Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 9

Leven in organisaties: een kunst!

Deel 2: Participatie en Nabijheid als kwaliteiten van afstemming en


samenwerking
dr. René Brohm en dr. Heidi Muijen

dr. René Brohm (rbrohm@feweb.vu.nl) is universitair docent methodologie aan de faculteit economie en
bedrijfswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam, en docent bij Landelijk Expertisecentrum Sociale
Interventie.
dr. Heidi Muijen (muijen@thymia.nl) is eigenaar van Thymia, Filosofische Praktijk voor Levenskunst,
alsmede hoofddocent aan de opleiding Creatieve Therapie Hogeschool Arnhem en Nijmegen.

Levenskunst in organisaties is een actueel thema in management en organisatiekunde. Het thema


levenskunst lijkt te worden opgeroepen door de innerlijke tegenstrijdigheid van al te ver doorgevoerde
redelijkheid in organisaties. Opmerkelijk genoeg creëert de laat moderne samenleving door haar
nadrukkelijk en eenzijdig gebruik van rationaliteit juist irrationaliteit. Door de objectiverende en
instrumentele benadering van organiseren zijn juist de kwalitatieve aspecten van het menselijk
samenwerken en samenleven genegeerd en eenzijdig onderworpen aan rationele en economische doelen.
In dit betoog richten wij ons op de innerlijke tegenstrijdigheden die de processen van modernisering en
rationalisering produceren. We grijpen deze eenzijdige en conflictueuze ontwikkeling aan om
levenskunst als emancipatoir project op de agenda van managers en organisatiekunde te krijgen.

waardevol wordt onderkend, maar vooral andere


Inleiding: de vraag naar concepten ondersteunt. Hierdoor wordt er
kwalitatieve aspecten van weinig aandacht besteed aan de potentieel rijke
samenwerking betekenis van dit concept zelf voor het vinden
In organisatiestudies wordt gewezen op de van een andere oriëntatie in de wijze van het
noodzaak van vertrouwen voor het laten organiseren van het werk.
functioneren van markten en voor de binding Als ondersteunend concept wordt participatie
tussen actoren als wenselijke aanvulling op gezien als een wijze van afstemming en
economisch (eigen)belang. Maar hoe krijgen we samenwerking die onderscheiden wordt van
toegang tot zaken als motivatie en intellectuele economische coördinatie door middel van
passie, nabijheid en inlevingsvermogen, gevoel marktwerking of hiërarchie in organisaties. Het
voor schoonheid in het werk en de professionele begrip is gebruikt om het concept
eer van werknemers? netwerkorganisatie te definiëren, kennisdeling in
Er bestaat een term in organisatiestudies die aan communities of practice te karakteriseren,
deze ervaringen en reflecties raakt, namelijk impliciete vormen van afstemming tussen
‘participatie’. Dit is een begrip dat weliswaar als kenniswerkers; en aansturing door middel van
Brohm, R., & Muijen, H. (2010). Leven in organisaties: een kunst! Deel 2: Participatie en Nabijheid als vormen
voor afstemming en samenwerking. Filosofie, 20(2), 50-55.

motivatie en wederzijdse controle van ontstaan en werkelijk gedragen wordt door


kenniswerkers als alternatief voor top-down betrokkenen is het de vraag of deze
besluitvorming1. uitgangspunten een duurzaam alternatief bieden
Ons betoog bouwt voort op een eerder artikel voor de traditionele economische
waarin we de eenzijdigheid van economische coördinatiemechanismen. Participatie krijgt zo
coördinatie en instrumentele rationaliteit als hooguit een schijnbetekenis in onze
gebruikelijke uitgangspunten voor hyperrealiteit (Baudrillard, 1992) waarin het niet
samenwerking aan de kaak stelden. Coördinatie meer draait om inherente waarden maar om
door middel van hiërarchische controle is in de beeldvorming en betekeniseffecten.
late moderniteit2 door de complexiteit van Samenvattend: We vragen aandacht voor het
arbeid in ons informatietijdperk en de belang van kwalitatieve aspecten van
kenniseconomie minder van toepassing. Het samenwerking en nodigen managers en
alternatief is coördineren door middel van professionals uit om de zorg voor zich zelf in de
participatie. De organisatie is afhankelijk van de praktijk van alledag vorm te geven3. Onze
participatie van haar kenniswerkers om kwaliteit filosofische articulatie van de relatie tussen
te produceren en om te innoveren. De analyse in nabijheid en participatie ontwikkelt een
ons eerste artikel wees op de toenemende wenkend perspectief op het toe-eigenen van de
potentiële macht van professionals door hun processen van afstemming en samenwerking
onmisbare kennis als specialisten en de hiervan binnen organisaties.
afhankelijke formele macht van managers. Het
is evenwel de vraag of professionals zich hun
betekenis en macht voldoende realiseren en toe- Levenskunst: Tango ergo sum
eigenen in de beheersmatige context van huidige
Wat betekent het dat er ondanks de
kennisintensieve organisaties.
instrumentele structuur tussen mensen door de
Wat op het spel staat is dat als kenniswerkers economische en functionele verhoudingen
zich de kwaliteiten van participatie niet toe- binnen organisaties ook menselijke
eigenen, participatie wordt ingelijfd door de betrokkenheid bestaat tussen managers en
instrumentele organisatie-rationaliteit. Wanneer werknemers, tussen professionals en hun
samenwerking op basis van nabijheid en cliënten? Kennelijk is er nog een andere
participatie niet van onderop en van binnenuit ‘alchemie van samenwerking’ aan de orde dat
mensen spreken over een zorg voor elkaar die
niet uitsluitend berust op een verplichting op
1
Voorbeelden van zulk gebruik van het concept basis van formele regels in het contract. Hoe
participatie zijn terug te vinden in bijvoorbeeld komen we op het spoor van deze alternatieve
Wenger ʼs beschrijving van communities of practice
manier om betekenis te geven aan professionele
(1999), in de uitwisseling van kennisuitwisseling
waar een duidelijke tacit dimensie in is te
samenwerking, onderlinge verhoudingen op het
onderkennen bij Nonaka & Takeuchi (1995), , in de werk en de eigen identiteit?
conceptualisering van organisatienetwerken bij In het spoor van Michel Foucault en andere
Powell (1998) of Uzzi (1997). filosofen van de levenskunst, gaan we de
2
Late moderniteit is een periode die zich betekenis van de zorg voor zich zelf4
kenmerkt door een toepassing van verregaande onderzoeken in termen van nabijheid en
rationalisering, instrumentaliteit, en participatie. Het startpunt is om de identiteit als
individualisering. De late moderniteit is zo
3
paradoxaal dat er allerlei mogelijkheden zijn om Dit artikel ontleent het idee van levenskunst met
gebruik te maken van deze paradoxen ten name aan dat van Wilhelm Schmid (2004), Luce
Irigiray (2002a) Joep Dohmen (2007) en natuurlijk
behoeve van levenskunst. Zie het vorige artikel aan dat van de late Foucault (2005/2001).
in deze serie”Leven in Organisaties: Een
Kunst!” 4
Zie Foucault (2005/2001)

2
werknemer, als manager of als klant niet te zien ‘nieuwe’ vorm van instrumenteel handelen naar
als iets wat vooraf en voor altijd gegeven is, een gezamenlijk bewegen in elkaars nabijheid.
maar veeleer iets is dat steeds opnieuw ontstaat Het filosofisch doordenken van de dansmetafoor
in een dynamisch krachtenveld. Identiteit is een kan de betekenis van participatie als
dynamisch begrip over het hoe van onze relaties coördinatiemechanisme verruimen door het te
met anderen, met onze fysieke omgeving en last verbinden met een doorleefd begrip van die
but not least met onszelf! Dit hoe ervaren we als dynamische kwaliteiten van losse klanken
een afstandelijke of nabije manier van in ‘muziek’ en van beweging ‘dans’ kunnen
verhouding staan tot… (anderen, omgeving, maken.
zelf). Deze aspecten van participatie - werken we
Hieronder gaan we een alternatief voor het weliswaar als drie achtereenvolgende
autonome subject onderzoeken aan de hand van existentiële invalshoeken uit, maar we wijzen er
een existentiële ervaring: het samen dansen. We nadrukkelijk op dat ze onderling met elkaar
gebruiken de dansmetafoor als een herkenbaar samenhangen. Dat doen we steeds in een
en rijk referentiekader voor een eerste drieslag: eerst fenomenologisch vanuit de
begripsverheldering van nabijheid en levende ervaring van de dans; dan conceptueel
participatie, waarna we de concepten aan met behulp van bruikbare filosofische begrippen
filosofische thema’s gaan verbinden. Hierbij van voornoemde auteurs. Ten slotte wijzen we
willen we geen exclusief pleidooi houden om op enkele aanknopingspunten voor het
één bepaald filosofisch perspectief op vormgeven van levenskunst in organisaties.
levenskunst in te voeren in de organisatiekunde, We beschrijven participatie dus in negen
maar wijzen op een interessant paragrafen, genummerd 1A t/m 3C:
gemeenschappelijk uitgangspunt van
existentieel-dialogische en postmoderne Nabijheid Inleven Geworpenhe
filosofen zoals Foucault, Irigaray, Buber, Fenomenologisch 1A 2A 3A
Heidegger en Levinas: namelijk dat de mens, op Conceptueel 1B 2B 3B
fundamenteel existentiëel niveau, niet alleen
relaties heeft maar relatie is! Zo exploreren we Organisatiecontext 1C 2C 3C
alternatieven van samenzijn en samenwerken,
uitgaande van de inherente en onherleidbare
waarde van de relatie. De dansmetafoor verwijst Participatie tussen Nabijheid en
naar drie aspecten van samenwerking, die niet Vervreemding
alleen een interessante zienswijze
vertegenwoordigen maar ook een andere 1.A: Subject-zijn in de dans: Tango ergo
zijnswijze om levenskunst in organisaties sum!
mogelijk te maken:
1) nabijheid als primair gegeven: de aanraking In de dans beweeg ik van zelf; zodra ik over
en aangeraakt worden in de dans. mijn passen ga nadenken stokt de voortrollende
2) het inleven in de context: de muziek en beweging. Weer ingezonken in mijn lijf, voel ik
andere danspartners mij gedragen door de muziek, stroom mee met
wat zich aandient: ritmes, melodie en energie,
3) het geworpen zijn in een situatie en in de tijd,
meebewegend met andere dansers. In de dans
wat om een specifieke inrichting van de dans voel ik lijfelijke nabijheid; samen met mijn
vraagt, met een karakteristieke stijl, danspassen
partner voel ik mij ook meebewogen met de
en bewegingspatronen. dansers om me heen. In de dans is aanraking
Nieuw in onze benadering is de fundamenteel meer dan alleen lichamelijke sensatie op een
filosofische doordenking van de dans als huid. Het intermenselijke dient zich als
zinnebeeld voor de zorg voor zich zelf. De onvermijdelijke ervaring aan, als een vervagen
filosofische analyse van de metafoor genereert van grenzen tussen elkaar.
een verschuiving van participatie als een

3
Brohm, R., & Muijen, H. (2010). Leven in organisaties: een kunst! Deel 2: Participatie en Nabijheid als vormen
voor afstemming en samenwerking. Filosofie, 20(2), 50-55.

In de ‘tango‘ klinkt etymologisch het Latijnse in aanraking met ons zelf zijn we de ander nabij.
werkwoord voor aanraken door. De dans vormt In de aanraking zit, ingevouwen, het vreemde in
mij door aanraking, door in verbinding te staan, mijzelf én het vertrouwde van de ander. Eerst is
op de primaire wijze van levensprocessen, er het samen tussen ons als een ‘sfeer’ dan pas
aftastend, luisterend en voelend. Overgave aan ben ik zelf als danser. Een van-zelf-in-de-ander
pure levenskracht, om zo ingedaald tegelijkertijd zijn en de ander-in-jou-toelaten, een een-
boven jezelf uitgetild te worden. In de plaats van tweeheid. Nabij en vreemd zijn we polen in het
het ‘ik denk dus ik ben’ van het Cartesiaanse spanningsveld van een voortrollend zijn.
Cogito berust mijn werkelijkheid van de dans op
Tango ergo sum: ik raak aan dus ik ben. 1.C: Participatie in organisaties: nabijheid
door deel hebben aan elkaars levens
1.B: Dans: Panta Rhei op hartslag en
ademhaling de ander nabij zijn De analyse van het eerste aspect van de
dansmetafoor wijst ons op het elkaar nabij zijn.
Het subject-zijn in de dans is een voortdurend Hoe kunnen we dat in organisaties vormgeven?
uitreiken naar de ander, een puur scheppend Zoals de dans muziek, dansers en een dansvloer
aanwezig-zijn in een diffuse en golvende wereld vooronderstelt, zo vraagt nabijheid tijd en
van opening en sluiting, rust in beweging op de ruimte tijdens en tussen werkhandelingen om
stroom van klanken. deel te hebben aan elkaars levens. Het begrip
De filosoof van de levenskunst, Schmid, nabijheid brengt de aandacht op het belang van
verbindt ademhaling en aanraking met de dans menselijke verbondenheid in het werk. Het
als volgt: ondergraaft onze vermeende vaste identiteit en
voorgeschreven rol ten opzichte van elkaar. Het
Zingen heeft met dansen het diepere ervaren van een existentiële ruimte tussen ‘ik en
ademhalen gemeen, de lichamelijke verwijding ander’ gaat samen met het vreemd worden van
van het ik, die een verwijding van de ziel conventionele betekeniskaders, zoals functionele
wordt. De ziel wervelt om het ik heen en rollen en professionele identiteiten.
ontmoet het weer van buiten, in de ogen van Een aanknopingspunt om levenskunst in
anderen, die door de aura van het ik zijn organisaties vorm te geven op basis van
geraakt. .... Zichzelf en anderen op een heel nabijheid zou als volgt kunnen luiden: we
andere manier dan de gewone kennen – dat hoeven ons zelf en de ander niet als gegeven
bewerkstelligt de dans; waarbij het niet subjecten met vaste identiteiten aan te nemen.
uitmaakt welke dans het is ... In het ritme Dan ontstaat er ruimte in onszelf om onze
begint het ik zichzelf intensiever te voelen, en samenwerking te verrijken. Met het toelaten van
ervaart ook de relatie met de anderen nabijheid kunnen we aandacht geven aan
intensiever. De dans is een structurering die subtiele genoegens en kwaliteiten in het samen
het samenleven gestalte geeft. De zijn: het delen in de vreugde van elkaars leven
gemeenschappelijke dans wordt een kunst van en van plezier in het werk. De identiteit die we
de aanraking, die tegelijk een aanraking van aannemen vanuit onze functionele rol, waar we
jezelf is, want door de aanraking van anderen telkens op worden aangesproken, hoeft niet ons
wordt het ik weer aangeraakt... leven in de organisatie volledig te bepalen.
(Schmid, 2004: 244-5) Kennen we niet de ervaring dat we er zijn voor
elkaar, ook tijdens het werk? Meevoelen met
In deze beschrijving van de dans als kunst van een cliënt of met een collega als mens, zorg
de aanraking door Schmid komen we een hebben voor onze leefomgeving tijdens ons
belangrijke betekenis van nabijheid op het werk, een ander diens succes van harte gunnen!
spoor, die we ook bij Irigiray in de tweede Nabijheid breekt de benauwende kokervisie
paragraaf aantreffen: de wederkerigheid van de open van actoren die alleen eigen belang
relatie: door de ander voelen we ons aangeraakt, najagen.

4
2. participatie door inleving ons zijn in juist die unieke situatie. Deze
vaardigheden ontwikkelen we in sociale relaties,
wat betekent dat ook onze omgang met elkaar
2.A: Autonomie in dans: voortrollend met de
invloed heeft op hoe we de wereld leren te
ander van zelf bewegen beleven, ordenen en erin handelen. We
Dans is mijn lijfelijke antwoord vanuit de stilte ontwikkelen complexe motorische
waarin muziek hoorbaar wordt. Eerst is er vaardigheden, zoals het samen dansen. Of op de
‘niets’, een open ruimte, de dansvloer waarop ik fiets, waar we ons alleen maar hoeven voor te
sta. Innerlijk gevuld met klanken, ritme en stellen dat we naar rechts willen gaan, waarna
muzikale energie voel ik passie, emotie en ons lichaam ervaringskennis combineert tot de
dansbeweging. Mijn lijf toont vanzelf hoe ik de juiste hellingshoek, terwijl onze benen even
muziek beluister. Vanuit mijn insiders ophouden met peddelen. Ons lijf voltrekt deze
perspectief is er slechts één beweging: een berekeningen in een fractie van een seconde,
vloeiend mij openen en gehoor geven aan wat zonder dat we daar bewust aandacht aan hoeven
mij innerlijk raakt. Midden in een open veld van te schenken5. Op dezelfde wijze is ons handelen,
ontmoeting voel ik hoe een draai van mijn begrip, en spreken gebaseerd op allerlei
partner mij meezuigt. Meewervelend raak ik de impliciete vaardigheden die we hebben
ander door mij plots in te houden in een aangeleerd vanuit ons verleden, binnen bepaalde
verstilling waar de klagende stem van de bolero sociale contexten.
om vraagt. Daar in dat meepulseren met anderen Dit besef kan ons ook doen afvragen wat
op de muzikale stroom vallen mijn bewogenheid identiteit en identificatie eigenlijk betekenen.
en lijfelijke beweging samen. Voordat ik Een breed gedragen idee is dat identiteit is wat
weloverwogen kan besluiten om de ander al dan we herhaaldelijk belichamen6. We belichamen
niet te volgen, beweeg ik al mee. Mijn de vaardigheden en kaders die nodig zijn om een
autonomie is oneindig en begrensd op rol te vervullen. Maar we kunnen ook andere
voortrollende bewegende lichamen, een kaders opnemen. Het proces van identificeren
werveling van blaadjes door de wind bewogen. bepaalt ons niet volledig. Ook kunnen we ons
Ik tril mee met rollende ritmes en golvende alternatieve praktijken voorstellen, behalve de
klanken, ademende huid die ons verbindt en sociaal-economische, waarin we tot een subject
scheidt. We geven alleen directe antwoorden, worden: zoals creatieve processen, sociale
elkaar versterkend en dan weer intomend. Op afstemming en confrontatie.
hartslag en ademhaling golf ik mee op eeuwige De filosofe Irigaray vergelijkt de mogelijkheid
eb en vloed, een zacht uitdoven van wie ik dacht van autonoom handelen met de eerste
te zijn door de hartstocht van een feniks zelfstandige ademhaling, als teken van
herboren uit mijn as. In het samen zijn we autonomie en als overwinning van de primaire
ritmische verbinding, zijn we het voortrollende afhankelijkheid van het kind op het
nu… moederlichaam met het doorsnijden van de
navel:
2.B: Autonomie door de ademende huid Breathing in a conscious and free
tussen binnen en buiten, tussen zelf en manner is equivalent to taking
ander charge of one’s life, to accepting
solitude through cutting the
Begripsvorming vindt niet plaats in een vacuüm, umbilical cord, to respecting and
in een abstract domein van cognities, maar is
gegrond in een persoonlijke geschiedenis en in
5
de sociaal-culturele context van ons leven. Met In de context van de rol van de impliciete dimensie
behulp van allerlei vaardigheden combineren we van kennen, handelen en zijn is het werk van
Michael Polanyi (1962;) vaak genoemd .
talloze zintuiglijke indrukken en herinneringen
tot patronen die we herkennen en adequaat voor 6
Zie Faubion (1995), Varela et. al. (1992)

5
Brohm, R., & Muijen, H. (2010). Leven in organisaties: een kunst! Deel 2: Participatie en Nabijheid als vormen
voor afstemming en samenwerking. Filosofie, 20(2), 50-55.

cultivating life, for oneself and for participatie door inleving en professioneel
others. verzet
As long as we do not breathe in an
autonomous manner, not only do we We brengen het grondconcept autonomie, dat
live badly but we encroach upon letterlijk ‘zich zelf de wet stellen’ betekent, in
others in order to live. We remain relatie tot de belevingswerkelijkheid in de dans.
confused with others, forming a sort Pas op grond van een lijfelijke verwevenheid die
of mass, a sort of tribe, where each primair is, komt autonomie tot stand: een (van)
individual has not yet conquered his zelf in beweging komen met de ander. Het
personal life but lives on a collective belang van de vloeiende grens tussen binnen en
and social respiration, on an buiten strekt verder dan we in eerste instantie
unconscious breathing of the group, geneigd zijn te denken! Begrip is niet iets wat
beginning with that of the family. ontstaat vanuit een afstandelijk, rationeel
(Irigiray, 2002a: 74) beschouwen. Besluitvorming vindt niet plaats in
een vacuüm, de opties zijn niet als preferenties
Het beeld van Irigiray van het doorsnijden van voorgegeven in een rationeel universum. Keuzes
de navelstreng laat zien dat in het autonome ontstaan uit verwevenheid van manieren van
ademen van het kind iets ‘gewelddadigs’ ligt doen en het delen in elkaars levens. Verandering
besloten. Een oerhandeling die tegelijkertijd van posities en verschuiving van macht gaan
gewelddadig en schenkend is. Dit brengt ons op verder dan mutaties in eigendom en
een andere belangrijke ambivalentie. Zolang we eigendomsrechten door onderhandeling. We
ons slechts conformeren aan de feitelijkheid van geloven dat communicatie veel meer behelst dan
objecten, aan de dwang van vaststaande enkel informatie-uitwisseling over preferenties
betekenissen, zitten we gevangen in een wereld en opties, zoals economische modellen ons doen
van bepaaldheid. Eigenlijk leven we dan nog als geloven. Vanuit de filosofie van de levenskunst
het ware als een foetus in een sociaal-cultureel is het kiezen op basis van voor- en nadelen voor
placenta. Samen dansen is het kunnen vinden samenwerking een afgeleide van het
van je zelf in het verschillen van elkaar. fundamentele gegeven dat we altijd al in
Wanneer de tussenruimte van de dans open verhouding tot de ander zijn.
blijft, leidt ontmoeting niet tot een verovering Wat betekent het als er geen fundamentele grens
van het anders-zijn, maar tot een ruimte waarin bestaat tussen mijn binnenwereld van
het pure andere kan verblijven7. We verlaten een subjectieve beleving en objectieve berekening
positie om een nieuwe te vinden in een enerzijds en anderzijds het domein buiten mij
voortrollende beweging. We bevinden ons in de zelf, waarin ik (op basis van berekening en
uitnodigende leegte van het ‘inter’, waarin een beleving) in relatie treedt tot anderen?
plek nu eens mij dan weer anderen toebehoort. Filosofisch gezien betekent dit dat we voor de
Autonomie is het tonen van verschil, het existentiële opgave staan om die grenzen in
innemen van een positie in gedeelde ruimte. onze omgang met elkaar steeds opnieuw te
Autonomie is een eigen wetmatigheid in het trekken! Als we de behoeften van een cliënt
(mee en tegen) bewegen met de ritmische begrijpen, dan betekent het dat we ons inleven in
deining van het organisme dat we zijn, dansers de ander. Wanneer participatie uit inleving
op muziek. voortkomt, ontstaat er een andere manier van
autonoom in het werk en in het leven staan. Het
2.C: Autonomie van de professional en vraagt van ons om onze eigenstandigheid in
relatie tot anderen echt toe te eigenen ten
dansende samenwerking in organisaties:
opzichte van bestaande sociaal-culturele
identificaties. Juist in organisaties die
gekenmerkt worden door de formalisering van
7
Zie Levinas (1987), Magliola (1997). rollen, zien we in de regel een placentair

6
vanzelfzwijgend, niet-autonoom samen zijn. Het Van binnenuit bewogen ga ik mee in zijn
dansend vormgeven van samenwerking in stroom, houd me even in en laat me dan weer
werkprocessen is geen zweverige gaan; golfslag in de vloeiende en staccato
aangelegenheid: het doorkruist ook de formele ritmiek. Samengesmolten met mijn partner
machtshiërarchie, wat het hart van de micro- verbreek ik de band door een eigenzinnige
politiek van organisaties raakt. Het vraagt om dansbeweging. Ontegenzeggelijk voel ik een
politieke moed wanneer je in organisaties ruimte grens van mannelijke energie wanneer ik een
wilt geven aan nieuwsgierigheid voor andere eigen draai maak en een tegenbeweging inzet,-
manieren van doen, in plaats van ‘alle neuzen en merk dat mijn danspartner zijn
dezelfde kant op’ en uitzonderingen top-down leidinggevende rol weer opeist. Een spel met
plat te walsen. culturele codes en sociale normen is schering en
In veel organisaties heerst er een cultuur waarin inslag in ons vraag- en antwoordspel. Soms
betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de wordt de dialoog een dansende strijd waarin we
professional wordt gevraagd. Het definiëren van authenticiteit vormgeven in de mazen van
ieders verantwoordelijkheid en afgrenzen van oeroude patronen onze beleving van eigenheid.
onduidelijke bevoegdheden vraagt van
professionals zich in te leven, om te participeren
in bestaande structuren die we ons echt eigen 3.B: Traditionele structuren en spontane
maken. Daarom is het terecht wanneer de expressie: De-reïficatie van verwachte
professional zich afvraagt: als ik mij een rol dien
verwachtingen
eigen te maken, in hoeverre ben ik dan ook de
mede-eigenaar van de bijbehorende aansturing Wat betekent het, filosofisch gezien, dat er
van organisatieprocessen? bewegingsruimte is binnen het doorgeven van
traditionele dansregels voor authentieke
beleving en een persoonlijke choreografie?
Dankzij het hernieuwen van de traditie behoudt
3. Historiciteit en traditie de dans haar eigen gezicht en andersom wordt
de identiteit van dansers juist gevormd door die
bepaalde cultureel-historische traditie van de
3.A: De beleving van traditie dans. De derde invalshoek op de dans,
geworpenheid, leert ons dat dansen een
Aanstekelijke schoonheid van expressie en
creatieve herinterpretatie is van de traditie. Juist
gebaren: ik stroom mimetisch mee in de
de historisch-culturele inbedding van de dans
vertolking van eeuwenoude passen en routines,
biedt ruimte voor dialoog waarin dansers in een
die ik combineer op mijn aller-individueelste
spel van nabootsing tot een eigen vormgeving
manier. De regelmaat en combinatie van passen
komen van traditionele rollen, patronen,
en voorgeschreven beweging die door
bewegingen. Het uiterst persoonlijke inleven in
duizenden dansers voor ons zijn gedanst en
de dans is tegelijkertijd het uitvoeren van
doorgegeven. In het duistere nog-niet, in de
conventionele danspatronen. Wanneer de
open ruimte van het samen dansen voel ik
traditionele dans alleen een strakke structuur van
mogelijke beweging diep van binnenuit; vind ik
vaste patronen met voorgeschreven
het vertrouwen voor het inzetten van ongekende
expressiviteit zou zijn, zou het dansen verstarren
variaties die ik van me zelf uit en alleen niet
tot een dwangbuis van stijlregels over welke
ken. Het dansend ‘met de ander van zelf
danspassen precies zo en niet anders gezet
bewegen’ maakt mij fluïde, bewegelijk en
mogen worden, wie moet volgen en wie leiden,
transparant. Zo bezien vraagt dans veel meer
welke bewegingspatronen in welke volgorde
dan opeenvolging van geleerde passen: een
horen te komen, enz.
innerlijke ruimte voor wat wil worden. Ik open
Wanneer we regels als ‘objectieve’ structuren
me voor routines van anderen. In en aan mijn lijf
verdinglijken ‘vergeten’ we dat we ze eigenlijk
voel ik hoe mijn partner mij dansend beleeft.

7
Brohm, R., & Muijen, H. (2010). Leven in organisaties: een kunst! Deel 2: Participatie en Nabijheid als vormen
voor afstemming en samenwerking. Filosofie, 20(2), 50-55.

zelf tot leven wekken door er vanzelfsprekend met de verwachte verwachtingen. Levenskunst
naar te gaan leven en ze te belichamen. Neem toont ons dat we structuren niet buiten ons zelf
bijvoorbeeld de structuur annex cultuur van de en los van doorleefde menselijke afstemming en
kantoortijden ‘van negen tot vijf’. De nabijheid mogen zien. Anders gaan regels een
opmerkelijkste eigenschap van deze regel is de dwang uitoefenen op onze beleving en inrichting
sociale sanctionering: als wij niet voldoen aan van ons handelen. Zo genereren we ‘de
de verwachtingen van een ander, worden wij organisatie’ alsof die ook objectief zo bestaat,
door de dwang van sancties en conventies de los van ons zelf! De dansmetafoor biedt een
eigenaar van een probleem. Wij voelen ons dan wenkend perspectief hoe eigen kracht als een
geroepen om uit te leggen dat we ons werk op professionele tegenmacht in te zetten door niet
een ander tijdstip of thuis hebben gedaan en niet altijd vanzelfsprekend mee te gaan in de
aan de verwachte manier hebben voldaan. We voorgestelde manieren van doen, door in verzet
voelen ons gedwongen (soms letterlijk op straffe te gaan wanneer regels en procedures ingaan
van uitsluiting of ontslag) om uit te leggen tegen zwaarwegende professionele waarden en
waarom we voor een alternatief hebben gekozen morele intuïties. Behalve verzet kunnen we ook
(Luhmann, 1995). Dans toont ons een in een positieve zin gaan staan voor een
speelruimte voor sociale omgang waarin bepaalde zaak door zelf de waarden te
nabootsing en innovatieve beweging hand in belichamen en voor te leven, die we zeggen aan
hand gaan. te hangen, in navolging van Nietzsche’s
Umwertung aller Werte en Gandhi’s inspiratie
3C: Het inrichten van de dans van You must be the change you want to see in the
organiseren World!

De vrijheid van het herinterpreteren van de


traditie in het samen dansen is een beperkte en Discussie: levenskunst en
zeker geen machtsvrije dialoog! Geen Participatie
authentieke aller-individueelste expressie zonder We hebben een alternatieve mogelijkheid willen
nabootsing en wedijver, sanctionering en aangeven voor samenzijn en samenwerken in
nivellering. Als nabootsingspel is dans daarom organisaties. Een participatieve wijze van
ook onderhevig aan de door Girard, Foucault en communicatie en interactie hebben we
andere structuralisten beschreven mechanismen geëxpliciteerd door middel van een filosofische
van groepsvorming en groepsdynamiek, analyse van de dansmetafoor. Wanneer de
processen van sociale in- en uitsluiting. (Girard, filosofische aspecten van participatie niet
2004; Foucault, 1975; Achterhuis, 2008). Het worden meegenomen, wordt de betekenis
objectiverende discours dat we heden ten dage slechts op een beperkte manier tot uitdrukking
bezigen over protocollen, targets en resultaten gebracht binnen een instrumentele context. We
laat weinig ruimte voor het begrijpen van de agenderen levenskunst in organisaties met een
fundamentele dialectiek en dynamiek in sociale pleidooi om het organisatievertoog aan te vullen
relaties, voor de wisselwerking tussen schijnbare met een filosofische doordenking van
tegenstellingen in de werkelijkheid om ons grondbegrippen. Om levenskunst in organisaties
heen, zoals die tussen cultuur- en structuur, mogelijk te maken pleiten we voor een
proces en product, vorm en inhoud enz.. De grondhouding van openheid en moed voor
filosofische doordenking van het derde aspect anders-zijn, voor vertrouwen in de creativiteit en
van de dansmetafoor stelt dat we zulke dynamiek van samen zijn vanuit nabijheid.
structuren kunnen zien als manieren van De dans zien we als mogelijkheid, niet als een
geworpen zijn in de organisatie. stramien dat in alle gevallen de juiste optie is.
Maar het voortbestaan van organisatiestructuren De ander wil niet noodzakelijk meedansen. Is er
is afhankelijk van de vraag of we onze een dans toepasselijk als je alleen maar
functionele rol belichamen, of we meebewegen instrumenteel wordt behandeld? Welke dans kun

8
je nog dansen als de doelen van de organisatie Levinas, E. (2003). Humanism of the other (N.
zwaarder wegen dan het leven van Poller, Trans.). Urbana: University of
participanten? En als we in een specifieke Illinois Press.
situatie op deze vragen ontkennend zouden Luhmann, N. (1995). Social Systems (Writing
antwoorden, dan kunnen we terecht de vraag Science): Stanford University Press.
stellen of we wel zouden moeten participeren, Magliola, R. (1997). On deconstructing life-
of we ons zouden moeten identificeren met worlds: Buddhism, Christianity, culture.
manier van organiseren en ons inzetten voor de Atlanta (Georgia): Scholars Press.
overleving van de organisatie. Diepe participatie Polanyi, M. (1962). Personal Knowledge:
is een kwaliteit van leven en werken, die niet Towards a Post-Critical Philosophy
geëist, maar alleen gegeven mag worden. (2nd ed.). London: Routledge & Kegan
Paul.
Powell, W. W. (1998). Learning from
Literatuur Collaboration: Knowledge and Networks
in the Biotechnology
Schmid, W. (2004). Handboek voor de Levenskunst (W.
Achterhuis, H. (2008) Met alle geweld. Een
filosofische zoektocht. Rotterdam: Visser, Trans.). Amsterdam: Ambo.
Lemniscaat Uzzi, B. (1997). Social structure and
Baudrillard, J. (1992) De fatale strategieën. competition in interfirm networks: The paradox
Vertaling Maurice Nio en Kees of embeddedness. Administrative Science
Vollemans, Amsterdam: Duizend & Een. Quarterly, 42(1), 35-67.
Buber, M. (1923). Ich und Du. Insel, Leipzig; Varela, F. J., Thompson, E., & Rosch, E. (1992).
Vertaling Bijleveld, E.J. (2003) Ik en jij. The Embodied Mind. Cambridge,
Utrecht: Bijleveld. Massachusetts: MIT Press.
Davis, C. (1996). Levinas: an Introduction. Wenger, E. (1999). Communities of Practice:
Cambridge: Blackwell. Learning, Meaning, and Identity:
Faubion, J. D. (1995). Rethinking the subject : Cambridge University.
an anthology of contemporary European
social thought. Boulder, Colo.:
Westview Press.
Foucault, M. (1975) Surveiller et punir,
naissance de la prison, Paris: Gallimard
Foucault, M. (2005/2001). The Hermeneutics of the
Subject (G. Burchell, Trans.): Picador.

Girard, R. (2004) Les origines de la culture.


Entretiens avec Pierpaolo Antonello et
João Cezar de Castro Rocha. Paris:
Desclée de Brouwer. (Engelse vertaling:
Evolution and Conversion: Dialogues on
the Origins of Culture. Londen:
Continuum, 2008)
Heidegger, M. (1927) Sein und Zeit. Tübingen:
Niemeyer
Irigaray, L. (2002a). Between East and West :
from singularity to community. New
York: Columbia University Press.
Levinas, E. (1987). Time and the Other (R. A.
Cohen, Trans.). Pittsburgh: Duquesne
University Press.

You might also like