Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

Samenvatting Maatschappijleer

Hoofdstuk 1: Idee en oorsprong van de rechtsstaat

Nederland staat al jarenlang op de ranglijst van “World Happiness Report”. Dat staat voor de
welvaart, welzijn, vrijheid en vertrouwen dat de staat het beste met zijn burgers voor heeft. Dat geld
niet voor de mensen in een totalitaire staat. Daar wordt alles voor je bepaald en heb je geen vrijheid.
Net als in een politiestaat. De overheid doet wat hij wil en houd zich niet aan de regels.

1.1 Wat is een rechtsstaat?

Nederland is een rechtsstaat. Een rechtsstaat is een staat waarin burgers met grondrechten worden
beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Daarnaast is Nederland ook een
sociale rechtsstaat. Daarin zijn er allerlei wetten en voorzieningen om de welvaart en welzijn van de
mensen te bevorderen.
In een rechtsstaat geld vertrouwen en wederkerigheid (voor wat hoort wat). Ook tussen burgers en
de staat bestaat vertrouwen en wederkerigheid. De burgers houden zich aan de wetten met het
vertrouwen dat de staat dat ook doet en omgekeerd. Daardoor ontstaat er rechtszekerheid. De
burgers en de staat kunnen elkaar vertrouwen en de wetten naleven.

1.2 Hoe is de rechtsstaat ontstaan?

16de eeuw: Godsdiensttwisten tussen katholieken en protestanten zorgde ervoor dat hele landen en
families verscheurde.
17de eeuw: Koningen oefende een onbegrensde macht uit over de bevolking. Mensen werden
opgesloten, armen kregen de zwaarste belastingen ect.
Tweede helft van de 18de eeuw: Europa begon in verzet te komen tegen de onrechtvaardige
samenleving.
18de eeuw: Was in Europa de eeuw van de verlichting en van het verlangen naar maatschappelijk
geluk.
Vanaf de 16de eeuw zijn de ondernemende burgers de wereld ingetrokken. Daarmee hebben ze heel
veel nieuwe kennis opgebouwd, wat door de druk pers snel verspreid kon worden. Wat ervoor
zorgde dat het wereld- en mensbeeld anders begon te worden.

De burgers geloofde heel erg in de kracht van de rede. Alleen door gezond verstand konden ze van
hun bijgeloof en irrationele angsten af. Door de rede konden er voorwaarden voor een rechtvaardige
en gelukkige samenleving logisch beredeneerd worden. Als eerst zou de macht moeten worden
getemd. Iedereen zou gelijk gezien moeten worden, daarna zou iedereen meer vrijheid hebben.

Om die vrijheid te bereiken zou er een sociaal contract getekend worden. Daarin komen ze tot
afspraken om in een natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven. De eerste afspraak is dat ze
elkaars eigensommen met rust moeten laten. Om te zorgen dat dat goed verloopt bedachten ze dat
er een scheidsrechter moest komen (de staat). Dat leidde wel meteen tot de vraag waarom zouden
we die vertrouwen en zeker weten dat ze geen misbruik maken van zijn geweldsmonopolie? Het
antwoordt daarop was dat de staat niet meer bevoegdheden mochten hebben dan partijen zelf
willen.
1.3 De eerste rechtsstaten:

De rechtsstaat is een bijzonder idee dat de wereld kan veranderen.


Toen Amerika onafhankelijk werd, riepen ze een nieuwe samenleving uit, gebaseerd op vrijheid en
gelijkheid en het recht op je eigen geluk na te streven. De Onafhankelijkheidsverklaring, de grondwet
en de Bill of Right vormen samen de Amerikaanse constitutie. (De beginselen en de regels waarmee
een staat wordt gesticht)
Samenvatting Maatschappijleer
Hoofdstuk 2 Grondwet en grondrechten
Het is mogelijk dat een grondwet voorafgegaan wordt door een preambule, waarin beschreven staat
welke idealen de samenleving koestert, welke historische fouten zich niet moeten herhalen, welke
identiteit ze nastreeft en op welke wijze de staat moet worden ingericht om de idealen te realiseren.
De grondwet:
 Begrenst de macht van de staat en garandeert de vrijheden van burgers.
 Legt de fundamentele rechten van de burgers vast
 Geeft aan hoe de belangrijkste organen van de staat zijn georganiseerd
 Drukt de eenheid van de natie uit

2.1 Ontstaan van de grondwet

De staatsregeling van de Bataafse Republiek kun je zien als de voorlopen van de grondwet in
Nederland. Hierin werd bepaald dat iedere burger gelijk is voor de wet en onschendbare
grondrechten heeft, zoals vrijheid van meningsuiting, drukpers en godsdienst. Een jaar na de val van
Napoleon werd Nederland een constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet. Deze
grondwet beperkte de macht van de koning, maar verleende hem wel soevereine macht. Ook werd
er een parlementair stelsel ingesteld in de vorm van Staten-Generaal.

In de grondwet van 1848:


 De macht van de koning getemd door hem ‘onschendbaar’ te verklaren: buiten het spel van
de macht zetten.
 Ministers kregen verantwoordelijkheid voor wetgeving en beleid.
 Grondrechten werden uitgebreid.
 De democratie werd vergroot door het censuskiesrecht. (Kiesrecht van mannen op de
Tweede Kamer)

De staat moest op levensbeschouwelijk en economisch vlak neutraal en afzijdig blijven. De 19 de eeuw


werd de nachtwakersstaat: een die zich voornamelijk inzet voor voor de bewaking van de veiligheid
van de burgers en die noodzakelijke voorwaarden realiseert voor economische groei. In de praktijd
bracht de nachtwakersstaat geen vrede, maar juist een klassenstrijd. De sociale onrust leidde tot een
grondwetswijziging, namelijk het vrouwenkiesrecht in 1919 (1917 was het mannenkiesrecht). Tijdens
de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog in de 20ste eeuw kwam er een eind aan de
grondrechten van burgers, met name op recht van veiligheid. Na de oorlog tred de oude grondwet
weer in werking.

2.2 Wat staat er in de grondwet?

Vrijheid en gelijkheid vormen de basis van klassieke grondrechten. In dit recht wordt geregeld dat
de staat de persoonlijke vrijheidsrechten zo min mogelijk beperkt.
 Het recht op gelijke behandeling
 Persoonlijke vrijheid:
1. Ieder mens heeft de vrijheid om te gaan of staan waar hij wil.
2. Het recht op privacy.
3. De onaantastbaarheid van het lichaam.
4. Het recht op eigendom.
 De politieke vrijheid, wordt gewaarborgd in het algemeen kiesrecht van de burgers. Maar
ook in vrijheid van meningsuiting, drukpers en het recht om verenigingen op te richten,
vergaderingen te organiseren en betogingen te houden.

Sociale grondrechten zijn de verantwoordelijkheid van de staat en vormen een verdieping van het
sociaal contract. De klassieke rechtsstaat werd een sociale rechtsstaat ofwel een verzorgingsstaat.
Het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten is dat burgers direct op hun klassieke rechten
kunnen beroepen. Bij sociale grondrechten moet de overheid actief optreden om ze te realiseren.

2.3 Wat zijn de grenzen van onze vrijheid?

Principiële erkenning van elkaar vrijheid en gelijkheid is een belangrijke voorwaarde. Maar het gaat
wel om een wederkerige erkenning: wanneer jij jezelf beroept op vrijheid van godsdienst, moet je
accepteren dat een ander ook gebruik maakt van die vrijheid.
Ook moeten verschillende grondrechten uitgeoefend worden ‘behoudens ieders
verantwoordelijkheid voor de wet.’ De uitoefening van de ene vrijheid mag niet tot schade leiden
van de vrijheid van andere burgers.
Grondrechten hebben geen absolute gelding, soms is er namelijk een beperking nodig, maar mogen
alleen de regering en het parlement beslissen.

Grondrechten hebben een verticale werking: ze kunnen door burgers uitgeoefend worden tegenover
de staat. Er wordt gesproken van een horizontale werking als: burgers zich tegenover elkaar op hun
grondrechten beroepen. Er is geen rangorde in de grondrechten.
Samenvatting Maatschappijleer
Hoofdstuk 3 Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel betekent dat iemand vrijheid alleen ingeperkt kan worden als de
rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement zijn
aangenomen.

3.1 Legaliteitsbeginsel en de rechtsstaat

In Nederland spreken we van de heerschappij van de wet: iedereen, ook de overheid, moet zich aan
de wet houden. Dit zorgt voor meer rechtszekerheid: burgers kunnen vertrouwen op de wet en dus
ook op de staat die deze volgt.

In Nederland zijn er een hoop regels, normen en waarden. Wanneer deze in de wet zijn vastgelegd,
dan spreken we van rechten. Het geheel van rechtsregels, -beginselen en de manier waarop het
recht is georganiseerd noemen we de rechtsorde.

Er zijn enkele voorwaarden voor een goed werkende wet:


 Algemeenheid: de wet moet voor iedereen gelden.
 Openbaar en begrijpelijk: iedereen moet de wet kennen en snappen. Er kan mag geen
onderling tegenstrijd zijn.
 Mogelijkheid: er mogen geen eisen gesteld worden waaraan niemand kan voldoen.
 Eerlijke start: wetten mogen niet met terugwerkende kracht ingaan.
 Stabiliteit: wetten mogen niet al te vaak veranderen.
 Toepassing: wetten moeten redelijk en zorgvuldig zijn.

Op deze voorwaarden rust ook het legaliteitsbeginsel: de wetgeving voldoet aan kwaliteitseisen en
de overheid volgt deze wetgeving.

3.2 Uitbouw van de sociale rechtsstaat

In de 19de eeuw werd de nachtwakersstaat ingericht. De (economische vrijheid van de burgers staat
voorop, de eigendom van de burgers werd beschermd. Na de Tweede Wereldoorlog werd het zo’n
zware taak voor de overheid om alles uit te voeren (door de wederopbouw en sociale grondrechten).
De staat kon niet meer effectief op alle terreinen ingrijpen als voor elke actie een wettelijke regeling
nodig is die eerst door het parlement moet worden goedgekeurd.

Toen begon de regering taken te delegeren naar gemeenten. Er waren veel verschillende wetten en
regels het was niet meer te herleiden tot de oorspronkelijk geformuleerde wet. Er werd dus ook niet
meer aan hete legaliteitsbeginsel gehouden, en daarom kwam in 1994 de Algemene Wet
Bestuursrecht. Het was nog een te moeilijke taak voor de overheid om alles te doen en daarom
werden er dingen geprivatiseerd.

De overheid bemoeit zich best veel met de markt, ze maken regels die afdwingbaar zijn en niet
willekeurig. De Europese Unie speelt hier ook een grote rol in.
3.3 Horizontale en verticale machtsverhoudingen

Horizontale relaties zijn afspraken tussen burgers (huwelijk, contract op werk etc.) Deze dingen
staan beschreven in het Burgerlijk Wetboek, wat de basis is van het privaatrecht.

Verticale relaties zijn afspraken tussen burgers en de overheid (belasting, verkeersregels etc.) Dit is
het publieksrecht.
Samenvatting Maatschappijleer
Hoofdstuk 4 Trias politica: scheiding en evenwicht van machten
4.1 Ontstaan en doel van de trias politica

De Trias Politica heeft als doel het voorkomen dat de macht in de handen van één persoon of groep
komt. Het verdeelt de macht in drieën (scheiding der machten) en heeft eveneens een controlerend
systeem erachter: checks and balances. De drie machten moeten elkaar controleren en kunnen
samenwerken. Daarom worden de staatsmachten ook wel staatsorganen genoemd.

4.2 De drie machten in Nederland

 De wetgevende macht stelt de wetten op. In Nederland wordt deze gevormd door de
regering en het parlement. Op lokaal niveau zijn ook provincies, gemeenten en
waterschappen de wetgevende macht, op internationaal niveau ook de Europerse Unie en in
mindere mate de Verenigde Naties.
 De uitvoerende macht voert de wetten uit. In Nederland zijn dit de ministers. De
uitvoerende macht wordt ondersteunt door de vierde macht: de ambtenaren. Zodra er iets
ernstig fout gaat wordt de parlementaire enquêtecommissie ingesteld.
De macht van de Abtenaren ligt in de discretionaire bevoegdheid (bevoegdheid om in
sommige gevallen zelfstandig beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast).
 De rechterlijke macht bestaat natuurlijk uit de rechters. Deze moeten objectief kunnen zijn
om rassen- of klassenjustitie te voorkomen en kunnen niet zomaar ontslagen worden. De
rechterlijke macht beschermt burgers die in conflict komen met elkaar of de overheid
(rechtsbescherming). De controle op de rechterlijke macht vindt plaats als mensen in hoger
beroep gaan of naar de Hoge Raad gaan. Het is belangrijk dat de rechterlijke macht
onafhankelijk is.

Macht Bestaat uit Controleert Taken


Wetgevende macht Regering en Uitvoerende macht, Maakt wetten
parlement wordt gecontroleerd
door burgers
Uitvoerende macht Regering (ministers) Legt verantwoording Voert wetten uit
af aan wetgevende
macht (is
verantwoordelijk)
Rechterlijke macht Rechters Uitvoerende macht Rechtspraak

4.3 Samenspel van de drie machten

De Trias Politica is niet altijd helemaal in evenwicht. Is dit niet het geval dan kan de democratie
daarmee onder grote druk komen te staan.

Door die druk weten bestuur en burgers vaak niet meer waar ze aan toe zijn. De conflicten die
daarvan een gevolg zijn komen terecht bij de rechter. In moeilijke gevallen kan een rechter nagaan
wat andere rechters in dit soort zaken hebben gezegd. Hij raadpleegt dan de Oisprudentie: alle
eerdere uitspraken van alle rechters samen.
Samenvatting Maatschappijleer
Hoofdstuk 6 Strafrecht: opsporing en vervolging

6.1 De rechtsstaat en het strafrecht

Wanneer de overheid de criminaliteit aan wil pakken, zal zij rekening moeten houden met de
grondrecht en het legaliteitsbeginsel.
De wet heeft bepaalde regels ingesteld om te voorkomen dat de grondrechten van burgers
geschonden worden in het strafrecht:
 Iedereen heeft recht op een eerlijk proces.
 Verdachte is onschuldig totdat anders is bewezen. Dit heet onschuldvermoeden.
 Wettelijke regels voor de behandeling van verdachten. Deze staan in het strafprocesrecht.
 Iedereen heeft recht op een advocaat

Het legaliteitsbeginsel beperkt de bevoegdheden van de overheid. Regels hierover staan geschreven
in het Wetboek van Strafrecht:
 Strafbaarheidsbeginsel: je kunt niet worden veroordeeld voor iets wat volgens de wet niet
strafbaar is.
 De strafbepaling moet erg duidelijk omschreven zijn.
 Ne bis idem-regel zegt dat je niet twee keer vervolgd kan worden voor hetzelfde vergrijp.
Behalve in het geval dat er nieuw en keihard bewijs is gebleken.
 De maximumstraf is wettelijk vastgelegd, die de rechter iemand mag opleggen.
 De mogelijkheid om straffen op te leggen wordt uitgesloten als de dader niet schuldig
bevonden kan worden.
 Het recht om iemand te straffen verjaart na twaalf jaar. Alleen in gevallen van moord,
verkrachting en mensensmokkel is dit niet aan de orde.
Misdrijven zijn ernstiger dan overtredingen en de straffen zijn dan ook vaak hoger.

6.2 Het strafproces

Het strafproces bestaat uit 6 fases:


1. Aanhouding
2. Opsporing
3. De vervolging door het openbaar ministerie
4. De berechting door een of meerdere rechters tijdens een zitten
5. Eventueel hoger beroep en cassatie
6. Uitvoering van de opgelegde straf

Aanhouding:
Als je een verdachte bent, heeft de politie de bevoegdheid om je staande te houden: laten stilstaan
en vragen naar je personalia.
Ook kan er een verdachte aangehouden worden: arresteren en meenemen naar het politiebureau
voor verder verhoor.

Opsporing:
De politie doet verslag (d.m.v. het verhoren van de verdachte), wat in de vorm van een proces-
verbaal naar de officier van justitie gaat. Hij bepaalt of de zaak voor de rechter komt.
Politie mag tijdens het opsporingsonderzoek dwangmiddelen gebruiken. Echter moeten zij voor
sommige dwangmiddelen eerst toestemming verkrijgen van de officier van justitie of de
rechtercommissaris. Dit is zo wegens de grondrechten van de mens.
Als een advocaat of rechter na 110 voorarrest de strafzaak nog niet heeft afgerond, dan volgt er een
pro-formazitting. De rechter zal dan het besluit nemen de verdachte nog langer in voorarrest te
houden.

Vervolging:
Er kan gekozen worden voor een transactie (een schikking), waarbij iemand akkoord gaat met een
geldboete/ taakstraf. Een andere mogelijkheid is een strafbeschikking, dit lijkt op een schikking maar
hier staat de schuld van de verdachte vast. Een officier kan ook seponeren: het besluit om niet
verder te vervolgen. Tot slot kan het OM de zaak voor laten komen, dus vervolgen. Zij zijn de enige
die dit kunnen en er wordt daarom gesproken van een vervolgingsmonopolie

6.3 Veiligheid, vrijheid

Vanwege recente ontwikkelingen, zoals terroristische dreiging en de opkomst van georganiseerde


misdaad, heeft de politie en het OM meer opsporingsbevoegdheden gekregen. Dit zorgt voor een
spanning tussen veiligheid en vrijheid: hoe meer van het een, hoe minder van het ander.

Enkele voorbeelden van nieuwe wetten die zorgen voor meer veiligheid/opsporing, maar voor
minder privacy zijn:
 De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden. Deze laat geheime doorzoekingen van panden
toe.
 Door het wetsvoorstel Computercriminaliteit III mogen agenten onder voorwaarden
verdachten hacken.
 De Wet opsporing terroristische misdrijven geeft politie het recht verdachten sneller aan te
houden.

Ook zijn er enkele wetten die zorgen dat het proces van verdachten misschien minder eerlijk wordt.
 De Wet afgeschermde getuigen geeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)
de mogelijkheid anonieme getuigen te gebruiken in een rechtszaak.
 Het OM heeft soms het recht tot strafbeschikking (zelf een straf opleggen).
 Als iemand op de nationale terrorismelijst komt, mag diegene niet meer pinnen en geld
lenen. Je bent dan nog niet schuldig bewezen, maar krijgt dus toch ‘straf’.
Samenvatting Maatschappijleer
Hoofdstuk 7 Strafrecht: berechting
7.1: Voor de rechter

Eerst ontvangt de verdachte een dagvaarding, een brief waarin tijd van verschijnen staat en de
tenlastelegging: waarvan hij of zij wordt beschuldigd. Op de terechtzitting wordt het verhaal van de
getuigen gehoord en wordt het bewijs bekeken. Aan het eind van de zitting houdt de officier van
justitie zijn requisitoir en vraagt daarbij om een bepaalde straf. Waarna de advocaat zijn pleidooi
houdt, maar de verdachte het recht heeft op het laatste woord.

Als het OM of de verdachte niet tevreden zijn met het vonnis, dan kunnen zij in hoger beroep gaan
voor het gerechtshof. Deze zal de zaak helemaal opnieuw doen. Daarna is er nog de mogelijkheid om
in cassatie te gaan bij de Hoge Raad, die uitsluitend kijkt of het recht goed is toegepast. Meer
mogelijke uitwegen in Nederland zijn er na de cassatie niet meer, behalve herziening ten voordele:
een verzoek indienen om de zaak te heropenen.

Het kan voorkomen dat bij rechtvaardigingsgronden een strafbaar feit niet meer strafbaar is:
 Noodweer: als het door jou gebruikte geweld in verhouding staat tot het gevaar of dreiging.
 Overmacht-noodtoestand: je overtreedt iets om iets veel belangrijkers te redden.
 Ambtelijk bevel.

Bij schulduitsluitingsgronden is er een strafbaar feit gepleegd, maar is de dader niet schuldig:
 Psychische overmacht
 Noodweerexcuses: als je door een aanval volledig in de war raakt.
 Ontoerekeningsvatbaarheid
 Afwezigheid van schuld

7.2 De straf

Als het ten laste gelegde is bewezen kan de rechter een straf opleggen die staan beschreven in het
Wetboek van Strafrecht:
 Geldboete, vaak in combinatie met een andere hoofdstraf.
 Taakstraf
 Veiligheidsstraf

Een rechter kan naast de bovenstaande straffen ook bijkomende straffen opleggen. Bijkomende
straffen hebben meestal een relatie met het gepleegde delict. (Bijv. rijbewijs innemen)
Dan zijn er ook nog de strafrechtelijke maatregelen, bedoeld om de samenleving te beschermen of
om de schade van een misdrijf te herstellen. (Bijv. afkickkliniek)
Daarnaast is er de ontneming van wederrechtelijke voordeel (pluk-ze-maatregel), waarbij de
veroordeelde de winst die hij met het misdrijf heeft gemaakt kwijt. (Bijv. Dure auto inleveren).

We onderscheiden vijf functies van straf:


 Wraak en vergelding: het leed dat de dader andere heeft aangedaan moet vergolden
worden.
 Afschrikking: de dader afschikken zodat die het niet nog een keer doet, ook voor andere
mensen in de samenleving.
 Voorkomen van eigenrichting: voorkomen dat mensen zelf gaan straffen.
 Resocialisatie: gedrag van de crimineel te verbeteren.
 Beveiliging van de samenleving: als de dader vast zit kan die ook niks doen.
De zorg voor gevangen staat vast in het recht voor gedetineerden, zij hebben recht op voeding,
bezoek en ontspanning. Gedetineerden met een straf langer dan een jaar hebben ook recht op
voorwaardelijke invrijheidstelling na het uitzitten van twee derde van de straf.
Ex-gedetineerden hebben recht op hulp van de reclassering bij hun terugkeer naar de maatschappij.

Kinderen onder de 12 zijn strafrechtelijk niet aansprakelijk. Voor jongeren tussen de 12 en 17 is er


het jeugdstrafrecht. Deze lopen zoveel mogelijk via een Haltbureau. Mocht het misdrijf toch
zwaarder zijn kan er ook gekozen worden voor jeugdgevangenis of een behandelcentrum. Het gaat
om de resocialisatie van de jongeren. Jongeren van 16 tot 23 jaar kunnen in aanraking komen met
het adolescentstrafrecht. Hierin kan gekozen worden voor jeugdstrafrecht of volwassenstrafrecht.

7.3 Strafrecht in beweging

Ook in de rechtspraak zijn veranderingen te merken die discussie oproepen:


 Uitbreiding van het spreekrecht: slachtoffers en nabestaanden hebben meer rechten
gekregen tijdens het strafproces. Drie nabestaanden kunnen tegenwoordig tijdens de zitting
vertellen welk leed hun is aangedaan. Tegenstanders, voornamelijk advocaten, van deze
verandering zijn bang dat de rechter hierdoor minder objectief zal oordelen en zich te veel
door deze verhalen zal laten leiden.
 Taakstraf ingeperkt: rechters mogen sinds 2012 niet meer alleen een taakstraf opleggen.
Vele rechters zijn hier ontevreden over, omdat ze minder vrijheid hebben om zelf een
gepaste straf te kiezen.

You might also like