Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Wat kun je verwachten op de toets?

Hieronder een voorbeeld van de onderdelen en type


vragen en opdrachten die je op de toets kunt verwachten

A. Quid est idem (geef synoniem), ca. 6 items

1. fabula = …………………………………………..
2. paene = …………………………………………..

B. Quid est contrarium (geef tegenovergestelde), ca. 4 items


1. sursum <-> ……………………………………….
2. despicere <->……………………………………

C. Verte vocabula in linguam Latinam (geef de Nederlandse betekenis) ca. 10 items


1. penna = …………………………….
2. studiosus = ……………………….
3. patēre = ……………………………

D. Responde ad interrogata (in het Nederlands tenzij anders vermeld) ca. 12


vragen/opdrachten bij 2 verschillende stukken van ca. 15 regels uit de gelezen teksten

r. 116 amicam suam


1a. Wat is de naam van deze amicam suam

2b. Wat heeft zij voor Theseus gedaan?


3. Neem uit dit stukje 2 deponentia over en vertaal ze nauwkeurig.

4. In r. 122-23 staat een AcI. Noteer de A …………………… en de I ….........................

5. Citeer het Latijn waarin Syra zegt waarom ze van haar vriend hield.

6. Vertaal de onderstaande werkwoordsvormen binnen de context


a. deseruit
b. deserta sum
c. credebam

7. Welke naamval? omcirkel het goede antwoord.


a. amicam nom – acc – gen – dat – abl - voc
b. puer nom – acc – gen – dat – abl - voc
c. auri nom – acc – gen – dat – abl – voc

E. Verte sententias in linguam Batavicam (vertaal in goed Nederlands) ca. 4 zinnen die of uit
XXV lectio I of uit XXVI lectio II komen.

1. Cras tibi narrabo de fuga eorum, hodie plus temporis ad narrando non habeo.

2. Syra, postquam facta Marci narravit, abire vult, sed Quintus “ Noli” inquit “me relinquere!”
Responsa
A. Quid est idem (geef synoniem), ca. 6 items

3. fabula = narratio
4. paene = prope

B. Quid est contrarium (geef tegenovergestelde), ca. 4 items


1. sursum <-> deorsum
2. despicere <-> aspicere

C. Verte vocabula in linguam Batavicam (geef de Nederlandse betekenis) ca. 10 items


1. penna = veer
2. studiosus = ijverig
3. patēre = openstaan

D. Responde ad interrogata (in het Nederlands tenzij anders vermeld) ca. 12


vragen/opdrachten bij 2 verschillende stukken van ca. 15 regels uit de gelezen teksten

r. 116 amicam suam


1a. Wat is de naam van deze amicam suam : Ariadna / Ariadne

2b. Wat heeft zij voor Theseus gedaan? Zij heeft Theseus geholpen om, nadat hij de
Minotaurus had gedood, uit het labyrint te ontsnappen. Ze geeft hem namelijk een touw
waarmee hij de weg terug kan vinden.
NB: niet goed ze heeft Theseus geholpen de Minotaurus te doden (dat doet hij zelf!)
Niet goed: ze heeft hem geholpen (want gaat niet voldoende in op het verhaal)

3. Neem uit dit stukje 2 deponentia over en vertaal ze nauwkeurig.


Pollicentur = zij beloven
Obliviscuntur = zij vergeten
Obliviscitur = hij vergeet
Pollicitus erat = hij had beloofd
(2 van deze)

4. In r. 122-23 staat een AcI. Noteer de A ……me……………… en de I …....amavisse...............

5. Citeer het Latijn waarin Syra zegt waarom ze van haar vriend hield.
r. 23-24 eum probum virum esse credebam (ego t/m quia mag er ook nog bij maar hoeft
niet)

6. Vertaal de onderstaande werkwoordsvormen binnen de context


a. deseruit ; heeft verlaten
b. deserta sum ; ik ben verlaten
c. credebam ik geloofde / dacht
7. Welke naamval? omcirkel het goede antwoord.
a. amicam – acc
b. puer voc
c. auri gen

E. Verte sententias in linguam Batavicam (vertaal in goed Nederlands) ca. 4 zinnen die of
uit XXV lectio I of uit XXVI lectio II komen.

1. Cras tibi narrabo de fuga eorum, hodie plus temporis ad narrando non habeo.
Morgen zal ik jou vertellen over hun vlucht, vandaag heb ik niet meer/ geen tijd meer om
te vertellen

2. Syra, postquam facta Marci narravit, abire vult, sed Quintus “ Noli” inquit “me
relinquere!”
Syra, wil weggaan, nadat ze de gebeurtenissen van/ over Marcus heeft verteld, maar
Quintus zegt “verlaat me niet” / je moet me niet in de steek laten

You might also like