geven al wel
De antwoorden op bovenstaande vragen zijn
een goed beeld van de functie van de tekst.
niet áltijd relevant. De relevante antwoorden
geven al wel een goed beeld van de functie van
4. Welke functie wordt door de zender
de tekst.
nagestreefd? Denk aan de driedeling: informatief,
expressief, appellatief. Denk
1. Welke functie wordt door de zender van de
doeltekst nagestreefd? Denk aan de driedeling:
informatief, expressief,
appellatief. Denk ook aan de subfuncties ook aan de subfuncties die door Jakobson

die door Jakobson zijn beschreven. zijn beschreven.

2. Zijn er in de prospectieve 5. Zijn er in de tekstomgeving elementen aan


tekstomgeving
te wijzen die iets zeggen over de functie
elementen aan te wijzen die iets van de tekst? Denk hierbij aan:
tekstsoort/tekstgenre, de titel,
aanspreekvormen etc.
zeggen over de functie van de
doeltekst? Denk hierbij vooral aan de
6. Bevat de situationele context informatie
tekstsoort/het tekstgenre.
over de functie? Denk hierbij aan zender,
intentie, doelpubliek, plaats, tijd, medium,
3. Bevat de situationele context
aanleiding van de tekst, motief.
informatie over de functie? Denk
7. Zijn er aanwijzingen dat de ontvanger van
hierbij aan zender, intentie,
de tekst een andere dan de geïntendeerde
doelpubliek, plaats, tijd, medium,
functie heeft? Is er een verschil tussen
aanleiding van de tekst, motief.
geïntendeerd effect en effect op de
ontvanger merkbaar?

(Intratekstuele factoren) Intratekstuele factoren (Vergelijking intratekstuele


factoren)
Intratekstuele factoren Onderwerp
kunnen niet worden afgeleid Intratekstuele factoren worden
uit de tekst, want die is er nog 1. Vormt de brontekst een eigenlijk vergeleken in de
niet. Wel kunnen de opdracht thematisch probleemanalyse.
en de communicatieve samenhangende tekst?
situatie van de doeltekst de Bestaat hij uit meerdere Daarbij wordt er gekeken naar
vertaler al attenderen op teksten? Is er een terugkerende vertaalproblemen.
wensen/eisen of regels met samenhang tussen de Die problemen worden in de regel
betrekking tot de vertaling. teksten? veroorzaakt door: 1) een verschil
2. Wat is het onderwerp van in communicatieve situaties, 2)
Onderwerp de brontekst en van zijn een verschil in normen en
onderdelen? conventies, 3) structurele of
1. Kan uit de opdracht 3. Komt het onderwerp dat lexicale verschillen tussen talen, 4)
worden afgeleid wat uit tekstinterne analyse specifieke eigenschappen van de
het onderwerp en de naar voren komt overeen brontekst.
onderdelen van de met de verwachtingen die
doeltekst dienen te in de externe Om een samenhangende aanpak
zijn? Denk hierbij aan tekstanalyse werden te bevorderen, wordt aangeraden
een deelvertaling of geëxpliciteerd? Denk 1) de terugkerende problemen te
samenvatting. hierbij aan de ordenen, 2) de aard van de
2. Is het onderwerp geschiktheid van de problemen te benoemen, 3) op
waar in de opdracht tekstsoort/het basis van mogelijke oplossingen
aan wordt tekstgenre. een gewenste vertaling af te
gerefereerd gebonden 4. Wordt het onderwerp in leiden; 4) de gewenste oplossing
aan een specifieke een statement bekend te motiveren.
culturele context? gemaakt? Valt er uit de
3. Is het onderwerp tekstomgeving informatie Hanteer de volgorde die staat
waar in de opdracht af te leiden over het aangegeven. Bespreek op
aan wordt onderwerp? Denk hierbij systematische wijze:
gerefereerd gebonden aan de titel, ondertitel,
aan een specifieke andere mededelingen.
tekstconventies? 5. Is het onderwerp
gebonden aan een
specifieke culturele
context?
Inhoud
6. Zijn er specifieke
1. Bevat de opdracht conventies in de brontaal
instructies met de met betrekking tot het
wijze waarop de behandelde onderwerp?
doeltekst inhoudelijk
dient te worden
Inhoud
opgebouwd?
2. Wordt er een
1. Hoe is de inhoud in de
doeltekst met interne
tekst verdeeld? Hoe is de
coherentie en cohesie
tekst inhoudelijk
verwacht? Denk
opgebouwd? Is de tekst
hierbij aan ‘gist
coherent?
translation’.
2. Kan de tekst worden
3. Kan uit de opdracht
opgedeeld in inhoudelijke
worden afgeleid dat
delen?
de doeltekst
inhoudelijke delen
dient te

bevatten? Denk hierbij aan 3. Bevat de tekst hiaten als 1. Pragmatische


een het aankomt op vertaalproblemen
inhoudelijke coherentie? 2. Conventiegebonden
samenvattende vertaling. Is de samenhang talig vertaalproblemen
4. Kan uit de opdracht worden gewaarborgd (cohesie)? 3. Talenpaargebonden
afgeleid of 4. Hoe verhoudt de inhoud vertaalproblemen
zich tot andere 4. Tekstspecifieke
connotatieve lading van structuurelementen van vertaalproblemen
belang is? Denk hierbij aan de tekst, zoals stijl,
een doeltekst met een compositie en
retorisch of literair karakter. vooronderstellingen?
5. Kent de tekst inhoud die
Vooronderstellingen connotatief geladen is?

1. Kan uit de opdracht worden Vooronderstellingen


opgemaakt of er mag worden
uitgegaan van specifieke 1. Is er kennis die impliciet
voorkennis bij de lezer? of expliciet wordt
verondersteld bij de lezer
Tekstcompositie aanwezig te zijn? Waaruit
blijkt dit? Denk hierbij aan
1. Blijkt uit de opdracht woordkeus of de opbouw
dat de doeltekst een van de tekst?
eenheid op zich vormt 2. Bevat de tekst overbodige
of dat hij een informatie (herhaling,
onderdeel van een verwijzingen, parafrases,
groter geheel is? samenvattingen)?
2. Bevat de opdracht of
de communicatieve Tekstcompositie
situatie impliciete of
expliciete informatie
1. Vormt de brontekst een
met betrekking tot de
eenheid op zich of is hij
macrostructuur van
onderdeel van een groter
de prospectieve
geheel?
tekst? Hoe dient de
2. Wordt de macrostructuur
tekst te worden
van de brontekst
ingedeeld? Welke
gekenmerkt door non-
non-verbale tekens
verbale tekens? Hoe is de
dienen er te worden
tekst ingedeeld?
gebruikt?
3. Past de indeling van de
3. Past de verwachte
tekst bij de tekstsoort/het
indeling bij de
tekstgenre? Zo niet: in
tekstsoort/het
welke zin wijkt de
tekstgenre van de
indeling af?
doeltekst?
4. Hoe wordt het thema in
de tekst uitgewerkt?
Non-verbale elementen
Non-verbale elementen
1. Welke non-verbale
informatie wordt er in de
1. Welke non-verbale elementen
doeltekst opgenomen? Denk
bevat de brontekst?
hierbij aan
auditief of visueel materiaal uit de brontekst of 2. Welke functie vervullen die
auditief of visueel materiaal dat is voorzien door de elementen binnen de tekst?
opdrachtgever/zender. 3. Vormen de non-verbale elementen
kenmerken van de betreffende
2. Welke functie zullen die elementen binnen tekstsoort/het tekstgenre?
de tekst vervullen? 4. Zijn non-verbale elementen typerend
3. Zijn de non-verbale elementen kenmerkend voor het medium/kanaal?
voor tekstsoort/tekstgenre? 5. Passen de non-verbale elementen
4. Zijn de non-verbale elementen kenmerkend binnen de brontekstcultuur?
voor het medium/kanaal?
5. Passen de non-verbale elementen binnen de Lexis
doelcultuur?
1. In welke zin komen de extratekstuele
Lexis factoren tot uiting in de woordkeus?
Denk hierbij aan: dialecten,
1. Kan uit de opdracht relevante informatie met sociolecten, historische taalvarianten,
betrekking tot woordkeus in de doeltekst register, terminologie en fraseologie.
worden afgeleid? Denk hierbij aan: dialecten, 2. Zijn er lexicale eigenschappen die
sociolecten, historische taalvarianten, wijzen op een bepaalde houding van
register, terminologie en fraseologie. de zender? Op welke wijze is het
2. Dient er rekening te worden gehouden met lexicon met stijlregister verbonden?
lexicale eigenschappen die wijzen op een Denk hierbij aan: stilistische
houding bij de zender van de doeltekst. Denk markering, connotatief
hierbij aan: stilistische markering, connotatief woordgebruik, tropen en metaforen,
woordgebruik, tropen en metaforen, woordspelletjes.
woordspelletjes. 3. Wordt de tekst gekenmerkt door
3. Kan er uit de opdracht informatie worden bijzondere woordvormen? Denk
afgeleid met betrekking tot de omgang met hierbij aan: nominalisering,
samenstellingen, voorzetsels,
idiomatische uitdrukkingen,
bijzondere woordvormen uit de brontekst?
collocaties.
Denk hierbij aan: lexicale eigenschappen van
4. Kan er op basis van lexis een
de brontaal of van de tekstsoort/het
uitspraak worden gedaan over het
stijlniveau van de brontekst?

Zinsstructuur

6. Wat kan je zeggen over de zinslengte


tekstgenre (nominalisering, samenstellingen, in de tekst? Zijn zingen lang, kort,
voorzetsels, idiomatische uitdrukkingen, collocaties). normaal, sterk afwisselend qua
lengte?
4. Kan uit de opdracht worden afgeleid welke stijl er 7. Wat voor zinsverbanden tref je aan?
in de doeltekst dient te worden gehanteerd? Denk hierbij aan: enkelvoudige,
samengestelde zinnen; onder- en
Zinsstructuur nevengeschikte verbanden.
8. Welk zinstype is dominant in de
1. Kan er uit de opdracht informatie worden tekst?
afgeleid met betrekking tot de zinslengte van 9. Zijn de zinsdelen normaal geordend?
de doeltekst? 10. Correspondeert de zinsbouw met de
2. Kan er uit de opdracht informatie worden
afgeleid met betrekking tot de zinsverbanden standaardthema-rhemastructuur?
van de doeltekst? Dat wil zeggen: wordt in de zinnen
3. Dienen de zinsdelen normaal te worden eerst benoemd wat bekend is en
geordend? vervolgens nieuwe informatie
4. Kan er uit de opdracht informatie worden geïntroduceerd?
afgeleid met betrekking tot de omgang met
syntactische stijlfiguren? Denk hierbij aan: 11. Zorgt de zinsbouw voor een zeker
parallellisme, chiasme, retorische vraag, reliëf? Hoe verhoudt de zinsbouw
parentheses, ellipsis, aposiopese, zeugma. Zo zich tot tekstonderdelen of -inhoud?
ja: welke functie worden ze geacht te 12. Bevat de tekst syntactische
vervullen binnen de doeltekst? stijlfiguren? Denk hierbij aan:
5. Kan uit de opdracht worden afgeleid of parallellisme, chiasme, retorische
zinsstructuren aan de behoeften van de lezer vraag, parentheses, ellipsis,
dienen te worden aangepast? aposiopese, zeugma. Zo ja: welke
functie vervullen ze binnen de tekst?
13. Zijn zinsstructuren aangepast ten
behoeve van de lezer?

Excursus

Bij bepaalde opdrachten wil de technologie een flinke stempel op de vertaling drukken.
Houd rekening met de invloed van technologie op je opdracht (bijvoorbeeld bij post-
editing, lokalisatie of ondertiteling).

You might also like