Professional Documents
Culture Documents
4-La Proef Toetsje
4-La Proef Toetsje
1. fabula = …………………………………………..
2. paene = …………………………………………..
5. Citeer het Latijn waarin Syra zegt waarom ze van haar vriend hield.
E. Verte sententias in linguam Batavicam (vertaal in goed Nederlands) ca. 4 zinnen die of uit
XXV lectio I of uit XXVI lectio II komen.
1. Cras tibi narrabo de fuga eorum, hodie plus temporis ad narrando non habeo.
2. Syra, postquam facta Marci narravit, abire vult, sed Quintus “ Noli” inquit “me relinquere!”
Responsa
A. Quid est idem (geef synoniem), ca. 6 items
3. fabula = narratio
4. paene = prope
2b. Wat heeft zij voor Theseus gedaan? Zij heeft Theseus geholpen om, nadat hij de
Minotaurus had gedood, uit het labyrint te ontsnappen. Ze geeft hem namelijk een touw
waarmee hij de weg terug kan vinden.
NB: niet goed ze heeft Theseus geholpen de Minotaurus te doden (dat doet hij zelf!)
Niet goed: ze heeft hem geholpen (want gaat niet voldoende in op het verhaal)
5. Citeer het Latijn waarin Syra zegt waarom ze van haar vriend hield.
r. 23-24 eum probum virum esse credebam (ego t/m quia mag er ook nog bij maar hoeft
niet)
E. Verte sententias in linguam Batavicam (vertaal in goed Nederlands) ca. 4 zinnen die of
uit XXV lectio I of uit XXVI lectio II komen.
1. Cras tibi narrabo de fuga eorum, hodie plus temporis ad narrando non habeo.
Morgen zal ik jou vertellen over hun vlucht, vandaag heb ik niet meer/ geen tijd meer om
te vertellen
2. Syra, postquam facta Marci narravit, abire vult, sed Quintus “ Noli” inquit “me
relinquere!”
Syra, wil weggaan, nadat ze de gebeurtenissen van/ over Marcus heeft verteld, maar
Quintus zegt “verlaat me niet” / je moet me niet in de steek laten