Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Verslag 2

Metingen op toesteleigenschappen
1.Doel
2.Gebruikte toestellen en materialen
3.Metingen
3.1 Nagaan van de “kortsluitwaarde” van een meettoestel

Definitie van kortsluiting is:

Als twee of meer geleiders met elkaar zijn verbonden terwijl dit niet de bedoeling is. Welke
weerstand er tussen die geleiders zit doet niet ter zake. 100 kΩ tussen twee geleiders die elkaar niet
mogen raken is ook kortsluiting.

De regelbare weerstand heeft een vaste en regelbare weestandwaard. We controleren eerst de vaste
weerstand, op het kenplaatje kunnen we een waarde van 510 ohm aflezen. We sluiten het
meettoestel aan op de zwarte klem vooraan en de achterste klem, we meten een waarde van 500
Ohm. Dit komt ongeveer overeen met de aangegeven weerstand. Dit is te zien op onderstaande
afbeeldingen.

Figuur 1: 'Vaste' weerstand

Figuur 2: Kenplaatje
Verslag 2

In bovenstaande foto doen we een meting op de regelbare weerstand. We sluiten het meetoestel
aan op de voorste rode en achterste klem, de ‘schuiver’ zetten we zo dicht mogelijk naar ons toe
(zwarte streepjes op het latje).

We plaatsen het meettoestel op de ‘beep’-stand en verschuiven de schuiver naar de andere kant


totdat het meettoestel beept. We zetten het meettoestel op de meetstand en lezen een waarde af
van 40.2 Ohm, dit is de maximale waarde die het toestel nog ziet als een zogezegde kortsluiting.

Figuur 3: Meting regelbare weerstand


Verslag 2

3.2 Nagaan van de inwendige weerstand van een meettoestel en van


de scoop

De interne weerstand van een multimeter kan invloed hebben bij het meten van de spanning over
een weerstand in serie met een andere weerstand (te zien in onderstaand schema). Een multimeter
heeft een interne weerstand die parallel staat aan de meetpunten. Deze interne weerstand kan de
totale weerstand van het circuit beïnvloeden en daardoor de gemeten spanning beïnvloeden.

Figuur 4: Schema weerstandsmeting

Om dit te bewijzen maken we een serieschakeling van twee weerstanden van 1K op het testbordje.
Hierop sluiten we een voedingsspanning aan van 10 V, dit signaal creeren we aan de hand van de
functiegenerator. We monitoren dit signaal adhv de oscilloscoop, we regelen tot we een Vmax krijgen
van 10V en dus ook een V peak-peak van 20V.

Figuur 5: Opstelling meting


Verslag 2

We meten met onze multimeter en scoop de spanning over één van de twee weerstanden, we
meten een waarde van ongeveer 4.80V, dit is te zien op onderstaande screenshot. De bronspanning
was 10 V, er zou dus ongeveer 5V over iedere weerstand moeten staan. Dit klopt hier dus min of
meer.

Figuur 6: Spanningsbeeld over R1 (1000Ohm)

We maken dezelfde opstelling en gebruiken nu weerstanden van 1Mohm in de plaats van 1000 Ohm.
De voedingsspanning blijft hetzelfde. We verkrijgen opnieuw een beeld op de oscilloscoop
(onderstaande screenshot). Hier meten we over één weerstand een waarde van 3.44V, het verschil
met 5V is hier veel groter dan bij een lage weerstand.

Figuur 7: Spanningsbeeld over R1 (1MOhm)


Verslag 2

Conclusie:

Bij het meten van de spanning over een hoge weerstand, vormt de interne weerstand van het
meetinstrument een significant deel van de totale weerstand in het circuit (weerstand van het
instrument plus de te meten weerstand). In dit geval kan de interne weerstand aanzienlijke invloed
hebben op de totale weerstand, waardoor de gemeten spanning mogelijk lager is dan de werkelijke
spanning over de te meten weerstand.

Bij het meten van de spanning over een lage weerstand is de interne weerstand van het
meetinstrument relatief klein in vergelijking met de weerstand die wordt gemeten. Hierdoor zal de
invloed van de interne weerstand minder merkbaar zijn en zal de gemeten spanning nauwkeuriger
overeenkomen met de werkelijke spanning over de te meten weerstand.

Dit kan ook aangetoond worden door het berekenen van de vervangingsweerstand. Uitgwerkt in
onderstaande afbeelding.

Figuur 8: Berekening vervangingsweerstand


Verslag 2

3.2 Nagaan van de bandbreedte van een meettoestel en van de scoop

We stellen een spanning in op de oscilloscoop. Deze spanning vierkantswortel2 keer groter dan de
gemeten waarde op je meettoestel. Nu begin je de frequentie te verhogen. Vanaf een bepaalde
frequentie zal je meettoestel de gegevens niet meer kunnen verwerken en zal je een foutieve waarde
uitkomen.

MEESTVOORKOMENDE BANDBREEDTE VAN EEN MEETTOESTEL = 1kHz


Verslag 2

3.4 Opmeten van de effectieve en gemiddelde waarde van een aantal


signalen.

BEREKEND GEMETEN

GEMID RMS TRUE RMS toestel 1: toestel 2:


Fries

t= t= t= t= DC T/2 DC T DC T DC AC TRUE DC AC TRUE


T/2 T T/2 T AC T/2 AC T AC T/2 RMS RMS
1 0 2 2

You might also like