Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

Maatschappijleer begrippenlijst H1 - H7

H1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat


Totalitaire staat = Een manier van regeren waarbij de staat het leven van de mensen van
een land volledig beheerst.
Politiestaat = Een staat waar de sociale, economische en politieke macht door de leiders
gehandhaafd wordt met behulp van (geheime) politie
Rechtsstaat = een staat waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen
machtsmisbruik en willekeur van de overheid
Democratische rechtsstaat = een staat waarin de macht door of namens het volk wordt
uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten worden
beschermd
Sociale rechtsstaat = er zijn allerlei wetten en voorzieningen om de welvaart en het welzijn
van de burgers te bevorderen
Vertrouwen en wederkerigheid = burgers houden zich aan de wet in de hoop dat de rest
van de bevolking dat ook doet, dus 'voor wat hoort wat'
Rechtszekerheid = Je kunt erop rekenen dat iedereen zich aan de wet houdt en dat je
rechten gerespecteerd zullen worden.
Verlichting = Periode waarin geloof en traditie plaatsmaken voor logische en verstandelijke
redeneringen. Verlichte burgers waren kritisch over kerk, bestuur en samenleving en wilden
deze verbeteren.
Willekeur = vrije, toevallige keuze iemand naar willekeur behandelen (iemand zo
behandelen zoals je dat op het moment toevallig uitkomt, ook als dat niet eerlijk is)
Rede = 'denkvermogen, oordeel', 'redelijkheid, billijkheid', 'het of iemands spreken', 'manier
van spreken' of 'toespraak, redevoering'.
Sociaal contract = tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen
leven.
Geweldsmonopolie = Een situatie waarin slechts de staat geweld mag gebruiken en mensen
mag arresteren, opsluiten en eventueel fysiek straffen.
Beginsel van grondrechten = alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren en moeten zo
ook kunnen samenleven
Soevereiniteits- en democratiebeginsel = de mensen sluiten gezamenlijk een
vredesakkoord, het sociaal contract
Legaliteitsbeginsel = iemands vrijheid kan alleen ingeperkt worden als de rechtmatigheid
van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement zijn aangenomen
Beginsel van de trias politica = De macht van de staat wordt beperkt door driedeling
staatsmacht
Onafhankelijkheidsverklaring = Een document waarin de soevereiniteit van een gebiedsdeel van
een land opgeëist wordt door een politieke organisatie of groepering in dat gebiedsdeel, oftewel zich
'onafhankelijk verklaart'.
Bill of Rights = De naam van de eerste tien amendementen van de grondwet van de
Verenigde Staten.
Amerikaanse constitutie = De Onafhankelijkheidsverklaring, de grondwet en de Bill of Rights
vormen samen de Amerikaanse constitutie. (1776)
Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger = de nieuwe samenleving, waarbij
mensen recht van alles hadden. (1791)
Verlichte dictatuur = dictatuur waarin de machthebber in zekere mate rekening houdt met
de bevolking
H2 Grondwet en grondrechten
Preambule = Een inleidende tekst in het contract waarin de achtergrond, context en doel
wordt geschetst waarin de partijen de overeenkomst willen bereiken.
Staatsregeling van de Bataafse Republiek = De voorloper van de grondwet. Hierin werd
bepaald dat iedere burger gelijk is voor de wet en onschendbare rechten heeft.
Constitutionele monarchie = koninkrijk waarin de koning is gebonden aan een grondwet
Censuskiesrecht = systeem waarbij alleen mensen die een bepaald bedrag aan belastingen
betalen, mogen stemmen
Nachtwakersstaat = een staat die zich voornamelijk inzet voor bewaking van de veiligheid
van de burgers en de noodzakelijke voorwaarden realiseert voor economische groei
Klassenstrijd = Strijd tussen verschillende klassen in een maatschappij die tegenstelde
belangen hebben op politiek of economisch gebied.
Klassieke grondrechten = vrijheidsrechten die burgers beschermen tegen de overheid
Recht op gelijke behandeling = (artikel 1 van de grondwet / GW) Niemand die zich in
Nederland bevindt mag gediscrimineerd worden
Persoonlijke vrijheid = Het recht om je eigen keuzes te maken en te beslissen over je eigen
leven
Onaantastbaarheid van het lichaam = het recht om niet ongewenst lichamelijk aangeraakt
te worden. Iedereen mag zelf bepalen wat er met zijn of haar lichaam gebeurt, of medische
handelen worden verricht en of voorgeschreven medicijnen worden ingenomen .
Politieke vrijheid = algemene kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van drukpers
en het recht om verenigingen op te richten, vergaderingen te organiseren en betogingen te
houden
Vrijheid van godsdienst = Recht om een godsdienst vrij te kiezen en te belijden
Vrijheid van drukpers = De vrijheid te mogen delen wat je wilt zonder dat daar toestemming
van de overheid voor nodig is.
Sociale grondrechten = Grondrechten waarbij de overheid een zorgplicht heeft op het
gebied van onderwijs, bestaanszekerheid, huisvesting en volksgezondheid.
Absolute gelding = grondrechten hebben geen absolute gelding, in elk geval kan er anders
naar de situatie gekeken worden.
Verticale werking = grondrechten kunnen door burgers worden uitgeoefend tegenover de
staat.
Horizontale werking = Burgers kunnen zich tegenover elkaar op hun grondrechten beroepen
H3 Legaliteitsbeginsel
Heerschappij van de wet = Niet de willekeur van de staat, maar de wet bepaalt hoe burgers
behandeld worden.
Rechtsorde = het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen en de manier waarop het
recht is georganiseerd
Delegeren = het overdragen van bevoegdheden, inclusief de verantwoordelijkheid.
Kaderwetten = Wetten die alleen hoofdlijnen aangeven en door bijvoorbeeld de gemeente
zelf verder kunnen worden ingevuld.
Algemene Wet Bestuursrecht = In deze wet staat dat wetgeving aan beginselen van
behoorlijk bestuur moet voldoen.
Privatisering = proces waarbij steeds meer overheidsdiensten in private (particuliere)
handen overgaan
Deregulering = De overheid bemoeit zich zo min mogelijk met de economie en maakt de
regels en procedures zo simpel mogelijk.
Marktwerking = aanbieders van producten concurreren met elkaar om de gunst van de
consumenten
Privaatrecht = regelt de betrekkingen tussen burgers onderling
Publiekrecht = regelt de inrichting van de staat en de relatie tussen burgers en overheid
Horizontale relaties = Verhoudingen tussen burgers onderling.
Verticale relaties = Verhoudingen tussen burgers en overheid.
H4 Trias politica: scheiding en evenwicht van machten
Trias politica = Politiek systeem, bedacht door de filosoof Montesquieu, waarin drie
machten worden onderscheiden: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende
macht. De drie machten moeten gescheiden blijven.
Checks and balances = een ingesleten manier om aan te duiden dat rond de macht en de
besluitvormingsprocedures van een systeem of organisatie een voldoende mate van
functieverdeling en controle moet bestaan.
Wetgevende macht = een grootheid uit het staatsrecht. Deze staatsmacht bepaalt de inhoud
van de wetten in een land. De wetgevende macht in een land maakt de wet. De wet bestaat
uit regels waar iedereen zich in dit land aan dient te houden.
Parlement = De volksvertegenwoordiging in een democratie noemt men een 'parlement'. In
Nederland heet het parlement de Staten-Generaal. De Staten-Generaal bestaat uit twee
kamers: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Uitvoerende macht = De uitvoerende macht bestaat uit de regering. De regering geeft
namelijk leiding aan de ministeries en hun ambtenaren, die zich bezighouden met de
uitvoering van wetten. De uitvoerende macht moet rekening houden met de
wetgevende macht. De uitvoerende macht mag alleen zaken uitvoeren die in de wet staan.
Ministers = Een minister is een persoon die deelneemt aan de regering van een land en
tevens politiek verantwoordelijk is voor een beleidsterrein van dat land. ... In de loop van de
eeuwen verwierven de ministers langzamerhand meer uitvoerende macht, en zo verkreeg
het begrip zijn huidige betekenis.
De vierde macht = De vierde macht is een term die gebruikt wordt om machten aan te
duiden die buiten de traditionele trias politica vallen, met name de pers (media).
Parlementaire enquêtecommissie = Een parlementaire enquête is in Nederland een middel
dat de Eerste en Tweede Kamer kunnen gebruiken om informatie over een bepaald
onderwerp te verkrijgen.
cretionaire bevoegdheid = de bevoegdheid om in sommige gevallen zelfstandig beslissingen
te nemen over hoe een wet wordt toegepast.
Rechterlijke macht = De rechterlijke macht in Nederland bestaat uit de rechters en het
Openbaar Ministerie, beoordeelt of wetten goed worden nageleefd en doet uitspraak in
conflicten.
Rassen- of klassenjustitie = Wanneer het gebeurt dat een rechter zich laat leiden door
vooroordelen over ras of over sociale afkomst. Van klassenjustitie is sprake wanneer meer
vermogenden of beter opgeleiden door wetgeving, behandeling of rechterlijke uitspraken
bevoorrecht worden ten opzichte van anderen.
Interne controle = de rechterlijke macht voert zijn controlerende tegenmacht uit door
rechtsbescherming te bieden aan burgers die in conflict komen met elkaar of de overheid.
Rechtsbescherming = Burgers worden beschermd tegen een te grote overheidsmacht en
tegen willekeur door de overheid
Hoge Raad = hoogste rechter in civiele zaken, strafzaken en belastingzaken. Dat betekent
dat de Hoge Raad beoordeelt of een lagere rechter (rechtbank/gerechtshof) bij een
uitspraak het recht juist heeft toegepast en of de procedure op de juiste wijze is gevolgd.
Jurisprudentie = een rechtsbron die niet in de wet is terug te vinden en behoort tot de
ongeschreven rechtsbronnen. Een rechter gaat na wat rechters eerder in eenzelfde soort
zaak besloten hebben. Een eerdere rechterlijke uitspraak kan op die manier als voorbeeld
dienen.
H6 Strafrecht: opsporing en vervolging
Onschuldvermoeden = De verdachten is onschuldig totdat het tegendeel bewezen is.
Strafprocesrecht = Rechtsgebied dat de regels voor politie en justitie tijdens de
strafvervolging bevat.
Strafbaarheidsbeginsel = je kunt niet veroordeeld worden voor iets wat volgens de wet niet
strafbaar is.
Ne bis in idem- regel = Na een uitspraak van de rechter kan iemand in principe nooit een
tweede keer voor hetzelfde feit worden vervolgd.
Maximumstraf = er is wettelijk vastgesteld wat de maximumstraf is die de rechter mag
opleggen
Verjaring = Iemand kan na een bepaald aantal jaar niet meer vervolgd worden voor een
misdrijf. Voor ernstige misdrijven geldt dit niet.
Misdrijven = Misdrijven zijn ernstige vergrijpen. In de wet staat omschreven welk strafbaar
feit een overtreding is en welk strafbaar feit een misdrijf oplevert.
Overtredingen = Overtredingen zijn kleinere vergrijpen, lichte strafbare feiten. Daarover
beslist vaak de kantonrechter of de politierechter.
Openbaar Ministerie = Het Openbaar Ministerie is de enige instantie in Nederland die
verdachten voor de strafrechter kan brengen. Wanneer iemand wordt verdacht van het
plegen van een strafbaar feit, krijgt hij of zij met het Openbaar Ministerie te maken. Het OM
zorgt ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd.
Proces-verbaal = verslag van een wetsovertreding, opgetekend door een politieambtenaar.
Dwangmiddelen = middelen die bij een strafrechtelijk onderzoek kunnen worden gebruikt
tegen de wil van de verdachte. Voorbeelden: voorlopige hechtenis, telefoontaps,
huiszoeking of het in beslag nemen van spullen.
Voorarrest = De periode die iemand in een politiecel of in het huis van bewaring zit voordat
de rechter uitspraak in de zaak doet.
Transactie = (een schikking), waarbij iemand akkoord gaat met een geldboete/ taakstraf.
Strafbeschikking = het Openbaar Ministerie kan voor veel voorkomende strafbare feiten zelf
een straf opleggen, dat gebeurt door het opleggen van een strafbeschikking. Hiermee kan
het OM verschillende soorten straffen opleggen, zoals een geldboete, een taakstraf of een
schadevergoeding.
Seponeren = een besluit van het Openbaar Ministerie om een verdachte niet te vervolgen
voor een strafbaar feit.
Vervolgingsmonopolie = het Openbaar Ministerie heeft als enige de bevoegdheid om een
verdachte te vervolgen.
Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden = geeft de politie onder bepaalde voorwaarden
extra bevoegdheden om de georganiseerde misdaad beter te bestrijden.
Wetsvoorstel Computercriminaliteit III = geeft agenten onder bepaalde voorwaarden de
bevoegdheid om te hacken, zodat ze verdachten via de eigen webcam en microfoon in de
gaten kunnen houden.
Wet opsporing terroristische misdrijven = Geeft de politie extra bevoegdheden, omdat
Nederland een mogelijk doelwit van terroristische aanslagen is.
Wet afgeschermde getuigen = de Algemene inlichtingen en veiligheidsdiensten (AIVD)
kunnen anonieme getuigenverklaringen gebruiken in rechtszaken tegen
terrorismeverdachten.
Nationale terroristenlijst = Lijst van mogelijke terroristen op basis van informatie van
opsporingsdiensten.
H7 Strafrecht: berechting
Dagvaarding = brief waarin staat wanneer en waarvoor iemand voor de rechter moet
verschijnen.
Tenlastelegging = opsomming van de strafbare feiten waarvan de verdachte wordt
beschuldigd, ook wel aanklacht genoemd.
Terechtzitting = Gedurende de terechtzitting wordt een strafzaak inhoudelijk behandeld en
worden beide partijen in staat gesteld de zaak (mondeling of schriftelijk) te bepleiten.
Tijdens deze zitting kan de rechter zich een beeld vormen over de vraag of voldoende bewijs
is aangeleverd om in de zaak te beslissen.
Requisitoir = Na de ondervragingen op de terechtzitting houdt de officier van justitie
zijn requisitoir. Hierin zet hij de feiten op een rij, geeft zijn mening over het bewijs en eist op
grond daarvan een bepaalde straf.
Pleidooi = een pleidooi is een betoog waarin je probeert anderen ergens van te overtuigen
en daardoor iets te bereiken.
Gerechtshof = Een gerechtshof is een rechterlijk college in Nederland. Normaliter spreekt
een gerechtshof recht in hoger beroep.
Cassatie = Beroep op de Hoge Raad om een oordeel of de lagere rechters het recht juist hebben
toegepast
Herziening ten voordele = iemand die meent dat hij onterecht in de gevangenis zit, een
verzoek indienen om de zaak te heropenen dit bij uitzondering.
Strafuitsluitingsgronden = Hier spreken we van wanneer iemand wel het feit heeft gepleegd,
maar toch niet strafbaar wordt geacht.
Noodweer = verdediging met noodzakelijk geweld omdat je in gevaar bent, iemand doet iets
strafbaars uit zelfverdediging
Overmacht-noodtoestand = Je wordt gedwongen de wet te overtreden omdat dat nodig is om een
einde te maken aan een noodsituatie: om iemand te redden trap je een deur in.
Ambtelijk bevel = rechtvaardigingsgrond die inhoudt dat iemand niet strafbaar is die een
strafbaar feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel. Als je door een aanwijzing van
een opsporingsambtenaar de wet overtreedt en je wordt hier later alsnog voor beboet, kun
je je hierop beroepen.
Psychische overmacht = Er is bepaalde druk van buiten, bijvoorbeeld bedreiging ('Steel die
diamant voor mij, anders maak ik je dood')
Noodweerexces = Als je door een aanval volledig in de war raakt (paniekaanval) en je als
reactie hierop de wet overtreedt, kun je je hierop beroepen.
Ontoerekeningsvatbaarheid = als je niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor het gepleegde
delict omdat je een psychische stoornis hebt.
Afwezigheid van schuld = Iemand is een overtreding begaan, omdat hij niet wist dat hij de
wet overtrad. (Iemand verkoopt gestolen goederen zonder het te weten.)
Geldboete = Als straf moet je een geldbedrag aan de staat betalen.
Taakstraf = een door de rechter opgelegde straf waarbij de veroordeelde een vastgesteld
aantal uur moet werken, de dader doet verplicht nuttig werk voor de samenleving.
Vrijheidsstraf = Straf die de vrijheid van een persoon beperkt, bijvoorbeeld een
gevangenisstraf.
Bijkomende straf = Een straf naast de hoofdstraf die vaak te maken heeft met het gepleegde delict,
zoals afnemen van het rijbewijs.
Strafrechtelijke maatregelen = Niet bedoeld om een dader te straffen, maar om de gevolgen
van een misdrijf ongedaan te maken (schadevergoeding) of de samenleving te beveiligen
(tbs)
Pluk-ze-maatregel = Het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel (afpakken van
de buit)
Voorwaardelijk = Straf die pas uitgevoerd wordt als de veroordeelde zich niet aan bepaalde
voorwaarden houdt. Als voorwaarde geldt altijd dat de veroordeelde zich niet binnen de
proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wraak en vergelding = zijn er beide op gericht de dader een vervelende tijd te bezorgen
omdat hij iemand anders leed heeft aangedaan.
Afschrikking = Het vooruitzicht van straf moet mensen ervan weerhouden een misdaad te
plegen.
Eigenrichting = Het recht in eigen hand nemen, voor eigen rechter spelen.
Er is sprake van eigenrichting als iemand handelingen verricht of maatregelen neemt
waarvoor normaliter een rechterlijk vonnis of verlof nodig is. Een ontruiming van een
kraakpand door een paar sterke jongens is een vorm van eigenrichting. Ook is er sprake van
eigenrichting als burgers zelf overgaan tot het straffen van daders van strafrechtelijke
overtredingen.
Resocialisatie = Het doel van resocialisatie is dat een patiënt zich voorbereidt op het bestaan
dat hij na de periode van terbeschikkingstelling gaat leiden. Idealiter keert de patiënt via zich
geleidelijk uitbreidend verlof, veilig en verantwoord terug in de samenleving, om daar
volledig zelfstandig te leven.
Voorwaardelijke invrijheidstelling = Na het uitzetten van twee derde van de straf komen
veroordeelden onder voorwaarden vrij (niet als de straf korter is dan één jaar).
Reclassering = organisatie die ex-gevangenen begeleidt bij de terugkeer in de maatschappij.
Jeugdstrafrecht = een vorm van strafrecht zoals dat in principe wordt toegepast op
minderjarige delinquenten, meestal in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. ... Kinderen jonger dan
12 kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd.
Adolescentenstrafrecht = biedt jongeren en jongvolwassenen die in aanraking komen met
justitie perspectief. Het is een strafrechtelijke aanpak voor jongeren tussen de 16 en 23 jaar,
die rekening houdt met de ontwikkelingsfase van een jeugdige verdachte.
Spreekrecht = Het spreekrecht is het recht van slachtoffers van zwaardere misdrijven om
tijdens de strafzitting een verklaring af te leggen.
Wet beperking taakstraffen = Sinds 2012 is het niet meer mogelijk om alleen een taakstraf
op te leggen bij geweld- en zedenmisdrijven

You might also like