Professional Documents
Culture Documents
Gustave Moreau's Salome
Gustave Moreau's Salome
I Inleiding
Salomé was een geliefd thema in de kunst en literatuur aan het einde van de 19de eeuw.
Gustave Moreau (1826-1898) schilderde Salomé in meerdere werken, waarin verschillende
delen van het Bijbelse verhaal werden getoond. Hij maakte in totaal negentien schilderijen,
zes aquarellen en meer dan 150 tekeningen over Salome. De dans met zeven sluiers in het
werk Salomé (1876) en een portret van haar met het hoofd van Johannes in The Apparition
(1876) zijn het uitgangspunt van mijn onderzoek.
In hoofdstuk II schets ik een beeld van vrouwelijke beeldvorming in Europa rond de 19e
eeuw. Als basis hier voor gebruik ik artikelen van Schubert, (Schubert, G. (1980) Women and
Symbolism: Imagery and Theory. Oxford Art Journal. Vol 3 (No 1) 29-34) en Dijkstra (Dijkstra, B.
(1986) Idols of Perversity: Fantasies of Feminine Evil in the Fin-de-Siècle Culture.).
Om Moreau beter te begrijpen binnen zijn tijd, zet ik in hoofdstuk III een artikel van Cooke,
(Cooke, P. (2009) Symbolism, Decadence and Gustave Moreau. The Burlington Magazine, Vol. 151
(No. 1274) 312-318), uiteen. Door deze ondersteunende literatuur begrijpen we beter de
beweegredenen van Moreau tot zijn werken Salomé (1876) en The Apparition (1876).
Schubert beschrijft hoe schilders en schrijvers vrouwen inzetten in hun werk. Ze beschrijft
dat Moreau’s interpretatie van Salome, “deity of indestructible lust, the Goddess of immortal
Hystera”, kan zijn gevormd door literatuur die hij las. Hij was een van de best belezen
schilders van zijn tijd. Schubert ziet de kans dat hij zijn inspiratie haalde uit de volgende
stukken; Flaubert’s Salammbo (1862) over een Carthaagse prinses en Baudelaire; Fleur du
Mal. In beide werken staat de fatale aantrekkingskracht van het vrouwelijke figuur centraal.
Als conclusie trekt Schubert dat vrouwen zich meer emanciperen door de jaren heen.
Mannen zien dit als een bedreiging, waardoor ze vrouwen vaak denegreren in hun werken
en als object afbeelden.
III Moreau in perspectief
Fin-de-Siècle
In de jaren 50 kwamen kunstcritici tot inzicht dat het werk van Moreau meer gelaagd en
diepgang had dan men voorheen zag. Hij was een belezen en intellectuele schilder. Hierdoor
schilderde hij vaak historische, mythologische en Bijbelse figuren. Zijn bedoeling was niet om
het moraal van de figuren te vertellen, maar hij gebruikte de figuren als symbool voor
eigentijdse problemen zoals de emancipatie van de vrouw.
Moreau was een voorloper, of proactieve, schilder binnen zijn tijd. Cooke stelt dan ook dat
Decadentie Moreau's werk onterecht heeft gebruikt als grondlegger van hun manifest.
Een recente herziene visie op zijn werk is dat hij nieuw leven wilde inblazen in het “Grand
Art” genre. Het “Grand Art” genre was de academische stijl in die tijd, waarbij technisch
correct schilderen met een episch/mythologisch thema belangrijk was. Hij wordt beschreven
als vernieuwend en innovatief. Hij was zeer toegewijd aan dit thema, ondanks dat het
minder geliefd was door het publiek op dat moment. Moreau stelt zelf: 'To create a non-
academic form of history painting'. [ Franse citaat vinden]
Huysmans
In het boek À Rebours van Huysmans (Huysmans, J.-K, Á Rebours, 1877), worden de werken
Salomé (1876) en “The Apparition” van Moreau uitbundig berschreven.Hij beschrijft Moreau
als een schilder die historisch schilderen tot een nieuw niveau bracht, en niet te vergelijken
was met tijdgenoten die hetzelfde genre schilderden. Hij noemt Moreau's stijl het
tegenovergestelde van naturalisten en impressionisten. De naturalist schildert de
werkelijkheid zoals die is, een impressionist wilt het moment, een indruk vast leggen.
Moreau streeft juist naar het goddelijk maken van de mens in zijn werk, en grijpt terug in de
tijd naar episch/mythologische verhalen.
Salome wordt veelvoudig geschilderd door Moreau, waarbij zij het stereotype vormt voor de
“femme fatale” volgens Huysmans.
Normaliter zou een dergelijke verbeelding van een vrouw niet geaccepteerd worden op de
salon, maar door het episch/mythologische thema wel. In Á Rebours wordt Moreau zijn werk
als eigentijds en modern beschreven. Maar ook een schilder die: “Gruwel en immorele
voorstellingen combineerde met betoverende angst”. Cooke benoemd de schrijver Jean
Lorrain van de literatuurstroming Decadentie. Hij beschreef Moreau als een schilder die,
oproer veroorzaakt binnen zijn tijdgenoten van schilders, de deuren na mysterie opent, de
femme fatale verheerlijkt, het thema van historisch schilderen 'reanimeerde' en zo een
spiegel voor zijn tijd creëerde.
Volgens Moreau was de fin-de-siècle cultuur continu nieuwsgierig was naar het goddelijke,
Bijbelse verhalen en uitgestorven religies met een obsessie voor symbolen en het perverse.
Door deze uitspraak wordt Moreau eigenlijk direct geassocieerd met Decadentie en A
Rebours. Toch vond Moreau zich niet in de gevoelens die bewonderaars en critici voor hem
hadden. Binnen het Decadentie werd Moreau's werk te pervers uitgelegd en gezien, terwijl
hij zelf zijn werk als krachtig, moreel, betekenisvol en educatief ziet, binnen de kaders van
het genre historisch schilderen. Of het nu bedoeld/gewild is of niet, iconografische elementen
in Moreau's werk zijn op te vatten als Decadent.
Moreau maakte de weg vrij om niet academische historische kunst te creëeren door het
eerst te strippen van zijn context en er een andere/diepere betekenis aan te geven. Ook zijn
voorliefde voor het decoratieve heeft uiteindelijk een rol gespeeld bij latere Symbolisten en is
vaak terug te zien. Moreau wist de tijdgeest goed te begrijpen en te spiegelen in zijn werk,
ondanks zijn weinige contact met jongere kunstenaars van de fin-de-siècle tijd. Er kan
gezegd worden dat drie aspecten van Moreau's werk, historisch schilderen, Symbolisme en
Decantie met elkaar verweven en elk hun eigen belichting op het werk kunnen vormen.
Een relevant werk in dit kader is Joris-Karl Huysmans A rebours. Met name de relatieve
afwezigheid van de vrouw in dit werk is een interessant gegeven. De hoofdpersoon in de
roman zou het liefst een wereld zonder vrouwen zien. Het enige dat waard is te bewaren aan
een vrouw is haar uiterlijke verschijning, en deze kan gemakkelijke vervangen worden. […]
De enige vrouw aan wie Des Esseintes zich kan verlustigen is een kunstmatige vrouw,
Moreau’s Salomé. De combinatie van haar wellust, hysterie en schoonheid maakt haar tot
een ideaal. Hij meent een woeste duivelin te zien in deze prachtige, verfijnde, etherische
verschijning. Vooral de Salome in “The Apparition” betovert hem. Op die afbeelding is ze
volgens hem:
“ (…) werkelijk een hoer; ze gehoorzaamde aan haar felle, wrede, vrouwelijke temperament;
hier kwam zij tot leven, geraffineerde en woester, slechter en heerlijker dan tevoren; zij
prikkelde de kwijnende zinnen van de man krachtiger, bedwelmde zijn wil nog intenser door
haar charmes, die als van een grote venerische bloem waren, opgeschoten uit
godslasterlijke bodem en getrokken in een broeikas van goddeloosheid.”
In tegenstelling tot de afbeeldingen van Salome door andere schilders uit de fin-de-siècle (L.
Lévy, P. de Chavannes en H. Regnault) koos Gustave Moreau voor een minder vaak
voorkomende verbeelding van haar. In het olieverfschilderij, “Salome 1876”, kiest Moreau
voor een dansende Salome voor Herodes. In de aquarel “De Verschijning 1876” wordt ook
gekozen voor de dans maar deze wordt verstoord door de verschijning van het hoofd van
Johannes de Doper.
“Salome 1976”; Op het puntje van haar tenen dansend, een verheven houding, een lotus in
haar rechterhand en haar linkerarm stijf uitgestrekt. Haar weelderige kleding en juwelen is in
harmonie met de rijk versierde omgeving waar ze zich in bevind. Ze wordt aandachtig
bekeken door Herodes, Herodias en een muzikant.
“De Verschijning 1876”; een dansende Salome wordt onderbroken door de verschijning van
een aureool met het bloederige hoofd van Johannes de Doper. Het is een visioen, alleen te
zien door Salome die hier zichtbaar verbijsterd door is. Haar mond valt open, deinst licht
terug, en wijst verwijtend naar het hoofd. De andere figuren in het schilderij worden
geabsorbeerd in het beeld.
In de voorstudies die Moreau maakte gaat hij uit van twee prototypen, waarin hij telkens
kleine verschillen uitprobeert. Of de stijve staande houding of met wijzende arm en
verbijsterende blik. Herodes, Herodias en de muzikant blijven immobiele figuren zonder
enige expressie te vertonen. De uitgesproken houding van Salome is tegenstrijdig met de
essentie van dans, de kunst van een lichaam in beweging. In westerse kunst wordt dans dan
ook voornamelijk verbeeld als een elegant of dynamisch optreden. In “Spanish Dancers” van
Moreau laat hij hier een duidelijk voorbeeld van zien. “Salome 1876” vormt daarentegen een
groot contrast met haar onbeweeglijke en stijve houding. Natuurlijk bevat dans altijd
momenten van rust, waarna de dynamische bewegingen weer hervat worden. Maar haar
houding is zo opvallend dat P. De Saint-Victor, Huysmans en andere critici het beschrijven
als “catalepsie”(een aandoening die leidt tot spierverstijving). Haar verheven houding is
origineel en Moreau zelf schrijft over zijn Salome; “It isn't a dance”.
“Gérôme's “Belly Dance”, then, is given as an example of a painting bereft of life and truth,
despite its claim to ethnographic accuracy, but lacking also the essential aesthetic element of
the transformation of nature. Where there is no mystery and superior and devine
transformation. There is no art, only artifice.” Een reactie van Moreau op een schilderij uit zijn
tijd van een exotische danseres geeft inzicht in de effecten die hij wilde vermijden in zijn
eigen werk. Een puur etnografisch nauwkeurige weergave die geen esthetisch element in
zich heeft is wat hem betreft geen kunst, maar slechts een kunstmatig verschijnsel.
Huysmans, J. -K. (1977) Tegen de Keer [Á Rebours] (J. Siebelink, Vert.). Amsterdam:
Athenaeum-Polak en van Gennep
In dit artikel beschrijft Cooke de relatie tussen het symbolisme en decadentie, en hun
invloed op elkaar. Hij gebruikt daar bij Gustave Moreau als meest belangrijke koppeling
tussen deze twee stromingen en bespreekt wat Moreau zijn positie is ten opzichte van het
symbolisme.
Cooke, P. (2011) ‘It isn’t a Dance’: Gustave Moreau’s “Salome” and “The Apparition”.
Cooke analyseert in dit artikel het verschil in afbeeldingen van dans tussen Moreau
en Degas. Hier voor gebruikt hij de werken ‘Salome’ en ‘The Apparition’ van Moreau. Volgens
Cooke was de intentie van Moreau meer dan alleen maar dans uit te beelden, namelijk het
verheffen van Salome tot bovenmenselijk.
Girard, R. (1984) Scandal and the Dance: Salome in the Gospel of Mark
In dit artikel schrijft Girard hoe Salome en haar dans verwoord worden volgens het
Evangelie van Marcus. Hij analyseert hoe uit het Evangelie de kunsten geïnterpreteerd
kunnen worden in o.a. de vorm van dans. Volgens Girard maakt de bijbel de scene niet
godsdienstiger of mooier dan hij is.
Cooke, P (2004) Gustave Moreau’s ‘Oedipus and the Sphinx’: Archaism, Temptation
and the Nude at the Salon of 1864.
[Samenvatting nog uitwerken]
Cooke, P. (2007) Gustave Moreau’s ‘Salome’: The Poetics and Politics of History
Painting.
Santini, D. (2011) ‘That invisible dance’. Reflections on the ‘Dance of the Seven Veils’
in Richard Strauss’s “Salome”.
[Samenvatting nog uitwerken]
Bucknell, B (1993) On “Seeing” Salome.
[Samenvatting nog uitwerken]
Meltzer, F. (1984) A Response to René Girards Reading of Salome.
[Samenvatting nog uitwerken]
Daddesio, T.C. (1989) Reviewed Work: Salome and the Dance of Writing by Francoise
Meltzer
Blyth beschrijft de visie die gevormd wordt op Salome door middel van beeldvorming
van cultuur. Terwijl ze in de bijbel niet eens specifiek bij naam wordt genoemd, maakt Moreau
haar tot een erotisch, manipulatief symbool voor vrouwen. Aan de andere kant wordt Salome
bekeken vanuit de slachtofferrol, dat ze slechts een pion van haar ouders is.
Koopman, E. (2010) Fatele Vrouwen: natuurlijk of tegennatuurlijk? Tijdsschrift voor genderstudies (No 1)
61-73
Cooke, P. (2009) Symbolism, Decadence and Gustave Moreau. The Burlington Magazine, Vol. 151 (No. 1274)
312-318
Cooke, P. (2011) ‘It isn’t a Dance’: Gustave Moreau’s Salome and The Apparition. The Journal of the
Society for Dance Research. Vol 29 (No. 2) 214-232
Huysmans, J. -K. (1977) Tegen de Keer [Á Rebours] (J. Siebelink, Vert.). Amsterdam: Athenaeum-Polak en
van Gennep.
Dijkstra, B. (1986) Idols of Perversity: Fantasies of Feminine Evil in the Fin-de-Siècle Culture
Girard, R. (1984) Scandal and the Dance: Salome in the Gospel of Mark. New Literary History. Vol 15 (No.
2) 311-324
Cooke, P (2004) Gustave Moreau’s ‘Oedipus and the Sphinx’: Archaism, Temptation and the Nude at the
Salon of 1864. The Burlington Magazine. Vol 146 (No. 1218) 609-615
Cooke, P. (2007) Gustave Moreau’s ‘Salome’: The Poetics and Politics of History Painting. The Burlington
Magazine. Vol 149 (No. 1253) 528-536
Schnier, J. (1953) Art Symbolism and the Unconscious. The Journal of Aesthetics and Art Criticism. Vol 12
(No 1) 67-75
Santini, D. (2011) ‘That invisible dance’. Reflections on the ‘Dance of the Seven Veils’ in Richard Strauss’s
“Salome”. The Journal of the Society for Dane Research. Vol 29 (No 2) 233-245
Meltzer, F. (1984) A Response to René Girards Reading of Salome. New Literary History. Vol 15 (No 2)
325-332
Daddesio, T.C. (1989) Reviewed Work: Salome and the Dance of Writing by Francoise Meltzer. SubStance.
Vol 18 (No 3) 122-124
Faxneld, P. (2017) Satanic Feminism, Lucifer as the Liberator of Woman in Nineteenth-Century Culture
Relevante pagina's zoeken