Ziek Gelukkig

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 217

Over het boek

Ziek, en toch gelukkig


Ruud heeft het allemaal voor elkaar: een gewilde baan bij de televisie, een
mooi huis in Amsterdam, een leuke relatie, twee Instagrammable katten en
een fijn sociaal leven. O ja, en hij heeft kanker. Voor de derde keer. Ondanks
zijn ziekte weet hij toch geluk te vinden in zijn leven. Hoe doet hij dat?

In Ziek gelukkig deelt Ruud zijn ervaringen over ziek en gezond zijn, soms
pijnlijk en ontroerend, vaak luchtig en grappig, maar bovenal positief en vol
levenslust, op zijn eigen onnavolgbare wijze. Hij vertelt wat hij geleerd heeft
door zijn ziekte zodat ook jij geluk kunt vinden, wat je omstandigheden ook
zijn.

‘Ruud ten Wolde, die ik heb leren kennen als een liefdevol en oprecht mens,
schrijft in dit boek op aangrijpende maar ook grappige, luchtige en
ontroerende wijze over wat zijn ziekte met zijn leven doet.’ – Ronald Giphart

Over de auteur
Ruud ten Wolde (1992-2021) had als kind maar één droom: bij de televisie
werken. Op zijn negentiende had hij al een eigen tv-format bedacht, dat bij
BNN uitgezonden werd. Hierna werkte hij voor en aan (de ontwikkeling van)
diverse tv-programma’s, onder andere als redacteur en verslaggever bij RTL
Boulevard.
Bezoek www.levboeken.nl voor informatie over al onze boeken.
Volg @Levboeken op Twitter, bezoek onze Facebook-pagina
www.facebook.com/LevBoeken en volg lev_uitgevers op Instagram.

Volg Ruud op Instagram via @ruudtw.


Ruud ten Wolde
ZIEK GELUKKIG

Waarderen kun je leren


© 2021 Ruud ten Wolde
© 2021 A.W. Bruna Uitgevers B.V., Amsterdam

Omslagontwerp
Linda Sier
Foto auteur
© Michael Graste

isbn 978 90 449 3292 8


nur 770

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze
uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op
grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 kb Hoofddorp,
www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,
readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de
Stichting pro (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 kb
Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Dit e-book leest het best als het lettertype op de e-reader is ingesteld op ‘origineel’,
‘standaard’ of ‘default’. Verder wordt aangeraden om de volgende instellingen te kiezen:
‘niet uitvullen’ en ‘niet afbreken’.
Aan alle mensen die geluk willen vinden, ongeacht hun
omstandigheden. Of ze nu gezond zijn, ziek zijn, of iemand
in hun omgeving hebben die ziek is (geweest).
Dit boek is voor jullie.
PROLOOG

De televisiewereld is voor mij altijd iets magisch geweest. In mijn optiek


kwam het zelfs in de buurt van tovenarij. Hoe een studio in real life heel klein
kon zijn, maar op televisie gigantisch kon lijken door de juiste
camerapositionering en belichting. Hoe televisie zorgde voor een
saamhorigheidsgevoel, toen meer dan vijf miljoen mensen aan de buis
gekluisterd zaten om te zien of Jim of Jamai de winnaar zou worden van de
allereerste Nederlandse Idols. Hoe er een nieuw televisiegenre ontstond,
genaamd ‘reality’, toen diverse televisieprogramma’s jongens en meisjes
opleidden van etter tot engel of hen juist de strijd met elkaar aan lieten gaan
om Nederlands nieuwe topmodel te worden. Hoe exen elkaar in de haren
vlogen in datingshows op tropische eilanden en hoe lelijke eendjes door
allerlei cosmetische ingrepen veranderden in mooie zwanen. En vooral hoe
wij bij dit alles gewoon mee mochten kijken. Ik vond het geweldig en wist
één ding zeker: ik moest en zou later in deze branche gaan werken. Ik wilde
ook toveren.

***

Toen ik negentien jaar was werd dat toveren werkelijkheid voor mij. Ik deed
mee aan een wedstrijd van bnn, waarbij je een zelfbedacht televisieformat in
mocht sturen. Aangezien ik als arm studentje drie maanden voor vertrek had
bedacht dat ik een minor Event Management wilde gaan volgen op Bali, had
ik in korte tijd een hoop geld nodig. Ik besloot medicijnen te gaan testen als
proefpersoon, zodat ik in één maand tijd zo’n 2.500 euro zou verdienen:
precies het bedrag dat ik nodig had voor mijn reis.
Uiteindelijk ging het medicijnen testen voor mij gelukkig niet door,
aangezien de voorgaande testgroep heel heftige bijwerkingen had gehad, maar
het idee voor een televisieformat was geboren. Studenten zonder geld: een
televisieprogramma waarin alle gekke bijbaantjes die studenten doen om snel
aan geld te komen aan bod kwamen. Ik won de wedstrijd, mijn tv-format
werd geproduceerd en uitgezonden bij bnn, en ik kreeg er vervolgens een
baan aangeboden. Het avontuur kon beginnen.

Op mijn 21e ben ik bij televisieproducent Fremantle gaan werken, en daar


werk ik momenteel nog steeds met heel veel plezier. Ik heb er werkelijk op
elke afdeling gezeten en het voelt als mijn tweede thuis. De eerste jaren
werkte ik als programmaontwikkelaar, daar had ik immers al wat ervaring
mee, en vervolgens ben ik aan de slag gegaan als producer. Ik vind namelijk
vele facetten leuk. Momenteel ben ik redacteur en verslaggever bij rtl
Boulevard, waar ik samenwerk met een fantastisch team, waarmee we elke dag
van de week weer een geweldig, actueel programma neerzetten.

***

Om 9.00 uur schrok ik wakker. Welke dag was het? Hoe laat begon de
vergadering? Redde ik het nog? Ik sprong onder de douche, tikte nog snel een
espresso achterover en sprong op m’n scooter. Als ik de stoplichten mee zou
hebben, redde ik het nog. Dit moest goed komen.
Wanneer je bij een dagelijks televisieprogramma als rtl Boulevard werkt,
weet je van tevoren nooit wat de dag je gaat brengen. Het ene moment sta je
op de boeklancering van het nieuwe fitnessboek van Fajah Lourens en het
volgende moment sta je een persofficier te interviewen bij de rechtszaak van
Willem Holleeder. Tussendoor misschien nog even langs Marijke Helwegen
om duifjes te voeren én na te doen, om je vervolgens snel om te kleden en aan
de rode loper van het Televizier-Ring Gala te verschijnen en tout bekend
Nederland aan de tand te voelen.
Uiteraard weten we bij rtl Boulevard ruim van tevoren welke evenementen
en lanceringen eraan zitten te komen, maar in de ochtendvergadering wordt
pas bedacht hoe de aflevering van die avond er daadwerkelijk uit komt te
zien; het is en blijft immers een actualiteitenprogramma. Als de relatie van
een bekende Nederlander opeens uitgaat of er een bekende persoon plotseling
komt te overlijden, kunnen we dat moeilijk negeren. Je moet dus wel om
kunnen gaan met de continue veranderingen en het snelle schakelen. Op elke
werkdag is er eigenlijk maar één ding zeker en dat is dat je om 19.30 uur niets
meer aan de show kunt veranderen, want dan is de uitzending afgelopen. Was
het een fijne show? Dan genieten we nog even na. Ging er een hoop fout?
Dan is er morgen weer een nieuwe dag, een nieuwe show en dus ook een
nieuwe kans.
De dagen beginnen eigenlijk altijd hetzelfde. In de ochtend starten we in
de grote vergaderzaal, waar we (voor corona) met zo’n veertig man de show
van de dag doornemen. We evalueren de show van de dag ervoor, kijken wat
we kunnen verbeteren, maar ook zeker naar wat er goed ging. De interviews
die de verslaggever moet afnemen worden besproken en de items die de
redacteuren hiervan moeten maken worden tijdens de vergadering verdeeld.
Dat vind ik het leuke van het maken van een daily: je weet in de ochtend nog
niet wat die dag je gaat brengen, maar dat ik deze keer écht niet wist wat deze
dag me zou gaan brengen was achteraf gezien misschien maar beter ook.
Iedereen haastte zich naar de vergaderzaal, want er zat een bomvolle show
aan te komen. Net op het moment dat de vergadering begonnen was voelde
ik mijn telefoon trillen. Een appje van mijn moeder. Ruud, bel me, zag ik op
mijn scherm. Mijn hart bonsde in mijn keel en zonder iets te zeggen rende ik
de vergaderzaal uit. Met trillende handen tikte ik mijn moeders nummer aan
en binnen één tel nam ze op. Ik wist gelijk wat er aan de hand was, want ik
was een week eerder naar het ziekenhuis geweest om een verdacht plekje te
laten onderzoeken. ‘Het is niet goed! De uitslag is niet goed, Ruud!’ riep ze
huilend.

De kanker was voor de derde keer teruggekeerd. Het hele circus zou weer van
voor af aan beginnen. Mijn zicht werd wazig en alles kwam gedempt binnen.
Ik was totaal in shock.

***

Het lichaam is een rare machine. Als je iets zelf niet meer kunt bolwerken,
dan neemt je lijf het volledig van je over. Als iets te heftig wordt en voor je
eigen brein niet meer te bevatten is, dan maakt je lichaam een stofje aan dat
alles voor je verdooft, zodat je even niets hoeft te voelen en niets je nog extra
kan raken. Een stukje zelfbescherming van Moeder Natuur.
Helaas ben ik inmiddels ervaringsdeskundige op het gebied van slecht
nieuws krijgen en aangezien mijn lichaam me gelijk in rust brengt in een
dergelijke situatie, schiet ik zelf algauw in de pragmatische modus. Een beetje
zoals het vroeger op de basisschool ging wanneer de juf ziek was. De
‘telefoonboom’ of ‘belpiramide’ werd dan ingeschakeld, omdat WhatsApp
nog niet bestond, en op deze manier zouden alle kinderen uit de klas
ingelicht worden over hun plotselinge vrije dag door de griep van de juf.
Het bellen kon beginnen en ik was vroeger de persoon die bovenaan de
piramide stond en dus mocht starten. Hoe ik de boodschap overbracht was
allesbepalend, wist ik inmiddels, want hoe dramatischer ik het slechte nieuws
zou vertellen, hoe dramatischer ook het antwoord werd dat ik terugkreeg.
Aan het begin van de telefoontjes had juf de griep en bij de laatste leerling die
gebeld werd lag juf zo’n beetje op de intensive care. Ik moest het dus kort en
bondig brengen. Dan kon er weinig misgaan.
Ik begon met het bellen van mijn vriend. Hij nam op en zei met een
overduidelijk hoge ademhaling: ‘En?! Is het goed?!’, waarop ik rustig
antwoordde: ‘Lieverd, het is niet goed. Ze weten nog niet waar het allemaal is
uitgezaaid, maar dat ik weer in behandeling ga is zeker. Het is nu wachten op
de scans.’ Mijn vriend was in tranen en begreep niet hoe ik in deze situatie zo
rustig kon zijn, maar zoals ik al zei gaat dat automatisch. Wanneer iedereen
in paniek raakt begin ik alles te regelen alsof ik een bedrijf aan het runnen
ben. Het wachten op een uitslag vind ik tien keer erger dan gewoon weten
waar ik aan toe ben, hoe klote de uitslag ook is, omdat ik gewoon echt niet
van onzekerheid hou.
Het is maar goed dat je niet altijd van tevoren weet hoe dingen gaan lopen,
want als je me toen, op die dag in januari 2019, had verteld hoe mijn traject
er de tweeënhalf jaar erna uit zou gaan zien, had ik gedacht dat ik dat niet
zou aandurven en dat ik het niet zou overleven. Maar ik ben er nog steeds.
En ik ga alles wat er de afgelopen jaren gebeurd is met je delen.

***

Al twee keer eerder was er kanker bij me geconstateerd, in 2016 en 2017,


maar nooit eerder had ik de behoefte gevoeld om mijn gedachten op papier te
zetten. Nu deed ik dit wel; na een tip van mijn psychotherapeut schreef ik
mijn gevoelens van me af. Ik merkte dat het me opluchtte om te schrijven
over allerlei onderwerpen waar ik tegen aanliep als (jonge) kankerpatiënt.
Toen ik mijn eerste stukje tekst aan mijn psychotherapeut liet lezen, liepen de
tranen over haar wangen. ‘Wat onprofessioneel van me! Maar ach, ik ben ook
maar een mens. Hier móét je mee doorgaan,’ zei ze na het lezen. En dus deed
ik dat.
Inmiddels zijn we al heel wat tekst en heftige, emotionele gebeurtenissen
verder, maar ik heb ook een hele hoop geleerd. Ik ben dood- en doodziek
geweest, ben vergaan van de pijn en ben in mijn hele leven nog nooit eerder
zo misselijk geweest. Maar het is allemaal niet voor niets geweest.
Dat klinkt misschien alsof ik genezen ben verklaard, maar dat is niet zo. Ik
ben nog vol in behandeling en of ik oud ga worden weten we niet. Maar wat
ik wel weet is dat je je, hoe cliché het ook klinkt, moet focussen op de dingen
die je wél hebt in plaats van op de dingen die nog allemaal ontbreken.
Ik heb geleerd dat je ondanks de grootste angsten en tegenslagen nog
steeds heel erg blij en gelukkig kunt zijn. Ziek én gelukkig. Misschien juist
wel meer dan daarvoor. Doordat je ziek bent, word je met je neus op de feiten
gedrukt en leer je het leven zoals het is te waarderen. De ene dag lukt dit wat
beter dan de andere, maar je hebt het voor het grootste gedeelte zelf in de
hand. De omstandigheden kun je niet veranderen, maar de manier waarop jij
ermee omgaat wel. Je kunt jezelf natuurlijk dagenlang marineren in je eigen
zelfmedelijden, maar ik heb nog nooit gehoord dat iemand zich daar beter
van is gaan voelen.
Ik durf te zeggen dat ik op mijn jonge leeftijd, door mijn omstandigheden,
heb mogen inzien waar het in het leven écht om draait. En spoileralert: het
draait niet om het hebben van de nieuwste iPhone of het bekleden van de
hoogste functie binnen een bedrijf (al mogen die wish lists en ambities er
zeker ook zijn, maar daar kom ik later op terug).
In dit boek vertel ik mijn verhaal, waarin ik onder extreme omstandigheden
veel dingen over het leven heb geleerd, waar ook jij hopelijk iets aan hebt.
Gelukkig hoef je niet ziek te zijn (geweest) om iets aan mijn verkregen
inzichten te hebben. Ik pretendeer ook niet dat ik met heel nieuwe inzichten
kom, want veel dingen weten we stiekem wel maar durven of kunnen we niet
in de praktijk brengen, omdat iets ons tegenhoudt. Met dit boek wil ik vooral
laten zien hoe ik voor en na mijn diagnose naar bepaalde onderwerpen kijk
waar we allemaal tegen aanlopen. In de hoop dat ook jij geluk vindt.
MIJN
ZIEKTE-
PROCES
Ik beloof je dat dit boek echt niet alleen maar zwaar zal zijn, maar om een goed
beeld te krijgen van waar ik de afgelopen zes jaar allemaal doorheen ben gegaan,
heb ik de gebeurtenissen van die zes jaar ziekte in dit hoofdstuk samengevat.
Dan hebben we het zware, vervelende gedeelte maar gelijk gehad en kan ik je
daarna vertellen wat het me voor inzichten heeft gegeven en het me gebracht heeft!
2015

IJdel als ik was, zat ik vroeger om de drie weken bij de kapper. Boven op mijn
hoofd was mijn haar iets langer maar aan de zijkant moest het altijd superkort
zijn, dus ook deze keer zat ik weer bij kapster Wendy in de stoel. Een
heerlijke, gezellige Amsterdamse uit de Jordaan, bij wie het altijd een feestje
was om je haar te laten knippen.
Het was allemaal wat provisorisch, omdat ze toentertijd nog geen
bedrijfspand had en je dus met je kop in de wasbak van haar eigen keuken je
haren moest wassen. En je moest heel zachtjes doen, want anders werden
haar kinderen wakker. Wendy knipte namelijk altijd in de avonden.
Ik was al vaak bij haar geweest, maar op een gegeven moment voelde ik
elke keer als ze met haar kam achter mijn oor kwam een lichte pijnscheut.
We dachten er in eerste instantie allebei niet zoveel van, maar ik vroeg haar
om voortaan iets voorzichtiger langs de moedervlek achter mijn oor te
werken. En hoewel ze dat deed, hadden we het er elke drie weken daarna bij
haar in de stoel weer over. ‘Misschien is het toch handiger om hem weg te
laten halen?’ zei ze eens tegen me, maar ik zag in eerste instantie niet in
waarom. Niemand zag hem toch?
Op zomerse dagen droeg ik vrijwel elk moment van de dag mijn pilotenbril
met blauwe spiegelglazen van Ray-Ban. Ik deed hem alleen af met slapen.
Anna Wintour was er niets bij. Elke keer als ik hem opzette kwam het pootje
langs de moedervlek achter mijn oor en ik merkte dat deze soms begon te
bloeden. Nog steeds dacht ik er niet zoveel van, maar het begon me inmiddels
wel te irriteren. Ik besloot ermee naar de dokter te gaan.
De huisarts nam de tijd om niet alleen de moedervlek achter mijn oor maar
ook alle andere moedervlekken op mijn lijf te checken. Zijn conclusie was dat
er niets aan de hand was. Ik had al eens een moedervlek op mijn rug laten
verwijderen en ook daarbij kwam niets geks naar voren. We besloten het erbij
te laten.
Een flink aantal maanden later, aan het eind van 2015, zat ik op de
programmaontwikkelingsafdeling hard te werken achter mijn iMac. We
hadden het druk met pitches van nieuwe televisieformats bij verscheidene
zenders en dus moest er een hoop gebeuren. Karin, mijn leidinggevende en
tevens vriendin, kwam achter me staan om mee te kijken naar een
PowerPoint die ik had gemaakt voor een pitch en ze wees naar de moedervlek
achter mijn oor. ‘Die moet je weg laten halen,’ zei ze. Ik vertelde haar dat ik
er al voor naar de dokter was geweest en dat die het niet verdacht vond, maar
Karin hield voet bij stuk. ‘Ik ben je baas en ik wil toch echt dat je het nog een
keer laat checken.’ Hoe irritant ik die opmerking toentertijd ook vond,
achteraf ben ik heel blij dat ik weer naar de huisarts ben gegaan.
Omdat ik er voor de tweede keer kwam, verwees mijn huisarts me deze
keer door naar de dermatoloog in het olvg-ziekenhuis in Amsterdam-Oost.
Ik legde haar mijn probleem uit en ook zij gaf aan zich geen zorgen te maken.
Ik vertelde dat ik de moedervlek graag weg wilde laten halen, omdat het me
begon te storen dat mensen er iets van zeiden en daarnaast vond ik het
vervelend dat zowel de kapper als mijn Ray-Ban rekening moesten houden
met die kleine vlek achter mijn oor. De dermatoloog haalde er twee collega’s
bij, waarna ze met elkaar overlegden en tot de conclusie kwamen dat het puur
een cosmetische ingreep zou zijn en dat ik in dat geval zelf voor de kosten op
zou draaien als ik de moedervlek wilde laten verwijderen. Ik wilde nu dat-ie
weggehaald zou worden ook, zelfs als ik ervoor moest betalen. Maar toen ik
aangaf dat de moedervlek soms begon te bloeden, stemden ze er toch mee in
dat mijn verzekering de kosten zou mogen vergoeden.
Eerst werd de zijkant van mijn hoofd verdoofd en vervolgens werd de
moedervlek vakkundig met een mesje verwijderd. Omdat de moedervlek als
het ware op de huid lag, haalden ze hem oppervlakkig weg, om zo een groot
litteken te voorkomen. Volgens protocol zouden ze hem opsturen naar het lab
en een week later zou ik gebeld worden met de uitslag. Of het nu goed of fout
was; ze beloofden dat ze me sowieso zouden bellen.

Een week later had ik nog geen telefoontje gehad en ik was het eigenlijk
alweer vergeten dat ik überhaupt nog gebeld zou worden. Geen bericht, goed
bericht, dacht ik. Het was nog steeds erg druk op het werk en ik hing continu
met allerlei bedrijven aan de lijn, waardoor ik pas na een tijdje zag dat ik
meerdere gemiste oproepen had. Mijn voicemail was ingesproken door een
anoniem nummer.
‘U hebt één nieuw bericht, vandaag ontvangen om 11 uur 41,’ klonk het in
mijn oor. ‘Dag meneer Ten Wolde, u spreekt met […] uit het olvg-
ziekenhuis. De uitslag van het biopt van uw moedervlek is bekend en eh...
sorry dat we een dag te laat bellen, maar eh... we zouden u graag vandaag nog
in het ziekenhuis willen zien om de uitslag met u te bespreken. Belt u mij
alstublieft spoedig terug.’
Op dat moment dacht ik dat ik flauw ging vallen. Ze belden een dag te
laat! Wie belt er nu een dag te laat bij een foute uitslag? Want dat was het,
toch? Het was niet goed, anders wilden ze me niet persoonlijk in het
ziekenhuis spreken. O mijn god, o mijn god, ik ga dood, ik ga dood, was het
enige wat er door mijn hoofd ging.
Het leek op dat moment alsof mijn brein niets meer kon, want het lukte
zelfs niet om het nummer van het olvg-ziekenhuis op te zoeken. Mijn
ademhaling ging nog sneller dan de Thalys, maar ik moest en zou weten wat
er aan de hand was. Ik belde het ziekenhuis en werd drie keer doorverbonden.
De langste minuten van mijn leven. Uiteindelijk kreeg ik de arts aan de lijn,
die me aan de telefoon niet veel uit wilde leggen, maar alleen aangaf dat het
er inderdaad niet goed uitzag en dat ik aan het einde van de middag (!) om
16.00 uur (!) terechtkon voor het gesprek. Dat maakte me eigenlijk woest,
want hoe durfden ze iemand zo lang in spanning te laten, terwijl het om zo’n
wezenlijke uitslag ging? Maar ik was zo geschrokken dat ik nog net zachtjes
een ‘Oké, tot dan’ uit mijn keel wist te persen.
Lijkbleek liep ik de redactie op, waardoor al mijn collega’s gelijk vroegen
wat er aan de hand was. Meer dan ‘Het is niet goed, ik moet naar het
ziekenhuis’ wist ik niet uit te brengen, terwijl ik naar dezelfde plek op de
muur bleef staren om niet om te vallen. Karin nam me meteen apart om het
gesprek dat ik net met de arts had gevoerd even rustig door te nemen, om
wellicht zo te kunnen achterhalen wat er precies aan de hand kon zijn. Samen
liepen we naar de ceo, Georgette, en samen bekommerden ze zich om mij
alsof ze mijn moeder waren. Dat was op dat moment sowieso heel prettig,
aangezien ik in die periode weinig tot geen contact met mijn moeder had
vanwege de scheiding van mijn ouders.
Op de een of andere manier dacht ik zelf continu dat ik misschien
leukemie zou hebben, terwijl dit nergens op gebaseerd was. Dat wist
Georgette gelukkig vrij stellig te ontkrachten: ‘Je hebt geen leukemie, maar
zoals het er nu naar uitziet heb je huidkanker en dat bestaat in allerlei
gradaties, dus we weten nog niet hoe erg het is. We zullen af moeten
wachten, misschien kun je even met Karin buiten gaan wandelen om een
beetje op adem te komen?’ sprak ze me zowel lief als stellig toe, waardoor ik
al iets rustiger werd. En dus ging ik met Karin naar buiten om een luchtje te
scheppen.
We wandelden over het droevige industrieterrein, waar ik mijn hele leven
aan me voorbij zag flitsen. Wat wilde ik allemaal nog doen? Hoe zou ik er
over een tijdje uitzien, na allerlei enge behandelingen? Ging ik het überhaupt
overleven? Mijn hoofd draaide overuren en ik was in één klap doodmoe.

Het enige voordeel van de late afspraak in het ziekenhuis was dat mijn vader
de tijd had om vanuit Emmen naar Amsterdam te rijden, zodat hij met me
mee kon gaan. Toen ik hem belde met het nieuws schrok hij zich een ongeluk
en ik zei tegen hem dat ik mijn moeder pas wilde bellen als we precies wisten
hoe het ervoor stond. Diep in mijn hart wilde ik op dat moment het liefst
mijn moeder ook aan mijn zijde hebben, maar mijn boosheid over de
scheiding kon ik – zelfs op dat heftige moment – nog niet opzijzetten. Mijn
vader en ik gingen dus met z’n tweeën.
Eenmaal aangekomen in het olvg-ziekenhuis hoefden we gelukkig niet
lang te wachten. We werden vrij snel opgehaald en meteen begonnen de drie
mensen die tegenover ons zaten hun excuses aan ons aan te bieden. Ze
dachten écht dat de moedervlek geen gevaarlijke plek was, maar het bleek een
kwaadaardig melanoom te zijn. En om die reden zouden ze mijn lymfeklieren
gaan checken.
Ik was 23 jaar en had nog nooit van het woord melanoom gehoord, laat
staan dat ik wist wat lymfeklieren deden en waarom ze die in hemelsnaam
gingen checken, dus met trillende stem vroeg ik om verduidelijking. Het
antwoord was: ‘Lymfeklieren zitten door heel je lijf. Ze vervoeren allerlei
stoffen en cellen, en melanoom is de enige vorm van huidkanker die zich naar
binnen kan uitzaaien, dus we moeten checken in hoeverre dat gebeurd is.’

De uren daarna kan ik alleen maar omschrijven als één grote waas. Ik weet
nog dat mijn vader en ik vanuit het olvg het Oosterpark in wandelden en dat
ik me een soort van stoned voelde. Niks kwam echt binnen, ik voelde niks
meer. Het enige wat ik gek genoeg dacht was: misschien ga ik dood, maar we
hebben over een paar weken een vakantie geboekt staan en die moet en zal
doorgaan. De uitslag van de punctie van de lymfeklieren wil ik pas na die tijd
weten. Ik wilde een struisvogel zijn. Lekker mijn kop in het zand steken,
zodat mijn problemen er even niet leken te zijn. Maar dat lukte natuurlijk
niet.
Toen mijn vader op de dag van de ziekenhuisafspraak terugreed van
Amsterdam naar zijn huis in Emmen belde hij onderweg met mijn moeder
om haar het slechte nieuws te vertellen. Ze bedacht zich geen moment, belde
me gelijk op en gaf aan direct naar me toe te willen komen. Alle issues van de
scheiding werden door ons allemaal opzijgezet. We hadden elkaar nodig.
Juist nu.
Ik merkte dat ik het meteen heel fijn vond om mijn moeder weer frequent
te spreken. Zij is tenslotte altijd het luisterend oor van de familie geweest en
dat was precies wat ik op dit moment nodig had. Vanaf dat moment ging ze
mee naar elk ziekenhuisbezoek en was onze band weer sterker dan ooit.
2016

In januari werd in het ziekenhuis de operatie aan mijn hoofd voorbereid. De


moedervlek was oppervlakkig verwijderd door de dermatoloog, maar omdat
het een kwaadaardig melanoom bleek te zijn moesten de randen eromheen
ook verwijderd worden. Je hoofd is een gevoelig gebied, waar maar weinig rek
in de huid zit, en dus moest er ergens anders huid vandaan worden gehaald
om het gat dat zou ontstaan op te kunnen vullen. Voor de huidtransplantatie
mocht ik kiezen tussen de huid van mijn borst of de huid van de buitenkant
van mijn bovenbeen. Ik koos natuurlijk voor mijn borst, omdat ik graag wilde
dat iedereen zou zien wat voor spannende operatie ik had onderga… Eh nee,
natuurlijk niet. Wie kiest er nou voor zijn borst als je ook voor een
onzichtbare plek als je bovenbeen kunt kiezen? Die keuze was snel gemaakt.
Het werd uiteraard mijn bovenbeen.
Om er zeker van te zijn dat eventuele verdwaalde cellen naast het
melanoom ook verwijderd zouden worden, besloot de chirurg om een plek
met een diameter van vier centimeter te verwijderen. Ik vond het allemaal
prima. Gek genoeg hoopte ik vooral nog steeds dat mijn vakantie naar de
Canarische Eilanden door kon gaan en dus vroeg ik of de operatie ook ná die
vakantie plaats kon vinden. Aan zijn gezicht zag ik dat de chirurg het een
bijzonder verzoek vond, maar hij vond mijn melanoom op dat moment niet
dusdanig agressief dat het niet een paar weken kon wachten. De operatie
werd na de vakantie ingepland, maar de chirurg liet wel alvast middels een
punctie de lymfeklieren controleren, zodat we zouden weten of de kanker wel
of niet uitgezaaid was. Die uitslag zou ik, zoals ik eveneens had gevraagd, pas
na mijn vakantie krijgen.
Doordat ik nog steeds niet kon bevatten wat me overkomen was, probeerde
ik gewoon te doen wat ik altijd deed. We gingen al meer dan tien jaar in de
voorjaarsvakantie naar Lanzarote om te eten, drinken en zonnen. Vooral over
dat laatste had ik me in mijn situatie allicht wat meer zorgen moeten maken,
aangezien zonschade reden nummer één is voor huidkanker, maar ik ging
gewoon pal in de brandende zon liggen, al smeerde ik mezelf wel keurig in
met factor 30 (op aanraden van de dermatoloog). Mijn selectieve gehoor had
blijkbaar alleen onthouden dat de dermatoloog had gezegd dat ‘de zon ook je
vriend is vanwege de vitamine D’ en dat je die dus zeker niet hoeft te
vermijden, want het gedeelte waarin ze zei dat ik niet mocht gaan bakken en
braden had ik compleet gecontrol+alt+deletet. Als een lederen bankstel stond
ik ’s avonds onder de douche, trots te kijken naar mijn invisible witte
huidzwembroek. Morgen zou ik weer verder zonnen om het contrast tussen
mijn witte en gebruinde huid nog groter te krijgen.
Met mijn 23 jaar had ik het idee dat ik onsterfelijk was. Natuurlijk was ik
er vreselijk van geschrokken dat ik huidkanker had, maar in mijn beleving was
het een kwestie van opereren en weer doorgaan. Ik had nog nooit zoiets
ingrijpends meegemaakt dus kon ik op dat moment nog niet overzien wat me
allemaal te wachten stond. Ik dacht dat het allemaal wel los zou lopen.

Eenmaal terug in Nederland, een aantal kilo’s zwaarder en een aantal tinten
donkerder, kwam dit verschrompelde rozijntje samen met zijn moeder het
ziekenhuis in gewandeld. Die dag zouden we te horen krijgen hoe mijn
lymfeklieren er onder de microscoop uit hadden gezien. Mijn arts zou deze
uitslag met ons delen, maar een verpleegkundige nam eerst wat
standaardzaken met ons door ten behoeve van mijn operatie en zei toen
tussen neus en lippen door ‘dat mijn lymfeklieren gelukkig schoon waren’,
zonder dat ze doorhad hiermee een voor ons nog onbekende uitslag te hebben
verklapt. Toen de verpleegkundige opkeek van haar papiertje zag ze twee
huilende mensen tegenover zich zitten. Van blijdschap weliswaar, maar dat
wist zij niet. Ze dacht dat we deze informatie allang hadden gekregen, niet
wetende dat ik had gevraagd om de uitslag pas te krijgen na mijn vakantie.
Mensen willen normaliter liever gisteren een uitslag krijgen dan over drie
weken, maar dan kenden ze mij nog niet. Het is een wonder dat ze me geen
Regisseur Ruud noemen daar, want ik houd het liefst over werkelijk álles zelf
de regie.

Op de dag van de operatie maakte ik, zenuwachtig als ik was, de ene na de


andere stomme grap over de smurfenjurk met blote achterkant die ik aan
moest. Over mijn haar kreeg ik een netje dat leek op van die plastic hoesjes
die je in het zwembad om je schoenen moet doen, en ik werd de operatiezaal
in gereden.
Eenmaal op de ok gaf ik bij de anesthesist aan dat ik aan Thailand wilde
denken terwijl ik in slaap zou worden gebracht, omdat ik daar graag naartoe
wilde reizen als al deze ellende achter de rug zou zijn. De anesthesist ging
daar volledig in mee en voor ik het wist waande ik me mentaal op het eiland
Koh Tao.
Dat is overigens mijn tip aan iedereen die ooit onder narcose moet: denk
aan iets leuks als je in slaap wordt gebracht, want dan word je ook met dat
gevoel wakker. Veel mensen zijn angstig wanneer ze in slaap worden gebracht
en voelen zich dan ook zo bij het ontwaken. Dat is dus precies de reden
waarom ik de hele ok regisseer tot mijn eigen zen space, waardoor ik heerlijk
wegdommel. Mijn regisseursvibe stond nog compleet aan toen ik bijkwam,
want het eerste wat ik zei was dat ik recht had op een perenijsje. En ik hou
niet eens van ijs.

Ik mocht algauw naar huis, met een gigantische spons aan mijn hoofd
vastgeniet, die na een aantal weken verwijderd zou worden. Het herstel ging
zeer voorspoedig. Er was maar zo’n dunne huidlaag op mijn bovenbeen
verwijderd, dat de wond binnen de kortste keren weer geheeld was. Omdat ik
mezelf een enorm stoere vent van 23 jaar vond, ging ik alleen naar de afspraak
om de spons te laten verwijderen. In mijn gedachten zag de wond eruit als
een soort knikkerpotje, maar de verpleegkundige noemde het meer een
maanlandschap en dat begreep ik pas toen ik in de spiegel keek en ik bijna
moest kotsen van mijn eigen aangezicht.
Er zat een gapend gat aan de zijkant van mijn hoofd. De bovenkant van
een vulkaan ziet er waarschijnlijk nog mooier uit. Ik schrok enorm, maar
probeerde me groot te houden voor de verpleegkundige, die er een kleiner
verband op deed en aangaf dat ik over een aantal weken weer terug moest
komen. Eenmaal in mijn eentje in de auto op de parkeerplaats barstte ik in
tranen uit. Ik vond het zó eng hoe mijn hoofd eruit had gezien en dacht dat
het nooit meer normaal zou worden. Er was me van tevoren al verteld dat er
vanwege de huidtransplantatie geen haar meer zou gaan groeien en dat het
een hele tijd zou duren voordat het gat opgevuld zou zijn met bindweefsel en
vet, maar wat ik in de spiegel had gezien sloeg alles. Ik dacht echt dat het niet
erger kon worden, maar dat had ik helaas mis.

De voorspelling van de arts kwam gelukkig uit en de plek aan de zijkant van
mijn hoofd vulde zich langzamerhand. Er groeide gelukkig haar overheen
vanuit het gedeelte boven de wond, waar nog wél haar groeide, en daardoor
was er vrijwel niets meer te zien van het gat. Ik pakte mijn leven weer volledig
op en nam deze ervaring mee in mijn rugzak, maar ik wilde er ook niet te veel
bij stilstaan. Voor mijn gevoel was alles achter de rug en kon ik weer naar de
toekomst kijken. Ik besloot dat ik in augustus de gedroomde reis naar
Thailand ging maken, dus boekte ik samen met een vriend en een vriendin
vliegtickets.
We hadden een fantastische reis, die al mijn verwachtingen overtrof. Ik
voelde me weer helemaal jong, gelukkig en bovenal gezond. Maar ik voelde
ook een bultje in mijn hals. Ik probeerde het te negeren, maar bij thuiskomst
belde ik toch even naar mijn arts om het te laten controleren. Omdat de bult
aan exact dezelfde kant zat als waar ik mijn melanoom had, moest ik snel naar
het ziekenhuis komen. De arts wilde het zien en voelen. Terwijl hij voelde zei
hij: ‘Ik ben hier niet gerust op, we gaan een punctie nemen.’ De grond zakte
weer onder mijn voeten vandaan en ik zag mijn hele toekomst opnieuw
instorten.
Drie puncties lieten ‘atypische cellen’ zien, maar dat betekent eigenlijk niets
meer dan ‘mislukte cellen’ en kon dus zowel goed als fout zijn. Omdat het
mijn arts toch niet lekker zat zei hij dat hij een pet-scan van mijn lijf wilde
laten maken. Wat was dat nu weer in hemelsnaam?
Een pet-scan bleek een scan te zijn waarop alle activiteit in je lichaam te
zien is. Ik werd in een kamer gelegd, waar ik letterlijk niets mocht bewegen.
Ik mocht alleen muziek luisteren met mijn ogen dicht en mocht ook niet van
nummer wisselen, omdat ik dan mijn arm of vinger moest bewegen. Er werd
een bepaalde radioactieve vloeistof in mijn aderen gepompt, die vervolgens
een uur lang in moest werken, terwijl ik in freezemodus moest blijven liggen.
Eindelijk kwam het van pas dat ik vroeger niet met de jongens uit mijn klas
voetbalde, maar dat ik met mijn buurmeisjes Annemaria koekoek speelde. Na
dat uur was deze contrastvloeistof dusdanig in mijn lijf verspreid dat ik de
scan in mocht. Als er plekken zouden oplichten, zou dat aantonen dat er
ergens (anders) in mijn lijf actieve kankercellen aan het werk waren.

Een week later kreeg ik van diezelfde arts zowel goed als slecht nieuws. Het
slechte nieuws was dat de bult in mijn hals inderdaad een uitzaaiing was,
maar het goede nieuws was dat dat de enige plek in mijn lijf was. Met een
operatie en bestralingen zouden ze dit kunnen verwijderen, maar die operatie
was niet zonder risico.
Geloof het of niet, maar het was wederom een reis naar het buitenland die
me meer in zijn greep hield dan de ophanden zijnde operatie. Ik zou voor het
24Kitchen-televisieprogramma De Wit, Rosé, Rood Trip naar Californië
afreizen om daar een luxueuze wijnreis te maken. Ook deze keer vroeg ik aan
de arts of mijn operatie even kon wachten (ik dacht blijkbaar echt dat ik
onsterfelijk én regisseur was) en na lang overleg stemden ze ook deze keer in.
Ik moest dan wel gelijk twee dagen na terugkomst onder het mes.

De wijnreis was geweldig. Samen met wijndeskundige Harold Hamersma en


schrijver Ronald Giphart namen we op de mooiste locaties geweldige
afleveringen op. Op de reis had ik maar aan één persoon verteld wat er aan de
hand was. Alleen mijn inner circle en meest dierbare collega’s wisten van mijn
situatie af, maar voor de rest speelde ik mooi weer. Ik wilde niet anders
behandeld worden en ik wilde niet dat mensen continu aan me vroegen of het
wel goed met me ging en of ze iets voor me moesten tillen of doen.
Bij terugkomst was ik helemaal klaar voor de operatie. Ik wilde wel dat het
mooi gebeurde (mijn prioriteiten lagen blijkbaar continu bij reizen en mijn
uiterlijk) en dus had ik een dag van tevoren nog een gesprek ingepland met de
ontzettend lieve, kundige chirurge die me zou opereren.
Ze vertelde me dat ze een hoop klieren ging verwijderen die mogelijk ook
kwaadaardige cellen zouden bevatten. Ze ging gevoelszenuwen verwijderen
en waarschijnlijk ook de grote speekselklier, waardoor ik mogelijk na de
operatie altijd een droge mond zou hebben. Dat vond ik geen prettig idee,
maar wat ze me daarna vertelde maakte me nog tien keer banger. Ze gaf aan
dat het zo’n gevoelig gebied was, met zoveel belangrijke zenuwen, dat de kans
aanwezig was dat ze mijn aangezichtszenuw zou raken en mijn gezicht deels
verlamd zou worden. Ze kon me niet garanderen dat dat niet ging gebeuren,
maar ze zou alles op alles zetten om dat te voorkomen.
Deze woorden maakten me doodsbang en ik durfde bijna niet meer onder
het mes. Zo’n verlamming kon namelijk tijdelijk, maar ook blijvend zijn. Ik
had helaas geen keuze. Het was dit of niets doen en dan was het wel duidelijk
hoe dat af zou lopen.
Toen ik dacht dat ze alle horrorscenario’s verteld had, bleek ze het ergste
voor het laatst bewaard te hebben: ze wist niet of de grote spier in mijn hals
gespaard kon worden. Volgens het protocol in het ziekenhuis werd bij een
dergelijke uitzaaiing de gehele sterno cleido-spier verwijderd, de grote spier
die van je sleutelbeen tot aan je oor loopt. Draai maar eens met je gezicht
naar links, dan komt-ie aan de rechterkant van je hals tevoorschijn. Zonder
die spier zou ik niet alleen geen spierfunctie meer hebben aan die kant, maar
zou mijn uiterlijk ook totaal veranderen omdat je dan aan één kant een heel
ingevallen hals krijgt. Gelukkig werkte deze chirurge ook in een ander
ziekenhuis, waar ze soms wél de spier konden sparen, maar dat kon ze pas
besluiten op het moment dat ik op de operatietafel lag. Ik wist dus nog niet
hoe ik er na de operatie uit zou zien. Ik was doodsbang en allesbehalve
gerustgesteld, maar ik had geen keuze. Deze operatie was noodzakelijk als ik
wilde leven.

De volgende dag mocht ik me in mijn smurfenjurk hijsen en ook deze keer


instrueerde ik de anesthesist over het onderwerp waarmee ik in slaap wilde
worden gebracht: de Malediven. De anesthesisten gingen hier als Emmy-
waardige acteurs in mee en begonnen over mijn decadente businessclassvlucht
te praten, maar voordat ik mentaal kon boarden was ik al onder narcose.
De operatie duurde meer dan zeven uur en verliep goed. Toen ik bijkwam
was het eerste wat ik deed mijn gezicht bewegen. Het werkte nog! Ik kon wel
janken van blijdschap, maar het gevaar was nog niet geweken. Ik wilde zo
snel mogelijk horen of mijn spier gespaard was gebleven, dus hield ik de
eerste de beste recoveryverpleegkundige aan en vroeg haar of ik ‘spier elf’ nog
had. De verpleegkundige keek me aan alsof ik niet helemaal goed was, wat
ook kon kloppen gezien de zware, lange narcose, maar ik deed er nog een
schepje bovenop in de hoop dat ze het dan wél zou begrijpen. ‘Is mijn
musculus sternocleidomastoideus nog intact?’ vroeg ik dwingend, alsof iedereen
in de wereld deze Latijnse term moest kennen. De verpleegkundige kreeg nog
net geen inzinking van mijn rare vragen, dus besloot ik om zelf te voelen en
de vraag wat te versimpelen: ‘Ziet mijn hals er normaal uit?’ Ze antwoordde
dat hij er normaal uitzag maar dat hij wel vol zat met nietjes. Daar kon ik
mee leven.
High van de narcose als ik was vroeg ik aan een andere verpleegkundige of
ik (naast mijn beloofde perenijsje) haar telefoon mocht hebben, die ze gek
genoeg aan me gaf. Ik was echt net ontwaakt en normaliter moet je dan nog
een uur of anderhalf op de uitslaapkamer blijven liggen. Toch besloot ik zo
brutaal te zijn om mijn moeders nummer in te toetsen en joviaal te vertellen
dat de operatie gelukt was en dat ik naar mijn kamer mocht. De
verpleegkundige moest daar zo om lachen dat ze me inderdaad naar mijn
kamer liet gaan. Ik had immers alweer genoeg praatjes.
Inmiddels wist ik precies wat je moest doen om zo gauw mogelijk naar huis
te mogen. Zelfstandig een stukje lopen, iets eten en naar de wc zijn geweest
was de magische drie-eenheid waarmee je je terugreis naar huis verzekerde.
Eén nachtje moest ik blijven en de volgende ochtend mocht ik naar huis, mits
er daar goed voor me gezorgd zou worden. Mijn hele hals zat tenslotte vol
met nietjes en er hingen nog twee drains om mijn nek, die continu vocht
afpompten, maar mijn spier zat er nog en mijn gezicht functioneerde prima.
Ik was een blij maar vermoeid mens.

Eenmaal thuis begon het echte herstellen, dus deed ik niet veel anders dan
het bingewatchen van vijf seizoenen Suits. Ik moest snel aansterken, want na
een aantal weken begonnen mijn bestralingen en daarvoor moest ik eerst ter
observatie bij de chirurge langskomen.
De chirurge bekeek mijn hals en gaf aan dat de nietjes verwijderd mochten
worden. Hoewel het nog allemaal wat gezwollen was, zag het er keurig uit.
Er zat een groot litteken van mijn oor tot mijn sleutelbeen, dat door de
nietjes een dunne lijn was geworden, omdat ze mijn huid goed bij elkaar
hadden gehouden. De chirurge had erg veel rekening gehouden met mijn
ijdelheid, want het litteken valt tot op de dag van vandaag precies in een
plooi, waardoor het de meeste mensen niet eens opvalt.

Omdat de wond goed genoeg hersteld was, kon ik beginnen met de


bestralingen. Daarvoor moest er eerst een masker gemaakt worden. Mijn
moeder en ik hoopten dat op 5 december even snel te laten fixen in het
ziekenhuis, zodat we daarna pakjesavond konden vieren. Dat viel even tegen.
De verpleegkundige legde uit dat het masker nodig was om de bestraling heel
nauwkeurig te kunnen doen. Het masker zou elke keer dat ik bestraald werd
vastgemaakt worden aan de tafel waar ik op kwam te liggen, zodat ik geen
millimeter kon verschuiven en het bestralingsapparaat dus exact de juiste plek
kon behandelen.
Ik mocht van de verpleegkundige gaan liggen, zodat hij vervolgens mijn
gezicht in kon pakken met een soort kippengaas met piepkleine gaatjes, dat
langzaam maar zeker harder zou worden en zich zou vormen naar mijn
gezicht. Terwijl hij het op mijn gezicht legde praatte hij rustig met mijn
moeder, maar ik raakte in paniek omdat het gaas meer en meer vacuümtrok.
Ik kon amper nog ademhalen door de minigaatjes en het voelde alsof iemand
mijn neus, mond en ogen tegelijkertijd dichtkneep. Mijn moeder zag dat mijn
borst heel snel op en neer ging en probeerde me te kalmeren. De
verpleegkundige gaf aan dat ik nog dertig seconden vol moest houden, anders
moest het opnieuw.

Na deze helse ervaring dacht ik dat ik mijn ellendebingokaart nu wel


helemaal gevuld had, maar helaas: de bestralingen moesten nog beginnen.
Elke dag werd ik door een taxi van huis opgehaald die me naar het ziekenhuis
bracht, want rijden werd afgeraden omdat je vermoeid kunt raken van de
behandelingen, ook al duren die maar heel kort.
Het bestralen zelf duurde maar zo’n vijf minuten, korter dan het exact
placeren van je lijf op de goede plek. Ik moest doodstil liggen terwijl het
strakke masker (dat nog het meest lijkt op een masker dat gedragen wordt
tijdens het schermen) aan de tafel werd bevestigd. Dan draaide het apparaat
zo’n twee keer volledig om je heen en mocht je weer naar huis. Binnen
twintig minuten was het gepiept, maar omdat ik een maand lang elke
werkdag moest komen, was dit alsnog behoorlijk slopend.
De bijwerkingen vielen me ontzettend mee. Ik had geen enkel
informatieboekje gelezen, onder het mom van ‘wat niet weet, wat niet deert’,
maar achteraf baalde ik dat ik één ding niet had gelezen. Van de ene op de
andere dag werd ik wakker met een kussen vol haar. Het haar aan de
achterkant van mijn hoofd en de gehele rechterkant van mijn baard was
losgeraakt door de bestralingen. Ik voelde me vreselijk lelijk en wilde me het
liefst verstoppen, maar ik moest nog acht bestralingen ondergaan. Ik moest
door, in de hoop dat de ellende hierna toch echt voorbij zou zijn.
2017

De dag voor oud en nieuw kreeg ik een dubbele dosis bestraling, zodat ik met
de jaarwisseling een aantal dagen bij mijn familie in Drenthe kon zijn. Voor
de effectiviteit van de behandeling was het namelijk van belang dat er niet te
veel tijd tussen elke bestraling in zat en dus kon ik maar maximaal drie dagen
‘pauze’ nemen.
Op 5 januari kreeg ik mijn twintigste en tevens laatste bestraling
toegediend. Met masker en al werd ik voor de laatste keer vastgeklikt aan de
tafel, om na zeven minuten eindelijk van dit claustrofobische spektakel verlost
te zijn. Eenmaal aangekomen in de wachtkamer zaten mijn zusjes daar als
verrassing. Ze waren nooit eerder mee geweest en waren zichtbaar
aangeslagen toen ze mij op de bestralingstafel hadden zien liggen. Het kwam
op dat moment pas bij ze binnen, zoals veel mensen het vaak pas écht
beseffen wanneer ze iets met eigen ogen zien of zelf ondergaan.
Met mijn moeder, m’n zusjes en de gigantische Tony Chocolonely-reep die
ik had gekregen liep ik het ziekenhuis uit, blij dat het erop zat. Bij de uitgang
bleken mijn beste vrienden zich verzameld te hebben en ze hadden
champagne bij zich om samen te vieren dat het zware traject achter de rug
was. We gingen naar een restaurant, alwaar nog meer vrienden en familie
aanschoven om te proosten op de ogenschijnlijk goede afloop.

Veel tijd om te herstellen had ik niet, want anderhalve maand later zou ik
voor Ex On The Beach: Double Dutch naar Thailand afreizen, om daar drie
weken te filmen. Een heel intensieve klus, maar iets wat ik zo graag wilde
doen dat ik alles op alles zette om er klaar voor te zijn.
Voor dat seizoen deed ik zowel de casting van de kandidaten in Nederland
en België, als de kandidatenbegeleiding op locatie in Thailand. Helaas kan ik
het geheim van de smid over het castingproces niet helemaal met je delen,
maar een van de manieren waarop we kandidaten vonden was door ’s nachts
in clubs op stap te gaan en potentieel geschikte kandidaten aan te spreken.
Samen met mijn collega en vriendin Anne ging ik op stap in Antwerpse clubs
en spraken we de ene gespierde man na de andere gebotoxte vrouw aan. We
moesten natuurlijk niet al te veel opvallen, want zodra men in de gaten kreeg
dat er mensen gecast werden, gingen anderen extra hun best doen om op te
vallen, wisten we uit ervaring. Om die reden hadden we ons goed verdiept in
het après-skithema, dat er die avond in de club was. We besloten ons
enigszins in dat thema te kleden, maar bij aankomst zagen we dat alle
vrouwen cocktailjurkjes en hoge hakken droegen en dat de mannen allemaal
gehuld waren in overhemden. De dresscode bleek dus alleen voor het
barpersoneel en de decoraties te gelden, waardoor we uiteindelijk juist
extreem opvielen. Het beoogde fly-on-the-wall-effect was mislukt.
Normaliter heb ik totaal geen moeite met sociale contacten, wat bij deze
klus van essentieel belang was, maar deze keer vond ik het om twee redenen
spannend. Ten eerste vond dit castingproces ’s nachts plaats terwijl ik nog
niet echt stabiel in mijn energie zat, en ten tweede had ik door de
bestralingen een grote kale plek aan de rechterkant van mijn achterhoofd.
Mijn werkgever was enorm begripvol en wist hoe graag ik deze klus wilde,
dus mocht ik het doen, mits ik aangaf wanneer ik te moe was. Het
haarprobleem losten we ook creatief op. Anne schoor met mijn baardtrimmer
ook de linkerkant van mijn achterhoofd kaal, waardoor ik een heel hoge
haargrens leek te hebben, maar er geen gapend kaal gat meer zat.

Tijdens de opnames had ik de tijd van mijn leven, ondanks de lange dagen
die we maakten. Het was me gelukt om mee te gaan en alleen dat maakte al
dat ik me onoverwinnelijk voelde. Niet iedereen van het team en de
kandidaten wist van mijn gezondheidssituatie af, simpelweg omdat ik geen
zin had om het er continu over te hebben, maar daardoor ontstonden er wel
een aantal grappige gesprekken over mijn baard. Tijdens het ontbijt boog een
collega zich een keer naar me toe en fluisterde dat ik mijn baard aan één kant
van mijn gezicht was vergeten te scheren, niet wetende dat de andere kant
door de bestralingen was uitgevallen. Een andere keer vroeg een kandidaat of
ik bewust aan de ene kant van mijn gezicht stoppels had en aan de andere
kant alles had gladgeschoren. Hij vond het namelijk wel cool.
Wat me wel enorm stoorde was de frequentie waarmee er door de
kandidaten met ‘kanker’ werd gescholden en gevloekt. Mijn hele leven vind ik
dat al ordinair maar nu trok ik het, in combinatie met weinig slaap, extra
slecht. Op een gegeven moment, toen we van een draailocatie terugreden
naar de villa en ik achter me in de bus alleen maar ‘kanker dit en kanker dat’
hoorde, flipte ik. Ze wisten inmiddels allemaal dat ik kanker had gehad, maar
blijkbaar maakte dat niet uit.
Ik ben niet het type dat snel boos wordt dus toen ik me omkeerde en naar
ze begon te schreeuwen dat ik geen ene poot meer voor ze uit zou steken als
ze nog één keer zo respectloos zouden vloeken met die kloteziekte, was het
gelijk muisstil in de bus. Een paar uur later maakten de kandidaten samen
hun excuses naar mij. Ze hadden uit zichzelf met elkaar gezeten om dat te
bespreken en dat raakte me echt.

Nadat we drie weken gedraaid hadden, besloot ik samen met een aantal
collega’s nog vijf dagen bij te boeken, zodat we samen vakantie konden vieren
op een aantal mooie Thaise eilanden. Ik weet nog hoe gelukkig en jong ik me
weer voelde toen we de eerste dag van onze vakantie met z’n allen dansend op
een poolparty stonden, met een bucket vol alcohol in onze handen.

De rest van 2017 heeft er niet heel erg anders uitgezien dan die poolparty. Ik
heb gefeest voor tien en geleefd als God in Frankrijk. Het was het jaar waarin
ik 25 werd, wat ik uiteraard groots en meeslepend wilde vieren. Ik huurde een
boot, nodigde vijftig vrienden uit en we dansten tot de zon onderging.
Ik heb dat jaar de meest impulsieve dingen gedaan. Had ik zin om morgen
naar Ibiza te gaan? Dan boekte ik gewoon en ging ik er een weekend heen. Ik
zat lekkerder in mijn vel dan ooit. De behandelingen waren afgerond en de
kanker was weg, en dat had mijn leven extra waarde en bewustzijn gegeven.
Daarnaast had ik alleen maar lieve mensen om me heen en mocht ik voor
mijn geweldige baan de hele wereld over reizen. Als klap op de vuurpijl kreeg
ik op oud en nieuw een relatie.

2017 is een van de mooiste en meest onbevangen jaren van mijn leven
geweest.
2018

Natuurlijk was het geweldig om de eerste dag van het nieuwe jaar te starten
met een gloednieuwe vriend, maar de keerzijde was dat hij exact één maand
later voor een halfjaar naar Azië zou vertrekken voor zijn studie. Het geluk
wilde dat ik in februari wederom naar Thailand ging voor een nieuw seizoen
van Ex On The Beach: Double Dutch en dat ik maar een uurtje rijden van mijn
vriend zat.
Tijdens de draaiperiode was ik te druk en wilde ik niet voor een uurtje
langsgaan omdat ik bang was dat ik hem juist extra zou gaan missen als ik
hem maar heel kort zou zien, dus besloten we dat ik na de opnames
tweeënhalve week langer in Thailand zou blijven, zodat we samen rond
konden reizen.

In de eerste week van april was ik weer in Nederland. Er moest een hoop
gebeuren voor drie nieuwe rtl-programma’s met bn’ers waar ik de casting
voor deed. Er was eigenlijk echt geen ruimte om op vakantie te gaan in die
periode, maar ik miste mijn vriend zo erg, mede doordat er weer een
controleperiode in het ziekenhuis aankwam, dat ik toch een week vrij kreeg
en naar Indonesië vloog, waar hij de tweede minor van zijn studie volgde.
Ook al was het maar een week, we maakten er de mooiste week van ons leven
van.
We zaten op een prachtige privéboot en waren drie dagen volledig
afgesloten van de buitenwereld, zonder telefoon en met een aantal
bemanningsleden die de lekkerste maaltijden kookten en die ons de mooiste
snorkelplekken lieten zien. Toen we na het snorkelen weer op de boot zaten
en aan het genieten waren van de lekkerste verse vis, zag ik plotseling in mijn
spiegelbeeld een bultje. Een paar maanden geleden in Thailand dacht ik dat
ik op die plek in mijn rug was geprikt, maar toen had ik er niet veel aandacht
aan geschonken.
Ik zei het tegen mijn vriend, die er vervolgens op drukte. Het was erg zacht
en voelde als een klein onderhuids rond balletje. Niks om me zorgen over te
maken, dacht ik, het is vast gewoon een vetbultje. Dit plekje zat zo ver bij
mijn hals vandaan, waar de kanker had gezeten.

Voor de zekerheid besloot ik het in oktober weg te laten halen door mijn
stiefvader, die huisarts is. Het zag eruit als normaal weefsel en we besloten
het niet op te sturen naar het lab. Ik had het verwijderde weefsel zelf ook
gezien en na de uitleg van mijn stiefvader over goed en slecht weefsel, had ik
er alle vertrouwen in dat het niets was. Misschien was het ergens ook een
beetje struisvogelgedrag. Ik wilde mijn stiefvader heel graag geloven, zodat ik
niet weer in spanning op enge uitslagen hoefde te wachten en ik gewoon
verder kon met mijn leven.

Alles kwam in een stroomversnelling toen ik bij een chic gala was ten behoeve
van het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis, waar ik was behandeld. Mijn
vriend had het gala helpen organiseren vanuit zijn stage. Er was een veiling
om geld op te halen voor immuuntherapie. Mijn arts had die behandeling
weleens genoemd, maar ik wist dat ik daar niet voor in aanmerking kwam
omdat ze vooral werd gebruikt bij mensen met uitgezaaide melanoomkanker,
en bij mij zat het alleen lokaal.
Op een groot scherm werden video’s afgespeeld van mensen met
melanoomkanker, die opgegeven waren maar na immuuntherapie genezen
waren verklaard. Eén vrouw vertelde dat ze plots een bultje op haar rug had
gevoeld, waarna de kanker op meerdere plekken in haar lijf uitgezaaid bleek
te zijn. Gelukkig had de immuuntherapie haar kunnen redden, want anders
had ze hier niet meer gestaan. Ik schrok zo erg van haar verhaal, dat ik de zaal
uit snelde om mijn stiefvader te bellen. Hij wist me op dat moment gerust te
stellen.
Eind december 2018 had ik mijn standaard driemaandelijkse controle. Toen
de dermatoloog me binnenliet begon ik gelijk te vertellen over hoe goed het
met me ging en dat ik wel een vetbultje op mijn rug had, dat ik weg had laten
halen, maar dat onderhuids wel een beetje was gaan irriteren en dat ze dus
niet moest schrikken.
Ze vroeg of ik mijn shirt even uit wilde doen en zag toen de plek op mijn
rug. ‘Ik schrik hier wel van, Ruud,’ zei ze. ‘Ik ben bang dat dit een melanoom
is. Ik moet een punctie nemen om het te laten onderzoeken.’
Ik keek naar mijn moeder en vriend, die mee waren. Het enige wat we alle
drie uit konden brengen was: ‘O nee, hè! Niet weer...’ De dermatoloog gaf
aan dat de kansen fiftyfifty waren. Het kon inderdaad vet- of littekenweefsel
zijn, maar ook een melanoom. Er werd meteen wat bloed geprikt om dat te
onderzoeken en de dermatoloog nam twee puncties af met een soort
appelboortje (sorry voor deze details).
Na deze afspraak ging ik door naar de controle bij de radioloog, die mijn
bestralingstraject bijna twee jaar daarvoor had uitgevoerd. Ook hij keek naar
de plek en zei enorm overtuigd dat het in zijn optiek inderdaad om een
vetbultje met littekenweefsel ging. Ik moest me niet al te veel zorgen maken.
Mijn moeder, vriend en ik besloten wat te gaan drinken in een hotel. De
dermatoloog had beloofd om in elk geval diezelfde dag nog te bellen over de
bloeduitslagen. Op de uitslag van de puncties moesten we vanwege de
feestdagen nog minimaal een week wachten.
Toen de telefoon ging, nam ik binnen één seconde op. Het bloed was
goed! Dat was een hele zorg minder. Die uitslag, in combinatie met de
woorden van de radioloog, overtuigde ons er genoeg van dat het deze keer om
vals alarm ging. We waren opgelucht, en omdat de spanning van deze dag
voor mijn gevoel alweer vijf jaar van mijn leven had gekost, besloot ik dat de
dermatoloog voor de volgende uitslag mijn moeder mocht bellen. Zo kon ik
rustig aan het werk zonder continu bang te hoeven zijn voor een telefoontje,
al gingen we ervan uit dat het wel goed zou zitten.
2019

Hoe dat telefoontje afliep heb je in de proloog al kunnen lezen. De


dermatoloog vertelde mijn moeder dat het inderdaad om een melanoom ging
en dat het de vraag was of het een nieuw melanoom was of een uitzaaiing van
het vorige. In dat laatste geval zou de kans op uitzaaiing elders in mijn lijf
groot zijn, gezien de grote afstand die het van mijn hals naar mijn rug had
afgelegd. De kankercellen zouden dan via mijn bloed verspreid zijn, in plaats
van via mijn lymfeklieren, waardoor ze langs allerlei organen zouden kunnen
zijn gekomen.
Ik nam meteen contact op met de chirurge die de operatie aan mijn hals
had uitgevoerd, omdat ik haar heel prettig vond en ze me vaak gerust had
weten te stellen. Deze keer kon ze dat niet. Het beste wat ze ervan kon
maken was dat ik bij het ‘neusje van de zalm’ zat en toegang had tot de
nieuwste technologieën en de beste artsen. Ook gaf ze aan dat
immuuntherapie bij sommige patiënten wonderbaarlijke resultaten had laten
zien en dat de kanker in sommige gevallen zelfs (en ik citeer) ‘als sneeuw voor
de zon verdween’. Dat stelde me in elk geval een beetje gerust, maar eerst was
het wachten op de scanuitslagen om te zien hoe het ervoor stond met mijn
lijf.

De scans waren geweest en op maandagochtend zou ik om 9.00 uur gebeld


worden door de dermatoloog, die ook de punctie met de appelboor had
afgenomen. Doodsbang zaten we met de hele familie aan de eettafel, met
mijn telefoon midden op de tafel, te wachten tot deze overging. Toen de
telefoon na een klein halfuur eindelijk ging, begon ik gelijk met mijn tirade
over dat ik het écht niet vond kunnen dat ze me zo laat belde. Ik vroeg haar
of ze énig idee had hoe bang ik was. Hoe erg ik opzag tegen dit telefoontje.
Mijn ouders gebaarden naar me dat ik rustig moest doen, want de
dermatoloog belde uiteraard niet met opzet te laat. Ze stond in de file. Het
blijven ook maar gewoon mensen.
‘Kom maar op met die uitslag,’ zei ik op een gegeven moment. De uitslag
bleek alleen überhaupt nog niet binnen te zijn. Ik wist niet waar ik het zoeken
moest. Ik had zó in spanning gezeten en had er nachten niet van geslapen en
dan wordt me doodleuk verteld dat ik nóg langer moet wachten? Het was
niks persoonlijks richting de dermatoloog, want ik mag haar hartstikke graag,
maar alle spanning kwam er op dat moment uit. Ik hing op en belde gelijk de
lieve chirurge. Zij plande direct een afspraak in om face to face door te
kunnen nemen wat er uit de scan naar voren kwam.

Twee dagen later zat ik tegenover haar in de behandelkamer. De kanker was


inderdaad uitgezaaid. Niet alleen op mijn rug, maar ook in mijn hals, mijn
longen en in mijn ruggenwervel. Ik denk dat de gemiddelde persoon bij een
dergelijke uitslag het gevoel krijgt dat de grond onder hem vandaan zakt,
maar gek genoeg werd ik vooral rustig, omdat ik wist waar ik aan toe was.
Mijn eerste reactie was: ‘O gelukkig, het zit niet in mijn hoofd,’ terwijl de
chirurge net vier plekken had benoemd waar het wél zat. Blijkbaar ben ik echt
iemand die het glas altijd halfvol ziet.
Ik werd gekoppeld aan een vooraanstaande oncoloog op het gebied van
immuuntherapie, die heel opgewekt was en vertelde dat ik de ‘Ferrari onder
de medicijnen’ toegediend zou krijgen. Ik zou elke drie weken de
veelbelovende ‘basiskuur’ krijgen, waarmee twee artsen zelfs de Nobelprijs
hadden gewonnen. Om het in jip-en-janneketaal uit te leggen:
chemotherapie is een behandeling waarbij je cellen verwoest die daarna
opnieuw opgebouwd worden. Helaas worden ook de goede cellen verwoest.
Bij immuuntherapie wordt je eigen immuunsysteem op een andere manier
ingezet. Kankercellen zijn erg goed in zich onzichtbaar en dus niet-
detecteerbaar te maken, waardoor je immuunsysteem niet ziet dat het
verkeerde cellen zijn en ze niet vernietigt, waardoor ze kunnen groeien.
Immuuntherapie zorgt er eigenlijk voor dat er als het ware een laagje om die
niet-detecteerbare kankercellen heen komt, zodat je immuunsysteem ze wél
herkent en ze kan vernietigen. De goede, gezonde cellen blijven op die
manier ongedeerd.
Voordat ik aan de kuur startte, maakte de dermatoloog twee gaatjes met de
appelboor in het melanoom op mijn rug zodat de tumor ‘lucht’ kreeg en via
de gaatjes naar buiten kon groeien. Mijn oncoloog had namelijk aangegeven
dat bij immuuntherapie de tumor eerst iets in formaat zou toenemen, om
vervolgens te verkleinen en hopelijk zelfs helemaal te verdwijnen. Hij had
alleen niet gezegd met welk formaat ik qua groei rekening moest houden.
De tumor bleef maar groeien en groeien. Ik overdrijf niet als ik zeg dat er
qua formaat een kleine broccoli op mijn rug zat. Het zag er verschrikkelijk
uit, als een stel hersenen. De plaatjes op sigarettenpakjes lijken misschien
overdreven, maar dat zijn ze echt niet. Dát is hoe kanker eruitziet. Ik voelde
me zo vies met dat gedrocht op mijn flank. Het is simpelweg ‘mislukt weefsel’
en het stierf dus ook deels af. Ik vind het al heel moeilijk om dit te schrijven,
maar nog moeilijker om er foto’s van terug te zien. Ik ga dan echt bijna over
mijn nek.

Toen ik voor een controle bij mijn oncoloog was, schrok hij enorm. Dit was
niet het groeiformaat dat hij had bedoeld. ‘De immuuntherapie heeft niets
gedaan! Het werkt niet!’ riep hij. Meteen hapte ik naar adem. Nu ga ik echt
dood, dacht ik. Mijn moeder zag de angst in mijn ogen en ze wreef over mijn
rug om me te kalmeren terwijl ik wel tien keer achter elkaar zachtjes ‘Ik ga
dood, ik ga dood, ik ga dood’ zei.
De oncoloog was een stuk minder opgewekt dan bij het eerste gesprek en
begon druk achter zijn computer te typen. Hij zou me een andere, zwaardere
immuuntherapiekuur geven, maar die had wel heel veel bijwerkingen die hij
me liever had bespaard. ‘Word ik kaal?’ vroeg ik gelijk, aangezien dat mij op
dat moment de ergst denkbare bijwerking leek (oh boy, if I only knew back
then). ‘Nee, dat niet,’ zei hij, wat me op dat moment geruststelde.

Voordat ik aan die zware kuur kon beginnen was het van belang om zo snel
mogelijk de steeds groter wordende hersenen van mijn rug te verwijderen met
een operatie. Omdat ik een bepaald gen heb kon ik kankerremmende
medicatie krijgen, die de tumor gigantisch zou laten slinken. Dit medicijn is
vaak geen blijvende oplossing, omdat het de kanker vooral onderdrukt en niet
oplost, maar voor deze operatie was het slinken van de tumor van groot
belang. Gelukkig werkte het en slonk de tumor binnen een week of twee van
formaatje broccoli naar een 2 euromunt. Bizar wat de wetenschap
tegenwoordig allemaal kan.
Ik zal je alle bijwerkingen van deze medicatie besparen, want dan wordt dit
boek dikker dan alle Harry Potter-boeken bij elkaar, maar ik kan je wel
vertellen dat ik erbij liep als een dalmatiër. Maar dan eentje met rode stippen.
Of eigenlijk leek ik meer op de wereldkaart en dan waren alle continenten
bordeauxrood. Vreselijk was het.

De operatie waarbij de tumor van mijn flank verwijderd zou worden, zou
slechts een uur duren dus ging ik er vrij relaxed in. Het kon altijd erger, zoals
bij mijn vorige operatie, die riskant was én lang duurde. Ik was vooral heel
gelukkig dat ik deze keer geen katheter hoefde. Die pijn gun je namelijk
niemand. Alsof iemand heeft besloten een watermeloen door je plasbuis te
duwen. En inderdaad, dat past normaliter niet en bij mij dus ook niet.
De operatie verliep goed en ik had een keurig smal lijntje van veertien
centimeter over mijn rug lopen. De pijn en het esthetische beeld vielen me
alleszins mee en dus kon het herstellen beginnen. Maar ik zou Ruud ten
Wolde niet zijn als ik niet alle zeldzame bijwerkingen of andere obstakels te
pakken zou krijgen. Deze keer heelde de wond niet goed, dus moest ik weer
terug naar het ziekenhuis om ernaar te laten kijken en het schoon te laten
maken.
De verpleegkundige die me hielp leek niet echt een goede dag te hebben
want ze deed erg nors, vonden mijn moeder en ik. Ik moest gaan liggen, ze
zag gelijk dat de wond ontstoken was en knipte zonder het te overleggen en
vrij hardhandig de hechting los. Dat bleek één lange hechting te zijn,
waardoor de hele wond van veertien bij zes centimeter open kwam te liggen
en mijn rug eruitzag als iets wat je aan biefstukrestaurant Loetje doet denken.
Je kon zelfs mijn spier zien liggen.
Ze vroeg of mijn vriend het elke dag ‘even kon verschonen’, omdat het niet
opnieuw gehecht kon worden en het schoon moest blijven zodat het niet
meer zou gaan infecteren. Omdat het zo’n groot gat was, zou het volgens haar
wel een aantal maanden duren voordat het helemaal dicht zou zijn gegroeid.
En ik maar denken dat het zwaarste achter de rug was. Maar het zwaarste
deel begon nu juist óp mijn rug.

Ik heb groot respect voor de sterke maag van mijn vriend, want zonder
blikken of blozen ging hij ’s avonds met desinfectiemiddel en watjes in de
weer om mijn open wond schoon te houden, terwijl ikzelf al bijna van mijn
stokje ging als ik alleen maar naar mijn rug keek. Het was amper te doen,
want hoewel mijn vriend erg zijn best deed, was hij geen verpleegkundige en
daarnaast had hij ook nog een fulltimebaan en kon hij logischerwijs niet de
hele dag met mijn wond bezig zijn. We besloten thuiszorg in te schakelen.
Hoewel ze eigenlijk geen plek hadden, vond de jongen die ik aan de lijn
kreeg mijn verhaal dusdanig interessant dat hij graag langs wilde komen. Zijn
dagen bestonden veelal uit het toedienen van insuline en het helpen
aantrekken van steunkousen bij bejaarden, dus een wond van veertien bij zes
centimeter verzorgen klonk voor hem als een feestje. Smaken verschillen,
zullen we maar zeggen.
De volgende dag kwam hij langs. Een vlotte, jonge vent met een
Amsterdams accent. Om te beginnen wilde hij graag een foto van de wond
maken, zodat we het proces gedurende de daaropvolgende weken goed
zouden kunnen monitoren. Maar hij wilde de foto’s ook graag met zijn
collega’s delen, omdat dit zo’n zeldzaam maar leerzaam geval was. Als iemand
zijn telefoon zou jatten, zou de dief bij het zien van het fotoalbum eerder
denken dat het de telefoon van een slager betrof dan van iemand van de
thuiszorg, denk ik.
Doordat de wond zo groot en open was, was deze heel vatbaar voor
infecties. Hij was niet alleen lang en breed, maar ook heel diep, waardoor hij
van binnenuit moest herstellen en dat zou heel lang gaan duren. De arts in
het ziekenhuis besloot dat mijn wond geschikt was voor een vacuümpomp,
die ervoor zou zorgen dat de wond extra snel zou herstellen. Zo’n
vacuümpomp bestaat uit een spons, een slang en een kastje. De spons wordt
in de wond gelegd en het kastje zorgt ervoor dat er 24 uur per dag vocht
wordt afgepompt via het slangetje, zodat de wond sneller kan herstellen. Ik
zou graag eens willen bellen met de ontwerper van het tasje dat om de
vacuümpomp heen zit, want ik denk dat hij blind was. Waarom moeten
medische dingen altijd zo lelijk zijn?
Om infectie te voorkomen moest de thuiszorgmedewerker elke ochtend en
elke avond een nieuwe spons in mijn wond leggen zodat al het wondvocht
opgenomen kon worden en de wond kon herstellen. Het was erg nauwkeurig
werk, waarbij de wond elke dag eerst moest worden ontsmet, er vervolgens
een gaasje in gelegd moest worden, waarna de spons geplaatst kon worden.
Daarna werd het afgeplakt met een grote pleister en kon ik tot de volgende
‘verschoning’ weer door met mijn dag of nacht. Maar het blijft mensenwerk
en dus ging er ook weleens het een en ander fout.
Op een dag wilde iemand van de thuiszorg de spons uit mijn wond halen,
maar ze kreeg die met geen mogelijkheid los. Vaak hielp het om de spons
extra nat te maken met water of desinfectiemiddel, zodat deze zich volzoog
en vervolgens losliet, maar dat gebeurde maar niet. Wat bleek: degene die de
wond de dag ervoor had verschoond was vergeten een gaasje tussen de wond
en de spons te leggen, waardoor de spons was vastgegroeid aan mijn wond.
De dame van de thuiszorg moest daardoor met een pincet in mijn wond
peuteren en ik hoef denk ik niet uit te leggen waarom ik daardoor verging van
de pijn. We besloten dat het misschien beter was als ik onder de douche zou
gaan staan zodat de zwaartekracht en de waterdruk er misschien voor zouden
zorgen dat de spons losliet, maar ook dit werkte niet. Na drie uur pijn lijden
besloot ik het ziekenhuis te bellen en ik kon de volgende dag terecht. Met
vier verdovingen werd de spons vervolgens verwijderd.
Ondanks alle tegenslagen besloot ik verder te gaan met de vacuümpomp en
na een maand was de wond volledig gesloten. We konden verder met de
behandeling.

Eind mei mocht ik beginnen met de nieuwe immuuntherapiekuur. De arts


had me al gewaarschuwd dat deze een stuk heftiger zou zijn dan de vorige,
maar ik kon me daar van tevoren geen voorstelling van maken. Ik kreeg de
standaardkuur toegediend, die een aantal maanden daarvoor niet voldoende
had gedaan, maar nu werd deze gecombineerd met een zwaardere vorm van
immuuntherapie. Mijn naam is omgekeerd niet voor niets ‘duur’, want één
zakje van deze nieuwe kuur kostte zo’n 25.000 euro.
’s Ochtends werd ik verwacht op de zogeheten ‘dagbehandeling’, waar alle
mensen liggen die immuuntherapie of een chemokuur ondergaan. Ik mocht
kiezen of ik op een stoel wilde zitten of in een bed wilde liggen en ik koos,
jeugdig als ik ben, voor de stoel. Weliswaar alleen de eerste keer, want
comfort bleek me toch meer waard dan mijn jeugdigheid, toen ik vier uur
achter elkaar op een stoel moest zitten.
De kuur toegediend krijgen vond ik nooit zo erg. Je zit/ligt en kijkt een tv-
programma, terwijl het middel langzaam via je arm je lijf in druppelt. Omdat
mensen heftig op het middel kunnen reageren en sommigen er een allergische
reactie op krijgen moet je, net als bij een coronavaccin, een tijdje ter
observatie blijven zitten. Bij mijn middel stond daar een uur voor, waarna ik
rustig naar huis mocht gaan.

De eerste gecombineerde kuur gaf me nog geen bijwerkingen, dus ik snapte


niet waar mijn oncoloog me voor had proberen te waarschuwen. Ook na mijn
tweede kuur voelde ik me nog steeds topfit, dus besloot ik naar een festival te
gaan. De hele dag heb ik gedanst en biertjes gedronken, dus toen ik om een
uurtje of elf ’s avonds langs de McDonald’s reed leek het me verstandig om
even iets te eten. Daar merkte ik iets geks. Hoe graag ik normaliter ook
kipnuggets at, ik kreeg ze nu simpelweg niet door m’n keel. Ik besloot eerst te
gaan slapen, zodat ik me de volgende dag vast beter zou voelen. Het zou de
vermoeidheid wel zijn, dacht ik.
De dag erna had ik wederom geen trek, maar daarnaast was ik nu ook
misselijk. Ik dacht dat het aan de kater lag, dus ik zocht er nog niet te veel
achter, maar toen het dagen aan bleef houden begon ik me zorgen te maken.
Een kopje bouillon kreeg ik amper weg en ik moest de hele dag door spugen.
Bijna dagelijks had ik contact met het ziekenhuis en keer op keer kreeg ik
nieuwe antimisselijkheidsmedicatie voorgeschreven.
Doordat ik niets binnenhield viel ik flink af. Volgens de artsen was
misselijkheid een bijwerking en zou dit dus voorlopig nog wel blijven. Ik
ontwikkelde een soort omgekeerde anorexia: elke dag telde ik dwangmatig
mijn calorieën, om maar niet nog meer af te vallen. Ondanks het feit dat ik
24 uur per dag kotsmisselijk was, wilde ik per se mijn verjaardag vieren. Ik
stond er echt op karakter, zonder dat mijn gasten doorhadden dat ik
tussendoor continu de wc aan het knuffelen was. Nadat ik het welgeteld twee
uurtjes vol had gehouden, lag ik huilend in bed van de pijn en de
misselijkheid.
De volgende dag was het heel warm en gingen we naar mijn moeder,
omdat zij een riante tuin heeft, waar we lekker zouden kunnen ontspannen.
Daar werden mijn klachten nog erger. Ik kroop helemaal ineen en deed niets
anders dan slapen. Dat was het moment dat mijn ouders en vriend wisten dat
het zo niet langer kon, dus belden zij het ziekenhuis. Diezelfde dag nog werd
ik opgenomen in het Antoni van Leeuwenhoek.
Ik belandde op de Spoedeisende Hulp en kreeg een infuus toegediend, zodat
ik in elk geval voldoende vocht en zout binnen zou krijgen. Er werden allerlei
checks uitgevoerd en ook ‘de weegstoel’ mocht niet ontbreken. Ik ging erin
zitten en bleek in drie weken meer dan acht kilo kwijt te zijn geraakt. En ik
was al niet de zwaarste. Ik schrok me kapot.
De volgende dag kreeg ik een lastige keuze voorgeschoteld. Er moest een
gastroscopie worden uitgevoerd om te kijken of er ontstekingen in mijn
lichaam zaten. Het kon óf die dag zonder roesje óf een dag later met roesje.
Ik ging voor optie 1, puur en alleen omdat ik van mijn lijden verlost wilde
worden. Mocht je hier ooit ook mee te maken krijgen: doe dit niet. Neem
altijd een roesje.

Na de gastroscopie kwam de internist bij me zitten en zei met een ernstig


gezicht dat er drie oorzaken van mijn probleem konden zijn:
1. Ontstekingen in de maag door de immuuntherapie
2. Een bewegende darm door de immuuntherapie
3. Een extra uitzaaiing van mijn melanoom in de hersenen

Je begrijpt dat mijn wereld weer volledig op zijn kop stond. Optie 1 en 2
waren al vreselijk genoeg, maar optie 3 bleef maar door mijn hoofd malen. De
ellendige onderzoeken waren nog niet voorbij, en nadat ik al een traumatische
gastroscopie gehad had, moest ik nu ook nog met mijn lichaam in een
claustrofobische buis, die de mri-scan heet. Ik kreeg een oxazepam (die voor
geen meter heeft gewerkt) en werd toen gedurende 25 (!) minuten de mri in
geschoven. Van de vorige keer kon ik me nog goed herinneren hoe eng ik het
vond. Helaas was het deze keer niet beter. Het idee dat je in zo’n kleine
ruimte ligt en niet mag bewegen is al slopend genoeg, maar om het nog iets
erger te maken krijg je oordopjes in en een koptelefoon én een helm op,
waardoor je helemaal klem zit. In de helm hebben ze een spiegeltje geplaatst,
zodat je naar je voeten kunt kijken. En naar de poster met vlinders op de
muur. Die vlinders leken nog nooit zo ver weg als vanuit die bewuste mri-
buis.
Toen alle onderzoeken erop zaten kwam de zaalarts opgewekt de zaal
binnengelopen. Ze vertelde ons dat de mri geen gekke dingen had laten zien
en dat de engste optie, optie 3, van de baan was. Een opluchting, maar echt
goed nieuws had ze niet.
Werkelijk alles bleek ontstoken te zijn: van mijn slokdarm tot en met mijn
dunne darm. De artsen konden tijdens de gastroscopie geen enkel gezond
stukje meer vinden. Dat ik nog op mijn verjaardag heb gestaan en het
überhaupt drie weken heb uitgehouden, bleek dus een wereldwonder.
Diezelfde avond nog kreeg ik 130 mg Prednisolon (een heel hoge dosering
van deze zware ontstekingsremmer) en dat zou ik acht weken lang moeten
blijven gebruiken, al zou de dosis wel elke week iets afnemen.

Eenmaal thuis voelde ik me nog steeds verschrikkelijk. Alles was zo erg


ontstoken geraakt in de voorgaande drie, vier weken, dat het probleem niet in
één week met wat Prednisolon opgelost zou zijn en zelfs niet in acht weken.
Het nemen van die medicatie bleek al een hele opgave. Elke ochtend als ik
wakker werd zag ik als een berg op tegen alle medicijnen die ik moest nemen.
Zodra ik ze geslikt had lag ik de daaropvolgende minuten creperend in een
hoekje te wachten tot ze gezakt waren, omdat mijn hele buik dan veranderde
in een soort centrifuge van pijn en misselijkheid. Een beetje zoals wanneer je
een Mentos in een fles cola stopt: die wil er gelijk weer met 120 kilometer per
uur uit.
Als ik de Prednisolon binnenhield, zoals je in sommige gevallen net snel
genoeg bent om het dopje op de colafles met daarin de Mentos te draaien,
zakten de misselijkheid en pijn gauw en kon ik de dag weer iets beter dragen.
Maar negen van de tien keer was ik te laat en begon mijn dag met overgeven,
waarna ik grappig genoeg de Prednisolon moeiteloos kon nemen omdat het
kwaad al geschied was.
Natuurlijk wilde ik liever mijn dag niet starten met spugen, dus kreeg ik op
een gegeven moment mijn Prednisolon via een infuus naast mijn bed
toegediend. Omdat mijn stiefvader huisarts is, mocht hij het medicijn
toedienen. Elke ochtend stond hij om 6.00 uur naast mijn bed, zodat ik op
tijd mijn medicatie kreeg en ik niet hoefde te spugen bij het wakker worden.

Na maanden van veel pijn, misselijkheid, overgeven en afvallen was het tijd
om de scan weer in te gaan. We zouden erachter komen of de medicatie naast
alle ellende misschien ook een positief effect had gehad.
Op 2 september stond de uitslag van de ct-scan gepland, waarbij we
zouden horen hoe het ervoor stond met de uitzaaiingen. Bij zo’n spannende
datum gebeurt er iets heel geks in je brein. Je leeft voor je gevoel namelijk tot
die dag. Na 2 september stond er niets meer in mijn agenda, alsof mijn leven
daarna ophield. Ik durfde niets te plannen, want ik had geen idee wat voor
traject ik nu weer in zou moeten gaan.
Daar zaten we dan, op het terras van de Vondeltuin in het Vondelpark. De
uitslag zou pas om 16.40 uur komen, dus moesten we deze extreem lange dag
door zien te komen. We deden niets anders dan speculeren. Ik voelde me
eindelijk iets beter, de ontstekingen waren zo goed als weg en ik had iets
meer energie. Maar wat betekende dat? Zou de immuuntherapie iets gedaan
hebben? Zolang de uitzaaiingen maar niet erger waren geworden. Dan
zouden we door het dolle heen zijn.
Eenmaal in het ziekenhuis zagen we elke minuut op de klok wegtikken. Ik
wilde met mijn rug naar de gang zitten, zodat ik de uitdrukking op het
gezicht van de oncoloog nog niet kon zien, want die analyseerde ik namelijk
altijd tot in detail. Heeft hij een glimlach, dan is er goed nieuws; kijkt hij
serieus, doe dan je gordel maar vast om.
En daar kwam hij dan, volgens mijn familie met een grote glimlach.
Iedereen mocht mee de kamer in. Hij ging achteroverzitten en vroeg hoe het
met me was. Ik antwoordde dat ik dat niet zo goed wist, maar dat ik nu heel
graag de uitslag wilde weten. Toen antwoordde hij: ‘Er is niets meer te zien.
Alles is weg.’ Ik kan niet omschrijven wat ik op dat moment voelde. Het was
alsof alles letterlijk lichter werd en ik opeens weer een toekomst had. Waar ik
drie jaar geleden nog ten dode opgeschreven zou zijn, had ik nu opeens weer
de mogelijkheid om misschien wel honderd te worden.
Mijn vriend, mijn ouders, mijn zusjes: iedereen huilde en knuffelde elkaar.
Ik denk dat dit het mooiste moment uit mijn leven was. Alle pijn, al het
lijden, het extreme afvallen, de depressieve gevoelens; het was allemaal niet
voor niets geweest. Wonderen bestaan, dacht ik.
Hoewel ik al maanden niet had gedronken, reden mijn familie en ik direct
door naar een terras, waar we het ene na het andere glas champagne dronken.
Daarna sloten al mijn vrienden aan en proostten we met elkaar op het leven.
En ik besefte dat we dat veel vaker zouden moeten doen. Want wat was het
leven weer fijn en wat kon alles van de ene op de andere dag er totaal anders
uitzien.

Ik besloot met mijn vader naar Ibiza te gaan om te vieren dat de kanker uit
mijn lijf was en dat ik steeds beter en zonder pijn kon eten. Dit was overigens
niet de eerste keer dat ik met een van mijn ouders op vakantie ging om te
vieren dat ik weer beter was. Twee jaar daarvoor dachten we ook al dat alle
ellende voorbij was, en om dat te vieren ben ik toen met mijn moeder naar
Santorini en met mijn vader naar New York geweest. Dat was dan weer een
fijne bijkomstigheid van deze ziekteperiodes, dat mijn ouders me gratis mee
op vakantie namen! Ziektewinst noemen we dat.

Eenmaal terug van vakantie begon ik, heel rustig aan, weer met werken en ik
genoot er enorm van. Ik was inmiddels een ster geworden in het dragen van
verschillende laagjes kleding, waardoor ik er niet heel erg mager uitzag, en ik
had geluk met mijn ronde wangen, die nog ronder waren geworden door de
Prednisolon. Op die manier kon ik het redelijk verdoezelen, terwijl ik toch
echt ondergewicht had.
De maanden verstreken en hoe meer energie ik kreeg, hoe meer ik uit het
leven wilde en kon halen. Mijn vriend en ik besloten om in december, gelijk
na mijn controlescan, samen naar Parijs te gaan. De dag na thuiskomst zou ik
de uitslag krijgen, dus dit uitstapje en de daarbij behorende afleiding waren
meer dan welkom.
De controlescans blijven altijd spannend, of je nu drie maanden of twee
jaar verder bent. Je gaat in de tussentijd zo goed mogelijk door met je leven,
maar het moment dat je weer een stap over de ziekenhuisdrempel zet en je de
geur daar inhaleert, weet je weer exact hoe al die afgelopen ellendige keren
waren geweest. Direct krijg je een knoop in je maag, word je misselijk en wil
je zo snel mogelijk rechtsomkeert maken.
‘Was je de afgelopen week verkouden?’ was de eerste vraag die mijn
oncoloog stelde toen we met de hele familie zijn kamer binnenliepen. Dat
was zo, maar ik had er nooit over nagedacht dat dit invloed zou kunnen
hebben op een scan.
Hij vervolgde dat het er allemaal rustig uitzag in mijn lichaam, op een
aantal ‘wazige vlekjes’ in mijn beide longen na. Het waren daarnaast
symmetrische plekjes en dat zie je niet snel bij kanker, die is namelijk een
soort wildgroei. De oncoloog zei dat hij ‘écht niet verwachtte dat het kanker
was’ en ‘dat hij zich écht geen zorgen maakte’ en dat hij 80 procent zeker was.
En dus zat ik de hele tijd met die overige 20 procent in mijn hoofd.
Hoewel mijn oncoloog continu grapjes maakte met mijn zusje, zag ik
mezelf alweer doodziek aan een infuus hangen en kon ik die 20 procent maar
niet uit mijn hoofd zetten. Hij gaf aan dat hij mijn scan en bloedwaarden met
andere artsen zou bespreken en dat hij mij in de loop van de volgende
ochtend zou bellen.

Normaliter word ik apathisch en doe ik eigenlijk niks meer wat me kan


vermaken, aangezien alles ‘gelijk geen zin meer heeft’. Zo durf ik bijvoorbeeld
niet meer te sporten, omdat het haast een patroon lijkt dat elke keer wanneer
ik lekker aan het sporten ben, er een slechte uitslag op me ligt te wachten.
Deze keer had ik mezelf streng toegesproken en me voorgenomen om me
niet meer door deze dwanggedachten te laten leiden. Een uitslag is al bekend
dus kan natuurlijk niet beïnvloed worden door of ik nu wel of niet in de
sportschool sta, wat mijn bijgelovige gedachten me ook vertellen. Daarnaast is
het zonde om bij de pakken neer te gaan zitten, wachtend op een uitslag of
volgende scan. Je leeft immers nu en als je je goed voelt, doe die dag(en) dan
alles wat je wilt en kunt. Je weet namelijk nooit hoe je je morgen of zelfs
straks voelt.

Ik was alleen toen ik hét telefoontje kreeg. Aan de stem van mijn oncoloog
hoorde ik al dat het niet goed was. Tijdens een overleg met een groep artsen
waren ze het over vrijwel alle vlekjes in mijn long eens geweest, waarvan ze
inderdaad dachten dat het een verkoudheid was. Op twee vlekjes na.
En dan stort je wereld weer even in.
Mijn bloedwaarden waren goed en er was nog steeds een kleine kans dat
het inderdaad om een flinke verkoudheid (en dus een kleine longontsteking)
zou gaan, maar daar moest ik niet van uitgaan. Om het zekere voor het
onzekere te nemen zou de immuuntherapie gelijk weer worden gestart.
Ditmaal een enkele kuur, omdat ik van de dubbele kuur zo enorm ziek was
geworden en mijn lichaam dat op dit moment niet zou trekken.
Ik raakte niet in paniek, maar werd wederom rustig. Het lijkt alsof je geest
eraan gewend raakt om slecht nieuws te incasseren, aangezien dit proces op
dat moment al meer dan vier jaar duurde.
Als ik dat bericht, van de twee kleine vlekjes, een jaar eerder had gekregen,
was ik waarschijnlijk erg van slag geweest. Dan had ik gedacht: o nee, het zit
in mijn longen, dit kan alleen maar erger worden. Gek eigenlijk, hoe eerdere
tegenslagen je anders kunnen laten aankijken tegen nieuwe tegenslagen. Het
is allemaal een kwestie van perspectief.
Een jaar geleden kreeg ik het bericht dat de kanker op vier plekken zat,
met meer dan tien plekken in mijn long. Hoewel ik dood- en doodziek ben
geweest door de kuur, kreeg ik in september wel het nieuws dat alles weg was.
De immuuntherapie had bij mij, zoals de arts het verwoordde, uitstekend
gereageerd, dus wat zijn die twee vlekjes in mijn longen nou vergeleken bij
die vele plekken van een jaar geleden? Dat moet dan toch peanuts zijn?
Hoe eng ik het natuurlijk ook vond dat er weer vlekjes in mijn longen
gevonden waren, ik probeerde het te zien als de laatste restanten die moesten
worden opgeruimd. Mijn immuunsysteem is keihard aan het werk gezet door
de zware immuuntherapiekuur, een beetje té hard in mijn geval. Daarom
moest mijn immuunsysteem weer afgeremd worden met een belachelijke
dosering Prednisolon, voor een heel lange tijd. De kans is groot dat mijn
immuunsysteem daardoor weer té hard is afgeremd, waardoor er nog een
aantal plekjes niet genoeg ‘dosis’ immuuntherapie gekregen hebben. Om die
reden wilden de artsen mijn immuunsysteem weer aanslingeren met een
lichte kuur, in de hoop dat het dan continu mijn lichaam zou blijven
opruimen, zonder dat het weer afgeremd hoefde te worden. Het idee erachter
was dat mijn immuunsysteem me dan voor de rest van mijn leven zou
beschermen. En dat zou natuurlijk fantastisch zijn!
In een artikel over kanker las ik dat mensen met huidkanker tegenwoordig
de grootste kans op overleven hebben van alle vormen van kanker. In het
geval van melanoom ging het om 92 procent en dat was vroeger wel anders.
Dat soort berichten geven me moed en laten me weer vooruitkijken. Hopelijk
zou ik deze kuur goed doorkomen, zonder al te veel bijwerkingen en zou ik in
februari te horen krijgen dat alle kanker weg was. Dat zou de mooist
denkbare start van 2020 zijn.
2020

Deze lichte kuur maakte me gelukkig niet ziek en dus kon ik zowel de
feestdagen als de rest van de maand januari een normaal leven leiden. En toen
kwam 14 februari. De dag die velen van ons verafschuwen, de dag die door de
commerciële wereld in het leven is geroepen, de dag waarop iedereen, hoe
hard hij of zij ook roept niks met Valentijnsdag te hebben, stiekem een lief of
fijn berichtje wil ontvangen. Die dag kreeg ik ook een bericht, namelijk de
uitslag van mijn scan.
Uiteraard was ik als de dood voor deze uitslag, die aan zou tonen of de
immuuntherapie van de afgelopen twee maanden iets had uitgericht. Omdat
mijn eigen oncoloog op vakantie was, zou een verpleegkundig specialist, die
ik erg aardig vind, me de uitslag vertellen.
Toen ze ons op kwam halen uit de wachtruimte zag ik direct aan haar
gezicht dat het geen goed nieuws was. Er was een zogeheten ‘mixed response’
opgetreden, wat wil zeggen dat er deels plekken weg waren en deels plekken
waren blijven zitten en zelfs waren gegroeid. Een optie waarvan ik niet eens
wist dat die bestond.
De verpleegkundig specialist vertelde me dat mijn eigen arts de week erna
het verdere behandelplan met me zou bespreken, maar ik moest er rekening
mee houden dat ik weer de zware kuur zou krijgen, waarvan ik zo ontzettend
ziek was geworden en waardoor ik vijftien kilo was afgevallen. Weliswaar
waarschijnlijk in een lagere dosering, maar toch de zware kuur. Wellicht zou
ik ook nog bestraald en geopereerd moeten worden, maar daar wist zij verder
het fijne niet van. In volledige verwarring werden we naar huis gestuurd.

Mijn familie en ik waren net neergestreken bij een koffietentje om de


zoveelste teleurstelling te verwerken, toen ik opeens dacht aan het antwoord
van de verpleegkundig specialist toen ik haar vroeg of ik op vakantie kon
gaan. ‘Voorlopig nog even niet,’ had ze gezegd.
Ik keek een tijdje stil voor me uit, terwijl mijn hele familie druk met elkaar
in gesprek was, en zei toen opeens tegen mijn vriend: ‘Zullen we anders
vanavond naar Londen gaan? Nu kan het nog.’ Het was immers
Valentijnsdag, de dag van de liefde, en dat moest gevierd worden.
Nog geen drie uur later zaten we in een taxi naar Schiphol.
In Londen hebben we het er helemaal van genomen. We hebben letterlijk
alles gedaan waar we zin in hadden. We sliepen in de meest luxe suites van
hotels met uitzicht over de Theems, bedachten een uur voor aanvang dat we
naar een musical wilden en aten in de beste restaurants. Het kon niet op,
want we vierden het leven. Zolang dat nog kon.

Een week later ging ik met lood in mijn schoenen weer naar het ziekenhuis
om mijn eigen oncoloog te spreken. Ik wist dat er weer een heftige periode
aan zou komen. Toen ik echter het gezicht van mijn oncoloog zag, leek hij
tot mijn verbazing redelijk opgewekt. Dat kon toch niet? Ik zou immers
afschuwelijk nieuws krijgen over mijn behandelplan. Ietwat verward liep ik
achter hem aan en ik wierp nog een laatste verbaasde blik naar mijn familie.
De arts vroeg gelijk of ik zelf de foto’s van mijn longen even wilde zien en
uiteraard zei ik volmondig ‘ja’. Gek genoeg had ik in al die jaren nooit een
foto te zien gekregen van mijn eigen scans. Ik kreeg tot op dat moment
uitsluitend het verhaal van de artsen te horen.
Op de scan van november was duidelijk te zien dat er één grote plek, van
ongeveer een centimeter, boven in mijn long zat, en onderin zaten er twee à
drie piepkleine vlekjes. Op de nieuwe scan, van februari, was één ding anders:
de grote plek was weg!
Het klopte dus niet wat de verpleegkundig specialist had gezegd. Er waren
géén nieuwe plekken bij gekomen, er was er alleen eentje weg! De arts legde
uit dat het wel klopte dat het om een ‘mixed response’ ging, omdat één plek
had gereageerd en de kleine plekjes nog niet. Maar daar was een verklaring
voor: als een plekje heel klein is, heeft het nog geen bloedvaten en kan
immuuntherapie er dus niet bij komen. De grotere plek had wel bloedvaatjes
en dat verklaart waarom deze plek wél verdwenen was.
Wat een verschil! Ik voelde alles weer licht worden, er viel een last van mijn
schouders. De arts zei dat ik gewoon door zou gaan met de
immuuntherapiekuur waar ik tot nu toe goed op reageerde en waar ik weinig
bijwerkingen van had. Hij zei ook dat ik nooit meer die zware kuur zou
krijgen, omdat ik daar veel te heftig op gereageerd had.
Alles waar ik zo bang voor was en waardoor mijn hele wereld weer
instortte, bleek heel anders te zijn. De komende periode zou ik drie kuren
krijgen en daartussenin mocht ik zelfs op vakantie, dus boekten we gelijk een
vakantie van negen dagen naar de Dominicaanse Republiek, niet wetende dat
dit uiteindelijk door een niet nader te noemen virus zou worden ingekort tot
een weekendje. Niet echt goed voor je vliegschaamte om voor een paar dagen
naar de andere kant van de wereld te vliegen, kan ik je vertellen.

Toch was ik blij dat we weer veilig terug waren in Nederland voor mijn
volgende immuuntherapiekuur. De oncoloog vertelde me dat mijn bloed er
goed uitzag. De tumormarkers waren laag, mijn gewicht was toegenomen en
mijn conditie was op peil. Ik mocht de immuuntherapiekuur dus krijgen, in
tegenstelling tot vele andere patiënten, die vanwege hun verzwakte weerstand
en het gevaarlijke coronavirus te veel risico zouden lopen en bij wie de kuur
dus even uitgesteld werd.

Heel maart en april had ik nergens echt last van. Ik voelde me energiek en de
immuuntherapiekuren verdroeg ik goed, dus in mei ging ik vol goede moed
naar het ziekenhuis om de uitslag van mijn meest recente controlescan in
ontvangst te nemen.
Mijn oncoloog sprak de verlossende woorden dat er wederom meer plekjes
verdwenen waren en dat er nog maar één plekje zat, dat ietsje groter was
geworden, maar dat kwam waarschijnlijk doordat dat plekje zich net gevuld
had met een dosis immuuntherapie, waardoor deze eerst iets zou vergroten
om zichzelf vervolgens te vernietigen. Ik moest van hem nog een aantal
maanden doorgaan met de kuur, maar het positieve einde was in zicht.
Vol trots plaatste ik een foto met daarbij het goede nieuws op social media.
Voor het eerst in de vier jaar tijd dat ik ziek was, deelde ik iets over mijn
ziekte. Ik had dat bewust nooit gedaan, omdat ik niet wilde dat mensen
anders naar me zouden kijken of me als een patiënt zouden behandelen, maar
nu ik wist dat alles goed kwam slingerde ik het de ether in. Iedereen mocht
weten dat het een rottijd was geweest, maar dat het nu goed zou komen.

De daaropvolgende maanden onderging ik keurig mijn kuren, die ik prima


verdroeg, en maakte ik mooie reizen. Ik voelde me topfit, was weer helemaal
op gewicht en zat lekkerder in mijn vel dan ooit. In augustus moest ik weer
naar het ziekenhuis en ik was er volledig van overtuigd dat het laatste vlekje
nu ook weg zou zijn.
Vanwege corona mocht er maar één iemand met me mee naar het kamertje
van de arts en dus ging mijn vriend mee. Mijn ouders en zus zaten buiten
voor het ziekenhuis te wachten en hadden nog net geen fles champagne in
hun tas zitten om te vieren dat ik schoon zou zijn. Dat was onze oprechte
verwachting.
Nadat we heel lang moesten wachten, kwam mijn oncoloog ons met een
heel ernstig gezicht tegemoet. Nu ik dit schrijf krijg ik gelijk weer een brok in
mijn keel, want het is een van de meest traumatische gebeurtenissen uit mijn
leven.
Hij gaf aan dat er meer dan tien nieuwe plekken in mijn longen zaten en
dat de immuuntherapie dus niet genoeg meer deed. Ik was compleet in de
war, want nog geen drie maanden eerder deed hij het voorkomen alsof ik zo
goed als schoon was.
Het werd wazig voor mijn ogen en ik vroeg wat dit betekende. Weinig
tactisch zei hij twee dingen die ik zelfs met emdr-behandelingen van mijn
psychotherapeut niet uit mijn systeem krijg, namelijk: ‘Ik denk niet dat je oud
gaat worden’ en: ‘Genezing is niet meer mogelijk.’
Ik keek naar links en zag mijn vriend, die vrijwel nooit huilt, in tranen,
terwijl hij continu de woorden ‘nee, nee, nee’ herhaalde. Ik begon te
hyperventileren en dacht alleen maar: ik ga dood, ik ga dood, ik ga hartstikke
dood.
Krampachtig vroeg ik de arts hoe oud hij dacht dat ik zou kunnen worden.
‘Wat is niet oud? Word ik geen 90?’, waarop hij antwoordde dat ik
waarschijnlijk geen 90 zou worden. ‘En 70 dan?’ ‘Nee, ook geen 70,’ sprak hij.
Toen ben ik gestopt met gokken. Ik ging me er allesbehalve beter van voelen.

In 2015, toen ik voor het eerst kanker kreeg, bestond immuuntherapie nog
niet eens en was melanoom een van de dodelijkste vormen van kanker. Als ik
toen uitzaaiingen had gehad en aan mijn arts had gevraagd of ik er over vijf
jaar nog zou zijn, had hij waarschijnlijk ook nee gezegd. Maar er zijn zoveel
ontwikkelingen geweest op het gebied van medicatie en behandelingen dat ik
hier nu, mede dankzij immuuntherapie, zes jaar later nog steeds zit, dus wie
weet wat er allemaal nog ontwikkeld gaat worden in de komende jaren?

Tot slot vertelde mijn oncoloog dat ik over twee weken een telefoontje zou
krijgen waarin ik de vervolgstappen zou horen. Ik zou of remmende
medicatie krijgen of mee mogen doen aan een studie. Daarover zouden alle
artsen met elkaar in overleg gaan en daarna zou ik horen wat het meest
geschikt zou zijn voor mijn lijf.
Mijn vriend en ik liepen totaal verslagen naar buiten, terwijl mijn ouders
hoopvol voor het raam stonden te wachten met een grote lach op hun gezicht.
Ik denk dat ik wel kan stellen dat het moment waarop ik naar buiten liep en
ik mijn ouders en zus moest vertellen dat het er niet goed uitzag het
allerpijnlijkste moment uit mijn leven is. Mijn ouders en zus begonnen gelijk
heel hard te huilen en riepen: ‘Nee! Dat kan niet! Dat mag niet!’ Nu ik dit typ
rollen de tranen weer over mijn wangen, want ik beleef het hele moment
opnieuw, terwijl ik al die tijd zo hard mijn best heb gedaan om dit weg te
duwen.
Mijn ouders, vriend, zus en ik stonden minutenlang knuffelend voor het
ziekenhuis, terwijl de tranen over onze wangen liepen. Of eigenlijk alleen bij
hen. Ik voelde me leeg vanbinnen en kon geen traan laten. Ik weigerde te
geloven dat er niks meer voor mij mogelijk was, maar ik vond het
hartverscheurend om de mensen van wie ik zoveel hou zo te zien lijden.
We besloten om op een rustig terras aan het water te gaan zitten en alles
even te laten bezinken, maar elke keer als mijn ouders naar me keken
begonnen ze te huilen. Het nieuws sloeg in als een bom en we wilden het
allemaal niet geloven. Ik wilde niet dood! Ik wilde leven. Was dat nou zoveel
gevraagd?

Geloof het of niet, maar de volgende dag had ik opnames voor het
televisieprogramma Nederland staat op tegen kanker om aandacht te vragen
voor kankeronderzoek. Geen idee waar ik de kracht vandaan haalde, maar ik
vond het, juist op dat moment, belangrijker dan ooit om er te staan en
aandacht te vragen voor het kwf. Dat onderzoek was namelijk dringend
nodig en zou mijn leven kunnen verlengen en misschien wel redden.

Een week later kreeg ik vlak voor de uitzending een telefoontje van een
nieuwe oncoloog. Hij vertelde me over het overleg dat hij met de andere
artsen had gehad, waaruit was gebleken dat er op dat moment geen studie
liep die goed bij mij paste. Waarvan hij wél dacht dat het bij mijn situatie zou
passen, waren braf-remmers. Doordat ik een genmutatie heb, is deze
medicatie geschikt voor mij. Het vervelende is alleen dat veel mensen er na
verloop van tijd resistent voor worden, maar wanneer dat is, verschilt enorm
per persoon.
Waar mijn vorige oncoloog het over algemene cijfers had, sprak deze
nieuwe arts over mij als individu. Hij gaf aan dat ik vier boxjes afvinkte,
waardoor de medicatie goed bij mij zou kunnen werken. De uitzaaiingen
zaten in één orgaan (mijn longen), ik had een lage tumormarker, een lage
leverwaarde én ik was jong en fit. Die combinatie zou er volgens hem weleens
voor kunnen zorgen dat ik jarenlang baat bij deze medicatie zou kunnen
hebben. Hij had vergelijkbare patiënten die al meer dan zes jaar aan deze
medicatie zaten en de enige reden dat hij geen langere termijn kon noemen,
was dat de medicatie daarvoor nog niet bestond.
Wauw. Deze arts nam de tijd voor me en legde alles superduidelijk en
rustig uit. Net als mijn vorige oncoloog was hij een van de meest
gewaardeerde en vooruitstrevende artsen van de wereld, maar daarbij
communiceerde hij heel fijn. Ik besloot dat deze arts beter bij mij paste en
vroeg vervanging aan. Hij gaf me weer hoop en ik ben tot op de dag van
vandaag erg blij dat ik ben overgestapt.

Voor de braf-remmers moest ik elke ochtend en elke avond zes pillen


nemen. De vorige keer dat ik deze medicatie slikte, toen de tumor op mijn
rug met spoed moest slinken, zat ik van top tot teen onder de rode vlekken.
Inmiddels waren de pillen verbeterd, maar er was wel een andere vervelende
bijwerking ontstaan, namelijk het krijgen van slecht zicht, wat wel maar
maximaal een week zou moeten aanhouden. Toen ik de volgende ochtend
wakker werd leek het alsof ik door een beslagen duikbril keek. Gelukkig
verdween het bij mij al na anderhalve dag en leek het erop dat ik er qua
bijwerkingen goed mee wegkwam.

Door alles wat mijn vorige oncoloog had gezegd, was ik heel bang geworden,
maar het maakte me ook strijdvaardig en mijn levenslust werd nog groter.
Waar ik eerst nog twijfelde over het kopen van een huis of het nemen van een
huisdier, dacht ik nu: fuck it, laten we het gewoon doen. Binnen een maand
vonden we ons droomhuis (met tuin!) binnen de ring van Amsterdam, waar
we in januari naartoe konden verhuizen.

Een paar maanden lang leek mijn leven weer vrij normaal en het enige wat ik
qua behandeling hoefde te doen was het dagelijks nemen van mijn medicatie.
Tot ik in december een vreemde, onverklaarbare pijn begon te voelen. Mijn
gewrichten, mijn spieren, mijn voeten; alles deed opeens pijn en het ging van
kwaad tot erger.
Na veel contact met het ziekenhuis moest ik mijn medicatie even
stopzetten en kreeg ik wederom Prednisolon. Toen ook dat niet hielp en de
pijn alsmaar erger en erger begon te worden, werd ik weer opgenomen in het
ziekenhuis.
Gedurende een week kreeg ik tientallen onderzoeken. Ik had zoveel pijn
dat ik de hele dag door een hoge dosering morfine kreeg. Er werd zelfs een
pompje in mijn arm geïnstalleerd, zodat ik mezelf elk halfuur een shot toe
kon dienen, omdat de pijn anders ondraaglijk was. Ik werd gecheckt op alle
mogelijke virussen, ontstekingen, zenuwdisfuncties en ga zo maar door, maar
er kwam niets naar voren. Het enige virus dat ze vaag in mijn lijf konden
aantreffen was pfeiffer, maar dat zou al mijn gekke kwalen niet kunnen
verklaren.
Ondertussen had mijn zus op Twitter een oproep geplaatst of mensen mij
misschien een kaartje wilden sturen om me een hart onder de riem te steken.
Zonder te overdrijven: ik heb meer dan zevenhonderd kaarten toegestuurd
gekregen. Op een gegeven moment kwam het hoofd Logistiek zelfs
persoonlijk mijn post naar mijn ziekenhuiskamer brengen, omdat hij heel
benieuwd was geworden naar de persoon die zoveel kaarten kreeg
toegestuurd. Ik kan niet omschrijven hoeveel steun al die kaarten me hebben
gegeven. Al die lieve woorden en überhaupt de moeite die al die mensen
hadden genomen om iets naar me te schrijven en sturen vind ik
onvoorstelbaar. Ik heb ze stuk voor stuk aandachtig gelezen en heb ze
allemaal bewaard.
Hoe fijn die afleiding ook was; het ziekenhuisbed lag verschrikkelijk en ik
zette alles op alles om naar huis te mogen. Mijn morfinepomp werd ingeruild
voor morfinepillen en ik mocht bij mijn moeder thuis gaan aansterken.
Hoewel ik nog steeds veel pijn had en de morfine me daarbij hielp, wilde ik
toch van dat rotspul af. Het is zo’n verslavend middel, dat ik
afkickverschijnselen kreeg toen ik het afbouwde. Na een kleine week bij mijn
moeder thuis te zijn geweest besloot ik cold turkey te stoppen met de
morfine. En dat lukte. Ik had de weg omhoog weer gevonden, dacht ik.

Mijn zus en ik keken samen een film, toen de bel ging. Mijn nieuwe
scheerapparaat werd gebracht, want na een aantal weken niet thuis in
Amsterdam te zijn geweest bij mijn eigen spullen, leek ik inmiddels op
Sinterklaas. Omdat ik besloten had dat we van nu af aan alleen maar
bergopwaarts zouden gaan, besloot ik mezelf te gaan fatsoeneren, maar op dat
moment kreeg ik de schrik van mijn leven.
Tijdens het trimmen van mijn baard manoeuvreer ik normaliter mijn
gezicht in allerlei onmogelijke posities, om alles goed te kunnen kortwieken,
maar deze keer lukte dat niet. Mijn rechtermondhoek werkte niet mee. Wat
ik ook probeerde, ik kreeg mijn mondhoek niet omhoog.
Ik rende gelijk naar beneden, terwijl ik naar mijn zus schreeuwde dat mijn
gezicht niet meer werkte. ‘Het zit in m’n hersenen, San. Ik weet het zeker. Er
zitten allemaal tumoren in mijn hoofd. Dat is de enige plek die ze níét
gecontroleerd hebben toen ik in het ziekenhuis lag.’ IJsberend liep ik door de
woonkamer heen en weer, terwijl mijn ademhaling ongeveer tegen het
plafond aan klotste.
Mijn moeder was op dat moment boodschappen aan het doen, maar toch
probeerde ik haar wel twintig keer in drie minuten te bellen. Toen ze
eindelijk opnam, zei ze dat we meteen naar de huisartsenpraktijk van mijn
stiefvader moesten gaan.
Hij vertelde dat het niet alleen door tumoren veroorzaakt kon worden,
maar dat dit beeld ook bij pfeiffer paste, en dat kwam toen ik in het
ziekenhuis lag twijfelachtig in mijn bloed naar voren. Het zou ook nog door
andere dingen kunnen komen, dus ik moest me nog niet meteen al te veel
zorgen maken, voor zover me dat zou lukken. Om te kijken hoe erg de
situatie was, deed hij een aantal testjes. Ik moest proberen mijn wangen vol te
blazen met lucht, maar dat ging niet. Als een lekgeprikte ballon liepen mijn
wangen leeg. Toen vroeg hij me mijn ogen te sluiten, waarbij mijn rechteroog
overduidelijk langzamer sloot dan mijn linkeroog. Daarna volgden een aantal
evenwichtsoefeningen en concludeerde hij dat het uitsluitend om de
aangezichtszenuw aan de rechterkant van mijn gezicht ging. Ik belde het
ziekenhuis om te vertellen wat de situatie was en ik kon de volgende ochtend
al langskomen, zodat ze dit tot op de bodem konden uitzoeken. Diezelfde
avond nog was ook de complete linkerkant van mijn gezicht verlamd. Ik vond
het vreselijk.
Net op het moment dat ik dacht dat mijn leven weer de goede kant op
ging, begon de hel weer van voren af aan. Er zat één voordeel aan de
verplichte mondkapjes, want daar kon ik mijn gezicht achter verbergen
waardoor mensen me niet aanstaarden.

Bij de neuroloog moest ik wederom een aantal testjes doen. Ook zij
concludeerde dat het waarschijnlijk alleen om mijn aangezichtszenuw ging,
maar ze wilde dat bevestigen door middel van een scan en een punctie. Om te
beginnen zou ze me gelijk een hoge dosis Prednisolon voorschrijven, omdat
dat de kans vergrootte dat het zou herstellen, maar ze kon niets garanderen.
De mogelijkheid bestond dat mijn gezicht nooit meer (helemaal) zou
herstellen.
Wederom kreeg ik een enorme klap te verduren, want nu vóélde ik me niet
alleen ziek maar zág je het ook aan me. Ik moest bloed prikken om te kijken
of daar eventueel iets geks in gevonden zou worden en ik zou een mri-scan
krijgen om te zien of er tumoren in mijn hoofd zaten of dat er iets anders in
mijn hersenen oplichtte. Als er geen tumoren gevonden zouden worden maar
er wel iets op zou lichten, zou ik alsnog een ruggenprik krijgen, waarbij er
hersenvocht uit je ruggenmerg wordt gezogen om te kijken of daar eventueel
tumorcellen in zitten, die niet op een scan aantoonbaar zouden zijn.

De neuroloog belde me een week later om te vertellen dat mijn bloed er goed
uitzag en dat er geen tumoren in mijn hersenen waren gevonden, maar dat
mijn aangezichtszenuw wel oplichtte op de scan. Uit de ruggenprik moest dus
blijken of er tumorcellen in mijn hersenvocht zaten, en ik had zoveel
horrorverhalen gehoord over deze ingreep dat ik er als een berg tegen opzag.

Op de middag voor kerst kreeg ik mijn ruggenprik van een neurologe. We


spraken over de feestdagen, terwijl ik op mijn zij ging liggen en zij de lange
naald in mijn rug duwde. Natuurlijk was dat geen fijn gevoel, maar de pijn
verdween toen het vocht, dat er overigens kraakhelder uitziet, er eenmaal
uitdruppelde. Ik moest nog even ter observatie blijven liggen en kon volgens
de neurologe een beetje hoofdpijn krijgen, maar als dit langer dan 48 uur zou
aanhouden, moest ik het ziekenhuis bellen. Als de hoofdpijn überhaupt wat
langer aanhield dan een aantal uren moest ik plat gaan liggen.
Ik was zo blij dat de ingreep achter de rug was en ik voelde me best goed,
dus besloten mijn vriend en ik om kerst bij mijn schoonfamilie te gaan vieren.
Ik had wel hoofdpijn, maar als ik bleef liggen ging het wel. De hele avond
bracht ik liggend door, zelfs het dobbelspel deed ik vanaf de bank. Maar ik
was erbij en daar ging het om.
Ik ging op tijd naar bed, maar toen ik ’s nachts wakker werd, merkte ik dat
mijn hoofd raar aanvoelde. Het klonk alsof mijn oren potdicht zaten en alsof
ik met mijn hoofd in een vissenkom of een gong zat. Ik maakte mijn vriend
wakker en toen ik iets tegen hem zei, klonk het alsof iemand mijn oren
dichthield. Ik hoorde mezelf heel ver weg en met een enorme galm. Het
maakte me helemaal gek en hoe vaak ik mijn oren ook probeerde te klaren, er
veranderde niets.
In de ochtend belde ik gelijk mijn stiefvader. Neusspray en geduld waren
volgens hem op dat moment de enige oplossingen, maar ze maakten mijn dag
niet per se draaglijker. Elk woord dat een ander zei en elk geluid van een deur
of stofzuiger kwam tien keer harder binnen door de galm, waardoor ik maar
watjes in mijn oren stopte. Normaal zorgt televisiekijken voor een fijne
afleiding, maar dat was nu een hel door het geluid, dus besloot ik maar in een
donkere, stille kamer, thuis, te gaan slapen. Geen eerste kerstdag met mijn
familie, maar vroeg naar bed met een slaappil, in de hoop dat het de volgende
dag beter zou zijn.
Toen ik op tweede kerstdag wakker werd, kon ik wel janken van geluk. Die
vreselijke galm was zo goed als verdwenen en hoewel ik nog steeds knallende
hoofdpijn had, besloten we als verrassing toch naar mijn familie in Emmen te
gaan. Ook daar bracht ik de dag grotendeels liggend door, maar ik was allang
blij dat ik bij mijn familie was.

Na de kerstdagen belde de neuroloog me exact op het afgesproken tijdstip. Ik


had met haar afgesproken dat ze me niet eerder mocht bellen, omdat ik wilde
genieten van de feestdagen, voor zover dat zou lukken. Ze verblijdde me met
de woorden dat er geen tumorcellen in mijn hersenvocht waren gevonden. De
galm in mijn hoofd zou verdwijnen zodra de wond op mijn rug helemaal
dicht was. Het verlamde gezicht was waarschijnlijk een bijwerking van mijn
medicatie. Een zeldzame weliswaar, maar dat was ik wel gewend. Ik mocht
weer starten met de kankerremmende medicatie, maar vanaf nu moest ik acht
pillen per dag nemen in plaats van twaalf.
Opgelucht gingen mijn vriend en ik terug naar Amsterdam. De galm
kwam in de dagen daarna nog een paar keer in volle hevigheid terug, zelfs op
oudejaarsavond, en dus dook ik vroeg mijn bed in. Met mijn laatste restje
energie ben ik om middernacht naar beneden gegaan om te proosten op een
hopelijk fantastisch, gelukkig en vooral gezond jaar. Tien minuten later lag ik
weer in bed. Weg met 2020, wat een rotjaar was dat. 2021 kon me niet gauw
genoeg beginnen.
2021

Dit nieuwe jaar begon gelijk al goed, want op 5 januari kregen we de sleutel
van ons koophuis. Hoewel ik me wekenlang zwak en misselijk had gevoeld,
had ik tijdens de verhuizing opeens energie voor tien. De hele dag was ik in
de weer, alsof ik letterlijk alle ellende in het vorige jaar en vorige huis achter
me kon laten.

Een maand lang ging het hartstikke goed, trok mijn gezicht steeds iets meer
bij en voelde ik me elke dag een stukje beter. Totdat ik in februari tijdens een
etentje met vrienden thuis ineens geen hap meer door mijn keel kreeg. Ik
werd kotsmisselijk als ik alleen al naar het eten keek en vanaf die dag bleef dat
zo.
Ik viel weer enorm af, had daardoor logischerwijs weinig energie en wist
niet meer wat ik met mezelf aan moest. Eten stond me zó tegen. Ik probeerde
meer te eten dan mijn lichaam aangaf, maar dan werd ik kotsmisselijk en
moest ik spugen, dus dat bleek ook geen goed idee. Toen ik ook nog
onverklaarbare zenuwpijn in mijn voeten kreeg, waardoor ik amper kon staan
en waarvoor ik anti-epilepsiemedicatie kreeg, was voor mij de maat vol.
Tegen het advies van de artsen in stopte ik met al mijn medicatie. Ik voelde
aan alles dat ik eerder vergiftigd werd dan dat het me goeddeed. Het was van
het grootste belang dat mijn lijf kon aansterken, en eten was daar een
belangrijk onderdeel van.
Na een paar weken gestopt te zijn met mijn medicatie begon mijn eetlust
terug te komen, maar wel in een heel bizarre vorm. Na bijna een jaar
vegetarisch te hebben gegeten, kon ik alleen maar denken aan kip. Nood
breekt wet en dus heb ik een tijd alleen maar kip gegeten. Mijn arts zei dat
het op dit punt niet meer uitmaakte wát ik at, áls ik maar at. En zo ging er
een maand voorbij vol kippenpoten en kipfilet.
In maart ging het steeds beter en besloten we de medicatie weer op te starten.
Niet twaalf, niet acht, maar vier pillen per dag zou ik gaan slikken. Een derde
van mijn begindosering, maar vanaf dag één voelde ik al aan dat dat te veel
voor mijn lijf was. De artsen gaven achteraf ook toe dat de hoge dosering
waarschijnlijk voor alle rare bijwerkingen had gezorgd, maar het is en blijft
zoeken omdat iedere patiënt uniek is.
Mijn gezicht was inmiddels helemaal hersteld, ik kwam weer aan en mijn
energie kwam ook weer terug, maar wat ik in deze herstelperiode absoluut
niet kon gebruiken, was een covid-19-infectie. En die kreeg ik. Godzijdank
kwam ik er heel goed doorheen en heb ik er, op het verliezen van mijn reuk
en smaak na, niet veel last van gehad. En ach, deze bekende bijwerking van
bestralingen was me toentertijd bespaard gebleven, maar ik zou Ruud niet
zijn als ik die bijwerking niet op de een of andere manier toch zou kunnen
afvinken.
covid had gelukkig geen schade aangericht en de lage dosering van mijn
medicijnen werkte afdoende, zo bleek uit de controlescans in mei. Eindelijk
hadden we een dosering gevonden die én mijn kanker onder controle hield én
me geen bijwerkingen bezorgde. Mijn vriend en ik vlogen naar Ibiza om al
het goede nieuws te vieren.

De daaropvolgende maanden gingen super. Ik merkte dat ik me voor het


eerst weer normaal voelde. Ik werkte weer een beetje bij rtl Boulevard, kon
werken aan mijn boek, maar had ook energie om de dagen normaal door te
komen en te kunnen genieten van eten. In augustus zou ik pas weer een scan
hebben.

Begin augustus kreeg ik de uitslag en er was zowel goed als slecht nieuws.
Het goede (fantastische) nieuws was dat er geen tumoren waren bij gekomen
en dat er geen groei te zien was bij de tumoren die er al zaten. De situatie was
in dat opzicht dus stabiel gebleven. Het slechte nieuws was dat er veel kleine
ontstekingen te zien waren, in mijn hals, milt en longen. Waarschijnlijk
waren die ontstaan door de heftige immuuntherapie die ik twee jaar daarvoor
had ondergaan. Blijkbaar kan dat nog jarenlang doorwerken.
In mijn hals, waar ik al eens geopereerd en bestraald ben, zag mijn arts wat
groei. Hij gaf aan dat het geen kanker was, maar hij kon ook niet precies
duiden wat het wel was. Hij wilde dat verder onderzoeken, maar volgens hem
had het geen haast. Ik kon het gelijk laten doen, maar ook over een paar
maanden of zelfs helemaal niet. Ik heb besloten dat ik het wel ga laten
verwijderen, omdat ik het liever kwijt ben dan rijk en het steeds zichtbaarder
wordt, maar het is wel weer een ingreep en die kost me naast tijd ook veel
energie. En stiekem baart het me ondanks de geruststellende woorden van
mijn arts toch nog steeds zorgen. Ik ben immers wel vaker teleurgesteld. Zo
zie je maar weer: leven met kanker kan continu zorgen voor vervelende
situaties en ingrepen. Elke keer kan er weer iets op je pad komen, maar je
hebt geen keuze. Je moet het ondergaan, want het alternatief is dat de ziekte
zich kan blijven ontwikkelen en dat is natuurlijk het laatste wat ik wil.
INLEIDING OVER GELUK

Geluk is voor mij het eten van een patatje mayo in de zon. Of het lezen van
een boek aan het zwembad. Of het drinken van een kopje koffie in de
ochtend. Het zijn kleine dingen, maar ze maken me oprecht gelukkig.
Gelukkiger dan welke auto of nieuwe MacBook dan ook. Ik geniet sinds ik
ziek ben sowieso veel meer van momenten dan van spullen, maar dat wil niet
zeggen dat het een het ander uitsluit. Van mooie spullen kan ik óók genieten,
mits het goed gaat met mijn lichaam. Anders kunnen ze me gestolen worden.
Tegenwoordig betrap ik mezelf er steeds vaker op dat ik me extreem
gelukkig kan voelen wanneer ik gewoon lekker op de bank zit en niks aan het
doen ben. Ik kijk dan rustig om me heen, ben dankbaar voor het huis waarin
ik woon, dankbaar dat m’n koelkast vol zit met boodschappen en bovenal
dankbaar voor het feit dat ik energie heb. Het is het simpele soort geluk dat
ik iedereen zou gunnen. Ik heb op dat moment niets meer nodig en ben niet
bezig met het verleden of de toekomst, dus ja, ik ben op zo’n moment
volledig in het ‘nu’, hoe vreselijk corny dat ook klinkt.
Vroeger, toen ik nog niet ziek was, kon ik ook al erg genieten van het nu.
Ik was vaak degene die tegen mijn vrienden zei dat ze moesten beseffen wat
voor gave dingen we meemaakten tijdens bepaalde studentenavonden, diners
of reizen. Ik stond er op het moment zelf bij stil. Alsof ik een mentale foto
maakte van het moment, zodat ik het in mijn hoofd kon opslaan en kon
blijven koesteren.
Sinds mijn ziekte is dat besef alleen maar groter geworden. Tijd is in mijn
optiek het kostbaarste bezit, aangezien niemand weet hoe lang hij op deze
aarde rond zal lopen. Bij mij is dat natuurlijk nog een stukje onzekerder dan
bij mijn gezonde medemens, dus sta ik er dagelijks bij stil dat het allemaal
zomaar eens voorbij zou kunnen zijn. Ik leef elke dag zo optimaal mogelijk,
alsof het mijn laatste dag kan zijn. Aan de andere kant blijf ik mijn blik op de
toekomst richten. Ik blijf dromen en doelen stellen, maar ik geniet ook van de
weg ernaartoe. Sinds mijn diagnose merk ik vooral dat ik mijn doelen wat heb
bijgesteld. Ik heb ze naar voren gehaald, want er is immers geen tijd te
verliezen. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik over een paar jaar dood ben,
want ik wil het liefst honderd worden, maar je weet niet hoe het leven loopt.
Ik spreek daarom heel duidelijk uit wat ik wil, wanneer ik het wil en hoe ik
het wil. En vaak lukt het dan.
Daarnaast heb ik er ook nieuwe doelen bij gekregen. Juist doordat het leven
zo kort kán zijn, ben ik veel na gaan denken over mijn interesses en dingen
die me altijd blij maakten. Dat zijn in mijn optiek namelijk de dingen waar je
zo veel mogelijk tijd en energie aan zou moeten besteden. Ik heb bijvoorbeeld
acht jaar lang op de jeugdtheaterschool gezeten. Ik haalde heel veel plezier uit
de lessen, maar ik ben ermee gestopt omdat ik ging studeren in een andere
stad. Ik had met mezelf afgesproken dat wanneer ik een goede uitslag zou
krijgen in het ziekenhuis, ik me de volgende dag in zou schrijven voor de
auditie van een theateropleiding. Inmiddels ben ik toegelaten en mag ik de
opleiding, die ik naast mijn werk kan volgen, gaan doen en kan het me geen
bal schelen wat iemand anders daarvan vindt. Ik weet zeker dat als ik niet ziek
was geweest, ik hierover na zou blijven denken, ik bang zou zijn voor de
meningen van anderen en het dan uiteindelijk zou uitstellen of zelfs helemaal
niet meer zou doen. Die tijden zijn dankzij mijn ziekte voorbij. Ik doe nu
gewoon wat ík leuk vind en waar ík blij van word. Het leven is te kort om stil
te staan bij wat anderen ergens van vinden.

Ondanks mijn ziekte ben ik nu juist gelukkiger dan vóór mijn ziekte. Begrijp
me niet verkeerd, ik was liever gezond geweest, maar het heeft me
gedwongen te kijken naar wat ik écht wil in het leven en het heeft me doen
inzien dat wij mensen het grootste gedeelte van onze tijd verdoen met
twijfelen. Ik doe tegenwoordig alleen nog dingen die ik leuk vind en die me
energie geven in plaats van dingen die me leegslurpen. Als je je baan niet echt
leuk vindt, blijf je zo een jaar of drie hangen, omdat je ook niet precies weet
wat je anders zou willen. Ik heb daar geen tijd voor. Wil ik een boek
schrijven? Dan begin ik nu. Wil ik
piano leren spelen? Dan schrijf ik me morgen in bij een muziekschool. Wil ik
graag een bepaalde auto hebben? Dan zet ik alles op alles om genoeg geld te
verdienen zodat ik deze kan kopen. Ik verspil geen tijd meer. Ik kom nu in
actie.
Ik pretendeer niet dat ik de waarheid in pacht heb, maar ik denk wel dat
het mensen zou kunnen helpen om naar hun leven te kijken met in hun
achterhoofd de gedachte dat ze nog maar vijf jaar te leven hebben. Wat zou je
dan anders doen? Zou je bij je huidige partner blijven? Zou je je baan
opzeggen? Zou je die camper dan eindelijk kopen en de wereld rond gaan
reizen? Als je er op deze manier achter komt dat je eigenlijk niet leeft zoals je
echt zou willen leven, waarom doe je er dan niet nú iets aan? Waarom zou je
nog een paar jaar verspillen, als je al veel eerder gelukkig kunt worden? Waag
de gok. Het leven is te kort om te wachten. Go for it.

WAT IS GELUK?
Om jou ook zulk, wat ik noem, ‘simpel geluk’ te kunnen laten ervaren en je
mee te kunnen nemen in de mindset die bij mij ontstaan is door mijn ziekte,
deel ik eerst de definitie van ‘geluk’ volgens Wikipedia met je. En die komt
eigenlijk heel dicht in de buurt van mijn algehele mindset.

‘Geluk (of gelukkig zijn) kan worden omschreven als het tevreden zijn
met de huidige levensomstandigheden. Hierbij kunnen er verschillende
positieve emoties aanwezig zijn, zoals vreugde, vredigheid,
ontspannenheid en vrolijkheid.’

Ongelukkig zijn is, logischerwijs, het tegenovergestelde van geluk of gelukkig


zijn, en dit gaat vaak gepaard met depressie, overspannenheid, woede of
verdriet.
Voor mijn eigen definitie van geluk zou ik de bovenstaande definitie iets
aanpassen tot:

‘Geluk (of gelukkig zijn) kan worden omschreven als het tevreden zijn
met – en het accepteren en waarderen van – de huidige
levensomstandigheden.’

Daar wil ik wel gelijk aan toevoegen dat de emoties die je ervaart wanneer je
je ongelukkig voelt wel degelijk van belang zijn en dat ze er mogen zijn. Als
deze er niet waren, zou het een stuk moeilijker worden om geluk te ervaren.
Die pieken en dalen heb je allebei nodig, maar ze moeten wel in balans zijn.
Maar daar kom ik later nog uitgebreid op terug.

HOE WORDT GELUK BEPAALD?


Er is de afgelopen jaren heel veel onderzoek gedaan naar geluk en gelukkig
worden. Mensen schromen ook niet om die informatie met anderen te delen.
Stap maar eens een boekwinkel binnen en de zelfhulpboeken vliegen je om de
oren. Iedereen wil het immers maar al te graag zijn. We zijn er allemaal naar
op zoek, terwijl het vaak binnen handbereik ligt, alleen zijn mensen gewend
om hun tegenslagen te tellen in plaats van hun zegeningen, waardoor het
geluksgevoel uitblijft. ‘Gelukkig’ hoeven we Instagram maar te openen of de
ene na de andere verlichte coach popt op in je schermpje om jou (‘voor slechts
950 euro’) je geluk te laten (her)vinden. Duur grapje dus, voor iets waar we
eigenlijk allemaal gratis toegang tot hebben. In verschillende onderzoeken
wordt gesteld dat 30 tot 40 procent van het ervaren van geluk erfelijk bepaald
is, wat ervoor zorgt dat je als een overwegend positief of juist negatiever
ingesteld persoon geboren wordt. Natuurlijk zijn er ook mensen die lijden aan
een (chronische) depressie, maar over het algemeen geldt denk ik dat iedereen
gelukkig(er) kan worden, ongeacht je omstandigheden of dna.

Volgens de meeste bronnen zou de overige 60 tot 70 procent van je geluk dus
bepaald worden door externe factoren, zoals je omgeving. Die factoren zijn
weer onder te verdelen in kortstondig en duurzaam geluk, maar al deze
factoren samen vormen die 60 tot 70 procent. Denk hierbij aan mooie
spullen, lieve mensen om je heen, een fijne partner of juist een vervelende
baas, een onvervulde kinderwens of een slechte gezondheid. Allemaal dingen
waar je geluk van afhankelijk is. Maar zou je zonder al die wensen, doelen en
mensen om je heen niet óók al gelukkig kunnen zijn?
Ik vind van wel. En om je niet continu met cijfers en onderzoeken om de
oren te slaan, ga ik je vooral vertellen hoe ík denk over geluk, op basis van
mijn eigen ervaringen. Ik heb vanaf dag één tegen m’n uitgever gezegd dat ik
van dit boek geen onderzoeksrapport wil maken, want als je het aantal jaren
dat ik aan mijn scriptie heb gewerkt bij elkaar op zou tellen en je zou dat
vertalen naar het leven van een mens, dan hadden we het hier over een kind
dat bijna naar groep 1 gaat en dat trauma wil ik niet herbeleven. Ik heb de
afgelopen jaren immers al genoeg trauma’s te verwerken gekregen, maar dat
geheel terzijde.

VERLEDEN EN TOEKOMST
Ik gaf eerder al aan dat ik vind dat we allemaal in het nu zouden moeten
leven, maar dat wil niet zeggen dat je niet naar het verleden en de toekomst
mag kijken. Je verleden heeft je gevormd tot wie je nu bent en door vooruit te
kijken kun je blijven dromen en doelen blijven stellen. Waar het denk ik vaak
misgaat is wanneer mensen blijven hangen in het verleden of wanneer ze wel
dromen en doelen stellen, maar nooit achteromkijken en stilstaan bij hun
behaalde dromen en doelen. Vaak hebben ze namelijk heel wat gerealiseerd,
maar hebben ze alweer een nieuw doel voor ogen. Op die manier kun je
doelen blijven stellen tot je een ons weegt, maar als je nooit stilstaat bij je
successen, zul je ook nooit gelukkig worden.
Om die reden maak ik altijd lijstjes. Nu ben ik best een controlfreak en hou
ik sowieso erg van lijstjes, maar het helpt me ook om dingen overzichtelijk te
maken en ergens bij stil te staan. Ik heb een lijstje met mijn doelen voor dat
betreffende jaar, maar ook een lijstje met langetermijndoelen. Ik bewaar ze
altijd en dat kan ik iedereen aanraden, want toen ik laatst mijn doelenlijst van
2017 erbij pakte, zag ik dat ik vrijwel alles behaald had wat ik toentertijd had
opgeschreven. Doordat ik het opgeschreven had en er later naar terugkeek,
kon ik even stilstaan bij mijn successen en dat motiveert me om dit te blijven
doen. Door het op te schrijven maak je het gelijk visueel en dat is in mijn
ogen de eerste stap naar het behalen van dat doel.

Het is dus goed om te kijken naar het verleden, zonder erin te blijven
hangen. Dat zijn twee heel verschillende dingen. Als je naar het verleden
kijkt, observeer je wat er gebeurd is en wat je bereikt hebt, maar als je in het
verleden blijft hangen, blijf je bijvoorbeeld tobben over ‘hoeveel beter alles
vroeger was’ of ‘hoe je dit of dat beter had kunnen doen’. Sta stil bij successen,
maar blijf niet hangen in mislukkingen. Ain’t nobody got time for that.
Wat ik zelf altijd doe om even bij mijn successen en doelen stil te staan, is
pen en papier erbij pakken of de notitie-app op mijn telefoon openen en drie
dingen opschrijven die ik momenteel heb of heb bereikt, die ik vijf jaar
geleden maar al te graag wilde hebben of bereiken. Daarnaast schrijf ik aan
het begin van elk jaar een lijstje met doelen op die ik in dat jaar wil behalen
en kijk ik daar aan het eind van het jaar naar terug. Vaak zijn er dan een
heleboel dingen afgevinkt.

DE LOGICA VAN GELUK (VERWACHTINGEN)


Hoe vaak besluit je wel niet om gezond te gaan eten om vervolgens ’s avonds
met een zak chips op de bank te liggen? Bij de meerderheid is het antwoord
op die vraag waarschijnlijk ‘vaak’. Ik herken dit gedrag ook bij mezelf. Elke
avond als ik lekker comfortabel onder m’n donzen dekbed lig, op een heerlijk
boxspringmatras, weet ik mezelf te motiveren alsof ik Oprah Winfrey ben.
‘Morgen wordt alles anders en drink ik louter groene smoothies, waarna ik ga
hardlopen én krachttraining ga doen in het park,’ spreek ik mezelf dan toe.
Tot ik wakker word. Dan gaat er precies niemand sporten en lig ik in m’n
badjas met een cappuccino op de bank door mijn Twitter-tijdlijn te scrollen
tot het 14.00 uur is. En word ik daar gelukkig van? Nee, natuurlijk niet. Maar
hoe word je dat dan wél?
In het boek De logica van geluk van de wiskundige Mo Gawdat las ik hier
iets interessants over. Hij vond dat er een wetenschappelijke, wiskundige
formule van geluk zou moeten bestaan en ontwikkelde deze uiteindelijk zelf.
Heel kort samengevat komt zijn conclusie erop neer dat je, om geluk te
kunnen ervaren, je verwachtingen moet managen. Je voelt je gelukkig
wanneer je verwachtingen realistisch zijn of wanneer de werkelijkheid
positiever bleek te zijn dan je verwachtingen.
Om het concreet te maken aan de hand van een voorbeeld: we moeten
allemaal weleens naar een verjaardag waar we geen zin in hebben. Vaak gaan
we toch, maar omdat we er zó tegenaan zaten te hikken, blijkt het in
werkelijkheid allemaal wel mee te vallen. De realiteit bleek beter dan de
verwachting. Zo werkt het omgekeerd helaas ook: als je al een heel jaar
uitkijkt naar Koningsdag en je hoog van de toren blaast over dat dit dé dag
van het jaar gaat worden, dan is er een grote kans dat het tegen gaat vallen.
Die torenhoge verwachtingen worden waarschijnlijk niet waargemaakt en dus
zie je je geluk door het afvoerputje verdwijnen.
Elke keer als ik voor het slapengaan dingen bedenk die ik de volgende dag
wil gaan doen, krijg ik een gemotiveerd en positief gevoel, maar zodra ik
wakker word en ik ze niet in de praktijk breng, ben ik teleurgesteld in mezelf.
Ik heb dan dus niet aan mijn verwachtingen voldaan en ervaar allesbehalve
geluk.

Inmiddels heb ik geleerd dat ik, met name door mijn ziekte, van tevoren niet
weet hoe ik me voel bij het wakker worden. Soms gaat het ’s avonds prima,
maar voelt het als ik wakker word alsof er een vrachtwagen over me heen
gereden is. Alhoewel, ik weet gelukkig niet hoe dat voelt, en mocht dat
gebeurd zijn, dan zou er überhaupt niet meer gesport hoeven worden, maar je
begrijpt wat ik bedoel.
Sinds ik het boek van Mo Gawdat heb gelezen, maak ik mijn
verwachtingen realistischer op het moment dat ik ’s avonds in bed lig. Het
liefst zou ik alleen maar gezond willen eten, geen alcohol meer willen drinken
en vijf dagen per week willen sporten, zodat ik rond zou kunnen paraderen
met een six- of eightpack, maar we weten allemaal dat dat niet echt voor mij
is weggelegd. En wat zou het leven dan retesaai worden, zeg. Om die reden
maak ik het behapbaarder en realistischer voor mezelf: één smoothie per dag
en in elk geval een halfuur lichaamsbeweging, of dit nu wandelen, hiit-
training of boksen is. Voel ik me die dag wat minder? Dan is een wandeling
voldoende en stel ik mezelf dus niet teleur.
Op deze manier voldoe ik aan mijn verwachtingen en om het maar even op
de wiskundige manier van Mo Gawdat te zeggen: realistische verwachtingen
+ realistische uitkomst = ervaren van geluk. Het draait allemaal om die
voldoening.

SOORTEN GELUK
Voor mij zijn er twee soorten geluk te onderscheiden: duurzaam geluk en
kortstondig geluk. Mijn persoonlijke doel is om in mijn leven een doorlopend
gevoel van geluk te ervaren (duurzaam geluk), dat af en toe extra versterkt
wordt door korte piekmomenten: het kortstondige geluk. Dit kortstondige
geluk zie ik als een leuke toevoeging, maar ik vind dat we deze momenten
ook niet al te serieus moeten nemen. Ze zijn immers zo weer voorbij, al
maakt ze dat niet helemaal onbelangrijk. Laten we dat kortstondige geluk dus
gelijk maar als eerste behandelen.

KORTSTONDIG GELUK

Geluk uit materialisme


Natuurlijk mag je blij zijn met je nieuwe Apple iPhone 12 Pro Max. Daar is
helemaal niks mis mee. Dat ben ik zelf ook. Het probleem is alleen dat dat
geluk vaak maar een aantal dagen of weken aanhoudt, omdat de nieuwigheid
er dan wel weer vanaf is en je op zoek gaat naar iets nieuws. Ik denk dat we
allemaal wel weten dat spullen ons in the end niet gelukkig gaan maken, maar
er voor the time being van genieten kan natuurlijk geen kwaad. Nieuwe
schoenen, een mooie designertas of een nieuwe loungeset in de tuin kunnen
ons waarschijnlijk allemaal wel bekoren, mits de omstandigheden eromheen
ook goed zijn. Als je doodziek op bed ligt interesseert dat je allemaal niets
meer, weet ik uit ervaring.
Ik hou zelf ontzettend van mooie spullen, maar op de momenten dat het
lichamelijk (en geestelijk) niet goed met me ging, wilde ik zelfs helemaal niet
aan (nieuwe) spullen denken. Was ik veel afgevallen? Dan stonden al m’n
kleren me toch niet mooi meer. Zou ik een nieuwe auto hebben? Dan kon ik
er toch niet in rijden. Had ik een mooi boek gekregen? Dan lukte het niet om
het te lezen vanwege mijn bijwerkingen. In die zin bepalen je
omstandigheden zeker deels je geluk. Maar niet helemaal! Je hebt altijd een
keuze om te blijven hangen in hoe ellendig het is dat je op dat moment niet
(van de materialistische dingen) kunt genieten, of om dat niet te doen en het
(voor nu) te accepteren. Het klinkt heel simpel, maar zeker in het begin is het
dat niet. Ik heb dit zelf ook een tijd moeten trainen, maar ook jou lukt dat.
Dat weet ik zeker.

Geluk uit (korte) successen (neem ze niet te serieus)


Wanneer je een crashdieet volgt en je binnen een week tijd twee kilo afvalt,
zul je wellicht juichend op de weegschaal staan. Je hebt de hele week op
bleekselderij en worteltjes geleefd en het heeft z’n vruchten afgeworpen! Maar
de week erop heb je twee etentjes en een verjaardag in je agenda staan en
wordt het allemaal toch een stukje moeilijker. Je bent dus even heel gelukkig
geweest door je korte succesmoment, maar weegt (haha) het nog op tegen al
het andere? Je houdt immers ook van wijn, biefstuk en mayonaise, maar die
moet je allemaal aan je voorbij laten gaan als je onder de zestig kilo wilt
blijven.
Of neem nu een succes op je werk. Maandenlang heb je aan een project
gewerkt, dat nu eindelijk wordt opgeleverd. Je krijgt complimenten en een
bos bloemen van je baas voor het harde werken en zit vervolgens thuis alleen
met je kat op de bank. Al die maanden heb je naar dit moment toegeleefd en
nu heb je juist door al dat harde werken bijna geen vrienden meer over om
het mee te vieren. Natuurlijk is het leuk om een mooi succes te behalen op je
werk, maar het moet wel in balans zijn met de rest van je (sociale) leven.

Geluk uit belevenissen: genieten


Naast dat het erg prettig is als je je werk zo leuk vindt dat je daar elke dag van
kunt genieten, is het essentieel dat je geniet van je vrije tijd. In dit geval doel
ik met name op belevenissen als koffie met een vriendin, een verjaardagsdiner
met je familie, vakanties met je geliefde of festivals met je vriendinnen. Op
het moment zelf beleef en ervaar je deze momenten als kortstondig geluk,
maar als ze uiteindelijk een herinnering vormen, veranderen ze in duurzaam
geluk. Een moment dat je koestert en voor altijd bij je draagt. Om die reden
is geluk door een belevenis veel meer waard dan iets materieels. Ze lijken
misschien allebei even kortstondig, maar dat zijn ze pertinent niet. Om zo’n
piekmoment om te zetten van kortstondig naar duurzaam geluk, probeer ik
zo veel mogelijk foto’s van momenten te maken, zodat ik er vaak naar terug
kan kijken en ik gelijk weer terug word gebracht naar die leuke avond of die
mooie plek. Zo kan iets materieels als een polaroid toch nog iets bijdragen
aan je duurzame geluk.
Een vakantie is een goed voorbeeld van zo’n piekmoment. Sommige
mensen leven van vakantie naar vakantie. Dat lijkt me niet heel verstandig,
want het grootste gedeelte van je leven ben je nu eenmaal niet op vakantie en
moet je het ook leuk hebben. Maar ook ik kan er enorm naar uitkijken om
ergens op een wit strand in de zon te liggen met een cocktail in mijn hand.
Juist omdat het zo lekker is om even afstand te nemen van alle drukte thuis of
op je werk en dat je even helemaal niets hoeft.
Tijd is het meest kostbare bezit en ik vind dat veel mensen die tijd maar
voor lief nemen. Elke minuut die ik heb koester ik en probeer ik bewust mee
te maken. Als ik tijd kan ‘kopen’, geef ik daar liever mijn geld aan uit dan aan
spullen. Zo hebben wij bijvoorbeeld een heel lieve werkster, die ons helpt in
het huishouden. Op die manier heb ik meer tijd over om leuke dingen te
doen en dat is voor mij meer waard dan elke maand een nieuwe broek of
schoenen kopen. Natuurlijk snap ik dat niet iedereen in de gelegenheid is om
zich een werkster te veroorloven, maar ook hiervoor zijn oplossingen te
bedenken. In sommige gevallen kan iemand je in het huishouden helpen en
wordt dit vergoed door je verzekering, maar als dit niet het geval is, kun je
ook onderling met je vrienden iets regelen. Stel dat jij ontzettend van koken
houdt en een vriendin van strijken, waarom zou je dat dan niet voor elkaar
doen? Tegenwoordig is het mogelijk om elk klein denkbaar klusje uit handen
te geven, maar wel alleen tegen betaling. Ben je de roomboter in de
supermarkt vergeten? Dan kun je, in elk geval in Amsterdam, via een app
iemand deze binnen tien minuten laten bezorgen. Waarom zouden we niet
wat meer aan ouderwetse ruilhandel doen? Dat kost je geen extra geld en
door de taken af te stemmen op iets wat de een wel leuk vindt en de ander
niet, is iedereen uiteindelijk tevreden.
Creëer dus belevenissen en probeer die heel bewust mee te maken. Vier die
verjaardag, ga op vakantie of boek die rondvaartboot met je familie. En maak
veel foto’s, want die gaan je terugbrengen naar die leuke momenten en
daardoor kom je steeds dichter bij je duurzame geluk.

Geluk uit loslaten


Door mijn ziekte heb ik enorm goed leren loslaten. In dingen blijven hangen
verandert niets en zorgt vaak alleen maar voor negatieve gevoelens en stress.
In haar boek Neem een geit vertelt Claudia de Breij het verhaal van een man
die continu klaagt dat zijn huis te vol is. Een joodse rabbi raadt de man aan
om er een geit bij te nemen. Een week later klaagt de man dat de geit veel
overlast bezorgt, waarop de rabbi hem aanraadt om de geit weg te doen.
Moraal van het verhaal: je waardeert wat je had, zonder het voor lief te
nemen, juist omdat je iets losliet.
Toen de tumor op mijn rug gegroeid was tot het formaat van een kleine
broccoli vond ik het vreselijk om ernaar te kijken tijdens het douchen, maar
nog erger vond ik het slapen. Ik kon er niet op liggen want dat deed pijn en ik
lag letterlijk scheef, door het grote formaat. Ongeveer anderhalve maand heb
ik niet op mijn rechterzij kunnen slapen, dus toen de tumor operatief
verwijderd was en de wond na meer dan een maand volledig geheeld was, kon
ik eindelijk weer op mijn rechterzij liggen. En wat was dat genieten! Ik zou je
bijna willen vragen om eens een weekje met een broccoli op je rug getapet te
gaan slapen, zodat jij ook leert waarderen hoe fijn het is als je normaal kunt
liggen als je hem de volgende nacht verwijdert, maar je kunt het ook gewoon
van me aannemen. Don’t take life for granted.

DUURZAAM GELUK
Zoals je hebt kunnen lezen heb ik sinds 2015 nogal wat meegemaakt en
hoewel ik daardoor minder vertrouwen in mijn lijf heb gekregen, heeft het me
ook heel erg veel gebracht. Ik pretendeer niet dat ik een geluksgoeroe ben,
maar ik wil wel graag delen wat voor inzichten deze ingrijpende
gebeurtenissen me gegeven hebben en hoe mijn kijk op het leven veranderd
is. Of je nu ziek bent of niet: we lopen allemaal in meer of mindere mate
tegen dezelfde problemen aan in het leven, en we zijn allemaal op zoek naar
duurzaam geluk.
Het vinden van kortstondig geluk heb ik hiervoor behandeld, maar in de
volgende vijf delen vertel ik, op basis van wat ik in de afgelopen jaren heb
meegemaakt tijdens mijn ziekteproces, hoe ik vroeger (voor mijn ziekte) en
hoe ik nu (sinds mijn diagnose) naar deze thema’s keek en kijk, hoe ik
hiermee omga en wat dat voor mij betekend heeft.
Ik heb namelijk gemerkt dat duurzaam geluk afhangt van vijf thema’s:
lekker in je hoofd zitten, lekker in je vel zitten, je relaties, je werk (of breder:
waar je je dagen mee vult) en je mindset. Iedereen kan hiermee aan de slag,
en daarom vertel ik in het laatste deel ook aan de hand van mijn eigen
ervaringen hoe ik dit allemaal zelf in de praktijk heb gebracht.
Laten we meteen beginnen met wat het voor mij betekent om lekker in je
hoofd te zitten.
Deel 1:
LEKKER IN
JE HOOFD
‘Sometimes you change your mind,
sometimes your mind changes you.’
– Binyomin Scheiman
Je hoofd en je lijf staan continu met elkaar in verbinding. Als je je mentaal
niet lekker voelt, zul je lichamelijk ook allerlei kwaaltjes krijgen. En werkt je
lijf juist niet mee? Dan is de kans groot dat je je daar psychisch eveneens rot
door gaat voelen. Het is een constante wisselwerking en dus is het van belang
om goed te monitoren waar je gevoelens precies vandaan komen en om ze
soms zelfs, waar mogelijk, te beïnvloeden. Een kwartiertje met een
nepglimlach op je gezicht zitten, terwijl je diep vanbinnen bloedchagrijnig
bent, geeft je hersenen bijvoorbeeld het signaal dat je blij bent, waardoor je je
daadwerkelijk iets opgewekter zult gaan voelen. En zo zijn er meer kleine
trucjes.
Sinds mijn diagnose kan ik heel goed inschatten waar een gevoel vandaan
komt, terwijl ik dit vroeger totaal niet kon. Ik kon soms de hele dag een
unheimisch gevoel hebben zonder te weten waar dat vandaan kwam.
Inmiddels weet ik veel beter waarom ik me soms geïrriteerd of juist vrolijk
voel.
Op de momenten dat het vanwege mijn ziekte lichamelijk heel slecht met
me gaat, ben ik soms niet te genieten (dit boek heet misschien wel Ziek
gelukkig, maar je kunt echt niet altijd vrolijk en huppelend door het leven
gaan) en weet ik anderzijds dat wanneer ik fysiek opknap, ik me mentaal ook
gelijk weer een stuk beter ga voelen. Over sommige dingen heb je geen
controle, maar gelukkig zit er nog iets tussen je heel slecht en je heel goed
voelen, namelijk: je iets beter of iets minder slecht voelen. Elke stap is er
immers eentje.
Zo leerde ik ooit dat je nooit aan twee dingen tegelijk kunt denken en dat
je daar dus altijd een keuze in hebt. Ik stel me altijd voor dat ik op een
kruispunt sta en dat ik mag kiezen tussen een donkere en een leuke plek of
gedachte. Als je de hele tijd aan het doemdenken bent en je je leven
vervloekt, probeer dan voor jezelf een plek te creëren waar je het liefst zou
willen zijn. De donkere gedachte associeer ik met een eng, duister bos, waar
ik ’s avonds laat in mijn eentje doorheen moet lopen na een vreselijke
dropping, en mijn ‘happy place’ is bijvoorbeeld een prachtig, luxe eiland met
kraakhelder zeewater en alleen een heel mooi huisje met een rieten dakje
erop. Ik probeer het voor mezelf zo visueel mogelijk te maken, dus ik zie
mezelf daar liggen in een hangmat, met een lekker muziekje op de
achtergrond en m’n gezicht (ingesmeerd) in de zon. Als ik me rot voel en ik
mijn ogen sluit om bewust te denken aan die mooie plek, dan is er geen
ruimte meer voor die negatieve, donkere plek, puur en alleen omdat je brein
niet aan twee dingen tegelijk kan denken. En hoe meer tijd je besteedt in de
happy place, hoe minder ruimte er overblijft voor de nare plek of gedachte.
Het heeft uiteraard wel even geduurd voordat het me lukte om hier
enigszins ‘controle’ over te krijgen. In dit hoofdstuk beschrijf ik hoe
belangrijk het is om je goed te voelen in je hoofd en leg ik uit hoe je daar
invloed op kunt uitoefenen.

ONTSPANNING
Ik was altijd een bezige bij en ik kon moeilijk stilzitten. Ik ben lange tijd
vrijgezel geweest, maar omdat ik niet graag alleen was, was ik altijd op pad en
vond ik mijn ontspanning in gezelligheid, borrelen en uitgaan met vrienden.
Daar is in principe niets mis mee, ware het niet dat ieder mens rust nodig
heeft en ook ik daar dus niet aan ontkwam. Een gemiddelde doordeweekse
dag bestond bij mij uit werken, een etentje bij een vriend of vriendin tot circa
halftien, waarna ik vervolgens doorging naar de volgende borrel en ik
uiteindelijk op een gemiddelde woensdagavond rond één uur in bed lag. Aan
rust deed ik niet.
Inmiddels weet ik hoe belangrijk de ‘oplaadmomenten’ zijn. Mijn Birò rijdt
immers ook niet meer als-ie leeg is. Pas nadat-ie een aantal uren aan de
laadpaal op straat heeft gehangen kan ik er weer mee rijden. Eigenlijk zijn wij
mensen net als elektrische tandenborstels: je moet ze heel regelmatig opladen.
Je kunt nog steeds je tanden poetsen met een niet-opgeladen tandenborstel,
maar dan functioneert hij een stuk minder goed en wordt hij een stukje
trager. En datzelfde geldt eigenlijk ook voor ons lijf. We hebben rust, slaap
en ontspanning nodig, want anders worden ook wij traag en functioneren we
minder goed.

EVEN AFSTAND NEMEN


Hoe vaak heb je wel niet gehad dat je door alle drukte op je werk vastliep en
je op geen enkele goede oplossing meer kon komen voor problemen, maar je
vervolgens onder de douche stapte en er opeens allerlei briljante ideeën in je
opkwamen? Dat kwam puur en alleen doordat je letterlijk even uit de drukte
stapte en je mind rust gaf. Op die manier komt er ruimte in je hoofd en
komen de ideeën vanzelf. Ik heb dat zelf altijd op vakantie. Omdat je je in
een totaal andere omgeving begeeft en je even niets ‘moet’, komt er ruimte
voor iets anders. En die ruimte brengt vaak de mooiste inzichten en ideeën
met zich mee.
Het is in mijn optiek van groot belang om dagelijks rustmomenten te
creëren en dus even uit de drukte en routine te stappen. Of je nu even gaat
zitten puzzelen met een kopje koffie, een middagdutje doet of gaat
mediteren, het maakt niet uit. Wat voor jou werkt is goed, zolang het je maar
rust geeft.

TREATING YOURSELF
Iets waar ik persoonlijk heel relaxed van word zijn
ontspanningsbehandelingen, waarna je je daadwerkelijk een stukje uitgeruster
of knapper voelt. Of het nu de kapper, een massage of een
gezichtsbehandeling is: ik vind dit soort ‘belevingen’ meer waard dan spullen.
Nu begrijp ik dat niet iedereen in de gelegenheid is om dit met enige
regelmaat te doen, maar ook daar zijn oplossingen voor. Het hoeft niet duur
te zijn.
Je kunt ook je partner masseren of je nagels laten lakken door je dochter.
Of een bad vol laten lopen of onder de douche gaan staan, ontspannende
muziek opzetten en je telefoon buiten de badkamer houden, zodat niemand je
kan storen. Het belangrijkste is dat je even een momentje voor jezelf neemt
en daar optimaal van geniet.

SLAAP
Mensen onderschatten de kracht van een goede nachtrust. Waar mensen als
Barack Obama en Elon Musk zeggen genoeg te hebben aan zes uur slaap per
nacht, is de gemiddelde mens toch echt gebaat bij zeven à acht uur. Tijdens je
slaap herstellen je lijf en je brein, omdat ze dan vrij zijn van prikkels en alles
wat er gedurende de dag is gebeurd kunnen verwerken. Het is niet voor niets
dat mensen op de ic na een groot ongeluk of een zware covid-19-infectie in
slaap worden gebracht. Het lijf heeft alle energie nodig om zich te herstellen
en kan op dat moment geen enkele andere prikkel gebruiken.
Ik ben nooit een ochtendmens geweest en hoe graag ik het ook zou willen
om elke ochtend uit bed te springen en zingend eitjes te klutsen voor het
ontbijt, weet ik dat dat nooit zal gebeuren. Al mijn hele leven kruip ik
’s ochtends bloedchagrijnig als een slome zeekoe uit bed, nadat ik al zeven
keer gesnoozed heb in etappes van twee minuten, om vervolgens nog net niet
huilend koffie te zetten in de hoop dat mijn ogen zich langzaam zullen
openen. Misschien herken je dit wel. ’s Avonds zag ik echter geen enkele
noodzaak om wat eerder naar bed te gaan, waardoor ik het hiervoor
geschetste dramatische scenario keer op keer in de ochtend moest ondergaan.
Ik ging laat slapen en was vervolgens in de ochtend niet vooruit te branden.
Door mijn ziekte heb ik geleerd hoe belangrijk slaap is en hoe het naast het
herstel van je lijf ook je humeur beïnvloedt. Als ik een slechte nacht heb
gehad, ben ik een stuk onredelijker en negatiever dan wanneer ik goed
geslapen heb. Mocht je dus willen dat ik je een keer kom helpen met
verhuizen of schilderen (iets wat mij gek genoeg nooit gevraagd wordt, terwijl
ik dat heus wel kan), dan zou ik eerst even aftasten of ik die nacht goed
geslapen heb. De kans dat ik dan ja zeg is een stuk groter dan na een slechte
nacht.

MEDITATIE/YOGA NIDRA
Ik omschreef al hoe belangrijk je eigen moment van rust pakken is, maar voor
de mensen die niet weten waar ze de tijd vandaan moeten halen, zijn er ook
korte ontspanningsmethoden. Meditatie heeft mij bijvoorbeeld enorm
geholpen om te kunnen ontspannen. In eerste instantie voelde het wat
ongemakkelijk om met mijn ogen dicht in kleermakerszit op de bank te gaan
zitten met een geleide meditatie aan op YouTube. Mijn gedachten dwaalden
continu af en ik begreep niet wat mensen hier nu zo ontspannen aan vonden,
totdat het na een tijdje steeds beter ging en ik merkte dat ik me een stuk
labieler voelde als ik een tijdje niet gemediteerd had.
Op een gegeven moment vond ik een geleide meditatie juist vervelend en
luisterde ik alleen nog naar rustige muziek, terwijl ik het zo’n veertig minuten
volhield en ik echt tot rust kwam. Per toeval kwam ik uiteindelijk bij yoga
nidra terecht, een meditatievorm die hypnose en visualisatie combineert, en
dat heeft mijn leven echt veranderd. En nee, bij hypnose moet je niet denken
aan een goochelaar die een klokje voor je gezicht heen en weer slingert. Het is
gewoon een geleide meditatie, waarin een stem je in een bepaalde rustige
modus brengt. In het stukje ‘Kankeryoga’ kom ik hier uitgebreider op terug.

SPORTEN
Voor veel mensen is sport een ontzettend goede uitlaatklep om even helemaal
uit je hoofd en in je lichaam te komen, en daarbij draagt het ook nog iets bij
aan je gezondheid en uiterlijk. In het deel ‘Lekker in je vel’ ga ik hier dieper
op in, met name op mijn haat-liefdeverhouding ermee. Of eigenlijk alleen
mijn haatverhouding, want je moet mij zo’n beetje aan m’n benen over de
grond meeslepen naar de sportschool om me aan de slag te krijgen, maar
daarna ben ik wel altijd blij dat ik (geforceerd) gegaan ben.

WOONGENOT
Toen ik als twintigjarig jochie in Amsterdam wilde wonen, moest ik voor het
eerst in mijn leven naar een hospiteeravond. Tijdens mijn studie in
Leeuwarden had ik het geluk dat ik in het studentenhuis kon wonen dat mijn
ouders hadden gekocht. Maar nu ging ik stage lopen bij het
televisieproductiebedrijf van Peter van der Vorst en het was geen optie om
elke dag vanuit mijn ouderlijk huis in Drenthe met de trein naar mijn
stageplek te reizen, want tegen de tijd dat ik aan zou komen was ik alweer
vrij. Je bent nog sneller in Milaan dan dat je met de Arriva-trein van Emmen
naar het mooie westen reist. In de eerste week van mijn stage logeerde ik bij
mijn tante, die al haar hele leven in Amsterdam woonde, maar ik had
dringend iets voor mezelf nodig.
Ik kwam aan bij het hospiteeradres en zag een indrukwekkende rij staan.
Eventjes hoopte ik dat er een heel populaire winkel met gigantische
uitverkoop naast mijn potentiële nieuwe huis zat, maar helaas bestond de rij
uit medekandidaten, die alle veertig (!) voor dezelfde studio van 28 m2
kwamen als ik.
Eenmaal boven op de vierde etage aangekomen stond ik bezweet als een
sardientje in blik in de aangeboden studio. Met mijn koffer. Want die had ik
meegezeuld omdat ik dat weekend naar mijn ouders ging. De ene
hospiteerder deed nog hysterischer dan de andere. Allemaal met het doel om
uit te blinken bij de huisbaas. Ik pakte het iets anders aan en liep naar hem
toe, keek hem met bambiogen aan en zei: ‘Het maakt me niet uit waar ik mag
slapen, al is het in de meterkast, maar ik ben dakloos en heb mijn koffer al bij
me. Ik kan er vanavond al in.’ De volgende dag kreeg ik te horen dat de
kamer van mij was en sindsdien sta ik in zijn telefoon als ‘Ruud Koffer’.
Hoewel het een kleine studio was, voelde ik me er dolgelukkig. Ik was
twintig jaar en had alles voor mezelf. En dat aan de Amstel! Dat je vanuit je
bed kon koken en je half onder de douche stond terwijl je op de wc zat,
maakte mij niets uit. Voor mij voelde het als een loft. Mijn eigen paleis.
Toen ik kanker kreeg en een operatie moest ondergaan, besloot ik mijn
huisje iets aan te passen. Ik was de eeuwige vrijgezel en had een Vespa
waarmee ik altijd op pad was. Thuis zijn was heerlijk, maar op pad zijn nog
leuker. Ik besloot een nieuwe bank aan te schaffen om na de operatie zo
comfortabel mogelijk te kunnen herstellen. Veel geld was er niet, dus ik kocht
een tweedehands exemplaar. Bij de verkopende partij thuis zag de bank er
beeldig uit. Wat ik even vergeten was, was dat ik zelf niet in een vrijstaande
boerderij woonde, maar in een schoenendoos, dus kwam de bank bij mij in
huis iets anders tot zijn recht. Laten we maar zeggen dat het een eitje was om
‘de vloer is lava’ te spelen. Ik woonde vanaf dat moment dus op een
levensgrote bank, maar comfortabel was het wel. En daar ging het uiteindelijk
om.
Het herstel ging gelukkig voorspoedig en snel. Voor ik het wist was ik weer
op pad om mijn normale leven weer op te pakken. Wat ik wel steeds vaker
merkte, was dat mijn huisje steeds kleiner begon te voelen. En ik voelde me
er ook steeds minder op mijn gemak. Wanneer ik alleen thuiszat, op diezelfde
bank als waar ik op lag na mijn operatie, schoten de herinneringen soms als
een raket door mijn hoofd. Ik moest op zoek naar iets anders, maar vind dat
maar eens in Amsterdam…
Als klap op de vuurpijl kwam mijn gloednieuwe vriendje terug van zijn reis
uit Azië. Hij had daar een halfjaar gezeten voor zijn studie en ging nu stage
lopen in Amsterdam. Ook al kenden we elkaar nog helemaal niet lang en
goed, we wilden na zo’n lange tijd bij elkaar vandaan te zijn geweest niet meer
zonder elkaar. We besloten dat hij bij mij zou intrekken. Een fantastisch idee.
Mits je twee kaboutertjes bent, want anders is 14 m2 per persoon écht te
weinig. We gingen als razende roelanden op zoek naar een nieuw
appartement en gelukkig wist mijn vader, die makelaar is, via een bevriende
vastgoedondernemer iets voor ons te regelen.
Ik was ontzettend blij dat ik mijn studio, waar ik heel veel goede maar ook
slechte herinneringen aan had, eindelijk kon verlaten. Het was mooi geweest
en ik was klaar voor een schone lei. We betrokken ons nieuwe appartement
op loopafstand van het Vondelpark en richtten alles naar onze smaak in. We
wisten vanaf het begin dat we twee jaar in dit appartement konden wonen,
omdat de eigenaar het daarna ging verbouwen, maar de huurprijs was
ontzettend laag waardoor we lekker veel konden sparen.
Wat ik er even vergeet bij te vertellen is dat het appartement geen balkon
of andere vorm van buitenruimte had en dat we op de bovenste verdieping
zaten, waardoor we alleen dakramen hadden en het er heel warm werd. Toen
ik opnieuw kanker kreeg, bracht ik maandenlang thuis door op diezelfde bank
die al in mijn studio aan de Amstel had gestaan. Ik kon niet naar buiten en
mijn grootste vertier was als er een plastic zak in een boom was gewaaid,
zodat ik eens iets anders zag. Aan de toppen van de bomen kon ik de
seizoenen letterlijk zien veranderen.
Maar de Hollander in mij was dankbaar voor de lage huur en het vele geld
dat ik opzij kon zetten, dus klaagde ik er niet over. Mijn vriend daarentegen
voelde de muren op zich afkomen. Hij zei vanaf dag één tegen mij dat hij wel
dankbaar was dat we in dit appartement mochten wonen, maar dat
woongenot voor hem heel belangrijk was. Als hij het had over het weinige
licht en het gebrek aan frisse lucht begreep ik dat niet zo goed. Ik was
gewoon blij dat we zo’n groot appartement voor zo’n lage prijs hadden. Ik
vond hem ondankbaar omdat mijn vader dit voor ons had geregeld, en mijn
vriend vond mij vervelend omdat ik zijn gevoel niet erkende.

Na twee jaar was ik er ook wel klaar mee en hadden we genoeg geld gespaard
om iets te kopen. Ook dit huis had inmiddels zoveel negatieve energie, dat we
er allebei graag weg wilden. Ik voelde me weer een stuk beter, maar had ook
besloten dat ik nooit meer ziek wilde zijn op die zolderverdieping. Het liefst
wilde ik natuurlijk überhaupt nooit meer ziek zijn, maar mocht dat toch
gebeuren, dan liever in een comfortabel huis. Met tuin. Want zeg nu zelf: het
huilt toch een stuk comfortabeler in een Range Rover dan in een Toyota
Aygo? Ik wil de seizoenen niet meer zien veranderen aan de toppen van de
bomen, maar ik wil eronder zitten, terwijl ze veranderen van kleur. En dan
krijg ik tenminste zelf ook nog eens een kleurtje, want na een aantal maanden
binnenshuis te hebben gezeten zag ik eruit als de dood van Pierlala.

Funda is de middle name van mijn vriend, dus alle pareltjes zag hij als een van
de allereersten voorbijkomen en in no time bezichtigden we zo’n vijftien
huizen. Tijdens de laatste bezichtiging keken we elkaar aan en zeiden in koor:
‘Deze moeten we hebben!’ We waren uiteraard niet de enigen en tijdens de
inschrijving werd er enorm overboden, zowel door ons als door andere
partijen. Als een geschenk uit de hemel kregen wij uiteindelijk het
verlossende telefoontje dat wij het geworden waren. We hadden gewoon een
huis gekocht! Met tuin. In Amsterdam. Wie had dat ooit durven dromen?

Hoewel het qua gezondheid in die tijd niet zo goed met me ging en ik veel
last had van allerlei bijwerkingen, verdwenen deze als sneeuw voor de zon op
de dag van de verhuizing. Ik had energie voor tien en kon niet wachten om in
ons nieuwe huis te gaan wonen. Het was ook nog eens de eerste week van
2021, dus het voelde erg symbolisch. Het verschrikkelijke jaar 2020 wilde ik
snel achter me laten en ik wilde in dit huis starten met een nieuwe, schone,
positieve energie.
Een paar weken ging het heel erg goed, maar helaas staken de bijwerkingen
daarna toch weer de kop op. Wederom zat ik op dezelfde bank (wel met
nieuwe velvet groene bekleding) ziek naar de televisie te staren. Maar deze
keer kon ik ook naar buiten kijken. En ik had een fijn nieuw bed, hoefde geen
trappen op, had een vaatwasser en kon de terrasdeuren openzetten. Mijn
vriend had gelijk! Een huis kan echt veel met een mens doen. Ik mocht dan
enorm ziek zijn, maar ik zat niet langer meer in een Toyota Aygo. Ik zat nu
in een Range Rover en dat verzachtte de pijn toch een beetje.

Nu begrijp ik dat niet iedereen een nieuw huis kan kopen, maar wat ik wel
geleerd heb is hoe belangrijk de plek waar je woont is voor je mind. Je hoeft
niet per direct te verhuizen, maar je kunt wel een plek creëren waar je je fijn
voelt. Je huis is de plek waar je, helemaal in tijden van covid, de meeste tijd
doorbrengt dus is het enorm belangrijk dat je je er goed voelt. Ook al betaal je
nu weinig huur en kun je daardoor veel sparen, vraag jezelf af wat voor jou
meer waard is. Een gevulde bankrekening? Of een positieve mind?
Een likje verf op de muur of een nieuwe bank kan al een hele hoop doen. Je
hoeft niet gelijk al je schepen achter je te verbranden. Kijk maar naar mijn
bank. Hoe ziek ik er ook op ben geweest, die bank heeft me ook veel goeds
gebracht. En met een nieuwe hoes eromheen is-ie weer als nieuw en kan hij
waarschijnlijk nog jaren mee. En hopelijk ikzelf ook.
Deel 2:
LEKKER IN
JE VEL
‘Taking care of your body, no matter what your age is,
is an investment.’
– Oprah Winfrey
Natuurlijk is het belangrijk om lekker in je hoofd te zitten, maar als je ook
nog eens lekker in je vel zit, maakt dat het leven nog een stuk aangenamer.
Met lekker in je vel zitten bedoel ik niet dat je in maatje S moet passen en
een prachtig symmetrisch gezicht behoort te hebben, maar voornamelijk dat
je goed voor je lijf zorgt en je er tevreden mee bent.
Door mijn ziekte ben ik elke dag heel bewust met mijn lijf bezig. Nu is het
niet zo dat ik alleen nog groente eet en uitsluitend water drink, want het
leven moet wel leuk blijven, en ik hou nu eenmaal ook van McDonald’s en
wijn, maar een goede balans vinden is noodzakelijk. Daarnaast is er door alle
operaties en overige behandelingen een hoop aan mijn lijf veranderd en
hoewel anderen dat vaak niet echt opvalt, kan ik me er zelf wel aan storen.
Dat is een acceptatieproces geweest, waarbij de eerlijkheid gebiedt te zeggen
dat ik daar soms nog steeds moeite mee heb. Laten we dus gelijk maar met
dat onderwerp beginnen.

UITERLIJK
Voor mij betekent lekker in mijn vel zitten dat ik goed voor mijn lijf zorg,
maar ook dat ik tevreden ben over mijn uiterlijk. Ik leef als verslaggever bij
rtl Boulevard in een nogal op het uiterlijk gerichte wereld en ik kom
geregeld op evenementen waar alles om glitter en glamour draait. Ik heb ook
een aantal seizoenen van het mtv-programma Ex On The Beach gemaakt en
als het ergens gaat om hoe je eruitziet, is het wel bij deze losgeslagen singles,
die niet vies zijn van een prikje anabolen, wat fillers of grote siliconen. Nu
heb ik in de afgelopen jaren voor best wat programma’s kandidaten mogen
casten, maar ik heb nog nooit een potentiële kandidaat van Bouwval Gezocht
horen vragen of ik mijn tanden had laten bleken of waar ik mijn tas had
gekocht. Bij de casting voor Ex On The Beach heb ik deze vraag daarentegen
om de haverklap gehad, aangezien uiterlijk voor hen ongeveer het
allerbelangrijkste aspect uit hun leven is.
Ikzelf ben ook al mijn hele leven een vrij ijdele jongen; iets wat bij de artsen
in het Antoni van Leeuwenhoek, waar ik in behandeling ben, algemeen
bekend is. Ik trek liever een overhemd aan bij controles, zodat mijn haar niet
in de war gaat en als ik door een scan moet, waardoor ik geen metaal (dus
knopen of ritsen) mag dragen, koop ik het liefst het mooiste joggingpak dat
er te krijgen is. Het oog wil ook wat, al is een joggingpak in mijn optiek nooit
echt flatteus te noemen. Sorry, Roy Donders.
Anderzijds heb ik sinds mijn ziekte geleerd dat je blij moet zijn met wat je
hebt. Je weet pas wat je mist, als het er niet meer is. Maar hoewel iedereen
dat gezegde kent, blijft het voor velen een ver-van-je-bedshow. Zoals je hebt
kunnen lezen, is er in de afgelopen jaren nogal wat aan mijn lijf versleuteld en
helaas niet met de bedoeling om de boel mooier te maken. Wáren het maar
cosmetische ingrepen.
Voor mijn ziekte was ik redelijk oké met mijn uiterlijk. Ik vond mezelf niet
extreem knap, maar ook niet heel lelijk. Zoals vele anderen wist ik wel altijd
precies aan te wijzen wat er verbeterd kon worden, maar als ik nu op die
periode terugkijk zou ik mezelf het liefst door elkaar schudden en zeggen hoe
blij ik moest zijn dat alles in de eerste plaats gewoon functioneerde en dat het
er in de tweede plaats allemaal prima uitzag.

Het lastige aan dit onderwerp vind ik dat het voor mensen die niet ziek zijn
(geweest) vaak moeilijk te begrijpen is dat je je na een zwaar traject nog steeds
zorgen kunt maken om iets simpels als je uiterlijk. Ik ben altijd al ijdel
geweest en daarnaast vind ik het vervelend als mensen zien dat ik ziek ben en
behandelingen heb moeten ondergaan. Ik wil het liefst gewoon ‘normaal’ zijn
en liever niet op een verjaardag uitleggen ‘wat er met mijn hals is gebeurd’.
Het slaat het gesprek zo vaak dood, omdat het zo’n zwaar onderwerp is.

In de eerste versie van dit boek stond een heel hoofdstuk over de cosmetische
ingrepen die ik overwoog, om de punten waar ik me sinds mijn
behandelingen aan stoor te kunnen laten corrigeren, maar een wijs man zei
toen tegen me dat zodra je zegt wat je stoort aan je uiterlijk, mensen daar
vanaf dat moment juist op gaan letten, terwijl ze het anders nooit zouden
hebben opgemerkt. Om die reden vertel ik bewust niet wát ik wilde laten
doen en daarnaast héb ik het nooit laten doen, dus doet het er voor nu ook
niet toe.
Natuurlijk heb ik in mijn omgeving weleens gedeeld met welke onderdelen
van mijn uiterlijk die door de behandelingen zijn aangepast ik moeite heb. Er
is bij mij geen borst geamputeerd en ook mijn hele neus is niet verwijderd,
dus ik besef heel goed dat het altijd vele malen erger kan dan wat ik aan mijn
behandelingen heb overgehouden, maar moeten we dat altijd met elkaar
vergelijken? Mag ik me daardoor niet meer storen aan de sporen die bij mij
achtergelaten zijn en die mij keer op keer herinneren aan de zware
behandelingen die ik heb moeten ondergaan? Ik zou willen dat daar meer
ruimte en begrip voor zouden zijn. Er is niets zo pijnlijk als dat iemand tegen
je zegt: ‘Wees blij dat je nog leeft.’ Ik kan helaas niet meer op twee handen
tellen hoe vaak ik die opmerking gehoord heb.
Als een vriendin mij vertelt dat ze uit cosmetisch oogpunt grotere borsten
wil, dan zeg ik toch ook niet: wees blij dat je nog leeft? Waarom mag zij dan
wel bezig zijn met haar uiterlijk en ik niet? Ik ben nog steeds een jonge vent
van 29 jaar en ik wil me net zo graag mooi voelen als ieder ander.

Inmiddels weet ik dat aan sommige dingen die aan mijn uiterlijk veranderd
zijn niets gedaan kan worden, en hoe moeilijk ik dat ook vind, ik zal dat
moeten accepteren. Uiteindelijk worden we allemaal ouder en verandert het
uiterlijk bij iedereen, dus hoeveel botox of fillers we ook in ons gezicht laten
zetten: we winnen het uiteindelijk nooit van Moeder Natuur en de
zwaartekracht. Op een gegeven moment zullen we toch echt moeten
accepteren dat het allemaal verandert. Maar die acceptatie gaat niet vanzelf.
Zoals je hebt kunnen lezen, heb ik een maand lang rondgelopen met een
open wond van veertien bij zes centimeter op mijn rug, die nu geheeld is tot
een grote, rode streep. Het lijkt een beetje op een lachende mond, dus ik zit
er nog steeds over na te denken of ik er twee ogen en een rood neusje boven
laat tatoeëren, dan heb ik altijd een cliniclown bij me.
De eerste keer dat ik mijn shirt in de zomer uitdeed merkte ik dat ik me er
ongemakkelijk bij voelde. Kijken mensen ernaar? Wat denken ze dat ik
gedaan heb? Valt het heel erg op? Zal ik mijn hand erop houden als ik langs
het zwembad loop? Of zal ik het afplakken zodat niemand het ziet? Dat
laatste deed ik. Het gaf me een gevoel van veiligheid. Mensen konden zo niet
zien wat er gebeurd was, maar de pleister stond symbool voor een
gebeurtenis. In de praktijk keek er waarschijnlijk helemaal niemand naar mijn
rug. Mensen zijn namelijk over het algemeen veel meer met zichzelf bezig
dan met jou. Alleen voelt dat niet zo op de momenten dat je je onzeker voelt.
Ik moest leren om me lekker in mijn vel te voelen mét de littekens, dus na
een tijdje besloot ik mijn litteken niet meer af te plakken en gewoon te gaan
zwemmen. Hoewel ik het nog steeds weleens ongemakkelijk vind, probeer ik
nu vooral te denken: het enige wat men kan zien is dat ik iets ingrijpends heb
meegemaakt en het is hun probleem als zij daar wat van vinden.

Elke tegenslag heeft zo zijn eigen ernst. Over mijn uiterlijk kan ik me alleen
maar druk maken als ik me relatief goed voel. Toen ik door mijn zware
immuuntherapiebehandeling zo ziek werd dat mijn hele maag ontstoken
raakte, ik niets meer kon eten en ik meer dan vijftien kilo afviel, kon het
litteken op mijn rug me gestolen worden.
Het was een heel zware periode en mijn uiterlijk boeide me totaal niet.
Elke dag was een strijd en elk hapje eten dat ik binnenhield was pure winst.
Toen het na maanden eindelijk weer iets beter ging en ik mijn eten weer
fatsoenlijk binnen kon houden, begon ik langzaam op te krabbelen.
Inmiddels zag ik er door al dat gewichtsverlies wel uit als Magere Hein en
daar voelde ik me allesbehalve prettig bij. Elke keer als ik in de spiegel keek,
schrok ik. Zo dun was ik nog nooit geweest. En tegelijkertijd kon ik mezelf
ook weer voor mijn kop slaan. Een maand of vier daarvoor vond ik mezelf
namelijk nog een papzak met een dikke pens. Ik vond mijn gezicht te bol en
mocht wel wat vaker naar de sportschool. Op dat moment, daar voor die
spiegel, kon ik echt kwaad worden op hoe ik vroeger naar mezelf keek, want
nu was elke kilo erbij enorm welkom.
En dat is nu precies waarom ik dit deel ‘Lekker in je vel’ heb genoemd. Het
is niet belangrijk of je dik, dun, lang of kort bent, maar het gaat erom dat je je
fijn voelt in je lijf en dat je tevreden bent als je in de spiegel kijkt. Nu is dat
makkelijker gezegd dan gedaan, want iedereen kan wel punten van zichzelf
opnoemen die hij of zij graag anders zou willen zien, maar het is de kunst om
te leren waarderen dat je lijf wérkt en doet wat jij wilt. Dat is zoiets magisch,
maar voor zovelen (gelukkig) zo normaal, dat we vergeten daar trots op te zijn
en er elke dag van te genieten. Ik heb dat ook pas geleerd toen allerlei functies
uit begonnen te vallen. Je kunt een perfect symmetrisch gezicht willen
hebben, maar wanneer de helft van je gezicht van de ene op de andere dag
verlamd raakt, wil je alleen nog maar dat het functioneert. Dat weet ik uit
ervaring. Maar wat ik ook uit ervaring weet, is dat toen mijn gezicht weer
volledig hersteld was en we een aantal maanden verder waren, ik me opeens
weer begon te storen aan andere kleine punten. En misschien is dat juist ook
wel oké, want op zo’n moment voel ik me weer even normaal. Net als ieder
ander, niet bezig met mijn gezondheid, maar gewoon met een deel van mijn
voorkomen.

GEWICHT
Dat ik een hele tijd niet tevreden was met mijn zieke, dunne lijf, kwam niet
alleen doordat het niet goed meer functioneerde maar ook doordat ik me niet
meer mezelf voelde. Gelukkig wist ik dat als mijn lichaam zich zou herstellen,
ik snel weer kilo’s aan zou komen en ik op termijn weer lekkerder in mijn vel
zou zitten. Een gezonder gewicht zou me weerbaarder maken, wat weer zou
resulteren in meer energie.
Dat ik door alle behandelingen en ontstekingen in een korte tijd zoveel was
afgevallen, was natuurlijk een aanslag op mijn lichaam en als ik iets niet kon
gebruiken op dat moment was het nóg een aanslag, naast alle medicatie die ik
nam en behandelingen die ik onderging. Eerst moest ik aankomen, dus kreeg
ik een diëtiste toegewezen. Het ging nu even niet om voedingswaarden, maar
om wat ik binnenhield. Ik at me helemaal rond (voor zover dat ging en ik niet
hoefde te spugen) aan puddingbroodjes, gevulde koeken en kipnuggets.
Algauw kwamen we tot de conclusie dat dit mijn lichaam geen goed deed. Ik
viel niet meer af, maar ik kreeg weinig bevorderlijke voedingsstoffen binnen
en mijn maag kon alles maar moeilijk verwerken.
We maakten een nieuw plan. Eiwitten. Het liefst 1,5 gram per kilo
lichaamsgewicht per dag. En dat is veel, kan ik je vertellen. Helemaal als je
lichaam niks trekt wat zuur of zwaar is. Neem dan maar eens een
proteïnereep of een bak Skyr-kwark met proteïnegranola. Geen goed idee.
Op dat moment ging bij mij de knop om. Ik pakte het derde, en laatste,
document van de diëtiste erbij. Een document met twee lijstjes. Licht
verteerbare voeding en zwaarder verteerbare voeding. Je had die namen ook
kunnen veranderen in ‘alles wat Ruud niet lekker vindt’ en ‘alles wat Ruud
wel lekker vindt’, maar ik had geen keuze. Lijst 1 werd mijn houvast.
Het belangrijkste op dat moment was dat mijn maag ontzien werd, al
betekende dat dat ik weken op witbrood met rookvlees, noodles en kip moest
leven. Zolang ik maar geen pijn meer had en ik niet hoefde te spugen, was ik
na twee maanden ellende al een gezegend mens.

Een aantal weken later ging het stukken beter en leefde ik toe naar het
moment dat ik weer van de ‘alles wat Ruud wel lekker vindt’-lijst zou kunnen
eten, want ik smachtte al maanden naar een vette hap. Het duurde
uiteindelijk nog een aantal maanden voordat dit lukte, maar ik kan je
vertellen dat ik nog nooit zó erg heb genoten van zoiets simpels als een
patatje mayo.

VOEDING
Dit onderwerp kon niet ontbreken in dit boek, omdat ik tijdens mijn
ziekteproces heb gemerkt hoe belangrijk eten is en hoeveel we er eigenlijk
mee bezig en op gefixeerd zijn. In mijn tienerjaren lette ik nauwelijks op mijn
voeding. Het kon me niet echt schelen of iets gezond of ongezond was,
aangezien ik als puber nooit een grammetje aankwam en ik mijn
lichaamsgewicht aanhield als graadmeter voor een gezond lijf. Inmiddels weet
ik natuurlijk dat dit grote onzin is en al tijdens mijn studententijd werd ik
met de harde waarheid geconfronteerd.
Toen ik op mijn zeventiende voor het eerst op mezelf ging wonen met vier
andere studenten, aten we voor ons gevoel best gezond. In elk geval zetten we
elke avond een maaltijd met groentes op tafel en dat vonden we al een hele
prestatie. Het feit dat we ’s nachts na het uitgaan (en dat was zo’n vier keer
per week) tosti’s met kruidenboter maakten of frikandellen bakten, lieten we
achterwege. In mijn eerste jaar als student kwam ik zo’n acht kilo aan en leek
ik op een soort Italiaanse bol met ogen en een mond. Jarenlang heb ik een
foto in mijn paspoort gehad waar ik later totaal niet meer op leek en waardoor
ik op Schiphol bijna altijd in een apart kamertje gecontroleerd moest worden
omdat de security niet geloofde dat ik het echt was.
Pas toen je daadwerkelijk aan mijn lijf en hoofd kon zien dat ik ongezond
leefde, vond ik dat ik er iets aan moest doen. Het is best een frappant gegeven
dat ik me pas aan iets ga ergeren wanneer iets bij me zichtbaar wordt. Net als
bij mijn ziekte: ik kon er in het begin nog prima mee leven toen niemand het
doorhad (en ik wist dat het lokaal en dus niet zo ernstig was), maar vanaf het
moment dat mensen konden zien dat ik behandelingen onderging,
bijvoorbeeld toen mijn baard aan één kant van mijn gezicht door de
bestralingen uitviel, wilde ik echt actie ondernemen. Heel veel kon ik niet
doen, maar ik besloot toen bijvoorbeeld wel om mijn complete baard eraf te
halen. En nadat de kilo’s zichtbaar werden, besloot ik mijn voedingspatroon
te veranderen.

Na mijn studententijd ging ik dus gezonder leven, wat niet heel moeilijk was
na elke dag tosti’s en frikandellen te hebben gegeten. De kilo’s vlogen er weer
af, waardoor ik het gevoel had dat ik mijn levensstijl weer prima op de rit had.
Niet helemaal terecht, want ik rookte als een ketter en sportte praktisch
nooit. Het was zelfs zo erg dat mijn huisgenoten en ik een keer voor een
proefles naar de sportschool gingen en we na een halfuur aan de
sportschooleigenaar vroegen waar de rookruimte was. Na het zien van de
reactie op zijn gezicht heb ik me zoals je begrijpt nooit meer durven te
vertonen in die sportschool.

Toen ik tien jaar geleden in Amsterdam kwam wonen en ik voor het eerst
echt helemaal op mezelf woonde, moest ik ineens altijd zelf koken. In mijn
kleine studio had ik slechts twee gaspitjes, maar dat was helemaal prima, want
verder dan eenpansgerechten kwam deze keukenprins niet.
Koken is nooit een hobby van me geweest. Ik hou heel erg van lekker eten
en lang tafelen, maar het zelf moeten bereiden is voor mij echt geen pretje.
Begrijp me niet verkeerd, ik kan prima koken, maar ik vind er gewoon niks
aan. De gerechten die ik kan maken heb ik ooit geleerd van anderen en die
signature dishes wissel ik dan eens in de zoveel dagen af. Daarnaast ga ik twee
keer per week uit eten én is Uber Eats, op Twitter na, mijn meestgebruikte
app. Ik hoop dus niet dat je je had verheugd op een boek vol recepten om
gezond te zijn, want die heb ik allesbehalve voor je.

Pas toen ik stopte met roken en begon met sporten, ging ik ook echt op
voedingsstoffen letten. Wederom keek ik niet per se naar wat er gezond voor
me was, maar vooral naar producten waar veel eiwitten in zaten, zodat ik
spiermassa kon opbouwen. Opnieuw ging dat om mijn uiterlijk en niet om
mijn gezondheid. Ik zie een patroon, jij ook? De pakken kipfilet, magere
kwark en eiwitshakes waren niet aan te slepen. Sporten deed ik op een
gegeven moment vier à vijf keer per week en onder het mom van work hard,
play hard, compenseerde ik de boel weer met feesten en uit eten gaan in het
weekend.

De eerste twee keer dat ik kanker had heb ik niets aan mijn eetpatroon
veranderd, maar toen bij de behandelingen van de derde keer kanker mijn
gehele maag ontstoken raakte, werd ik gedwongen om naar mijn voeding te
kijken. Het traject met de diëtiste heb ik hiervoor al omschreven, maar daarna
begon het eigenlijk pas echt. Na een halfjaar was mijn maag geheeld en kon
ik weer redelijk normaal eten, ware het niet dat het kleine porties waren. Te
veel in één keer kon mijn maag niet aan.
Toen mijn oncoloog in 2019 de woorden sprak dat er voor mij niet heel
veel opties meer waren en dat ik waarschijnlijk niet oud ging worden, gingen
bij mij alle alarmbellen rinkelen. De paniek die je dan overvalt, maakt dat je
overal houvast probeert te zoeken, door je vast te klampen aan dingen die
mensen om je heen zeggen of die je op het internet leest. Nooit eerder had ik
me in voeding durven verdiepen, maar nu had ik het gevoel dat het mijn
laatste strohalm was en dat ik dit alles over mezelf had afgeroepen door
jarenlang een gezond voedingspatroon te negeren. Stom hè, dat je jezelf
overal de schuld van gaat geven als je lijf niet meewerkt? Er kan namelijk
totaal niet aangetoond worden dat mijn soort kanker is ontstaan door mijn
leefstijl, en toch kon ik mezelf wel voor mijn kop slaan omdat ik niet
gezonder had geleefd.
Op internet las ik veel verhalen van kankerpatiënten die een ketogeen dieet
volgden, omdat tumoren gevoed worden door suikers en je deze bij een
dergelijk dieet weinig binnenkrijgt. Op die manier zouden de tumoren geen
‘voeding’ krijgen en dus afsterven, zo las ik online. Andere enthousiaste
verhalen gingen over een volledig vegan dieet, waarbij je alleen nog
plantaardig eet. Die laatste optie leek mij gezonder dan een ketogeen dieet,
waarbij je juist veel vette, dierlijke producten tot je neemt en alle
koolhydraten vermijdt, zodat je lijf z’n energie haalt uit vetten in plaats van
suikers.
Ongeveer alles wat ik lekker vind is per definitie niet vegan en dus wist ik
dat het een uitdaging ging worden om vegan te eten, maar ik had voor mijn
gevoel geen keuze. Ik was dit aan mezelf en mijn lijf verplicht en begon er
meerdere boeken over te lezen en recepten uit te zoeken. Omdat ik mezelf
inmiddels goed ken, wist ik dat ik moest zorgen dat ik gemakkelijke en
lekkere recepten tot mijn beschikking had, zodat het me weinig moeite zou
kosten om deze nieuwe levensstijl vol te kunnen houden.
Welgeteld drie maanden heb ik het volgehouden om vegan te eten; toen ik
na een lunch bij een restaurant voor de zoveelste keer alleen kon kiezen voor
de wrap met hummus was ik er helemaal klaar mee. Ik kon geen hummus
meer zien en ik merkte dat ik allesbehalve gelukkig werd van dit dieet,
waarvan niet eens bewezen was of het mijn gezondheid dusdanig zou
verbeteren dat de kanker geen zin meer had om zich in mijn lijf te vestigen.
Ik belde mijn moeder en zij zei dat het misschien beter was als ik de touwtjes
iets zou laten vieren, zodat ik in elk geval weer wat meer plezier haalde uit
eten.
Vanaf dat moment besloot ik om de n van vegan te laten varen en verder
als vega door het leven te gaan. Ik kan het iedereen aanraden om een maand
(of langer) geen ei te eten, want het ei dat ik na die periode at is het lekkerste
ei dat ik ooit gegeten heb. Maar dat geldt denk ik voor alles wat je een tijdje
laat staan. Of het nu brood, een mandarijn of een ei is: als je het na een lange
tijd weer kunt eten waardeer je pas hoe lekker het was en besef je dat niets
vanzelfsprekend is.
Het vegetarische leven ging me een stuk gemakkelijker af. Als ik echt vlees
miste, kon ik in de supermarkt inmiddels meer vegetarische vleesvervangers
vinden dan de daadwerkelijke vleesproducten zelf. Bijna een jaar lang at ik
volledig vegetarisch, maar toen ik in februari 2021 weer van de ene op de
andere dag niets kon eten, vroeg mijn lijf maar om één ding en dat was gek
genoeg kip. Nood breekt wet en dus heb ik een maand lang alleen maar kip
gegeten, omdat dat echt het enige was wat ik binnenhield.

Inmiddels ben ik iets minder streng geworden, omdat ik gemerkt heb dat ik
stokongelukkig werd van die strakke diëten. Ik vind het heel belangrijk om
niet al te veel vlees te eten, in verband met het dierenleed en de natuur, maar
het helemaal laten staan vind ik nog lastig. Ik heb het immers zo lang niet
kunnen eten, dat ik ontzettend geniet als ik het wél eet. Momenteel eet ik
gebalanceerd en drink ik dagelijks één à twee verse groentesappen, naast mijn
maaltijden, om voldoende nutriënten binnen te krijgen. Als je niet dol bent
op groente moet je creatief zijn en tegenwoordig zijn er heel veel
mogelijkheden om het voor ieder mens gezond, makkelijk en betaalbaar te
maken.
De conclusie voor mij is dat je gezond en gebalanceerd moet eten, maar dat
je ook zeker mag cheaten, mits je er dan wel extra van geniet. Het is ook
ongezond voor je lijf om steeds chagrijnig te worden omdat je nooit je
favoriete gerechten mag eten als dat niet past binnen dat supergezonde dieet.
Uiteindelijk gaat het allemaal om de balans en ik denk dat ik die inmiddels,
na 29 jaar, eindelijk gevonden heb.

SPORTEN/BEWEGEN
Ik moet eerlijk bekennen dat ik de grootste plannen op sportgebied maak als
ik ’s avonds in bed lig. Juist omdat ik dan ontspannen ben en weet dat er
morgen een nieuwe dag aanbreekt, voel ik me gemotiveerder dan ooit. ‘Vanaf
morgen ga ik elke dag naar de sportschool.’ Ik hoor het mezelf zeggen, maar
wanneer de volgende dag is aangebroken besef ik soms dat ik om 13.00 uur
nog steeds op de bank zit te bingewatchen.
In plaats van klagen over datgene waar je je aan stoort, kun je er beter iets
aan gaan doen. Ik heb namelijk een bloedhekel aan mensen die uren kunnen
klagen over de plek waar ze nu zijn (of dit nou gaat om sporten, hun werk of
hun sociale leven), maar die er vervolgens niets aan veranderen. Als je stil
blijft staan, verandert er sowieso niets, dus hup! Opstaan en in beweging.

In 2015 sportte ik dus zo’n vijf keer per week en als ik nu de foto’s van dat
jaar terugzie, zou ik graag weer toe willen werken naar het postuur van toen,
maar om dat te bereiken is er nogal wat werk aan de winkel. Tegenwoordig
ben ik vooral blij als mijn lijf gewoon werkt en wil ik het graag zo fit en
gezond mogelijk houden.
Elke keer als ik gesport heb, voel ik me daarna zowel geestelijk als
lichamelijk goed. Een soort opgeruimd hoofd en een voldaan gevoel. Als ik
dan vervolgens in de spiegel kijk en zie dat mijn lichaam direct meer vorm
heeft gekregen doordat er extra bloed naar de spieren toe is gepompt, geeft
dat nog een extra steuntje in de rug.
Ik heb gedurende mijn ziekte periodes gekend waarin ik niet eens van de
bank naar de keuken kon lopen. Ik had er simpelweg de kracht niet voor.
Soms heeft je lichaam alle energie nodig om te kunnen herstellen en is liggen
het beste wat je kunt doen, maar als je de energie ook maar een klein beetje
kunt opbrengen om kort te bewegen, dan zal het je gezondheid altijd ten
goede komen. Er is niets wat zo snel wordt afgebroken als je spieren, als je
een tijdje niet beweegt. Maar het omgekeerde is gelukkig ook waar: zodra je
weer in beweging komt wordt je spierherinnering geactiveerd en heb je in no
time je oude spiermassa weer terug.
Tegenwoordig heb ik weer energie (waar ik heel dankbaar voor ben) en
daar maak ik optimaal gebruik van. Ik probeer eerder op te staan om te gaan
sporten, zodat ik mijn dag al energiek begin. Mensen hebben vaak geen idee
hoe bijzonder het is als je ’s ochtends wakker wordt en je lijf meewerkt, doet
wat je wilt en energie heeft. Ik ben daar elke dag nog dankbaar voor, maar de
eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat ik van nature niet zo’n ochtendmens
ben en ik dus soms ook moeite heb met opstaan en naar de sportschool gaan.

Ik las laatst in een artikel over het veranderen van je gedrag de volgende
pakkende zin: ‘Maak de triggers voor ongewenst gedrag onzichtbaar en de
triggers voor gewenst gedrag onmisbaar,’ dus dat bracht ik gelijk in de
praktijk.
Om zo fit mogelijk te worden zorg ik dat ik zo weinig mogelijk ongezond
eten in huis heb (ongewenst gedrag onzichtbaar maken) en door mooie
sportkleding te kopen en deze alvast de avond van tevoren klaar te leggen
motiveer ik mezelf om te gaan (gewenst gedrag onmisbaar maken). De stap
wordt hierdoor ook een stuk kleiner, want ik hoef amper ergens meer over na
te denken.
Eigenlijk is het ook best fijn om geen zwembroekenmodel of topatleet als
voorbeeld te nemen voor het ideale lichaam dat je wilt bereiken. Doordat ik
mijn eigen lichaam uit 2015 als streven heb, weet ik dat het haalbaar en
realistisch is. Toch kan ik me ook nog herinneren dat ik in 2015 nog lang niet
tevreden was over mijn lichaam, maar nadat ik heel veel was afgevallen
begreep ik niet hoe ik toentertijd zo kritisch kon zijn.

Misschien is dat de les die we in het leven vaak krijgen. Als je oud bent,
wenste je dat je weer jong was, als je ongewenst veel afgevallen bent, wil je
liever weer voller zijn en als je net vrijgezel bent geworden, smacht je naar een
nieuwe relatie. Kortom: we beseffen vaak wat we hadden als het er niet meer
is.
Laten we met z’n allen wat meer genieten van het moment en waarderen
wat we op dit moment hebben, want voor je het weet is het weer voorbij en
mis je wat je ooit had.

ALCOHOL
Als er iets is wat genormaliseerd is in onze levens, is het wel het drinken van
alcohol. Etentje met vrienden? Glaasje wijn erbij. Lunchen op het terras? Een
witbiertje graag. Poeh, wat is het warm. Eén Corona, alstublieft. Het is zo
lekker, dat we met z’n allen voor het gemak even vergeten wat voor vergif het
eigenlijk is.
En begrijp me niet verkeerd. Ik hou ook van alcohol. Ik ben een
gezelligheidsdier en drink het liefst bij elke gelegenheid een glas wijn of een
biertje, maar ik weet ook dat dat niet de bedoeling is. Drinken is het nieuwe
roken, maar dat horen we liever niet. We steken liever onze kop in het zand
en doen alsof onze naam haas is.
Alcohol is in feite gewoon vergif. Als je het puur drinkt ga je dood, dus je
lever krijgt nogal wat te verwerken wanneer je het je lichaam in giet, maar
omdat het zo gezellig is, we er socialer van worden en het beschouwd wordt
als een verbindingsfactor, doen we er allemaal ‘gezellig’ aan mee.
Best gek eigenlijk, als je bedenkt dat het risico op het krijgen van kanker
aanzienlijk verhoogd wordt als je alcohol drinkt. Vrouwen die (veel) alcohol
drinken hebben bijvoorbeeld een groter risico op borstkanker en toch gaan we
er allemaal lekker mee door. Net zoals men vroeger gewoon vrolijk
doorrookte, terwijl iedere kleuter kon bedenken dat het inhaleren van een
brandend stokje niet echt goed voor de longen kon zijn.
Maar wat is dat dan toch? Waarom gaan we door met dingen waarvan we
weten dat ze ons ziek kunnen maken? Ik denk dat ik het antwoord weet.
Omdat ze troost bieden. Of in elk geval comfort. Het gebruik ervan maakt je
ook losser en je wordt verdoofd, dus dingen komen minder hard binnen. En
dat is soms ook wel even fijn. Ik wil alcohol zeker niet verheerlijken en ik
weet hoeveel mensen er verslaafd aan zijn en hoe groot dat probleem is, dus
laat ik duidelijk zijn dat ik het hier over recreatief gebruik heb.

Toen ik net te horen had gekregen dat er weer uitzaaiingen gevonden waren,
dronk ik meer dan daarvoor. Ik besefte terdege dat dit niet de oplossing was,
maar ik wist wel dat het mijn gedachtestroom een beetje zou dempen en dat
ik me daardoor enigszins kon ontspannen. Ik durf dus voorzichtig te stellen
dat ik veel baat heb gehad bij alcohol in moeilijke tijden. Hoe slecht het ook
voor me was, het heeft me wel door die knap lastige weken heen gesleept. En
ik vond het stiekem nog heel lekker ook. Dat werkte ook mee.
Er zijn ook maanden geweest waarin ik geen druppel alcohol heb
gedronken, omdat mijn hele buik ontstoken was. Het grappige is dat je
lichaam dan heel duidelijk aangeeft wat het wel en niet nodig heeft. Soms
smacht het naar iets zoets, soms naar iets zouts, maar op die momenten in elk
geval nooit naar alcohol. Die moest ver bij mij uit de buurt blijven.
In mijn omgeving verdien je de heilige graal als je langer dan een x-periode
geen alcohol hebt gedronken. In mijn vriendenkring wordt namelijk bij de
eerste de beste gelegenheid een fles bubbels opengetrokken en dus is het een
hele prestatie als je dat weet te vermijden. Behalve als je een goede reden hebt
dan. En die had ik.
Het lastige is dat als je zowel fysiek als mentaal diep in de put zit en dan
ook nog eens geen alcohol drinkt, je merkt dat je helemaal op jezelf
aangewezen bent. Alle emoties komen in vol ornaat langs, zonder dat ze
afgestompt worden door een sauvignon blanc of een IJwit-biertje. En dat is
best zwaar. Maar ook juist goed.
Soms moet je door de zwaarste, heftigste periode vol negatieve gedachten
heen om er sterker uit te komen. En ik durf te stellen dat dit is gebeurd. Ik
heb al die kloteweken doorstaan. Zonder drank, maar met mijn lieve
omgeving. En mezelf.

Inmiddels drink ik wel weer, maar met mate, want er is nog zoveel te vieren
in het leven en dat besef ik tegenwoordig des te meer. Maar iets minder kan
wel, want zo nuchter alles voelen en ervaren is ook niet zo verkeerd. Nu het
weer beter met me gaat komen ook de leuke, fijne dingen namelijk extra hard
binnen. En dat voelt eigenlijk best goed.

ROKEN
Ik heb jarenlang gerookt. Ik stak, met name in mijn studententijd, de ene
sigaret met de andere aan en mijn vrienden wisten niet anders dan dat ik een
wandelende stoomlocomotief was.
Ik was een jaar of zeventien, woonde net op mezelf, kon gaan en staan waar
ik wilde en deed niets anders dan feesten. Zo’n vijf dagen per week. Als
mensen tegen me zeiden dat roken slecht voor je was of dat je er kanker van
kon krijgen, vond ik dat bloedirritant.
Onnodig bovendien; ik was namelijk onsterfelijk. Alle menselijke gevaren
zijn ongeldig in een studentenbestaan, hoeveel meters bier en pakjes
sigaretten ik ook in dit lichaam zou gooien. Teksten als ‘roken is dodelijk’ of
‘roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe’ waren niet op mij
van toepassing. Evenals de plaatjes van afgestorven lichaamsdelen en grote
tumoren die op de pakjes in het buitenland afgebeeld stonden. Die plaatjes
lijken overdreven, maar ik weet inmiddels helaas uit eigen ervaring dat ze echt
kloppen. Het is het allernaarste wat je kunt zien als je in de spiegel kijkt en je
zo’n tumor op je rug ziet groeien.

Een aantal jaren geleden was roken in mijn omgeving nog heel normaal. Op
feestjes rookte je zo een pakje op een avond. Of twee. Het was immers ‘zó
gezellig’. Ik omschreef een sigaret altijd als een zandloper. Als je aan iemand
vroeg of hij/zij even mee ging roken, zonderde je je samen even af, stak je
samen de sigaret aan en als deze op was, was de tijd om. Een heel
afgebakende tijd om een gesprekje met iemand te voeren. Was het écht
gezellig, dan ‘steken we er gezellig nog eentje aan’. En zo niet? Dan kon je je
peuk bij wijze van afronding uitdrukken en zonder ongemakkelijkheden weer
naar binnen gaan.

In 2015 ben ik gestopt met roken. Van de ene op de andere dag was ik er
helemaal klaar mee en heb ik geen sigaret meer aangeraakt. De mensen in
mijn omgeving wisten niet wat ze meemaakten. Het wandelende pakje l&m,
het opperhoofd van de kettingrokers, de Koning van Bronchitis, was gestopt?!
‘Als zelfs Ruud het lukt, dan moet het iedereen lukken,’ hoorde ik in mijn
omgeving.
Toen ik voor de eerste keer kanker kreeg was ik ironisch genoeg al een tijd
gestopt met de tabaksstaafjes. Ik stond daarnaast vijf dagen per week in de
sportschool (verslavingsgevoelig?) en at meer groente dan ik ooit in mijn
leven had gezien. En toen, de derde keer dat ik die rotziekte te pakken had,
zat het – jawel – in mijn longen. Het stond dan misschien los van het roken,
aangezien het om uitzaaiingen van het melanoom ging en niet om
longkanker, maar toch voelde het als karma. Eigen schuld, dikke bult.
Die controle is een dingetje; de dag nadat ik hoorde dat ik uitzaaiingen in
mijn hals, rug én longen had, moest ik naar de psychotherapeut. Ik sprak met
haar over de uitslag en merkte dat er een gevoel van rust over me neerdaalde.
Ik wist waar ik aan toe was en nu konden we het probleem gaan aanpakken.
Vreemd dat duidelijkheid, ook als het slecht nieuws is, voor kalmte kan
zorgen, omdat het dan weer overzichtelijk is en je er weer controle over kunt
uitoefenen.
Toen ik met hernieuwde moed naar buiten liep, kwamen er twee meisjes
van een jaar of vijftien naar me toe. Ze riepen: ‘Meneer, meneer! Wilt u
peuken voor ons kopen? Wij zijn nog niet oud genoeg en we hebben ze echt
nodig.’ Hoewel ik op hun leeftijd een enorme hekel had aan de opmerking
dat roken slecht voor je is, en ik er sowieso even aan moest wennen dat ik u
werd genoemd, veranderde ik plotseling in mijn moeder: ‘Daar krijgen jullie
kanker van en die ellende wil ik jullie besparen. Sorry.’ Hun reactie was zowel
zorgelijk als aandoenlijk: ‘Uiteindelijk koopt iemand het toch wel voor ons,
dus u kunt het net zo goed doen, maar u hebt duidelijk geen idee hoe het is
om zoveel stress te hebben. We hebben namelijk tentamenweek!’
Ik had inderdaad geen idee meer hoe dat voelde, stress voor een
tentamenweek. Maar wat kon ik ervan genieten en erom lachen. Ik hoop dat
ze hun tentamens gehaald hebben.
GENIETEN
In de inleiding over geluk heb ik het al even gehad over genieten, maar het is
ook een onderwerp dat goed past bij lekker in je vel zitten. Het is heel gezond
voor je om te genieten. Als je geniet, raak je ontspannen, waardoor je lekker
in je vel zit, wat je gezondheid weer ten goede komt. Met ontspannen bedoel
ik niet alleen naar een Turkse hamam gaan of een gezichtsbehandeling
krijgen, want genieten is er in vele soorten en maten. Voor de een is genieten
het laten vieren van de teugels en een ongezonde maaltijd eten, terwijl het
voor de ander het losgaan op een technofestival of een onenightstand hebben
is. De definitie van ‘genieten’ is niet meer dan ‘iets aangenaam vinden’ en dat
is voor ieder mens verschillend.
Voor mij is naar festivals gaan een ultieme manier van genieten, maar door
mijn ziekte is dat toch allemaal iets ingewikkelder. In 2019 was het
bijvoorbeeld even spannend of ik wel naar mijn lievelingsfestival kon,
aangezien ik midden in mijn immuuntherapietraject zat. De ene dag kon ik
nergens last van hebben en de volgende dag konden de bijwerkingen er ineens
in vol ornaat zijn. Elke goede dag was dus mooi meegenomen en daar
probeerde ik dan voor de volle 100 procent van te genieten.
Op de dag van het festival had ik goed geslapen, ik trok mijn zomerse
outfit aan en was er helemaal klaar voor. Het deed me goed dat vrijwel
iedereen die ik tegenkwam, en die ik al een tijdje niet had gezien, zei dat ik er
goed uitzag. Dat vind ik normaal al leuk om te horen, maar nu vond ik dat
des te meer. Dat ik er niet ziek uitzag en stond te dansen op een festival kon
anderzijds ook verkeerde signalen afgeven. En dat werd me weer duidelijker
dan ooit.
‘Jij bent altijd zo vrolijk en fit.’
‘Hoe is het met je chemo? Je ziet er nog goed uit!’
‘Echt knap hoe je het doet, hoor. Dat je gewoon nog naar alle feestjes toe
gaat!’
De drie voorgaande opmerkingen maakten maar weer eens pijnlijk
duidelijk hoe weinig buitenstaanders eigenlijk écht meekrijgen. Ik ben
absoluut niet altijd vrolijk en fit, ik heb nog nooit chemo gehad en ik ging in
die periode vrijwel nooit naar feestjes. Op dit ene festival na dan.
Het grappige van festivals is ook dat rond een uurtje of vijf ’s middags de
stemming verandert, omdat alle xtc-pillen hun werk beginnen te doen.
Mensen worden steeds vrolijker, socialer en bovenal eerlijker. En als je zelf
alleen een paar biertjes ophebt, krijg je alle eerlijke uitspraken heel helder
mee.
Zo gaf iemand me een intense knuffel en zei daarbij: ‘I love you, hè Ruud!
Je mag niet doodgaan! We kunnen je niet missen!’ En hoewel dat heel lief
bedoeld was, vond ik het heel intens omdat ik daar juist was om alles even
lekker een dagje te vergeten.

De dag na het festival heb ik alleen maar op bed gelegen met hoge koorts.
Mensen hadden me toen eens moeten zien; die vrolijke, fitte Ruud was in
geen velden of wegen te bekennen.
Op dat soort dagen besef ik maar al te goed hoe blij ik moet zijn met de
dagen dat het wél goed met me gaat. Want het kan zomaar ineens omslaan
en voor je het weet zit je erbij als een hoopje ellende.
Gelukkig werd er goed voor me gezorgd en als ik alle foto’s en filmpjes van
het festival terugkijk, was het het allemaal meer dan waard geweest. Ik heb zó
genoten en ik voelde me even helemaal niet ziek. Die dag is veranderd in een
herinnering en die koester ik.
Deel 3:
RELATIES
‘All relationships go through hell,
real relationships get through it.’
Van de volwassen bevolking is 33 procent matig eenzaam en voelt 10 procent
zich ernstig of zeer ernstig eenzaam. Het komt iets vaker voor bij mannen en
eenzaamheid verhoogt de kans op overlijden. Heel kort door de bocht zouden
we dus kunnen stellen dat je omringen met anderen je gezondheid ten goede
komt. We zijn niet voor niets kuddedieren.
Misschien verklaart dat ook waarom een groot deel van de mensen zich
niet prettig voelde door het vele thuiswerken in tijden van corona. Je collega’s
zag je voorheen over het algemeen vaker dan je familie en vrienden, en nu was
je opeens aangewezen op je partner of je kat.
Relaties heb je nodig om je ei kwijt te kunnen, genegenheid te ervaren en
gespiegeld te kunnen worden. Of het nu een warme relatie met je partner, je
familie, je vrienden, je collega’s of je huisdier betreft: het zijn allemaal wezens
die ervoor zorgen dat je in balans blijft en die je een bepaalde vorm van
genegenheid en uiteindelijk dus geluk geven. Reden genoeg dus om die
onderwerpen in dit deel te behandelen.

FAMILIE
In mijn optiek is er één gezegde dat de term ‘familie’ perfect uitdrukt en dat
is: ‘Family is where life begins and love never ends.’
Ik kom uit een heel warm nest en ben voor mijn gevoel nooit iets
tekortgekomen in mijn opvoeding. Mijn ouders en twee zusjes zijn stuk voor
stuk lieve, gevoelige en communicatief sterke mensen. Over alles kon gepraat
worden en we mochten nooit met ruzie gaan slapen. Vooral mijn moeder was
van de afdeling Emoties, iets waar mijn zusjes en ik haar nog vaak grappend
voor bedanken als we bij de meest zoetsappige film zitten te huilen of
wanneer we de hele dag een knoop in onze maag hebben omdat we die dag
een meningsverschil met elkaar hadden. Dat overgevoelige dna is allemaal af
te schuiven op mijn moeders kant. Niet altijd even fijn, maar voor de vrijheid
en openheid om je gevoelens te kunnen delen ben ik haar ook juist heel
dankbaar en die zou ik onze toekomstige kinderen, mochten ons die gegund
zijn, later ook graag willen meegeven. Ik denk dat communicatie de basis is
voor een goede relatie, of het nou met een partner, familie of vrienden is.
Natuurlijk heeft elk huisje zijn kruisje en dus kon de familie Ten Wolde
daar ook niet aan ontkomen. Ik weet dat veel mensen ons vroeger
bestempelden als ‘dat vrolijke gezin, waarbij het allemaal van een leien dakje
leek te gaan’. En heel eerlijk? Dat was voorheen eigenlijk ook zo. Er waren
nooit financiële problemen, er was vrijwel nooit ruzie en zoals ik al zei
konden we overal over praten. En boven alles lachten we heel veel met elkaar.
Heel erg veel. Het is zelfs zo erg dat mijn zus en ik nu, als volwassen mensen,
van onze moeder nog steeds niet naast elkaar in een restaurant mogen zitten,
met ons gezicht naar de zaal, omdat we dan als kleine kleuters om alles
moeten lachen. Mijn moeder komt dan demonstratief tussen ons in zitten,
alsof we twee vijfjarige kinderen zijn op de achterbank in de auto naar Zuid-
Frankrijk.

Toen wij, de kinderen, langzamerhand het huis uit gingen, hadden mijn
ouders steeds meer tijd voor elkaar. De drukste, hectische jaren met het hele
gezin onder één dak waren immers voorbij en dus zouden ze nu samen
moeten gaan genieten. Maar dat lukte niet meer. Ze waren beiden mentaal
een andere kant op gegaan binnen de relatie en konden elkaar nog maar
moeilijk vinden. Na een huwelijk van dertig jaar gingen mijn ouders uit
elkaar. Het beeld van ‘The Happy Family’ viel uiteen en er werd behoorlijk
over geroddeld in het dorp waar we woonden. Mijn moeder had namelijk
algauw een nieuwe liefde gevonden, die tevens onze huisarts én mijn vaders
beste vriend was. Een Gooische doktersroman was er niks bij.
Mijn zorgeloze bubbel spatte van de ene op de andere dag uiteen. Het was
een moeilijke tijd, waarin veel boosheid, verdriet en onbegrip de overhand
namen. Ik weet nog dat ik bang was dat het nooit meer goed zou komen en
dat onze fijne familie nooit meer harmonieus met elkaar door het leven zou
kunnen gaan.
In die periode heb ik mezelf volledig ondergedompeld in mijn werk als
producer bij bnn, afgewisseld met het ene na het andere festival. Ik praatte
niet over mijn gevoelens, terwijl we dit vroeger juist zo goed konden, en ik
werkte en feestte alles van me af. Work hard, play hard. Maar dan voor een
startersloon, dus zoveel viel er na aftrek van mijn vaste lasten vervolgens niet
te ‘playen’ na het harde ‘worken’.

Mijn moeder trok algauw in bij haar nieuwe vriend, wat voor ons voelde alsof
ze de deur in ons gezicht dichtsmeet. Mijn zusjes en ik waren boos. Niet
alleen op mijn moeder, maar ook op haar nieuwe vriend. In onze ogen had hij
ervoor gezorgd dat ons gezin uit elkaar was gevallen en dus wilden we, zoals
boze pubers dat kunnen, niks meer met hen te maken hebben. Het is nu
amper voor te stellen dat we toentertijd maandenlang geen contact met ze
hadden, terwijl we tegenwoordig (net als vroeger) elke dag met onze moeder
bellen.
Ik vertelde bijna niemand dat ik even geen contact had met mijn moeder,
want ik wilde niet dat mensen dachten dat ik uit een ‘probleemgezin’ kwam,
want dat voelde als falen. Ik beschreef het eerder al, maar in die periode
schaamde ik me voor wel meer dingen: ik zat nog in de kast, had niet veel
geld, terwijl ik me helemaal uit de naad werkte bij bnn en niet wilde
onderdoen voor mijn omgeving. Ik ging dus alsnog feesten en op vakantie,
ook al had ik het geld er eigenlijk niet voor. Waar ik normaal gesproken mijn
ouders altijd zou kunnen bellen voor geld, durfde ik dit nu niet omdat zij
midden in een scheiding zaten. En zo maakte ik me elke dag zorgen om van
alles en nog wat en raakte mijn hoofd alsmaar voller.
Totdat ik in 2015 ziek werd. Op dat moment werd alles anders.

Hoe boos of teleurgesteld je ook bent, het is en blijft je familie. En als het
leven van een familielid in gevaar komt, is dat het enige wat telt. Al het
andere vervaagt en ruzies worden ondergeschikt aan de gezondheid van, in dit
geval, mij. Toen ik voor het eerst te horen kreeg dat ik kanker had, was mijn
vader mee naar het ziekenhuis. Ik was immers boos op mijn moeder, dus ik
wilde haar er niet bij hebben. Mijn vader is een lieverd, maar hij is vooral de
praktische van de twee. Mijn moeder is, zoals ik eerder al beschreef, het
emotionele dna in ons gen en daarom wilde ik op dat heftige moment niets
liever dan mijn moeder er ook bij hebben. Mijn vader belde mijn moeder
meteen na het gesprek om haar op de hoogte te brengen en ze stapte gelijk in
de auto naar Amsterdam. Het kon haar geen zier schelen dat er ruzie was.
Haar kind was ziek en dat overschaduwde alles, dus ging zij als moeder
ernaartoe. Niemand kon haar tegenhouden. En stiekem was ik daar zo
ontzettend blij mee.

Hoewel mijn ouders uit elkaar waren, zaten ze beiden in de wachtkamer van
het ziekenhuis. Mijn moeder haalde zonder het te hoeven vragen cappuccino
voor mijn vader, die vervolgens urenlang op de piano speelde om zijn zinnen
te verzetten. Terwijl mijn vader pianospeelde, breide mijn moeder een sjaal.
Dingen die ze altijd deden en van elkaar wisten, omdat ze zo lang hun leven
met elkaar hadden gedeeld.
Ik durf te stellen dat er één positieve verandering met kop en schouders
uitsteekt boven alle andere veranderingen in mijn leven sinds mijn ziekte, en
dat is de hereniging van mijn familie.
‘Family is where life begins and love never ends.’ En dat klopt.

Inmiddels zijn we heel wat jaren verder en is mijn familie sterker dan ooit.
Mijn moeder is nog steeds zielsgelukkig met Hans en wij inmiddels ook,
omdat we zien dat ze een topstel vormen en elkaar daadwerkelijk gelukkiger
maken. Mijn vader heeft ook een nieuwe liefde gevonden, die eigenlijk veel
beter bij hem past dan mijn moeder. Als kind wil je alleen maar dat je ouders
samenblijven, maar als volwassene kun je inzien dat ze elkaar niet gelukkig
maakten en dan is het leven echt te kort om bij elkaar te blijven.

Alle frustraties en teleurstellingen binnen de familie zijn besproken tijdens


therapiesessies en als een van ons nu jarig is, zitten we met z’n allen bij elkaar.
Tijd heelt écht alle wonden en onze modern family is daar het levende bewijs
van.
Het maakt niet uit wat voor geks je allemaal doet in je leven, welke stomme
keuzes je maakt of op wie je valt. Je familie houdt van je. En ik had niet
zonder hen gekund. Door hen kan ik de hele wereld aan, kan ik zijn wie ik
ben en durf ik altijd mijn oprechte gevoelens te uiten, no matter what.

VRIENDEN
Ik heb ‘vriendschap’ altijd al een raar begrip gevonden, want wanneer noem je
iemand een vriend en wanneer een kennis? Je leert iemand kennen en na
verloop van tijd is iemand gewoon je vriend of vriendin, zonder dat daar een
specifiek moment aan voorafging. Wat ik misschien nóg wel gekker vind, is
het begrip ‘beste vriend(in)’. Wanneer ben je dat? Zit ’m dat in het aantal
uren dat je elkaar spreekt en ziet? Of gaat het om het soort gesprekken dat je
met elkaar voert? Of is het begrip onveranderbaar en is je beste vriend of
vriendin van de basisschool na tientallen jaren nog steeds je beste vriend(in)?
Ik zocht op wat ‘vriendschap’ nu eigenlijk betekent en dit stond er op
Wikipedia:

‘Vriendschap is een nauwe (over het algemeen niet-seksuele) relatie of


verhouding tussen twee of meerdere mensen waarbij het geslacht geen rol
speelt. (...) Vrienden helpen elkaar en aanvaarden meer van elkaar dan
andere relaties.’

Met de eerste zin ben ik het volledig eens, maar de zin erna vind ik
discutabel. In mijn ziekteproces heb ik gemerkt dat mijn vriend en familie het
meeste aanvaardden als ik me verschrikkelijk voelde en ik me daardoor enorm
onaardig gedroeg. Die rauwe kant heb ik denk ik ook minder aan mijn
vrienden getoond dan aan mijn familie en vriend, maar ik merkte ook dat
vrienden het lastiger vonden om daarmee om te gaan. Een vriendschap is
voor mijn gevoel minder onvoorwaardelijk. De liefde van je familie zal er
altijd zijn en als het goed is ook die van je partner, maar vrienden komen en
gaan. In moeilijke tijden zie je vaak wie je ‘echte’ vrienden zijn, op wie je kunt
bouwen, wie je laten lachen en ook wie met de minder leuke versie van jou
om kunnen gaan.
Het viel mij laatst op dat ik een van mijn vriendinnen mijn ‘beste vriendin’
noemde, terwijl ik haar pas een paar jaar ken, maar later die avond noemde ik
een andere vriendin ook mijn beste vriendin. Volgens mij kun je er meerdere
hebben. Ik zou ook niet kunnen kiezen, want daar heb ik veel te veel lieve
vriend(inn)en voor, die allemaal even leuk, grappig en zorgzaam zijn.

Het gekke van vriendschap is dat een vriendschap in stilte kan ontstaan, maar
ook weer met de stille trom kan vertrekken. Mijn beste vriend en vriendin van
een jaar of tien geleden spreek ik nauwelijks meer, zonder dat er echt iets is
voorgevallen, het ging gewoon geleidelijk. In de relatie met je partner zou het
direct opvallen als je een week niks van je laat horen. Sterker nog, ik zou mijn
kleding bij de kringloopwinkel terug kunnen vinden en weggetipp-ext zijn op
het naambordje aan de gevel, denk ik. En als je je familie een week negeert,
zullen zij ook denken dat er iets aan de hand is. Mijn moeder zou overigens
na een dag al een amber alert ingeschakeld hebben, maar verder zijn we geen
dramatische familie. Bij een vriendschap kun je daarentegen soms maanden
niks van je laten horen, maar gewoon verdergaan waar je gebleven was als je
elkaar dan weer ziet. Veelal zonder verwijten.

In mijn ziekteperiode is me wederom duidelijk geworden waarom de meeste


van mijn vrienden nu eigenlijk mijn vrienden zijn. Ze zijn zo lief, begripvol
en zorgzaam geweest. Toen ik in 2019 mijn verjaardag vierde, waren alle
vijftig genodigden gekomen en ik ervaarde die avond zoveel liefde. Ik voelde
gewoon dat ze om me gaven, dat ze zich zorgen om me maakten en dat ze me
de avond van mijn leven wilden bezorgen. Ik heb een heel gemêleerd arsenaal
aan vrienden. Met de meesten kan ik heel hard lachen, met sommigen heb ik
diepe gesprekken en met anderen feest ik alleen. Dat vind ik het leuke van
vriendschappen, je kunt ze zelf samenstellen. Alsof je allerlei leuke snufjes en
onderdelen kunt kiezen om voor jou de perfecte droomauto (Range Rover) te
vormen.
Er zijn overigens ook een paar vrienden die me een klein beetje zijn
tegengevallen. Ik verwijt niemand iets, maar van een aantal had ik simpelweg
meer verwacht in de moeilijke periodes. Mensen met wie ik voorheen alles
samendeed en die juist in deze zwaarste periode van mijn leven bijna niets
meer van zich lieten horen. Natuurlijk is iedereen druk met zijn eigen leven
en dat is oké, maar het verschil in belangstelling gedurende mijn ziekte tussen
bepaalde vrienden was best groot. En dat onthoud je stiekem toch. Niet
omdat je ze erop af wilt rekenen, maar meer omdat je dan weet op wie je écht
kunt bouwen als het (weer) moeilijk wordt. Anderen hebben me juist heel
positief verrast. Mensen die ik normaliter weinig sprak of vaag kende, waren
soms heel betrokken en wisten precies de juiste snaar te raken. Zo zie je maar
weer dat er geen handleiding is voor dit soort situaties.
Wat ik ook merk, is dat ik zelf erg veranderd ben sinds mijn ziekteperiode.
Ik denk heel anders over bepaalde dingen en kan me soms gigantisch ergeren
aan bepaald gedrag. Hoeveel begrip ik er ook voor probeer te hebben, het lukt
me helaas niet altijd. Als een vriend bijvoorbeeld praat over hoe belangrijk hij
een goed salaris vindt, terwijl hij constant klaagt over het werk dat hij
daarvoor moet verrichten, dan denk ik: kap met die baan en zoek iets anders!
Wat zonde om je tijd te verdoen aan iets wat je niet leuk vindt, puur en alleen
omdat het je veel geld oplevert. Tijd is zo ontzettend kostbaar.
Toen ik ziek werd was mijn werk het eerste wat wegviel en daar baalde ik
enorm van omdat ik zoveel plezier heb in mijn werk. Maar als je denkt dat je
de dertig misschien niet gaat halen, is werken opeens het meest onbelangrijke
wat je je kunt bedenken, hoe leuk je baan ook is. Naast het belang van het
plezier dat je uit je werk haalt, werk je ook om in je vrije tijd leuk en
gemakkelijk te kunnen leven en dat leven van mij hing opeens aan een zijden
draadje. Hoewel ik die workaholic van een vriend het liefst door elkaar zou
schudden, dwing ik mezelf ook om me in hem te verplaatsen. Hij is gelukkig
niet ernstig ziek en dus zijn werk en geld voor hem op dit moment een van de
belangrijkste dingen. En ook dat is oké.

Ik heb door mijn ziekte geleerd om me alleen nog maar te omringen met
mensen van wie ik energie krijg. Natuurlijk draait het niet alleen om mij en
wil ik er ook graag voor hen zijn als het niet goed met ze gaat, maar als
iemand in wezen alles heeft wat zijn hartje begeert en vervolgens niets anders
doet dan klagen over het minste of geringste, dan is het voor mij
tegenwoordig gauw klaar. Die negatieve energie vind ik echt zonde van mijn
tijd en die kostbare tijd besteed ik liever aan iemand anders.
Het is een wisselwerking, waarin je er voor elkaar bent in goede en in
slechte tijden. En ik kan met recht zeggen dat mijn huidige vriendengroep
uitsluitend bestaat uit mensen die er altijd voor me zijn, met wie ik kan
lachen én kan huilen en bij wie ik al mijn verhalen kwijt kan. En ik hoop dat
zij daar omgekeerd net zo over denken. Daar doe ik in elk geval mijn uiterste
best voor.

(PARTNER)RELATIE
Iedereen is op zoek naar liefde, genegenheid en warmte. Hoe harder iemand
roept dat ‘een relatie niks voor hem is’, des te meer hij er waarschijnlijk diep
vanbinnen naar verlangt. Tinder, Parship en Happn zijn niet voor niets
miljoenenbedrijven. Wanneer het februari is en het koud is buiten, willen
mensen vaak niets liever dan tegen iemand aan kruipen op de bank. En heb je
geen relatie? Dan swipe je je suf en kijk je waarschijnlijk de ene na de andere
romantische comedy, waarbij je wegzwijmelt bij het clichéplot waarin twee
nieuwe collega’s tegen elkaar aan botsen, ze samen de papieren die in de lucht
vlogen oprapen, waarbij hun handen elkaar raken en ze spontaan
stapelverliefd op elkaar worden.
Als ik mijn vrijgezelle vriend(inn)en spreek, merk ik dat zij stuk voor stuk
een hekel hebben aan de beginfase van het daten. Hoe lang zal ik wachten tot
ik reageer op zijn/haar appje? Stuur ik wel een bericht de dag na de date of lijk ik
dan te gretig? Hij heeft mijn story wel bekeken maar niks gestuurd. De meeste
mensen vinden die onzekerheid vreselijk en genieten niet van die periode met
al die vragen. Dat herken ik zelf ook wel. Achteraf gezien vind ik dat ik meer
van die ‘hard to get’-fase had moeten genieten, want voor je het weet zit je in
een relatie en woon je samen. Dan voel je je zo erg op je gemak dat de een op
de wc zit, terwijl de ander z’n tanden staat te poetsen en doe je niets meer aan
je uiterlijk zoals bij dates, maar trek je thuis gelijk je trainingspak aan na een
dag werken. Elke fase van single zijn, daten, in een relatie zitten of getrouwd
zijn heeft zo haar charme.

Liefde, genegenheid en warmte. Zoals gezegd heeft ieder mens die nodig,
maar als er iets ingrijpends in je leven gebeurt nog meer dan ooit. Als een
dierbare plotseling overlijdt, je ontslagen wordt bij het bedrijf waar je jaren
met plezier hebt gewerkt of je, in mijn geval, hoort dat je ernstig ziek bent,
wil je allesbehalve alleen zijn. Deze situaties zijn met dierbaren om je heen al
zwaar genoeg, maar in je eentje bijna niet te behappen.
Ziek zijn voelt sowieso vaak eenzaam. Hoeveel mensen je ook in je
omgeving hebt die er allemaal voor je willen zijn, jíj moet het doen. Het is
jouw lichaam en jouw leven, en niemand lijkt écht te begrijpen en voelen wat
jij doormaakt.
Ik ben gezegend met een heel lieve, zorgzame vriend en ik moet zeggen dat
we voor de korte duur van onze relatie vrij veel hebben meegemaakt. Ik leerde
Jeannot kennen via – je raadt het al – Tinder. We waren net een maand aan
het daten toen hij voor een halfjaar naar Azië ging voor zijn studie. Hoewel
we elkaar nog maar zo kort kenden wisten we dat het goed zat en dus
besloten we ervoor te gaan. Ik zocht hem in dat halfjaar twee keer op.

Na dat halfjaar kwam Jeannot terug naar Nederland en aangezien we ons


alleen nog maar samen in sprookjesachtige settingen hadden bevonden,
besloten we dat sprookje voort te zetten in Amsterdam. Alles leek ons op dat
moment voor de wind te gaan en we konden niet wachten om verder aan
onze toekomst te bouwen en te genieten van ons samenzijn. En toen werd ik
weer ziek.
Natuurlijk wist hij dat ik dit al twee keer eerder had doorstaan en hoe
zwaar die tijd voor me was geweest, maar het écht ervaren had hij niet.
Opnieuw ging ik de medische molen in, maar deze keer met hem aan mijn
zijde. Alle angsten, onzekerheden en tergende wachttijden waren ook deze
derde keer aanwezig, alleen werden ze verzacht. Was ik bang? Dan knuffelde
hij me en zei hij dat het goed kwam. Was ik boos? Dan liet hij me even boos
zijn, omdat hij wist dat het me vervolgens op zou luchten. En was ik
verdrietig? Dan troostte hij me.
Liefde blijft iets heel bijzonders. Hoe twee mensen elkaar kunnen vinden
en op hetzelfde moment hetzelfde voor elkaar kunnen voelen. Een connectie
die sterker is dan wat dan ook. Ik denk dat wij in die paar jaar meer hebben
meegemaakt dan een gemiddeld stel dat al veertig jaar bij elkaar is.
Ik gun iedereen een relatie vol liefde, genegenheid en warmte. Of er nu iets
ingrijpends in je leven gebeurt of niet. Met liefde om je heen kun je de harde
kanten van de wereld beter aan en geniet je nog meer van de mooie
momenten.

RELATIETHERAPIE
Het leven is niet alleen maar rozengeur en maneschijn, dat heb ik wel
gemerkt. Sinds 2015 zit ik daarom in therapie. In eerste instantie raakte ik
met mezelf in de knoop omdat mijn ouders na dertig jaar huwelijk gingen
scheiden. Zoals ik al eerder vertelde, ben ik toen keihard gaan werken en
feesten, om er maar niet bij stil te hoeven staan. Daarnaast was ik nog niet zo
lang uit de kast en bracht dat ook de nodige drukte in mijn hoofd met zich
mee. Als klap op de vuurpijl werd ik ook nog eens ziek en dus had ik die
mentale steun hard nodig.
Ik heb zoveel meegemaakt tijdens mijn ziekteproces en heb vrijwel alles
besproken met mijn psychotherapeut, waardoor ik inmiddels genoeg
handvatten heb gekregen om goed om te gaan met lastige situaties. Toch blijf
ik wekelijks met haar in gesprek, omdat het ventileren van je gevoelens mijns
inziens een van de beste dingen is die je voor jezelf kunt doen. Ik kan het
daarom iedereen aanraden om met een professional te praten, ook als je voor
je gevoel geen grote issues hebt. Het is gewoon fijn om met iemand te praten
die geheel objectief is, om op die manier jezelf verder uit te vogelen. Eigenlijk
heb je gewoon een uur lang je eigen talkshow, en wie wil dat nou niet? Ik heb
er in elk geval geen seconde spijt van gehad.

Ik heb niet alleen zelf therapie gehad, mijn vriend en ik zijn ook, ondanks
onze jonge leeftijd, samen in relatietherapie gegaan. Door alle gebeurtenissen
is onze relatie nogal op de proef gesteld en we kwamen er samen niet
helemaal meer uit. Hoewel het in dit boek wellicht lijkt alsof we alleen maar
hand in hand, huppelend door het leven gaan, is dit niet altijd het geval. We
houden heel veel van elkaar, maar de afgelopen jaren hebben er flink in
gehakt.
Mijn vriend volgt naast zijn drukke baan ook nog een universitaire studie
en dat is best intens in combinatie met een partner die heel lang ziek thuis
heeft gezeten. Om de kleinste dingen kunnen we ruzie krijgen en omdat we
alle twee haantjes zijn, duurt het vaak vrij lang voordat er iemand toegeeft.
En zoals onze relatietherapeute elke keer zegt: ‘Als een van jullie de discussie
wint, verliest de relatie altijd.’

In de maanden dat ik echt heel erg ziek was en lichamelijk niks kon, was mijn
vriend er continu. Hij zorgde voor me en deinsde nergens voor terug. Dat
vond ik natuurlijk onwijs lief en daar ben ik hem nog steeds erg dankbaar
voor. Het lastige is wel dat als het iets beter met me gaat, ik weer veel dingen
zelf kan doen en meer op pad ga, waardoor de verhoudingen tussen ons
veranderen. Vanaf het moment dat ik me beter voel plan ik van alles in,
omdat ik dat dan zo’n lange tijd niet heb kunnen doen. Mijn vriend moet
altijd weer even wennen dat na een turbulente periode gelijk alles weer op de
volle honderd procent door moet gaan. Hij is juist na het zorgen wat
vermoeider, terwijl ik weer net zo snel opgeladen ben als mijn Birò en het
liefst in polonaise door de kroeg ga.

Ik ben heel blij dat we naar een relatietherapeut gaan. Dingen waar we thuis
niet uit komen, kunnen we bij haar op de een of andere manier wél open
bespreken, omdat het gesprek constructief is en goed wordt begeleid. Nu
moet ik zeggen dat bij ons ‘what you see is what you get’ zeker van toepassing
is, want tijdens de therapiesessies gedragen we ons niet veel anders dan thuis.
Onze relatietherapeut weet dus precies hoe het er thuis aan toegaat.
Soms weten we beiden niet meer zo goed waar deze hele situatie naartoe
leidt. Eigenlijk komen we nu pas in wat rustiger vaarwater terecht en kunnen
we gaan uitvinden hoe het is om een relatie met elkaar te hebben zonder alle
ellende. Wat ik wel heel duidelijk weet is dat mijn vriend en ik heel veel van
elkaar houden en niets liever willen dan samen heel oud worden.
Maar dat taboe op relatietherapie? Dat zou er wat mij betreft af moeten.
Het laat juist zien dat je er alles aan wilt doen om de relatie te laten werken,
en als dat geen liefde is weet ik het ook niet meer.

COLLEGA’S
Het belang van een goede band met je collega’s wordt mijns inziens nogal
eens onderschat. Ik ken genoeg mensen die voor het snelle geld zijn gegaan
en een baan kozen die hen qua werkzaamheden en collega’s niet
interesseerden, als ze maar veel geld verdienden. Ik heb daarentegen gemerkt
dat je je collega’s als vrienden en soms zelfs als een soort familie kunt
beschouwen, en ook dat je jezelf er soms beter door leert kennen.
Doordat ik jaren geleden op mijn werk een homoseksuele collega leerde
kennen die qua karakter op mij leek waardoor ik eindelijk iemand had
gevonden met wie ik me kon identificeren, voelde ik bijvoorbeeld dat alle
puzzelstukjes op hun plek vielen en durfde ik uit de kast te komen. Toen ik
ziek werd waren mijn werkgever en collega’s er continu voor me, en toen
Peter R. de Vries werd neergeschoten merkte ik des te meer hoe bijzonder de
band met je collega’s kan zijn. Ik was al een hele tijd niet meer fulltime aan
het werk en was nog druk bezig met mijn re-integratietraject toen deze
vreselijke aanslag plaatsvond. De steun en liefde die we als collega’s voor
elkaar hadden waren heel bijzonder. Iedereen was er vanaf minuut één voor
elkaar, sprong bij waar nodig en checkte continu bij elkaar in. We waren
opeens veel meer dan alleen collega’s, het voelde als familie.
De meeste mensen werken een paar dagen in de week en brengen dus een
heel groot gedeelte van hun tijd met hun collega’s door. Juist om die reden is
het des te belangrijker dat je het goed met hen kunt vinden. Je gaat immers
liever ook niet een hele week op vakantie met je chagrijnige buurvrouwen.
Natuurlijk zit er in veel gevallen ook een chagrijnige buurvrouw in het team
waarin je werkt (in mijn geval niet overigens), maar het fijne is dat je voor een
groot deel kunt kiezen met wie van je collega’s je het meest optrekt. Op de
middelbare school koos je toch ook alleen voor de mensen met wie je goed
kon levelen? Waarom op je werk dan niet?
Wat vaak wel het verschil is tussen de middelbare school en een volwassen
baan, is dat je in de meeste gevallen een richting hebt gekozen die je interesse
heeft; in mijn geval televisie. Alle mensen die er werken hebben dus een
gemeenschappelijke interesse en op de een of andere manier trekt dat dus ook
een bepaald type mens aan. We lijken op mijn werk in meer of mindere mate
allemaal op elkaar.
Dat ik, mede door mijn leuke collega’s, met heel veel plezier naar mijn
werk ga, maakt mijn baan nóg leuker. Als je rotklusjes moet doen, maar je
deze moet uitvoeren met heel leuke mensen, dan zal het een stuk minder
zwaar voelen dan wanneer je die rotklusjes in je eentje moet doen voor een
hoop geld. Je brengt zoveel tijd op je werk door dat het zonde is om dat alleen
maar voor het geld te doen. Je kunt er beter ook voor zorgen dat je plezier
hebt en dat kan naast door leuk werk te hebben ook door leuke collega’s om
je heen te hebben. Uiteindelijk zal dat je veel gelukkiger maken dan het snelle
geld.

DIERENLIEFDE
De mensen die mij op social media volgen zouden woest worden als dit
hoofdstuk in het boek zou ontbreken. Ik kan niet meer bijhouden hoe vaak ik
wel niet de vraag heb gehad of Guus en Finn bij de boeklancering aanwezig
zouden zijn en of zij op de boekcover zouden prijken.
Voor degene die mij niet kent of mij niet op social media volgt: Guus en
Finn zijn onze katten. Het zijn twee Britse kortharen, die we gekocht hebben
tijdens mijn ziekteperiode. Ik wist heel goed hoeveel je van een dier kon
houden, aangezien ik ben opgegroeid met onze hond Woefie en hamster
Tippie, en ik vond hun overlijden hartverscheurend. Gelukkig wist mijn
zusje, die toentertijd een jaar of zeven was, me te vertellen dat ze net op
school had geleerd dat als je iets in de grond stopt, er in de lente iets uit zou
groeien. Zij wist dus zeker dat er in het voorjaar een Tippie-boom met
daaraan groeiende hamsters in onze tuin zou staan en die gedachte stelde me
wel gerust. In elk geval de gedachte dat zij het geloofde dan, want dat
scheelde weer een hoop tranen bij ons thuis.

Toen mijn vriend en ik in juli 2020, na onze vakantie, terugreden vanuit


Zwitserland naar Nederland, vertelde hij tussen neus en lippen door dat ‘we
straks even langs een leuk nestje met kittens konden rijden’. Hij had een lieve,
grijze kat gezien op Marktplaats en wilde deze dolgraag in huis nemen, maar
hij wist dat ik absoluut geen huisdier wilde, omdat ik vind dat je dat alleen
moet doen als je er heel veel tijd en aandacht aan kunt geven. Daarnaast vond
ik mezelf altijd meer een hondenmens dan een kattenmens, maar een hond
moet je drie keer per dag uitlaten en dat ging simpelweg niet met onze banen
en mijn gezondheid. Een kat was in dat opzicht een prima alternatief. Mijn
vriend verpakte het zo dat het een gevalletje ‘kijken, kijken, niet kopen’ zou
worden, maar ik had beter moeten weten.
Helaas stonden we erg lang in de file, waardoor we niet meer bij het nestje
op bezoek konden. Ik vond dat helemaal prima en hoopte dat het hiermee
zou zijn afgerond, maar mijn vriend bleef doorzeuren, tot ik in elk geval met
hem meeging om te kijken. Little did I know dat wanneer je zo’n prachtig,
lief, klein, zacht, schattig katje in z’n glinsterende kraaloogjes kijkt, je deze
natuurlijk nooit meer los wilt laten en je het liefst het hele nestje wilt
aanschaffen. Dat had mijn vriend dan weer slim uitgespeeld. Je raadt het al:
we spraken gelijk met de eigenaresse af dat we hem over drie weken op
zouden komen halen. Tot zover mijn ruggengraat.
Op de dag dat we hem op mochten halen gedroegen we ons als twee
kersverse ouders die net een baby hadden geadopteerd. Ons hele huis was
ingericht met krabtonnen, mandjes, kattenbakken en een grote hoeveelheid
speeltjes. De kleine prins kwam niets tekort en al helemaal niet op het gebied
van aandacht. Guus werd een hit op social media en al mijn volgers leefden
mee met zijn inwijding in onze kleine familie.
Na een tijdje vonden we het zielig dat Guus helemaal in zijn eentje in ons
appartement zat als we eens een paar uurtjes van huis waren. De rollen waren
opeens omgedraaid, want toen ik met mijn vriend onderweg was naar mijn
moeder in Emmen, deelde ik hem mee dat we ‘even langs een leuk nestje
zouden rijden’, aangezien het ‘op de route lag’.
In Hilversum werden we hartelijk ontvangen door het gezin dat een kleine,
wit-grijze kitten aanbood op Marktplaats. Het piepkleine, fluffige katje was
wat schuw, maar toen ik hem vasthield wist ik gelijk dat we hem wilden
hebben. De eigenaresse vertelde dat ze het katje nog niet zo lang hadden,
maar dat hun zoontje van twee er niet goed mee om kon gaan. Hij vond het
lastig dat alle aandacht opeens naar de kitten ging en hoewel dat in mijn
optiek een stukje opvoeding is, leek het me des te noodzakelijker om hem zo
snel mogelijk mee te nemen. We noemden hem Finn.
Eenmaal thuis in Amsterdam was het spannend hoe Guus en Finn op
elkaar zouden reageren. De eerste dag zat ik met mijn handen in het haar en
vroeg ik mensen online continu om hulp. Guus was opeens veranderd van een
lieve, rustige kat in een territoriale vechtersbaas, die de kleine Finn de hele
tijd te lijf ging. Wanneer hij dat deed wilde ik niets liever doen dan Finn
beschermen, maar volgens mijn volgers en tevens kattenspecialisten zou ik
Guus dan laten merken dat Finn belangrijker was dan hij en dat zou later
weer problemen gaan opleveren. We moesten de natuur haar werk laten doen
en wonder boven wonder zagen we op dag twee dat ze elkaar schoonlikten en
dus geaccepteerd hadden.

Inmiddels hebben we de eerste verjaardagen van beide katten bij ons thuis
gevierd. Nee, niet groots met ballonnen, taart en slingers, maar ik bedoel
gewoon dat we een jaar verder zijn. In dat jaar heb ik nog meer geleerd over
hoeveel een huisdier voor je kan betekenen. Hoewel ik me vroeger ook altijd
al verantwoordelijk voelde voor Woefie, waren het nu niet mijn ouders die
een huisdier hadden genomen en in mijn beleving dus eindverantwoordelijk
waren, maar waren wij dat! Het was overigens altijd een drama om Woefie
uit te laten. Vaak liep hij op eigen initiatief naar huis, terwijl ik in de
veronderstelling was dat hij nog om me heen rende, waarna mijn moeder me
belde om te vragen waar ik bleef, aangezien Woefie allang thuis was. En alsof
dat nog niet ongemakkelijk genoeg was, had ik daarvoor meerdere malen
‘Woef, Woef, Woef!’ geschreeuwd om hem te lokken, waarbij mensen vast
moeten hebben gedacht dat ik niet helemaal goed snik was dat ik op deze
manier in hondentaal probeerde te communiceren.

Als mijn vriend en ik op vakantie zijn hebben we het vaak na drie dagen al
over hoe het zal zijn als we de katten weer zien. Hoe zullen ze reageren?
Zullen ze ons weer een hele dag negeren? Of zullen ze juist continu bij ons
gaan liggen? Als we dat soort gesprekken voeren zijn we altijd blij dat er geen
andere mensen bij zijn, omdat die ons echt freaks zouden vinden. Ontzettend
verstandig van me om dit nu dus op te schrijven. Dat imago raak ik nooit
meer kwijt. Gelukkig zijn we niet de enigen die gek zijn van huisdieren. Op
social media heb ik meerdere berichten gericht aan onze katten ontvangen,
die mensen schreven vanuit het personage van hun kat, maar dat is ook een
beetje onze eigen schuld, aangezien we een Instagram-account voor onze
katten hebben aangemaakt. In het Engels, overigens. Het zijn en blijven
Britse kortharen.

Naast de verantwoordelijkheid die je draagt voor je dieren, geven ze je soms


ook veel extra zorgen. Bijvoorbeeld als er eentje uren weg is en je als de
rattenvanger van Hamelen met een zak brokjes rondjes in de tuin aan het
lopen bent terwijl je hun naam zingt en je ze maar niet over de schutting ziet
springen. Het is dat er geen amber alert voor katten bestaat, anders had ik al
meerdere malen een bericht uitgestuurd. Dat bezorgde heb ik van mijn
moeder, denk ik.
Maar naast dit alles heb ik bovenal gemerkt dat je dieren er ook omgekeerd
voor jóú zijn en dat ze zorg voor je dragen. Op de momenten dat ik me echt
heel erg slecht voelde, kwamen ze altijd bij me liggen. Alsof ze aanvoelden
dat ik het nodig had. Natuurlijk kunnen ze soms ook het bloed onder mijn
nagels vandaan halen, als ze weer eens in de gordijnen hangen of op ons bed
hebben geplast, maar dat vergeet je allemaal weer zodra ze met hun dikke
lijfjes op je schoot liggen te purren.
Niet alleen Guus en Finn, maar ook de katten van mijn zusje zijn er voor
me geweest. Tijdens een vakantieweek met de familie, toen we zelf nog geen
katten hadden, had mijn zusje haar kittens meegenomen, die ze de dag ervoor
had opgehaald. Ik was ontzettend ziek en heb de hele week alleen maar in
bed gelegen, maar wel met die twee lieve kittens bij me. Die hebben me er
echt doorheen gesleept.

Ik weet dat er al dingen bestaan als ‘wandelen met lama’s’ om zen te worden
of ‘knuffelen met koeien’ om te ontspannen, maar als ik vind dat er één ding
zou moeten worden ontwikkeld voor mensen die ziek (en niet allergisch) zijn,
dan is het wel ‘kattentherapie’. Of beter nog: kittentherapie. Maar totdat dat
ontwikkeld is, mogen mensen online meegenieten van Guus en Finn.
Deel 4:
WERK
‘If you find a job you love, you’ll never work again.’
Ik schreef in het deel hiervoor al over het belang van een goede relatie met je
collega’s, aangezien je deze mensen een groot gedeelte van de tijd ziet. In dit
deel ga ik nog iets dieper in op werk an sich, maar ook op het halen van
voldoening uit elke dag en het blijven stellen van doelen en dromen. Want
ook als je geen baan hebt, omdat je bijvoorbeeld studeert, al met pensioen
bent, of om een andere reden niet werkt of niet kunt werken, is het van
belang om je dagen te vullen met iets waar je voldoening uit haalt.

DROOMBAAN
Ik wist al sinds ik een klein jongetje van vijf jaar was dat ik later bij de
televisie wilde werken. Alles vond ik er magisch aan. Ik weet nog heel goed
dat ik een keer een cameraploeg op straat tegenkwam, die twee presentatoren
volgde, onder wie Wendy van Dijk, terwijl zij achter mensen op straat aan
renden om hen de vreemdste opdrachten voor geld uit te laten voeren. Ik
vond dát al spannend om te zien, maar toen ik die opnames terugzag op
televisie in het programma Over de rooie, vond ik het nóg spannender. Snel
gemonteerd, opzwepende muziek eronder en idiote kandidaten die de gekste
dingen moesten doen. Fantastisch.
Ook studioprogramma’s zoals The Voice of Holland of Idols vond ik
fascinerend. Het ziet er op televisie sensationeel en groots uit, maar toen ik
eens als klein jongetje naar opnames voor een studioprogramma ging, bleek
het in werkelijkheid een kleine studio te zijn en werd het publiek gevraagd
om breed te gaan zitten, om de illusie te creëren dat het extra vol was in de
zaal. Dat verschil tussen de werkelijkheid en het uiteindelijke product vond ik
tovenarij en dus wist ik al vroeg dat ik onderdeel uit wilde maken van deze
branche. Ik wilde ook toveren. Inmiddels werk ik al bijna tien jaar in de
televisiewereld.
Ik ken geen enkel bedrijf waar alle mensen zo ontzettend lief, betrokken én
meesters in hun werk zijn als bij Fremantle. We maken televisieprogramma’s
voor alle zenders, in alle genres. Van Boer zoekt Vrouw tot Ex On The Beach.
In de afgelopen vijf jaar heb ik op werkelijk elke afdeling gezeten en ben ik
programmaontwikkelaar, producer, redacteur én verslaggever geweest. En wat
vond ik het allemaal leuk! En nog steeds.
Ik heb naar Londen, Thailand, Californië en Zuid-Afrika mogen reizen
om de mooiste programma’s te maken. Mijn droom van werken bij de
televisie is uitgekomen en bleek nog mooier dan ik me had kunnen
voorstellen. Dat ik zo ontzettend veel van de wereld heb mogen zien en zulke
gave dingen heb mogen doen maakt me niet alleen gelukkig maar ook heel
erg dankbaar. Dankbaar voor alle mooie kansen die ik krijg en dankbaar voor
het geloof in me dat er is getoond, toen ik na een lange tijd
programmaontwikkeling een buitenlandproductie mocht doen, waarvoor ik in
mijn eentje zowel als productieman als redacteur fungeerde. Gelukkig is het
allemaal goed gegaan.
Ik gun iedereen een baan die hij of zij fantastisch vindt. Veel mensen
werken puur voor het salaris, maar ik denk dat er voor bijna iedereen wel een
geschikte baan te vinden is die zowel prima betaalt, als heel leuk is. Het is
alleen wel noodzakelijk om naar een baan op zoek te gaan die ervoor zorgt dat
je het gevoel hebt dat je niet werkt, omdat je het er zo naar je zin hebt. Ik
besef heel goed dat ik dit schrijf vanuit een luxepositie, omdat ik exact doe
wat ik altijd al wilde, maar aan de andere kant heb ik het ook niet in mijn
schoot geworpen gekregen. Als je van je passie je beroep wilt maken, ga dan
door tot je het voor elkaar hebt, want dat is de enige manier om het te
bereiken.

Toen ik de eerste keer van de dokter te horen kreeg dat ik ziek was, werd ik
door een anoniem nummer gebeld. Op mijn werk. Doodsbang was ik, maar
wat was ik blij met mijn lieve collega’s en werkgever. Ze vingen me op,
kalmeerden me en steunden me gedurende het gehele proces. En opnieuw.
En opnieuw.
Alle drie de keren dat ik ziek was (en ben) heb ik de volledige vrijheid
gekregen. Ik mócht niet eens komen werken. Het draaide nu om mij en mijn
gezondheid. En hoe ‘normaal’ dat misschien ook lijkt, ik besef heel goed dat
zoiets niet vanzelfsprekend is, en voor mij voelt het hartverwarmend.
Collega’s zie je, buiten coronalockdown-thuiswerkperiodes om, meer dan
wie dan ook, maar als je ziek bent valt dat opeens weg. Je zit veel thuis en in
het ziekenhuis, en energie om te werken is er überhaupt even niet. Maar dat
betekent niet dat mijn collega’s niet aan me dachten. Integendeel. Toen ik
nog maar een maand of vier voor rtl Boulevard werkte, kreeg ik een
gigantische snoeppot aangereikt met daarin zo’n zestig handgeschreven
kaartjes. In zo’n korte tijd had ik blijkbaar al zo’n hechte band met velen van
hen gekregen dat ze de liefste dingen schreven.
Het gevoel dat mensen je missen en hopen dat je er snel weer bent geeft je
niet alleen een fijn en warm gevoel, maar het maakt je ook strijdvaardig. Ik
wíl ook snel terug zijn en ik mis hen ook! En hoe onbelangrijk het op slechte
momenten ook kon voelen om de antwoorden te weten op ‘welk album Jim
Bakkum heeft uitgebracht’ of ‘hoeveel kilo Patty Brard is afgevallen’, ik
hoopte enorm dat dat straks weer mijn grootste zorg zou worden. Dat ik me
weer lekker bezig zou kunnen houden met showbizznieuws en me er druk om
zou maken of mijn montage wel of niet op tijd af zou komen. En gelukkig is
dat nu weer het geval en ik geniet er zo erg van!

Vlak voordat ik voor de derde ziek werd kreeg ik de kans om een andere
baan, bij een ander bedrijf aan te nemen. Ik ben het gesprek aangegaan en
heb het vervolgens bij mijn huidige werkgever aangekaart. Van beide kanten
bleek dat we graag wilden dat we samen door zouden gaan, want ik had het
heel erg naar mijn zin en mijn werkgever was eveneens tevreden. En wat ben
ik blij met die keuze! Het gras is lang niet altijd groener aan de overkant.
Ik ben bij Fremantle gebleven, klaar om me voor 200 procent te storten op
het maken van mooie televisieprogramma’s. Ik was net gevraagd om naar
Thailand te vliegen voor Ex On The Beach toen ik weer ziek werd. Het eerste
wat de arts zei was dat ik niet naar Azië mocht, zonder dat ik er iets over had
gezegd, maar hij gebruikte het als voorbeeld voor een gebied waar veel
infectiegevaar was, wat mijn behandeling in gevaar zou kunnen brengen.
Ik voelde me klein. Heel klein. Mijn autonomie werd me, wederom,
ontnomen. Ik ben jong, ik heb de baan die ik altijd al wilde hebben en ik mag
de mooiste reizen maken. Maar mijn gezondheid laat het niet toe. En dat is
moeilijk, kan ik je zeggen.
Ik vertelde toen op mijn werk wat mijn arts had gezegd en het eerste wat ze
zeiden was: ‘Word beter, neem je tijd en zodra je je weer goed voelt ben je de
eerste die mee wordt gevraagd voor het volgende seizoen.’
Wauw. Het gras is belachelijk groen. En ik sta ermiddenin.

RE-INTEGREREN
Als je na een ziekteperiode weer langzaam begint met werken, kom je in een
re-integratietraject, waarbij je elke stap met de bedrijfsarts moet bespreken.
Zo’n opbouwproces gaat heel geleidelijk, zeg maar gerust traag. Toen ik voor
het eerst weer mocht werken, mocht ik beginnen met twee dagen per week.
Een uur per dag. En dat voelt knullig, kan ik je vertellen. Ik was nog langer
onderweg heen en weer naar kantoor dan dat ik daadwerkelijk aan het werk
was.
Want wat kun je nu eigenlijk doen in een uur? Niet veel. Maar daar ging
het ook niet om. Het belangrijkste was dat ik weer zou wennen aan
verantwoordelijkheid, concentratie en het omringd zijn door mijn collega’s.
Hoewel het niemand uitmaakte hoe laat ik begon, maakte ik toch de afspraak
om te beginnen om 13.00 uur. Bij je vrienden kun je makkelijk een
kwartiertje later aan komen fietsen, maar op je werk kom je nu eenmaal op
tijd en die verantwoordelijkheid voelde goed. Even geen vrijblijvendheid meer
als een zieke, maar een normale afspraak, zoals een gezond werkend mens het
betaamt.
Ik voelde me stiekem een beetje schuldig omdat ik steeds vaker sociale
dingen kon doen met mijn vrienden, maar ik vervolgens niet meer dan twee
uur per week kon werken. Even een kopje koffie in de stad of een avondje
naar het stand-upcomedycafé Toomler: het lukte me allemaal weer zonder
problemen, dus waarom zou langer werken niet lukken?
Nou, dat kan ik je vertellen en dat doe ik ook graag, want ik krijg tot op de
dag van vandaag regelmatig de vraag waarom ik nog zo weinig werk, terwijl
ik wel allerlei leuke dingen doe. Voor werken gebruik je echt een heel andere
energie dan voor het keuvelen met je vrienden. Hoewel ik nu niet echt
hogerewiskundetaken aan het uitvoeren ben, maar bijvoorbeeld de
hoogtepunten uit de roddelbladen onder elkaar moet zetten, kost dit me
alsnog ontzettend veel energie.
Het is ongelofelijk hoe erg je lichaam weer moet wennen aan focussen en
drukte om je heen. Je moet heel goed naar je lijf blijven luisteren en gelijk aan
de bel trekken als het re-integreren te snel gaat, want anders ben je straks
terug bij af en moet je weer helemaal onderaan met één uurtje per dag
beginnen.
Ik merkte tegelijkertijd dat ik, naast werken, een heel sterke drang voelde
om juist de drukte op te zoeken. Ik had natuurlijk maanden platgelegen en
had dat sociale deel enorm gemist. Als ik er zo over nadenk, waren het in
mijn ziekteperiode juist de dingen waar ik héél gelukkig van word die ik niet
meer kon doen. Met mijn vriend uit eten gaan, met vrienden borrelen of een
dagje varen. Het kan tegenwoordig allemaal weer. En dat voelt zo goed.
In het begin van mijn re-integratie merkte ik dat het ‘werken’ voornamelijk
uit koffiedrinken en bijpraten met collega’s bestond, maar ook dat was
belangrijk. Ik moest mijn plek in het werkende leven weer even vinden.
Ik heb op een bepaald moment in mijn ziekteproces ook besloten me niet
meer schuldig te voelen over het feit dat ik steeds meer leuke, sociale dingen
deed, terwijl ik nog niet veel uren werkte. Ik had namelijk sinds een lange
periode weer de energie om te genieten van mijn vrije tijd. Daarnaast kon ik
eindelijk weer eten, dus het feit dat mensen dan tegen me zeiden ‘dat ik wel
erg vaak uit eten ging’ deed me best pijn. Ze hadden geen idee hoe het was
toen ik maanden leefde op flesjes astronautenvoer van de apotheek. Als ik dat
tegenwoordig alleen al ruik ga ik over mijn nek.
Uiteindelijk leek het me beter om niet langer slechts een paar uurtjes
verspreid over de week te werken, maar ben ik gegaan voor één hele dag. Op
die manier kon ik mijn oude werk weer oppakken en hoefde ik niet alleen
kleine taken te verrichten zoals het lezen van de Privé en Weekend. Ik mocht
weer een heel item van begin tot eind maken, dat aan het einde van de dag af
moest zijn en uitgezonden zou worden. Ik was liever moe na zo’n intensieve
dag maar dan wel met een voldaan gevoel, wat ik tijdens die paar uurtjes per
dag minder had. Die voldoening is sowieso een belangrijk onderdeel in mijn
leven geworden, dus daar zal ik hierna iets dieper op ingaan.

VOLDOENING
Ergens voldoening uit halen betekent niets meer dan ergens een tevreden
gevoel over hebben. Voldoening uit je werk halen betekent dus echt niet
gelijk dat je ergens ceo moet zijn of dat je alleen maar leuke taken uit mag
voeren. Het kan bijvoorbeeld ook heel veel voldoening geven om je hele
kantoor op te ruimen, dingen te ordenen en weg te gooien of om op één dag
driehonderd kratten voor de voedselbank te vullen. Het is van belang dat je
voor jezelf een doel stelt dat je die dag wilt behalen en daarbij haal ik
wederom De logica van geluk van Mo Gawdat aan, want het moet een
realistische verwachting zijn + een reële uitkomst geven, want dat = een
gelukkig en dus tevreden gevoel.
Op je werk zijn dit soort dingen vaak vrij helder. Ik moet bij rtl Boulevard
bijvoorbeeld elke werkdag een item van begin tot eind klaar hebben, zodat dit
in de avond al uitgezonden kan worden. Die dagelijkse afronding van mijn
werkzaamheden geeft me een heel tevreden en, jawel, voldaan gevoel, omdat
ik alle taken die ik moest doen volbracht heb. Toen ik ziek was, was het een
stuk lastiger om voldoening uit mijn dag te halen. Niet alleen had ik geen
eetlust, maar ik had ook geen energie en dus kon ik niet veel meer doen dan
liggen. Op die dagen moest ik creatief zijn om voldoening uit een dag te
halen.
Ik besloot om kleine doelen voor mezelf te stellen, die alsnog bevredigend
werkten. Als ik me met al mijn bijwerkingen en ontstoken maag zou
opleggen dat ik elke dag vier broodjes, een bord stamppot en een tiramisu zou
moeten verorberen, zou ik mezelf elke dag allesbehalve voldaan voelen. Of
nou ja, ik zou qua volle buik meer dan voldaan zijn, maar omdat het niet
realistisch was, zou ik mijn verwachtingen niet waarmaken en zou ik me
onbevredigd voelen. Ik besloot heel simpele dingen als dagelijks doel te
nemen, zoals het afkijken van een hele Netflix-serie, me zelfstandig douchen
of een wandeling maken naar het einde van de straat en weer terug.
Voldoening vinden in elke dag is naast het waarderen van het leven in zijn
algemeenheid, het beste wat mijn ziekte me heeft gebracht. Hoe goed of
slecht ik me ook voel, ik probeer elke dag bewust te waarderen wat ik allemaal
wél kan en probeer op z’n minst één doel te stellen, dat ik die dag van mezelf
moet en kan behalen. Het klinkt heel simpel en eigenlijk is het dat ook.

Ikzelf bedenk het vaak al bij het opstaan. Welk realistisch doel zet ik vandaag
bovenaan mijn to-dolijst? Eentje waarvan ik zeker weet dat ik het die dag kan
afstrepen, maar waar ik nog wel iets voor moet doen. Probeer het maar eens.
Het maakt je dagen echt leuker.

LIJSTJES
De een verafschuwt ze en de ander zweert erbij: lijstjes. Ik maak ze overigens
zelf al jaren, want ze geven me structuur, overzicht en een opgeruimd hoofd.
Of je ze nu gebruikt voor de boodschappen of om je doelen te behalen; alles is
goed. Ikzelf begin mijn lijstjes altijd met iets wat ik reeds afgerond heb, zodat
ik iets om af te vinken heb. Je moet jezelf toch een beetje gemotiveerd
houden, hè? Daarna volgen de punten die er echt toe doen. Het belangrijkste
is om je punten behapbaar en realistisch te maken, zoals ik hiervoor al
schreef. Nu is dat natuurlijk vrij makkelijk als je ‘melk’ of ‘courgette’ opschrijft
voor je boodschappenlijstje, maar bij een lijstje over je toekomstdromen ligt
het allemaal net wat complexer.
Mijn hele telefoon staat er werkelijk vol mee. To-dolijsten,
bedrijfsplannen, zinnen voor in dit boek. Alles wat er in mijn hoofd oppopt
schrijf ik op, zodat ik het niet vergeet. Vaak krijg ik de creatiefste ideeën vlak
voordat ik in slaap val, waarbij ik er in het begin van overtuigd was dat ik
deze wel zou onthouden en ik ze dus niet opschreef, maar als ik dan de
volgende dag wakker werd, had ik geen idee meer welk briljant bedrijfsplan ik
in mijn hoofd had. Misschien heb ik wel miljoenen misgelopen! Weet jij veel.
Sindsdien schrijf ik dus alles op, te beginnen met een klein, realistisch doel
dat ik zeker weten ga behalen. Als ik dat doel die dag af kan vinken heb ik in
elk geval voldoening uit mijn dag gehaald. Mocht je van iets meer uitdaging
houden, schrijf er dan een aantal per dag op, maar zorg wel dat je ze ook
daadwerkelijk kunt behalen, want anders eindig je strontchagrijnig, huilend,
met een zak chips op de bank en lig je te balen over dat vijfde punt op je to-
dolijst dat je niet gedaan hebt, terwijl je de overige vier punten wél afgestreept
hebt. Het is iets psychisch, want als je jezelf aan het begin van die dag drie
doelen had gesteld, was je alleen maar trots geweest op dat vierde extra punt.
Dezelfde uitkomst kan dus een totaal andere mate van voldoening geven,
puur en alleen omdat je je verwachtingen managet voordat je begint.

Met het schrijven van dit boek ben ik ook vaak de fout in gegaan. ‘Vandaag
ga ik een heel thema uitschrijven.’ Had ik aan het eind van de dag een half
thema uitgeschreven, dan kon ik er niet trots op zijn, want ik had een veel
groter doel gesteld. Zo werkt het eigenlijk met alle doelen die je stelt. Maak
ze realistisch. Natuurlijk mag je grote dromen hebben voor de toekomst en ik
vind het zelf altijd heel prettig om deze te noteren (met behulp van
journaling), zodat ik ze later weer terug kan lezen en kan zien wat ik allemaal
behaald heb. Anderzijds zeg ik ook altijd maar zo: the sky is the limit, maar
maak jezelf niet ongelukkig als je op je dertigste nog geen miljonair bent.
Dream big, but realistic. En maak kleine tussenstapjes, waarmee je toewerkt
naar een groter doel. Zo houd ik mezelf altijd gemotiveerd om een doel te
bereiken en door die kleine succesmomentjes tussendoor voelt het grote doel
steeds haalbaarder.
Deel 5:
MINDSET
‘A positive mindset brings positive things.’
– Phillip Reiter
Al van jongs af aan heb ik best veel angsten gekend. Ik was altijd bang dat de
mensen van wie ik veel hield, zoals mijn opa en oma’s, mijn ouders of mijn
zusjes, ziek zouden worden of de pijp uit zouden gaan. Met name mijn opa
en oma’s overigens, want gezien hun leeftijd zou hun vertrek naar de hemel
waarschijnlijk als eerste plaatsvinden. Gelukkig heeft het lang geduurd
voordat die angsten werkelijkheid werden, aangezien mijn oma’s ver boven de
tachtig zijn geworden en mijn opa op het moment van schrijven negentig jaar
en springlevend is. Mijn andere opa heb ik nooit gekend, aangezien hij
verongelukte op zijn 57e, dus over de angst om hem te verliezen hoefde ik me
geen zorgen meer te maken.
Ik denk dat veel van mijn angsten voortgekomen zijn uit mijn seksualiteit.
Wanneer je vriendengroep op de middelbare school voornamelijk uit meisjes
bestaat, je liever Mean Girls kijkt dan een James Bond-film en je twee polo’s
over elkaar draagt en niet eens weet hoe een voetbal eruitziet, val je niet
bepaald in het stereotype ‘stoere jongen’. Helemaal niet in een dorp. Alle
jongens uit mijn klas hielden van voetbal spelen en kijken, zaten achter ‘de
vrouwtjes’ aan en gaven relatief weinig om mode. Al snel voel je je de
vreemde eend in de bijt en lijk je niet te passen in de norm van de
samenleving.

In het boek Fluwelen woede bespreekt Alan Downs uitgebreid hoe het is om
als homo op te groeien en dat heeft me op latere leeftijd enorm veel inzichten
gegeven. Omdat we leven in een heteronormatieve samenleving wijk je (in
het beste geval) af van de norm als je valt op hetzelfde geslacht, en in het
slechtste geval krijg je te maken met agressie, haat en onbegrip. Uiteraard
heeft dat effect op je, omdat je je anders of minderwaardig voelt.
Dat ik jongens interessanter vond dan meisjes had ik wel door, maar omdat er
helaas geen Bradley Cooper of Brad Pitt in ons dorp woonde werd ik niet
verliefd op jongens uit ons dorp en hoopte ik dat het ‘een fase’ zou zijn en nog
‘zou verdwijnen’, maar dat deed het natuurlijk niet. Ik ben gelovig opgevoed,
maar het dagelijkse gebedje dat ik aan mijn wonderbaarlijke homogenezing
besteedde werd niet verhoord. Achteraf gezien wilde God natuurlijk gewoon
dat ik een leuke man tegen zou komen en dat ik daar heel gelukkig mee zou
worden, maar dat kon ik toen nog niet geloven.
Ik heb jarenlang met meisjes geëxperimenteerd, in de hoop dat ik verliefd
zou worden, maar toch viel het niet tegen te houden dat ik mannen leuker
vond dan vrouwen. Tijdens mijn hele middelbareschool- en studententijd heb
ik niet met jongens geëxperimenteerd. Pas toen ik in Amsterdam ging wonen
en werken zag ik dat het ook anders kon. Een knappe, stoere collega van me
vertelde dat hij dat weekend met zijn vriend naar zijn moeder ging, terwijl ik
geen moment door had gehad dat hij homoseksueel was. Er ging voor dit
naïeve dorpse knulletje een heel nieuwe wereld open. Ik voelde me ook een
beetje stom, omdat ik zelf ook had kunnen bedenken dat niet alle homo’s met
een roze boa om hun nek en kwastjes op hun tepels op een Gay Pride-boot
staan te dansen, zoals ik vroeger op televisie zag, maar gek genoeg keek ik
niet verder dan mijn neus lang was. Of misschien durfde ik dat niet, omdat ik
wist dat er dan geen weg meer terug zou zijn. Ik besefte op dat moment ook
heel erg dat ik toentertijd had gewild dat er vroeger meer representatie van de
lgbtqi+-community op televisie was geweest, in allerlei vormen en maten.
Gelukkig is dat tegenwoordig steeds meer zo, waardoor tieners zich hopelijk
sneller erin kunnen herkennen en inzien dat hoe zij zijn niet raar is.

Inmiddels heb ik geleerd dat het superbelangrijk is om open te zijn over alles
wat jij vindt, denkt en vooral bent. Als je dat niet doet, kan je lijf op een
gegeven moment letterlijk gaan protesteren. Toen ik in Amsterdam kwam
wonen en begon uit te zoeken op wat voor manier ik mannen leuk vond en
wat mijn type dan zou zijn, vond ik dat in het begin heel erg spannend. Om
eerlijk te zijn vond ik de fase waarin ik nog half in de kast zat maar er met één
been al buiten stond (in de Reguliersdwarsstraat) een van de spannendste
fases uit mijn leven. Het was een ontdekkingstocht die ik met vrijwel
niemand deelde, maar op een gegeven moment begon het aan me te knagen
en begon ik minder goed te functioneren. Ik werd letterlijk ziek van het
geheim dat ik met me meedroeg.
Een goed voorbeeld daarvan is een situatie waarbij ik met vrienden op een
terras zat. In die tijd was een aantal vrienden wel op de hoogte van mijn
geaardheid, maar een groot deel ook nog niet. Ik zat te borrelen met vrienden
die ervan op de hoogte waren, maar later zouden er vrienden aanschuiven die
nog van niets wisten. Voor hun komst begon ik de rest te instrueren dat ik
‘nog even geen homo was’ en ze het er dus niet over mochten hebben. En dat
allemaal uit angst om niet geaccepteerd te worden. Op dat soort momenten
was ik superalert en stond ik constant onder spanning, omdat ik bang was dat
iemand zijn mond voorbij zou praten.

Maandenlang heb ik getwijfeld of ik het wel aan mijn omgeving wilde


vertellen. Zouden ze me nog wel aardig vinden? Zouden ze überhaupt nog
wel met me om willen gaan? Of zouden ze anders naar me kijken en me liever
niet meer meevragen naar bepaalde evenementen? Ik had voor mijn coming-
out een brief geschreven, die ik naar mijn familie wilde sturen, terwijl ik zeker
wist dat mijn familie supergoed zou reageren. Ik vond het gewoon eng en heb
het daarom een tijd uitgesteld. Pas op mijn 21e kwam ik uit de kast. Mijn
zusjes hadden meerdere vrienden die homo waren en daar werd nooit iets
raars over gezegd, dus ik had kunnen weten dat mijn geaardheid gelijk
geaccepteerd zou worden. En toch is het anders als het over jezelf gaat. Dan
wordt het allemaal een stukje ingewikkelder.
Mijn vrienden reageerden uiteindelijk allemaal superlief en vonden het niet
verrassend, maar ze wilden dat ik het zelf, op mijn eigen tijd, aan hen zou
vertellen, zodat ik geen druk zou voelen. De opmerking die mijn vader als
eerste maakte zal ik ook nooit vergeten: ‘Dan hoop ik maar dat je zusje
lesbisch is, want het lijkt me zo leuk om een schoondochter te hebben.’ Die
heeft hij overigens nooit gekregen, want mijn zusje is hetero, maar inmiddels
is hij heel blij met al zijn schoonzoons.

Wat ik van mijn eigen situatie en struggles geleerd heb is eigenlijk heel simpel
en zou ik iedere jonge homo die nog in de kast zit willen meegeven: mensen
zijn helemaal niet zoveel met jou bezig als jijzelf denkt. Natuurlijk zijn er
uitzonderingen en zijn er families of vriendengroepen die er wél moeite mee
hebben en dat wil ik zeker niet bagatelliseren, maar in de meeste gevallen
maakt het mensen niet zoveel uit wat jij met je leven doet. Mensen zijn
namelijk vooral met zichzelf bezig.
Dat laatste geldt voor heel veel situaties, ook voor mijn angsten. Ik heb
bijvoorbeeld een periode gehad waarin ik veel te veel op mijn hoede was,
waardoor ik constant extreme spanning voelde bij doodgewone situaties. Zo
was ik bijvoorbeeld bang dat iedereen naar me keek, omdat ik een bijzonder
kapsel had ontwikkeld, vanwege het gebruik van een foute shampoo. Ik kan
er nu heel hard om lachen want het bleek geen ‘shampoo voor blond haar’ te
zijn maar ‘shampoo om blond haar te krijgen’, maar ze hadden er net zo goed
‘geel’ op kunnen zetten, want daar neigde mijn haarkleur na gebruik eerder
naar. Als ik dan in een restaurant of op een terras zat, dacht ik dat mensen
continu naar mijn haar keken en ze er met elkaar over roddelden, terwijl in
werkelijkheid niemand überhaupt naar me keek. Ze waren namelijk alleen
met zichzelf bezig.

Op de een of andere manier ontwikkelde ik in mijn jongere jaren allerlei


verschillende angsten. Ik was dus al bang dat mensen me zouden laten vallen
vanwege m’n geaardheid, ik was een periode onzeker over mijn uiterlijk, mijn
ouders waren gescheiden en ik was bang wat men daarover zou zeggen, en als
klap op de vuurpijl was ik bang om ziek te worden. Ik werd een heuse
hypochonder. Elke ziekte waar ik over las, betrok ik meteen op mezelf en met
die gedachte ging ik vervolgens volledig aan de haal.
Was ik een beetje moe? Dan had ik pfeiffer. Was ik ergens door gestoken?
Dan had ik de ziekte van Lyme. Of had ik een wondje? Dan moest mijn been
eraf. En zo ging het maar door. Door mijn angsten heb ik in mijn hoofd alle
ziektes al een keer doorgemaakt. In 2015 ging ik in behandeling bij een
psycholoog omdat alles me te veel werd. Mijn hoofd zat vol en ik werd er
lichamelijk en geestelijk ziek van. Wilde ik dit oplossen, dan móést ik erover
praten. Ironisch genoeg kreeg ik juist op het moment dat we bezig waren met
mijn hypochondrie (en dan met name met het feit dat het een irreële angst
was) de diagnose kanker. Hoe verzin je het? Alsof ik de Law of Attraction
even wat verkeerde signalen had gegeven. Mijn grootste angst werd
bewaarheid.
Het klinkt misschien raar, maar juist doordat ik kanker kreeg is mijn
hypochondrie zo goed als verdwenen. Ik was jarenlang bang om deze meest
gevreesde ziekte te krijgen, maar het feit dat ik die kreeg en ik er na zes jaar
nog steeds ben, heeft me doen inzien dat niet alles zo zwart-wit is als het in
mijn hoofd leek. Natuurlijk vind ik het soms nog steeds eng, maar als er een
kankercel in je lichaam gevonden wordt, hoeft dat nog niet gelijk te
betekenen dat je even later met een bos bloemen op je buik tussen zes
planken de grond in getakeld wordt. En daarbij worden juist doordat ik
kanker heb al die andere potentiële kwalen en ziektes onbelangrijk. Ik heb
dus nog maar één overkoepelende angst, en dat is doodgaan aan de kanker.
De rest interesseert me niet zoveel en dat is, om even te doen aan ‘omdenken’,
best overzichtelijk. Het krijgen van kanker heeft mij dus op een rare manier
van m’n hypochondrie afgeholpen, al had ik het natuurlijk liever op een
andere manier uit mijn systeem gekregen.

Eigenlijk lijkt dit erg op exposure, een techniek die vaak toegepast wordt bij
mensen met dwangneuroses. Als je in je hoofd een angst hebt gecreëerd, stel
je daarbij zelf allerlei voorwaarden. ‘Als ik dit niet doe, dan word ik ziek of ga
ik dood,’ terwijl dit natuurlijk eigenlijk nergens op slaat. Toen ik zo bezig was
met wat andere mensen van mij en mijn kanariegele haar vonden, was het
ook mijn eerste reactie om het terras te vermijden waar ik het idee had gehad
dat mensen me aan hadden zitten staren, maar wanneer je dat doet geef je
juist aan je angst toe en wordt het een olievlek die zich steeds verder uitbreidt.
Je moet juist weer naar datzelfde terras gaan om de confrontatie met je angst
aan te gaan. Alleen zo los je het probleem in je hoofd op. Zoals mijn moeder
altijd zong: ‘Wij gaan op berenjacht, recht erdoorheen.’ En dat is in mijn
beleving echt het enige wat werkt.

BIJGELOOF
‘De zon schijnt, dus het wordt goed nieuws vandaag,’ zeggen mijn familie en
ik altijd tegen elkaar als het lekker weer is en ik een afspraak in het ziekenhuis
heb. Waar de ene voetballer een geluksonderbroek draagt tijdens een
belangrijke wedstrijd, heb ik bepaalde kleren die ik juist niet meer draag als ik
naar het ziekenhuis moet, omdat ik deze associeer met slecht nieuws.
Hoewel ik donders goed weet dat de temperatuur van de dag of het
specifieke paar schoenen dat ik draag niet de doorslag gaan geven over de
uitslag van mijn scan, houd ik me er toch elke keer aan vast. Want waarom
zou je de goden verzoeken, toch?
Als ik een keer slecht nieuws heb gehad in een volledig zwarte outfit, zal
niemand in het hele Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis mij ooit nog in
deze (sowieso ietwat droevige) kleur zien lopen. De klavertjesvier die
verschillende mensen me hebben gegeven zal ik ook nooit wegdoen, evenals
de honderden kaartjes die ik van mensen kreeg tijdens mijn ziekteproces. In
mijn hoofd zou dat ongeluk brengen, dus dan lijkt het me beter om het
zekere voor het onzekere te nemen: bewaren, die handel. Al moet ik m’n
muren ermee behangen om ze allemaal kwijt te kunnen, ik doe het.
In de Dikke Van Dale wordt de term ‘bijgeloof’ omschreven als:

‘Een niet op godsdienst of wetenschap gebaseerd geloof. Het houdt


meestal in dat er iets veroorzaakt zou kunnen worden door
bovennatuurlijke krachten of machten. Door bepaalde handelingen uit te
voeren zou men deze krachten kunnen neutraliseren, oproepen of
bijsturen.’

Wij mensen zijn allemaal op zoek naar houvast, en het grote aantal
geloofsovertuigingen is daar een goed voorbeeld van. Voor ieder mens is er
wat wils en dus kun je je aansluiten bij een baptistengemeente, een
hindoeïstisch gezelschap, een moslimgemeente en talloze andere religies.
Houvast geeft vertrouwen, moed en hoop. Voor mij in elk geval. Of het nu
bijgeloof is of niet en in welke god je ook gelooft of juist niet, het doet er niet
toe. Het gaat erom dat je op zoek gaat naar wat jóú een fijn houvast geeft. En
als dat een geluksonderbroek is, be my guest!
Pas alleen wel op dat het niet dwangmatig wordt. Wanneer je in de auto
naar het ziekenhuis zit en je merkt dat je je zelfbenoemde geluksarmbandje
niet omhebt, hoef je niet terug te rijden om het op te halen. Tenminste: niet
omdat je denkt dat de uitslag van een scan daardoor ook maar enigszins
beïnvloed wordt, want dat is natuurlijk totale onzin. Haal het armbandje
vooral wel op als het je een stukje rustiger maakt, maar zie het dan als een
knuffel die je als kind bij je had om je fijn te voelen in plaats van als een
tovermiddel dat je op wonderbaarlijke wijze zal genezen als je het draagt.
Het afgelopen jaar heb ik namelijk iets te vaak meegemaakt dat mijn
bijgeloof niet het gewenste effect had en dus heb ik besloten om mezelf aan
gedragstherapie te onderwerpen, in de vorm van de hiervoor al genoemde
exposure. Zo was het een tijdje terug ontzettend rotweer, had ik een
slechtnieuwsoutfit aan en had ik de dagen ervoor alcohol gedronken (wat in
mijn bijgeloof betekent dat ik daar narigheid van ga ondervinden) en tóch
kreeg ik een uitslag die meeviel. Het kan dus wel. En logisch ook, want hoe
kan een armbandje of een onderbroek nou invloed hebben op de cellen in
jouw lichaam? Ik denk niet dat er ooit kankercellen zijn geweest die samen in
overleg zijn gegaan en besloten hebben deze keer niet te gaan woekeren
omdat ze dat leuke armbandje van Ruud uit Indonesië om zijn arm zagen
prijken.
Waar ik stiekem wél een beetje in geloof, en noem me zweverig, is het
krijgen van tekenen van ‘het universum’. Misschien kan ik het beter
omschrijven als ‘een teken’ waar ik zelf betekenis of een interpretatie aan heb
gegeven. Ik heb zelf ook geen idee of dat dan mijn overleden oma, een god of
een energie is, maar in mijn leven gebeuren soms zoveel dingen die té
toevallig zijn en me daardoor aan het denken zetten, dat er in mijn optiek wel
‘iets’ moet zijn. Een goed voorbeeld hiervan is de groene sprinkhaan.

GROENE SPRINKHAAN
Al een aantal jaren, als er ingrijpende dingen in mijn leven gebeuren, popt er
een groene sprinkhaan in mijn leven op. Er komt dan vrijwel altijd een grote
verandering aan en het is tot nu toe altijd een positief teken geweest. Het lijkt
soms wel een bevestiging voor wanneer ik me uit balans voel of me afvraag of
ik wel op de goede weg ben.

Volgens de spirituele leer staat de groene sprinkhaan voor het volgende:

‘De sprinkhaan springt rond in ruimte en tijd en handelt in vertrouwen.


De sprinkhaan springt zonder te weten waar hij landt. De sprinkhaan
staat voor astraal reizen, stapt over obstakels heen en maakt nieuwe
stappen vooruit. Ook bezit de sprinkhaan het vermogen om snel van
carrière te veranderen.’

Een paar jaar geleden zat er elke dag een groene sprinkhaan op mijn scooter.
Het voelde als mijn huisdier en soms, als ik hem even niet zag, voelde ik me
ontheemd. In weer en wind zat hij er. Soms ietwat verstopt, maar dan kwam
hij tijdens het rijden opeens vanachter mijn windscherm tevoorschijn en
keerde de rust weder. In die periode ging alles me voor de wind. Ik ontmoette
mijn vriend, met wie ik nog steeds samen ben, ik maakte de ene na de andere
stap op mijn werk en we kregen de kans om in een prachtig appartement in
Amsterdam aan het Vondelpark te gaan wonen. Op een dag was de
sprinkhaan weg. Ik wachtte nog op het moment dat hij vanachter mijn
windscherm of kilometerteller tevoorschijn zou komen, maar hij was er echt
niet meer. En precies toen kreeg ik te horen dat ik weer kanker had.
Maandenlang heb ik de groene sprinkhaan niet meer gezien. Tot twee
dagen voor de uitslag van een van mijn scans. Hij zat opeens in ons huis, op
een jas aan de kapstok en gaf me (verklaar me voor gek) gelijk weer een beetje
hoop. Toen we op 2 september 2019 in het ziekenhuis zaten, bleek alle
kanker weg te zijn. Het voelde als een bevestiging van iets wat ik ergens al
wist, maar ik vond het gênant om dat met mensen te delen.

Helaas ging het daarna een hele tijd weer slechter, toen de kanker terug bleek
te zijn. In die periode heb ik geen enkele groene sprinkhaan gezien, ook al
zocht ik er soms bijna bezeten naar. Toen ik bijna een jaar later, in
augustus 2020, hoorde dat mijn behandeling niet meer goed aansloeg
gebeurde er wederom iets wonderlijks. Mijn zusje zat in Italië en zag ten tijde
van mijn gesprek met de arts een enorme felgroene sprinkhaan op de stoel
naast haar zitten. Ze had het me niet verteld omdat ze dacht dat één
sprinkhaan niet heel veel bijzonders betekende.
Toen ze terug was in Nederland kwam ze gelijk naar mijn moeders huis
toe, waar ik ook was. Ik vertelde haar over de Chinese medicatie die ik getipt
had gekregen van een regisseur van Nederland staat op tegen kanker. Het ging
om medicinale paddenstoelen in capsulevorm, die in de westerse geneeskunde
niet zo serieus worden genomen maar waarvan de regisseur bij verscheidene
mensen positieve resultaten had gezien. Terwijl ik hierover vertelde pakte ik
een fles wijn van tafel om open te maken en toen zag ik dat er iets op de kurk
zat. Je raadt het al: het was een felgroene sprinkhaan.
De volgende dag bestelde ik de pillen. Het voelde alsof ik zelf al een start
had gemaakt om mijn lijf iets gezonder te krijgen, terwijl ik in de tussentijd
nog een paar weken moest wachten totdat alle artsen met elkaar overlegd
zouden hebben over mijn nieuwe behandelplan. Op het moment dat ik het
over de pillen had met mijn moeder, voelde ik iets kriebelen op mijn been.
Een felgroene sprinkhaan liep over mijn lijf en, I kid you not, liep helemaal via
mijn hals naar mijn hoofd toe, naar de plek waar in 2015 mijn eerste
melanoom zat.
Elke keer als ik het over de Chinese medicatie had, popte er een groene
sprinkhaan op, wat voor mij echt voelde als een teken dat ik ermee door
moest gaan. Zo besprak ik het met mijn vader aan de telefoon toen ik weer
thuis was en zag ik een schaduw boven mijn hoofd. Toen ik er met een
lampje op scheen zag ik wederom een felgroene sprinkhaan zitten. Deze keer
op mijn plafond, vierhoog, in Amsterdam. Ik moet bekennen dat er toen even
een traan over mijn wang liep omdat het inmiddels zo vertrouwd begon te
voelen dat wanneer ik een keuze moest maken, er een felgroen exemplaar
tevoorschijn kwam.

Om een lang verhaal kort te maken: het zien van de vele sprinkhanen heeft
me enorm veel houvast gegeven, maar die ‘tekenen van het universum’ blijven
bijgeloof en geen wetenschap. Toen mijn artsen met een behandelplan
kwamen en ik de Chinese pillen aan hen voorlegde, waren ze niet enthousiast
over de combinatie ervan met de medicatie die zij voor me in gedachten
hadden. Ik vroeg of ik de Chinese pillen eerst twee maanden mocht
uitproberen, maar ook dat vonden ze geen goed idee. Ik moest zo snel
mogelijk starten met het behandelplan om een grotere kans van slagen te
hebben. Om die reden heb ik ervoor gekozen om niet aan de Chinese pillen
te beginnen, hoeveel ‘signalen’ ik ook had gekregen van het ‘universum’. Ik
snap dat heel veel mensen zeggen dat je naar je gevoel moet luisteren, maar ik
denk dat artsen niet voor niets zo lang gestudeerd hebben om de vele zieke
mensen op de wereld beter te kunnen maken.
Sinds ik de keuze heb gemaakt om de behandeling van de artsen aan te
gaan heb ik geen enkele groene sprinkhaan meer gezien, en er is inmiddels
alweer bijna een jaar verstreken. Een jaar met veel tegenslagen, maar óók een
jaar waarin de medicatie die de artsen hebben voorgeschreven goed bij mij
bleek te werken en de tumoren enorm liet krimpen.
De Chinese pillen zitten nog altijd in mijn achterhoofd en ik ben stiekem
best benieuwd naar hun effect in vergelijking met mijn huidige medicatie,
maar het risico is simpelweg te groot. En dan kies ik in dit geval, waarin de
behandelopties steeds meer op beginnen te raken, toch liever voor mijn
boerenverstand en de wetenschap. En die Chinese pillen? Die houd ik dan
mooi nog achter de hand.

LAW OF ATTRACTION
Om nog even door te gaan met een onderwerp dat door velen als zweverig
wordt gezien, wil ik de Law of Attraction behandelen, oftewel de ‘wet van
aantrekking’. Het is een stuk minder zweverig dan je zou denken. Heel
simpel gezegd gaat het erover dat je focust op wat je wél wilt, in plaats van op
wat je niet wilt.
Veel mensen zijn goed in klagen en focussen zich vooral op het negatieve.
Ze zeggen bijvoorbeeld dat ze hun huis te klein vinden, dat ze zichzelf te dik
vinden of dat ze hun werk niet leuk vinden, terwijl dat averechts werkt bij je
doelen behalen en dingen veranderen. Ik geloof er niet in dat de Law of
Attraction een soort toverspreuk is, waarbij je door alleen maar aan geld te
denken miljonair wordt, maar ik geloof wel dat het je focus verlegt en dat dát
is waardoor het vaak slaagt.
Als ik de hele dag ga denken aan hoe weinig geld ik heb, ligt mijn focus
wel op geld maar niet op de juiste intentie. Wat je wilt is meer geld creëren,
dus door vaak te denken aan hoe je meer geld kunt krijgen, focus je op dingen
die geld op kunnen leveren en dus is de kans groter dat je op creatieve ideeën
komt om dat te bereiken.
Laat ik heel duidelijk zijn over het feit dat ik niet geloof dat ik mezelf kan
genezen door me alleen maar voor te stellen dat ik beter ben. Als het zo
simpel was, hoefde niemand deze ellende meer mee te maken en dat is helaas
niet hoe het werkt. Wat ik wél geloof is dat je focus leggen op beter worden,
je kan helpen in je proces. Door alleen maar te denken dat je nooit meer beter
wordt en je doodgaat, breng je je lijf in een gestreste staat en dat is nooit goed
voor je gezondheid. Door te focussen op genezing, kom je misschien op meer
ideeën over hoe je daaraan bij zou kunnen dragen, voor zover dat mogelijk is
uiteraard, naast het volgen van de behandelingen in het ziekenhuis. Je bent
simpelweg ontvankelijker voor dingen die je zouden kunnen helpen in je
proces, als je er veel aan denkt.
Het is een stuk simpeler dan je zou denken. Als je erover twijfelt om een
baardje te laten staan, verleg je je focus en wordt je aandacht getrokken door
alle mannen met baardjes die je ziet rondlopen. Of als je een nieuwe opoefiets
wilt, is de kans groot dat je die eveneens overal ziet, omdat je er continu mee
bezig bent. Dit wil natuurlijk nog niet zeggen dat je ook daadwerkelijk zo’n
fiets kunt kopen of een baard kunt laten staan, want het is van veel meer
dingen afhankelijk, maar ik bedoel ermee te zeggen dat je blikveld kleiner
wordt omdat je je focust op hetgeen je graag zou willen. Doordat je die
constante focus hebt op hetgeen je wilt is de kans groter dat het je ook gaat
lukken, omdat er dan weinig ruimte is voor afleiding. En zonder afleiding en
met focus ben je nu eenmaal meer geneigd om je doelen te behalen.

KANKERYOGA
Ken je dat gevoel dat je midden in een bomvolle, ongeorganiseerde
kledingwinkel staat en dat je oog valt op precies dat ene blauwe shirt waar je
al een tijd naar zocht? Nou, dat had ik in 2019 dus in het ziekenhuis. Op de
informatieafdeling weliswaar. Ik kwam daar nooit, maar op de een of andere
manier nam ik er die dag een kijkje en werd mijn aandacht getrokken door
een flyer waar H-Yoga op stond. Speciaal voor mensen met kanker. En daar
was ik nu net naar op zoek. Dat had die Law of Attraction toch maar mooi
even gerealiseerd.
Op de flyer stond dat het ging om een yogacursus waarbij visualisatie een
belangrijk onderdeel was en dat was precies waar ik me in die periode in aan
het verdiepen was. Ik belde het nummer op de flyer en kon de volgende dag
al meedoen met een les.
Waar ik iets minder goed over nagedacht had, was het feit dat er in die
periode, vlak na de operatie van de tumor op mijn rug, een gat van veertien
bij zes centimeter achter was gebleven, met daarin een vacuümpomp
bevestigd om de boel sneller te laten helen. Niet echt handig als je naar een
yogales gaat. Op de scooter.
Met mijn vacuümpomp opgerold in een Louis Vuitton-weekendtas
(chiquer wordt het niet), terwijl de slangetjes onder mijn shirt vandaan
kropen, stapte ik op de scooter, op weg naar de yogales. Daar trof ik zo’n tien
vrouwen van boven de vijftig aan. Ieder met haar eigen verhaal over kanker,
variërend van genezen vrouwen tot vrouwen die midden in een
behandeltraject zaten.
Doordat iedereen die aan kankeryoga meedoet ziek is of ziek is geweest,
worden er geen vragen gesteld. Je mag alles op je eigen tempo doen en alles is
oké. Toen ik binnenkwam stelde ik me meteen voor aan alle dames en o, o,
dat veroorzaakte de nodige reuring. Een man! Op de yogacursus! Normaal
begon de les klaarblijkelijk in stilte en die had ik doorbroken. Veel van de
vrouwen volgden deze lessen al maanden, maar kenden elkaar niet eens. Wist
ik veel. Het was in elk geval heel gezellig.
De les begon en ik kwam erachter dat ik door de wond op mijn rug aan
geen enkele oefening mee kon doen. Ik heb de les dus liggend (op mijn zij)
doorgebracht en dat beviel me eigenlijk best goed. Ik was helemaal zen, met
name bij het tweede onderdeel van de les: het meditatiegedeelte. Ware het
niet dat de batterij van mijn vacuümpomp precies op dat moment leeg raakte
en ik ieders sawasana (‘lijkhouding’ in yogataal) had verstoord met mijn
tikkende tijdbom. Ik dank alle goden dat ik een oplader mee had, want
anders had het apparaat de hele weg naar huis gepiept of was het vacuüm eraf
geweest en had ik weer naar het ziekenhuis gekund voor een nieuwe pomp.
Na een ietwat stressvolle yogales met mijn tien nieuwe vriendinnen wist ik
dat ik hier niet nog eens naartoe zou gaan. Ik voelde me een vreemde eend in
de bijt en vond twintig euro per les ook best duur voor iets waarbij ik aan
geen enkele oefening mee kon doen. Gelukkig verkocht de yogadocente ook
allerlei cd’s die ze zelf had opgenomen, zodat ik de yoga ook thuis kon
beoefenen. Yoga nidra leek haar het meest geschikt voor mij.
Ik kocht de cd, verdiepte me in wat yoga nidra nu eigenlijk is en begreep
meteen waarom ze dat bij mij vond passen. Yoga nidra betekent namelijk
‘slaap van de yogi’. Je brengt de hele sessie liggend op je rug door. Ja, dat
paste inderdaad wel bij mij, ook al moest ik het de komende tijd op mijn zij
doen, vanwege het gapende gat in mijn rug.
Bij yoga nidra wordt een combinatie van meditatie, visualisatie en hypnose
toegepast, met als doel je lichaam in een bepaalde staat van zijn te krijgen, de
zogeheten deltastaat, waarbij het zelfhelend vermogen wordt aangesproken.
Het is een soort staat net tussen slaap en waken in, die je lichaam doet
herstellen. En dat is als kankerpatiënt natuurlijk precies wat je wilt. Ik wilde
visualiseren dat mijn lichaam zichzelf ging helen, maar uiteraard wel door
middel van de ziekenhuisbehandelingen en medicatie. Met de
visualisatie/meditatie wilde ik zorgen dat mijn lijf in de desbetreffende
deltastaat kwam, zodat ik mijn steentje bij kon dragen.
Nadat ik de cd van de yogadocente zo vaak had afgespeeld dat ik hem uit
mijn hoofd kende, ging ik verder zoeken. Ik kwam uit bij House of
Deeprelax, opgericht door Eliane Bernhard. Een online platform dat zich
uitsluitend richt op yoga nidra. Eliane heeft zichzelf door middel van deze
vorm van yoga genezen van pijnen die volgens haar artsen chronisch waren en
dus nooit meer weg zouden gaan.
Soms heb ik het gevoel dat bepaalde dingen in je leven zo gaan als ze
moeten gaan volgens, daar heb je het weer, ‘het universum’. Ik was naar iets
op zoek, mijn aandacht werd ernaartoe getrokken (Law of Attraction), ik
werd via de yogalerares doorverwezen en uiteindelijk vond ik Eliane en haar
platform.
Ik maakte een account aan op House of Deeprelax en begon de sessies te
beluisteren. Het heeft mij enorm geholpen in stressvolle, pijnlijke en
onrustige periodes. Uiteindelijk heb ik gedurende mijn hele ziekteperiode
elke dag yoga nidra beoefend en is dit inmiddels een gewoonte geworden die
ik mijn hele leven voort wil blijven zetten, ongeacht hoe het met mijn
gezondheid gesteld is. Tot op de dag van vandaag luister ik elke dag een
sessie, of het nu overdag is om even op te laden of juist voor het slapengaan,
om echt tot rust te komen.

Omdat ik zo onder de indruk was van wat yoga nidra met mijn lichaam en
geest deed, besloot ik Eliane een mail te sturen. Ik hoopte dat ze misschien
een sessie kon inspreken die extra zou aansluiten op mijn situatie. Haar mail
terug was hartverwarmend. Ze stuurde me het boek You Are The Placebo van
Joe Dispenza op en bood aan om bij me langs te komen voor een livesessie.
Eenmaal bij mij thuis hebben we uren gepraat. Het leek alsof we elkaar al
jaren kenden en beiden hadden we het gevoel dat het de goede kant op ging
met mijn gezondheid. Vervolgens ging ik op een matje in mijn eigen
woonkamer liggen en leidde Eliane me door de yoga-nidra-sessie heen. En ik
kan je vertellen: dat is live nog veel intenser dan wanneer je het op je iPhone
beluistert.
Yoga nidra staat gelijk aan een paar uur slaap en zorgt dus dat je lichaam
herstelt. Mijn vriend en ik zijn inmiddels groot fan en ik hoop dat de hele
wereld straks inziet hoe belangrijk deze rustmomenten voor de mens zijn.
Vaak beginnen mensen pas met dit soort dingen als het niet meer goed met
ze gaat, fysiek of mentaal. Juist op de momenten dat het wél goed gaat, moet
je jezelf blijven ‘verwennen’ met dit soort ontspanningsmomenten, aldus
Eliane. En dat kan ik alleen maar beamen.

MANIFESTEREN: DANKBAARHEID, VISUALISATIE EN


MEDITATIE
Eigenlijk sluiten de Law of Attraction en yoga nidra perfect op elkaar aan.
Voor degenen die het interessant vinden, zal ik kort vijf oefeningen geven, die
ik van The Green Guide heb en die ik altijd toepas om mijn doelen te
bereiken, oftewel dingen te manifesteren. Doe ermee wat je wilt!

1. Dankbaarheid
Stress en andere vormen van negativiteit zijn heel slecht voor je lijf. Het
gevoel van dankbaarheid brengt je lichaam daarentegen in een rustige
modus, waardoor het zich niet hoeft te verweren tegen alle stress en goed
kan herstellen. Ik probeer dus vooral te focussen op wat ik wel heb in
plaats van op wat er in mijn leven nog ontbreekt. Als je dankbaar bent
voor wat je al hebt, trek je – als je in de Law of Attraction gelooft – meer
aan om dankbaar voor te zijn.

2. Mindfulness
Het klinkt weer lekker corny voor velen, maar probeer ‘mindful’ en dus
‘in het moment’ te zijn. Ik weet niet of ik er over een aantal jaren nog
ben, net als iedereen eigenlijk, dus leef ik heel bewust in het nu. Dat is
wel iets wat je moet trainen, want het is makkelijker gezegd dan gedaan.
Meditatie (en dus ook yoga nidra) heeft me daar ontzettend bij geholpen,
omdat je in deze geleide sessies langs alle delen van je lichaam gaat en je
continu je aandacht ergens bij moet hebben en je gedachten die
binnenkomen moet laten zijn voor wat ze zijn. Oefening baart kunst.
3. Visualiseren
Sommige mensen maken een vision board, maar ik doe het gewoon in
mijn hoofd, deels omdat ik niet zo’n knutselfan ben. Bij het visualiseren
gaat het er vooral om dat je kijkt naar wat je wilt bereiken en dat je je tot
in het kleinste detail voor gaat stellen hoe dat eruitziet. Wil je,
materialistisch gezien, bijvoorbeeld een mooie inrichting voor je huis,
bedenk dan precies hoe die eruit moet zien. Een velvet bank in een
legergroene kleur, met daarnaast een tafeltje van eikenhout, waar een
gouden lampje met een ronde kap op staat. Zie jezelf er helemaal in
zitten, of plak de exacte meubels op een vision board, om helemaal helder
te krijgen hoe jij het voor je ziet. Probeer er vervolgens steeds aan te
denken dat het al zover is. Dat jij nu op die bank zit en nu dat lampje
aandoet. Je laat je brein geloven dat het al zover is, want je hersenen
kunnen geen onderscheid maken tussen een heel realistische gedachte en
de werkelijkheid. Je houdt je brein dus eigenlijk voor de gek, waardoor je
focus erop komt te liggen (Law of Attraction) en de kans dus groter is
dat je het zult realiseren. Fajah Lourens heeft bijvoorbeeld heel lang een
foto van haar droomhuis als achtergrond op haar telefoon ingesteld,
zodat ze er continu aan herinnerd werd, en nu, jaren later, woont ze er. Je
begrijpt dat de achtergrond op mijn telefoon nu de afbeelding van een
Range Rover is.

4. Journaling
Dit gaat simpelweg om het opschrijven van wat je wilt bereiken. Ook dat
moet je zo gedetailleerd mogelijk doen, dus schrijf op wat je wilt
bereiken, met wie je dat wilt doen en hoe dat je zou laten voelen als het
eenmaal zover is. Ik vind dit zelf altijd heel prettig, maar ik hou dan ook
ontzettend van lijstjes.

5. Houd je vibratie hoog


Deze vind ik zelf iets lastiger om te omschrijven, omdat dit echt wat
zweveriger klinkt. Je vibratie hoog houden betekent in mijn beleving
vooral goed voor jezelf zorgen, zodat je in een lekkere flow zit. Kortom:
self-care. Als je bezig bent met de voorgaande punten en je daarnaast ook
goed voor je fysieke lijf zorgt, volgt dit denk ik vanzelf.

OPTIMISTISCH NIHILISME
Een vriend van me liet me onlangs kennismaken met zijn denkwijze, die hij
‘optimistisch nihilisme’ noemde. Ik had nooit zoveel met het nihilisme, dat
ontkent dat er iets van zin of betekenis aan het leven is, omdat het voor mij
voelt alsof niets ertoe doet. Toen hij me uitlegde wat het voor hem
betekende, veranderde dat mijn gedachtegang echter enorm.
Wanneer ik nadenk over hoe groot het universum is en dat er misschien
nog ontelbare andere planeten zijn waar levende wezens wonen waar wij geen
weet van hebben, grijpt dat besef me soms bij de keel. Ik ben dan maar zo’n
klein stipje in dat gigantische universum, dus wat doet het er inderdaad toe
wat ik hier op aarde teweegbreng?
Als je iets heel groots gepresteerd hebt in je leven, zul je misschien nog
even herinnerd worden en kun je wellicht zelfs een standbeeld krijgen. Maar
als je pech hebt denken mensen in de generaties daarna heel anders over je
prestaties en wordt je standbeeld neergehaald. Sowieso zul je er zelf vrij
weinig van meekrijgen als veel mensen nog aan je denken. Anne Frank is
daarvan wel een van de uitzonderlijkste voorbeelden. De hele wereld kent
haar naam, heeft haar dagboek gelezen en er is zelfs een heus museum van
haar oude onderduikadres gemaakt. Helaas heeft ze daar zelf niets van
meegekregen.
Die vriend gaf aan dat de gedachte die mij beangstigt hem juist geruststelt.
Het idee dat alles wat hij hier op aarde doet geen hoger doel dient maakt dat
hij het leven wat minder serieus leert te nemen. Zelfs als je 100 jaar wordt
heb je in totaal maar ruim 5.200 weken op aarde, dus waarom zou je die tijd
verdoen met je zorgen maken? Heb gewoon plezier!

Ikzelf bedacht laatst hoe weinig (lees: nooit) ik over mijn overgrootouders
spreek. Er zitten maar een paar generaties tussen en toch zijn zij al zo goed
als vergeten en weet ik nauwelijks iets van ze. Waarom doen mensen dan al
die moeite om status te genereren en grote dingen voor ‘later’ te doen? Je hebt
geen idee hoe lang je er nog bent en als je dood bent kun je er niet meer van
genieten.
Ik heb het al vaker gezegd: niemand weet hoe lang hij of zij op aarde heeft
en dus kun je maar beter van elke minuut genieten. Vaak werk je toe naar een
eindproduct, zoals bijvoorbeeld dit boek, maar ben je niet bezig met het
proces daarnaartoe. Diezelfde vriend die me over het optimistisch nihilisme
vertelde, hielp me eraan herinneren om ook te genieten van het schrijven zelf.
‘Je moet het vooral voor jezelf doen,’ zei hij. Natuurlijk ook een beetje voor
anderen, want anders zou ik dit boek niet hoeven uitgeven en zou ik het zelf
tot in den treure moeten gaan zitten lezen. Maar het belangrijkste is om er nu
én straks van te genieten dat anderen het kunnen lezen en we het er sámen
over kunnen hebben. Het is voor mij niet een soort nalatenschap, waar
anderen over kunnen praten als ik er niet meer ben. Ik wil er juist nú met
elkaar over praten. Want over een aantal decennia zal ook ik, hoe droevig
ook, door de meesten vergeten zijn.

BEJAARD EN WEER JONG


‘Hoe gaat het, oma?’

Het was de vraag die ik altijd stelde als ik bij oma Ten Wolde op bezoek
ging, maar waar ik eigenlijk geen antwoord op wilde. Oma kon goed klagen.
Het glas was vaak halfleeg en ze had altijd wel ergens last van.
Gek genoeg werd dit minder naarmate ze ouder werd. Toen ze op een
gegeven moment 86 jaar was, overal pijn had en eigenlijk alleen nog maar
haar bed uit ging om te eten en tv te kijken, werd ze een stuk positiever en
grappiger. De laatste jaren van haar leven was oma eigenlijk leuker dan ze in
al mijn kinderjaren was geweest.

Het valt me op dat mensen vaak pas als ze hun oude dag hebben bereikt, geen
energie meer hebben en overal pijn krijgen, beseffen hoe goed ze het vroeger
altijd hadden, toen ze alles nog konden. En dan hebben ze vaak spijt van de
dingen die ze toen ze nog jong waren niet hebben gedaan.
Ik heb me ook een bejaarde gevoeld toen ik door mijn behandelingen en
ziekte extreem verzwakt was. Ik had geen energie, had ontzettend veel pijn en
vond alles zwaar en moeilijk. Opeens had ik heel veel sympathie voor oma
Ten Wolde. Mijn dagen zagen er namelijk hetzelfde uit als die van haar.
Ik werd wakker en het eerste wat ik dacht was: ik zou willen dat het weer
avond was, zodat ik weer zou kunnen slapen en deze dag voorbij was. Als ik
het nu zo teruglees klinkt dat erg deprimerend. En dat was het ook.
Vervolgens stapte ik onder de douche, waarbij ik gelijk al m’n energie
verbruikte en het me daarna nog net lukte om me aan te kleden. Dan was het
tijd om weer te gaan liggen, want ik was te moe om iets anders te doen.
Hierna begon het televisiekijken en probeerde ik iets te eten (als dat lukte),
totdat ik me weer klaar kon maken om naar bed te gaan.
Zo zag mijn leven er een aantal maanden lang uit. Het leven van oma Ten
Wolde zag er daarentegen járen zo uit. Ik dacht in die tijd vaak aan haar en
hoe dit voor haar geweest moest zijn. Ik voelde me ook best schuldig,
aangezien ik zo weinig bij haar langs was geweest, terwijl ik nu weet hoe fijn
het is om in zo’n situatie mensen om je heen te hebben.
Het verschil tussen oma en mij is wel dat ik altijd over mijn gevoel praat en
zij dat eigenlijk nooit deed. Mijn oma heeft vroeger een miskraam gehad,
maar daar werd nooit over gesproken. Haar man, mijn opa, verongelukte op
zijn 57e, maar ook daar had mijn oma het liever niet over. Het leven ging
door. Ze heeft nooit meer een andere man gehad en leek die ook niet te
missen.
Ik verbaasde me vaak over haar leven toen ik vroeger bij mijn oma
langsging. Ze was toen nog best mobiel, maar kon de hele dag op haar balkon
zitten, kijkend naar de vijver voor haar huis. Als ik haar dan vroeg of ze zich
niet enorm verveelde, zei ze dat verveling geen minuut aan de orde was. Ze
genoot van het zitten, in stilte, terwijl ze keek naar de vissers aan de rand van
de vijver.
Toen ze rond haar 86e enorm veel kwalen kreeg, werd door de artsen (en
oma zelf) continu de afweging gemaakt ‘of ze het risico van een behandeling
nog aan zouden gaan’. Zo had oma op meerdere plekken huidkanker, maar ze
liet die niet meer operatief verwijderen. ‘Stip het maar even aan,’ zei ze dan.
Ook een hartoperatie zag ze niet meer zitten. Toen een telecombedrijf haar
telefonisch een fantastisch abonnement van een aantal jaren wilde aansmeren,
zei ze luchtig dat ze dat waarschijnlijk toch niet meer ging redden.
Ze vond het wel best zo.

In mei 2018 ging ik nog even bij haar langs. Ik had allemaal lekkere hapjes
meegenomen, omdat ik wist dat eten het enige was waar ze nog van genoot.
We praatten over mijn vriend, die op dat moment in Azië zat en die zij nog
nooit ontmoet had. Oma was in de loop der jaren erg eerlijk geworden en gaf
aan dat ze het ‘toch wel een beetje gek vond’ dat ik met een vriend
thuiskwam, al had ze het altijd al geweten. Volgens haar wist ze het namelijk
al vanaf het moment dat ik als klein jongetje met haar en mijn oudere zus
ging winkelen en ík het belangrijker vond dat ik mooie kleren kreeg dan mijn
zus. Ik vond het overigens wel frappant dat dát de reden was waarom mijn
oma wist dat ik op jongens viel, terwijl je mij als kind om de haverklap uit de
poppenhoek kon trekken, gehuld in een prinsessenjurk, met een barbiepop in
mijn hand. Maar toen had oma haar oogkleppen blijkbaar nog even op.
Het was een superopen gesprek, waarin oma voor het eerst ook over háár
gevoel sprak. Aan het eind stond ik op, gaf haar een kus en liep weg. Vraag
me niet waarom, maar ik liep nog een keer terug om haar een extra knuffel en
zoen te geven, terwijl ik dit normaliter nooit deed, om vervolgens de deur
achter me dicht te trekken.
Een week later stond ik, in alle hectiek, op de set voor de opnames van een
rtl4-programma, toen mijn vader me een paar keer belde. Normaal neem ik
niet op tijdens belangrijke opnames, maar toen kreeg ik het gevoel dat er iets
aan de hand was. Mijn oma was overleden. In haar slaap, heel vredig en
zonder pijn was ze heengegaan. Ik vertelde het aan onze uitvoerend
producent en reisde gelijk naar Drenthe af om met mijn familie naar het
mortuarium te gaan, waar mijn oma lag opgebaard.
Ik zou een aantal dagen later naar mijn vriend vliegen, die in Indonesië zat
en die ik enorm miste. Helemaal nu. Na overleg met mijn familie besloot ik
dat ik niet bij de begrafenis aanwezig zou zijn, maar dat ik de reis naar mijn
vriend door zou zetten. Ik had immers een week daarvoor nog heel bewust
afscheid van oma genomen.
Eenmaal in Indonesië gingen mijn vriend en ik drie dagen op een
privéboot varen langs de mooiste onbewoonde eilanden. Op de dag van de
begrafenis van oma staken we een kaarsje aan en waren we er in gedachten
bij. Ik keek rechts van me en zag een van de bemanningsleden rustig vissen.
In stilte bleef ik naar hem kijken, net zoals oma dat altijd deed bij de vijver
voor haar huis.
Ik hoop dat je daar nog net zo van kunt genieten in de hemel, lieve oma.
En dat je je er geen moment verveelt.
Deel 6:
DE
PRAKTIJK
‘If you don’t like something, change it; if you can’t change it, change the way you
think about it.’
– Maya Angelou
Het is zo’n cliché, maar wel waar: je hebt niet altijd invloed op wat je
overkomt, maar wel op hoe je erop reageert. Reageer jij over het algemeen
positief of negatief op situaties die zich voordoen? En ga je op zoek naar
nieuwe mogelijkheden, of laat je het allemaal maar een beetje gebeuren?
Uiteindelijk is het jouw keuze en heb je je eigen geluk dus deels in de hand.
In het deel hiervoor heb ik al uitgelegd hoe mijn mindset is en hoe ik deze
inzet, maar in dit deel geef ik iets meer voorbeelden uit de praktijk, in de
vorm van situaties die zich voordeden, zodat je misschien dingen herkent,
zonder dat je daarvoor ziek hoeft te zijn (geweest), en jij er hopelijk ook iets
aan hebt.

NEE IS OOK EEN ANTWOORD


Als je door je ziekte een tijdje uit de running bent, waardoor je als een
kadaver op de bank ligt vanwege je medicatie en je bent verworden tot een
Netflix-recensent, dan is het best logisch dat je in de vergetelheid raakt. Niet
echt natuurlijk, want je familie en vrienden weten heus nog wel dat je bestaat,
maar doordat je niks kunt maak je op een gegeven moment nergens echt meer
onderdeel van uit. Je vrienden gaan samen een stadswandeling maken of doen
stiekem (met iets te veel mensen, na de avondklok) een borrel bij iemand
thuis. En jij bent daar niet bij. Nooit meer. Want jij bent ziek.
Ik begrijp dat heel goed, want als ik kotsend boven de wc hang heb ik
inderdaad weinig zin in een sauvignon blanc, maar ik wil er wél voor
uitgenodigd worden. Ik wil zelf bepalen of ik wel of niet kan komen,
helemaal op de momenten dat ik net weer aan de beterende hand ben. Want
hoewel ik tijdens mijn slechte periodes met veel bijwerkingen een chagrijnige
donkerwolk met benen kan zijn, weet ik van mezelf dat ik gelijk weer
opgewekt en positief ben zodra mijn lijf wél weer meewerkt. En dan heb ik
ook vrij snel weer zin in een sauvignon blanc, weet ik uit ervaring.

Wat ik geleerd heb tijdens en door mijn ziekte, is dat je heel veel kunt
proberen in te vullen voor anderen en dat je soms kunt wachten tot je een ons
weegt, maar dat je niet in andermans hoofd kunt kijken. En zij niet in het
jouwe. Doe geen aannames over wat iemand prettig zou vinden, maar stel de
vraag gewoon. Het leven is te kort om in stilte op de bank te gaan zitten
wachten totdat iemand het vermoeden heeft dat jij misschien wel weer eens
wat gezelligheid zou kunnen gebruiken, en dus is het noodzakelijk dat je die
trots even opzijzet en je het gewoon zélf aangeeft. ‘Hallo, ik ben er weer, dus
mocht je binnenkort weer eens een stadswandeling maken, dan wil ik graag
mee. Ondanks het feit dat de voeten van mijn negentigjarige opa vitaler zijn
dan de mijne door mijn zenuwpijn. Ik ga toch graag mee.’
Stom is dat eigenlijk. Dat we altijd maar dingen voor de ander invullen.
Dat je een zekere vriendin maar niet uitnodigt op je verjaardagsetentje, omdat
ze jouw nichtjes, die ook komen, misschien niet zal mogen. Of dat je een
bepaalde taak niet aan een collega durft te delegeren, omdat je denkt dat hij
of zij het een te grote verantwoordelijkheid vindt. Of dat je je moeder maar
een geurtje geeft voor Moederdag in plaats van dat dagje spa, waar je eigenlijk
veel meer zin in had, omdat je hoopte mooie gesprekken met haar over
vroeger te hebben. Het antwoord op alles is: vraag het gewoon! Nee heb je, ja
kun je krijgen. En wat kan er misgaan? Hooguit krijg je een duidelijk en
confronterend antwoord, maar is dat niet veel fijner dan twijfel en
onzekerheid? Ik denk van wel.

Sowieso heb ik door mijn ziekte geleerd om gewoon te zeggen waar het op
staat. Ik wil niet zeggen dat het altijd in mijn voordeel werkt, want ik merk
ook dat ik er soms een beetje een prins door word. Als je ziek bent ontstaat er
een rare machtspositie, die op een gegeven moment begint te wennen. Waar
je voorheen wel naar een verjaardag ging, ook al had je geen zin, zeg je nu
gewoon: ‘Nee, ik ben te moe.’ Nu ben ik dat ook vaak en is er dus geen woord
aan gelogen, maar op de een of andere manier wordt het nu pas geaccepteerd.
Als een gezonde vriend(in) hetzelfde zou zeggen, zou hij of zij raar
aangekeken worden en zou de rest van de vriendengroep vinden dat ‘diegene
dan maar zin moet maken’. Althans, zo was ik zelf in mijn studententijd. Ik
heb nog steeds medelijden met mijn huisgenoten van toen. Soms lagen zij al
in bed en maakte ik hen vervolgens wakker als een luidruchtige legergeneraal.
Ik pakte kleren uit hun kast en legde deze voor ze klaar, zodat ze mee op stap
konden gaan. En nee, dit was geen ontgroening voor een
studentenvereniging. Dit was een gewone dinsdagavond met Ruud ten
Wolde. Arme huisgenoten.
Het is eigenlijk te stom voor woorden. Waarom zou je als gezond, maar
moe, mens niet mogen zeggen dat je hoofd even niet naar een verjaardag
staat? Uiteindelijk heeft toch helemaal niemand er profijt van als de
vermoeide vriendin in kwestie met een zuur gezicht, nippend van een wijntje
op de bank zit en ze continu op haar horloge kijkt tot de tijd is aangebroken
waarop ze ein-de-lijk weer naar huis mag? Van mij mag je dan gewoon
thuisblijven, hoor.
Op dat soort verjaardagen, waarbij Gargamel tóch tegen haar zin is
gekomen, heb ik altijd de jackpot bij de tafelschikking. Omdat ik door
sommige mensen als een soort joker word gezien, die je naast vrijwel iedereen
neer kunt zetten, krijg ik de zware taak om Gargamel op te vrolijken, dan wel
bezig te houden, terwijl naarmate de uren verstrijken alle levensenergie uit
mijn lijf geslurpt wordt. Ik neem die taak dan ook erg serieus op zo’n
moment. De hele avond neem ik de tijd om een pauw te maken van
Gargamel, gezien het aantal veren dat ik in haar reet heb gestoken om haar
uit haar neerslachtige humeur te halen, maar vervolgens blijf ik zelf als een
kaalgeplukt kippetje achter. En dan heb ik dus zelf een kutavond gehad.

Sinds mijn ziekte ben ik ook in dat soort dingen een stuk gemakkelijker
geworden. Die rare machtspositie waar ik het net over had moet je natuurlijk
niet uitbuiten, maar je kunt die in sommige gevallen wel zien als iets wat in je
voordeel werkt. Als ik bijvoorbeeld bij binnenkomst al zie dat ik tijdens het
etentje naast de wandelende klaagzang geplaatst word, zeg ik gewoon tegen
de gastheer/gastvrouw dat ik liever even ergens anders wil zitten. Dat deed ik
vroeger echt niet, maar eigenlijk zou iedereen dat zonder smoesjes of redenen
eerlijk moeten kunnen zeggen. Het is ook jouw vrijdagavond, dus waarom
zou je urenlang iets tegen je zin doen? Daar is het leven echt te kort voor.
Begrijp me niet verkeerd, als iemand slecht in z’n vel zit en daar graag over
wil praten, doe ik dat met liefde en neem ik alle tijd voor die persoon. Ik heb
het over de klaagzang van mensen die over het algemeen een negatief aura
om zich heen hebben, terwijl er in hun leven vrij weinig te klagen valt. En
daar kan ik niet zoveel mee. Als je er iets aan kunt doen: verander het, of stop
met klagen.
Iets waar ik ook niet meer tegen kan is passieve agressiviteit. Als iemand
mij een kort en bondig appje stuurt, dat duidelijk bozig bedoeld is, vraag ik
gelijk op de man af of er iets is. Ik heb echt geen zin meer om eromheen te
draaien en me af te vragen wat diegene zou bedoelen. Ik klaar het liefst gelijk
de lucht, want dat sudderen en tobben over wat diegene bedoelt levert zoveel
negatieve energie op, dat het je hele dag en humeur kan verpesten.

Moraal van het verhaal is voor mij dus dat ik dingen gewoon uitspreek en er
geen doekjes meer omheen wind. Directheid wordt nogal eens verward met
hardheid, maar gelukkig kun je directe boodschappen ook op een aardige
manier brengen.

POSITIVO’S EN ZURE VRUCHTEN


In mijn beleving zijn er voor elke situatie, groot of klein, maar twee manieren
waarop je kunt reageren. Positief of negatief. Zo zijn er kort door de bocht
twee typen mensen te onderscheiden: de positivo’s en de zure vruchten. En
zeg nou zelf, met wie van de twee zou jij liever op vakantie gaan? Met iemand
die zin heeft om allerlei restaurantjes te bezoeken, die de lol ervan inziet als
het dessert op de uitwerpselen van een koe lijkt en die van elk moment een
feestje weet te maken? Of ga je liever een weekje op pad met iemand die de
bedden van het hotel te hard vindt liggen, die geen zin heeft om het stadje in
te gaan en zeurt over dat ene uurtje bewolking, terwijl het de rest van de dag
alleen maar zonnig was? Voor mij is die keuze snel gemaakt. En voor jou
denk ik ook.
Het lijkt mij vreselijk om zo negatief in het leven te staan. Ik ben dan ook
nooit zo geweest. Misschien heb ik het ‘geluk’ dat mijn brein altijd eerst aan
het positieve denkt en daarna pas aan het negatieve. Toch valt het ook zeker
aan te leren. Voor je het weet kost het je geen moeite meer en is het je
automatische manier van denken. Maar dan moet je nu wel even investeren.

Natuurlijk bestaan er in ieders hoofd negatieve gedachten. Het zou zelfs


ongezond zijn als je alleen maar positief zou kunnen denken. Tegenwoordig
is daar zelfs een term voor: toxic positivity. In het kort betekent het dat te veel
positief denken ervoor zorgt dat je negatieve gevoelens onderdrukt en dat is
weer niet goed voor je, want je hebt die negativiteit soms nodig om het
positieve weer te kunnen zien. Na drie maanden hard werken is een weekje
vrij zijn heerlijk en geniet je van elk moment, maar als je drie maanden achter
elkaar vrij bent, geeft de zoveelste lunch of wandeling door het park geen
voldoening meer. Je hebt die drukke tijden nodig om van de rustige tijden te
kunnen genieten. En zo werkt het denk ik ook in je hoofd.

Wat wel jammer is, is dat het negatieve vaak veel meer impact op ons heeft
dan het positieve. Een negatieve opmerking onder je foto op Instagram blijft
maar door je hoofd spoken, terwijl er misschien tientallen positieve reacties
tegenover staan. Dat maakt dan allemaal niets meer uit, want van het
negatieve trekken we ons nu eenmaal meer aan. Het gaat veelal om kritiek op
iets van of over jezelf en dus voelt het als een persoonlijke aanval. Maar
waarom maakt ons dat zoveel uit? Waarom boeit het ons zoveel wat iemand
anders vindt? En helemaal als dat een onverzorgde, oude, werkloze man
betreft, die anoniem met een zak chips op schoot zijn gallige mening over jou
geeft. Ik word daar inmiddels echt niet meer warm of koud van, maar dat was
voorheen wel anders.
Vroeger, toen ik nog in Drenthe woonde en ik nog in de kast zat, vond ik
het heel belangrijk wat anderen van mij vonden. Ik schreef het eerder al, maar
ik wist wel dat ik ‘anders’ was, doordat ik mannen aantrekkelijk vond en dat
niet de norm was, maar ik had het ‘geluk’ dat ik nooit verliefd werd op de
jongens uit onze stad, omdat ze simpelweg allemaal niet mijn type bleken.
Het viel anderzijds wel op dat ik niet de standaardboerenknul was die van
voetballen hield, want ik hield er nogal andere interesses op na.
Hoe anders ik ook was, ik werd nooit gepest en wist altijd wel een raakvlak
met iemand te vinden, waardoor mensen me gauw mochten. Daarnaast hielp
het dat ik altijd grapjes inzette en sommige onderwerpen goed wist te
vermijden. Ik wilde het namelijk nooit hebben over mijn liefdesleven en wist
altijd binnen drie tellen dat onderwerp om te buigen in iets totaal anders. Een
beetje zoals een clown van een ballon in een handomdraai een poedel weet te
maken. Voor je het weet is het gebeurd. Die humor heeft me überhaupt
overal doorheen gesleept en is echt een copingmechanisme voor me
geworden.

HUMOR
Lachen is gezond, zeggen ze. En dat is precies waar ik al tijden naar op zoek
ben: gezondheid. Ook als ik me lichamelijk vrij goed voel, is het idee dat er
allerlei kwaadaardige cellen zich in mijn lichaam aan het delen zijn ronduit
beangstigend. Maar heeft het nut om continu stil te staan bij mijn angst?
Nee. Verandert het iets? Nee. Word ik er beter van? Nee.
Integendeel zelfs. Ik geloof er heilig in dat je gedachten bijdragen aan je
genezing. Blijf je positief en energiek, dan zal je herstel soepeler verlopen. Sta
je de hele dag stil bij hoe zwaar je het hebt en hoe erg het is dat uitgerekend
jou dit moet overkomen? Dan kan het herstel nog weleens extra lang duren.
Of zelfs uitblijven.
Ik zeg daarentegen pertinent niet dat je gemoedstoestand al het werk doet.
Je kunt elke dag nog zo vrolijk en opgewekt zijn, maar zonder al die
medicijnen, kuren, operaties en bestralingen wordt het er lichamelijk echt
niet beter op. In mijn optiek kan een combinatie van positiviteit en de juiste
hulpmiddelen daarentegen nooit kwaad.

Humor is voor mij heel belangrijk. Tumor rijmt niet voor niets op humor.
Hoe harder de grap, hoe beter. Zo ook tijdens mijn ziekteproces. Ik merk dat
mensen vaak niet goed weten hoe ze me moeten benaderen als ze weten dat
ik ziek ben. Mensen worden voorzichtiger en pakken je automatisch met
fluwelen handschoentjes aan. Althans, de mensen die me niet zo goed
kennen. Mijn vrienden zijn van een heel andere orde. Die weten precies hoe
ik ben en slingeren de ene na de andere harde grap mijn kant op. En dat vind
ik geweldig.

De dag dat ik hoorde dat ik voor de derde keer kanker had, appte ik twaalf
vrienden het slechte nieuws en zei tegen hen dat ik die avond in een kroegje
bij ons thuis om de hoek zou zitten. Wie zin had om te komen, was welkom,
maar kon je niet, dan snapte ik dat ook heus. Stipt om acht uur stonden ze er
alle twaalf. Al hun plannen hadden ze gecanceld. Ze waren er. Voor mij.
Ik vertelde kort aan de hele groep wat de stand van zaken was. Er was
absoluut geen roze olifant in de kamer. Je mag me alles vragen, ik vertel je
alles en ik ben ook eerlijk over mijn angsten en mijn hoop. Er vielen wat
tranen en we bespraken het traject. En daarna? Daarna werd het
megagezellig. Het leek wel alsof ik jarig was. Er heerste zo’n fijne sfeer.
Zoveel liefde, en we hebben zoveel gelachen.
Een van mijn vrienden zei op een gegeven moment: ‘Moet je vaker doen,
Ruud. Slecht nieuws krijgen. Veel te gezellig dit.’ Een ander vertelde over de
echo die hij en zijn vriendin morgen zouden krijgen. Ze zouden horen of het
een meisje of een jongetje zou worden, ‘maar ze wilden vooral dat het gezond
zou zijn’. ‘Ja! Dat wilde ik ook! And look where we are now!’ riep ik. En
gelukkig moest iedereen lachen.

Of neem nu die keer toen ik net wist dat de kanker uitgezaaid was. Ik was een
aantal dagen bij mijn ouders, samen met mijn vriend en mijn zusjes. Mijn
oudste zus had een bananencake gebakken en ze bleef maar zeuren dat ik die
moest proeven. Ik had er helemaal geen zin in, maar zo makkelijk kwam ik er
niet van af. Toen ze voor de derde keer erover begon, zei ik: ‘Nee, Sanne.
Mijn buik zit helaas vol. Met melanoom. Er is geen plek meer.’ Ze keek me
eerst even in stilte aan en schoot toen in de lach. Ik hoefde overigens niet
meer te proeven. Dat had deze kankerhomo even goed geregeld, al zeg ik het
zelf. Want hé, nu is het een keer geen scheldwoord, hè? Ik ben immers een
homo met kanker. Het zijn gewoon de feiten.

Ik snap heel goed dat niet iedereen kan lachen om mijn humor en sommigen
zullen die misschien te hard vinden. Lachen in moeilijke tijden is ook niet
altijd makkelijk, maar voor mij is het echt een coping- en
overlevingsmechanisme. Als ik lach, leef ik. En dat is wat ik het liefst nog
heel lang wil blijven doen. Lachen en leven.
Dus mocht je in een moeilijke tijd zitten: lachen is oprecht gezond. Het
geeft je lijf een signaal dat je kunt ontspannen en dat zorgt er vervolgens weer
voor dat je lichaam kan herstellen. Voel je dus vooral niet schuldig als je lacht
in lastige tijden, maar wees eerder trots. Het heeft zoveel voordelen, je zult
zien dat het helpt.

VERWACHTINGEN
Ongeplande avonden die uitlopen op een groot feest zijn in mijn optiek de
leukste. In grote tegenstelling tot dagen als Koningsdag, kerst of oud en
nieuw. En waarom? Omdat de verwachtingen (en daardoor dus de druk)
extreem hoog liggen. Die dag(en) moet het leuk worden! Het is immers feest.
En dan hebben we het gezellig. Ja? Duidelijk?!
Want zo voelt het. Als een duiveltje op je schouder dat je continu vertelt
dat elke minuut gezellig moet zijn, dat je er op je best uit moet zien en dat je
vooral heel veel moet genieten en lachen. Want dat doe je als je het leuk hebt.
Je giert het uit. En gebeurt dit allemaal niet? Dan is het een grote blamage.

Zo’n dag waar ik al weken enorm naar uitkeek, was Koningsdag 2019. Kort
daarvoor was de inmiddels welbekende vacuümpomp op mijn rug geplaatst,
die ik 24/7 moest dragen, maar ik had een compromis gesloten met de arts.
Ik ging akkoord met dat afschuwelijke systeem, mits het afgekoppeld zou
worden met Koningsdag, want dan zou ik even heel erg gaan genieten. En
dat mocht. De artsen begrepen dat ik (toentertijd) ook maar een 26-jarige
jongen in de bloei van mijn leven was en dus mocht ik de verjaardag van Prins
Pils vieren zonder pomp.
Op Koningsdag werd ik voor het eerst sinds tijden wakker zonder pomp en
ik was dus flexibeler dan iedere yogadocente die je je maar kunt bedenken. In
de downward facing dog liep ik naar de koelkast en... Nee grapje, was het maar
zo’n feest. Enfin, ik kon vrij bewegen en dat was me al heel wat waard.
Mijn vrienden hadden een boot gehuurd en dus gingen mijn vriend en ik,
onszelf zo mooi mogelijk opgedoft, richting de Amstel. Het moment dat we
opstapten op de boot die ons een on-ver-ge-te-lij-ke dag zou gaan bezorgen,
bedacht Moeder Natuur dat wij jonge bloempjes wel wat water konden
gebruiken en dus viel de regen met bakken uit de hemel. Maar wat hádden
we het gezellig!
Na twee uur varen in orkaan Katrina vond ik het met mijn natgeregende
pak moeilijk om te genieten. Normaal zou ik de lol ervan in kunnen zien,
maar deze keer was dat moeilijker. Het zou immers de dag van mijn leven
worden en op dit moment viel dat idee (letterlijk) in het water.
Ik heb heus veel gelachen op de boot, want mijn vrienden zijn de liefsten,
maar op het moment dat ik iedereen los zag gaan, op de bankjes zag dansen
en zag zingen, voelde ik me wel klote. Normaal zou ik daar ook staan en zou
ik het hardst schreeuwen van iedereen (bloedirritant eigenlijk, dat stukje
zelfreflectie heb ik er dan wel weer aan overgehouden), maar deze keer kon
dat niet. Ik stond namelijk in een vrije hoek, zodat niemand tegen de
oorlogswond in mijn rug aan zou botsen.
Na acht bier en drie karaokesessies van het lied ‘Ik wil zuipen’, gezongen
door de hele boot, trok ik het niet meer en barstte ik in tranen uit. En plein
public. Op de dag die de leukste van het jaar zou worden.

Zoals ik in de inleiding al schreef, draait geluk volgens De logica van geluk


allemaal om realistische verwachtingen. Als iets daaraan voldoet, geeft dat je
een geluksgevoel. Bij een avond waar je van tevoren niks van verwacht ligt je
verwachting zo laag, dat het bijna alleen maar leuker kan worden. En bij deze
Koningsdag gebeurde het tegenovergestelde.
De les die ik geleerd heb? Als er weer een feestdag komt, denk ik van
tevoren gewoon dat het heel stom gaat worden. Dan weet ik in elk geval dat
het allemaal alleen maar mee kan vallen en dan geniet ik er hopelijk iets meer
van. Nee, dat werkt natuurlijk niet, want dan houd je jezelf voor de gek, maar
gelukkig komen er nog tientallen Koningsdagen aan, waarop ik geen gapend
gat in mijn rug zal hebben. En drie keer raden wie er dan op de bank van de
boot ‘Ik ga zwemmen in Bacardi Lemon’ staat mee te brullen.

HELEMAAL KLAAR MET POSITIVITEIT


Ik had in mijn hoofd dat dit een boek vol positiviteit zou worden, maar zoals
je hiervoor kon lezen heb ik ook weleens van die dagen dat ik The Walking
Depression ben. Dat kan ook niet anders, want als je zoveel tegenslagen hebt,
mág je soms best even chagrijnig, boos of teleurgesteld zijn (en ook als je niet
zoveel tegenslagen hebt).
In mijn vrije tijd (en die heb ik nu nogal veel) lees ik graag zelfhulpboeken.
Mindgym, De moed van imperfectie en De logica van geluk: ik heb ze allemaal
verslonden. Hoe klote je situatie ook is, je hebt alsnog altijd een keuze. Het is
vaak niet de situatie zelf waardoor je lijdt, maar de gedachte óver die situatie.
‘Ik ben bang dat dit een melanoom is.’ Incasseren.
‘Het is uitgezaaid.’ Incasseren.
‘Het zit op drie plekken.’ Incasseren.
‘De immuuntherapie is niet aangeslagen.’ Incasseren.
Wat ik doe als ik slecht nieuws krijg is vaak hetzelfde. Incasseren,
relativeren, de positieve kant ervan bekijken en afleiding zoeken. Toen ik in
maart 2019 bijvoorbeeld hoorde dat mijn immuuntherapiekuur niet was
aangeslagen, was het weer zover. Een grote tegenslag, want we hoopten dat
dit de ultieme oplossing zou zijn. Ik probeerde de klap te incasseren, te
relativeren door te denken dat dit nog lang niet het einde was, de positieve
kant in te zien (dat er nog meerdere opties voor behandelingen waren) en
afleiding te zoeken door naar de bioscoop te gaan.
Eenmaal in de bioscoop aangekomen, gingen mijn moeder en ik lekker
zitten. Ik had voor de verandering eens mooie nieuwe kleren aangetrokken,
want dat durfde ik bijna niet meer sinds de tumor op mijn rug continu door al
mijn kleding heen bloedde. De film ging over racisme maar ook over pure
liefde. Het raakte me en alles kwam keihard binnen. Deze afleiding hielp
niet. Helemaal niet vanwege het feit dat ik voelde dat ik volledig door mijn
mooie nieuwe kleren heen gebloed had. Ik had het helemaal gehad en wilde
naar huis.
Toen ik thuiskwam, na deze dag vol tegenslagen en teleurstellingen, trok ik
mijn mooie maar vieze kleding uit en sprong ik onder de douche. En daar
stortte ik volledig in. De woorden van de arts herhaalden zich continu in mijn
hoofd en ik kon me daarnaast alleen maar het gelukkige koppel uit de film
voor de geest halen. Het maakte me intens verdrietig.
Toen mijn vriend thuiskwam, vond hij mij volledig ingestort onder de
douche. Ik voelde me lelijk door de vieze tumor op mijn rug en moest nog
harder huilen toen ik hem zag. Ik was zo jaloers op het gezonde, gelukkige
koppel uit de film, dat dit soort problemen niet leek te hebben.
Mijn vriend bedacht zich geen moment, trok ook zijn kleren uit en kwam
bij me onder de douche staan. Hij deed niets anders dan me gewoon
vasthouden en zeggen dat hij er altijd voor me zou zijn en dat alles goed zou
komen, zolang we maar samen waren. En dat was alles wat ik op dat moment
nodig had.

Deze dagen horen er ook bij en ze zijn verschrikkelijk. Maar het is oké. Je
kunt niet altijd positief blijven als je keer op keer teleurstellend nieuws krijgt.
De kunst is wel om je gevoelens volledig te uiten en erover te praten. Wees
maar even boos, verdrietig en teleurgesteld. Alleen niet te lang. Dan blijf je
erin hangen en dat zal je ook niets goeds brengen.
Misschien heb ik makkelijk praten omdat ik het geluk heb dat ik een
vangnet heb van hier tot Tokyo. Ik geloof er heilig in dat dat mij krachtiger,
positiever en stabieler maakt. Ik probeer mezelf er elke keer als ik het zwaar
heb weer van te overtuigen dat deze moeilijke dagen weer voorbij zullen gaan
en dat er (snel) weer momenten zullen komen dat ik me beter voel.
Want zoals ik eerder al eens heb gezegd: ‘Tijd heelt alle wonden.’ En door
deze diepe dalen zie je de hoge pieken weer.

HET LEVEN GAAT DOOR…


Er zijn periodes in mijn ziekte geweest dat ik het gevoel had dat ik alleen
maar stilstond. Dan kon ik geen Instagram meer zien en merkte ik dat ik me
doodergerde aan iedereen van mijn leeftijd die een ‘normaal’ leven leidt. Ik
herkende mezelf dan helemaal niet. Normaal gun ik iedereen de wereld, maar
op die momenten was ik niets meer dan een jaloers kreng.
Toen ik doodziek op de bank zat, al weken geen energie had, niet kon
genieten van eten en daarnaast continu pijn en een misselijk gevoel had, trok
ik echt niet wat ik op mijn schermpje zag. Al die mensen die op dat moment
aan het genieten waren van hun vakantie op Bali of Ibiza maakten me
bloedchagrijnig.
Hoewel ik zelf een enorm feestbeest ben (of eigenlijk: was) kon ik het op
die momenten allemaal niet aanzien. Hoe mijn vrienden zich een heel
weekend te buiten gingen op een festival en alles naar binnen propten wat
God verboden heeft. Ik was niet blij voor ze, zoals anders, maar dacht alleen
maar: wat doe je jezelf aan? Weet je wel hoe slecht dat voor je lichaam is? Pas
een beetje op jezelf. Voor je het weet zit je er net zo bij als ik. Niet dat ik mijn
ziekte over mezelf af heb geroepen, maar ik besefte gewoon des te meer hoe
belangrijk gezondheid is, dus ik wilde het liefst al die zuipende, drugs
gebruikende of rokende mensen door elkaar schudden en ze zeggen dat ze
maar één lijf hadden.

Hoewel ik in die slechte periode maanden geen druppel alcohol had


gedronken, geloofde ik niet dat ik een geheelonthouder zou worden. En ik
geloofde ook niet dat ik nooit meer naar een festival zou gaan. Maar wat ik
wel geloofde is dat ik overal des te meer van zou gaan genieten zodra het weer
zou kunnen, want zo normaal is het niet dat je wakker wordt, energie hebt en
een terrasje kunt pakken in de zon. Dat besef je alleen vaak pas als je weet hoe
het is om dat níét meer te kunnen.
Ik vroeg me wel gelijk af hoe lang ik dat gevoel dan vast zou kunnen
houden. Mensen raken na een ingrijpende gebeurtenis zo snel weer opgeslokt
door het normale leven. Iemand overlijdt, je wordt ziek of je krijgt een andere
wezenlijke gebeurtenis te verwerken, maar het leven gaat gewoon weer door
alsof er niets gebeurd is.

In die zware periode merkte ik voor het eerst dat ik een beetje teleurgesteld
raakte in een aantal vrienden. Ik moest hún vragen hoe het met ze ging,
terwijl ons laatste contact was geweest toen ik in het ziekenhuis was
opgenomen. Vaak schaamden ze zich dan en gaven ze aan druk te zijn met
hun werk of andere zaken. Of dat ze omdat ze zo lang niks van zich hadden
laten horen, bijna geen contact meer op durfden te nemen. Hoewel ik dat
normaliter makkelijk van me af zou kunnen laten glijden, irriteerde het me
toen. Het voelde alsof ik bijna moest schreeuwen hoe zwaar ik het had, om
het hun duidelijk te maken. Maar zo ben ik in wezen helemaal niet.
Het zorgde ervoor dat ik me afvroeg of mensen alleen maar om konden
gaan met de leuke, makkelijke, vrolijke versie van mij. Waren deze mensen er
niet op gebouwd om langdurige ellende van een ander te kunnen aanhoren?
Of was ik nu zo gefrustreerd omdat ik verging van de pijn en ik de positieve
mindset kwijt was en ik dus even niet helder kon denken? Ik denk inmiddels
dat het dat laatste was.
Het leven ging door, maar dat van mij stond stil. Ik merkte dat ten tijde
van scans of uitslagen mensen weer fanatiek mee begonnen te leven. Dan
vlogen de kaartjes door de brievenbus en was er voor een korte periode heel
veel aandacht. Maar na een week of zes van misselijkheid en heel veel pijn, is
de nieuwswaarde eraf. Het is vervelend voor jou als zieke op zo’n moment,
maar mensen hebben hun eigen weekendplannen en werkafspraken. Zo werkt
het nu eenmaal en dat snap ik maar al te goed nu het weer beter met me gaat.
Lastig vond ik het wel, als ik weken niks van iemand hoorde en die
persoon het vervolgens op wilde lossen middels een kort appje of een knuffel.
Zo makkelijk ging dat helaas niet, een knuffel loste bij mij het probleem niet
op.
Ik snapte heus dat iedereen het goed bedoelde en ik vond het ook lief dat
mensen me steeds vroegen of ‘ze ook maar iets voor me konden doen’. Ik
snapte ook dat ze zeiden dat ik positief moest blijven en dat ik moest blijven
vechten. Ik kon het alleen niet meer aanhoren, want ze hadden geen idee
waar ze het over hadden. Als er iemand was die altijd zijn hoofd koel hield,
positief bleef én bleef vechten, was ik het wel. Dus als dat nu een keer niet
ging en ik dat aangaf, wilde ik alleen maar dat daarnaar geluisterd werd, want
ik had hun steun juist hartstikke hard nodig. Gelukkig was de overgrote
meerderheid van de mensen in mijn omgeving er wel voor me en dat
waardeer ik heel erg.
Meer hoef je eigenlijk niet te doen voor iemand die ziek is. Je hoeft er
alleen maar oprecht te ‘zijn’.

DOE MAAR WEER NORMAAL


Mijn psychotherapeut leerde me het begrip ‘ziektewinst’. Daar worden alle
positieve bijkomstigheden waar je mee te maken krijgt als je ziek bent mee
bedoeld. Want ja, die zijn er. Het zijn er niet veel, maar ze zijn er. Zo kreeg
ik bijvoorbeeld de wereld aan kaartjes, bloemen, appjes en zelfs (bij goed
nieuws) flessen champagne toegestuurd. Ons huis leek soms meer op een
winkeltje dan op een woning, met al die kaarten en bloemen. Toen ik in
december 2020 in het ziekenhuis werd opgenomen kreeg ik zelfs meer dan
zevenhonderd kaarten opgestuurd, van mensen die ik niet eens allemaal
persoonlijk kende. Hartverwarmend is een understatement voor hoe lief ik
dat vond.
Als het weer beter met je gaat, stopt al die ziektewinst daarentegen ook
gelijk. Zoals ik hiervoor al omschreef: het leven gaat weer door. De aandacht
waar je aan gewend bent geraakt, stopt. Mensen zijn niet meer alleen lief en
begripvol tegen je, maar worden soms weer wat narrig en kritisch. Zodra men
hoort dat je aan de beterende hand of zelfs helemaal genezen bent, is het voor
hen allemaal gelijk achter de rug en hebben ze het idee dat je meteen je oude
leven weer op kunt pakken, terwijl het voor de persoon die ziek is of was, dan
pas allemaal begint. In de periode dat je van behandeling naar behandeling
gaat, zit je in een achtbaan en heb je amper de tijd om bij dingen stil te staan
of ze een plek te geven. Als na verloop van tijd de rust wederkeert begint dat
proces pas en dus is er na genezing nog een heel lange weg te gaan. En dat is
voor mensen vaak maar moeilijk te begrijpen. Je bent immers weer beter,
toch?

Ik herinner me het weekend waarin ik me voor het eerst sinds lange tijd wat
beter voelde nog heel goed. Ik had voor het eerst geen pijn meer na het eten
en ik had zowaar veel energie. Het voelde fantastisch. ’s Middags belandde ik
in een spontane zaterdagmiddagborrel met vrienden van me die ik al een
tijdje niet had gezien. Daarna fietste ik, lichtelijk aangeschoten, door het
Vondelpark, om mijn vriend te verrassen, die uit eten was in de stad. We
hebben nog de hele avond geborreld en voor het eerst sinds maanden had ik
het gevoel dat ik weer leefde en dat ik jong was. Zelfs de kater omarmde ik
voor het eerst in mijn leven, want hierdoor werd ik continu herinnerd aan de
fantastische, energieke dag.
Ik kan in mijn enthousiasme soms iets te hard van stapel lopen en dus ging
ik de volgende dag (met kater) naar het wijnfestival in Amsterdam. We
hebben het hier over 2019, toen we corona alleen nog kenden als het
biermerk. Ik moest die dag opeens weer denken aan een opmerking die een
vriendin van me in onze studententijd altijd maakte als ze een kater had. ‘Wat
je ziek maakt, maakt je ook weer beter!’ Ik weet inmiddels uit ervaring dat die
opmerking misschien geldt voor drank, maar verder echt nergens op slaat als
je echt ziek bent. Alhoewel, alcohol maakt je kater niet beter, maar je stelt
hem gewoon nog even uit als je doordrinkt en dus bestelden we een wijntje en
werd het, wederom, een leuke dag.

Met regelmaat kom ik oude bekenden tegen die via via hebben gehoord dat
ik ziek ben, maar die ook hebben gehoord dat het inmiddels weer beter met
me gaat. Zo ook toen op het wijnfestival. ‘Hé Ruud! Jeetje, het was een
pittige tijd, hè? Ik hoorde het. Blij dat het weer goed met je gaat, je ziet er
ook goed uit. Gaan jullie trouwens volgende week naar het Open Air
Festival?’ Over dat soort gesprekken verbaas ik me misschien nog wel het
meest. Er wordt dan een minuutje stilgestaan bij hoe fijn het is dat het beter
met me gaat, om vervolgens weer over te gaan tot de orde van de dag. Alsof
ik de griep heb gehad. Ik krijg dan de neiging om uit mezelf meer te gaan
vertellen over hoe klote de afgelopen jaren zijn geweest, maar ik houd me
altijd in. De interesse lijkt soms ver te zoeken, maar ik denk eerder dat het
ongemakkelijkheid is en dat ze zich geen houding weten te geven.

Het valt me wel op dat het voornamelijk jonge mensen zijn die hier moeite
mee hebben. Zij hebben over het algemeen natuurlijk minder met dit soort
nare onderwerpen hoeven dealen dan mensen met wat meer levenservaring,
maar mijn tip aan hen zou zijn: ga het niet uit de weg. Verwacht niet dat
degene die een zware tijd heeft gehad alleen maar op een roze wolk zit, want
er is vaak nog een hoop werk aan de winkel. Natuurlijk hoef je het er niet
uren over te hebben, daar heb ik zelf meestal ook geen zin in als ik een
avondje uit ben, maar vraag er dan alleen naar als je er ook oprecht iets over
wilt horen.
Mocht je het moeilijk vinden om je een houding te geven, dan is het
misschien prettiger om een kaartje te sturen, zodat je meer tijd hebt om je
woorden te kiezen. Stuur dan ook nog eens een appje of een kaartje als het
ergste voor de persoon in kwestie achter de rug is, want ook dan is er voor de
zieke nog een hoop werk aan de winkel, zowel fysiek als mentaal. Juist dan is
het fijn om iets te horen, want die kaartjes en berichtjes onthoud je misschien
nog wel meer dan de kaarten die je kreeg op de momenten dat je midden in
de achtbaan zat.

WANNEER KOM JE WEER WERKEN?


Toen ik mensen het heuglijke nieuws vertelde dat mijn behandelingen
hadden gewerkt en ik dus genezen leek te zijn van de derde keer kanker,
kreeg ik de meest uiteenlopende reacties. Extreem blije berichten stonden
bovenaan de lijst, maar een aantal mensen vroegen gelijk wanneer ik weer
kwam werken. Ik was immers genezen, toch?
Zoals ik net al schreef, betekent het niet dat je gelijk weer de oude bent als
de ziekte uit je lijf verbannen is. Je weet überhaupt niet of je ooit weer
helemaal de oude gaat worden, want door de ziekte is er een hoop veranderd.
Ik zou het liefst hetzelfde gevoel willen hebben als mijn moeder, die in de
weken na die goede uitslag nog steeds in extase was als ik haar belde: ‘Ik kan
elke keer wel weer huilen van blijdschap als ik eraan denk!’ en negen van de
tien keer schoot ze dan vol. Maar dat gevoel had ik niet.
Omdat ik ermee zat vroeg ik het aan mijn psychotherapeut: ‘Ik ben
eigenlijk helemaal niet zo blij. Denk je dat dit nog gaat komen?’ Haar simpele
edoch eerlijke antwoord was: ‘Nee, dat denk ik niet.’
Ik weet inmiddels ook hoe dat komt. De ziekte (en daarmee dus het
grootste gevaar) was dan wel geweken, maar het verwerkingsproces begon
voor mij toen pas. Ik heb acht maanden letterlijk in doodsangst geleefd en dat
viel opeens weg. Daarnaast voelde mijn lichaam na de uitslag niet anders aan
dan voor de uitslag. Mijn maag werkte nog steeds niet goed en eten deed dus
nog steeds pijn. Geen wonder dat ik me niet ‘beter’ voelde.

Ook al was ik toen, in september 2019, genezen verklaard, ik zat in die


periode niet lekker in mijn vel. Ik was erg dun en aankomen ging moeizaam,
doordat eten nog steeds amper lukte. Sporten kostte heel veel energie dus de
spieropbouw bleef ook achterwege. Ik was de enige persoon in mijn omgeving
die het niet erg vond dat het lekkere weer voorbij was. Met verschillende
laagjes aan zag je immers niet hoe erg ik was afgevallen. Maar dat was
uiteindelijk allemaal bijzaak. Het waren problemen van tijdelijke aard en het
échte probleem leek opgelost. Ik moest het herstel alleen de tijd geven. En
dat kon best nog even duren.

Waar ik het meest aan merkte dat de ziekte weg was, was dat ik me weer
druk maakte om andere dingen. Dingen waar ik me tijdens de ergste
ziekteperiode maar al te graag druk over had willen maken. Bizar hoe snel
zoiets gaat. Het ergste gevaar is geweken en je brein stopt al die enge dingen
in een kastje, helemaal achterin. Het was voor even opgeborgen, maar je
voelde wel continu dat het er nog zat.
Om een voorbeeld te geven van zo’n klein ding waar ik me weer druk om
kon maken: ik zag een leuke jas online en wilde deze eigenlijk in alle
beschikbare kleuren bestellen, maar dacht toen: jeetje, wat duur! En maar
mopperen: hoe durven ze zoveel geld voor een jas te vragen? Het moet toch
niet gekker worden? En toen... na even in en uit te ademen en bij die
gedachten stil te staan, schoot ik in de lach. Waar maakte ik me druk om?
De jas werd de volgende dag bezorgd. In alle kleuren.

BAALDAGEN
Hoe positief ingesteld ik ook ben, ook ik heb baaldagen, zoals je inmiddels
hebt kunnen lezen. Er hoeft op zo’n dag niet eens iets heel anders te zijn dan
alle andere dagen van die maand. Soms heb ik zo’n dag waarop ik extra besef
dat ik ziek ben, dat ik nergens zin in heb en er een soort zwarte wolk boven
mijn hoofd lijkt te hangen. Ik een nog grotere hekel aan de kanker heb dan
anders en nu alweer opzie tegen de volgende keer dat ik weer naar het
ziekenhuis moet. Ik voel me op zo’n dag gewoon klote.
Om me, ondanks deze nare ziekte, zo goed mogelijk te blijven voelen,
probeer ik elke dag gezond te eten, regelmatig te sporten, dagelijks te
mediteren en niet te veel alcohol te drinken. Hoewel me dat normaal
gesproken een fris en energiek gevoel geeft en de serotonine door mijn
lichaam giert, werkt het op zo’n dag allemaal niet. Dan heb ik zin in drie
flessen wijn, ben ik nog lang niet tevreden over mijn lichaam als ik in de
spiegel kijk en denk ik tijdens het mediteren alleen maar aan het pakketje dat
elk moment bezorgd kan worden. Mijn focus is weg en dat maakt me
chagrijnig.
Toch schijnen dit soort dagen goed te zijn. Ze horen erbij. Ik besef dat ik
op een dag als deze alles lastig en oneerlijk vind en dus geef ik hem graag een
naam. De Baaldag. Geen idee waarom het voor mij helpt, maar door deze
dag te bombarderen tot Baaldag, baken ik alle ellende even af tot een etmaal,
wetende dat morgen een betere dag zal worden. Ik dwing het gewoon af.

Het is vrij makkelijk om op baaldagen de handdoek in de ring te gooien,


want het sporten lijkt niet te werken, het mediteren wil niet lukken en
waarom zou ik in hemelsnaam geen alcohol drinken? Het lijkt alsof niets zin
heeft. Op dit soort dagen denk ik ook negatief over mijn behandelingen.
Waarom doen we dit eigenlijk? De tumor op m’n rug wordt alleen maar
groter en viezer, en door de plekken in mijn longen is mijn conditie ook niet
bepaald je van het, denk ik op zo’n moment.
En dan? Dan roep ik mezelf een halt toe. Het enige wat altijd bij mij werkt
en wat ik altijd in gedachten houd is: het wordt vanzelf morgen. Of als ik om
twee uur een scan heb denk ik: het wordt vanzelf drie uur. Tijd heelt – in dit
geval zelfs in letterlijke zin – alle wonden. En die gedachte houdt me altijd op
de been.
Het helpt ook om mijn gevoel van me af te schrijven. Ik ben weer een uur
verder, ik voel me een beetje bevrijd en voor ik het weet is de baaldag voorbij.
Of om een grondige schoonmaak te houden in mijn huis. Goed voor de geest
en goed voor de nieuwe dag van morgen. Een nieuwe dag, een nieuwe kans.
Met een schoon huis. En over een tijd hopelijk ook een schone Ruud.

WACHTEN
Mensen houden over het algemeen niet van wachten. Wachten is
weggegooide tijd. Maar dat waar je op wacht kan wel het wachten waard zijn.
Bij wachten draait het allemaal om geduld en in deze tijden van vele prikkels
is dat ver te zoeken. Wachten op de bus buiten in de kou, wachten op je eten
in een restaurant als je vergaat van de honger, wachten tot je vrienden je
komen oppikken om naar een feestje te gaan – allemaal dingen die eerst
vervelend zijn voordat het leuk wordt. Door het wachten.
Naast deze ‘dagelijkse wachtmomenten’ zijn er nog de unieke uitschieters
met dezelfde tergende combinatie van leuk en vervelend. Neem nu
bijvoorbeeld je rijexamen: je rijdt een stukje, parkeert de lesauto perfect in het
parkeervak en doet vervolgens de hellingproef ietwat stroef. Die minuten ná
je rijexamen zijn killing. Je moet ‘even wachten’ en daarna wordt (hopelijk)
verteld dat je het hebt gehaald. Het wachten wordt beloond. Ik moet meteen
terugdenken aan mijn tijd op de middelbare school toen ik blokte voor m’n
examens. Ik moest een 5,5 halen voor wiskunde om te kunnen slagen, maar
dat was niet m’n beste vak en daardoor had ik er heel wat tijd en moeite in
gestopt. Tussen twaalf en drie uur kon ik gebeld worden. Werd ik niet
gebeld, dan had ik m’n diploma. De langste drie uren uit mijn leven. Dacht
ik.
Want wachten op de uitslag van je eindexamens is echt peanuts in
vergelijking met wachten op de uitslagen van scans. Uitslagen die gaan over je
leven. Toen er een uitzaaiing van een melanoom geconstateerd was, werden
er van mijn hele lichaam scans gemaakt. Een arts zou me bellen om me te
vertellen waar de kanker nog meer zou zitten. Alles waarop ik in het verleden
gewacht had, was niets vergeleken met dit. Ik verlangde op dat moment zo
naar het wachten op vrienden die me zouden oppikken om naar een feestje te
gaan, of om een uitslag van een rijexamen te horen. Maar dat is wachten voor
dummies. Dit is waar geduld echt om draait, maar waar vind je geduld als je
in afwachting bent van (de lengte van) de rest van je leven? Dat is nog eens
wachten.
Helaas was de uitslag slecht, maar als ik deze uitslag vier jaar geleden had
gehad, was ik ‘opgegeven’, zoals dat heet, omdat de kanker op te veel plekken
zou zitten om te opereren. Nu was er immuuntherapie en werd ik behandeld
in een van de beste ziekenhuizen van Europa. De uitslag werd er niet beter
van, maar door het wachten was er een behandeling die de uitzaaiingen
misschien wél zou kunnen verwijderen. Geen weggegooide tijd, maar
gewonnen tijd.
Het klinkt misschien cliché, maar als ik nu wacht op een maaltijd of op de
trein en ik mezelf erop betrap dat ik me erger, dan geniet ik van mijn ergernis
en plaats ik alles gelijk in perspectief. Want er komt iets leuks aan. Het is het
wachten waard.
GOEDBEDOELD ADVIES
Zoals ik eerder al beschreef, geloof ik er zeker in dat de manier waarop je je
ziekte benadert, invloed heeft op je herstel. Als ik vrolijk en blij ben, krijg ik
energie en heb ik het gevoel dat ik sneller zal herstellen van de zware
behandelingen. Aan de andere kant wil ik het ook weer niet té gezellig
maken, want straks willen de kankercellen nog even blijven hangen. En dat is
dan weer niet de bedoeling.
Gelukkig zijn er altijd nog mensen om me heen die me eraan helpen
herinneren dat zij alwetend zijn. Opvallend is dat het juist de mensen zijn die
ik amper ken, die het beste denken te weten hoe ik in elkaar zit en wat ik
moet doen om beter te worden. In januari 2019 was ik bij de begrafenis van
mijn oma in het hoge noorden. Ik had in de week van haar overlijden
gehoord dat ik weer kanker had, dus alsof die dag nog niet zwaar genoeg was
kwam daar een voor mij volstrekt onbekende buurvrouw van mijn overleden
oma vertellen dat ik ‘positief moest blijven’, terwijl ze me een ferme klap
op mijn arm gaf. Ont-zet-tend bedankt. Dat ik daar zelf niet op was
gekomen!

Iedereen kent wel iemand die kanker heeft gehad en mensen schromen niet
om die verhalen met mij te delen. Helaas blijven vaak alleen de heftige
verhalen die slecht aflopen bij mensen hangen. ‘Mijn oude docent had een
bultje en toen zat het overal!’, ‘Mijn neef dacht dat hij verkouden was en nu
is hij dood’, of: ‘Ze hebben heel goede pruiken tegenwoordig.’ Allemaal heel
goed bedoeld en ontzettend vervelend voor de zus van de tante van je
vriendin, maar wat moet ik met je horrorscenario? Ik wil graag beter worden
en hoor dus liever de positieve, motiverende verhalen.
Het lijkt menseigen om onze verhalen te willen delen. Hoe erger, hoe
interessanter. Alsof mensen pas naar je willen luisteren als jij het meest
emotionele, meeslepende of tragische verhaal hebt. Maar ik hoor graag de
verhalen over hoe ‘immuuntherapie de kanker als sneeuw voor de zon deed
verdwijnen’, of over ‘de broer die ten dode opgeschreven leek, maar die nu
een safaritourbedrijf begonnen is in Zuid-Afrika’. Dát wil ik horen. Noem
het sprookjes, maar ik hou van sprookjes. In sprookjes zitten altijd een
onderliggende boodschap en hoop. En dat is wat iemand die ziek is
gedurende het hele traject (en daarna) op de been houdt: hoop.
Dus vertel de volgende keer als je van iemand hoort dat hij ziek is niet het
doemscenario dat je kent, maar vertel juist het verhaal van die persoon die je
kent bij wie het wél goed gekomen is en dat sprookjes in sommige gevallen
dus wel degelijk bestaan.

SOCIAL MEDIA
Vrijwel alles wat je op Instagram ziet is nep. De stralende huiden zonder
enige oneffenheden, de afgetrainde zongebruinde lichamen en de prachtigste
geföhnde haren vliegen je er om de oren. Want wie gaat er nu niet in Full
Glam naar het strand? Iedereen doet dat toch?
Eh, nee. In het echte leven doet bijna niemand dat. Ik niet tenminste. Ik
trek een zwembroek aan, gecombineerd met een T-shirt dat vies mag worden
van het zand en ik draag een pet, aangezien ik niet wil verbranden en ik mijn
haar dan niet hoef te doen. Maar of ik daar dan een foto van op Instagram
zet? Absoluut niet. Want op Instagram is alles perfect en daar past mijn
houtje-touwtjelook echt niet tussen.

In de afgelopen jaren heb ik gemerkt wat voor vertekend beeld social media
geven ten opzichte van het echte leven. Zo was ik in 2016 eens op Instagram
aan het scrollen en zag ik daar beelden van een geweldig verjaardagsfeest.
Overal hingen ballonnen en de hostess kwam in beeld gewandeld met een
schaal vol ijs, champagne en vuurwerk. ‘Was ik daar maar bij geweest’, ging er
toen door mijn hoofd, tot ik me opeens bedacht dat ik erbij wás. In de
realiteit was het alleen een stuk minder indrukwekkend dan op Instagram. Er
was een lullig hoekje afgezet met acht ballonnen en de hostess moest opnieuw
het vuurwerk in de schaal aansteken ‘omdat het niet goed op camera stond’.
Sindsdien neem ik alles op Instagram met een korreltje zout.

Denk bijvoorbeeld eens aan het begrip ‘lachen naar het vogeltje’. Waar slaat
dat eigenlijk op? Stel: je zit in een vrij serieus gesprek met wat vrienden op
het terras en voor je het weet staat de gezellige man met de polaroidcamera
weer voor je neus. Voor drie euro sluit je een deal met hem en dus zetten jij
en je vrienden bij het aftellen van drie naar één allemaal jullie nepste glimlach
op, zodat de foto er in elk geval vrolijk uitziet. Want wat hádden jullie het
gezellig, terwijl Annemiek net vertelde over haar ontslag en Dirk-Jan over
zijn break-up. Toch even een foto van de polaroid maken met je iPhone en
snel op Instagram posten, die handel. Het liken kan weer beginnen.
Nu heb ik misschien een grote mond over dit onderwerp, maar ik doe er
zelf net zo hard aan mee. Ik heb er bewust voor gekozen om pas na vier jaar
op social media te delen dat ik kanker heb. Uitsluitend mijn inner circle en
collega’s wisten daarvoor dat ik ziek was, omdat ik nooit de behoefte had
gevoeld om het online te delen. Ik wilde dat mensen mij gewoon zagen als
‘Ruud’ en niet als ‘de patiënt’.
Het grappige is dat een groot deel van mijn volgers voor ik deelde dat ik
ziek was waarschijnlijk dacht dat ik een vrij oppervlakkig leven leidde, maar
dat kwam natuurlijk door wat ik liet zien. Bijna het enige wat ik online deelde
waren de momenten waarop ik uit eten was, op een terras zat of op vakantie
was. Qua werk zagen mensen vooral alle buitenlandproducties die ik heb
gemaakt, zoals de wijnreizen in Californië en Zuid-Afrika en Ex On The
Beach in Thailand, afgewisseld met foto’s en filmpjes van events waar ik
bn’ers moest interviewen. Eerlijk is eerlijk, ik creëerde zelf óók een vertekend
beeld.
Het klinkt misschien gek, maar ik vond het wel fijn dat mensen toen alleen
die kant van mij zagen. Het gaf namelijk een gevoel van afstand, zodat die
onbekenden niet te dichtbij kwamen en ze me dus niet konden voorzien van
een mening waar ik niet op zat te wachten. In de onzekere tijden wilde ik
zeker niets over mijn ziekte delen, omdat alle verhalen van anderen me over
het algemeen alleen maar nog onzekerder maakt, zoals je in ‘Goedbedoeld
advies’ kon lezen.
Toen het ernaar uitzag dat de kanker daadwerkelijk na jaren mijn lijf had
verlaten, besloot ik mijn verhaal te delen. Ik had inmiddels al meer dan een
jaar geschreven en wist dat ik mijn verhaal over een tijdje als boek uit zou
gaan brengen. Op die manier zou iedereen er alsnog achter komen en dus
besloot ik een post te maken, die ik op al mijn social media deelde.
De reacties waren overweldigend. Meer dan 12.000 mensen hadden mijn
tweet geliket en ik ontving ontelbare lieve woorden. Ik had toen nog niet
gedeeld dat ik een boek aan het schrijven was, maar vanaf het moment dat ik
mijn volgers verteld had dat ik ziek was, besloot ik wel meer over mijn
ziekteproces te delen, met name omdat ik merkte dat mensen die openheid
konden waarderen. Ik kreeg daarnaast heel veel berichten van mensen die zelf
ziek waren en die hoop putten uit mijn berichten. Alleen dat gaf me al de
motivatie om opener te zijn.

Het voelde als een soort uit de kast komen op ziektegebied. Mijn ziekte was
niet langer een geheim voor de wereld en dat luchtte enorm op. Ik merkte
ook dat mensen het eerder stoer vonden dat ik mijn verhaal zo deelde, dan
dat ze me als een patiënt gingen behandelen. Waar ik in eerste instantie bang
voor was, bleek niet te gebeuren.
Toen het na verloop van tijd helaas toch weer slechter met me ging en de
kankercellen zich weer in mijn lijf begonnen te vermenigvuldigen, ben ik
doorgegaan met het delen van mijn traject op social media. Achteraf gezien
heb ik er spijt van dat ik het die eerste vier jaar voor mezelf heb gehouden,
want als ik nu zie hoe ontzettend veel steun ik gehad heb aan alle mensen die
er online voor mij zijn geweest, dan had ik daar in eerdere moeilijke tijden
ook al veel aan kunnen hebben.
Ik hoop dat mijn openheid over mijn ziekte op mijn socialmediakanalen en
in dit boek ertoe leidt dat mensen er met elkaar over gaan praten, want
gevoelens moet je niet opkroppen. Ze moeten uitgesproken worden. En als ik
ook maar één iemand met mijn verhaal heb geholpen, dan is mijn doel al
bereikt.

ALLES AANGRIJPEN
Aangezien ik tijdens mijn ziekteproces zeeën van tijd heb gehad, ik geen
energie had om iets actiefs te doen en ik mijn dagen dus voortdurend
horizontaal doorbracht, keek ik televisie. Heel veel televisie. Toen ik ongeveer
heel Netflix en Videoland uitgekeken had (zoeken ze daar nog recensenten?),
begon ik met het intellectuele, inspirerende, hoogstaande realityprogramma
Keeping Up With The Kardashians.
Het programma gaat over realityster Kim Kardashian en haar familie en
geeft een inkijkje in hun roemrijke en chaotische levens vol drama. Als je
foto’s van de familie van tien jaar geleden vergelijkt met foto’s van nu, zie je
dat alle gezinsleden er tegenwoordig compleet anders uitzien. En ze lijken
allemaal precies op elkaar, met dank aan hun familie-plastisch-chirurg dr.
Simon Ourian. Maar hij is niet de enige die hen helpt bij het creëren van het
perfecte uiterlijk. Door dit programma heb ik namelijk kennisgemaakt met
een nieuw woord: glam squad.
Een glam squad is een team van professionals, dat ervoor zorgt dat de
dames er altijd ‘on fleek’ uitzien. Een haarstylist, make-upartist,
imagomanager, kledingstylist en ga zo maar door. Ze staan allemaal dagelijks
voor de familie klaar, om hen vanaf vroeg in de ochtend in de steigers te
zetten, zodat zelfs elke paparazzifoto er gelikt uitziet.
Het ding van televisiekijken is dat je je vaak ofwel herkent in de karakters
van een tv-programma, of dat het een ver-van-je-bedshow is. Ik besefte dat ik
dan misschien geen glam squad had zoals de Kardashians, maar dat ik wel
degelijk een eigen squad had verzameld. Een psychotherapeut, een
fysiotherapeut, verscheidene gespecialiseerde artsen, een magnetiseur, een
yoga-nidra-coach, een spiritueel medium en (eenmalig) een haptonoom
stonden de afgelopen jaren voor mij klaar. Deze squad, of dit ‘team van
professionals’, hoe je het ook maar wilt noemen, was er net als de glam squad
van de Kardashians ook continu voor mij, om me zo goed mogelijk door deze
periode heen te leiden. Ik greep alles aan wat me mogelijkerwijs zou helpen
om te genezen.
De magnetiseur haalde ‘emotionele blokkades’ bij me weg, zodat mijn
lichaam gezonder en sterker zou zijn, de psychotherapeut hielp me mentaal
de periode door te komen en de yoga-nidra-coach zorgde ervoor dat ik
ontspanningsmomenten bleef houden in deze turbulente, enge periode.
Uiteraard weet ik niet wát me geholpen heeft en wat misschien niet, maar
door het boek Jij bent de placebo van Joe Dispenza weet ik dat het eigenlijk
ook niet uitmaakt. Zolang je er zelf maar in gelooft, gelooft je lichaam het
vaak ook.

Normaal heb ik het bijvoorbeeld niet zo op tarotkaarten, maar voor deze


periode maakte ik een uitzondering en trok ik er een paar. Gek genoeg trok ik
twee keer een kaart waarop stond: ‘Terugkeer naar een goede gezondheid.’
En hoewel ik rationeel ook wel inzie dat twee papieren kaartjes met een
tekening en een tekstje me niet gaan genezen, gaf het me wel weer wat
houvast. Ik wil er alleen maar mee zeggen dat je moet doen wat voor jou goed
voelt, in wat voor situatie je je ook bevindt. Ik geloof heel erg in ‘en en’ in
plaats van ‘of of’. In mijn geval volg ik alle behandelingen die de artsen me
geven, maar probeer ik daarnaast ook alles aan te grijpen wat dit proces kan
ondersteunen, omdat het me het gevoel geeft dat ik het heft in eigen hand
neem. Die lichte (schijn)controle die je dan ervaart, geeft je weer een gevoel
van autonomie. En dat is heerlijk.

ALTERNATIEVE GENEESKUNDE
Naast de reguliere behandelingen van het ziekenhuis mediteerde ik vrijwel
dagelijks, dronk ik drie koppen zuurzakthee per dag, omdat dat goed voor me
zou zijn, en beoefende ik yoga nidra. Kortom: ik probeerde van alles en pakte
eruit wat ik kon gebruiken. Via een vriendin hoorde ik van nog een andere
alternatieve geneeswijze, waar ik zelf nog nooit van had gehoord:
haptonomie. Ook dat besloot ik een kans te geven.
Daar stond ik dan. Donderdag 23 mei 2019, in Groningen, voor de deur
van de haptonomiepraktijk. Ik had de maandag ervoor net een goede uitslag
van mijn ct-scan gehad, die alle pijlen in de goede richting zette voor mijn
vervolgtraject. Ik was dus al enorm positief gestemd. Dit kon me niet
ontnomen worden, toch?
Een man, laten we hem Jan noemen, ontving me vriendelijk en ik mocht
direct plaatsnemen op een onhandig zittend bankje, waar we vervolgens een
gesprekje voerden. Hij vertelde over het zelfgenezende vermogen van het
lichaam, waar we weinig controle over hebben, maar waar we wel enigszins
contact mee kunnen maken. Dat wilde ik natuurlijk en aangezien dat ook
onderdeel was van yoga nidra klonk het erg herkenbaar.
Jan pakte mijn pols vast en wist vervolgens direct te vertellen dat ik ‘een
gevoelsmens ben met een sterk analytisch vermogen’. Dat klopt geloof ik wel,
maar dat is hetzelfde als een waarzegster op televisie die tegen de kijker zegt
dat ‘je je sterk verbonden voelt met iemand uit het hiernamaals’. Iedereen
heeft wel een bekende die overleden is en dus is het op iedereen van
toepassing. Ik was nog lang niet overtuigd.
Vervolgens mocht ik mijn shirt uittrekken en drukte Jan op verscheidene
punten op mijn hoofd, nek en schouders. Dat bij mij de kanker aan de kant
van mijn lichaam zat waar ook mijn lever zit vond hij totaal geen verrassing.
Daar zat het probleem namelijk bij mij! Maar hoe dat precies zat, wist Jan pas
toen hij me energetisch begon in te stralen.
Ik moest op mijn rug op een massagetafel gaan liggen, met mijn ogen dicht
en mocht geen vragen stellen, want Jan moest zich concentreren. Toen hij,
zonder mij aan te raken, na vijf minuten klaar was, vroeg hij wat ik gevoeld
had. En ik maar denken dat hij míj zou vertellen wat híj voelde. Daar
betaalde ik immers een vermogen voor.
Nadat ik mijn shirt weer had aangetrokken, vertelde Jan me dat ik enorm
veel lood en koper in mijn lichaam had. Helaas geen goud, dat was tenminste
nog wat waard geweest. Gelukkig had Jan de oplossing. Ik mocht geen
gluten, melk, eieren en nog een waslijst met andere producten meer eten.
Ook had hij een adresje voor de perfecte supplementen. Zijn eigen adresje.
Hij vond dat ik emotioneel gezien goed in orde was, dus dat behoefde nu
geen prioriteit. De veelbelovende immuuntherapie, die gigantisch veel prijzen
gewonnen heeft vanwege de bizar goede werking, leek Jan geen goed idee.
Met energetisch instralen, goede voeding en de juiste supplementen moest
het lukken om me te laten genezen.
De hartelijke groeten, Jan. Dit was één keer en nooit weer. Steek je
energetische 95 euro maar ergens waar de zon niet schijnt. Want ik ga lekker
naar de zon toe als alles achter de rug is. Dan hoef ik jou tenminste niet meer
te zien.
EPILOOG

In januari 2019 ben ik begonnen met het schrijven van dit boek, zonder al te
weten dat het daadwerkelijk ooit in de winkel zou komen te liggen. Sterker
nog: het was in eerste instantie helemaal niet mijn intentie om er een boek
van te maken. Ik wilde gewoon al mijn puurste gevoelens van me afschrijven,
zonder er rekening mee te houden wat een ander ervan zou vinden. Pas toen
ik de geschreven stukjes aan mensen om me heen liet lezen, merkte ik dat er
behoefte was aan een dergelijk boek. Mensen vroegen me namelijk vaak hoe
ik zo positief kon blijven, ondanks alles wat ik meemaakte, en weer anderen
vroegen hoe ze het best om konden gaan met iemand die ziek was. Het idee
dat ik mijn steentje bij zou kunnen dragen aan zulke situaties van anderen,
maakte dat ik dit boek uiteindelijk besloot uit te geven.
Inmiddels naderen we eind 2021 en ben ik heel erg blij dat het af is. Voor
zover het af kan zijn natuurlijk, want hoewel de kanker nog steeds niet
helemaal uit mijn lijf is, voelt het wel alsof ik dit hoofdstuk/boek nu letterlijk
kan sluiten. Als ik zou wachten tot ik genezen zou zijn, zou dit boek
misschien nooit uitkomen en daarbij kan niemand in de toekomst kijken. Het
is juist de kunst om in het nu te leven en niet langer te wachten. Als je iets
wilt, doe het dan nu, want vandaag is het enige wat je hebt.
Ik hoop dat ik door het delen van mijn verhaal je een piepklein beetje aan
het denken heb gezet over je eigen leven. De kijk die ik op het leven heb
gekregen sinds mijn diagnose is toegankelijk voor iedereen en je hoeft daar
(gelukkig) niet ziek voor te zijn (geweest). In wezen zijn er maar een aantal
dingen waar het leven echt om draait en het is de kunst om deze te zien.
Ik hoop dan ook dat je door het lezen van dit boek naar je eigen leven hebt
gekeken en je bewust bent geworden van de dingen die jou gelukkig maken,
de dingen die je al hebt en de dingen die je misschien anders kunt doen, om
op die manier geluk te vinden. Want ik blijf erbij: ‘waarderen kun je leren’ en
‘gesuntheit ist nicht alles, aber ohne gesuntheit ist alles nichts’.
DANKWOORD

Om eerlijk te zijn weet ik niet eens waar ik moet beginnen, aangezien ik in de


afgelopen jaren van zoveel mensen zo ontzettend veel steun heb gehad, dus ik
hoop dat ik niemand vergeet. Wel heb ik besloten om geen enkele naam te
noemen, omdat ik het niet over mijn hart zou kunnen verkrijgen als ik er
eentje zou missen. Ik ben er zeker van dat de mensen over wie ik schrijf weten
dat het om hen gaat.
Uiteraard wil ik beginnen met mijn lieve vriend. We wonen onder één dak
en dus heeft hij mij in deze periode het meest gezien van iedereen. Als ik me
slecht voelde zorgde hij voor me, als ik verdrietig was troostte hij me en als ik
boos was kreeg hij het flink te verduren. Toen de wond op mijn rug
openging, schoot hij direct in de zorgmodus en verzorgde hij de wond. Ik heb
diepe bewondering voor hoe hij met mij is omgegaan in deze zware periode
en ik denk dat maar weinig mensen van onze leeftijd al zoveel samen hebben
moeten doorstaan. Bedankt lieverd, voor je continue steun. Ik hou van je.
Naast mijn vriend wil ik ook mijn familie en schoonfamilie bedanken. Ook
zij zijn er altijd voor me geweest. Je familie houdt onvoorwaardelijk van je en
dat heb ik in deze situatie des te meer gemerkt. Datzelfde geldt gelukkig ook
voor mijn schoonfamilie, want ook zij hebben mij in de donkerste periode
onder hun vleugels genomen, me verzorgd toen ik niks kon en afgeleid als ik
dat nodig had. Daar ben ik hun heel erg dankbaar voor.
Mijn vrienden zijn ook van onschatbare waarde geweest in deze periode.
Zoals ik al zei ga ik geen namen noemen, maar zij die dicht bij mij staan
weten dat ik het over hen heb. Of het nu ging om een luisterend oor,
afleiding of een lach: bij hen kon ik altijd terecht. Ik heb nog nooit zoveel
surpriseparty’s gehad als in de afgelopen jaren (maar liefst drie in één jaar),
want we hadden niet alleen onze vriendschap maar ook het leven te vieren.
Heel veel dank daarvoor!
Mijn toenmalige kapster en mijn lieve vriendin annex collega moet ik in
het bijzonder bedanken. Zij hebben mij in 2015, zoals je hebt kunnen lezen,
naar de dokter gestuurd met mijn ‘vreemde moedervlek’. Zonder hen had ik
hier dus misschien niet meer gezeten. Ik hoop dat ze weten hoe dankbaar ik
hun daarvoor ben.
Om dit traject zo goed mogelijk door te komen, had ik veel energie en tijd
nodig. En dat laatste kreeg ik van mijn werkgever. Het is ongelofelijk hoeveel
steun ik heb gevoeld. Het aantal lieve, aanmoedigende berichten van mensen
van Fremantle en rtl Boulevard is ontelbaar. Ik wil al mijn lieve collega’s hier
heel erg voor bedanken en in het bijzonder de ceo van het bedrijf, aangezien
zij zo ontzettend met mij heeft meegeleefd, dat ik niets anders kan zeggen
dan: duizendmaal dank. Je was er altijd op alle belangrijke momenten, wist
altijd het juiste tegen me te zeggen en me op sleeptouw te nemen op dagen
dat ik het allemaal niet meer zag zitten en dat betekent heel erg veel voor me.
Ik wil alle mensen van het Antoni van Leeuwenhoek eveneens bedanken.
Zij hebben er immers voor gezorgd dat ik continu behandeld word en ze
hebben me altijd als mens gezien en niet als nummer.
Niet alleen de mensen van het ziekenhuis hebben me hierdoorheen
gesleept. Zoals je in dit boek al kon lezen, is er een heel team van
professionals geweest dat me heeft bijgestaan. Mijn psychotherapeut,
yoga-nidra-docente, fysio en magnetiseur wil ik dan ook uit de grond van
mijn hart bedanken.
Mijn uitgeverij A.W. Bruna Uitgevers en alle mensen uit het team die aan
dit boek hebben gewerkt wil ik ook enorm bedanken. Zonder hen was dit
boek er überhaupt niet op deze manier geweest.
Ook wil ik mijn dank uitspreken naar al mijn lieve volgers op social media.
Hoewel we elkaar niet in real life kennen, heb ik heel veel steun gehad aan
jullie woorden en ik ben nog steeds overweldigd door alle honderden kaarten
die ik van jullie kreeg. Die lieve kaartjes en berichten kreeg ik ook van ouders
van vrienden of collega’s en vrienden van mijn ouders, vriend, zussen en ga zo
maar door. Voor mij totaal onbekende mensen stuurden me de liefste
berichten en elke keer bracht dit me enorm veel steun. Bedankt aan iedereen
die voor me geduimd of gebeden heeft.
Als laatste wil ik onze lieve katten Guus en Finn bedanken, want zij
voelden altijd feilloos aan wanneer ik een knuffel nodig had. En als ik nog
iemand vergeet: ook jij bedankt! Zonder jullie allemaal was het nog veel
zwaarder geweest.

Alle liefs,

Ruud
BIJLAGE: LIJST MET TIPS

Het is absoluut niet mijn intentie om jou als lezer te vertellen wat je moet
doen. In dit boek wilde ik vooral de inzichten die ik de afgelopen jaren door
mijn ziekte heb opgedaan met je delen, zodat je de inzichten waar je wat aan
hebt, kunt implementeren in je eigen leven. Ik heb al mijn tips nog even
overzichtelijk onder elkaar gezet. Sommige heb ik al aangestipt in dit boek,
maar andere zijn nieuw. Doe ermee wat je wilt!

• Schrijf vijf dingen op die je graag wilt bereiken binnen bijvoorbeeld een
jaar. Maak ook meteen een herinnering in je agenda voor over een jaar,
waarbij je terugblikt. Je zult zien dat je sowieso een deel van je doelen
behaald hebt.

• Eet een maand geen ei (of iets anders wat je lekker vindt). Als je het na die
tijd weer eet, zul je zien dat je het éxtra lekker vindt en waardeert.

• Op een dag dat je heel erg brak of ziek bent (door bijvoorbeeld een griep),
schrijf dan op of spreek via een voicememo in hoe vreselijk je je voelt en
geef het leven een cijfer. Lees of luister het terug wanneer je je beter voelt.
Je vergeet vaak snel hoe diep je in de put zat en hoe graag je je op dat
moment goed had willen voelen. Waarderen kun je leren, energie is niet
normaal om te hebben, maar een geschenk.
• We kennen allemaal wel iemand die ziek is of het om een andere reden
moeilijk heeft. Diegene wordt op de ‘piekmomenten’ overspoeld met
kaartjes, maar daarna wordt het vaak stil. Stuur eens een kaartje naar
iemand buiten die momenten. Bijvoorbeeld die vriend die al heel lang thuis
zit na een burn-out en nu net weer een beetje begint te werken, dat
familielid van wie de scheiding al een halfjaar achter de rug is of die collega
die al een tijd in behandeling is.

• Wat zijn de dingen die je echt graag zou willen hebben of zou willen doen,
maar die je toch niet koopt of steeds uitstelt omdat ze bijvoorbeeld duur
zijn of waarvan je denkt dat het niet verstandig is? Soms moet je even níét
verstandig zijn en het gewoon doen, dus koop nu die jas, boek nu dat dagje
wellness of doe, als je thuiswerkt, even een dutje tussen de middag. Self-
care is heel belangrijk en komt je gezondheid ten goede.

• Stel dat je er over vijf jaar niet meer bent, zou je dan blij zijn met wat je tot
nu toe gedaan hebt? Welke dingen zou je nog willen doen? Schrijf ze op en
zorg dat je in elk geval een van die dingen binnen nu en een jaar gaat
realiseren.

• Mediteren is niet zweverig, maar juist goed voor je. Het is eigenlijk een
moment van ontspanning en bezinning, net als een middagdutje of bidden.
Vaak bidden mensen juist op de momenten dat het niet goed gaat en dat
geldt meestal ook voor meditatie. Doe dit ook júíst als je je goed voelt! Je
zult je er nóg beter door voelen.

• Benoem waar je mee zit, of dat nou betekent dat je iets tegen iemand zegt,
het opschrijft of gewoon hardop tegen jezelf zegt. Het feit dat je iets
uitspreekt, zorgt dat het uit je hoofd verdwijnt en het dus niet alsmaar
groter wordt. Die transparantie lucht zo enorm op en geeft je een vrij
gevoel.

• Als je je niet blij voelt, probeer dan eens met een nepglimlach te gaan
zitten en houd die een aantal minuten vast. Het voelt heel onnatuurlijk,
maar je brein kan echt en nep niet onderscheiden en herkent die
gezichtsuitdrukking als blijdschap, waardoor er een geluksstofje in je lijf
wordt aangemaakt en je je gek genoeg dus automatisch beter gaat voelen.

• Als je iets niet oké vindt, niet leuk vindt of geen zin hebt om ergens heen
te gaan, zeg dat dan gewoon eerlijk. ‘Sorry, ik voel me niet goed vandaag,
dus ik spreek liever een andere keer met je af.’ Je geeft in dat geval aan dat
het aan jou ligt en niet aan de ander. Maar ook als het wél aan de ander ligt
en iemand iets doet wat je echt niet oké vindt: zeg het gewoon. Die
duidelijkheid is in mijn beleving een stuk fijner dan continu om de hete brij
heen draaien, voor beide partijen. Daarnaast is met tegenzin ergens heen
gaan voor niemand fijn, het kan een grote sfeerbederver zijn.

• Zorg dat je geen te hoge verwachtingen hebt van dingen, want dan valt het
bijna altijd tegen. Je kunt er beter voor zorgen dat je verwachtingen
realistisch of iets aan de lage kant zijn, dan word je niet teleurgesteld en
vallen dingen vaak eerder mee. Maar let erop dat je verwachtingen ook niet
te laag zijn, want dat zorgt voor veel negativiteit. Kortom: verwacht niet
dat je vader aan komt zetten met een nieuwe bmw als je geslaagd bent voor
je middelbareschooldiploma, maar hoop eerder dat je een roos of een dikke
knuffel krijgt. Dan zit je bijna altijd goed!

• Vind je iemand leuk, maar weet je niet of het wederzijds is? Vraag het. Het
leven is echt te kort om rond te lopen met die onzekerheid omdat je niet
weet of iemand jou ook leuk vindt. Voor je het weet heb je drie maanden
verspild aan een potentiële partner, terwijl diegene jou gewoon als goede
vriend ziet. Natuurlijk mag je ook een beetje genieten van de ‘hard to
get’-periode, maar doe dit niet te lang. Tijd is kostbaar.

• Probeer te relativeren op de momenten dat je je heel klote voelt. Onthoud


vooral altijd: dit gaat voorbij. Als ik een spannende uitslag heb om twaalf
uur, is er één ding dat me op de been houdt en dat is: het wordt vanzelf één
uur. Klinkt simpel. En dat is het eigenlijk ook. Meer kun je soms niet
doen.

• Er zit 24 uur in een dag, wat op een werkdag vaak neerkomt op 8 uur
slaap, 8 uur werk en 8 uur vrije tijd. Besef even dat je dus meer slaapt en
werkt, dan dat je vrije tijd hebt die je met je geliefden, familie en vrienden
kunt doorbrengen. Je kunt twee dingen doen: zoek werk dat je heel leuk
vindt óf werk minder, waardoor je misschien minder geld hebt, maar wel
meer vrije tijd. Ik blijf het maar herhalen: tijd is heel kostbaar.

• Tijd is niet te koop, zegt men wel. Toch is dat niet helemaal waar, want
sommige dingen kun je (tegen betaling) uitbesteden. Tijd krijg je nooit
meer terug en geld is ‘maar’ geld. Ik besef dat ik absoluut vanuit een
luxepositie spreek, maar het kan ook een kwestie van prioriteiten zijn. Wij
hebben bijvoorbeeld een schoonmaakster, wat me extra vrije tijd geeft, ook
al heb ik dan minder geld om bijvoorbeeld uit eten te gaan of kleding te
kopen. Ook boodschappen doen kun je prima uitbesteden door ze online te
bestellen. In een kwartier heb ik dat gedaan, terwijl ik met een ritje
supermarkt zo een uur verder ben. Die tijd besteed ik liever aan iets anders.

• Voel je je eenzaam? Neem een huisdier. Het brengt zoveel leven in je huis
en je ontvangt echt veel liefde van ze. Daarnaast is het een fantastische
afleiding en kan bijvoorbeeld een hond voor veel structuur en beweging in
je dag zorgen, doordat je die drie keer per dag moet uitlaten.
• Hoe ziek of ongelukkig je je ook voelt: stap na het wakker worden onder
de douche en kleed je aan (indien dit fysiek mogelijk is). Ook als je
thuiswerkt. Door de hele dag in een pyjama rond te lopen ga je je niet beter
voelen en kleding dragen waarin je je goed voelt heeft een positief effect op
je zelfvertrouwen en gemoedstoestand. Houd het rondhangen in een badjas
of pyjama speciaal, zodat het op dagen waarop je even niks hoeft te doen
heerlijk is om ongedoucht te bingewatchen zonder schuldgevoel en je het
ook blijft associëren met ontspanning in plaats van met stressvolle dingen
als werk of studie.

• Je woongenot is enorm belangrijk, dat besefte ik zelf toen ik ziek was en


alleen via dakramen de seizoenen aan de toppen van een boom zag
veranderen. Zoals ik in dit boek al schreef: ik huil liever in een Range
Rover dan in een Toyota Aygo, dus ik heb veel gespaard, op sommige
dingen bezuinigd, waardoor ik uiteindelijk een prachtig huis met tuin kon
kopen. Als ik dan weer ziek word, waar we niet op hopen, dan wel zo
comfortabel mogelijk!

• Tijd heelt alle wonden. Heb je iets doms gezegd toen je dronken was en
weet je het niet meer precies? Of heb je tijdens een vergadering drinken
over de laptop van je baas laten vallen? Of had je even geen saldo bij de
kassa? Het voelt op dat moment misschien verschrikkelijk, maar het gaat
voorbij. Na een nacht goed slapen (of soms een paar nachten) voel je je
vaak beter en vraag je je af waarom je je er zo rot over hebt gevoeld.
Probeer daaraan te denken op die momenten: het wordt beter. Relativeren
kun je leren.

• Je kunt niet aan twee dingen tegelijk denken, dus ben je continu aan het
piekeren? Creëer dan voor jezelf een plek waar je heel graag zou willen zijn.
Een mooi strand op een tropisch eiland of juist skiënd door de bergen in
Oostenrijk of in een hutje op de hei. Denk aan die plek als je je ergens rot
over voelt. Je zult zien dat het je brein afleidt en je je na een tijdje weer
beter voelt.

• Ben je veel aan het malen als je in bed ligt en wil je ergens echt niet over
dromen? Denk dan heel bewust: ik wil niet dromen over… dan is de kans
groot dat het niet gebeurt, aangezien je dromen vaak gaan over dingen
waar je onbewust mee bezig bent en juist niet over waar je bewust aan
denkt.

• Soms moet je dingen doen die je niet leuk vindt, maar waarvan je weet dat
ze goed voor je zijn, zoals sporten, gezond eten en drinken of mediteren.
Maak het leuker door jezelf na afloop te belonen of maak de
omstandigheden zo fijn mogelijk. Koop leuke kleding om in te sporten of
kies je lievelingsfruit voor in een shake.

• Als je iets graag wilt hebben of bereiken, zet het dan als achtergrond op je
telefoon, zodat je er continu aan herinnerd wordt. Het zorgt ervoor dat je
je focust op je doel.

• Als je een doel hebt, visualiseer dat dan het liefst dagelijks (bijvoorbeeld
tijdens het mediteren). Denk aan het krijgen van die baan, het genezen van
je lichaam of het winnen van die sportwedstrijd. Maak het zo visueel
mogelijk, en leef je helemaal in. Hoe voel je je als je het telefoontje krijgt
dat je de baan gekregen hebt? Wat heb je aan? Wat denk je als je het
contract tekent? Hoe ziet de ruimte eruit waarin je dat doet? Hoe visueler,
hoe groter de kans dat je het waar gaat maken. Topsporters doen dit de
hele tijd.
• Ben je ziek? Kijk niet alleen naar welke medische behandelingen er
mogelijk zijn, maar naar álles wat jij zelf kunt doen om bij te dragen aan
een succesvolle behandeling.

• Ben je fit genoeg of zou je meer kunnen sporten? Eet je genoeg gezonde,
onbewerkte voeding? Ben je goed in balans of zou een energiehealing je
kunnen helpen? Probeer gewoon van alles uit als je daarvoor openstaat; het
hoeft niet ‘of of’ te zijn. Vaak kan ‘en en’ ook en wie weet draagt het bij.
Luister wel altijd naar de echte professionals en overleg met je behandelend
arts.

• Als iemand je vertelt dat hij of zij (ernstig) ziek is, vertel dan niet gelijk alle
horrorverhalen die jij kent over mensen die hetzelfde hadden. Deel de
positieve verhalen die je kent en wees verder vooral een luisterend oor.
Daarmee help je die persoon het meest, en meer kun je niet doen.

• Voor veel mensen is het moeilijk zich te verplaatsen in iemand die ziek is.
We vinden het heel erg voor de zieke, maar écht begrijpen hoe het is om
zoveel te lijden of veel pijn te hebben kunnen we vaak niet. Mocht je wel
echt moeite willen doen, dan kun je proberen het fysiek te maken. Het
voorbeeld uit mijn boek: tape voordat je gaat slapen eens een broccoli op je
rug, dan krijg je er een idee van hoe het voor mij was om te gaan slapen
met een tumor van die grootte op mijn rug. Ik weet zeker dat je me na een
nacht een stuk beter zou begrijpen.

• Schrijf vijf kleine dingen op waar je echt gelukkig van wordt. Dat kan
variëren van een kopje koffie tot een wandeling door het park. Probeer ze
vervolgens gelijk te ondernemen of op z’n minst op korte termijn in te
plannen en ook écht bewust te genieten op het moment dat je dat kopje
koffie in de zon drinkt of die wandeling door het park maakt. Stop je
telefoon dan even weg.

• Wat zijn dingen die jou altijd goeddoen? Ik weet van mezelf bijvoorbeeld
dat ik vooral slaap nodig heb als ik me slecht voel. Een nacht goed slapen
kan mijn hele gemoedstoestand beïnvloeden, en dat geldt voor veel
mensen. Voel je je een dagje rot, misschien zelfs zonder te weten hoe het
komt? Cancel alles en ga vroeger naar bed. Vaak voel je je de volgende dag
een stuk beter en kun je weer veel helderder denken.

• Cliché, maar heel erg waar: leef in het nu. Gisteren is geweest en je weet
niet of je morgen nog hebt.

• Geef je geld vooral uit aan activiteiten, aangezien die warme herinneringen
opleveren. Een mooie reis, een leuk familieweekend, een avond gourmetten
met je gezin: aan die momenten denk je terug. Niet aan je mooie auto,
iPhone of dure tas. Daar kun je ook heel blij van worden, begrijp me niet
verkeerd, maar die materialistische geluksmomentjes zijn slechts
kortstondig. Herinneringen zijn er voor altijd.

• Kies een baan die je leuk vindt, niet omdat je er veel verdient. Aan het geld
wen je snel, aan stomme taken of alleen maar saaie collega’s niet. Binnen
een maand of twee is je nieuwe salaris je nieuwe standaard en ga je ernaar
leven; elke dag met tegenzin naar je werk gaan went nooit. Je zult een stuk
gelukkiger zijn als je minder verdient en leuk werk hebt dan met stom werk
en veel geld.

• Apple blokkeert je laptop als je hem te lang niet updatet; je hoofd doet dat
soms ook als je niet genoeg tijd aan zelfontwikkeling besteedt. Dan loop je
vast en moet je dus eerst ‘updaten’ voordat je weer verder kunt. Kies voor
iets waar jij energie van krijgt in plaats van voor iets wat je sloopt. Self-care
en ontspanning zijn heel belangrijk.

• Haal zo veel mogelijk negativiteit en ruis uit je leven. Als je bij een
vriendschap merkt dat je uit elkaar bent gegroeid of de vriendschap niet
meer te redden is, praat er dan over of laat die persoon gaan. Negativiteit
zorgt voor een slechte balans in je lijf en dat is niet goed voor een mens.

• Schrijf op wat voor jou de perfecte dag is. Hoe start je de dag? Slaap je uit
of sta je vroeg op om te sporten? Kijk je eerst een aflevering van je
lievelingsserie op Netflix of ga je wandelen in het park? Ga je lekker koken
of bestel je eten? Als je alles opgeschreven hebt, plan dan zo’n dag voor
jezelf in. Neem bijvoorbeeld een dag vrij van werk en doe alles wat jij leuk
vindt.

• Kunnen genieten van eten is een godsgeschenk en dat besef je pas als het
wegvalt (bijvoorbeeld door een covid-besmetting), dus geniet nu alvast
heel bewust. Als ik een bepaald gerecht vroeger niet lekker vond (lees:
spruitjes), at ik het met een dichtgeknepen neus. Zo proefde ik niet hoe
vies het was en kreeg ik het wél door mijn keel. Knijp voor deze oefening je
neus eens dicht tijdens het eten van je lievelingseten. Je krijgt een stuk
minder mee van de lekkere smaak. Haal vervolgens je vingers van je neus
en eet met je ogen dicht rustig nog een hapje. Wat proef je? Wat is er zo
lekker aan? Hoe is de structuur? Geniet van je eten, en neem het niet voor
lief.

• Ik las eens over een onderzoek waarin aan senioren gevraagd werd waar zij
achteraf het meeste spijt van hadden in hun leven. Moet je zelf een grote
levenskeuze maken, of wil je gewoon geïnspireerd worden, dit zijn de acht
punten die het vaakst naar voren kwamen:
1. Niet zorgvuldig genoeg hun levenspartner gekozen
Neem de tijd om iemand goed te leren kennen voordat je je aan hem of
haar verbindt. Zorg dat je zeker weet dat het the right one is of geniet
bewust in het nu van de tijd die je met elkaar hebt en maak het voor
jezelf niet te zwaar. Als het op dit moment goed voelt, is dat helemaal
oké. Je hoeft niet op je zestiende te bepalen dat je honderd wordt met
deze persoon.
2. Niet een familieruzie opgelost
Tegen de tijd dat je de ruzie op wilt lossen is de betreffende broer,
moeder of tante misschien al overleden. Je kunt het nooit inhalen en het
leven is te kort voor zulke ruzies. Maak het goed voordat het niet meer
kan.
3. Niet genoeg uitgesproken hoe ze zich voelden (ten opzichte van
bijvoorbeeld hun partner)
Wacht niet langer en zeg wat je voelt nu die persoon nog leeft. Zeg dat je
van iemand houdt, dat iets je spijt of dat je diegene dankbaar bent nu het
nog kan.
4. Niet genoeg gereisd
Vaak stellen mensen hun mooie lange reizen uit tot er een jubileum is of
ze met pensioen zijn, maar je weet niet hoe je gezondheid tegen die tijd
is. Reis nu je alles nog kunt. Als je moet kiezen tussen een nieuwe keuken
of een reis, zou ik zeggen: kies de reis.
5. Te veel tijd gespendeerd aan zich druk maken om van alles en nog wat
Stop er gewoon mee. Het is zonde van je tijd. Dit moet je wel trainen.
6. Niet eerlijk geweest
Wees eerlijk, zodat je later nooit een groot schuldgevoel krijgt. Het kan
je echt blijven achtervolgen.
7. Niet genoeg carrièrekansen gepakt
Als het je leuk lijkt, zeg dan altijd ‘ja’ tegen een nieuwe kans in je carrière,
tenzij er een heel goede reden is om het niet te doen. Probeer eens iets
nieuws in plaats van op het veilige honk te blijven zitten.
8. Niet goed genoeg voor hun lichaam gezorgd
Ongezond leven heeft tegenwoordig, door goede medicijnen en
behandelingen, niet meteen de consequentie dat je veel vroeger doodgaat,
maar het kan wel chronische ziektes opleveren, waardoor de ouderdom
met veel klachten gepaard gaat. Zorg dus zo goed mogelijk voor jezelf.

• En misschien wel het allerbelangrijkste: kijk naar wat je wél hebt in plaats
van naar alles wat je niet hebt. Tel je zegeningen, want: waarderen kun je
leren.
Deze ebook licentie is jouw eigendom en kan gelezen worden op een Mac, pc
of laptop, e-reader, tablet en/of mobiele telefoon.

(Door)verkopen, verspreiden (sub)licenseren, verhuren, leasen of op een


andere manier overdragen van enig recht in of op deze licentie of dit eBook,
danwel reproduceren, uitgeven, uitzenden of op enige andere manier
beschikbaar stellen van dit digitale bestand aan een 3de partij is ten strengste
verboden.

Dit bestand is voorzien van een watermerk met informatie die jou aanmerkt
als de eigenaar van de licentie om misbruik voorkomen.

Veel leesplezier!

You might also like