Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Modelantwoorden herkansing tentamen Contractenrecht d.d.

4
april 2022

De antwoorden zijn uitdrukkelijk onder voorbehoud – er kunnen


geen rechten aan worden ontleend.

Casus I: Het rieten dak (50 punten in totaal)

Pieter wil verduurzamen en besluit het rieten dak van zijn woning te laten voorzien van een
isolatielaag van schapenwol. Op de website van Sheep BV vult hij de maten van zijn dak in,
waarna hij op maandag 20 april 2020 per e-mail een vrijblijvende offerte van Sheep BV
ontvangt met daarin het bericht dat Sheep BV het dak van Pieter kan isoleren voor een
bedrag van € 5.000. Het kost Pieter de nodige moeite om zijn man Laurens te overtuigen van
het nut en de noodzaak om het vakantiegeld aan verduurzaming uit te geven in plaats van
aan een reis naar Bali, maar vanwege de verwachting dat de gasprijzen zullen stijgen, gaat
Laurens op woensdagavond 22 april 2020 overstag. Nog die avond mailt Pieter Sheep BV dat
hij akkoord gaat met het door Sheep BV gemailde voorstel van 20 april 2020. Sheep BV mailt
Pieter op donderdagochtend 23 april 2020 dat de prijzen inmiddels zijn gewijzigd en dat
Sheep BV het dak van Pieter nu kan isoleren voor € 7.000.

Vraag 1 (10 punten)


Kan Pieter jegens Sheep BV aanspraak maken op levering van het isolatiemateriaal voor een
bedrag van € 5.000?

Antwoord:
De vraag is of er een overeenkomst is gesloten tussen Pieter en Sheep BV met betrekking tot
de levering van isolatiemateriaal voor een bedrag van € 5000, zodat Pieter Sheep BV kan
houden aan levering voor die prijs. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en
de aanvaarding daarvan (art. 6:217 BW). Er is op 20 april 2022 een vrijblijvend aanbod
gedaan door Sheep BV. Een vrijblijvend aanbod kan nog onverwijld na de aanvaarding
daarvan worden herroepen (zie art. 6:219 lid 2 BW). Pieter mailt zijn aanvaarding van het
aanbod op 22 april 2022. De vraag is of het aanbod inmiddels is vervallen doordat Sheep BV
rechtsgeldig heeft herroepen op 23 april 2022, met andere woorden: of de herroeping van
het aanbod onverwijld na de aanvaarding daarvan is geschied – het betreft hier immers een
zogenaamd vrijblijvend aanbod. Indien betoogd wordt dat herroeping op 23 april
‘onverwijld’ is, dan mag Sheep BV herroepen en is het aanbod vervallen. Dat ligt in dit geval
het meest voor de hand, aangezien Pieter zijn aanvaardingsverklaring pas woensdagavond
heeft verstuurd en er dus rekening mee moet houden dat Sheep BV deze verklaring pas op
donderdagochtend leest en mogelijk dan nog het aanbod zal herroepen. Dat betekent dat er
geen overeenkomst tot stand komt en dat Pieter Sheep BV niet aan de levering tegen € 5000
kan houden.
NB: Indien wordt betoogd dat de herroeping van het aanbod op 23 april niet onverwijld is,
dan is er niet geldig herroepen, het aanbod niet vervallen en is er door de aanvaarding van
Pieter op 22 april 2022 een overeenkomst tot stand gekomen. In dat geval mag Pieter Sheep
BV wel aan de afspraak houden. Bij deze stelling dient een gedegen onderbouwing in het
antwoord te worden opgenomen waarom dit niet onverwijld is.

Nadere feiten:

Stel dat tussen Sheep BV en Pieter een geldige overeenkomst tot stand is gekomen. In de
offerte had Sheep BV haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard, welke
algemene voorwaarden zij met de offerte had meegezonden. In de algemene voorwaarden
is een beding opgenomen op grond waarvan Sheep BV slechts aansprakelijk is tot maximaal
het bedrag van de factuur. Pieter heeft het bedrag van de factuur, € 11.000, op 1 juni 2020
volledig betaald.
Bij de afronding van de isolatiewerkzaamheden, op dinsdag 23 juni 2020, vergeet
Sem, werknemer van Sheep BV, een brandwerende laag aan te brengen. In Oudjaarsnacht
31 december 2021 steekt iemand – hoewel dat vanwege corona verboden is – een vuurpijl
af, die terecht komt op het rieten dak van de woning van Pieter. Doordat de brandwerende
laag ontbreekt, vat het rieten dak vlam. De woning van Pieter brandt tot de grond toe af. De
schade bedraagt € 550.000. Als Pieter schadevergoeding vordert, beroept Sheep BV zich op
het beding in de algemene voorwaarden.

Vraag 2 (20 punten)


Kan Pieter met succes schadevergoeding vorderen van Sheep BV? Betrek het verweer van
Sheep BV in uw antwoord.

Antwoord:
In de overeenkomst tussen Sheep BV en Pieter zijn algemene voorwaarden
overeengekomen; deze maken deel uit van de overeenkomst (zie art. 6:231 en 232 BW). In
deze algemene voorwaarden is een exoneratiebeding opgenomen waarbij Sheep BV (de
gebruiker van de algemene voorwaarden) haar aansprakelijkheid voor schade beperkt tot
het factuurbedrag. Indien Pieter zijn volledige schade vergoed wil zien, zal hij dit beding
moeten vernietigen. Omdat de algemene voorwaarden met de offerte zijn meegezonden, is
vernietiging alleen mogelijk indien het beding als onredelijk bezwarend zou kunnen worden
aangemerkt op grond van art. 6:233 onder a BW.
Aangezien Pieter niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, kan hij gebruik
maken van de zogenaamde grijze lijst – zie art. 6:237 BW. Onder f van dit artikel wordt een
beding dat de aansprakelijkheid uitsluit of beperkt vermoed onredelijk bezwarend te zijn in
de zin van art. 6:233a BW. Dit vermoeden brengt mee dat de gebruiker van het beding
(Sheep BV) moet bewijzen dat het beding niet onredelijk bezwarend is. De casus geeft geen
enkele aanleiding om dat aan te nemen. Dit betekent dat het exoneratiebeding als onredelijk
bezwarend moet worden aangemerkt en daarmee vernietigbaar is. Pieter kan het beding
vernietigen (art. 3:49 BW) waardoor het geen onderdeel meer uitmaakt van de
overeenkomst tussen Sheep BV en Pieter.
Vervolgens kan Pieter zijn geleden schade verhalen op Sheep BV op grond van wanprestatie:
art. 6:74 BW. In casu is er sprake van de niet-nakoming van een opeisbare verbintenis
(tekortkoming), aangezien er geen brandwerende laag is aangebracht in het dak van Pieters
huis terwijl dit wel onderdeel van de werkzaamheden uitmaakte. Er is schade (€ 550.000) en
tussen deze schade en de tekortkoming is een causaal verband in de zin van condicio sine
qua non, immers: indien de overeenkomst goed was uitgevoerd (wel een brandwerende
laag) dan was deze schade (althans in deze omvang) niet ontstaan. De tekortkoming moet
ook aan Sheep BV kunnen worden toegerekend. Volgens art. 6:75 BW kan toerekening
plaatsvinden op grond van schuld, wet, rechtshandeling en de verkeersopvattingen. In casu
kan deze tekortkoming op grond van de wet aan Sheep BV worden toegerekend: zie art. 6:76
BW – Sheep BV heeft bij de uitvoering van de verbintenis (aanleggen dakisolatie) gebruik
gemaakt van een hulppersoon (Sem) en Sheep BV zou als zij zelf deze werkzaamheden op
deze manier zouden hebben uitgevoerd, aansprakelijk zijn geweest wegens schuld. Om die
reden is zij thans op gelijke wijze aansprakelijk voor de gedraging van Sem. Nakoming is
blijvend onmogelijk: alsnog aanleggen van een brandwerende laag neemt deze schade niet
(meer) weg.
Pieter kan op grond van art. 6:74 BW Sheep BV aansprakelijk stellen voor zijn geleden
schade. Sheep BV kan zich niet verweren door een beroep te doen op de exoneratie in haar
contract: deze is immers vernietigd.

Nadere feiten

Stel dat Pieter geen succes had met zijn vordering tot schadevergoeding omdat Sheep BV
een geslaagd beroep kon doen op het beding in haar algemene voorwaarden. Pieter heeft de
schade daarom verhaald op zijn brandverzekering, Dames van Amstel NV. Dames van Amstel
NV wil nu de schade verhalen op Sem, de werknemer van Sheep BV die de schade heeft
veroorzaakt. Stel dat bovendien vast komt te staan dat Sem helemaal niet ‘vergeten’ was om
de brandwerende laag aan te brengen, maar op 23 juni 2020 snel naar huis wilde om
midzomernacht aan het IJ te vieren met zijn vrienden, en dat hij daarom besloot de
brandwerende laag maar gewoon over te slaan. Veronderstel dat Sem daarmee
onrechtmatig heeft gehandeld jegens Pieter.

Vraag 3 (20 punten)


Kan Dames van Amstel NV met succes de schade van € 550.000 verhalen op Sem?

Antwoord:
Door vergoeding van de brandschade is verzekeraar Dames van Amstel NV gesubrogeerd in
de rechten van Pieter, zie art. 6:150 sub d BW. Dat betekent dat Dames van Amstel NV alle
rechten en alle plichten van Pieter ten aanzien van de vergoeding van de brandschade heeft
overgenomen. Dames van Amstel NV kan vervolgens haar schadevergoedingsclaim tegen
Sem instellen. Omdat Sem geen partij is bij de overeenkomst, zou die vordering gebaseerd
moeten zijn op onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Vaststaat dat Sem onrechtmatig heeft
gehandeld jegens Pieter, zodat hij in beginsel aansprakelijk is.
Sem kan echter een beroep doen op de blokkering van de paardensprong (art. 6:257 BW) en
dus een beroep doen op de exoneratie van zijn werkgever, Sheep BV, ‘als ware hij zelf partij
bij de overeenkomst’. Een beroep op de exoneratie is echter niet mogelijk indien de schade
is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid van Sem. Immers, het uitsluiten van
eigen opzet of bewuste roekeloosheid is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar – zie HR Kuunders/Swinkels. Van opzet is geen sprake, maar het bewust
overslaan van de brandwerende laag bij het uitvoeren van de isolatiewerkzaamheden om op
tijd te komen voor een feestje is zonder meer aan te merken als bewust roekeloos gedrag.
Dit brengt mee dat verzekeraar Dames van Amstel NV haar schade kan vorderen van Sem op
grond van onrechtmatige daad ex art. 6:162 BW.

Casus II (50 punten in totaal)

Layla heeft een woning in Landsmeer. Om de energierekening laag te houden, bestelt zij op 1
maart 2015 bij Waterland Kozijnen BV zeer energiezuinige HR++ ramen voor haar hele
woning. Op 3 juni 2015, twee weken nadat de ramen zijn geplaatst, komt Layla erachter dat
de ramen helemaal niet HR++ zijn, maar ordinair dubbelglas. Layla klaagt hier direct over bij
Waterland Kozijnen BV, maar Layla doet vervolgens niets. Pas op 1 juli 2018 besluit Layla een
advocaat in te schakelen om van de overeenkomst af te komen en de door haar betaalde
prijs voor de ramen terug te vorderen. Waterland Kozijnen BV vraagt u als advocaat haar te
adviseren hoe zij kan voorkomen dat zij gedwongen wordt om de prijs terug te betalen.

Vraag 4 (15 punten)


Kan Waterland Kozijnen BV voorkomen dat zij de prijs moet terugbetalen?

Antwoord:
Het gaat hier om een koopovereenkomst tussen Layla en Waterland Kozijnen, meer specifiek
een consumentenkoop (zie art. 7:5 lid 4 BW). Er is sprake van een tekortkoming (een non-
conformiteit in de zin van art. 7:17 BW), te weten de levering van non-conforme ramen
(geen HR++ maar gewoon dubbelglas). Layla wil van de overeenkomst af, ofwel op grond van
ontbinding, ofwel op grond van vernietiging wegens dwaling. Aangezien Layla direct over
deze non-conformiteit heeft geklaagd, heeft zij voldaan aan haar klachtplicht van art. 7:23 lid
1 BW. Voor een rechtsvordering tot ontbinding wegens non-conformiteit of vernietiging van
een overeenkomst wegens dwaling geldt echter een verjaringstermijn. Die termijn is 2 jaar
na de dag waarop zij over het gebrek in de prestatie heeft geklaagd (art. 7:23 lid 2 BW),
zodat die termijn op 3 juni 2017 is verjaard. De overeenkomst kan dus niet worden
ontbonden (of wegens dwaling worden vernietigd), en Waterland Kozijnen BV hoeft de prijs
dus ook niet terug te betalen.

Nadere feiten:

Layla heeft inmiddels haar woning in Landsmeer helemaal verbouwd. Op het dak wil zij nu
zonnepanelen hebben, voor het milieu en ook om de energierekening laag te houden. Zij
benadert hiervoor Zon-En-Zo BV. Deze firma stuurt werknemer Berend naar Layla. Berend
mailt aan Layla een offerte voor de zonnepanelen via zijn mailadres: berend@zon-en-zo.nl.
Vervolgens laat Layla aan Berend weten dat zij ook wel vloerverwarming in het tuinhuis wil
hebben. Berend geeft aan dat hij ook aan deze wens kan voldoen, en hij mailt Layla op het
briefpapier van Zon-en-Zo een tweede, aparte, offerte. Layla accepteert beide offertes.
Zowel de zonnepanelen als de vloerverwarming worden geplaatst en aangelegd door
Berend. Na verloop van tijd blijkt de vloerverwarming kuren te vertonen. Als Layla hierover
klaagt, reageert Zon-en-Zo verbaasd: zij verkoopt helemaal geen vloerverwarming. Volgens
Zon-en-Zo heeft Layla de vloerverwarming gekocht bij Berend zelf, die naast zijn
werkverband bij Zon-en-Zo ook een eenmanszaak heeft, geregistreerd op Berends huisadres.
Layla vraagt zich af met wie zij nu eigenlijk een overeenkomst heeft gesloten.

Vraag 5 (20 punten)


Met wie heeft Layla met betrekking tot de vloerverwarming een overeenkomst gesloten?

Antwoord:

Met het accepteren van de offerte ten aanzien van de vloerverwarming (door Layla) is een
overeenkomst tot stand gekomen. De vraag is echter wie partij zijn bij die overeenkomst:
Layla en Berend of Layla en Zon-En-Zo.

Het gaat hier om vertegenwoordiging, meer specifiek het leerstuk volmacht. Het staat vast
dat Berend niet bevoegd was om Zon-En-Zo te vertegenwoordigen bij het sluiten van een
overeenkomst ten aanzien van vloerverwarming. Zon-En-Zo verkoopt immers helemaal geen
vloerverwarming. Berend heeft bij het verkopen van de vloerverwarming niet binnen de
grenzen van zijn volmacht gehandeld. Er is derhalve in beginsel geen overeenkomst tot stand
gekomen tussen Layla en Zon-En-Zo (art. 3:60 lid 1 jo. 3:66 lid 1 BW).

Als Layla zich geslaagd kan beroepen op art. 3:61 lid 2 BW, zou alsnog een overeenkomst
tussen haar en Zon-En-Zo tot stand kunnen zijn gekomen. Hiervoor is nodig dat ten aanzien
van de vloerverwarming:
1) Berend in naam van Zon-En-Zo heeft gehandeld;
2) Layla erop heeft vertrouwd (‘heeft aangenomen’) dat Berend in naam van Zon-En-Zo
heeft gehandeld;
3) Layla er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Berend in naam van Zon-En-Zo
mocht handelen;
4) Toedoen aan de zijde van Zon-En-Zo, danwel dat deze overeenkomst voor het risico
van Zon-En-Zo moet komen (zie HR ING/Bera)

Aangezien Berend de offerte heeft verstuurd op het briefpapier van Zon-En-Zo is aan het
eerste vereiste voldaan. Layla heeft daar ook op vertrouwd, want ze neemt contact op met
Zon-En-Zo nu de vloerverwarming mankementen vertoont. Het is verder goed verdedigbaar
dat het vertrouwen van Layla ook gerechtvaardigd was: Berend is een werknemer van Zon-
En-Zo, Berend mailt via zijn werk-emailadres met Layla en verstuurt de offerte op het
briefpapier van Zon-En-Zo. Ten aanzien van het laatste vereiste kan gezegd worden dat Zon-
En-Zo nagelaten heeft er zicht op te houden wat Berend allemaal aan het uitspoken is,
danwel dat het voor het risico van de werkgever (Zon-En-Zo) moet komen als een
werknemer zijn bevoegdheid te buiten gaat op de wijze dat Berend dit heeft gedaan.
De conclusie moet dan luiden dat Layla met betrekking tot de vloerverwarming een
overeenkomst heeft gesloten met Zon-En-Zo.

NB: Het is overigens ook verdedigbaar dat er niet voldaan is aan het vereiste van
gerechtvaardigd vertrouwen en/of het toedoen-vereiste. Daartoe zou bijvoorbeeld
aangevoerd kunnen worden dat het voor de hand ligt dat Layla vóór aankoop van de
vloerverwarming op de website van Zon-En-Zo kijkt en daar had kunnen zien dat het bedrijf
helemaal geen vloerverwarming verkoopt (met andere woorden: dat Layla niet voldoende
onderzoek heeft gedaan). In dat geval heeft Layla een overeenkomst gesloten met Berend
(art. 3:33, 3:35 en 6:217 BW). Dit laatste dient wel voorzien te zijn van een gedegen
onderbouwing/uitwerking.

Nadere feiten:

Stel dat de rechter heeft vastgesteld dat Layla de vloerverwarming van Zon-en-Zo BV heeft
gekocht. Layla weigert de derde (en laatste) termijn te betalen van wat zij nog aan Zon-en-Zo
verschuldigd is voor de zonnepanelen, zolang de vloerverwarming het niet doet.

Vraag 6 (15 punten)


Mag Layla betaling weigeren voor de zonnepanelen zolang de vloerverwarming niet is
gerepareerd?

Antwoord:
Layla wil betaling voor de zonnepanelen weigeren totdat de vloerverwarming is
gerepareerd; zij wil hiermee een beroep op opschorting doen.

Op grond van de specifiek voor wederkerige overeenkomsten opgenomen


opschortingsregeling van art. 6:262 e.v. BW kan Layla opschorten indien het gaat om
tegenover elkaar staande verplichtingen in een wederkerige overeenkomst. Voor zover
wordt betoogd dat Layla twee afzonderlijke overeenkomsten heeft gesloten, een met
betrekking tot de zonnepanelen en een met betrekking tot de vloerverwarming, moet
worden geconstateerd dat de regeling van art. 6:262 BW niet van toepassing is. Indien
betoogd wordt dat er wel sprake is van één wederkerige overeenkomst, dan vindt art. 6:262
BW ook geen toepassing, aangezien er in dat geval niet voldaan is aan het vereiste van
daartegenover staande verplichtingen: de verplichting tot betaling voor de zonnepanelen
staat niet tegenover tot reparatie van de vloerverwarming, maar tegenover de verplichting
tot levering en plaatsing van de zonnepanelen. Dit brengt mee dat Layla in geen geval kan
opschorten op grond van art. 6:262 BW.
Wellicht zou Layla wél kunnen opschorten op grond van de algemene regeling van de
opschorting: art. 6:52 e.v. BW.
In het geval er sprake is van twee wederkerige overeenkomsten (zonnepanelen en
vloerverwarming) tussen Layla en Zon-en-zo BV, dan kan worden verdedigd dat sprake is van
voldoende samenhang omdat deze partijen regelmatig zaken met elkaar doen; in dat geval
heeft Layla een opschortingsbevoegdheid en mag zij nog even wachten met de betaling.
Indien hier wordt betoogd dat er geen sprake is van voldoende samenhang omdat tussen
Layla en Zon-en-zo BV slechts tweemaal een overeenkomst is gesloten, en dat nog niet kan
worden aangemerkt als ‘regelmatig’, en er ook geen andere grond is om samenhang aan te
nemen, dan heeft Layla deze bevoegdheid niet en moet zij direct betalen voor de
zonnepanelen.
In het geval dat er sprake is van één wederkerige overeenkomst tussen Layla en Zon-en-zo
BV, dan kan de voldoende samenhang worden aangenomen vanwege het feit dat deze
verplichtingen voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding. In dat geval mag Layla wachten
met het betalen voor de zonnepanelen.

You might also like