Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Filosofie

Artikel: “Wat beweegt ons van Gordijn”


Lichamelijke opvoeding is een verzamelnaam waaronder alle professionele beïnvloeding van het
bewegen en gedragen ten behoeve van het individuele en sociale welzijn begrepen wordt. Dit komt
voor in 3 maatschappelijke handelingsvelden:
1. In scholen als bewegingsonderwijs
2. In scholen voor speciaal onderwijs en in inrichtingen als bewegingstherapie
3. In de geleide bewegingsrecreatie en de sport als vorming en training.

Het bewegen is de eerste schakel in het contact tussen mens en wereld.


‘De zin (het doel) van het bewegen is dat het voorwaarde is voor het ‘zijn’.’ Door te bewegen maak je
contact met andere mensen of voorwerpen (de wereld). Dit betekend dus dat je iemand ‘bent’.

We kunnen het lichaam op 3 manieren beschouwen:


1. Als zijnswijze, dat is het intentionele lichaam. (het lichaam in totaal, waardoor wij in en bij de
wereld zijn. Dus het denken/doen)
2. Als het waargenomen lichaam, dat is het lichaam door de ander of door mijzelf in het
bewegend gedragen waargenomen (het lichaam dat je ervaart tijdens communicatie)
3. Als object-lichaam, dat is het lichaam als ding dat in zijn objectiviteit verzorgd en gereinigd
kan worden. (het lichaam dat je ervaart wanneer de tandarts je kies trekt)

“Het bewegend gedragen is persoonlijk van aard. Het is mijn persoonlijke bemiddeling tussen mijzelf
en mijn eigen gestructureerde wereld. Ik stel mij daarbij tegenover, ik ga op de buitenwereld in, ik
selecteer en creëer nieuwe vormen. Bewegen is tegenwoordig zijn, het is een wijze waarop ik ben.
Deze zijnswijze is voor mijzelf en voor de medemens waarneembaar. Bewegen is daarmee het beeld
van ‘zijn’.”

Motorische sociale sensitiviteit = de manier waarop de mens zich presenteert en adequaat beweeg
ten opzichte van de medemens.
Motorische instrumentele sensitiviteit = de manier waarop de mens zich presenteert en adequaat
beweegt ten opzichte van de wereld en de dingen.

Artikel: Geef mensen de beperking waarbinnen ze kunnen.


Gordijn (voor wie Gordijn was, zie; aantekeningen van de lessen)
 … vond dat iedereen die zijn werk doet een keer klaar moest zijn. (hij noemt hierbij het
voorbeeld over een schizofreen die bollen wol uit elkaar moest halen en nooit klaar was.)
 … vond dat het bewegen ‘het door je lijf ‘er zijn’’ is. Hij begon daarom niet direct met
sporten, maar begon eerst bij een schoolbord met kleurtjes. Degene die niet met zwart
gingen tekenen hoorde volgens hem niet op de depressie afdeling.
 … vond dat je mensen een beperking moet geven waarbinnen kunnen functioneren; in het
onbeperkte verzuip je. Dus als je met mensen met een beperking gaat sporten moet je een
beperkte opdracht geven.
 … vond dat je altijd moet beginnen met dingen waarmee mensen zelf komen.
 … vond het belangrijk dat mensen wegen vinden mensen ‘er weer kunnen zijn’. “Je moet
kijken naar het lijf-er-zijn van mensen. Kijken waar betekenissen liggen en vooral waar ze niet
liggen. Het werk is dan hoe je die mensen met een voorzichtige methode er toe kunt brengen
dat zo’n betekenis er toe gaat doen voor hen.
 … vond dat een psychomotorisch therapeut geen gymnastieker is (die zijn alleen maar bezig
met ‘meer, verder, sneller, hoger). Een therapeut moet weet hebben van
ontwikkelingsstoornissen en alle mogelijke frustratie- en conflictsituaties. Hij moet niet
denken dat hij alles alleen kan oplossen. Teamwerk is het behandelingspatroon voorbereiden
en op basis daarvan je eigen gang gaan.

Artikel: de meervoudige betekenis van lichaam en ziekte


 Descartes heeft bedacht dat de ziel in één klein plekje in het lichaam zit, namelijk de glandula
pinealis (pijnappelklier). Dit is een plekje in de hersenen. Hij dacht dat de ziel daar zat omdat
naar die plek alle zenuwen gevoerd zouden worden.
 Professor van de Berg zegt in dit artikel dat dit toch de redenering is geworden die de hele
medische wetenschap heeft beïnvloed “wij zitten ergens in het lichaam”. Het blijft een vage
zaak, maar waar men behalve de structuur, ook de functie van een orgaan heeft kunnen
vastleggen, zijn wij als persoon (de ziel) niet te vinden. Misschien op andere plekken wel.
 Paradigma = een schema waarin een manier van denken over het lichaam is weergeven.
 Van de Berg zegt; “de noodverdeling die wij kennen van Descartes, is goed voor de fysiologie,
maar niet voor het dagelijkse leven. In het dagelijkse leven worden de functies van de
zintuigen door elkaar geschoven, liggen zelfs alle functies van ons lichaam door elkaar
geschoven, zodat het oog kan geven wat de benen aangaat en andersom (hij begreep dus dat
er iets bestond wat wij nu kennen als zenuwen).
 Dit bekend dat het lichamelijke bestaan dus de hele tijd bezig is met wat er buiten het
lichaam gebeurd, en het lichaam dus in verbinding staat met de wereld. “Wij slaan ons zelf
en onze organen voortdurend over om ons te realiseren in de buitenwereld”.
 Van de Berg gelooft dat dat contact met de buitenwereld ook ziek kan maken. Iedereen kijkt
naar iedereen, hij noemt dit het overmatig aanwezig zijn van het oog van de vreemde op een
lichaam. Er zijn 3 vormen van ziekte volgens hem:
1. Ziek zijn aan het exterieur (de ziel)
2. Ziek zijn aan het lichaam (anatomie en fysiologie)
3. Ziek zijn door en aan het oog van de ander. (iemand zegt negatieve dingen over je, daar
kun je moe van worden, slapeloos, of rugklachten van krijgen bijvoorbeeld)
 “Waar het in de kamer van de psychiater of psychotherapeut in het algemeen om gaat, is de
dualiteit of de pluriformiteit van het leven vast te stellen, en te ontdekken of vanuit de
pluriformiteit bijvoorbeeld lichamelijk lijden (ziekte) te begrijpen is. De psychotherapeut
probeert de patiënt te begrijpen uit het paradigma van de interactie van mens tot mens.”
 “Het kenmerkende van ons bestaan is dat het verandert, dat het steeds nieuwe
bestaansmogelijkheden opent en in die nieuwe bestaansmogelijkheden op steeds nieuwe
wijze ziek kan zijn. Het kenmerkende van onze tijd is, dat wij dit voor het eerst beseffen.
 Het stukje over ‘de 3 kamers uit dit artikel wordt uitgelegd in aantekeningen van de lessen
les 4.
Les 1

Wijsgerige antropologie
Wijsgerige antropologie houdt zich bezig met de vraag wat mens-zijn is;
- Wat is het wezen van de mens?
- Zijn wij wezens met een vrije wil?
- Wat is de mens?
De mens heeft een bewustzijn. Daardoor zijn wij mensen in staat om over onszelf na te denken.
Zelfbewustzijn. Dat maakt dat wij van nature geïnteresseerd zijn in wie en wat wij zijn.

De dat- de wat- en de waaromvraag


De filosofie begint op het moment dat de mens zich onderscheidt van zijn omgeving en zich
verwondert over het feit Dat er om hem/haar heen andere dingen zijn dan hij/zij zelf.
Vervolgens wordt de vraag gesteld Wat het is dat ons omringt. Die vraag wordt direct gerelateerd
aan de vraag Wat de mens dan is.
Daarna volgt de waaromvraag. De meest lastigste van allemaal.

De mens onderzoekt de mens


De mens gaat op zoek naar wie en wat hij/zij is. Dit gebeurt op verschillende manieren;
- Religie
- Wetenschappelijk: welke feiten kunnen we ontdekken
- Kunst en literatuur: hoe wordt de mens verbeeld
- Levenservaring
- Wat zijn de mogelijkheidsvoorwaarden van het menselijk ervaren/handelen?
- Wijsgerig: hoe kunnen we al deze onderdelen verenigen

Waarom antropologie
Als PMT’er maak je voortdurend keuzes. Hoe jij denkt over de mens, bepaalt welke keuzes jij maakt
wanneer je andere mensen wilt aanzetten tot bewegen. Door na te denken over jou visie op de mens
en visie op bewegen kun je de keuzes die je maakt onderbouwen vanuit de antropologie.

Mensbeelden
1. Dualisme (plato, descartes)
Dit mensbeeld gaat uit van een absolute scheiding tussen lichaam en geest
2. Monisme
Wanneer je één van de twee onderdelen uit het dualisme wegredeneert krijg je monisme.
- Materialistisch monisme; de geest wordt weggedacht
- Idealistisch monisme; het lichaam wordt weggedacht
3. Relationeel
Je ‘hebt’ geen lichaam, je ‘bent’ je lichaam. Binnen dit mensbeeld gaan we er van uit dat je
onlosmakelijk verbonden bent met de wereld.

artikel 1; Wat is wijsgerige antropologie


wijsgerige antropologie draag geen nieuwe empirische feiten aan, maar denkt daar wel over na of
over door.
Iedere wijsgierige antropologie tracht antwoord te geven op de vraag: wat is mens zijn?

Veel denkers vatten wijsgerige antropologie op een reflexieve of transcendentale discipline: de mens
buigt zich over zichzelf als mens terug, op zoek naar fundamentele structuren waarin of waarbinnen
hij altijd al verkeert. Zij vraagt terug naar wat in de zelfervaring van de mens altijd al voorondersteld
is.
Uitgaande van de vele ervaringen die de mens opdoet en van zichzelf heeft, vraagt deze wijsgerige
antropologen dus terug naar de mogelijkheidsvoorwaarden van al die ervaringen (dit wordt
transcendentale vraagstelling genoemd). Zodoende willen zij de betekenis van ons leven begrijpen en
iets zeggen over aard en bestemming van de mens.

Les 2
Film gordijn

Les 3
Gordijn en de existentiële fenomenologie
existentiële fenomenologie (=een betekenis geven aan iets (bijv. een voorwerp))
bestudeerd relatie van mens en wereld waarin gekeken wordt naar de structuur van die ervaring

 Existentiële crisis; (midlifecrisis) wat betekend mijn leven? Wat heb ik allemaal gedaan met
mijn leven?
 Existentialisme; mijn handelen, de keuzes die ik maak, maken mij tot wie ik ben. Wie ik ben
(mijn essentie) bepaalt niet mijn handelen.
Essentie Existentie
Existentie Essentie
 Fenomenologie; bestudeerd de structuur van ervaringen (waarnemen, denken, ect.)
Centrale begrippen:
 Intentionaliteit : mentale handelingen zijn altijd ergens op gericht. Je bent je altijd ergens
bewust van.
 Betekenis (al doende en lerende breiden wij onze betekeniswereld uit) Bijvoorbeeld: je krijgt
betekenis in een kippenhok je denkt dat je een kip bent. Je leert Nederlands je gaat in het
Nederlands denken, etc.
 Mens-Wereld-verbondenheid: wij staan altijd relatie met de omgeving/wereld
 Taal en symbolen
 Nadruk op onze alledaagse leefwereld

Les 4
Meervoudige betekenis van lichaam en ziekte
Dimensies van het menselijke lichaam;
 Eerste dimensie: het gepasseerde lichaam
Dit houd in dat je zo gefascineerd ben door iets wat je doet (bv een boek lezen). Dat je niet
bezig bent met hoe je zit en hoe je doet. Je doet het uit een soort vanzelfsprekendheid.
Gordijn noemt dit het intentionele lichaam.
 Tweede dimensie: het lichaam als object
Dat je het lichaam gaat zien als een ‘ding’. Je kunt het lichaam objectiveren als je er afstand
van neemt. Dit door je door niet bij de persoonlijke kwesties stil te staan.
Voorbeelden:
- Je geblesseerde voet
- Je ontstoken kies
- Het ‘ding-lichaam’ op de operatietafel
 Derde dimensie; ‘het lichaam onder de blik van de ander’ waarvan je weet hebt
Dat er naar je gekeken wordt en dat je je daar heel bewust van bent.
Deze drie vormen van het lichaam met de uitleg over ‘de kamers’:
Je ziet een kamer je kijkt door het sleutelgat. Je staat super onhandig maar dat merk je niet want het
is interessant waar je naar kijkt.(het gepasseerde lichaam) Dan wordt je betrapt. Je hele lichaam
verstijfd, je hebt dus je lichaam als object. De ander kijkt naar je en oordeelt over jou, dus je lichaam
is onder de blik van de ander.

Aanvulling
De blik van de ander is een blik die je nodig hebt om de groeien. Bv door een liefdevolle blik van je
ouders. Of supporters bij een voetbalwedstrijd

Paradigma; de medische blik- het lichaam zien als object.


Er zijn meerdere manieren om naar het lichaam te kijken:
- Lichaam als exterieur: je bent waar je te doen hebt (gepasseerde lichaam)
- Lichaam onder de blik van de ander
3 manieren van ziek zijn
- Aan het exterieur (werk, school, e.d.)
- Als lichaam (kiespijn, tumoren e.d.)
- Onder de blik van de ander (bv in boek van het ‘gelukkige echtpaar’)

Les 5
Het wetende lichaam (Maurice Merleau Ponty)
Embedded= gesitueerd
Embodied= belichaamd
Dit zijn 2 mensbeelden

Empirisme; jezelf van de objecten scheiden en ze dan gaat bestuderen.


Bv; een producent kijkt anders naar een product dan de consument.

Filosofie van de ambiguïteit= de dubbelzinnigheid; doordat je jezelf leert kennen, verander je ook.

Het lichaam is de bron van zingeving= ik kan; op voorbewuste en onpersoonlijke wijze wordt de
waargenomen omgeving georganiseerd en gestructureerd middels zintuigen en ledenmaten (het
wetende lichaam)
Bv; leren door te ontdekken

 Het lichaam in zijn gerichtheid op de sociale wereld: ‘gebarend lichaam’. Een geïsoleerd
gebaar is zinloos, een gebaar vindt altijd plaats in de relatie tot de wereld en de ander.
Gebarend lichaam; door gebaren proberen wij in contact te komen met andere mensen
 Tijdens een ontmoeting antwoorden onze gebaren op elkaar waardoor een innerlijk gevoelde
relatie ontstaat ‘waarin de ander een voltooiing is van mijn eigen lichaam’
 De kracht van lichaamstaal voor therapeuten.
 Non-verbale communicatie: kracht zit in het voorbewuste verloop. (je denkt er niet bewust
over na wat je precies doet)
 Een gebarend lichaam is actief aanwezig
 Om een gebarend lichaam te versterken voor passende bejegening (juiste omgang)
gebruiken we versieringen (kleding, make-up etc)
Lichaam hebben= lichaam als een object zien
Lichaam zijn= samenvallen met het lichaam

Lichaamsbeeld= het beeld wat iemand van zijn heeft. Bestaat uit een systeem van waarnemingen,
houdingen en overtuigingen met betrekking tot je eigen lichaam.
Lichaamsschema= het gene wat in het systeem is gaan zitten/ wat je doet zonder er bewust over na
te hoeven denken.
Lichaamsschema en lichaamsbeeld kunnen elkaar beïnvloeden. Bv: als je in 1 jaar 15 kilo aankomt.

Schema Kolb

Eerst ben je onbewust onbekwaam, je probeert als klein kind op een fiets te zitten maar valt om.
Daarna bewust onbekwaam, je probeert echt te leren te fietsen maar het lukt nog niet. Daarna
bewust bekwaam, je moet je best doen maar het lukt. Daarna kom je in onbewust bekwaam, je fietst
zonder na te denken en kunt tijdens het fietsen andere dingen doen etc.

Spiegelneuronen= van het zien van een ander leer je.

Les 6
De fenomenologie van de lichaamservaring (Sanneke de Haan)
Het lichaam is niet allen biologische (locatie van neurotransmitters, receptoren en hormonen), het
gaat ook om het ervaren lichaam= wat is de lichaamservaringen van mensen met psychiatrische
problematiek.
Fenomenologie= Proberen te begrijpen wat de persoon ervaart.

Belang van de ervaring van het lichaam in de psychiatrie


- Om tot de onderliggende structuur van de ervaring te komen maakt de fenomenoloog
gebruik van eidetische (beelden) variaties: hij/zij verandert eigenschappen van het fenomeen
in kwestie om te zien of het dan nog steeds hetzelfde fenomeen is.
Bv: als je denkt aan een sleutel heb je een beeld voor je, maar dit kan ook een pasje zijn of
een wachtwoord.
- (psycho)pathalogsiche verschijnselen kunnen gezien worden als een soort eidetische
(beeldende/fotografische) variaties op wat we als normaal beschouwen
- Ziekte als eigen vorm van existentie
- Kenmerkend voor een fenomenologisch onderzoek is dus: Dat er wordt gekeken naar het
geheel van iemands veranderde wijze van in de wereld staan.
Het lichaam neemt hierbij 2 rollen aan:
o Een bemiddelde rol en speelt in onze interacties met de omgeving
o Een identificerende rol door onze uitdrukking in wie we zijn
Fenomelogie van de normale lichaamservaring
- Menselijke existentie wordt gekenmerkt door een fundamentele openheid en ambiguïteit
(dubbelzinnigheid): mogelijkheid om een houding ten opzichte van jezelf en je eigen
bepaalheden in te nemen.
- Het lichaam weerspiegelt zowel het feitelijke als het mogelijke
= je ziet iemand hoe die is, maar je kijkt ook naar de mogelijkheden.
- Körper: Het lichaam als subject
o In het normale alledaagse handelen zijn we met onze aandacht niet gericht op onszelf of
op ons lichaam maar op de wereld en op wat we aan het doen zijn
- Reflectie vergroot niet altijd onze vrijheid met betrekking tot lichamelijke vaardigheden. Het
kan behoorlijk in de weg zitten bij alledaagse handelingen zoals lopen fietsen, etc.
- Leib: Lichaam als object
o Je hebt je lichaam nodig om nieuwe dingen te leren.
- Verschil tussen Lieb (lichaam als object) en Körper (lichaam als subject (handelend persoon):
o De bijbehorende ervaring die van het lichaam hebben (Leib) en lichaam zijn (Körper)

Fenomenologie van sychopathologische lichaamservaringen


- Body dysmorphic disorder: ziekte van schaamte (Fuchs)
o De blik van de ander zorgt voor schaamte.
o Ervaringen van het lichaam als object krijgt de overhand.
- Anorexia nervosa
o Verslaving aan controle over het lichaam, overwinning van de geest op het lichaam.
o Het lichaam als object.
- Depressie
o Moeite om het lichaam te objectiveren. Gevangen in het lichaam, een hindernis tot de
toegang tot de wereld. Ervaring van het lichaam hebben schiet te kort.
- Shizofrenie:
o Vergaande vervreemding van het eigen lichaam. Vervreemding van de eigen gedachten
en handelen.
o Hyperautomatisme = volledig geautomatiseerde handelingen
o Hypereflectiviteit = extreem bewust gestuurde en gecontroleerde handelingen
o Verlies van de zelfsprekendheid.
o De onmogelijkheid van de ervaring van het lichaam als subject.

You might also like