Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 168

WIE ZIJN WIJ?

Er duiken steeds meer aanwijzingen op dat we meer zijn dan het product van willekeurige
mutaties of het resultaat van een toevallige samenloop van biologisch gunstige omstandigheden.
Fossielen, DNA, grotschilderingen uit de Oudheid en grafheuvels zijn slechts een afspiegeling
van wat er in het verleden is gebeurd. Ze vertellen niet waarom en hoe de dingen gebeurden.
Zolang we niet terug in de tijd kunnen reizen, zullen we waarschijnlijk nooit helemaal achter het
geheim van ons bestaan komen.
Onmiskenbaar is het gegeven dat de moderne mens zo’n 200.000 jaar geleden ‘opeens’
verscheen en dat er iets is gebeurd waardoor dit mogelijk werd. Er heeft toen een soort
kwantumsprong plaatsgevonden, waardoor de mens over allerlei eigenschappen beschikt, die we
als typisch menselijk beschouwen en die niet vanuit een evolutionair perspectief kunnen worden
verklaard.
Dit baanbrekende boek vertelt dat nieuwe verhaal over de mens, voor het eerst in 300 jaar
geschiedenis van de wetenschap, een verhaal dat een revolutionair en verrassend antwoord geeft
op de tijdloze vraag naar wie we in wezen zijn. Nieuw DNA-onderzoek toont volgens Braden
aan dat wij al vanaf het begin van de mensheid over die buitengewone mogelijkheden
beschikken. Met die specifiek menselijke vermogens als intuïtie, empathie en liefde kunnen we
onszelf en elkaar helen en onze wereld op een positieve manier beïnvloeden. We staan aan het
begin van een mooiere toekomst!
Gregg Braden schreef diverse New York Times bestsellers. Hij maakt de verbinding tussen
wetenschap en spiritualiteit toegankelijk voor een groot publiek. Hij spreekt over de hele wereld
en heeft meer dan 800.000 volgers online. Bij AnkhHermes verscheen eerder Het Jesaja-effect.
Uitgeverij AnkhHermes is pionier op het gebied van bewustwording, spiritualiteit, gezondheid
en nieuwe wetenschap.
GREGG BRADEN
De mens als ontwerp
Van evolutie door toeval
tot transformatie naar keuze
Buitengewone ontdekkingen voor
een gezonder en langer leven
Oorspronkelijke titel: Human by Design, uitgegeven door: Hay House Inc.,
Carlsbad (CA), Verenigde Staten.
Vertaling: Ronald Hermsen
Omslag: Villa Grafica
Omslagbeeld: Charles McStravick
Auteursfoto: Sean Kapera Photography
Binnenwerk: ZetSpiegel, Best
CIP-gegevens
ISBN: 9789020214819
ISBN e-book: 9789020214826
NUR: 728
Trefwoord: evolutie, evolutietheorie, schepping, epigenetica, anti-aging
© 2017 Gregg Braden
© 2018 Uitgeverij AnkhHermes, onderdeel van VBK|media, Utrecht
Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden gereproduceerd, op welke
manier dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever, behalve in het geval van korte
aanhalingen gebruikt in beschouwende artikelen of recensies uiteraard met vermelding van de
bron.
www.ankh-hermes.nl
Voor nietige schepselen zoals wij, is de grootsheid alleen te verdragen dankzij de liefde.
Carl Sagan (1934-1996), Amerikaans astronoom en kosmoloog
Inhoud

Inleiding:
Ons ontstaan en waarom dit ertoe doet
Deel I. Het nieuwe verhaal over de mens
Hoofdstuk 1
De ban van Darwin doorbroken:
Evolutie is een feit – maar niet voor de mens
Hoofdstuk 2
De mens als ontwerp:
Het mysterie van verstrengeld DNA
Hoofdstuk 3
Hersenen in het hart:
Hartcellen die denken, voelen en herinneringen hebben
Hoofdstuk 4
Het nieuwe verhaal over de mens:
Leven met een bedoeling
Deel II. Bewustwording van het nieuwe verhaal over de mens
Hoofdstuk 5
We zijn ‘ontworpen’ voor verbinding:
De innerlijke krachten van intuïtie, empathie en mededogen opwekken
Hoofdstuk 6
We zijn ‘ontworpen’ voor een lang leven:
De kracht van onze onsterfelijke cellen opwekken
Hoofdstuk 7
We zijn ‘ontworpen’ met een bedoeling:
Van toevallige evolutie naar bewuste transformatie
Hoofdstuk 8
Hoe gaan we verder?
Hoe leven we het nieuwe verhaal over de mens?
Bronnen
Dankwoord
Over de auteur
Noten
Inleiding:

Ons ontstaan en waarom dit ertoe doet


Vanaf het moment dat onze vroegste voorouders tijdens een maanloze nacht vol ontzag naar de
verre sterren keken, is één enkele vraag talloze malen gesteld door talloze mensen die door de
eeuwen heen dezelfde ervaring hadden. De vraag die ze stelden, raakt direct aan de kern van alle
uitdagingen die het leven ons stelt, hoe groot of klein ook. Zij vormt het hart van iedere keuze
die we ooit zullen maken en is het fundament van alle beslissingen die we ooit zullen nemen. De
moeder van alle vragen die al zolang als we op aarde zijn – ongeveer 200.000 jaar – wordt
gesteld, is simpelweg: Wie zijn we?
De ironie van het leven is misschien wel dat we, na vijfduizend jaar opgetekende
geschiedenis en ondanks de enorme technologische ontwikkelingen die iedere verbeelding tarten,
nog altijd geen eenduidig antwoord op deze vraag hebben gevonden.
Sleutel 1: Ondanks de meest fantastische, moderne technologische
ontwikkelingen heeft de wetenschap nog altijd geen antwoord op de meest
fundamentele vraag over ons bestaan: Wie zijn we?
Waarom ons ontstaan ertoe doet
De manier waarop we antwoord geven op de vraag hoe we zijn geworden wie we zijn, dringt
door tot de kern van ieder moment van ons leven. Het bepaalt onze manier van kijken – de filters
– naar anderen, de wereld om ons heen en, het belangrijkst, naar onszelf. Stel bijvoorbeeld dat
we onszelf los van ons lichaam zien, dan zullen we het genezingsproces benaderen als
machteloze slachtoffers van een ervaring waarover we geen controle hebben. Maar recente
ontdekkingen bevestigen dat er als we leven vanuit het besef dat ons lichaam zo ontworpen is dat
het zich voortdurend herstelt, vernieuwt en geneest, door deze veranderde zienswijze een chemie
in onze cellen ontstaat die deze overtuiging weerspiegelt.1
Ons zelfvertrouwen, ons gevoel van eigenwaarde, ons vertrouwen, welzijn en onze veiligheid
komen direct voort uit hoe we onszelf in de wereld zien. De belangrijkste beslissingen die we in
ons leven zullen nemen – van degene tegen wie we ‘ja’ zeggen bij het kiezen van een
levenspartner en de lengte van die relatie, tot de baan waarvoor we in onze eigen ogen geschikt
zijn – zijn gebaseerd op ons antwoord op die eenvoudige, tijdloze vraag Wie zijn we?
Op een spiritueler niveau legt ons antwoord het fundament voor de manier waarop we onze
relatie met God zien. Het rechtvaardigt zelfs ons denken over het redden of beëindigen van een
leven.
De manier waarop we over onszelf denken wordt ook weerspiegeld in wat we onze kinderen
leren. Als hun delicate gevoel van eigenwaarde wordt bedreigd door bijvoorbeeld het
onophoudelijke gepest van rivalen en klasgenoten, dan kan hun antwoord op de vraag Wie ben
ik? hun de kracht geven hun pijn te genezen. Dit antwoord kan zelfs het verschil maken of zij het
al dan niet waard vinden om te leven.
Breder gezien bepaalt de manier waarop wij over onszelf denken de strategie van bedrijven en
landen. Of we rechtvaardigen hiermee dat we meer dan 12 miljoen ton gebruikt plastic dumpen
en ieder jaar weer tienduizenden liters radioactief afval in onze oceanen lozen, of we laten zien
dat we genoeg om de levende oceanen geven en investeren in hun behoud.
Zelfs de manier waarop landen hun grenzen bepalen en regeringen militairen over deze
grenzen heen andere landen en de woningen van mensen insturen, begint met de manier waarop
we naar onszelf als mens kijken. Als je erover nadenkt, ligt je antwoord op de meest basale vraag
Wie zijn we? aan de basis van alles wat je doet, en bepaalt het alles wat we koesteren.
Sleutel 2: Alles, ons zelfvertrouwen, ons gevoel van eigenwaarde, vertrouwen,
welzijn en veiligheid, maar ook de manier waarop we naar de wereld en anderen
kijken, komt voort uit ons antwoord op de vraag Wie zijn we?
Juist omdat de manier waarop we over onszelf denken zo’n belangrijke rol in ons leven speelt,
zijn we het aan onszelf verschuldigd zo oprecht en eerlijk mogelijk uit te leggen wie we zijn en
waar we vandaan komen. Dit betekent onder andere dat we alle informatie waarover we
beschikken moeten meenemen in onze overwegingen, van de nieuwste wetenschappelijke
ontwikkelingen tot de wijsheid die voortkomt uit vijfduizend jaar menselijke ervaringen. Dit wil
ook zeggen dat we het bestaande verhaal moeten aanpassen als nieuwe ontdekkingen hiertoe
aanleiding geven.
Waarom we behoefte hebben aan een nieuw verhaal
Meer dan honderdvijftig jaar geleden publiceerde de geoloog Charles Darwin een paradigma
verbrijzelend boek met als titel On the Origin of Species by Means of Natural Selection, in het
Nederlands vaak kortweg Over het ontstaan van soorten genoemd. Met dit boek wilde hij een
wetenschappelijke verklaring geven voor de complexe levensvormen en hoe deze door de
eeuwen heen van primitieve cellen zijn uitgegroeid tot de complexe vormen die we tegenwoordig
kennen. Darwin geloofde dat de evolutie die hij in sommige delen van de wereld en sommige
levensvormen terugzag, voor al het leven opging, dus ook voor ons mensen.
Van de wetenschap na Darwin werd verwacht dat zij zijn theorie zou ondersteunen en
uiteindelijk de mysteriën van het leven zou oplossen, maar – o, ironie – juist het
tegenovergestelde blijkt het geval. Recente ontdekkingen onthullen feiten die dwars tegen een
langgekoesterde, wetenschappelijke traditie ingaan, met name waar het gaat over de menselijke
evolutie. Hieronder staan enkele van deze feiten op een rijtje.
Feit 1: de verhoudingen zoals afgebeeld op de conventionele evolutiestamboom van de mens
– de stippellijnen die fossielen met elkaar verbinden en uiteindelijk leiden tot de mens als topje
van de boom – zijn niet op bewijzen gebaseerd. Terwijl we denken dat de verhoudingen zo
liggen, is nooit bewezen dát het zo is, het zijn afgeleide of speculatieve verhoudingen.
Feit 2: de moderne mens met zijn hoogstaande eigenschappen die hem onderscheiden van alle
andere bekende levensvormen die zich al hadden ontwikkeld, verscheen ongeveer 200.000 jaar
geleden plotseling ten tonele.
Feit 3: het ontbreken van gemeenschappelijk DNA tussen de Neanderthalers uit het verre
verleden, waarvan sommigen dachten dat ze onze voorouders waren, en de vroege mens van wie
het DNA lijkt op dat van ons, geeft aan dat we niet afstammen van de Neanderthalers, ook al
ontstonden er op een gegeven moment kruisingen tussen ons.
Feit 4: uit vooruitstrevende genoomanalyses blijkt dat het DNA dat ons onderscheidt van
andere primaten het gevolg is van een oeroude, mysterieuze en nauwkeurige versmelting van
genen, waaruit je zou kunnen concluderen dat iets buiten het evolutionaire bereik onze
menselijkheid mogelijk maakte.
Voor alle duidelijkheid: de hoogstaande eigenschappen genoemd bij Feit 2 ontwikkelden zich
niet geleidelijk gedurende een lange periode, zoals de evolutietheorie zegt. Kenmerken zoals een
brein dat vijftig procent groter is dan dat van onze meest verwante primaten en een complex
zenuwstelsel met een fijnzinnige, emotionele en zintuiglijke afstemming op de wereld om ons
heen, waren vanaf het moment dat de moderne mens verscheen al in hem aanwezig. En de mens
is sindsdien niet meer veranderd. Met andere woorden: de huidige mens is dezelfde als die van
tweeduizend eeuwen geleden!
Deze feiten, gebaseerd op peerreviewed wetenschappelijk onderzoek, vormen een probleem
voor het langgekoesterde evolutionaire verhaal over ons ontstaan. Het nieuwe bewijs ondersteunt
het conventionele verhaal over ons verleden zoals we het allemaal hebben geleerd, duidelijk niet.
Door het gangbare verhaal dat tegenwoordig in de klaslokalen en studieboeken wordt verteld,
zijn we gaan denken dat we nietige wezens zijn. Een soort speling van het lot in een ver
verleden, een soort die vervolgens 200.000 jaar fel strijd leverde, door survival of the strongest
als overwinnaar uit de bus kwam, om er vervolgens achter te komen dat we machteloze
slachtoffers zijn in een vijandige wereld vol verdeeldheid, strijd en conflict.
De wetenschappelijke ontdekkingen die in dit boek worden beschreven, geven echter een
totaal ander beeld. En daarom hebben we behoefte aan een nieuw verhaal dat overeenstemt met
deze nieuwe bewijzen. Je kunt ook zeggen dat we het bewijs dat er al ligt en het nieuwe verhaal
dat het vertelt moeten volgen.
Voor zijn dood in 1962 herinnerde de natuurkundige en Nobelprijswinnaar Niels Bohr ons
eraan dat de sleutel tot het oplossen van een raadsel in het raadsel zelf verborgen ligt. ‘Ieder
groot en diepgaand probleem draagt de oplossing in zich mee’, zei hij. ‘Het dwingt ons tot anders
denken zodat we haar ook kunnen vinden.’2 De woorden van Bohr klinken vandaag nog net zo
krachtig als toen hij ze ruim een halve eeuw geleden uitsprak.
Van fossielen en begraafplaatsen naar hersengrootte en DNA: de bestaande bewijzen hebben
het mysterie van ons ontstaan al ontrafeld. Ze vertellen al een nieuw verhaal. De sleutel ligt
besloten in een andere manier van denken over onszelf, pas dan kunnen we accepteren wat het
verhaal laat zien. Dit boek is bedoeld als een uitnodiging tot anders denken.
Sleutel 3: Als we de nieuwe ontdekkingen hun nieuwe verhalen laten vertellen en
ze niet in het bestaande raamwerk van ideeën proberen te persen, vinden we
misschien eindelijk het antwoord op de belangrijkste vraag van ons bestaan.
Waarom dit boek?
Het doel van dit boek is 1) de onthulling van nieuwe ontdekkingen over ons ontstaan in Deel I,
en 2) laten zien hoe we deze nieuwe ontdekkingen kunnen toepassen in ons dagelijks leven, Deel
II. Ik ga niet speculeren over hoe de eerste levensvatbare cel op aarde verscheen, maar zal net als
Darwin beginnen bij de tijd die volgde op ons mysterieuze verschijnen. Zowel Deel I als II bevat
oefeningen waarmee je de betekenis van specifieke ontdekkingen in je dagelijks leven kunt
verankeren.
Wat dit boek niet is
• De mens als ontwerp is geen wetenschappelijk boek. Ik zal de meest recente
wetenschappelijke ontwikkelingen die uitnodigen om onze verhouding tot de wereld te
heroverwegen zeker met je delen, maar dit boek is niet bedoeld en geschreven als een
wetenschappelijk studieboek voor het onderwijs of als een technisch verslag.
• De mens als ontwerp is geen religieus boek. Het is niet bedoeld ter ondersteuning van een
bepaalde religieuze overtuiging over de schepping van de mens, zoals bijvoorbeeld het
creationisme. De mens als ontwerp is gebaseerd op peerreviewed wetenschappelijke
bewijzen (antropologisch, paleontologisch, biologisch en genetisch) meteen vanaf het
eerste moment dat onze soort op aarde verscheen. Daarom is het nieuwe verhaal in dit
boek op meerdere plekken ogenschijnlijk in tegenspraak met de traditionele, religieuze en
ook wetenschappelijke verhalen.
• De mens als ontwerp is geen peerreviewed onderzoek. Geen enkel hoofdstuk heeft een
langdurig redactieproces doorlopen door een daartoe bevoegde commissie of een
geselecteerd panel van deskundigen die de wereld bekijken door de bril van één enkel
studieveld, zoals bijvoorbeeld natuurkunde, wiskunde of psychologie.
Wat dit boek wel is
• Er is veel research voor dit boek gedaan en het is goed gedocumenteerd. Ik heb De mens
als ontwerp op een lezersvriendelijke manier geschreven en ware gebeurtenissen,
wetenschappelijke ontdekkingen en persoonlijke ervaringen opgenomen om een
empowerende manier van kijken naar hoe we in de wereld staan te ondersteunen.
• Dit boek is een voorbeeld van wat we kunnen bereiken wanneer we de traditionele grenzen
tussen wetenschap en spiritualiteit overschrijden.
• Door moderne ontdekkingen uit de biologie, genetica en aardwetenschappen te verbinden
met oude wijsheid, creëren we een geweldig referentiekader dat ons inzicht kan
verschaffen in wat er allemaal mogelijk is in ons leven.
Nieuwe ontdekkingen vertellen een nieuw verhaal
Als we eerlijk tegen onszelf zijn en erkennen dat de wereld verandert, is het niet meer dan
logisch dat ons verhaal meeverandert. Naar alle waarschijnlijkheid zal het nieuwe verhaal over
de mens een mengeling zijn van reeds bestaande theorieën. Deze weven samen een nieuw
wandkleed, een indrukwekkende kroniek, die een buitengewoon en episch verleden beschrijft.
Dit nieuwe verhaal zal ook dat deel van onze geschiedenis omvatten dat door de afzonderlijke,
reeds bestaande theorieën nog niet verklaard kan worden.
Steeds meer bewijzen lijken aan te geven dat we meer zijn dan het product van willekeurige
mutaties en een toevallige biologische samenstelling. Maar met deze bewijzen alleen komen we
er niet. Fossielen, DNA, grotschilderingen uit de Oudheid en grafheuvels tonen ons slechts de
resten van een verleden. Ze vertellen niet waarom de dingen gebeurden. Zolang we niet terug in
de tijd kunnen reizen, zullen we waarschijnlijk nooit helemaal achter het waarom kunnen komen
van dat wat ons bestaan mogelijk heeft gemaakt.
Maar misschien hoeven we dat ook niet te weten. Misschien hoeven we niet zoveel details te
weten voor een verschuiving in het denken over onszelf en onze manier van leven. De
ontdekking dat we het product zijn van iets wat de evolutie overstijgt – hoogstwaarschijnlijk een
bewuste en intelligente scheppingsdaad – is misschien wel alles wat nodig is om ons in een
nieuwe, eerlijke en gezonde richting te sturen wat betreft het verhaal over ons mensen.
Het staat onherroepelijk vast dat er 200.000 jaar geleden iets is gebeurd dat ons bestaan
mogelijk maakte. Dit ‘iets’ gaf ons de buitengewone vermogens van intuïtie, mededogen,
empathie, liefde, zelfgenezing, en veel meer.
We zijn het aan onszelf verplicht om dit geheel aan bewijzen, het verhaal dat ze vertellen en
de mogelijke genezing van ons leven te omarmen. De kracht van het verhaal over ons mensen
zoals zich dat nu aandient, kan mogelijk een echt en blijvend antwoord zijn op rassenhaat,
seksueel geweld, religieuze intolerantie en andere verwoestende beproevingen waar we mee
worden geconfronteerd, variërend van misbruik van moderne technologieën tot de terroristische
plaag die over de aarde gaat. Iets anders doen dan dat is slechts een pleister op de emotionele
wond die deze uitingen van angst heeft veroorzaakt.
Voor het eerst in de 300-jarige geschiedenis van de wetenschap schrijven we een nieuw
verhaal over de mens dat een nieuw antwoord geeft op de tijdloze vraag naar wie we zijn.
Sleutel 4: Nieuwe DNA-bewijzen tonen aan dat we het resultaat zijn van een
doelbewuste scheppingsdaad, die ons de buitengewone vermogens van intuïtie,
mededogen, empathie, liefde en zelfgenezing meegaf.
Dit boek is met één doel geschreven: om ons te helpen bij het maken van keuzes die leiden tot
een gezond en gelukkig leven in een getransformeerde wereld.
Gregg Braden
Santa Fe, New Mexico
DEEL I

Het nieuwe verhaal over de mens


In de volgende hoofdstukken krijg je nieuwe manieren van denken aangereikt en nieuwe redenen
om anders te gaan denken over jezelf en de relaties in je leven: relaties met mensen, met de aarde
en de wereld om je heen, met jezelf en ten slotte je relatie met God/de Geest/de Universele
Bron/de Ene. Voor je deze empowerende gevolgen gaat ontdekken, is het goed eerst vast te
stellen wat je huidige overtuigingen zijn, wat de basis is van je manier van denken over jezelf en
je plek in de wereld.
De onderstaande oefening is niet bedoeld als oordeel of kritiek op je huidige manier van
denken, je gevoelens of overtuigingen. Het is slechts een referentiepunt waarmee je
overtuigingen kunt lokaliseren waarvan je je mogelijk niet bewust was, of om overtuigingen die
je eerder slechts vermoedde helder te krijgen.
Oefening
Een basis voor je overtuigingen
De antwoorden op de onderstaande vragen zijn je vertrekpunt. Aan het eind van
dit boek zul je goed kunnen zien waar en hoe de nieuwe informatie die je hebt
gekregen de manier waarop je over jezelf en je potentieel denkt heeft
getransformeerd. Voor deze oefening heb je pen en papier nodig.
De methode. Gebruik enkele woorden of korte zinnen en schrijf je antwoorden
op de volgende vragen zo eerlijk mogelijk op. Bij ja/neevragen kun je een van de
twee omcirkelen.
• Vragen over ons ontstaan.
1. Denk je dat leven in het algemeen ontstaat als gevolg van toevallige
gebeurtenissen die lang geleden zijn gebeurd, zoals de conventionele
wetenschap beweert?
Ja Nee
2. Denk je dat menselijk leven het gevolg is van toevallige gebeurtenissen
die lang geleden zijn gebeurd, zoals de evolutietheorie beweert?
Ja Nee
• Vragen over jouw potentieel.
3. Denk je dat je zo ontworpen bent dat je de gebeurtenissen in je leven, de
kwaliteit van je leven en de lengte van je leven bewust kunt beïnvloeden?
Ja Nee
Heb je ‘nee’ geantwoord, ga dan verder naar ‘Omschrijf je over tuigingen’.
Heb je ‘ja’ geantwoord, beantwoord dan de vragen 4 t/m 6.
4. Vertrouw je erop dat je je vermogen tot zelfgenezing in je lichaam op
afroep kunt aanspreken wanneer je het nodig hebt?
Ja Nee
5. Vertrouw je erop dat je de diepste lagen van je intuïtie op afroep kunt
aanspreken wanneer je ze nodig hebt?
Ja Nee
6. Vertrouw je erop dat je je immuunsysteem, de hormonen die zorgen voor
een lange levensduur en je algehele gezondheid zelf kunt reguleren?
Ja Nee
• Omschrijf je overtuigingen. Maak de volgende zinnen af.
7. Als ik merk dat er iets ongewoons in mijn lichaam gebeurt (plotselinge
pijnscheuten of pijn, een onverklaarbare uitslag, versnelde hartslag
zonder aanwijsbare reden, enz.), dan voel ik me ……
8. Als ik merk dat er iets vreemds in of met mijn lichaam gebeurt, dan is het
eerste wat ik doe …….
Hoofdstuk 1

DE BAN VAN DARWIN DOORBROKEN


Evolutie is een feit – maar niet voor de mens
Wie zijn we (…) anders dan de verhalen die we over onszelf vertellen, met name wanneer we ze
accepteren?
Scott Turow (1949- ), Amerikaans auteur
‘Waarom ben je hier?’ vroeg een stem vanuit de duisternis.
De man die de vraag stelde, klonk heel ver weg en daarom wist ik niet zeker of hij het tegen
mij had of tegen iemand anders. Ik herinner me het gevoel dat ik tegelijkertijd wakker en in slaap
was en dacht dat ik misschien droomde. Het kwam niet in me op dat ik mijn ogen kon openen
om te kijken wie de man was. Toen hoorde ik zijn stem opnieuw, deze keer zei hij mijn naam:
‘Gregg… er is niets aan de hand. Alles is goed gegaan, maar je moet me wel vertellen waarom je
hier bent.’ Nu wist ik dat ik niet droomde. De man kende mijn naam en sprak me direct aan. Als
vanzelf gingen mijn ogen open terwijl ik mijn hoofd naar hem toe draaide. Het licht boven me
was zo fel dat ik mijn ogen wel moest samenknijpen terwijl ik naar het plafond boven mijn bed
keek. Het verraste me dat de man helemaal niet ver weg was. Hij stond pal naast me, aan mijn
rechterzijde en keek van achter een blauw chirurgisch masker op me neer. Zijn aanblik prikkelde
mijn geheugen en ineens wist ik weer wat er aan de hand was.
Ik kwam bij uit de verdoving die ik eerder die morgen had gekregen. Ik lag in de
uitslaapkamer van de Mayokliniek in Jacksonville, Florida. De stem was van de arts die me
ongeveer een uur eerder geruststellend had verteld dat ik bij hem en zijn team in goede handen
was en me geen zorgen hoefde te maken. Hij bleef me geruststellen, maar ik had geen antwoord
op zijn vraag waarom ik hier was.
Een kleine maand voor de operatie had een onderzoek bij een andere kliniek een afwijkende
weefselgroei op mijn blaaswand aangetoond. ‘Er zit iets in je blaas dat daar niet thuishoort’, had
die arts gezegd. ‘Dat moet verwijderd worden.’ Omdat ik me wilde verzekeren van de beste
behandeling, ging ik voor een second opinion naar de prestigieuze Mayokliniek. Daar hoorde ik
dat een biopsie de enige manier is om erachter te komen of de woekering kwaadaardig is.
Wat er nu gebeurde paste echter niet in het oorspronkelijke plan. Nadat ik een algehele
verdoving had gekregen en was klaargemaakt voor de operatie, werd ik wakker met een
verbaasde arts boven me die een vraag stelde die ik in mijn veranderde bewustzijnstoestand
nauwelijks kon beantwoorden. Waarom was ik hier? Hij vroeg dit omdat het gezwel dat bij het
eerste onderzoek was aangetoond, er niet meer zat. De chirurg zei dat er niets te verwijderen viel,
omdat ik een normale, gezond uitziende blaas had. Om me te overtuigen toonde hij een zojuist
gemaakte kleurenfoto van de binnenkant van mijn blaas.
Terwijl ik probeerde te begrijpen wat hij zei, wees de chirurg met de punt van zijn pen aan
waar het gezwel op de eerdere scans te zien was geweest. Hij benadrukte dat er vandaag geen
sprake was van een kneuzing, verkleuring, littekenweefsel of iets anders waaruit bleek dat er iets
had gezeten wat er niet hoort. En hij wilde weten waarom. Hij wilde weten hoe zoiets had
kunnen gebeuren.
In mijn versufte toestand antwoordde ik niet zo eloquent als ik had gewild. Ik deed mijn best
de arts te vertellen dat ik mij had verdiept in het zelfgenezende vermogen van het menselijk
lichaam, de oude tradities die met dit genezende vermogen werkten en de wetenschap die nu
bevestigt dat ons lichaam zichzelf onder de juiste omstandigheden kan genezen. In mijn laatste
herinnering aan deze dokter zie ik hem omdraaien en naar de deur lopen, terwijl ik nog bezig ben
zijn vraag te beantwoorden. Mijn verklaring voor wat wij die dag hadden meegemaakt, was
duidelijk anders dan hij had verwacht en niet iets wat hij wilde horen.
Toen ik eenmaal was hersteld en terugdacht aan de reactie van de arts, kon ik zijn frustratie
wel begrijpen. Tijdens de opleiding van hedendaagse medici komt de mogelijkheid van een
zelfgenezende relatie met ons lichaam helemaal niet ter sprake. Daarom hebben medici
nauwelijks een verklaring voor zo’n geval als bij mij. Meestal houden ze het dan op een
verkeerde diagnose, een onverklaarbare, spontane genezing of noemen ze het gewoon een
wonder.
Wat mijn arts betreft was er zojuist een wonder gebeurd in zijn operatiekamer en hij deed zijn
best om het te begrijpen. Wat mij betreft was het niet zozeer een wonder, maar ging het meer
over een techniek; een krachtige, innerlijke techniek die iedereen kan gebruiken en waarvan we
het bestaan in de loop van de tijd zijn vergeten.
Sinds 1986 bestudeer ik de wijsheid en principes van het vermogen tot zelfgenezing bij de
oude, oorspronkelijke volkeren, waar mogelijk heb ik me deze technieken ook eigengemaakt. De
monniken, nonnen en abten in de kloosters van Tibet, Nepal en Egypte, de helers van
natuurvolkeren en sjamanen in de jungles van Yucatán in Mexico en het Andesgebergte in Zuid–
Peru, onze verre voorouders en hun moderne tegenhangers, allemaal hebben ze er alles aan
gedaan om de kennis over de intiemste relatie die mogelijk is te bewaren: de relatie met ons
eigen lichaam. Hoewel hun kennis in strikte zin niet wetenschappelijk is, bevestigen nieuwe
wetenschappelijke ontdekkingen op het gebied van genetica, moleculaire biologie en de nieuwe
werkgebieden van de epigenetica en neurocardiologie veel van de relaties die beschreven staan in
deze oude tradities.
Ik was ervan overtuigd dat zelfgenezing mogelijk was en had dit ook bij anderen gezien.
Maar door de combinatie van een wetenschappelijke opleiding en een aantal beperkende
overtuigingen die op jonge leeftijd door mijn alcoholistische vader en een zwaar verstoord
familieleven waren ingeprent, had ik grote twijfels of deze vorm van genezing ook voor mij was
weggelegd. Tijdens de periode tussen de diagnose en de operatie bij de Mayokliniek deed ik aan
yoga, qigong en andere genezende technieken, gebruikte ik medicinale kruiden, hield ik me aan
een rauwvoedseldieet en accepteerde ik mijn emotionele stemmingen zo goed als ik kon. Maar
toch twijfelde ik aan mijn vermogen om mezelf te genezen, zoals ik anderen dat had zien doen.
Vanwege mijn twijfel koos ik voor de moderne techniek van een van de hoogst gewaardeerde
medische klinieken in de wereld. Gezien mijn diagnose leek me dit een heel verantwoorde optie.
Als gediplomeerd wetenschapper kan ik niet zeggen dat de oefeningen, technieken en
veranderingen van leefwijze gedurende die twee weken ervoor hebben gezorgd dat de medici
niets vonden wat ze konden verwijderen toen ik geopereerd moest worden. Wat ik wel kan
zeggen is dat nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen een verband hebben ontdekt tussen
bepaalde genezingsmethoden uit het verleden en hun vermogen om de balans in ons lichaam te
herstellen. Het feit dat deze link bestaat, nodigt uit tot een eerlijke heroverweging van het
bekende, beperkende verhaal over ons ontstaan als soort en onze mogelijkheden. Als we kijken
naar de feiten die de beste, hedendaagse wetenschappers hebben ontdekt, dan worden spontane
genezingen – zoals die van mij – en wonderen minder uitzonderlijk en ongewoon, en meer een
normaal gegeven van het dagelijks leven. In de nu volgende hoofdstukken zal ik deze
ontdekkingen en de verhalen erachter beschrijven. Dit bredere perspectief biedt genoeg redenen
om een nieuw antwoord op de vraag Wie zijn we? te omarmen en het verhaal van de mens te
herschrijven.
Mocht je ooit gedacht hebben dat het verhaal over ons verleden veelomvattender is dan wat we
geacht worden te geloven, dan ben je niet de enige. Een opiniepeiling van het onderzoeksbedrijf
Gallup toonde aan dat alleen al in de VS 42 procent (!) van de ondervraagden meende dat het
verhaal dat we doorgaans horen over het ontstaan van de mens, niet het hele verhaal is. Dat
Charles Darwins evolutietheorie alleen ons bestaan niet kan verklaren.3 De resultaten van deze
peiling weerspiegelen het groeiende besef dat wij mensen onderdeel zijn van iets groots,
krachtigs en mysterieus. En enkele van onze beste wetenschappers zijn het hiermee eens.
Er ontbreekt iets aan het verhaal over de mens
Nobelprijswinnaar en medeontdekker van de dubbele helix bij DNA Francis Crick was ervan
overtuigd dat de verfijndheid van de bouwstenen van het leven niet slechts het resultaat kon zijn
van een toevallige gril van de natuur. Door zijn pionierswerk zag hij als een van de eersten de
complexiteit en schoonheid van de molecuul die leven mogelijk maakt. Op latere leeftijd
riskeerde Crick zijn reputatie als wetenschapper door publiekelijk te verklaren: ‘Een eerlijk
mens, gewapend met alle kennis die ons nu ter beschikking staat, kan op dit moment alleen maar
toegeven dat het ontstaan van het leven voor ons op een bepaalde manier bijna een wonder is.’4
Binnen de wetenschappelijke wereld staat deze uitspraak, die suggereert dat iets anders dan een
toevallige evolutie tot ons bestaan heeft geleid, gelijk aan ketterij.
Het idee dat dit niet ons hele verhaal is, is niet van de laatste tijd. Archeologische
ontdekkingen laten zien dat de antieke mens zich bijna overal ter wereld verbonden voelde met
iets groters dan zijn onmiddellijke omgeving. Ze gaven aan dat onze wortels in andere werelden
liggen die we niet allemaal kunnen zien, en we uiteindelijk een onderdeel zijn van één kosmische
familie die deze werelden bewoont.
De Popol Vuh5 is het heilige boek van de Maya’s. Hierin staat bijvoorbeeld dat de
‘Voorouders’ de mensen hebben geschapen. De christelijke Bijbel6 en de Hebreeuwse Tora7
schrijven dat we afstammelingen zijn van wijze en krachtige wezens die verbonden zijn met een
grote, buitenaardse intelligentie. Is er een eenvoudige verklaring voor dat dit besef zo sterk in
ons is blijven leven, dat we het in verschillende tradities terugzien en het door de eeuwen heen is
blijven bestaan? Kan ons gevoel dat ons ontstaan zo bedoeld – en dus niet wille keurig – is en we
over een groter potentieel beschikken dan we tot nu toe aannemen op waarheid berusten?
Het korte antwoord op de vraag Wie zijn we? is dat we niet zijn wat ons wordt verteld dat we
zijn en meer zijn dan de meesten van ons zich kunnen voorstellen.
Wij zijn verhalenvertellers
Onze vroegste voorouders gebruikten al verhalen om de wereld om hen heen en hun eigen plek
hierin te verklaren. Soms zijn onze verhalen gebaseerd op feiten, soms ook niet. Sommige
verhalen zijn metaforen. We hebben ze gebruikt om het onverklaarbare te verklaren en meer
inzicht in ons bestaan te krijgen.
Zo dachten de Oude Egyptenaren dat de aarde, de ruimte onder de aarde en de hemel erboven
opzichzelfstaande werelden waren. Volgens hun kijk op de schepping dreef de aarde onder hun
voeten op Noen, een oer-oceaan en de bron van de rivier de Nijl. De hemel boven hen was
gemaakt van het lichaam van de godin Noet. Het gewelf van Noets ronde buik was het huis van
de zon en de sterren, en zij boog zich, met het hoofd voorover, dwars door de tijd over de aarde.
’s Nachts, bij zonsondergang, zonk de zon aan de horizon in Duat, het rijk onder de aarde.8
Al deze rijken hadden hun goden en godinnen en deze speelden een grote rol in het dagelijks
leven van de Egyptenaren. Hoewel deze verhalen geen wetenschappelijke basis hebben,
voldeden ze voor de mensen uit die tijd. Ze verklaarden de wetmatigheden die de Oude
Egyptenaren terugzagen in hun dagelijks leven en hielpen hen om hun eigen plek in het geheel te
bepalen.
Tegenwoordig gebruiken we nog altijd verhalen om onze wereld te verklaren. Onze verhalen
zijn nu belangrijker dan ooit tevoren. Ze vertellen niet alleen hoe we met alles omgaan, van
ziekte en genezing tot onderlinge verhoudingen en liefdesrelaties, ook op wereldniveau hangt de
toekomst van onze planeet en onze soort – die momenteel onzeker is – af van de verhalen die we
kiezen en omarmen. Juist om deze redenen is het van groot belang dat we onszelf het juiste
verhaal vertellen.
Onze verhalen bepalen ons leven
We koesteren de verhalen die we bedenken. Als individu vertellen we vaak trots over onze
familiegeschiedenis en alles wat onze voorouders hebben bereikt. Als land staan we vol trots
achter de prestaties van onze sporters op de Olympische Spelen, de wetenschappelijke en
technologische ontwikkelingen waardoor we astronauten naar de maan konden sturen en achter
onze vlag die ons land verbindt. Maar soms blijven we verhalen waarmee we zijn opgegroeid
verdedigen, terwijl nieuwe ontdekkingen hebben aangetoond dat ze het bij het verkeerde eind
hebben. Onze neiging om vast te houden aan een bekend verhaal terwijl nieuwe bewijzen
aantonen dat het achterhaald is, is misschien wel de grootste horde die we moeten nemen terwijl
we leren de wereld in al haar extremiteiten op een gezonde manier te omhelzen.
Sleutel 5: De verhalen die we onszelf over onszelf vertellen – en die we geloven
– bepalen ons leven.
Een veelgebruikt axioma zegt dat we als we iets maar vaak genoeg horen, het ook gaan
accepteren als een vaststaand feit, of het nu waar is of niet. Het gepolijste verhaal over het roken
van tabak dat tot begin 1960 algemeen werd geaccepteerd, is hier een goed voorbeeld van. In
1964 kwam een onderzoek uit over de gevaarlijke gevolgen van het roken van sigaretten. Voor
die tijd voerde de tabaksindustrie reclamecampagnes die de mensen moesten laten geloven dat
roken ongevaarlijk en zelfs gezond was. Pakkende slogans als ‘Eet je te veel? Neem dan een
Lucky’, ‘Ik bescherm mijn stem met Lucky’s’ en ‘Als tandarts raad ik Viceroys aan’, stonden in
alle tijdschrift en, hoorde je op de radio en zag je in tv-reclames.9
Op een wel heel verontrustende poster voor Camelsigaretten uit de jaren 1940 staat dat
volgens een landelijke enquête ‘meer artsen Camel roken dan welk ander merk dan ook’.10
Verder onderzoek naar deze enquête onthult de rest van het verhaal. De vragen waren gesteld aan
artsen die voorafgaand aan de enquête tijdens bijeenkomsten en conferenties gratis sloffen
Camelsigaretten hadden gekregen. Pas nadat ze deze gratis sigaretten hadden gekregen werd hun
gevraagd welk merk ze het lekkerst vonden of in hun zak hadden. De gratis sloffen stuurden de
antwoorden succesvol richting Camelsigaretten. Amerikaanse consumenten vertrouwden en
geloofden deze en andere advertenties. Want als een sigaret niet slecht is voor artsen, dan zal hij
toch niemand kwaad doen?
De kijk op dit soort boodschappen, en op roken zelf, veranderde voor altijd na het
baanbrekende onderzoek van de Nationale Gezondheidsdienst. Voor het eerst bewees een
wetenschappelijk onderzoek wat mensen intuïtief al aanvoelden. Het bewees het directe verband
tussen roken, chronische bronchitis en longkanker. In het onderzoek staat: ‘Volgens de
commissie draagt het roken van sigaretten in belangrijke mate bij aan sterft e als gevolg van
bepaalde ziekten en aan het sterftecijfer in het algemeen.’11 In 1965 moest de tabaksindustrie de
inmiddels bekende waarschuwingen afdrukken op alle in winkels aangeboden tabaksproducten.
Ik noem dit voorbeeld om te laten zien dat een ooit algemeen geaccepteerde overtuiging van
zowel de publieke media als de doorsneebevolking – het verhaal dat roken ongevaarlijk is – na
verloop van tijd is veranderd. Zij moest wel veranderen omdat het feit dat veel rokers last hadden
van klachten die hun gezondheid ondermijnden, niet strookte met het gangbare verhaal waarin
werd beweerd dat roken onschadelijk is en niet slecht voor de gezondheid. Het spotte met wat
mensen daadwerkelijk ervoeren.
We lossen problemen van de 21e eeuw op met 19e-eeuws denken
Momenteel is er een vergelijkbare informatiecampagne, die de publieke opinie over ons en ons
ontstaan probeert te beïnvloeden. De 19e-eeuwse theorie over de menselijke evolutie wordt op
scholen nog altijd onderwezen als een onomstotelijk feit. Er is geen ruimte voor een nadere
beschouwing van mogelijke andere verklaringen voor het mysterie van ons bestaan. Omdat het
algemeen aanvaarde verhaal recente ontdekkingen niet integreert, hebben we geen antwoord op
urgente sociale kwesties en de wereldwijde uitdagingen waar we nu voor staan, bijvoorbeeld
terrorisme, pesten, haatmisdaden en het enorme probleem van drugs-en alcoholmisbruik onder
jongeren.
Omdat we zo overtuigd zijn van de evolutietheorie, laten we ons hierdoor leiden bij het
nemen van beslissingen. En dus verkiezen we onderlinge competitie en krachtig optreden boven
samenwerken en mededogen. We blijven – om er iets uit te lichten – maar proberen om
rassenkwesties, religieuze problemen en zaken rondom seksuele diversiteit op te lossen met een
verouderde manier van denken over competitie en het survival of the strongest-idee, twee
sleutelgedachten uit de evolutietheorie. Wanneer je er goed over nadenkt, is dit volkomen
onzinnig. Maar uit gewoonte, vanwege geld, ego en macht, houden ons gangbare
onderwijssysteem en leraren toch vast aan een verouderd verhaal over het ontstaan van de mens.
Een verhaal dat niet langer wordt ondersteund met bewijzen. Maar het sigarettenverhaal en het
verhaal over het ontstaan van de mens geven precies weer waarom het zo belangrijk is dat we
ons verhaal op orde krijgen – en wat er kan gebeuren als we dit niet doen.
Verander het verhaal, verander je leven
Bij ons mensen zijn de gedeelde verhalen over onze successen, de herinneringen aan dramatische
gebeurtenissen en de inspirerende voorbeelden van onze heldhaftigheid de draden die ons
verbinden. Dit is een krachtige, primaire en noodzakelijke verbinding. Dankzij de moderne
technologie kunnen we de verhalen die onze keuzes rechtvaardigen en de toekomst die we willen
scheppen met elkaar delen. Hierbij kan het om grote dingen gaan, bijvoorbeeld politiek, religie
of wapens sturen naar ‘vrijheidsvechters’ in door oorlog verscheurde landen aan de andere kant
van de wereld, en ook om diepgaande persoonlijke kwesties, zoals het huwelijksrecht van
homo’s of het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen over hun eigen lichaam.
De Engelse schrijver Terence David John Pratchett, Terry voor zijn fans, geeft een prachtige
beschrijving van de enorme kracht van onze verhalen: ‘Verander het verhaal, verander de
wereld.’12 Volgens mij schuilt er een grote waarheid in deze uitspraak. Ons leven is een
afspiegeling van onze overtuigingen over onszelf en over de manier waarop de wereld in elkaar
zit. Pratchetts waarneming is zo universeel, dat we zelfs nog een stap verder kunnen gaan.
We kunnen in één adem ‘verander het verhaal, verander de wereld’ en vervolgens ‘verander
het verhaal, verander je leven’ zeggen. Beide uitspraken zijn waar, maar de laatste gaat nog een
slag dieper. Ze reiken een krachtige manier van denken aan, die we op de donkerste momenten in
ons leven kunnen gebruiken.
Sleutel 6: Als we het verhaal veranderen, veranderen we ons leven.
Het wetenschappelijke verhaal over de enorme uitgestrektheid van het universum en hiermee
vergeleken onze eigen nietigheid, is een heel goed voorbeeld van de grote invloed die een
verhaal op ons kan hebben. Het illustreert het axioma dat we een verhaal voor waar gaan houden
als we het maar vaak genoeg horen.
Het oude verhaal: klein, machteloos en onbelangrijk
De afgelopen anderhalve eeuw zijn we ondergedompeld in een kosmisch verhaal dat ervoor heeft
gezorgd dat we ons niet veel meer voelen dan een nietig stofje in een groot universum, of een
biologische kanttekening in het geheel van leven. Carl Sagan beschreef deze instelling heel
nauwkeurig in zijn commentaar op de wetenschappelijke kijk op onze plek in het universum:
‘We vinden dat we op een onbelangrijke planeet leven, draaiend om een nietszeggende ster.
Verloren in een sterrenstelsel ergens in een vergeten hoekje van het universum, waarin veel meer
sterrenstelsels zijn dan mensen.’13
Dit beperkte denken, dat wordt aangemoedigd door de wetenschappelijke wereld, heeft
ervoor gezorgd dat we onszelf niet belangrijk voelen vergeleken met het totale leven en denken
dat we van de rest van de wereld, anderen en uiteindelijk ook van onszelf gescheiden zijn.
Albert Einstein praatte dit idee over onze nietigheid na, toen hij zich uitliet over een stelling
uit het zich snel uitbreidende vakgebied van de kwantummechanica, namelijk dat alle dingen
nauw met elkaar zijn verbonden. Einstein kon het gegeven van die onderlinge verbondenheid
niet accepteren. Hij liet geen enkele twijfel bestaan over wat de nieuwe ideeën uit de
kwantummechanica volgens hem voor de wetenschap betekenden: ‘Als de kwantumtheorie
klopt, betekent dit het einde van de natuurkunde als wetenschap.’14 Zijn overtuigingen gaven
geen ruimte aan de mogelijkheid dat we leven in een wereld waarin alles en iedereen heel nauw
met elkaar verbonden is.
Een van de redenen voor Einsteins weerstand tegen de ideeën van de nieuwe natuurkunde was
dat leven in een wereld met kwantumverbindingen zou betekenen dat we in staat zijn de dingen
die in ons leven gebeuren te beïnvloeden en verantwoordelijk zijn voor de resultaten die we
creëren. Uiteindelijk zorgde Einsteins stellige overtuiging dat we in een wereld leven waarin de
dingen niet onderling verbonden zijn ervoor dat hij zijn levensdroom niet kon verwezenlijken.
Hij was er heilig van overtuigd dat zijn onderzoek een wetenschappelijke waarheid zou onthullen
die alle natuurwetten samenbracht, een ‘theorie van alles’. Jammer genoeg stierf Albert Einstein
in 1955 voordat hij zijn ongrijpbare droom had kunnen verwezenlijken.
Met de erfenis van Einstein en Sagan over afgescheidenheid en menselijke nietigheid in het
achterhoofd, is het niet heel verwonderlijk dat we ons vaak hulpeloos voelen wat betreft de
dingen die in ons lichaam en leven gebeuren. In een wereld zonder onderlinge verbondenheid
wordt ons verteld dat de dingen nu eenmaal gebeuren als en hoe ze gebeuren. Is het
verwonderlijk dat we ons vaak machteloos voelen als we de wereld zo snel zien veranderen dat
sommigen zeggen dat ‘alles volkomen ontworteld raakt’?
Charles Darwins mid-19e-eeuwse ideeën over de menselijke evolutie legden later, aan het
begin van de 20e eeuw, het fundament voor de wetenschappelijke conclusies over onze
nietigheid. De evolutietheorie was gebaseerd op de vooronderstelling dat we het meest recente
resultaat zijn van een reeks toevallige gebeurtenissen waarvan nooit iemand getuige is geweest
en die nooit zijn bewezen of herhaald. Hier komt bij dat we nu nog altijd volgens het survival of
the strongest-model leven. De theorie dat strijd ons heeft gebracht waar we nu zijn, suggereert
dat we hopeloos zijn overgeleverd aan een leven van competitie en conflicten. Maatschappelijk
gezien is dit idee inmiddels zo geaccepteerd, dat veel mensen geloven dat je met dwang en op
basis van macht het meest bereikt, zowel op het werk als in de communicatie tussen landen.
Dit geloof in strijd en conflict werkt bewust, en soms ook onbewust, door in ons dagelijks
leven. Soms gebeurt dat op een verrassende en onverwachte manier, bijvoorbeeld als iemand die
je heel goed kent of met wie je een heel intieme relatie hebt, een gevoelige snaar bij je raakt. Dan
bijten zelfs de meest spirituele mensen onder ons van zich af op een voor de ander pijnlijke
manier om zichzelf te beschermen. De achterliggende reden is niet heel verrassend.
Vanaf onze geboorte, en zelfs al daarvoor, terwijl we nog in de baarmoeder zitten, leren we
via de gedachten en gevoelens van onze opvoeders hoe we moeten omgaan met de wereld. Zo
leren we via de stem van onze moeder bijvoorbeeld wanneer de wereld veilig is en wanneer niet.
We maken ook kennis met de chemische stoffen die stress en genot opwekken. Ze stromen
samen met de stemmen, geluiden en ervaringen die ervoor zorgen dat deze stoffen vrijkomen
door ons lichaam.
Als we niet het geluk hebben dat we in een écht gezond opvoedersgezin terechtkomen, is de
kans groot dat onze opvoeders op de wereld reageren op basis van de verkeerde conditioneringen
die ze in hun vroege jeugd weer van hun opvoeders hebben meegekregen. En juist die patronen
van anderen, die soms generaties teruggaan, worden ook onze patronen.
Wanneer we ons als volwassenen bedreigd voelen, steken deze geconditioneerde patronen de
kop op in een vorm waarvan we denken dat deze het meest geschikt is voor ons overleven. Als
ze in werking treden, putten ze uit de diepe bron van de overtuigingen die ‘ingebakken’ zitten in
ons onderbewustzijn. Het is belangrijk te beseffen dat deze overtuigingen vaak hun wortels
hebben in de verhalen en ervaringen van andere mensen.
Haal je agressief naar iemand uit omdat je geconditioneerd bent door de verhalen over de
survival of the strongest? Of reageer je zelfverzekerd en eerlijk en omarm je het diepere besef
van verbondenheid met al het leven, dus ook met de mensen die je zojuist pijnlijk hebben
getroffen?
Voor alle duidelijkheid: ik zeg niet dat de ene reactie goed en de andere slecht is. Wat ik
bedoel is dat de manier waarop je reageert niets verhult. Wat je ook denkt te geloven, je manier
van reageren op dit soort vertrouwelijke momenten is een voor zich sprekende afspiegeling van
je werkelijke overtuigingen. Het punt is dat de verhalen die ons tijdens de meest kwetsbare en
ontvankelijke jaren van onze jeugd zijn verteld, onze meest gekoesterde overtuigingen worden.
En hier speelt het verhaal over ons ontstaan ook een rol.
Twee ontstaansverhalen
Al vroeg in ons leven horen we het verhaal over het ontstaan van de mens. Welk verhaal hangt af
van wat je familie en gezin gelooft en soms krijg je zelfs tegelijkertijd twee heel verschillende en
met elkaar strijdige verhalen te horen, thuis het ene en op school het andere.
Op de meeste scholen leren we de wetenschappelijke evolutietheorie van natuurlijke selectie.
Dit is voor jongeren een heel steriel en verontrustend verhaal. Het begint in een ver verleden met
een hele reeks gelukkige toevalligheden als precies de juiste atomen op precies het juiste
moment samenkomen en onder precies de juiste omstandigheden precies de juiste moleculen
creëren. Dit alles leidt tot de eerste eenvoudige levensvormen die zich vervolgens ontwikkelen
tot de complexe wezens die wij zijn.
Zelfs de meest fervente aanhanger van de evolutietheorie zal moeten toegeven dat iemand die
ervan uitgaat dat een verbazingwekkende dosis geluk ten grondslag ligt aan deze reeks
gebeurtenissen en dit hele proces mogelijk maakt, over een enorme verbeeldingskracht of een
groot geloof moet beschikken. Eerder schreef ik al dat Francis Crick het bestaan van DNA ‘bijna
een wonder’ noemde.
De evolutietheorie gaat echter uit van deze gelukkige omstandigheden en meent dat de strijd
zelf – de competitie tussen de verschillende levensvormen – het succes achter deze
onwaarschijnlijke combinatie van gebeurtenissen is. Aanhangers van de evolutie zeggen dat het
competitie-element ons de hedendaagse winnaars van de vele miljoenen jaren durende,
natuurlijke overlevingsstrijd heeft bezorgd. Van essentieel belang is dat ons altijd is verteld dat
‘strijd’ ons in het verleden heel veel heeft gebracht en – in het verlengde hiervan – ons
tegenwoordig nog altijd veel brengt. Deze strijd levert, zo wordt ons verteld, ons zelfs zoveel
resultaat op, dat het daarom via onze genen in ons lichaam is ‘geprogrammeerd’. Vanwege deze
natuurlijke selectie zijn dit competitie-element en het strijden bij ons nu zogenaamd ingebakken.
Terwijl kinderen op school het wetenschappelijke verhaal over evolutie en strijd leren, krijgen
ze thuis vaak een religieus verhaal te horen dat minstens net zo eng is. Dit verhaal begint ook bij
ons ontstaan en het vraagt ook heel veel verbeeldingskracht om te kunnen geloven dat zoiets
alleen al mogelijk is. Binnen het jodendom, christendom en de islam gaat het verhaal over een
mysterieuze kracht genaamd God en over hoe God de eerste mens uit het stof van de aarde
schiep, het schepsel leven inblies en zo Adam, de eerste mens op aarde, creëerde.
Dit verhaal leert ons dat we de afstammelingen van Adam en zijn kinderen zijn en dat we als
gebrekkige mensen ter wereld komen. De rest van het verhaal beschrijft hoe we voorbestemd
zijn om te worstelen met goed en kwaad tijdens een zoektocht waarop we ons van onze gebreken
hopen te bevrijden. Andere wereldreligies kennen soortgelijke verhalen waarmee ze het ontstaan
van de mensheid en het doel van het leven proberen te verklaren.
Beide verhalen – het wetenschappelijke en religieuze – beginnen in een ver verleden. Allebei
hebben ze raadselachtige leemten in hun detaillering en ze geven ons allebei het gevoel dat we
afgescheiden zijn van de rest van de wereld. Het belangrijkste is misschien wel dat beide
verhalen ons het gevoel geven dat wij, mensen die nu op aarde leven, ongewild strijders zijn die
hopeloos gevangenzitten in een gevecht om overleving – met de natuur of met goed en kwaad.
Oppervlakkig gezien lijken het wetenschappelijke en religieuze verhaal misschien heel
verschillend, maar als we wat dieper kijken zullen we zien dat ze op hetzelfde punt beginnen en
hetzelfde doel hebben. Hun beginpunt is het feit dat we bestaan en ze proberen te verklaren wat
ons allervroegste bestaan voor ons huidige leven betekent.
Ondanks nieuwe bewijzen die niet overeenkomen met het traditionele wetenschappelijke
verhaal, houden leerkrachten vast aan de evolutietheorie en menselijke overleving. Ze
onderrichten dit in de klaslokalen alsof het een absoluut en onbetwistbaar feit is. En hier
beginnen de problemen: we proberen moderne problemen die om samenwerking en wederzijdse
ondersteuning vragen, op te lossen met een honderdvijftig jaar oud verhaal gebaseerd op
onderlinge competitie en strijd. Het is daarom niet verrassend dat het verhaal dat we hebben
omarmd, de evolutietheorie, niet meer volstaat wanneer we spreken over ons ontstaan en over
hoe we geworden zijn wie we zijn. We hebben behoefte aan een nieuw verhaal over de mens,
een verhaal dat overeenkomt met de nieuwe bewijzen, zodat we de ban van Darwins ideeën
kunnen doorbreken.
Darwins ban doorbreken
Darwin publiceerde zijn bekendste boek Over het ontstaan van soorten in 1859. Vanaf die eerste
publicatie tot op de dag van vandaag zijn de gevolgen van dit boek voelbaar tot in het fundament
van onze samenleving. Of het nu gaat over de academische strijd over ons ontstaan en de vraag
waarom we hier zijn, of over meer emotioneel beladen onderwerpen als conceptie, abortus en de
doodstraf die soms hele families en gemeenschappen splijten, de gevolgen van Darwins werk
beïnvloeden ons leven meer dan verreweg de meeste andere denkbeelden. Ik vraag me vaak af of
Darwin zelf zich ooit had kunnen voorstellen wat voor effect zijn werk op de wereld zou krijgen
en hoe diepgaand zijn ideeën het leven van mensen ruim een eeuw later nog altijd beïnvloeden.
Vóór het verschijnen van Over het ontstaan van soorten waren er weinig bronnen die
antwoord gaven op de grote levensvragen. Voor het midden van de 19e eeuw werden filosofische
levensvragen als ‘Waar komen we vandaan?’, ‘Waarom zijn we hier?’ en ‘Hoe krijgen we een
beter leven?’ beantwoord door de religie en traditionele folklore. Dit veranderde met de
publicatie van Darwins eerste boek. De evolutietheorie bracht een nieuw verhaal, waarmee we de
grote levensvragen konden beantwoorden zonder Bijbelse interpretaties of religieus onderwijs.
Sleutel 7: Voor het eerst in de vastgestelde menselijke geschiedenis kunnen
dankzij Charles Darwins evolutietheorie, gepubliceerd in 1859, de grote vragen
over het leven en ons ontstaan beantwoord worden door de wetenschap.
Hiervoor hebben we de religie niet langer nodig.
De volledige titel van Darwins boek, Over het ontstaan van soorten door middel van natuurlijke
selectie, klinkt misschien nogal ingewikkeld, maar het onderliggende idee is eigenlijk
verbluffend eenvoudig. Volgens Darwin komen alle levensvormen, dus ook de mens, voort uit
één oerorganisme, dat heel lang geleden op mysterieuze wijze op aarde verscheen. Darwin deed
niet eens een poging om te beschrijven hoe dit organisme voor het eerst ontstond. In
tegenstelling tot wat veel mensen geloven, hield hij zich niet zo bezig met dit allereerste begin
van het leven. Hij erkende dat de wetenschap van zijn tijd dit mysterie nog niet had ontrafeld.
Bovendien meende hij dat de oplossing van het raadsel rond het allereerste begin van het leven
niet noodzakelijk was voor de acceptatie van zijn evolutietheorie.
Voor de verdediging van zijn overtuigingen gebruikte Darwin als analogie een ander
onopgelost raadsel. Hij wees erop dat de wetenschap het bestaan van de zwaartekracht accepteert
en deed dit om aan te tonen dat je een theorie kunt accepteren zonder dat deze volledig is
verklaard. ‘Het is geen geldig bezwaar’, zei hij, ‘dat de wetenschap het veel grotere probleem
rond de essentie of oorsprong van het leven nog niet heeft doorgrond. Wie kan me uitleggen wat
de essentie is van de aantrekking van de zwaartekracht? Toch weerlegt niemand de gevolgen die
voortkomen uit dit onbekende element van de aantrekkingskracht.’15
Uit deze en andere uitspraken blijkt dat Darwin zich niet zo bezighield met hoe het eerste
leven verscheen, maar meer met wat er hierna gebeurde. Met name met de vraag: hoe veranderde
die simpele levensvorm die volgens hem eerst op aarde was verschenen, in de complexe en
diverse levensvormen van tegenwoordig?
Darwin baseerde zijn evolutietheorie op zijn persoonlijke ervaringen en directe
waarnemingen. Veel van zijn observaties deed hij tijdens de vijf jaar durende reis met het
Engelse onderzoeksschip HMS Beagle.16 Darwin was de naturalist op het schip. Zijn missie leek
veel op die van het ruimteschip Enterprise (uit Star Trek), dat op zoek was naar nieuwe
levensvormen in onbekende sterrenstelsels. Het was zijn taak om de nieuwe levensvormen die hij
tijdens zijn reis met de Beagle in onbekende landen ontdekte te documenteren. Hoewel Darwins
reis van 1831 tot 1836 duurde, bracht hij zijn theorie pas 23 jaar later naar buiten. Met de
publicatie van zijn Over het ontstaan van soorten kwam de kern van Darwins evolutietheorie
voor het eerst beschikbaar voor een breed publiek. Hij schreef:
Maar als er variaties ontstaan die voor een bepaald organisch wezen nuttig zijn, dan zullen
de individuen met deze kenmerken welzeker de beste kansen hebben om behouden te
blijven in de strijd om overleving; en vanwege dit krachtige erfelijkheidsprincipe zijn ze
geneigd om nakomelingen met dezelfde kenmerken te produceren. Dit beginsel van
zelfbehoud heb ik kortweg samengevat met de woorden Natuurlijke Selectie.17
Nu, honderdvijftig jaar nadat Charles Darwin zijn theorie voor het eerst publiceerde, worstelen
de beste wetenschappers van onze moderne wereld, werkzaam aan de beste universiteiten, met de
hoogste budgetten uit de geschiedenis van het wetenschappelijk onderzoek en met
gebruikmaking van de meest geavanceerde technologieën, nog altijd met het bewijzen van de
geldigheid van zijn theorie in het algemeen en met name daar waar het de mens betreft.
In essentie zijn dit de onbeantwoorde vragen:
• Geeft alleen de evolutie een afdoende verklaring voor de diversiteit die we in de
natuurlijke wereld zien?
• Gaat de evolutie ook voor de mens op?
Zoals we hieronder zullen zien, is het noodzakelijk de manier waarop we deze twee vragen in het
verleden hebben beantwoord, vanwege nieuwe ontdekkingen te gaan heroverwegen.
Zelfs Darwin had zijn twijfels
Charles Darwin beschikte niet over de kennis van de wereld die wij nu hebben. Dat kon ook niet.
Veel wetenschappelijke werkgebieden die wij nu heel gewoon vinden, ontstonden pas eind 19e
en begin 20e eeuw. Darwin kon niets weten van bijvoorbeeld de genetica. Hoewel het in Darwins
tijd bekend was dat eigenschappen van de ouders aan de volgende generatie worden
doorgegeven, begreep men pas na zijn dood hoe dit precies gebeurde – via DNA. Darwin kon
geen weet hebben gehad van gespecialiseerde hartcellen die de buitengewone mogelijkheden en
gevoeligheden die later in dit boek worden beschreven mogelijk maken. Hij kon ook niet weten
dat deze cellen, of de mogelijkheden die zij ons geven, al bestonden toen de moderne mens
200.000 jaar geleden op het toneel verscheen.
Hoewel Darwin al deze specifieke dingen niet wist en ook niet had kunnen weten, vermoedde
hij wel dat toekomstige ontdekkingen in ieder geval een deel van zijn theorie omver zouden
werpen. Hij gaf deze mogelijkheid ook aan. In Over het ontstaan van soorten schreef hij:
‘Wanneer wordt aangetoond dat er een complex orgaan bestaat dat niet kan zijn gevormd door
vele, kleine, opeenvolgende veranderingen’ – hét kenmerk van evolutie – ‘dan valt mijn theorie
in duigen.’18
Omdat de voorwaarden die Darwin zelf de hoeksteen van zijn theorie noemde inmiddels zijn
omgevallen – omdat we namelijk complexe organen bezitten die niet door ‘vele, kleine,
opeenvolgende veranderingen’ zijn gevormd – geeft alleen de evolutietheorie geen afdoende
verklaring voor wat we zien in de echte wereld. Met andere woorden, wat Darwin al vermoedde,
is gebeurd: zijn theorie is in duigen gevallen.
In Over het ontstaan van soorten onthult Darwin zijn vermoeden dat de evolutietheorie
mogelijk niet voldoende is om de complexiteit van het leven te verklaren. Het volgende citaat
komt misschien wat omslachtig over, maar zo schreef Darwin nu eenmaal. Ik deel het hier zodat
je ook iets te weten komt over zijn reserves, in dit geval met betrekking tot het complexe
functioneren van het oog.
Het lijkt, ik geef het grif toe, in zeer hoge mate vreemd, om te denken dat het oog, met zijn
onnavolgbaar vernuftige manieren om de focus aan te passen aan verschillende afstanden,
de hoeveelheid invallend licht te regelen en zich aan te passen aan atmosferische vorm- en
kleurafwijkingen, zich langs de weg van natuurlijke selectie heeft gevormd.19
Het feit dat de complexiteit van het oog, en van een aantal andere organen, voldoet aan de
voorwaarden die volgens Darwin zelf zijn theorie omver zouden kunnen werpen, maakt de weg
vrij voor het thema van Deel I van dit boek: evolutie alleen is niet in staat om de buitengewone
eigenschappen en mogelijkheden die we van begin af aan hadden te verklaren. Het bewijs dat
aantoont dat bepaalde fysieke eigenschappen – waaronder de ogen, ons ver ontwikkelde
zenuwstelsel en onze hersenen – al helemaal functioneel waren bij het ontstaan van de moderne
mens, roept waar het de mens aangaat twijfels op rond Darwins theorie.
Menselijke evolutie: speculatie gebracht als feit
Het hedendaagse conventionele denken geeft ons het gevoel dat Darwins evolutietheorie een
beklonken zaak is. Zij staat als een huis en wordt daarom wereldwijd aanvaard door de
wetenschappelijke gemeenschap. Er is weinig tot geen ruimte voor twijfel bij het verklaren van
het leven zoals we dat tegenwoordig kennen. In studieboeken en klaslokalen wordt de evolutie
beschouwd als een feit. In zo’n omgeving van onvoorwaardelijke acceptatie horen we weinig
over wetenschappelijke ontdekkingen die de evolutie in twijfel trekken. Soms worden ze zelfs
weggezet als bijgeloof, religie of pseudowetenschap. Hierdoor zijn mensen vaak verrast wanneer
ze horen dat er wel degelijk ontdekkingen zijn gedaan die Darwins theorie in twijfel trekken.
Een goed voorbeeld van deze eenzijdige blik is de keuze van de Public Broadcasting Service
(PBS, de Amerikaanse publieke omroep) om andersluidende wetenschappelijke theorieën en
wetenschappelijke kritiek op de evolutietheorie niet op te nemen in hun prachtig geproduceerde,
acht uur durende miniserie die in 2001 verscheen, Evolution: A Journey into Where We’re from
and Where We’re Going. De omroep zegt zelf dat de doelstellingen van het programma waren:
‘Bij een breed publiek de kennis over de evolutie en de manier waarop zij werkt vergroten,
algemeen geldende misverstanden over het evolutieproces wegnemen en duidelijk aangeven
waarom de evolutie belangrijk is voor ons allemaal.’20 Dit is precies wat de serie deed. De
evolutie werd enkel vanuit Darwinistisch perspectief belicht, iets wat veel wetenschappers als
een tekortkoming beschouwen, om redenen die later in dit hoofdstuk aan de orde zullen komen.
In zijn bespreking van de PBS-serie liet schrijver en voormalig speechschrijver van het Witte
Huis Joshua Glider weinig heel van de inhoud: ‘Het probleem [met de PBS-documentaire] is dat
er óf niets van waar is, óf de serie staat bol van de tegenstrijdigheden, misinterpretaties en
verkeerde (soms frauduleuze) gegevens, waardoor zij totaal geen wetenschappelijke waarde
heeft.’21 Glider baseert zijn kritiek deels op de wetenschappelijke ontdekkingen die moleculair
bioloog Jonathan Wells beschrijft in zijn boek Icons of Evolution. Hierin worden de
PBS-‘bewijzen’ over de menselijke evolutie stuk voor stuk ontmanteld.
De evolutie voor het gerecht
De evolutie-controverse wordt helemaal duidelijk zichtbaar wanneer het gaat om de lokale en
nationale wetgeving over wat leraren mogen onderrichten op openbare scholen. De motie die de
senaat van de staat Oklahoma onlangs indiende is hiervan een goed voorbeeld. In 2016 kwam de
republikeinse senator Josh Brecheen met een wetsvoorstel waardoor leraren hun leerlingen
mogen aanmoedigen om kritisch na te denken over onderwerpen die van invloed zijn op hun
leven en toekomst.
In Brecheens wetsvoorstel, senaatsmotie 1322, staat het doel van de wet als volgt beschreven:
‘Binnen openbare scholen een omgeving creëren waarin leerlingen worden aangemoedigd om
wetenschappelijke vragen te onderzoeken, kennis te nemen van wetenschappelijke bewijzen, om
een kritische manier van denken te ontwikkelen en te leren om gepast en respectvol te reageren
op andere meningen over controversiële onderwerpen (…) Leraren mogen hun leerlingen helpen
bij het op een objectieve manier leren begrijpen, analyseren, bekritiseren en bespreken van de
wetenschappelijk gezien sterke en zwakke punten van de bestaande wetenschappelijke theorieën
die horen bij het desbetreffende vak.’22
Brecheens motie noemt de evolutieleer niet bij naam. Maar omdat hij sinds zijn verkiezing in
2010 meerdere, soortgelijke voorstellen heeft ingediend en ook vanwege de woorden
‘wetenschappelijke theorieën’, is zijn bedoeling duidelijk. Hij wil dat leraren de ontdekkingen
over het ontstaan van de mens, waaronder ontdekkingen die de bestaande evolutieleer niet
ondersteunen, met hun leerlingen kunnen delen.
Een wetsvoorstel uit 2005, in de volksmond bekend als de Dover Case, ging heel specifiek
over de evolutie en over hoe een nieuwe, alternatieve theorie over het ontstaan van de mens, die
bekendstaat als intelligent design (ID, ook wel vertaald als intelligent ontwerp), zich verhoudt tot
het bestaande evolutieverhaal. Het haalde wereldwijd de pers, omdat het de eerste gerechtelijke
test van een nieuwe theorie in Amerika was.
De Dover Case begon met elf gezinnen die het Dover Area School District in York County,
Pennsylvania aanklaagden vanwege een verandering in het aangeboden biologieonderricht aan
middelbare scholieren. In 2004 had het schooldistrict leraren de opdracht gegeven om leerlingen
naast de traditionele evolutietheorie van Darwin ook te onderrichten in de ontdekkingen die de
theorie van intelligent design ondersteunen. Voorstanders van de intelligent design-theorie, die
voor het eerst genoemd wordt in het boek Pandas and People uit 1989, menen dat ‘bepaalde
eigenschappen van het universum en van levende wezens het best worden verklaard door de
aanwezigheid van een intelligente oorzaak en niet door een ongericht proces als natuurlijke
selectie’.23
Beide theorieën werden klassikaal onderricht als mogelijke verklaringen voor het ontstaan
van de mens. De ouders die het proces begonnen, vonden echter dat de gedachten achter
intelligent design te veel leken op het religieuze gedachtegoed van het creationisme. Dit gaat
ervan uit dat het universum en alle levende organismen het resultaat zijn van goddelijke
scheppingsdaden en daarom eisten ze dat de lessen over deze nieuwe theorie geschrapt werden.
De zaak kwam voor de rechter, maar zonder juryrechtspraak. De rechter meende dat de
conclusies op grond van de wetenschappelijke ontdekkingen die het fundament vormen van de
intelligent design-theorie helemaal niet wetenschappelijk zijn. Zijn uitspraak riep onmiddellijk de
nodige weerstand op.
In de uitspraak van de toenmalige rechter John E. Jones III (in 2002 benoemd door George
W. Bush) van het United States District Court for the Middle District of Pennsylvania, staat:
Het onderricht over intelligent design tijdens de biologielessen op openbare scholen is in
strijd met de clausule over de instelling van een staatsgodsdienst uit het eerste amendement
van de Grondwet van de Verenigde Staten (en met Artikel I, sectie 3 van de grondwet van
de staat Pennsylvania), omdat intelligent design geen wetenschap is en ‘niet los te koppelen
is van zijn creationistische, en dus religieuze, antecedenten.’24
Onmiddellijk na het proces kwamen er beschuldigingen over valse getuigenissen en zelfs
meineed van deskundigen die werden gehoord en gedetailleerde verklaringen aflegden over de
wetenschappelijke bewijzen voor intelligent design. Omdat het een gerechtelijke uitspraak
betrof, en dus geen juryuitspraak, en vanwege de religieuze en politieke overtuigingen van de
rechter in kwestie en de twijfelachtige verklaringen, speelt de controverse vandaag de dag nog
altijd.
Voor alle duidelijkheid: ik zeg nu niet dat intelligent design het antwoord is op het raadsel
van het ontstaan van de mens, of dat deze rechtszaak nooit had mogen gebeuren. Ik geloof echter
wel dat we het aan onszelf verplicht zijn eerlijk te kijken naar nieuwe ontdekkingen en waar ze
mogelijk toe kunnen leiden. Het verontrustende aan deze gerechtelijke uitspraak is dat het lijkt
alsof er met twee maten wordt gemeten en de wetenschap die ten grondslag ligt aan intelligent
design niet serieus wordt genomen. Aan de ene kant hebben we de honderdvijftig jaar oude
evolutietheorie – die tot op heden nog niet wetenschappelijk is bewezen – die wordt onderwezen
als een vaststaand feit. Aan de andere kant mag wetenschappelijk bewijs dat lijkt aan te tonen dat
de evolutietheorie tekortschiet of ons in de verkeerde richting stuurt, niet eens in klaslokalen
worden genoemd.
Als we bestaande theorieën niet mogen bevragen en nieuwe die zijn gebaseerd op nieuwe
ontdekkingen niet gehoord mogen worden, verliezen we ons vermogen tot kritisch denken en dat
hebben we juist nodig willen we de uitdagingen die de huidige wereld ons stelt succesvol aan
kunnen gaan en die van de toekomst kunnen overleven.
Het gezaghebbend karakter van mooie en overtuigende documentaires zoals Evolution van de
PBS, en de verdraaiingen in rechtbankargumentaties zoals bij de Dover-rechtszaak, zorgen
ervoor dat veel mensen denken dat Darwins evolutietheorie een uitgemaakte zaak is en
natuurlijke selectie een feit. Maar niets is minder waar.
Veel wetenschappers aanvaarden de evolutietheorie inderdaad als de theorie die het raadsel
van het menselijk ontstaan het best verklaart. Tot zover staat hun acceptatie de erkenning van
andere theorieën niet in de weg, zeker niet wanneer deze theorieën stevig geworteld zijn in
degelijke wetenschap.
Om twee redenen noem ik hier de bezwaren tegen de evolutie.
1. Om duidelijk te maken dat Darwins evolutietheorie geen voldongen feit is als
wetenschappelijke verklaring van wie wij zijn.
2. Om een aantal gerespecteerde wetenschappers die bezwaar maken tegen de
evolutietheorie maar geen stem krijgen in de gangbare media, aan het woord te laten.
In het vervolg van dit hoofdstuk zal ik enkele meningen weergeven die het vuurtje van de
tweestrijd rond de evolutie van de mens blijven voeden.
Honderdvijftig jaar bezwaren
Al vanaf het verschijnen van Darwins boek in 1859 zijn heftige bezwaren niet van de lucht.
Louis Agassiz, een van de grootste wetenschappers van de 19e eeuw, was de eerste. Als
natuurhistoricus deed hij pionierswerk op het gebied van met name de geologie, biologie,
paleontologie en glaciologie. Hij was zo toegewijd aan zijn werk dat het zijn leven bepaalde. Hij
zei ooit tegen een collega: ‘Ik kan het me niet veroorloven om mijn tijd te verspillen met geld
verdienen.’25 Hij ging dus zo op in zijn onderzoek en zijn ontdekkingen over de natuur, dat in
zijn levensonderhoud voorzien op de tweede plaats kwam. Darwin en hij gebruikten dezelfde
methoden en onderzochten dezelfde informatie, maar hun interpretaties kunnen niet verder uit
elkaar liggen.
In een commentaar op Darwins theorie schrijft Agassiz in 1874: ‘De wereld is op de een of
andere manier ontstaan. Hoe, dat is de grote vraag en Darwins theorie over het ontstaan van
leven is, net als alle andere pogingen, niet meer dan hypothetisch. Ik vind dat hij nog niet eens
met de best mogelijke hypothese komt die gezien ons huidige kennisniveau mogelijk is.’26
Agassiz was niet de enige met bezwaren. Een groep gerenommeerde wetenschappers heeft
vanaf het moment van publicatie tegen Darwins boek geprotesteerd. Die groep groeit nog altijd.
De namenlijst leest nu als een Gouden Gids van toonaangevende denkers op het gebied van de
moderne wetenschap. Hieronder volgt een aantal voorbeelden van kritiek, vanaf het moment van
publicatie van zijn boek in 1859 tot op heden.

Darwins theorie is niet inductief, niet gebaseerd op een reeks erkende feiten die tot een algemene
conclusie leiden.27
Adam Sedgwick (1785-1873), Cambridge University, Engels geoloog en een van de
grondleggers van de moderne geologie
Er zijn (…) absoluut geen feiten, niet binnen de gedocumenteerde geologie, niet in de
geschiedenis van ons verleden of als ervaring in het heden, die het bewijs leveren voor de
evolutie of voor de ontwikkeling van de ene soort in de andere via een of andere vorm van
selectie.28
Louis Agassiz (1807-1873), Harvard University,
Amerikaans geoloog
De theorie kent ernstige tekortkomingen, die steeds duidelijker worden naarmate de tijd
verstrijkt. Zij stemt niet langer overeen met de praktische, wetenschappelijke kennis, ook volstaat
zij niet voor ons theoretisch begrip van de feiten (…)
Niemand kan aantonen dat de begrenzingen van een soort ooit zijn overschreden. Dit zijn de
Rubicons die evolutionisten niet kunnen oversteken (…) Darwin plundert andere terreinen van
praktisch onderzoek voor zijn eigen ideeën (…) Maar het uiteindelijke concept heeft tot op de
dag van vandaag niets te maken met zoölogie op wetenschappelijke basis, omdat daadwerkelijke
veranderingen van soorten zoals hij beschrijft, tot op heden onbekend zijn.29
Albert Fleischmann (1862-1942), Friedrich-Alexander Universität, Erlangen, Duits zoöloog
Evolutie werd een soort van wetenschappelijke religie. Bijna alle wetenschappers hebben haar
geaccepteerd en velen zijn bereid om hun waarnemingen ‘om te buigen’ zodat ze ermee
overeenstemmen.30
H.S. Lipson (1910-1991), University of Manchester Institute of Science and Technology, Engels
natuurkundige
Evolutie is de ruggengraat van de biologie en de biologie bevindt zich hierdoor in de
eigenaardige positie dat het een wetenschap is, gebaseerd op een onbewezen theorie. Is het een
wetenschap of een geloof? Geloven in de evolutietheorie komt dus op hetzelfde neer als geloven
in een unieke schepping. Beide zijn concepten die voor gelovigen waar zijn, maar geen van beide
steunt, tot op heden, op enig bewijs.31
Leonard Harrison Matthews (1901-1986), Cambridge University, Engels zoöloog
De kans dat hogere levensvormen op deze manier zijn ontstaan, is vergelijkbaar met de kans dat
een tornado die door een schroothandel raast met de aanwezige materialen een Boeing 747 in
elkaar zet. Ik kan daarom niet begrijpen waarom biologen over het algemeen geneigd zijn het in
mijn ogen vanzelfsprekende te ontkennen.32
Sir Fred Hoyle (1915-2001), Cambridge University, Engels astronoom, hij formuleerde de
steady-state-theorie
Uiteindelijk is Darwins evolutietheorie niet veel meer dan de grootste kosmologische mythe van
de 20e eeuw. In werkelijkheid laat de natuur, ondanks het prestige van de evolutietheorie en de
enorme intellectuele inspanningen om levenssystemen in overeenstemming te brengen met het
darwinistische denken, zich niet inperken. Uiteindelijk weten we nog altijd heel weinig over het
ontstaan van nieuwe levensvormen. Het ‘raadsel der raadselen’ – het ontstaan van nieuwe
wezens op aarde – is nog altijd zo geheimzinnig als in de tijd dat Darwin uitvoer op de Beagle.33
Michael Denton (1943- ), Engels biochemicus, senior fellow, Center for Science and Culture
Maar hoe kom je van niets tot iets dat heel ver is uitgewerkt, als de evolutie volgens een lange
reeks, stapsgewijze fasen verloopt die allemaal worden bepaald door natuurlijke selectie? Met 2
procent van een vleugel kun je niet vliegen en veel bescherming zul je niet vinden onder een
vergelijkbaar klein stukje vegetatie waaronder je je in potentie zou kunnen verbergen. Met
andere woorden, hoe verklaart natuurlijke selectie de beginfasen van vormen die pas bruikbaar
zijn in een veel verder uitgewerkte vorm [die we nu kennen]?34
Stephen Jay Gould (1941-2002), Harvard University, Amerikaans paleontoloog en evolutionair
bioloog
Het punt is echter dat de evolutieleer de wereld niet op grond van stevige, wetenschappelijke
verdiensten heeft veroverd, maar in zijn hoedanigheid van gnostische mythe. Hij bevestigt in
feite dat levende wezens zichzelf scheppen. In de kern is dit een metafysische bewering (…) De
slotsom is dus dat het evolutionisme in wezen een metafysische leer is in een wetenschappelijk
jasje.35
Wolfgang Smith (1930- ), Amerikaans wiskundige en natuurkundige

De opvattingen in bovenstaande citaten krijgt het doorsneepubliek bijna nooit te horen en ze


komen zeker niet aan bod in klaslokalen wanneer er gesproken wordt over de acceptatie van
Darwins theorie. In 2001, terwijl de PBS de miniserie Evolution vertoonde, ondertekende een
brede, internationale groep wetenschappers een verklaring op internet om de wereld te laten
weten dat het mysterie rond ons ontstaan voor hen nog altijd niet was opgelost. In juli 2015 was
de verklaring ondertekend door 1371 gerespecteerde wetenschappers van over de hele wereld en
de lijst van ondertekenaars groeit nog altijd.
De petitie zelf is kort maar krachtig:
Wij zijn sceptisch over claims dat toevallige mutatie en natuurlijke selectie de complexiteit
van leven kunnen verklaren. Zorgvuldig onderzoek van het bewijsmateriaal voor de
darwinistische theorie moet worden aangemoedigd.36
Het is duidelijk dat er nog geen eindoordeel is over de levensvatbaarheid van Darwins
evolutietheorie rond de oplossing van het raadsel over het ontstaan van de mens. Uit bezwaren
zoals hierboven genoemd, blijkt wel dat de kritiek op de evolutieleer nogal hevig is en het debat
nog altijd in volle gang is. Terwijl Darwins gedachtegoed inmiddels anderhalve eeuw oud is, is
het tegenwoordig nog altijd een van de meest emotioneel beladen onderwerpen. Volgens mij
heeft deze controverse twee oorzaken: ten eerste heeft de theorie diepgaande morele, sociale en
religieuze gevolgen, en ten tweede wordt de evolutie meestal gepresenteerd als een
wetenschappelijk feit terwijl tegenstrijdige kwesties nog altijd niet zijn opgelost.
Een eerbetoon aan Charles Darwin
Nadat we een aantal bezwaren tegen Darwins evolutieleer hebben gelezen, wil ik hier graag
duidelijk maken wat ik, als geoloog, onderzoeker en auteur, vind van Charles Darwin en zijn
evolutiegedachten.
Laat om te beginnen duidelijk zijn dat ik een diep respect heb voor Charles Darwin als mens
en wetenschapper, voor wat hij in zijn tijd heeft bereikt. Hij leefde in een maatschappij die er
totaal anders uitzag dan onze wereld in de 21e eeuw. Het vroeg in die tijd enorm veel moed om te
doen wat hij deed en hoe hij het deed. De katholieke Kerk had veel macht en speelde in de 19e
eeuw een dominante rol in Engeland en Darwin wist dat zijn theorie een directe bedreiging was
voor de religieuze leer van de Kerk. Juist omdat hij dit wist, publiceerde hij zijn boek pas meer
dan twintig jaar na zijn reis met de HMS Beagle die in 1836 eindigde. In een brief uit 1860 aan
botanist Asa Gray uit hij zijn bezorgdheid wanneer hij schrijft dat hij ‘niet de intentie had om op
een atheistische manier te schrijven’.37
Darwins bezorgdheid bleek terecht toen hij bij het verschijnen van Over het ontstaan van
soorten de kritiek van kardinaal Henry Edward Manning, de hoogste katholieke geestelijke van
Engeland, op de evolutietheorie over zich heen kreeg. Hij noemde het een ‘onmenselijke
theorie’, die suggereert dat ‘de aap onze Adam is’.38 Ondanks dit soort kritiek werd Darwin bij
zijn dood in 1862 toch beschouwd als de grootste wetenschapper van zijn tijd.
Ik moet ook bekennen dat veel van de controverse rond Darwins theorie, zowel in zijn tijd als
tegenwoordig, wordt veroorzaakt door 1) een misverstand over wat hij echt heeft gezegd en 2) de
neiging van universiteiten, professoren, de wetenschappelijke gemeenschap in haar geheel en
politici, om zijn werk heilig en onfeilbaar te verklaren. Instituten en de mensen die deze
instituten ondersteunen hebben van Darwins werk iets willen maken wat hij zelf nooit heeft
bedoeld. Ze willen zijn theorie gebruiken om redenen die hij nooit heeft voorzien en waarvoor
hij haar nooit heeft bedoeld.
Darwin was geoloog en ook nog eens een goed geoloog. Hij was open en eerlijk toen hij zijn
waarnemingen opschreef en over wat hij dacht dat zijn waarnemingen hem vertelden. Zijn werk
was goed doordacht, heel precies gedocumenteerd en met zijn methode volgde hij de algemeen
aanvaarde richtlijnen van zijn tijd. Darwins handelswijze na de publicatie van Over het ontstaan
van soorten blijft in mijn ogen wel in gebreke. Nadat zijn evolutietheorie lijkt op te gaan voor
een bepaalde levensvorm op een bepaalde plek op de wereld – met name de vinken op de
Galapagoseilanden – gaat hij generaliseren en past hij haar toe op alle levensvormen overal ter
wereld, waaronder de mens. Deze sprong lijkt Darwins evolutietheorie in tweeën te breken.
We weten nog altijd niet zeker wat er precies gebeurde toen onze moderne, menselijke
voorouders 200.000 jaar geleden verschenen. Fossiele bewijzen bieden geen ondersteuning voor
de gedachte dat evolutie ervoor heeft gezorgd dat ze zijn geworden wat ze zijn geworden. Ik
noem dit nu omdat de gevestigde media en veel academische instituten die er belang bij hebben
dat het evolutieverhaal levend blijft, ons doen geloven dat deze controverse niet meer speelt.
Een theorie op zoek naar bewijs
Onmiddellijk na het verschijnen van Darwins Over het ontstaan van soorten in 1859, leidde de
algemene acceptatie van zijn theorie tot een zoektocht naar fysieke bewijzen die haar moesten
ondersteunen: de ‘ontbrekende schakels’ tussen soorten die volgens fossiele vondsten zouden
hebben bestaan. Als wetenschappers deze aanknopingspunten konden vinden, zo was de
gedachtegang, zouden ze onze stamboom van begin af aan kunnen opbouwen. Zoals we onze
familiestamboom vanaf het heden terug in de tijd kunnen vastleggen, van onze ouders naar onze
grootouders, overgrootouders, enzovoorts, zo dacht men op een goede dag ook een stamboom
van onze collectieve voorouders te kunnen maken.
Afbeelding 1.1 geeft het huidige denken over de menselijke evolutiestamboom weer. De
moderne mens wordt hier omschreven als homo sapiens, de vetzwarte stip linksboven in de
grafiek. De stippellijnen zijn de takken die ons verbinden met de andere schedels lager in de
boom. Ze staan voor de verschillende ontwikkelingswegen – evolutionaire paden – die volgens
wetenschappers van de eerste primaten naar ons, de tegenwoordige mens, leiden.
Afbeelding 1.1 Een traditioneel voorbeeld van de stamboom van de
menselijke evolutie. Het probleem met het gedachtegoed achter deze
voorstelling is dat het fysieke bewijs voor de verbinding tussen de
fossielen nog altijd niet is ontdekt. Vanwege dit gebrek aan bewijs
krijgen de stippellijnen die de boom vormen het etiket ‘afgeleide’
verwantschap.
Wat opvalt aan afbeelding 1.1 is dat de takken niet als doorgetrokken lijnen, maar als
stippellijnen zijn afgebeeld. Dit geeft aan dat ze speculatieve of afgeleide in plaats van bewezen
verbanden weergeven. Terwijl ervan wordt uitgegaan dat deze verbindingen bestaan, zijn ze na
honderdvijftig jaar zoeken naar ondersteunende bewijzen nog altijd niet bewezen.
Sleutel 8: Terwijl de verbanden tussen de eerste primaten en de moderne mens
volgens de stamboom van de menselijke evolutie lijken te bestaan, is dit nooit
feitelijk bewezen. Het zijn tot op heden slechts afgeleide, speculatieve
verbanden.
Dit betekent dus dat het fysieke bewijs, de bevestiging van de evolutionaire verbanden die
aspecten van ons leven beïnvloeden – van de gezondheidszorg tot de morele rechtvaardiging van
haatmisdrijven, zelfmoord, hulp bij zelfmoord, de doodstraf en ook de criteria voor ons zelfbeeld
en onze relaties – nog altijd ontdekt moet worden!
Vanaf de introductie van de evolutieleer in 1859 tot het moment van dit schrijven is er naar
mijn beste weten geen duidelijk bewijs ontdekt voor het bestaan van soorten die de brug naar ons
vormen – ik bedoel hiermee fossielen die duiden op een evolutionaire reis van de primitiefste
naar meer menselijke wezens. Thomas M. Morgan, die in 1933 de Nobelprijs voor Fysiologie en
Geneeskunde won, liet hier in zijn boek Evolution and Adaptation geen enkele twijfel over
bestaan. De moderne wetenschap maakt, in de woorden van Morgan, ‘gebruik van de strengst
mogelijke (…) tests bij het onderscheiden van wilde soorten. Sinds het ontstaan van de mens is
er geen enkel geval bekend waarbij de ene soort transformeerde in een andere.’39
Met het oog op de felle wetenschappelijke debatten en de ‘futuristische’ technologieën die
momenteel de diepe mysteriën van het leven ontrafelen, is het goed om de van emoties ontdane
observatie van Morgan te beschouwen als een waarschuwing tegen een volledige omarming van
de menselijke evolutietheorie. En toch wordt de theorie in klaslokalen nog altijd als een
onbetwistbaar feit gebracht.
In Over het ontstaan van soorten ziet Darwin zelf ook de ironie van het gebrek aan bewijs
voor zijn theorie. Hij merkt op dat dit gebrek aan fysiek bewijs misschien op één of twee
manieren verklaard kan worden: óf geologen hebben de geschiedenis van de aarde verkeerd
geïnterpreteerd, óf hij zelf heeft zijn eigen waarnemingen, die vervolgens het fundament van zijn
theorie werden, verkeerd geïnterpreteerd.
In Darwins eigen woorden:
Waarom bevatten alle verzamelingen van fossielen geen duidelijke bewijzen van
geleidelijke overgangen en mutaties van levensvormen? We vinden hiervan geen enkel
bewijs. Van alle bezwaren tegen mijn theorie is dit wel het meest voor de hand liggende en
krachtigste.40
Tegen de achtergrond van deze ideeën en kritieken deden wetenschappers aan het eind van de
20e eeuw een enorme ontdekking, waardoor ze enkele van de krachtigste argumenten vóór de
evolutie op waarheid konden testen. Als er, zoals Darwins theorie veronderstelt, inderdaad
sprake is van menselijke evolutie, dan kunnen we dit het best bewijzen door ons op het diepste
celniveau te vergelijken met onze voorouders. Hiervoor hadden wetenschappers een staaltje
DNA van onze verre voorouders nodig om dit te kunnen vergelijken met het DNA van ons
tegenwoordige lichaam. Dat is een probleem, want de moderne mens loopt al zo’n 200.000 jaar
op aarde rond en omdat DNA heel kwetsbaar is, gaat het niet lang mee.
Zou het DNA van vroege primaten nog ergens op aarde te vinden zijn? En zo ja, kunnen we
het teruggevonden DNA dan op dezelfde manier testen als ons eigen DNA? Dit lijken wel
vragen uit de film Jurassic Park, de film waarin dinosaurussen met behulp van DNA in de
tegenwoordige tijd tot leven komen. Het antwoord kwam dankzij een unieke vondst in 1987. De
nieuwe bevindingen naar aanleiding van deze ontdekking riepen allerlei nieuwe vragen op,
waardoor we voor nog grotere raadselen werden gesteld, én ze openden deuren naar een gebied
dat voor de reguliere wetenschap altijd verboden terrein was geweest.
Hoofdstuk 2

DE MENS ALS ONTWERP


Het mysterie van verstrengeld DNA
Iedereen die het ontstaan van het leven bestudeert, merkt dat hoe dieper je kijkt, hoe meer je
erachter komt dat het te complex is om hoe dan ook te kunnen evolueren.
Harold Urey (1893-1981), winnaar Nobelprijs voor scheikunde
Op zaterdag 28 februari 1953 lopen twee mannen de Eagle pub in Cambridgeshire, Engeland
binnen. Ze spreken over een ontdekking die de wereld en de manier waarop we over onszelf
denken voor altijd zal veranderen. Die middag zeggen James Watson en Francis Crick, beiden
wetenschappers verbonden aan Cambridge University, tegen hun collega’s die in de pub zitten te
lunchen: ‘We hebben het geheim van het leven ontdekt!’41 Watson en Crick hadden zojuist hun
baanbrekende ontdekking gedaan: het dubbele helixpatroon van de DNA-molecuul – de
natuurlijke codering van leven.
Iedere cel van ons lichaam bevat DNA met draadachtige structuren, die chromosomen
worden genoemd. Wij mensen hebben 23 paar chromosomen in onze cellen. Ieder chromosoom
bestaat op zijn beurt weer uit kleinere, minutieuze gebiedjes met DNA die genen worden
genoemd. De codes binnen die genen en chromosomen bepalen het hele functioneren van ons
lichaam, ook de regulatie van hormonen, bloedsamenstelling, hoe snel onze botten groeien en
hoe lang we worden, de omvang van onze hersenen, onze ogen, hoe lang we leven, en zelfs
automatische functies als ademen, verteren, metabolisme en lichaamstemperatuur. Je zou denken
dat met deze enorme ontdekking de grootste raadselen van ons bestaan zijn opgelost. Maar door
de diepe inzichten die de ontdekking van DNA mogelijk maakten, staan wetenschappers nu voor
een dilemma, want hoe past de nieuwe informatie over onze genetische code binnen het
algemeen geaccepteerde verhaal over de mens?
DNA van een Neanderthalerbaby
In 1987 deed men een vondst in de Russische Kaukasus, vlak bij de Europees-Aziatische grens,
die een bestaand paradigma aan stukken sloeg. Diep in de aarde, op een plek die de grot van
Mezmaj wordt genoemd, ontdekten wetenschappers de overblijfselen van een
Neanderthalerkind, een babymeisje dat zo’n 30.000 jaar geleden had geleefd! Ter vergelijking:
de laatste ijstijd eindigde ongeveer 20.000 jaar geleden, de baby leefde dus tijdens deze ijstijd.
Haar overblijfselen waren uitzonderlijk goed geconserveerd, waardoor wetenschappers konden
vaststellen dat haar leeftijd moest liggen tussen die van een ongeboren foetus van zeven maanden
oud en een baby van twee maanden oud.
William Goodwin Ph.D., van de University of Glasgow, zei over deze uitzonderlijke
ontdekking: ‘Hoe de overblijfselen van dit kindje zo goed bewaard zijn gebleven, is een raadsel
(…) Normaal gesproken vind je materiaal dat zo goed geconserveerd is gebleven alleen in
permafrostgebieden.’42
Ik noem hier veel details omdat deze baanbrekende ontdekking het keerpunt was bij de
beantwoording van de vraag waar de mens thuishoort op de evolutiestamboom.
Met behulp van forensische methoden, vergelijkbaar met de futuristische technologieën die je
in de tv-serie CSI ziet, konden wetenschappers mitochondriaal DNA (mtDNA) uit een van de
ribben van de baby halen en analyseren. Mitochondriaal DNA is een speciaal soort DNA, dat
zich in de energiecentra (mitochondriën) binnen iedere cel bevindt en niet in de chromosomen
waar het meeste van ons DNA zich bevindt. MtDNA speelt een sleutelrol bij het beantwoorden
van vragen rond de evolutie van de mens, omdat we het alleen van onze moeders erven. Het
wordt via het eitje van de moeder doorgegeven aan zowel haar zonen als dochters, zónder de
mutaties die bij de kinderen tot nieuwe kenmerken kunnen leiden. Dit betekent dat de mtDNA-
strengen in ons lichaam direct afstammen van en precies overeenstemmen met het
mitochondriaal DNA van de vrouw die in een ver verleden aan de basis stond van onze afkomst.
Vanwege de unieke kwaliteit wordt mtDNA gebruikt bij onderzoek naar hoe mensen en
bevolkingsgroepen op de ene plek zich verhouden tot die op andere plaatsen. De uniciteit van
deze vorm van DNA leidde tot de ontdekkingen bij de Neanderthalerbaby en die sloegen in als
een bom.
Nu weten we wie we niet zijn
Russische en Zweedse wetenschappers gebruikten de modernste technieken en vergeleken het
DNA van de Neanderthalerbaby met dat van de hedendaagse mens om de overeenkomsten te
testen. Hun onderzoeksresultaten zijn goedgekeurd door de hoogste gerechtshoven. De
wetenschappers wilden weten of het Neanderthalermeisje echt een van onze voorouders is, zoals
de evolutiestamboom ons wil laten geloven. De eerste onderzoeksresultaten werden in obscure
wetenschappelijke tijdschrift en gepubliceerd. Volgens het Smithsonian Institution toonden ze
aan dat ‘de Neanderthaler mtDNA-reeksen aanzienlijk verschilden van het menselijk mtDNA.’43
Hoewel zo’n losstaande uitspraak op zichzelf vrij onschuldig klinkt, kun je hem vergelijken met
een aardbeving met het episch centrum precies onder de wortels van de stamboom van de
menselijke evolutie. Slechts enkele reguliere nieuwsrubrieken brachten het bericht naar buiten.
Ze deden dit zonder de technische details voor leken te verklaren en het enorme belang ervan te
verduidelijken.
Dit veranderde allemaal in het jaar 2000. In dat jaar publiceerden onderzoekers van het
University of Glasgow Human Identification Centre hun eigen onderzoeksresultaten naar de
overeenkomsten tussen het Neanderthaler DNA en dat van de hedendaagse mens. De resultaten
van hun onderzoek werden zo naar buiten gebracht dat ze zelfs voor de minst wetenschappelijk
aangelegde lezer begrijpelijk waren. Nu kon niemand meer om het belang van hun bevindingen
heen. De conclusie van hun verslag stond in het wetenschappelijke tijdschrift Nature en luidde
onomwonden dat ‘wij, gezien de feiten, geen afstammelingen zijn van de Neanderthalers’.44
Nu is er geen weg terug. In eerste instantie gingen wetenschappers ervan uit dat het mtDNA
van de Neanderthalerbaby het raadsel van onze afstamming zou oplossen, maar juist het
tegenovergestelde bleek het geval.
Sleutel 9: De ontdekking van een buitengewoon goed geconserveerde
Neanderthalermeisjesbaby – van 30.000 jaar oud – en het vergelijkend
onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen tussen haar en ons mtDNA,
tonen aan dat de vroegste moderne mens geen afstammeling is van de oude
Neanderthalers.
Niet je doorsneeholbewoner
Maar als we niet afstammen van de Neanderthalers, wie zijn dan wel onze voorouders? Wat is
onze plek binnen de evolutiestamboom? Is er wel een plek voor ons binnen Darwins
evolutiefamilie? Het vergelijkend onderzoek van DNA van Neanderthalers en andere fossielen
van primaten heeft een nieuw licht op deze vragen geworpen. Dit dwong wetenschappers om na
te denken over een nieuwe mogelijkheid wat betreft het mysterie van ons ontstaan.
Toen ik tijdens mijn schoolperiode in de jaren 1960 en 1970 les kreeg over Neanderthalers en
andere pre-menselijke wezens als de Australopithecus (de beroemde Lucy) en de homo habilis
(de handige man), leerde ik dat een ander lid van de evolutiestamboom ook een naaste verwant
van ons is. In die tijd noemden we dit verre familielid de Cro-Magnonmens. Die term gebruiken
we tegenwoordig echter niet meer. Paleoantropologen hebben hem een logischer naam gegeven,
waarom wordt vanzelf duidelijk. De nieuwe naam voor de voormalige Cro-Magnonmens is
European Early Modern Human (EEMH), ofwel de Europese vroege moderne mens.
Wetenschappers gaan er aan de hand van fossiele overblijfselen over het algemeen van uit dat
de EEMH zo’n 200.000 jaar geleden voor het eerst verscheen en daarmee de eerste is van de
ondersoort homo sapiens sapiens, de term waarmee de mens van tegenwoordig wordt
omschreven.45 Fossiele botten zijn goed beschermd tegen de elementen en kunnen miljoenen
jaren bewaard blijven, maar het DNA in de botten – in het beenmerg – is veel kwetsbaarder en
vinden we doorgaans alleen terug in relatief recentere overblijfselen. Dus hoewel de EEMH zo’n
200.000 jaar geleden op aarde verscheen, stamt het oudste DNA dat we tot nu toe hebben ontdekt
van een man die ongeveer 45.000 jaar geleden in Siberië leefde.46
In 2003 werd het door nieuwe, genetisch-technologische ontwikkelingen mogelijk om de
lichamen van de eerste Europese vroege moderne mens te vergelijken met de lichamen van vier
nieuw ontdekte Neanderthalers. Een team van Europese wetenschappers vergeleek het DNA van
twee EEMH’s, waarvan de één 23.000 en de ander 25.000 jaar oud was, met het DNA van de
overblijfselen van de Neanderthalers die zo’n 29.000 tot 42.000 jaar geleden geleefd zouden
hebben. Een artikel met de onderzoeksresultaten stond in National Geographic News. Hierin
wordt een van de schrijvers van het onderzoek geciteerd: ‘Onze resultaten voegen weer iets toe
aan eerder geleverde bewijzen uit andere onderzoeksgebieden die de hypothese dat wij van de
Neanderthalers afstammen wel heel onwaarschijnlijk maakt.’47 Opnieuw worden de
Neanderthalers, die in films en stripverhalen vaak worden neergezet als primitieve holbewoners,
geëlimineerd als mogelijke voorouders van de vroege moderne mens.
Nu we weten wie onze voorouders niet zijn, is de focus van de paleoantropologie verschoven
naar proberen te ontdekken wie dat dan wel zijn. Door de DNA-onderzoeken is er van de vele
kandidaten nog één overgebleven. En dat is niet een kandidaat die de aanhangers van Darwins
theorie hadden verwacht.
Zij zijn wij
De EEMH’s zijn wij en wij zijn de EEMH’s, denken wetenschappers nu. Alle verschillen tussen
onze hedendaagse lichamen en die van de EEMH’s zijn zo miniem dat ze een aparte
onderverdeling in soorten niet rechtvaardigen. Dus hoewel de vroege mens zich niet
noodzakelijkerwijs gedroeg zoals wij, zag hij er wel uit als wij, functioneerde hij als wij en had
hij, naar het zich laat aanzien, hetzelfde zenuwstelsel als wij.
Anders gezegd: we zien er nog steeds zo uit als tweeduizend eeuwen geleden en we gedragen
ons ook nog zo, ondanks onze ongelooflijke technologische vooruitgang. Een onderzoek uit 2008
naar EEMH-overblijfselen (toen nog de Cro-Magnonmens genoemd), door samenwerkende
genetici van de universiteiten in de Italiaanse steden Ferrara en Florence, heeft aangetoond dat
deze overeenkomsten meer dan oppervlakkig zijn. De onderzoekers schrijven: ‘Een Cro-
Magnonmens die 28.000 jaar geleden in het zuiden van Italië leefde, was een moderne
Europeaan, zowel genetisch als anatomisch.’48
Het staat vast dat de leden van onze soort homo sapiens vanaf de oudste fossiele vondsten van
onze vroegste voorouders niet zijn veranderd. Dit strookt niet met het traditionele
evolutieverhaal, dat is gebaseerd op langzame veranderingen gedurende een lange periode.
Ontdekkingen die in Darwins tijd nog onmogelijk waren, hebben een nieuw licht geworpen op
dit nog altijd sluimerende mysterie.
Het DNA dat ons anders maakt
Het menselijk genoom – al het menselijk DNA samen – was van het DNA van alle gewervelde
dieren de eerste DNA-reeks die compleet in kaart werd gebracht. De internationale inspanning
die dit mogelijk maakte, het Human Genome Project (HGP), was mogelijk dankzij het grootste
biologische samenwerkingsverband uit de wereldgeschiedenis.49 In juni 2000 onthulden premier
Blair van Groot-Brittannië en de Amerikaanse president Clinton dat het eerste concept van de
menselijke levenscode succesvol was afgerond. Ze vertelden dat dit ongeëvenaarde
samenwerkingsverband de deur had geopend voor een nieuwe periode van levensreddende
genetische geneeskunde en een bijbehorende wereldwijde industrie en economische groei.
Na het succes van het HGP werden de technieken die waren gebruikt om het menselijk DNA
in kaart te brengen ook toegepast op andere levende wezens. Voor het eerst hoefden
wetenschappers zich niet meer te baseren op nattevingerwerk wat betreft onze genetische
verwantschap. Nu konden ze onze levenscode direct vergelijken met die van andere
levensvormen. De resultaten waren op zijn zachtst gezegd verbijsterend. Hoewel wetenschappers
al lang weten dat, bijvoorbeeld, chimpansees onze naaste verwanten zijn, konden ze aan de hand
van DNA-overzichten zien hoe nauw die verwantschap is.
De genetische samenstellingen tonen dat wij slechts 1,5 procent verschillen van chimpansees
en dus meer dan 98 procent van ons DNA gemeenschappelijk hebben.50 Bij het in kaart brengen
van het DNA van niet-primaten bleven de resultaten even verbazingwekkend. Zo delen we 60
procent van ons DNA met een fruitvlieg, 80 procent met een koe en 90 procent met een gewone
huiskat. Het is duidelijk dat wij er niet uitzien als een fruitvlieg, koe of kat. De grote vraag die
deze ontdekkingen oproept is dan ook: als we genetisch gezien zoveel overeenkomsten met deze
levende wezens vertonen, waarom zijn we dan toch zo verschillend?
Voor een antwoord op deze vraag moeten we terug naar een verrassende ontdekking tijdens
het HGP: één enkel gen kan op verschillende manieren worden geactiveerd om – tot op zekere
hoogte – verschillende dingen te doen. Hieruit blijkt dat het er niet zozeer om gaat welke genen
we gemeenschappelijk hebben met chimpansees, koeien, vliegen en katten, maar om hoe deze
genen worden geactiveerd – of tot uitdrukking komen. Een gen met de naam FOXP2, waarvan
we nu weten dat het direct gekoppeld is aan ons vermogen tot ingewikkeld taalgebruik, is een
goed voorbeeld van wat ik bedoel.
FOXP2 staat voor Forkhead Box Eiwitten P2, een eiwit dat van belang is voor het menselijk
spraakvermogen. FOXP2 bevindt zich op chromosoom 7 (op een stukje dat 7q3151 wordt
genoemd). Het is gecodeerd naar een gen met dezelfde naam, FOXP2, en bevindt zich zowel in
mensen als in chimpansees.52 We weten echter dat chimpansees het Led Zeppelin-nummer
Stairway to Heaven niet kunnen zingen zoals mensen dat doen. Hier is dus blijkbaar meer voor
nodig dan alleen het gen. Iets aan de manier waarop het gen zichzelf uitdrukt, zorgt ervoor dat
wij voortdurend taalklanken kunnen vormen. Een onderzoek uit 2009, dat in het tijdschrift
Nature werd gepubliceerd, onthult wat dit ‘iets’ zou kunnen zijn.
Wetenschappers wisten uit eerder onderzoek dat mensen en chimpansees beiden het FOXP2-
gen bezitten. Ze hadden ook vastgesteld dat de menselijke variant van het gen op een bepaald
moment in het verleden was veranderd (gemuteerd) en dat die verandering snel was gegaan – dus
niet langzaam en geleidelijk, zoals de evolutietheorie suggereert. Nu hadden onderzoekers van de
David Geffen School of Medicine aan UCLA vastgesteld dat deze verandering zich precies
voordeed op een kritiek moment in de ontwikkeling van het verhaal van de mens. Volgens deze
wetenschappers ging de mutatie ‘snel en rond dezelfde tijd dat mensen taal gingen gebruiken’.53
Dit was een cruciale ontdekking, want het was de eerste keer dat een specifieke reeks mutaties in
FOXP2 wetenschappelijk gekoppeld werd aan ons vermogen tot complex taalgebruik.
Vervolgonderzoek ging nog verder en ontdekte wanneer deze specifieke verandering had
plaatsgevonden. Volgens Wolfgang Enard van het Max Planck Institute for Evolutionary
Anthropology deden de mutaties in FOXP2 die complex taalgebruik mogelijk maken zich voor
‘in dezelfde periode waarin de moderne mens zich ontwikkelde’.54 Een reportage van BBC News
World Edition verklaart de samenhang tussen deze twee gebeurtenissen, door uit te leggen dat
ons taalvermogen ontstond toen ‘er twee letters van de DNA-code veranderden [deze staan voor
de bouwstenen van aminozuren] tijdens de laatste 200.000 jaar van de menselijke evolutie’.55
De snelheid en precisie van de mutaties in FOXP2, precies op de juiste twee plekken in de
DNA-code, zijn ook weer voorbeelden van veranderingen die niet passen binnen de
evolutietheorie – in ieder geval niet volgens ons hedendaagse begrip van die theorie. Waarom
precies deze veranderingen? Wat kan precies de juiste verandering van DNA-letters, op precies
de juiste plek, op precies het juiste chromosoom hebben veroorzaakt, waardoor wij over het
fantastische vermogen beschikken om onze gevoelens te delen tijdens een diner bij kaarslicht,
om ons voetbalteam hartstochtelijk toe te juichen als ze kampioen zijn geworden en om iets in
het oor van een geliefde te fluisteren? De meest geavanceerde, modernste wetenschap heeft ons
nu het antwoord gegeven. De vraag is: zijn we bereid te accepteren wat het DNA onthult?
Gevonden: ons ‘ontbrekende’ DNA!
De mens wordt beschouwd als het meest complexe en ontwikkelde lid van de primatenfamilie.
Het lag daarom volgens wetenschappers voor de hand dat wij meer chromosomen hebben dan
onze minder complexe familieleden. En hier neemt ons DNA-verhaal een onverwachte wending.
Onze naaste verwanten, de chimpansees, hebben meer chromosomen dan wij, in totaal 48 in hun
hele genoom. Wij mensen hebben er slechts 46. Het lijkt er dus op dat wij vergeleken met
chimpansees twee chromosomen missen. Dankzij vooruitstrevende methoden om DNA te
rangschikken, lijken we kort geleden het raadsel ‘van het verdwenen DNA’ te hebben opgelost.
Hierdoor staan we opnieuw op de drempel van een groter raadsel met duizelingwekkende
gevolgen!
Nader onderzoek van onze genetische landkaart laat zien dat ons ‘ontbrekende’ DNA
helemaal niet ontbreekt. Het was er al die tijd al, alleen is het veranderd en anders gerangschikt,
iets wat eerder niet was opgevallen. Nieuw onderzoek laat zien dat het op één na grootste
chromosoom in het menselijk lichaam, het menselijk chromosoom 2 (HC2) dat verantwoordelijk
is voor 8 procent van al het DNA in cellen, de kleinere, ‘ontbrekende’ chromosomen bevat die
we in het chimpansee-genoom terugvinden.56 Op een bepaald moment in het verleden zijn twee
verschillende chimpansee-chromosomen om duistere redenen samengegaan in één groter
chromosoom, ons chromosoom 2.
De manier waarop deze twee kleinere chromosomen zijn samengegaan, zou een antwoord
kunnen zijn op raadselachtige mutaties zoals die in FOXP2 en uiteindelijk ook op het raadsel van
ons ontstaan. Wetenschappers bevestigen dat de mutaties in FOXP2 zich daadwerkelijk hebben
voorgedaan en zich afspeelden in de periode waarin de Europese vroege moderne mens ontstond,
maar wát deze verandering veroorzaakte kunnen ze niet zeggen. Ze kunnen dat wel bij
chromosoom 2. En dit is het verschil waardoor chromosoom 2 een bijzondere plek krijgt.
Nieuwe technologieën hebben ontdekt wat er exact gebeurde toen HC2 werd gevormd. Ik zal
deze ontdekking op twee manieren beschrijven. Eerst zal ik in de technische taal van de
wetenschappers – zoals te lezen in Proceedings of the National Academy of Sciences – schrijven
over de ontdekking zelf. Vervolgens zal ik in eenvoudiger lekentaal uitleggen waarom deze
ontdekking belangrijk is voor ons verhaal.
• De technische verklaring. ‘We concluderen dat de gekloonde locus in cosmide c8.1 en
c29B het overblijfsel is van een oeroude telomeertelomeersamensmelting en het punt
markeert waarop twee voorouderlijke aapchromosomen samensmolten en het menselijk
chromosoom 2 vormden.’57
• De eenvoudige verklaring. Het lijkt erop dat twee verschillende chromosomen van
chimpansees (chimpansee-chromosomen 2A en 2B) lang geleden zijn samengesmolten tot
één groter menselijk chromosoom 2, een van de essentiële chromosomen die ons tot mens
maken.
Veel van de kenmerken die ons als mens uniek maken, zijn het gevolg van de DNA-versmelting
die het menselijk chromosoom 2 vormde. HC2-gerelateerde eigenschappen zijn onder andere ons
intellect, de groei en ontwikkeling van onze hersenen in het algemeen en meer specifiek het
grootste deel van onze hersenen, de cortex, dat bepalend is voor onze manier van denken en
handelen en voor ons vermogen om emoties te tonen.58 HC2 bevat meer dan 1400 genen, die tot
op de dag van vandaag worden onderzocht en verder in kaart gebracht. Een volledige lijst is, in
vakjargon, beschikbaar via de referenties in mijn eindnoten. In de tabel hieronder geef ik enkele
eenvoudige voorbeelden van deze genen. Zo krijg je in ieder geval een idee van hun cruciale rol
voor onze menselijkheid.59
Gen Invloed
Gen TBR1 Essentieel voor de ontwikkeling van de hersenen, met name van de cortex
(het grootste deel van de menselijke hersenen, dat bepalend is voor onze
manier van denken en handelen), ons vermogen tot het tonen van emoties,
empathie en mededogen, en voor neurale functies (de verbindingen binnen
de hersenen en het lichaam die signalen transporteren en informatie
verwerken)
Gen SATB2 Essentieel voor de ontwikkeling van de middenhersenen en voorhersenen
Gen BMPR2 Essentieel voor osteogenesis (aanmaak van bindweefsel) en celgroei in het
hele lichaam
Gen MSH2 Bekend als tumor-suppressor of het ‘verzorgers’-gen
Gen SSB Essentieel voor de ontwikkeling van organen in de foetus, o.a. hart, hersenen,
ogen, nieren, lever, longen, skelet, milt
Deze paar voorbeelden laten duidelijk zien dat het menselijk chromosoom 2 een heel belangrijke
rol speelt als het gaat om wie en wat we zijn. Dit is helemaal duidelijk bij de genen TBR1 en
SATB2, die zich op HC2 bevinden, en hun rol bij de ontwikkeling en het functioneren van onze
hoogontwikkelde hersenen en ons bijzondere vermogen om emoties te tonen. Gezien het belang
van HC2 wordt de vraag hoe het tot stand is gekomen belangrijker dan ooit.
Anders dan bij het voorbeeld van het FOXP2-gen, waar de veranderingen zichtbaar werden
bij het vergelijken van genomen – op een bepaald moment in de tijd kwamen ze niet voor in het
genetisch materiaal van fossielen en op een ander moment wel – zijn er van het menselijke
chromosoom 2 gegevens bewaard gebleven over hoe het tot stand is gekomen. De mogelijke
resultaten van dit forensisch onderzoek hebben al voor veel speculatie gezorgd. Hier neemt het
verhaal over ons verleden een onverwachte wending met grote gevolgen, waardoor het verhaal
over ons ontstaan gaat klinken als het onderwerp van een fantastisch sciencefictionboek. Het
Proceedings of the National Academy of Sciences-onderzoek zegt namelijk dat deze vorm van
samensmelting inderdaad weleens voorkomt, maar heel zeldzaam is.
Wat er gebeurde bij deze versmelting maakt de weg vrij voor het nieuwe verhaal over de
mens.
In de woorden van de onderzoekers die deze ontdekking beschrijven, ging de samensmelting
‘gepaard aan of werd gevolgd door inactiviteit of eliminatie van een van de voorouderlijke
centromeren en door gebeurtenissen die het punt van samensmelting stabiliseren’.60 De taal is
ingewikkeld, maar de boodschap eenvoudig. Het onderzoek toont aan dat gedurende de
versmelting, of meteen erna, de overlappende functies van wat oorspronkelijk twee verschillende
chromosomen waren, ófwel werden aangepast, uitgezet of helemaal verwijderd, om de
effectiviteit van het ene, nieuwe chromosoom te vergroten.
Dit gegeven wijst heel duidelijk op intentionaliteit. En zoals we eerder al ontdekten, leidde
deze intentionaliteit tot de vele buitengewone functies waarover behalve wij mensen geen enkele
andere levensvorm op aarde beschikt.
Sleutel 10: Menselijk chromosoom 2, het op een na grootste chromosoom in het
menselijk lichaam, is het gevolg van een oeroude DNA-versmelting, die we niet
kunnen verklaren met de evolutietheorie zoals we die nu begrijpen.
Twee vragen: waarom en hoe?
Nu we weten waar het ontbrekende DNA zich bevindt en hoe twee oeroude primaat-
chromosomen zijn samengesmolten tot een nieuw, groter chromosoom genaamd het menselijk
chromosoom 2, komen er als vanzelf twee vragen op.
1. Waarom vond deze oeroude samensmelting van DNA plaats?
2. Hoe werden de overlappende (overbodige) delen van de samensmelting ‘uitgezet’ of zelfs
helemaal verwijderd?
Het antwoord op vraag 1 is: wetenschappers weten het eenvoudigweg niet. Terwijl ik dit schrijf,
kunnen wetenschappers niet met absolute zekerheid zeggen waarom primaten-DNA op die
manier samensmolt, met als resultaat de EEMH. Er is, 25 jaar na deze ontdekking, zeker geen
gebrek aan theorieën en speculaties die dit raadsel proberen te verklaren, maar heel concreet is er
momenteel nog geen wetenschappelijke consensus over wat deze wonderbaarlijk klinkende
gebeurtenis in gang heeft gezet.
Eén ding lijkt echter zeker: het DNA dat ons maakt tot wie we zijn en wat we zijn, is niet het
resultaat van het evolutieproces dat Charles Darwin beschrijft. Ik vermoed dat het antwoord op
de tweede vraag – hoe de samensmelting in haar werk ging – ons uiteindelijk ook het antwoord
op de waarom-vraag zal brengen, en nog veel meer. Als we met zekerheid kunnen zeggen hoe de
oeroude genetische samensmelting 200.000 jaar geleden plaatsvond en hoe specifieke deeltjes
van deze versmelting zo gedetailleerd en snel veranderden, zal de oplossing van deze raadsels
ons direct leiden naar een verklaring voor de waarom-vraag van deze buitengewone gebeurtenis.
Je kunt je misschien voorstellen dat de ontdekking van een oeroude en complexe DNA-
versmelting door wetenschappers verschillend wordt geïnterpreteerd. Deze verschillende
interpretaties hebben een lawine aan controverse veroorzaakt. Zelfs na de publicatie van het
artikel in het eerdergenoemde Proceedings of the National Academy of Sciences, betoogden
trouwe aanhangers van de menselijke evolutietheorie dat er andere verklaringen voor de DNA-
versmelting zijn. Zo stelt een van de theorieën dat mensen en apen, zoals chimpansees en
gorilla’s, allemaal dezelfde voorouder hebben en dat we ons lang geleden van hen ‘afgescheiden’
hebben.
Als dit waar is, vond de chromosoom 2-samensmelting alleen in ons plaats en pas nadat we
ons hadden afgescheiden van de andere primaten. Zij behielden hun 48 chromosomen, in ons
vindt de versmelting plaats en dan hebben we er nog maar 46.
Dit lijkt mij geen logisch idee. Het suggereert namelijk dat het DNA dat ons onze uniciteit
verschaft, pas ontstond ná de uniciteit die de afscheiding zou hebben veroorzaakt!
Ik ben niet de enige die dit denkt en tot op heden vinden evolutionaire verklaringen weinig
respons. Ik zal hier een voorbeeld geven van hoe een ingrijpende ontdekking die het ene mysterie
probeert te ontrafelen – bijvoorbeeld de DNA-versmelting in chromosoom 2 – tot nog meer
raadsels kan leiden als de betekenis ervan is ingedaald.
Onherleidbare complexiteit
We zullen nog een overweging mee moeten nemen in ons denken over de evolutie en de rol die
zij mogelijk in ons leven heeft gespeeld. Hoewel je dit idee waarschijnlijk (nog) niet in
klaslokalen en studieboeken tegenkomt, is het voor de volledigheid denk ik goed het hier te
noemen. Ik heb het nu over het systeem van onherleidbare complexiteit. Dit is eenvoudiger dan
het klinkt.
Ik schreef eerder al dat wij in onze tijd toegang hebben tot kennis waarvan Darwin nog
helemaal geen weet had. Juist daarom loont het de moeite om onherleidbare complexiteit nu te
onderzoeken. Darwin kon bijvoorbeeld niet geweten hebben dat zelfs de simpelste bacterie, de
eencellige E. coli, 2000 verschillende eiwitten nodig heeft om in leven te blijven. Hij kon
evenmin weten dat elk van deze 2000 eiwitten gemiddeld 300 aminozuren heeft die haar maken
tot wat zij is. Essentieel is hier dat noch Darwin, noch andere wetenschappers aan het einde van
de 19e en het begin van de 20e eeuw konden weten hoe complex levende wezens in elkaar zitten.
Tot voor kort wist niemand dat.
Onherleidbare complexiteit zegt dat een heel systeem het begeeft als één onderdeeltje ermee
stopt. Men gebruikt vaak een gewone muizenval om dit te illustreren. Als alle onderdelen van de
muizenval op hun plek zitten, doet hij waarvoor hij gemaakt is – waarvoor hij is ontworpen: de
muis eet van de kaas of pindakaas, een hefboompje schiet los en een klem doodt de muis.
De val is een systeem dat bestaat uit onderdelen. Ieder onderdeel heeft een specifieke taak om
tot het uiteindelijke doel te komen. Zo is er de hefboom waarop het lokaas ligt en de krachtige
veer die met zo’n dodelijke klap naar beneden komt als er met het lokaas wordt gerommeld, dat
de muis niet doorheeft wat hem overkomt. Het is een heel eenvoudig voorwerp, maar belangrijk
is dat zelfs als er maar één onderdeeltje ontbreekt, de val niet meer functioneert. Zonder de
hefboom springt de veer niet los. Zonder de veer werkt de hefboom niet. Omdat alle onderdelen
van de val nodig zijn wil het systeem werken, kunnen we zeggen dat we hem niet nog verder
kunnen vereenvoudigen. We kunnen het systeem niet nog simpeler maken en nog steeds laten
functioneren. Het is onherleidbaar complex.
Als we dit idee toepassen op het menselijk lichaam, zien we hetzelfde.
Wij zijn het levende voorbeeld van onherleidbare complexiteit
We weten allemaal dat onze knie kort bloedt als we hem schaven en dat het bloeden over het
algemeen na korte tijd stopt. Het stopt omdat het bloed bij de schaafwond stolt. We zijn er zo aan
gewend dat dit gebeurt, dat we de complexiteit van het stollingsproces als vanzelfsprekend
beschouwen. We gaan er gewoon van uit dat het gebeurt. Dát het daadwerkelijk gebeurt, is een
goed voorbeeld van onherleidbare complexiteit. Als we ons schaven, snijden of een wondje aan
onze huid hebben, moeten er al twintig verschillende eiwitten aanwezig zijn en klaarstaan om te
handelen, wil ons bloed stollen en het bloeden stoppen.
Dit gegeven staat om een belangrijke reden centraal in onze uitwisseling over onherleidbare
complexiteit: als slechts één van de twintig eiwitten die nodig zijn om het bloed te stollen
ontbreekt, zal de wond blijven bloeden. Dan maakt het niet uit of je nu tien minuten of tien uur
wacht. Ons bloed stolt pas wanneer alle eiwitten die het stollen mogelijk maken aanwezig zijn.
Het stollingsvermogen van ons bloed is een voorbeeld van een levensfunctie die zich
onmogelijk langs evolutionaire weg heeft kunnen ontwikkelen. Dan hadden de twintig eiwitten
er namelijk al moeten zijn, en ook nog eens op dezelfde plek, voorafgaand aan het bloed dat ons
lichaam leven schenkt. Hadden deze onderdeeltjes niet al op hun plek gezeten, dan waren onze
voorouders doodgebloed bij het eerste kleine wondje dat ze hadden opgelopen – dan waren wij
er waarschijnlijk ook niet geweest omdat zij zonder nakomelingen achter te laten waren
gestorven. En dit is maar één voorbeeld.
Nog een voorbeeld. De kleine trilharen (cilia) waarmee cellen, waaronder zaadcellen, zich in
vloeistof kunnen voortbewegen, bestaan uit meer dan veertig bewegende delen en die dienen er
allemaal te zijn, wil een trilhaar kunnen trillen. Als er ook maar één deeltje ontbreekt, dan kan de
cel niet bewegen. Als de spermacellen van onze vroegste voorvaderen niet onmiddellijk over
‘zwemvermogen’ hadden beschikt en dus niet naar de vrouwelijke eicel hadden kunnen
zwemmen, dan hadden we ons niet kunnen voortplanten.
En er is meer.
De menselijke cel wordt wel het meest complexe mechanisme dat bestaat genoemd. Ongeveer
tot het midden van de 20e eeuw beschouwde men cellen als minizakjes met zout water vol
opgeloste elementen. Inmiddels weten we dat niets minder waar is. Als we één enkele cel zouden
kunnen vergroten tot het formaat van een stad, zouden we ontdekken dat de cel veel complexer is
dan de infrastructuur waardoor zij functioneert. Een cel bevat onder meer de volgende
belangrijke structuren:
• ribosomen die eiwitten maken;
• endoplasmatisch reticulum dat belangrijke chemische stoffen die de cel gebruikt, maakt en
transporteert;
• een nucleus met de informatie die de cel laat functioneren;
• microtubuli waardoor de cel zich kan bewegen en van vorm kan veranderen;
• cilia (trilharen) waarmee sommige cellen zich in vloeistof kunnen bewegen;
• mitochondria die de cel van energie voorzien;
• een membraan dat communiceert met de omgeving en bepaalt wat de cel in- en uitgaat.
Dit zijn slechts voorbeelden van de ontelbare processen die zich op ieder moment afspelen in de
naar schatting vijftig triljoen cellen van het menselijk lichaam. Terwijl we ontdekken wat al deze
processen doen, wordt duidelijk dat onze allereerste cellen nooit hadden kunnen doen wat ze
doen, als deze cellulaire mechanismen er niet al waren geweest, en ook nog eens op de juiste
plek. Van stollend bloed tot zwemmende cilia; ons lichaam zit vol voorbeelden van
onherleidbare complexiteit.
Zelfs de meest sceptische wetenschapper erkent dat het DNA van het leven is gebaseerd op
structuur, orde en het delen van informatie die onze cellen vertelt wat ze wanneer moeten doen.
In de natuur wordt deze vorm van orde vaak beschouwd als een teken van intelligentie.
Sleutel 11: De twintig eiwitten die ervoor zorgen dat bloed stolt en de meer dan
veertig onderdelen van de cilia (trilharen) die cellen in vloeistof laten bewegen,
zijn slechts twee voorbeelden van functies die zich onmogelijk geleidelijk en over
een lange periode hebben kunnen ontwikkelen, zoals de evolutietheorie stelt. In
beide voorbeelden functioneert de cel niet meer als slechts één eiwit of
onderdeel ontbreekt.
Op latere leeftijd vertelt Albert Einstein tijdens openhartige interviews dat er volgens hem een
onderliggende informatie-orde in het universum bestaat en waar deze orde in zijn ogen vandaan
komt. Tijdens een van deze gesprekken vertrouwt hij de interviewer het volgende toe: ‘Ik zie een
patroon, maar mijn voorstellingsvermogen kan zich de maker van dat patroon niet voorstellen.
Iedereen danst op een mysterieuze melodie, die in de verte door een onzichtbare fluitspeler wordt
ingezet.’61 Op onze zoektocht naar het ontstaan van de mens is de aanwezigheid van de orde en
intentionaliteit in ons DNA een aanwijzing voor het bestaan van Einsteins fluitspeler.
We zijn overbedeeld!
Er is nog iets met de evolutietheorie, iets wat ik tot nu toe bewust niet heb genoemd. Het betreft
de uitvloeisels van Darwins theorie, voor het eerst genoemd door een collega en aanhanger van
Darwin, de Engelse naturalist Alfred Russel Wallace. In zijn werk definieerde Wallace het
evolutionaire principe dat het pad effent voor de rest van dit boek. Wallace bouwt verder op het
werk van Darwin en doet bijzondere waarnemingen wat betreft de ontwikkelingen van nieuwe
eigenschappen in een soort. Ik geef Wallaces gevolgtrekkingen hier in zijn eigen woorden weer
en zal vervolgens met de huidige kennis over onze ontwikkeling naar zijn uitspraken kijken.
In het laatste hoofdstuk van zijn boek Contributions to the Theory of Natural Selection uit
1870, laat Wallace geen enkele twijfel over zijn ideeën bestaan: ‘Natuurlijke selectie zou de
primitieve mens een brein hebben gegeven dat maar iets meer superieur is dan dat van een aap,
maar in werkelijkheid bezit hij een brein dat maar iets onderdoet voor dat van een filosoof.’62 In
dit wat ingewikkeld ogende citaat zegt Wallace dat de natuur ons alleen geeft wat we nodig
hebben, áls we het nodig hebben en dit gedurende het hele evolutieproces. Darwin noemde dit
een langzaam en geleidelijk proces. De theorie zegt dus dat we over mogelijkheden beschikken –
zoals rechtop staan, een hoogontwikkeld, breed zicht en de mogelijkheid om onze gevoelens te
tonen door te glimlachen, fronsen en andere gezichtsuitdrukkingen – omdat we deze op een
bepaald moment in ons verleden nodig hadden.
Maar hier ligt het probleem. We zijn overbedeeld! En het lijkt erop dat dit vanaf het moment
van ons ontstaan zo is geweest.
Sleutel 12: De eerste mensen op aarde hadden dezelfde ontwikkelde hersenen
en hetzelfde zenuwstelsel als wij tegenwoordig. Ze hadden het vermogen tot
zelfsturing van vitale functies al ontwikkeld. Dit staat haaks op de
gevolgtrekkingen van de evolutietheorie waarin wordt gezegd dat de natuur niet
‘overbedeelt’ maar eigenschappen slechts toebedeelt wanneer ze nodig zijn.
Het nieuwe verhaal over de mens
De afgelopen honderdvijftig jaar hebben de knapste denkers, onder auspiciën van de meest
gerespecteerde universiteiten, door enorme bedragen van financiële fondsen ondersteund en met
behulp van de meest geavanceerde technologieën, geprobeerd het raadsel rond ons ontstaan te
ontrafelen. Je zou denken dat we, als we ons op de goede weg bevinden, dan al verder zouden
zijn dan we nu zijn. Omdat Darwins theorie ons bestaan niet kan verklaren en gezien het nieuwe
bewijs dat ik heb laten zien, is de vraag die inmiddels als een grote roze olifant door de kamer
zweeft niet uit de lucht gegrepen: zou de moderne wetenschap zich soms op het verkeerde pad
bevinden?
Stel dat we een foutieve theorie proberen te bewijzen en een verkeerd verhaal over de mens
aan het schrijven zijn? Het antwoord op deze vraag is de reden waarom ik dit boek geschreven
heb. Als we ons op de verkeerde weg bevinden, verklaart dit misschien waarom zoveel
oplossingen voor wereldproblemen niet werken. Dit betekent dat ons denken en de ‘oplossingen’
die het resultaat zijn van onze benadering, gebaseerd zijn op iets wat niet waar is!
Waarom laten we ons voor het verhaal over ons verleden niet leiden door de bewijzen, in
plaats van te proberen die bewijzen in een mal te persen die meer dan anderhalve eeuw geleden
is gemaakt? Als we het diepste geheim rond ons ontstaan echt willen oplossen, is het verstandig
om met een open geest te zoeken naar een andere interpretatie van de gegevens die we gedurende
anderhalve eeuw onderzoek hebben verzameld.
Stel dat er geen evolutionair pad naar de moderne mens leidt? Stel dat de stukjes van de
genetische puzzel die ons maken tot wat we zijn plotseling allemaal tegelijk op hun plek vielen
en zich niet in de loop van de tijd geleidelijk aan vermeerderden? Hoe ziet zo’n verhaal eruit? De
gegevens uit onderzoeken naar het menselijk chromosoom 2 en andere DNA-onderzoeken, het
gebrek aan fossiele bewijzen waaruit de overgang van de ene hominide soort in de andere blijkt
en het gebrek aan gemeenschappelijk DNA tussen mensen en minder ontwikkelde primaten,
suggereren dat we niet dezelfde stamboom hebben als de vroege hominiden, zoals nu in de
studieboeken staat. Deze bewijzen duiden er zelfs op dat we helemaal niet in een stamboom
thuishoren! Ze suggereren dat onze geschiedenis het best kan worden weergegeven als een
solitair staande struik, een evolutionaire struik, die begint en eindigt met ons.
Met andere woorden: het zou kunnen dat we een unieke, opzichzelfstaande soort zijn.
Sleutel 13: Steeds meer fysieke en DNA-bewijzen suggereren dat onze soort
200.000 jaar geleden verscheen zonder dat hier een evolutionair pad aan
voorafging.
Dit wil niet zeggen dat de evolutie niet bestaat of zich nergens heeft voltrokken. Zij bestaat en
heeft zich voltrokken. Als geoloog heb ik de fossiele bewijzen van evolutie van verschillende
andere soorten zelf in de hand gehad. Pas wanneer we proberen onze kennis over de evolutie van
planten en dieren toe te passen op mensen, kloppen de feiten niet meer met de theorie. Dan
dekken de bewijzen de theorie niet meer.
Hier volgt een kernachtige lijst met bondige uitspraken over de nieuwe ontdekkingen over
ons mensen. Ze geven ons een goed idee over de richting waarin de nieuwe theorieën en ons
nieuwe verhaal kunnen leiden.
Dit zijn we niet
• De theorie van levende cellen die zich gedurende lange periodes ontwikkelen (willekeurig
muteren), verklaart niet en kan niet verklaren hoe we zijn ontstaan en evenmin de
complexiteit van ons lichaam.
• De evolutionaire stamboom voor mensen wordt niet ondersteund door fysiek bewijs.
• DNA-onderzoeken bewijzen dat we niet, zoals eerder werd aangenomen, afstammen van
de Neanderthalers.
• We zijn niet veranderd sinds de eerste van onze soort, de Europese vroege moderne mens,
ongeveer 200.000 jaar geleden op aarde verscheen.
• De precieze gebeurtenissen die het DNA produceerden waardoor wij onze uniciteit hebben
verkregen, komen niet veel voor in de natuur.
Nu weten we wat we niet zijn, maar wie zijn we volgens de beste wetenschap van onze tijd dan
wel? Hoe ziet het nieuwe verhaal over de mens eruit?
Dit zijn we wel
• EEMH’s verschenen ongeveer 200.000 jaar geleden op aarde met een DNA,
hoogontwikkeld brein en een complex zenuwstelsel waardoor wij ons onderscheidden van
andere, reeds bestaande en functionerende levensvormen.
• We zijn enig in ons soort en hebben een eigen, eenvoudige stamboom. We zijn dus geen
variatie van eerdere levensvormen zoals aangegeven op de traditionele, steeds voller
wordende stamboom.
• Het DNA dat ons uniek maakt, is het gevolg van een zeldzame rangschikking van
chromosomen, die zodanig zijn samengesmolten en geoptimaliseerd dat je niet kunt
spreken van willekeur.
Sleutel 14: Een eerlijke wetenschapper, die zich niet laat beperken door de
wetenschappelijke gemeenschap, politici of religie, kan niet langer om het
nieuwe bewijs over het ontstaan van de mens heen zonder zijn
geloofwaardigheid te verliezen.
Wanneer ik iets tegenkom wat ik niet begrijp, komt dit meestal doordat ik niet over alle
informatie beschik. Wat mij betreft valt de conventionele, wetenschappelijke theorie over het
ontstaan van de mens – het verhaal dat we horen te accepteren – in deze categorie. De bewijzen
die in dit hoofdstuk staan beschreven, ondersteunen Darwins evolutieverhaal duidelijk niet. Het
is degelijke wetenschap en de methodes die de wetenschappers hebben gebruikt zijn
betrouwbaar, maar toch zullen we de grenzen van wat de wetenschap kan bereiken moeten
erkennen. Eerder schreef ik al dat wetenschappelijke bewijzen kunnen aantonen wat er in het
verleden is gebeurd, maar niet per se ook waarom iets is gebeurd en ook niet of er een bewuste
bedoeling aan de gebeurtenis ten grondslag lag.
Stel, het is een warme zomeravond en je ziet een heideveld in brand staan. Wetenschappelijk
gezien is er dan sprake geweest van een of andere vonk die het vuur heeft laten ontstaan. Hier
wordt dus gezegd dat een vuur alleen kan ontstaan door a) een hittebron die zo krachtig is dat zij
een vuur kan laten ontstaan (de ontbrandingstemperatuur), of b) een ander vuur, bijvoorbeeld de
toevallige vonk van het blad van een grasmaaier dat een steen raakt, de opzettelijke vonk van een
lucifer of aansteker, of de natuurlijke vonk van bliksem die inslaat. Mijn punt is dat de
wetenschap eerst alle omstandigheden voorafgaand aan het ontstaan van de brand in kaart moet
brengen, voor ze ons kan vertellen wat de precieze oorzaak van de vonk is en of het al dan niet
een opzettelijke daad was. Als een brand honderden of duizenden jaren geleden heeft gewoed,
zijn veel bewijzen over de omstandigheden ter plaatse in de loop van de tijd verloren gegaan. Het
enige dat we kunnen aflezen aan de verkoolde overblijfselen van een stuk hout of een
geschroeide rots, is dat er een brand heeft gewoed.
De samensmelting van DNA tot het menselijk chromosoom 2 lijkt op die brand in het
heideveld. De wetenschap kan ons vertellen dat de versmelting die dit mogelijk maakte heeft
plaatsgevonden en ook hoe deze heeft plaatsgevonden. Maar omdat wetenschappers niet alle
omstandigheden rond de samensmelting kunnen bepalen – die zijn immers in de loop der eeuwen
verloren gegaan – kunnen we alleen maar afgaan op de feiten, logica en deducerend redeneren,
als we dat wat we zien willen begrijpen. Wat ik hier over ons chromosoom 2 zeg, kan ik ook
over ons gen FOXP2 zeggen.
De mens als ontwerp
Ik wil hier heel duidelijk aangeven dat wat ik hieronder schrijf niet de conclusie is van collegiaal
getoetst wetenschappelijk onderzoek. Ik heb wel gesproken met reguliere wetenschappers die
vertelden dat ze vermoeden dat het waar is, maar niet openlijk over hun vermoedens willen
spreken, omdat ze bang zijn anders hun reputatie, geloofwaardigheid en zelfs hun baan te zullen
verliezen. Als ik eerlijk kijk naar alle bewijzen die ik in deze hoofdstukken laat zien, is het niet
meer dan logisch dat we verder kijken dan de evolutieleer en een ongelooflijke dosis biologisch
‘toeval’ als verklaring voor ons bestaan.
Het bewijs toont heel overtuigend aan dat:
1. Wij het resultaat zijn van een doelbewuste scheppingsdaad.
• De mutaties in FOXP2 en het menselijk chromosoom 2 zijn heel precies en
gedetailleerd.
• De mutaties in FOXP2 en het menselijk chromosoom 2 lijken zich heel snel te hebben
voltrokken en niet volgens een lang en langzaam evolutionair proces.
• De optimalisering van het menselijk chromosoom 2 na de samensmelting lijkt
doelbewust.
• Na honderdvijftig jaar zoeken is er nog altijd geen fysiek bewijs ontdekt dat ons
koppelt aan andere levensvormen op de evolutiestamboom van primaten. Dit lijkt erop
te wijzen dat wij een unieke, opzichzelfstaande soort zijn, zonder een evolutionaire
geschiedenis.
2. Wij het product zijn van een intelligente levensvorm.
• De timing, precisie en zorgvuldigheid van onze genetische mutaties en de technologie
vereist voor zulke mutaties, duiden op de voorafgaande planning en intentie van een
hoogontwikkelde intelligentie.
• De intelligentie die de genetische veranderingen die ons onze menselijkheid geven
uitvoerde, beschikte 200.000 jaar geleden al over de geavanceerde technologie die wij
nu pas hebben ontdekt (bijvoorbeeld, DNA-fusie en genensplitsing).
Als we deze mogelijkheden erkennen, stellen we ons open voor een paradigma dat onze kijk op
onszelf en onze plek in het universum zal veranderen. Deze verschuiving bevrijdt ons van het
paradigma van eenzame nietigheid en brengt ons bij het paradigma van een uitzonderlijke erfenis
die we pas net beginnen te ontdekken. En daar begint dit boek. Ons lichaam en zenuwstelsel
schenken ons het vermogen tot mededogen, empathie, intuïtie, zelfgenezing en nog veel meer.
Hun aanwezigheid in ons lijkt erop te wijzen dat het de bedoeling is dat we deze
fijngevoeligheden, die we van begin af aan bezitten, ook gebruiken – en ze ons eigen maken.
Het nieuwe verhaal over de mens begint bij ons begin. Het begint met het feit dat we vanaf
ons ontstaan neurologisch gezien met uitzonderlijke vermogens begiftigd zijn. Dankzij dit
ontwerp kunnen we ons leven op een buitengewone manier leven en kan ons leven heel
bijzonder worden.
De vraag die onmiddellijk opkomt als we bedenken dat deze hoogontwikkelde eigenschappen
ons vanaf het allereerste begin zijn meegegeven is: hoe kunnen we deze sluimerende vermogens
in ons huidige leven ten volle benutten? De volgende hoofdstukken zijn een ontdekkingstocht en
ik nodig je uit samen op zoek te gaan naar het antwoord op deze vraag en te ontdekken wat het
betekent om ‘mens als ontwerp’ te zijn.
Hoofdstuk 3

HERSENEN IN HET HART


Hartcellen die denken, voelen en herinneringen hebben
Als we de 20 eeuw de Eeuw van het Hoofd noemen, dan kunnen we de 21e eeuw de Eeuw van het
e

Hart noemen.
Gary E.R. Schwartz, Ph.D. en Linda G.S. Russek, Ph.D.
De eerste fossielen van de Europese vroege moderne mens werden in 1868 gevonden onder een
uitstekende rotswand in zuidwest-Frankrijk. Vanwege de plek van de ontdekking kregen de
overblijfselen de naam abri de Cro-Magnon (wat lokaal dialect is en ‘onderdak van de in grotten
wonende Magnonfamilie’ betekent). Dit werd al snel afgekort tot Cro-Magnon.63 Deze locatie
gaf de naam aan de Cro-Magnonmens, die we nu kennen als EEMH. Maar hoe we deze vroege
mensen die in deze regio in Frankrijk woonden ook noemen, ze waren in ieder geval anders dan
alle andere levensvormen uit die tijd en alle levensvormen die sindsdien hebben bestaan.
Moderne forensische wetenschappers kunnen tegenwoordig met behulp van computers de
spiermassa, het vlees en de gezichtskenmerken bepalen van een skelet uit onze tijd. Diezelfde
technologie hebben wetenschappers gebruikt bij de skeletten van EEMH’s. De kenmerken die ze
hebben kunnen reconstrueren, lijken heel erg op die van ons – omdat zij ons zijn! De
archeologische en DNA-bewijzen vertellen dat we in 200.000 jaar tijd niet zijn veranderd.
De Europese vroege moderne mens bezat kenmerken waarmee hij zich onderscheidde van
andere levende wezens uit de oudheid, zoals de Neanderthalers die, naar we nu weten, in
dezelfde tijd leefden. EEMH-mannen waren gemiddeld ongeveer 1.80 m. lang.64 Vergeleken met
Neanderthalermannen is dit lang, zij waren namelijk tussen de 1.64 m. en 1.68 m. lang.65
EEMH’s hadden een dunnere bottenstructuur en ze waren over het algemeen fijner gebouwd.
Hun schedels waren aan de achterkant ronder, hun gezichten kleiner en ze hadden een puntiger
kin.
Naast deze zichtbare verschillen hadden EEMH’s ook een meer ontwikkelde biologische
samenstelling. Deze verschillen, die met het blote oog niet te zien zijn, gaven hun een
voorsprong ten opzichte van andere levende wezens. Veel wetenschappers schrijven het feit dat
ze de laatste ijstijd hebben overleefd toe aan deze hoogontwikkelde kenmerken, bijvoorbeeld
hersenen die vijftig procent groter zijn dan die van de meest verwante primaat, een complexe
taal, een anatomie waardoor ze rechtop kunnen staan, lopen en rennen, en de tegenover elkaar
liggende vingers en duim.
Voor alle duidelijkheid wil ik hier benadrukken dat is vastgesteld dat de samenstelling en
bouw van de EEMH’s van 200.000 jaar geleden in essentie hetzelfde is als die van ons
hedendaagse mensen, zowel in genetisch als in fysiologisch opzicht. Hierdoor kunnen we
aannemen dat de hoogontwikkelde kenmerken waarover we tegenwoordig beschikken, al in onze
menselijke voorouders aanwezig waren. Een van die aangeboren kenmerken is het vermogen dat
wij nu ook hebben, namelijk om het netwerk van neuronen en belangrijke organen en klieren in
ons hele lichaam aan te spreken – wanneer we maar willen – en deze zo bewust te prikkelen om
hun buitengewone potentieel in te zetten. Hierdoor kunnen we profiteren van, bijvoorbeeld, onze
diepe intuïtie en zelfgenezende vermogens.
Ik vergelijk de aanwezigheid van dit netwerk in EEMH’s met andere levensvormen die ook
over neurale, maar minder ontwikkelde netwerken beschikken, waardoor ze afhankelijk zijn van
iets in hun omgeving dat hun biologische vermogens triggert. De kleine zebravis, die vaak wordt
gebruikt bij experimenten in laboratoria, is hiervan een goed voorbeeld. Pas als de vis door iets
buiten hemzelf wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld een visueel teken waaruit blijkt dat hij
stroomafwaarts drijft, vuurt 80 procent van de neuronen in zijn hersenen tegelijkertijd. Alle
alarmbellen in het lichaam van de vis gaan nu af. Door dit gelijktijdig vuren van neuronen krijgt
de vis onmiddellijk toegang tot de voordelen van zo’n coherente ervaring. In dit geval kan de
zebravis de gecombineerde neurale kracht gebruiken om snel de goede kant op te zwemmen.66
De vroege mens kon ook zonder een extern signaal over zijn neurale vermogens beschikken.
Hij kon zijn krachtige netwerk van gespecialiseerde cellen en organen triggeren wanneer hij
wilde. Dit vermogen bezitten we nu nog altijd.
Hier wijkt het nieuwe verhaal over de mens, onthuld door inzichten in onze biologische
samenstelling, af van Darwins oorspronkelijke ideeën over evolutie. De bewuste toegang tot ons
hoogontwikkelde neurale netwerk geeft ons de goddelijke krachten van de intuïtie, zelfgenezing,
superbewustzijn, en nog veel meer. Deze voordelen worden al eeuwenlang door yogi’s en
sjamanen benut en beschreven in hun heilige, mystieke teksten. Het is waarschijnlijk niet
verrassend dat de sleutel die toegang geeft tot dit soort verhoogde ervaringen ligt in de
beheersing van dat ene orgaan waarop de leer van onze voorouders zich al eeuwenlang richt: het
menselijk hart.
Een recente ontdekking over het hart zet het fundament van wat we altijd moesten aannemen
over de rol die het hart voor ons en in ons lichaam heeft, op losse schroeven. En terwijl deze
ontdekking het traditionele denken over welk orgaan in ons lichaam de leiding heeft op zijn kop
zet, sluit zij helemaal aan bij de leer van onze oudste en meest gekoesterde tradities.
Het onbekende hart
Als een doorsnee-iemand wordt gevraagd welk orgaan de belangrijkste lichaamsfuncties
controleert, is het antwoord heel vaak hetzelfde: de hersenen.
Dat is geen verrassing. Vanaf Leonardo da Vinci, nu vijfhonderd jaar geleden, tot aan het
einde van de jaren 1990 dachten mensen in het Westen dat de hersenen als een dirigent
leidinggeven aan een symfonie van lichaamsfuncties die ervoor zorgen dat we gezond en in
leven blijven.
Dat is wat we hebben geleerd en wat ons is aangeleerd. Leraren hebben dit altijd met veel
overtuiging gebracht. Op deze vooronderstelling hebben artsen en mensen in de gezondheidszorg
beslissingen op leven en dood genomen. En veel mensen zullen dit nog altijd zeggen als hun
wordt gevraagd wat de rollen van de belangrijkste organen in het lichaam zijn. De overtuiging
dat de hersenen het leidinggevend orgaan in het menselijk lichaam zijn, wordt onderschreven en
uitgedragen door enkele van de meest innovatieve wetenschappers en denkers verbonden aan de
meest prestigieuze instituten en universiteiten van de moderne geschiedenis en is nog altijd de
meest gangbare gedachte.
De homepage van de website van de Mayfield Clinic, die is verbonden aan de afdeling
neurochirurgie van de University of Cincinnati, is een goed voorbeeld van deze manier van
denken over de hersenen. Er staat:
De hersenen zijn een verbluffend orgaan. Ze wegen drie pond, controleren al onze
lichaamsfuncties, interpreteren informatie van de buitenwereld en belichamen de essentie
van ons bewustzijn en onze ziel. Intelligentie, creativiteit, emotie en de herinnering zijn
slechts enkele van de vele zaken die door de hersenen worden aangestuurd.67
Het idee dat de hersenen het controlecentrum zijn van het menselijk lichaam, onze emoties en
onze herinneringen is wereldwijd zo geaccepteerd, dat het al heel lang als vanzelfsprekend wordt
aangenomen – tot nu dan. Zoals de ontdekkingen die in de volgende hoofdstukken staan
beschreven aantonen is dit perspectief slechts een deel van het veel grotere verhaal. Wat we
dachten te weten over onze hersenen verandert en dat is nodig. De reden is dat de hersenen
slechts een deel van het verhaal zijn. Het is waar dat bijvoorbeeld onze perceptie, motorieke
vaardigheden, informatieverwerking, de afscheiding van chemische stoffen bij prikkels die zich
automatisch voordoen – zoals moeheid, honger en seksuele verlangens – en het onderhoud aan
ons immuunsysteem tot de hersenfuncties behoren. Maar het is ook waar dat de hersenen dit
allemaal niet alleen kunnen. De hersenen zijn slechts onderdeel van een groter geheel dat zich
nog altijd verder ontvouwt en voor het grootste deel onbekend is. Maar het verhaal begint in het
hart.
Sleutel 15: Het hart is onderdeel van ons hoogontwikkelde zenuwstelsel en werkt
samen met de hersenen als het leidinggevende orgaan dat de hersenen
informeert over wat het lichaam op een bepaald moment nodig heeft.
Het menselijk hart: meer dan alleen een pomp
Toen ik op school zat, leerde ik dat het rondpompen van bloed door het lichaam de belangrijkste
hartfunctie was. Het hart is een pomp, werd er gezegd. Een fantastische pomp, maar toch
gewoon een pomp. Ik leerde ook dat het hart maar één ding hoeft te doen: zolang we leven ons
bloed rondpompen. Dit is op zich al een ongelooflijke prestatie, want een volgroeid hart slaat
gemiddeld 101.000 keer per dag. Hiermee circuleert het ruim 7500 liter bloed door bijna 97.000
kilometer aan slagaders, haarvaten, aderen en andere bloedvaten.68
Toenemend wetenschappelijk bewijs lijkt erop te wijzen dat de pompfunctie van het hart, hoe
belangrijk ook, verbleekt vergeleken bij andere, onlangs ontdekte hartfuncties. Dus terwijl het
hart bloed krachtig en efficiënt door ons lichaam pompt, is dit pompen waarschijnlijk niet zijn
belangrijkste of enige functie.
Duizenden jaren lang zagen onze verre voorouders het menselijk hart als het centrum van ons
denken, onze emoties, herinnering en persoonlijkheid, als het leidinggevende orgaan in ons
lichaam. Er ontstonden tradities die de rol van het hart eerden en die van generatie op generatie
werden doorgegeven. Er werden ceremoniën gehouden en methoden ontwikkeld met het hart als
kanaal van de intuïtie en voor genezing.
Het hart wordt 830 keer genoemd in de Bijbel en het woord ‘hart’ komt in 59 van de 66
Bijbelboeken voor.69 Het Bijbelboek ‘Spreuken’ beschrijft het hart als een enorme bron van
wijsheid, die om een diep inzicht vraagt willen we er iets mee kunnen: ‘De raad in het hart van
een man is als diepe wateren, maar iemand met inzicht zal hem naar boven halen.’70
Dezelfde opvatting kom je heel duidelijk tegen in de wijsheid van de Omahaindianen uit
Noord-Amerika. Deze traditie zegt: ‘Stel vragen vanuit je hart en je krijgt antwoord vanuit je
hart.’71
De Lotussoetra uit het mahayana-boeddhisme onderricht over de ‘verborgen schatten van het
hart’.72 Die schat wordt in de tekst omschreven als ‘zo onbegrensd als het universum zelf, hij
verjaagt ieder gevoel van machteloosheid’.73
Sleutel 16: De oude tradities beweren dat het hart – en niet de hersenen – het
centrum van diepe wijsheid, emotie en geheugen is en dat het de deur is naar
andere rijken van bestaan.
Het is duidelijk dat volgens deze getuigenissen het hart veel meer is dan alleen een
lichaamspomp. Ze vertellen ons, net als visionair filosoof en grondlegger van de Vrije School
Rudolf Steiner aan het begin van de 20e eeuw, en later John Bremer, wetenschapper op het
gebied van de biologisch-dynamische landbouw en verbonden aan Harvard University aan
studenten van Harvard Medical School: het hart is meer dan we geacht werden te denken.74
Als we kunnen aanvaarden wat de ontdekkingen die hieronder volgen ons leren, zullen we net
als Steiner en Bremer merken dat ons hart in staat is tot iets dat veel mysterieuzer, krachtiger en
mooier is dan het werk van een eenvoudige pomp.
De ontdekkingstocht naar meer inzicht in onszelf is een reis vol uitersten en lijkt wel op de
slinger van een klok. Vanaf mijn geboorte aan het begin van de jaren 1950 tot op de dag van
vandaag heb ik het denken over het hart van het ene uiterste, als een opzichzelfstaande pomp die
als een machine kan worden onderhouden en vervangen, zien slingeren naar een beter
uitgebalanceerd zicht, namelijk dat het hart veel meer is dan alleen een pomp. Het hart wordt nu,
en dat is nieuw, behalve als biologisch orgaan dat ons leven schenkt, ook gezien als een integrale
bron van het geheugen, de intuïtie en diepe wijsheid. Door deze andere benadering zullen we
opnieuw moeten nadenken over de vraag welk orgaan de leiding heeft in ons lichaam.
De ‘kleine hersenen’ in ons hart
In 1991 publiceerde het tijdschrift Neurocardiology een wetenschappelijke ontdekking, die alle
twijfel over het menselijk hart als meer dan een pomp tot zwijgen bracht. De naam van het
tijdschrift geeft al enigszins aan dat er een duidelijke verbinding is tussen het hart en de
hersenen, een verbinding die eerder niet werd gezien. Een team van wetenschappers onder
leiding van J. Andrew Armour M.D. Ph.D. van de University of Montreal, dat onderzoek deed
naar deze intieme relatie tussen hart en hersenen, ontdekte dat ongeveer 40.000 gespecialiseerde
neuronen, ofwel sensorische axonen, samen een communicatienetwerk in ons hart vormen.75
Voor alle duidelijkheid: de term ‘neuron’ staat voor een gespecialiseerde cel die zodanig
geprikkeld kan worden (elektrisch gestimuleerd) dat hij informatie gaat delen met andere cellen
in het lichaam. Onze hersenen en ons ruggenmerg bevatten grote concentraties neuronen. Dat
wisten we al, maar de ontdekking dat zij zich in kleinere aantallen ook in ons hart en andere
organen bevinden, geeft ons een nieuw inzicht in de verregaande communicatiestromen in ons
lichaam.
Axonen zijn minuscule uitlopers van een neuron en hebben verschillende functies in het
lichaam. Sommige brengen informatie weg van een neuron en verbinden zich met andere cellen,
terwijl andere signalen van verschillende bronnen opvangen en die naar het neuron toebrengen.
Deze ontdekking is zo bijzonder omdat we hierdoor nu weten dat de axonen in het hart veel van
dezelfde functies uitvoeren als die in de hersenen.76
Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat Armour en zijn team de kleine hersenen in het hart
– zoals ze nu worden genoemd – en de gespecialiseerde axonen die het bestaan van deze kleine
hersenen mogelijk maken hebben ontdekt. In hun verslag schrijven de wetenschappers die deze
ontdekking hebben gedaan: ‘De “harthersenen” bestaan uit een ingewikkeld netwerk van
zenuwen, neurotransmitters, eiwitten en steuncellen, gelijk aan die in de hersenen.’77
Sleutel 17: De ontdekking van 40.000 sensorische axonen in het menselijk hart
maakt de weg vrij voor heel veel nieuwe mogelijkheden die overeenstemmen
met de mogelijkheden die heel precies worden omschreven in de heilige boeken
van enkele van onze oudste en meest gekoesterde spirituele tradities.
Een van de belangrijkste functies van de hersenen in ons hart is het opmerken van veranderingen
in de hormonen en andere chemische stoffen in ons lichaam en deze veranderingen vervolgens
communiceren naar de hersenen, zodat deze de nodige maatregelen kunnen treffen.
De harthersenen doen dit door de taal van het lichaam – emoties – om te zetten in de
elektrische taal van het zenuwstelsel, waardoor onze hersenen deze boodschap kunnen begrijpen.
De gecodeerde berichten van het hart vertellen de hersenen dat we, bijvoorbeeld, meer adrenaline
nodig hebben in een stressvolle situatie, of dat we juist met minder toekunnen wanneer alles
weer veilig is en ze zich weer kunnen richten op het versterken van het immuunsysteem.
Doordat onderzoekers de kleine hersenen in het hart hebben ontdekt, is ook hun rol bij een
aantal fysieke en metafysische functies aan het licht gekomen.
Hier volgen enkele van die functies:
• directe communicatie van het hart met sensorische axonen in andere organen in het
lichaam;
• de in het hart gecentreerde kennis die bekendstaat als hartintelligentie;
• doelbewuste, diep intuïtieve toestanden;
• doelbewuste, precognitieve vermogens;
• het mechanisme van doelbewuste zelfgenezing;
• het opwekken van een superleervermogen;
• en nog veel meer.
Men heeft ontdekt dat de kleine hersenen in het hart op twee verschillende, maar aan elkaar
verwante manieren functioneren.
• Ze kunnen onafhankelijk van de craniale hersenen zelfstandig denken over en leren van
onze innerlijke en uiterlijke wereld, en zich deze ook herinneren en gewaarworden.78
• Ze kunnen samenwerken met de craniale hersenen, zodat we over één, krachtig neuraal
netwerk beschikken dat beide afzonderlijke organen samen delen.79
Armours ontdekking zou de manier waarop wij over onszelf denken voorgoed kunnen
veranderen. Zij werpt een heel nieuw licht op de mogelijkheden in ons lichaam en op wat we in
ons leven kunnen bereiken. In zijn eigen woorden: ‘De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat
er een hoogontwikkeld tweerichtingsverkeer in communicatie plaatsvindt tussen het hart en de
hersenen, waarbij ze elkaars functioneren beïnvloeden.’80
Het nieuwe wetenschappelijke werkgebied van de neurocardiologie begint nu pas gelijke tred
te houden met het traditionele gedachtegoed als het gaat om het verklaren van bijvoorbeeld de
vermogens tot intuïtie, precognitie en zelfgenezing. Dit wordt met name duidelijk wanneer we de
grondbeginselen onderzoeken uit enkele van onze oudste en meest gekoesterde spirituele
tradities. Bijna wereldwijd geven deze oude leringen blijk van inzicht in de rol van het hart en
zijn directe invloed op onze persoonlijkheid, dagelijkse beslissingen en ons vermogen tot het
maken van morele keuzes, bijvoorbeeld het onderscheid tussen goed en slecht.
De Koptische christen Macarius de Egyptenaar, stichter van een oud Egyptisch klooster dat zijn
naam draagt, sprak in duidelijke taal over de verschillende niveaus aan mogelijkheden in het
hart:
Het hart zelf is slechts een voertuig, maar daar zijn draken en leeuwen, giftige beesten en
een schat aan verdorvenheid, oneffen paden door ruw terrein en afgronden. En daar zijn ook
God en engelen, leven en het koninkrijk, licht en apostelen, hemelse steden, schatten, alle
dingen bevinden zich daar.81
Aan ‘alle dingen’ die Sint Macarius beschrijft, moeten we nu ook de nieuwe ontdekkingen
toevoegen waaruit blijkt dat ons hart ook het vermogen heeft om zich gebeurtenissen te
herinneren – zelfs als het hart zich niet meer in het lichaam bevindt van de persoon die de
ervaringen had.
Herinneringen die leven in het hart
Een van de mysteries bij harttransplantaties is dat een onbeschadigd hart blijft kloppen nadat het
uit de oorspronkelijke eigenaar is verwijderd, soms wel urenlang. Vervolgens blijft het
functioneren nadat het in een ander lichaam is geplaatst en is verbonden met nieuwe bloedvaten
en zenuwen. Hier draait het om bij dit raadsel: als de hersenen werkelijk het leidinggevende
orgaan in het lichaam zijn, verantwoordelijk voor het sturen van informatie naar het hart
waardoor het weet dat het moet kloppen en bloed moet rondpompen, zou het hart dan niet
stoppen met kloppen en functioneren als het was losgekoppeld van de hersenen? Waarom blijft
het zonder deze instructies toch functioneren?
De volgende, waargebeurde gebeurtenissen en de ontdekking die er het gevolg van was,
onthullen het raadsel van het hart en geven nieuwe inzichten in de vergaande rol die het in ons
dagelijks leven speelt.
De eerste, succesvolle menselijke harttransplantatie vond op 3 december 1967 plaats in Kaapstad
in Zuid-Afrika. Op die dag plaatste chirurg Christiaan Barnard het hart van een 25-jarige vrouw
die door een auto-ongeluk was overleden in het lichaam van Louis Washkansky, een 53-jarige
man met een beschadigd hart.82 Vanuit medisch standpunt gezien was de ingreep een groot
succes. Het hart van de vrouw functioneerde direct in het lichaam van de man, precies zoals het
team dat de transplantatie uitvoerde had verwacht.
Een van de grootste obstakels bij alle transplantaties, ook die bij Washkansky, is dat het
immuunsysteem van de persoon die het hart (of ieder ander orgaan) ontvangt, het nieuwe orgaan
niet als zijn eigen orgaan herkent en het nieteigen weefsel probeert af te stoten. Daarom
gebruiken artsen speciale middelen die de werking van het immuunsysteem van de ontvanger
onderdrukken en er zo met een truc voor zorgen dat het lichaam het nieuwe orgaan accepteert.
Het goede nieuws is dat deze methode de kans op afstoting verkleint. Maar dit succes heeft een
hoge prijs.
Door een sterk verzwakt immuunsysteem wordt de ontvanger van het nieuwe orgaan heel
vatbaar voor infecties, zoals een doodgewone kou, griep of longontsteking. Dit is precies wat er
gebeurde bij de eerste menselijke harttransplantatie. Hoewel het nieuwe hart van Louis
Washkansky perfect functioneerde tot zijn laatste ademsnik, stierf hij achttien dagen na de
transplantatie aan de gevolgen van longontsteking. Het feit dat hij twee weken met een nieuw
hart heeft geleefd, gaf echter wel aan dat orgaantransplantatie een levensvatbare mogelijkheid is
wanneer een verder gezond lichaam een orgaan verliest door een ongeluk of ziekte.
In de decennia na die eerste transplantatie van dokter Barnard is de procedure verder
geperfectioneerd en menselijke harttransplantaties zijn inmiddels routine. In 2014 werden naar
schatting wereldwijd 5000 harttransplantaties uitgevoerd.83 Dit klinkt als veel, maar als we dit
aantal vergelijken met de lijst van 50.000 mensen die wachten op een nieuw hart van een
geschikte donor, wordt duidelijk dat de vraag naar orgaandonors voorlopig nog heel groot zal
blijven.84
Ik geef deze achtergrondinformatie over harttransplantaties hier, omdat er een directe relatie
is met het onderwerp van dit hoofdstuk. Vanaf die eerste procedure is er altijd sprake geweest
van een curieus fenomeen dat door de medische wereld inmiddels wordt gezien als een mogelijk
neveneffect van een harttransplantatie. Het heet geheugenoverdracht. Een van de eerste
voorbeelden van dit fenomeen komt uit eerste hand van Claire Sylvia, die in 1988 een
transplantatie kreeg. Ze heeft haar ervaringen als ontvanger vastgelegd in haar memoires, getiteld
A Change of Heart. Voor onderzoekers was dit de aanleiding voor serieus onderzoek naar, en
uiteindelijk ook de acceptatie van, de mogelijkheid dat levenservaringen in het hart blijven
opgeslagen, zelfs al verandert het hart van lichaam.85
Sylvia, ooit een professioneel danser, had een succesvolle transplantatie ondergaan en het hart
en de longen van een anonieme donor gekregen. Niet lang na haar operatie kreeg ze heel veel
trek in eten waar ze voorheen niet om gaf, kipnuggets en groene pepers bijvoorbeeld. En wat de
kipnuggets betreft luisterde het ook nog eens heel nauw. Om haar verlangen te bevredigen moest
en zou Sylvia om voor haar onverklaarbare redenen naar een restaurant van de KFC-keten.
Omdat ze voor haar operatie helemaal niets om dit soort eten gaf, begrepen haar vrienden,
familie en arts helemaal niets van deze nieuwe begeerte.
Kort voor haar operatie hoorde ze dat ze de organen van een jongeman kreeg, die was
gestorven tijdens een motorongeluk. Doorgaans worden de gegevens van donoren niet
doorgegeven aan degene die de organen krijgt. Maar Sylvia ging zelf op onderzoek uit met de
weinige informatie die ze had en heeft de identiteit van de jongeman en het adres van zijn ouders
via een plaatselijke rouwadvertentie weten te achterhalen. Toen ze hen bezocht kreeg ze een
inkijkje in het leven van hun zoon Tim, wiens hart en longen nu in haar lichaam zaten. Wat zij
vertelden kwam overeen met wat ze intuïtief al aanvoelde: Tim was gek op precies die
kipnuggets en groene pepers, die nu ook haar lievelingseten waren. Het was duidelijk dat Tims
voorkeur voor een bepaald soort eten nu bij Sylvia hoorde en dat ze dit verlangen via
geheugenoverdracht had gekregen.86
Sleutel 18: Wetenschappelijke documentatie over de overdracht van
herinneringen door het hart van een donor naar het lichaam van de ontvanger
(geheugenoverdracht), toont de echtheid aan van het hartgeheugen.
Het verhaal van Claire blijft een van de eerste en best gedocumenteerde verslagen over
geheugenoverdracht door een harttransplantatie, maar er zijn sindsdien wel voorbeelden
bijgekomen. In alle gevallen is er sprake van een verandering in de persoonlijkheid van degene
die een nieuw hart kreeg. Deze veranderingen gaan van een nieuwe voorkeur voor een bepaald
soort eten, tot veranderingen in de persoonlijkheid en zelfs in seksuele voorkeur. Al deze
veranderingen komen overeen met de voorkeuren en persoonlijkheid van de desbetreffende
donor.
Hoewel veranderingen in de persoonlijkheid op zich al fascinerend zijn, gaat het verder dan
dat. Onze emotionele herinneringen staan blijkbaar zo diep in het hartgeheugen gegraveerd, dat
ze heel helder bewaard blijven en doorgaans opnieuw worden beleefd door degene die het hart
krijgt.
Sceptici die niet geloven in geheugenoverdracht via het hart, geven een aantal alternatieve
verklaringen voor de veranderingen na transplantatie in iemands persoonlijkheid en manier van
leven, bijvoorbeeld reacties op medicijnen en invloeden van het onderbewuste. Dan nog blijft er
een ervaring over die niet wordt verklaard door de theorieën van sceptici. Doordat deze gevallen
zo goed zijn gedocumenteerd, wordt geheugenoverdracht nu als een vaststaand feit beschouwd
en niet als een eigenaardige toevalligheid.
Zolang het hart leeft, blijven herinneringen bestaan
Twee jaar na de publicatie van Sylvia’s boek publiceerde neuropsycholoog Paul Pearsall in 1999
een ander baanbrekend werk met praktijkvoorbeelden van het hartgeheugen. Dit boek, met de
titel The Heart’s Code, bevat levensechte verslagen van herinneringen, dromen en zelfs
nachtmerries van mensen die een harttransplantatie hebben ondergaan. Een van die verslagen is
heel bijzonder, omdat de ervaringen van de ontvanger feitelijke gebeurtenissen uit het leven van
de donor bleken te zijn geweest. Het gaat om een achtjarig meisje dat het hart had gekregen van
een meisje dat twee jaar ouder was.
Bijna direct na de operatie kreeg het jonge meisje heel levendige en angstige dromen,
nachtmerries, waarin ze werd achtervolgd, aangevallen en vermoord. Technisch gezien was haar
transplantatie volledig geslaagd, maar de psychologische gevolgen in de vorm van nachtmerries
duurden voort. Uiteindelijk werd ze voor een evaluatie van haar geestelijke gezondheid naar een
psychiater doorverwezen. De gebeurtenissen en beelden die het meisje beschreef waren zo
duidelijk, consequent en gedetailleerd, dat de psychiater ervan overtuigd was dat de dromen
meer waren dan alleen een eigenaardig bijproduct van de transplantatie. Ze wist zeker dat het
meisje herinneringen beschreef aan slechte gebeurtenissen. De vraag was alleen: wiens
herinneringen?
Uiteindelijk werden de autoriteiten erbij betrokken en aan de hand van de details die het
meisje vertelde wisten zij dat het om een onopgeloste moord ging die in hun stad was gepleegd.
Ze vertelde heel gedetailleerd waar, wanneer en hoe de moord was gepleegd. Ze kon zelfs de
woorden die tijdens de daad werden gezegd herhalen en de naam van de moordenaar noemen.
Dankzij de details die zij gaf, kon de politie een man lokaliseren en arresteren die overeenkwam
met de door haar beschreven omstandigheden en haar persoonsbeschrijving. Hij werd
uiteindelijk veroordeeld voor lichamelijk geweld en moord op het tienjarige meisje van wie het
hart nu in het lichaam van een achtjarige zat.87
Uit dit verhaal blijkt hoe echt de kleine hersenen in ons hart zijn en dat ze kunnen
functioneren op een manier waarvan we tot voor kort dachten dat deze was voorbehouden aan de
craniale hersenen. De ontdekking van deze tweede hersenen in het hart en de onweerlegbare
bewijzen die aantonen dat ze kunnen denken en zich dingen kunnen herinneren, maken de weg
vrij voor tal van mogelijkheden in ons leven.
Wat betekent dit verborgen potentieel van ons hart voor ons leven? Sinds Leonardo da Vinci
bijna zeshonderd jaar geleden als eerste de zenuwen in kaart bracht die de hersenen met de
belangrijke organen in ons lichaam verbinden, zijn we hart en hersenen vanuit een of/of-
perspectief gaan bekijken.88 Wetenschappers, ingenieurs en analytische probleemoplossers waren
er lang van overtuigd dat de hersenen hét controlecentrum voor de overige lichaamsfuncties zijn.
Ze hebben het hart vaak buiten beschouwing gelaten. Tegelijkertijd voelden kunstenaars, musici
en intuïtieve denkers aan dat het hart een sleutelrol speelt bij de inspiratie, bij inzicht in de
uitdagingen die het leven ons stelt en bij de diepe wijsheid die een leidraad voor ons leven kan
zijn. Zij lieten de denkcapaciteiten van de hersenen weer buiten beschouwing wanneer het om
deze zaken ging. Inmiddels is duidelijk waarom dit of/of-denken over het algemeen niet heel
goed uitpakt.
Wanneer we hersenen en hart van elkaar scheiden, ontstaat er een incompleet beeld van onze
volledige mogelijkheden. Hoe meer we ontdekken over de manieren waarop hart en hersenen als
één enkel netwerk kunnen samenwerken om het lichaam te reguleren, hoe duidelijker het wordt
dat we het meest gebaat zijn met een harmonieuze samenwerking van de twee en ons niet moeten
focussen op één van de twee afzonderlijk. Naarmate we beter leren hoe we deze hart-
hersenenharmonie kunnen creëren, zullen we deze inzichten ook beter kunnen benutten om de
kracht van onze grootste vermogens aan te spreken!
De 20e-eeuwse toneelschrijfster en politica Clare Boothe Luce zei ooit: ‘De hoogste
ontwikkelingsgraad is eenvoud.’89 Deze waarheid gaat met name op voor de natuur. De natuur is
simpel en elegant totdat wij het ingewikkeld maken met vreemde beschrijvingen en complexe
formules. Wat is daarom eenvoudiger dan dat de hersenen in ons hart en de hersenen in ons
hoofd op natuurlijke wijze samen één krachtig netwerk vormen, dat ons in staat stelt diepe
intuïtie, empathie en mededogen in ons leven te ervaren?
Deze opmerkelijke bewustzijnstoestanden worden doorgaans toegeschreven aan de bijzondere
gaven van getrainde mystici, monniken en yogi’s. Naar mijn mening zijn dit heel gewone
bewustzijnstoestanden waarover iedereen beschikt, maar die in onze cultuur gewoon vergeten
zijn.
Hartwijsheid in het dagelijks leven
Heb je ooit voor een onmogelijke keuze gestaan? Misschien over een eventuele medische
ingreep die inging tegen je overtuigingen? Of over bij elkaar blijven of uit elkaar gaan? Mogelijk
zou jij of een geliefde door een verkeerd antwoord in een levensbedreigende situatie zijn beland.
Hoe verschillend bovenstaande kwesties ook zijn, ze hebben één ding gemeen: er is geen
eenduidig antwoord. In geen enkele situatie is er sprake van goed of fout. Een Boek van de
Waarheid met daarin de beste optie voor een bepaald dilemma bestaat nu eenmaal niet. Mocht je
ooit voor zo’n beslissing hebben gestaan, dan heb je waarschijnlijk ontdekt dat iedere vriend(in)
die je om raad vraagt, een heel eigen kijk heeft op het pad dat je moet gaan. Dus daar zit je dan
met een waaier aan meningen die de oorspronkelijke keuze alleen maar moeilijker maken.
Maar misschien gebeurde er iets anders. Misschien volgde je de raad van een goede vriend of
familielid die het beste met je voorhad. Misschien koos je voor de oude, vertrouwde oplossing en
maakte je een lijstje met alle voors en tegens. Dat was toen ik jong was het advies van mijn
moeder bij alle moeilijke beslissingen.
‘Pak een vel papier en maak twee rijtjes’, zei ze dan. ‘Boven het ene zet je “Voors” voor alle
positieve kanten aan je keuze, en boven het andere “Tegens”, voor de minder goede kanten.
Vervolgens streep je de Voors en Tegens tegen elkaar weg en dan heb je je antwoord. En als het
niet werkt, kun je het altijd nog aan je vader vragen.’
Uit ervaring weet ik dat dit niet de oplossingen zijn. Voordat mijn vader toen ik tien was zijn
gezin in de steek liet, kon ik bij hem al bijna nooit terecht met grote levensvragen. Als mijn
moeder geen antwoord had, bleven er dus verder weinig opties over. De lijst die mijn moeder me
liet maken, leek altijd te neigen naar het antwoord dat ik wilde horen en niet per se naar het best
mogelijke antwoord.
Moeilijke beslissingen nemen waar geen eenduidig antwoord op is, is zo lastig omdat ze
direct gekoppeld zijn aan de manier waarop ons denken is gevormd. De meesten van ons hebben
geleerd uitsluitend met onze hersenen te denken. Er zijn zeker momenten waarop het belangrijk
is dat we zaken goed met ons logisch verstand beredeneren. Bijvoorbeeld als we een stappenplan
maken voor het bouwen van een huis, een ingewikkeld wiskundig probleem moeten oplossen, of
een plan moeten bedenken waarmee we ons inkomen voor de toekomst veiligstellen. Maar als
we de antwoorden op grote levensvragen willen vinden, beperken we ons juist wanneer we dit
alleen met ons logische verstand proberen te doen. Problemen oplossen met alleen logisch
redeneren kan om twee redenen soms een traag en moeizaam proces zijn.
• Op denken gebaseerde keuzes worden doorgaans gefilterd door onze ideeën en
opgedane ervaringen. Bij keuzes over onze rol in een intieme relatie bijvoorbeeld, wordt
een beslissing op grond van logisch redeneren gemaakt door de filters van ons zelfbeeld.
Daarom is ons antwoord op de vraag Wie ben ik? zo belangrijk. Ons denken maakt de
keuze om de relatie voort te zetten of af te breken door de lens van ons gevoel van
eigenwaarde. Zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, is dat gevoel deels ontleend
aan het wetenschappelijke evolutieverhaal en het nietige gevoel dat dit ons geeft.
• Ons denken heeft de neiging de antwoorden die we via cirkelredenaties vinden te
rechtvaardigen. Dit is een manier van denken die een conclusie ondersteunt door
deze te herhalen. Als ik bijvoorbeeld tegen jou zeg: ‘Ik houd van Bon Jovi, want het is
mijn favoriete band’, dan wordt de cirkelredenatie duidelijk doordat ik twee keer hetzelfde
zeg met de woorden ‘houd van’ en ‘favoriete’. Zo gebruik ik mijn tweede gedachte om de
eerste te rechtvaardigen en de eerste om de tweede te rechtvaardigen.
Dit soort redenaties kan een onverwachte werking krijgen. Stel, je krijgt een uitdagende
baan aangeboden, dan kan zo’n redenatie de angst om het risico te nemen vergroten en je
argumenten om het niet te doen rechtvaardigen. In zo’n geval verloopt de cirkelredenering
ongeveer zo: Ik heb al een goede baan met zekerheid in een goed bedrijf → Als ik deze
nieuwe baan met de bijbehorende verantwoordelijkheden accepteer, kan ik misschien niet
aan de verwachtingen voldoen → Als ik die nieuwe baan kwijtraak heb ik niets meer → Ik
heb al een goede baan met zekerheid in een goed bedrijf.
Hiermee wil ik echter niet zeggen dat de hierboven geschetste eigenschappen van mentale
probleemoplossing slecht of goed zijn. Wat ik wil zeggen is dat het leven ons voor verschillende
soorten uitdagingen stelt en dat deze het best met verschillende manieren van denken kunnen
worden opgelost – sommige met de hersenen en sommige met het hart. Onze snelle,
technologische en digitale wereld is niet zo bekend met denken vanuit het hart, maar de wijsheid
van het hart zou weleens de meest verfijnde technologie kunnen zijn waarover we ooit kunnen
beschikken.
Onze hartintelligentie weegt de voors en tegens van een beslissing niet tegen elkaar af, zij
schat niet in hoe groot de kans is dat een ervaring uit het verleden zich in het heden zal herhalen,
maar ze weet wat op dit moment voor ons als waarheid geldt. Ongeacht of we ervoor kiezen om
deze wijsheid van het hart te accepteren of te negeren, ze is er altijd voor ons, zowel wanneer het
gaat over onze gevoelens voor anderen, als bij het nemen van belangrijke beslissingen in ons
leven. Wetenschappelijk onderzoek naar de juistheid van onze eerste indrukken wanneer het
erom gaat of we een ander kunnen vertrouwen, is een goed voorbeeld van de hartwijsheid die we
in ons leven allemaal wel een keer hebben ervaren.
Het hart weet onmiddellijk
Een onderzoek geleid door Alex Todorov Ph.D., een psycholoog verbonden aan Princeton
University, toont aan dat we onze inschatting van die ander tijdens de eerste ontmoeting bijna
onmiddellijk maken. Hij zegt: ‘We beslissen heel snel of iemand veel eigenschappen bezit die
wij belangrijk vinden, bijvoorbeeld of hij of zij sympathiek en bekwaam is, nog voordat we één
enkel woord hebben gewisseld. Het lijkt erop dat we zo gemaakt zijn dat we deze
gevolgtrekkingen snel en zonder erover na te denken kunnen maken.’90
We vormen ons heel snel een mening over iemand die we tegenkomen en eigenlijk is dit ook
heel logisch. Zo zorgen we op een heel natuurlijke manier voor onze veiligheid. Onze
voorouders konden niet eerst een paar uur de tijd nemen om kennis te maken met de mensen die
ze tegenkwamen op hun zoektocht naar eten en een prettig klimaat. Ze gingen niet eerst een
kopje thee drinken met mensen gekleed in berenvellen en een dreigende speer in de hand, om uit
te wisselen over de gezamenlijke interesses, elkaars achtergrond en hobby’s. Ze moesten snel,
eigenlijk onmiddellijk, weten of het veilig was. Zo niet, dan moesten ze tijd hebben om te
handelen. Doordat ze het antwoord binnen een milliseconde wisten, hadden ze die tijd van
handelen.
Hoewel de leefomstandigheden in onze moderne maatschappij behoorlijk zijn veranderd, is
die basale menselijke beleving niet wezenlijk veranderd. Als we iemand voor het eerst
ontmoeten, moeten we nog altijd zo snel mogelijk weten: 1) ben ik veilig en 2) kan ik hem
vertrouwen. Dit geldt voor de zakenwereld, vriendschappen en met name op het gebied van de
liefde, romantiek en intimiteit. Wetenschappers beschouwden dit snel verwerken van eerste
indrukken van een ander altijd als een hersenfunctie, maar nieuwe bewijzen geven aan dat deze
inschattingen niet alleen door de hersenen worden gemaakt. Het hart speelt een belangrijke rol
bij het nemen van beslissingen in het moment.
Het Institute of HeartMath (IHM) is een baanbrekend onderzoeksinstituut, dat zich volledig
richt op onderzoek naar en het doorgronden van het volledige potentieel van het hart. Ze gaan
soms verder dan wat er in de meeste universiteitslaboratoria en leslokalen gebeurt. Voor alle
duidelijkheid: ik ben niet verbonden aan het IHM, maar ik werk al wel ruim twintig jaar nauw
met hen samen bij het toegankelijk maken van hun wetenschappelijke ontdekkingen voor een
breed publiek.91 Ik zal hierna met toestemming van IHM regelmatig blijven refereren aan IHM-
onderzoeken, ontdekkingen en -methoden. Aan de hand hiervan laat ik zien wat de
toepassingsmogelijkheden zijn bij de integratie van ons hartpotentieel in het dagelijks leven. Een
samenvatting van IHM-onderzoeken naar de intuïtie geeft bijvoorbeeld goed weer welke rol ons
hart speelt bij het nemen van beslissingen:
De kern van dit vermogen [intuïtie] is het menselijk hart. Het bezit een intelligentie met een
verfijndheid en grootte die we steeds beter leren begrijpen en kennen. Inmiddels weten we
dat we deze intelligentie kunnen ontwikkelen, zodat we er veel aan kunnen hebben.92
Eerder schreef ik al dat de hartintelligentie niet door de filters van de hersenen gaat (gedachten
gekoppeld aan ervaringen uit het verleden, gevoel van eigenwaarde, enzovoorts) en dat zij
hierdoor zo goed als instantbeslissingen kan maken voor onze veiligheid en ons welzijn. Het
onderzoek van Alex Todorov heeft aangetoond dat we in een tiende van een seconde een oordeel
vellen over iemand die we voor het eerst ontmoeten.
Enkele aanvullende onderzoeken hebben ontdekt – en onze moeders zeiden dit in minder
wetenschappelijke termen ook al – dat de eerste indruk doorgaans juist is. Maar omdat we leven
in een maatschappij die de intuïtie altijd heeft genegeerd, gaan wij ook vaak voorbij aan onze
eerste indrukken bij het maken van belangrijke keuzes in ons leven.
Zo heb ik vrienden gehad die vertelden dat ze als eerste ingeving eigenlijk heel hard weg
wilden rennen toen ze degene met wie ze zijn getrouwd voor het eerst tegenkwamen. Ze
luisterden echter niet naar hun hartwijsheid, maar rationaliseerden hun gevoelens en deden het
tegenovergestelde. Afgaande op alle uiterlijke indrukken leek er geen enkele reden om de relatie
niet verder aan te gaan.
In één geval gaf een vriendin met wie ik een kantoor deelde, pas na twaalf jaar huwelijk aan
zichzelf toe dat haar eerste indruk van haar man klopte. Haar man was haar in haar ogen tijdens
twaalf jaar huwelijk niet meer gaan respecteren dan tijdens hun eerste ontmoeting. Ze – haar hart
– wist dus bijna meteen (binnen een tiende van een seconde) dat de relatie niet veilig was. Omdat
ze haar hartwijsheid negeerde, kostte het haar twaalf jaar van haar leven om tot dezelfde
conclusie te komen. Tijdens die twaalf jaar had ze ervaringen die ervoor zorgden dat ze anders
over zichzelf ging denken en accepteerde dat ze meer respect verdiende dan ze van haar man
kreeg.
Bij het lezen van dit soort ervaringen wordt duidelijk dat we ons beter niet kunnen laten
leiden door zwart-witdenken bij het nemen van beslissingen die op het oog goed lijken, maar dat
we ook beschikken over een diepere wijsheid die de vooroordelen van het denken overstijgt.
Uiteindelijk draait het om de intuïtie en om wat we in ons hart voelen.
Hartwijsheid opwekken
Wanneer we de voordelen van de hartwijsheid aanvaarden, doorbreken we onmiddellijk de
traditionele grenzen die beperkingen stellen aan onze manier van leven, ons probleemoplossend
vermogen en zelfs aan ons vermogen om lief te hebben. Deze vermogens geven ons de
veerkracht waarmee we de grote veranderingen in ons leven – op een gezonde manier –
aankunnen. We weten al veel over het hart, bijvoorbeeld dat het deel uitmaakt van een uitgebreid
neuraal netwerk dat zich al had ontwikkeld toen onze voorouders 200.000 jaar geleden op aarde
verschenen; dat we kleine hersenen in ons hart hebben bestaande uit cellen die onafhankelijk van
de hersenen denken, voelen en herinneringen bevatten; dat we de voordelen van de verbinding
tussen de hersenen en het hart zelf kunnen activeren. Maar nu is de vraag: wat voor dingen die
we maar net beginnen te begrijpen doet het hart nog meer? Welke vermogens die we óf vergeten
zijn, óf pas nu ten volle gaan begrijpen, gaan we nog ontdekken?
Sleutel 19: Het hart vormt de sleutel tot het ontwaken van diepe intuïtie, subtiele
herinneringen en buitengewone vermogens die we voorheen als uitzonderlijk
beschouwden, en tot het aanvaarden van deze eigenschappen als een normaal
onderdeel van het dagelijks leven.
Hoofdstuk 4

HET NIEUWE VERHAAL OVER DE MENS


Leven met een bedoeling
Wanneer we onze verhalen ontkennen, dan bepalen ze ons. Wanneer we ons onze verhalen eigen
maken, kunnen we een moedig, nieuw slot schrijven.
Brené Brown (1965-), Amerikaans onderzoeker
Als we de vraag Wie zijn we? vanuit conventioneel wetenschappelijk standpunt willen
beantwoorden, bevinden we ons dan niet op een verkeerd pad? Zijn we daar niet vastgelopen en
dwalen we zo niet steeds verder af van inzicht in de diepste waarheden van ons leven? We zijn
wel eerder vastgelopen op een verkeerd pad en de wetenschappelijke wereld is nog altijd niet
helemaal hersteld van de vorige keer dat een geaccepteerde theorie niet bleek te kloppen en de
verwachtingen er volkomen naast bleken te zitten.
Dat hadden ze niet verwacht!
Na de afronding van het Human Genome Project (HGP) in 2001, waren wetenschappers
stomverbaasd dat de genetische blauwdruk van een mens 75 procent kleiner was dan ze hadden
verwacht. Dit was meer dan een kleine rekenfout. Het verschilde zoveel van wat in eerste
instantie werd gedacht, dat het internationale team van biologen en genetici dat bij het project
betrokken was, moest toegeven dat er iets niet klopte aan hun oorspronkelijke aannames.
Voor het HGP ging men ervan uit dat er een uniek gen bestond voor ieder uniek eiwit in ons
lichaam. Op basis van dit één-op-één-idee verwachtten de onderzoekers op zijn minst 100.000
genen te vinden in de genetische blauwdruk van de mens. Wetenschappers en ondernemers
waren hier zo zeker van, dat ze al plannen maakten voor de ontwikkeling van farmaceutische
middelen waarmee de ontdekte genen konden worden gemodificeerd en ‘gerepareerd’. Na de
bekendmaking van de resultaten van het project zou er een heel nieuwe industrietak van
genetische medicijnen ontstaan.93 Wat er uiteindelijk uitkwam, had niemand verwacht. Toen de
eindresultaten er eenmaal waren, hadden wetenschappers binnen universiteiten,
onderzoekscentra en medische laboratoria tijd nodig om deze verrassende nieuwe werkelijkheid
te leren accepteren.
Het HGP toonde aan dat er slechts tussen de 20.000 en 24.000 genen in het menselijk genoom
zitten, 75.000 minder dan werd aangenomen!94 De vraag was nu: waar zijn die ‘ontbrekende’
genen? Bestonden die eigenlijk wel?
Vervolgonderzoeken onthulden waar de denkfout van de wetenschappers zat. Men ging ervan
uit dat een gen de code voor één eiwit maakte, maar nu bleek dat één enkel gen codes voor
meerdere eiwitten kan produceren, soms tot duizenden. Eén bepaald gen van een fruitvlieg
bijvoorbeeld, kan de codes voor 38.000 verschillende eiwitten produceren.95 Hetzelfde principe
gaat ook op voor mensen, zij het in mindere mate. ‘Het lijkt gemiddeld één gen op vijf à zes
eiwitten te zijn’, aldus Victor A. McKusick, coauteur van het baanbrekende rapport uit 2001,
waarin de HGP-resultaten worden beschreven.96
Maar hoe heeft zo’n fundamentele denkfout zo lang onopgemerkt kunnen blijven? Hoe kon
de grondgedachte die aan de basis lag van een nieuw, futuristisch wetenschappelijk
onderzoeksterrein dat volgens de verwachtingen tot een heel nieuwe, medische industrietak zou
leiden, er zo naast zitten?
Het antwoord op deze vraag is meteen de reden waarom ik dit voorval beschrijf. De fout was
het gevolg van de wetenschappelijke aanname van een onbewezen theorie – de aanname van de
één-op-één-relatie tussen gen en eiwit – waarvan wetenschappers, vanaf het midden van de 20e
eeuw uitgingen.
Craig Venter is de directeur van een toonaangevend bedrijf dat een van de HGP-teams dat de
genen in kaart brengt leidt. Uit zijn uitspraak werd direct duidelijk dat hij besefte wat de HGP-
resultaten betekenden: ‘Er zijn slechts 300 unieke genen in een mens die een muis niet heeft.
Hieruit leid ik af dat de genen onmogelijk helemaal kunnen verklaren waarom we zijn zoals we
zijn.’97
Het HGP is een schoolvoorbeeld van wat de gevolgen kunnen zijn wanneer een
wetenschappelijke aanname wordt beschouwd als een feit terwijl er geen bewijzen zijn om dit te
ondersteunen. In dit geval brak de chaos uit binnen een heel wetenschappelijk onderzoeksgebied,
een farmaceutische bedrijfstak en onder de mensen en bedrijven die afhankelijk waren van de
wetenschap en farmaceutische bedrijven. En dat allemaal vanwege een inschattingsfout. De
resultaten van het HGP dwongen wetenschappers er ook toe om een grondbeginsel dat zij
volledig hadden omarmd en in de klaslokalen van universiteiten onderwezen, opnieuw ter
discussie te stellen. Momenteel lijkt het erop dat wetenschappers het bij het rechte eind hebben
wat betreft de relatie tussen genen en eiwitten, maar het Human Genome Project was niet de
enige keer dat de aannames van wetenschappers een doodlopende weg bleken omdat ze waren
uitgegaan van een onbewezen grondbeginsel. Als dat zo was, hadden we nog kunnen spreken
van een afwijking. Maar het is geen afwijking. Het HGP-voorbeeld illustreert een manier van
denken die we nog niet zo lang geleden ook al tegenkwamen.
Zelfde experiment, nieuwe instrumenten en een nieuw resultaat!
De wetenschappelijke overtuiging dat alles wat we kunnen zien en aanraken losstaat van alle
andere dingen, is een ander voorbeeld van een manier van denken waardoor wetenschappers
tegen een muur aanliepen. Het idee van afgescheidenheid komt voort uit het beroemde
Michelson-Morley experiment, dat voor het eerst in 1887 werd uitgevoerd. Het is vernoemd naar
de twee wetenschappers die het experiment bedachten: Albert Michelson en Edward Morley. Het
experiment was een poging van de wetenschappelijke wereld om hopelijk de vraag of een
universeel energieveld al dan niet alle dingen met elkaar verbindt, voor eens en voor altijd te
beantwoorden.98 De gedachte was toen: stel dat zo’n veld werkelijk bestaat, dan beweegt het ten
opzichte van de aarde, en omdat het veld beweegt, moet het mogelijk zijn die beweging op te
merken.
Het experiment werd uitgevoerd in een geïmproviseerd laboratorium in de kelder van een
gebouw van de Case Western Reserve University. De resultaten werden geïnterpreteerd door de
wetenschappers uit die tijd en volgens hen was bewezen dat er geen universeel energieveld
bestond. Met als gevolg dat alle dingen op zichzelf staan, wat betekent dat een gebeurtenis op de
ene plek nauwelijks – of geen – gevolgen heeft voor gebeurtenissen ergens anders.
Deze bevindingen bleven bijna een eeuw lang het fundament van een wetenschappelijke
theorie en lesmateriaal. Totdat het 19e-eeuwse experiment van Michelson en Morley in de 20e
eeuw werd herhaald, groeiden meerdere generaties op met het idee dat we in een wereld leven
waarin we van elkaar en de wereld om ons heen gescheiden zijn en dat de invloed van iets wat
we op een bepaalde plaats doen, niet verder reikt dan die plaats zelf. Deze overtuiging zag je in
onze maatschappij overal terug. In persoonlijke keuzes die ook van invloed waren op anderen, in
de groei van economische systemen waar sommige mensen van profiteerden ten koste van
anderen en in het groot in de relatie van de mens tot de aarde. Overal ter wereld namen
wetenschappers de aannames van Michelson en Morley voor waar aan. Tenminste … tot het
experiment 99 jaar later nog eens werd gedaan.
In 1986 kopieerde een wetenschapper genaamd E.W. Silvertooth het experiment van
Michelson en Morley tijdens een onderzoek dat werd gesponsord door de Amerikaanse
luchtmacht. Het wetenschappelijk tijdschrift Nature publiceerde de resultaten in een artikel met
de nietszeggende kop ‘Bijzondere relativiteit’. Met veel gevoeligere meetinstrumenten dan die
van Michelson en Morley in 1887 ontdekte Silvertooth het veld. Het bewoog inderdaad zoals
Michelson en Morley honderd jaar eerder hadden voorspeld.99 Ondertussen had hij wel een heel
wereldbeeld doorgeprikt.
Bijna een eeuw lang was de hoogste wetenschap van de moderne wereld gebaseerd op een
idee dat gewoon niet waar was. Gelukkig weten we inmiddels beter en kunnen we deze kennis
toepassen. Maar ondanks dit tweede experiment, dat het bestaan van het veld en de belangrijke
rol ervan voor ons leven heeft bewezen, wordt het principe van afgescheidenheid in sommige
tekstboeken en universiteiten nog altijd onderwezen. Hierdoor worden mensen van weer een
nieuwe generatie ook op het verkeerde been gezet.
In mijn ogen zijn het experiment van Michelson en Morley en het Human Genome Project
schoolvoorbeelden van hoe wetenschappelijke theorieën die op een bepaald moment in de tijd
alom worden gerespecteerd, kunnen en ook moeten veranderen wanneer nieuwe ontdekkingen de
eerdere aannames op hun kop zetten. Juist dit soort ontdekkingen zet de menselijke evolutieleer
volledig op losse schroeven. Het is heel belangrijk dat we aannames uit het verleden als individu
loslaten en dat ze publiekelijk afgewezen worden. Dit geldt dus ook voor het idee dat het DNA
dat ons maakt tot wat we zijn zuiver toevallig is ontstaan.
Sleutel 20: De bereidheid om een wetenschappelijke aanname als feit te
accepteren terwijl bewijzen ontbreken, kan leiden tot – en heeft geleid tot –
verkeerde conclusies in het denken over onszelf en onze relatie tot de wereld.
Een onmogelijke kans
Het gebruikelijke verhaal over het leven op aarde – de evolutieleer – vraagt dat we geloven dat
zich lang geleden precies de juiste omstandigheden voordeden, in precies de juiste verhoudingen
en op precies het juiste moment, waardoor een geschikte omgeving ontstond waarin bepaalde
krachten perfecte atomen konden maken die zich vervolgens tot elementen vormden waaruit de
eerste levensmolecuul ontstond. Van ons vragen om te geloven dat deze onwaarschijnlijke reeks
gebeurtenissen echt heeft plaatsgevonden is op zich al heel wat. Maar vervolgens moeten we ook
nog geloven dat deze eerste levensmolecuul de eeuwen heeft getrotseerd, zich heeft weten te
ontwikkelen, vermenigvuldigen en diversifiëren via een aanpassingsstrategie die bekendstaat als
survival of the strongest, en zo geworden is tot het lichaam dat we nu hebben en waarmee we het
leven kunnen leiden dat we nu leiden.
De kans dat zo’n reeks gebeurtenissen zich echt heeft voorgedaan is zo minimaal, dat het
bijna onmogelijk is.
De inmiddels overleden scheikundige Ilya Prigogine, tweevoudig Nobelprijswinnaar, was het
hiermee eens: ‘De statistische waarschijnlijkheid dat de organische structuren en de meest
nauwkeurige, op elkaar afgestemde reacties die typerend zijn voor levende organismen toevallig
zijn ontstaan, is nul.’100 In navolging van Prigogine kunnen veel wetenschappers dankzij de
meest geavanceerde wetenschappelijke methoden inmiddels ook zeggen dat het buitengewoon
onwaarschijnlijk is dat ons DNA bij toeval is ontstaan.
Voor zijn dood in 1989 berekende de Zwitserse wiskundige en natuurkundige Marcel Golay
de ontstaanskans van het eenvoudigste levende eiwit: 1 op 10450. Plantfysioloog en voormalig
hoofd van Utah State University Frank Salisbury berekende de kans voor het ontstaan van een
gewone DNA-molecuul op 1 op 10600.101
Deze getallen zijn onvoorstelbaar lang en geven de onwaarschijnlijk kleine kans dat zoiets
gebeurt weer. Daarom wil ik hier in het kort uitleggen wat wiskundigen hiermee willen zeggen.
Het getal 10600 is een korte schrijfwijze van de eenheid centiljoen, dat is een 1 met 600 nullen
erachter. Wanneer je dit volledig uitschrijft, ziet het er zo uit:
1,000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000,
000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000, 000
Dit enorme, volledig uitgeschreven getal laat zien hoe klein de kans is dat de eerste DNA-
molecuul bij toeval is ontstaan. Ik leg hier zo de nadruk op, omdat wetenschappers er over het
algemeen van uitgaan dat iets onmogelijk is wanneer de kans dat het gebeurt kleiner is dan 1 op
10110. Stel, dat dit de kans is dat je de loterij wint, dan zou je je lot waarschijnlijk weggooien
omdat je nagenoeg geen kans hebt. Wetenschappers zeggen dus zelf dat het ontstaan van DNA
bij een kans van 1 op 10110 eigenlijk al ‘onmogelijk’ is. Deze onmogelijkheid kunnen we
vervolgens met 5 vermenigvuldigen, dan komen we op 1 op 10600, wat dus nog véél
onwaarschijnlijker is!
De Engelse astronoom Sir Fred Hoyle en astrobioloog en wiskundige Chandra
Wickramasinghe schrijven in hun boek dat deze kans nog veel kleiner is, namelijk minder dan 1
op 1040.000. Ze baseren zich hierbij op het aantal ons bekende enzymen dat nodig is voor het
ontstaan van leven en de kans dat ze toevallig aanwezig zijn.102 Wanneer we het over zo’n
minimale kans hebben, verliezen de getallen bijna hun waarde.
Voor de niet-wiskundigen onder ons vergelijkt Hoyle deze krankzinnige statistieken met een
tornado die door een sloperij raast en van alle rondslingerende delen een Boeing 747 in elkaar
zet.103 Met deze onwaarschijnlijke mogelijkheid als uitgangspunt proberen wetenschappers achter
het ontstaan van het leven te komen. Maar als bewijzen aantonen dat we niet het resultaat zijn
van puur toeval, zoals de evolutieleer ons voorhoudt, dan krijgt het feit dat we bestaan een geheel
nieuwe betekenis.
Sleutel 21: Gerenommeerde wetenschappers zeggen dat het wiskundig gezien
onmogelijk is dat de genetische levenscode uitsluitend via het evolutieproces tot
stand is gekomen.
Evolutie: alsof je een vierkant in een cirkel probeert te persen
Toen Darwin in het midden van de 19e eeuw zijn evolutietheorie bekendmaakte, dacht men dat
nieuwe ontdekkingen in de decennia erna de theorie – die toen al als een wetenschappelijk feit
werd geaccepteerd – verder zouden bevestigen. Maar wat er is gebeurd, gaat tegen de
verwachting in. Het bewijs ondersteunt de menselijke evolutie niet. Maar dit bewijs heeft niet
geleid tot een nieuw verhaal over het ontstaan van de mens, integendeel, voortdurend probeerde
men de nieuwe ontdekkingen binnen het raamwerk van de bestaande evolutietheorie te persen.
Kort samengevat: dit zien we terug in de pogingen van conventionele wetenschappers, die op
de evolutionaire stamboom van primaten een link proberen te leggen tussen de oeroude fossielen
van primaten en de moderne mens. Sommige massamedia, zoals PBS, bieden hun publiek niet
het hele plaatje, zoals in de op vooroordelen gebaseerde documentaire over de evolutie. En er
zijn academici, zoals de bioloog Richard Dawkins, die iedereen die de conventionele kennis over
het ontstaan van de mens in twijfel trekt, vernederen en belachelijk maken. Volharden dat de
bewijzen de bestaande theorieën ondersteunen, is hetzelfde als proberen een vierkant blokje in
een ronde opening te persen. Het is zeker mogelijk om net zo lang op zo’n vierkant blokje te
hameren tot hij muurvast in het ronde gat zit, maar goed passen zal het nooit, simpelweg omdat
het er niet in hoort.
Ontdekkingen over het menselijk DNA leren ons dat onze soort niet keurig netjes binnen het
traditionele evolutieverhaal past. Toch blijven mensen proberen om de feiten in de theorie te
hameren. Maar zo zullen we het raadsel van ons bestaan nooit weten op te lossen.
Geen weg terug
Een vriendin kocht een fantastisch goede computer met de nieuwste software. Dat was negen jaar
geleden. Maar vervolgens downloadde ze geen nieuwe updates voor de hardware en software,
verbeterde beveiliging en een sneller besturingssysteem. Ze was druk met haar werk en ze
schonk weinig aandacht aan de melding ‘nieuwe updates beschikbaar’.
De eerste jaren waren de gevolgen van het niet-updaten nog nauwelijks merkbaar. Sommige
updates hadden niet veel om het lijf en ze had ze eigenlijk niet nodig voor haar dagelijkse werk
op de computer. Die kleine updates hadden een nummer dat volgde op het versienummer: v1.1,
v1.2, v1.3, enzovoorts. Maar toen de ontwikkelaars met grote veranderingen in de software
kwamen waarvoor je een heel nieuwe versie nodig had, v2.0 bijvoorbeeld, werd het een ander
verhaal. Alle nieuwe software ging nu in haar computer op zoek naar oudere updates, om daarop
verder te bouwen.
Op een dag was mijn vriendin al heel ver met de redactie van een nieuw boek en probeerde ze
om een bestand van haar uitgever, die een ander besturingssysteem gebruikte, te openen. Toen
werd alles anders. Ze belde me en vroeg om hulp. ‘Mijn computer is vastgelopen! Hij zit
helemaal vast, ik kan hem niet eens meer uitdoen’, zei ze.
Nadat ik enkele nutteloze suggesties had gegeven, drong het tot me door wat er aan de hand
zou kunnen zijn – wetend van mijn vriendin haar afkeer voor software uploads. ‘Welke versie
van het besturingssysteem gebruik je?’ vroeg ik.
Haar antwoord maakte duidelijk wat het probleem was. De software op de computer van mijn
vriendin was al jaren niet vernieuwd en dus sterk verouderd. Om goed te kunnen functioneren,
had de software waarmee ze haar boek redigeerde behoefte aan de nieuwste upgrade. En die zat
niet in haar systeem.
Mijn vriendin kon twee dingen doen: een hele middag besteden aan het stuk voor stuk
downloaden en installeren van de eerdere versies van de software die ze in de loop der jaren aan
zich voorbij had laten gaan, of eindelijk die nieuwe computer met de laatste software kopen die
ze al veel eerder had moeten aanschaffen. Ik wist dat mijn vriendin duurzaamheid en het zo lang
mogelijk gebruiken van elektronica hoog in het vaandel heeft staan en was dus niet verrast door
haar keuze. Ze heeft een dag besteed aan het updaten van haar oude, vertrouwde computer.
Een nieuw verhaal op oude fundamenten
Het verhaal over mijn vriendin en haar verouderde computer is een metafoor voor wat er
tegenwoordig speelt in de wetenschappelijke gemeenschap ten aanzien van de verbreding van de
menselijke evolutietheorieën. Toen Darwin zijn theorie in 1859 introduceerde, was dit
denkversie 1.0. Toen er na verloop van tijd nieuwe technologieën beschikbaar kwamen waardoor
de wetenschap ongelooflijke, nieuwe ontdekkingen deed op het gebied van de moleculaire
biologie en het menselijk genoom, had de theorie geüpgraded moeten worden naar v1.1, v1.2,
enzovoorts. Maar dit is niet gebeurd.
De wetenschappelijke methode is gebaseerd op het principe van waarneming tijdens
individuele onderzoeken en die leiden dan tot upgrades van onze gemeenschappelijke
basiskennis. De bedoeling is dat de wetenschap voortdurend wordt geüpdatet en herzien wanneer
nieuwe informatie voorhanden is.
In werkelijkheid is de onwil – en soms ook het regelrechte verzet – van de academische en
wetenschappelijke wereld om de nieuwe ontdekkingen op het gebied van de menselijke
ontwikkeling van de afgelopen honderdvijftig jaar te erkennen, te vergelijken met de weerzin van
mijn vriendin om haar computersysteem regelmatig te upgraden. En nu, schijnbaar uit het niets,
veranderen ontdekkingen zoals de DNA-versmelting op het menselijk chromosoom 2 het hele
verhaal. Proberen om dit soort ontdekkingen in te passen in het bestaande evolutieverhaal, is
hetzelfde als proberen om een heel nieuwe versie van een softwareprogramma te downloaden op
een computer die deze versie niet ondersteunt. De v2.0 DNA-ontdekkingen verschillen zoveel
van het oorspronkelijke concept over de evolutie, dat je ze niet kunt inpassen. De v1.0-theorie
komt gewoon niet meer overeen met de feiten.
Mijn vriendin deed wat de wetenschappelijke gemeenschap van tegenwoordig ook doet: ze
deed haar best om het bestaande softwaresysteem op haar computer te ‘repareren’, zodat het de
nieuwe toevoegingen zou ondersteunen. Mijn vriendin ontdekte echter dat er op een gegeven
moment geen weg terug meer is wat betreft computers en de software die ze aankunnen. De
software voor een bepaalde computer is direct gekoppeld aan de ‘moeren en schroeven’ van het
mechanisme: de chips, processors en het vermogen dat ze hebben. Als geavanceerde software
vraagt om een geheugen en snelheid die de bestaande hardware niet kan leveren, dan kun je de
nieuwe software niet gebruiken. Ondanks alle inspanningen van mijn vriendin om de gemiste
upgrades binnen te halen, moest ze toch investeren in een nieuwe computer met de hardware die
de nieuwste versies van het programma dat ze voor haar werk nodig had kon draaien.
Precies op dit punt zijn we aanbeland in het verhaal over het ontstaan van de mens. De poging
om het verhaal over de precieze, snelle DNA-mutaties zoals op FOXP2 en het menselijk
chromosoom 2 in te passen in het bestaande verhaal over een lang, langzaam en geleidelijk
evolutieproces, werkt niet. Dat kan ook niet, want de ontdekkingen die hieraan voorafgingen zijn
door de evolutietheorie genegeerd. We hebben het punt bereikt waarop er geen weg terug meer
is.
De oude, vertrouwde computer van mijn vriendin waar ze zoveel aan had gehad, was
hopeloos verouderd. Zo is nu ook het verhaal over de mens zoals we dat in het verleden aan
elkaar vertelden, hopeloos verouderd. Het is nu de tijd om in een nieuwe theorie te investeren,
één die de afwijkende informatie waarvoor wetenschappers in het verleden geen verklaring
hadden, accepteert.
Genetici en biologen hebben een gedachtesprong moeten maken om de bewijzen van het
Human Genome Project een plek te kunnen geven. Natuurkundigen moesten hun theorieën
bijstellen en aanpassen aan de meest recente resultaten van het Michelson-Morley-experiment.
Zo zullen ook wij ruimte moeten maken voor nieuwe, toekomstige ontdekkingen, die de meest
gekoesterde overtuigingen van onze huidige, leidende denkers weleens op hun kop zouden
kunnen zetten. Op een prachtige, misschien onverwachte manier, lijkt het erop dat de wetenschap
ons alles wat we hiervoor nodig hebben al heeft gegeven. De bouwstenen voor het verhaal over
de mens v2.0 liggen er al. De vraag is alleen: hoe gaan we om met de bewijzen die er al zijn?
Een upgrade van het verhaal over de mens
Vergelijkbaar met de uitkomst van het Human Genome Project doet de wetenschap, waarvan
werd verwacht dat ze Darwins evolutietheorie zou ondersteunen en het raadsel rond ons ontstaan
zou oplossen, precies het tegenovergestelde. Nieuwe ontdekkingen confronteren een lange,
wetenschappelijke traditie met schokkende gevolgen. Het is ironisch dat het bewijs ons een
richting instuurt die parallel loopt aan enkele van de oudste en meest gekoesterde tradities die
verhalen vertellen over ons ontstaan. Voor alle duidelijkheid geef ik hier een beknopte
opsomming van de bewijzen uit de voorafgaande hoofdstukken, ze zijn de bouwstenen van het
nieuwe verhaal over de mens.
Feit 1: De verbanden die in de conventionele, menselijke evolutiestamboom worden gelegd, zijn
slechts speculatief. Er wordt van uitgegaan dat ze bestaan en dit wordt ook als feit onderwezen
op scholen, maar honderdvijftig jaar onderzoek heeft geen enkel fysiek bewijs opgeleverd dat de
verbanden zoals afgebeeld op de menselijke evolutiestamboom bevestigt.
Feit 2: Als de fossiele gegevens die we hebben kloppen, verscheen de Europese vroege moderne
mens ongeveer 200.000 jaar geleden plotseling op aarde. Hij bezat de ontwikkelde
eigenschappen waarmee hij zich onderscheidde van alle andere levensvormen die zich al hadden
ontwikkeld en die zich tot op de dag van vandaag hebben ontwikkeld. Deze eigenschappen zijn
onveranderd in ons aanwezig en bestaan onder meer uit:
• hersenen die 50 procent groter zijn dan die van de primaat waaraan we het meest verwant
zijn: de chimpansee;
• rechtopstaande houding en een hoogontwikkelde handvaardigheid;
• een hoogontwikkeld taalvermogen;
• een uitgebreid neuraal netwerk met bijzondere vermogens, zoals een diepe intuïtie en
ogenblikkelijke toegang tot de wijsheid van het hart.
Feit 3: Uit het ontbreken van een gemeenschappelijk DNA tussen EEMH’s en Neanderthalers
blijkt dat wij, de Europese vroege moderne mens, niet afstammen van de Neanderthalers.
Verdere onderzoeken hebben aangetoond dat onze voorouders de aarde deelden met de
Neanderthalers van wie men eerder dacht dat zij een van onze voorlopers waren. Maar omdat we
de aarde met hen deelden, kunnen we logischerwijs niet van hen afstammen.
Feit 4: DNA-analyse toont aan dat:
• het DNA dat ons onderscheidt van andere primaten het resultaat is van een raadselachtig
‘samensmeltingsproces’ waaruit het op een na grootste chromosoom in het menselijk
lichaam ontstond: het menselijk chromosoom 2;
• de manier waarop het menselijk chromosoom 2 is samengesmolten – het ‘uitschakelen’ of
verwijderen van overlappende functies, wat ook nog eens snel gebeurde in plaats van
langzaam en over een lange periode – erop wijst dat onze menselijkheid het gevolg is van
meer dan alleen het evolutieproces.
Deze vier feiten geven al meer dan genoeg redenen om het traditionele verhaal over wie we zijn
te herzien. We zijn duidelijk niet het product van een evolutieproces. In ieder geval niet van het
soort evolutie dat Charles Darwin voor ogen had toen hij in de 19e eeuw zijn oorspronkelijke
theorie naar buiten bracht. Uit de wetenschappelijke onwaarschijnlijkheid dat het DNA waaraan
wij onze menselijkheid te danken hebben toevallig ontstond – vergelijkbaar met de kans dat een
tornado die door een schroothandel raast een vliegtuig in elkaar zet – kun je concluderen dat wij
mensen niet het resultaat zijn van willekeurige gebeurtenissen die door puur toeval in gang zijn
gezet.
Dan blijft er één simpele vraag over: accepteren we de gegevens die de hoogste wetenschap
van dit moment ons voorlegt? Als we ‘ja’ zeggen, zullen we ook het verhaal over de nieuwe
mens moeten omarmen, omdat dit beter aansluit bij de bewijzen die we hebben verzameld.
Terwijl de moderne wetenschap worstelt met de betekenis van de nieuwe bewijzen en hoe deze
in te passen binnen het verhaal over ons ontstaan, hebben de natuurvolkeren op aarde en
beoefenaars van enkele van de meest geaccepteerde, spirituele tradities in de wereld hier geen
enkele last van. In hun ogen herbevestigen en verdiepen de moderne bewijzen hun acceptatie van
de eeuwenoude overleveringen die de kern vormen van hun overtuigingen.
De helft van de wereldbevolking zegt aanhanger te zijn van een van de drie grote religies –
jodendom, christendom en islam – die voortkomen uit een gemeenschappelijke geschiedenis. Het
is daarom geen verrassing dat de nieuwe wetenschappelijke bewijzen in zo’n groot deel van de
wereld zo positief worden ontvangen.
Oude overleveringen van een doelbewust ontstaan
De geschrift en van bijna alle oude en gekoesterde spirituele tradities zijn het erover eens dat wij
mensen verbonden zijn met iets dat groter is dan wijzelf en onze onmiddellijke omgeving.
Hoewel de verhalen over het ontstaan van de mens binnen deze tradities behoorlijk kunnen
verschillen, zijn er ook verrassend veel overeenkomsten. Enkele gemeenschappelijke thema’s
zijn bijvoorbeeld:
• Een hoogontwikkelde intelligentie en een doelbewuste handeling zijn verantwoordelijk
voor ons ontstaan.
○ Het gebruik van de termen zij of engelen (in de oude taal van de auteurs) in hun
beschrijvingen van de menselijke schepping suggereert dat er sprake is van
groepsintelligentie.
• Beschrijvingen die vertellen dat wij het product zijn van de stof/klei/aarde van onze
planeet, die samensmelt met een essentie die niet van deze wereld is.
○ In de drie abrahamitische tradities – jodendom, christendom, islam – wordt de stof of
klei van de aarde gebruikt om het eerste menselijk lichaam te creëren.
○ Na de schepping van, bijvoorbeeld, het eerste menselijk lichaam wordt het leven in de
neus van de persoon ‘geademd’ en mengt het bloed van een wezen met een hogere
intelligentie zich met het lichaam van de eerste mens.
De oude tradities schreven heel gedetailleerd en zorgvuldig over de intieme onderlinge
verbondenheid van onze schepping. En ook over hoe we, net als onze eerste voorouders,
ingeblazen werden met wat wordt omschreven als een speciale vonk van een mysterieuze
essentie, die ons voor altijd verbindt met elkaar en met iets wat we niet kunnen zien en wat
voorbij onze fysieke wereld ligt.
Deze details zijn voor een groot deel niet meer terug te vinden in hedendaagse vertalingen
van de christelijke Bijbel, maar uit oude Hebreeuwse literaire bronnen, zoals de Haggada en
bepaalde ‘verloren’ rollen, blijkt dat deze detaillering wel voorkomt in de oorspronkelijke tekst.
Deze mystieke vonk, die de wetenschap tot op heden nog niet heeft kunnen meten, onderscheidt
ons van alle andere levensvormen op aarde.
Hier volgen enkele sleutelvoorbeelden van oude verhalen met daarin de gemeenschappelijke
elementen waaraan ik refereer.
Het Soemerische scheppingsverhaal. Waar nu Irak ligt, lag vroeger het Soemerische rijk.
Dit wordt algemeen beschouwd als de bakermat van de beschaving. (Nieuwe ontdekkingen,
zoals bij Göbekli Tepe in Turkije, tonen aan dat er meer plekken van andere vroege
beschavingen zijn die even oud of ouder zijn.) Het Soemerische scheppingsverhaal staat op een
kleitablet gevonden in zuidoost-Irak, in Nippoer, zoals de stad in de Oudheid heette.
Volgens dit scheppingsverhaal, dat onder archeologen bekend is onder de naam ‘Eridoe
Genesis’, werd de eerste mens in Nippoer geschapen. Het verhaal beschrijft een tijd waarin
meerdere goden over de aarde heersten. Om redenen die in de tekst gedetailleerd worden
uitgelegd, wordt een van de goden geofferd. Zijn bloed wordt vermengd met de klei waarmee de
eerste mens wordt geschapen.
Dit fragment gaat hierover:
In klei worden god en mens verbonden.
Tot een eenheid worden zij samengesmeed,
Het Vlees en de Ziel – in een god gerijpt.
Tot het einde der dagen zal die ziel
In bloedverwantschap verbonden zijn.104
Dit verhaal suggereert dat we het product zijn van een doelbewuste daad, die door
hoogontwikkelde, mensachtige wezens werd overzien. Zij hebben ieder van ons bepaalde
eigenschappen meegegeven door ze aan deze nieuwe mens te geven.
De eerste mens in de joodse, christelijke en islamitische traditie. Een van de terugkerende
thema’s binnen oude scheppingsverhalen is dat het ontstaan van de mens wordt toegeschreven
aan de daden van hoger ontwikkelde wezens uit een andere wereld. Orale tradities als de
Hebreeuwse midrasj en de vroege kabbala zeggen dat de schepper zijn engelen vraagt:
Ga en breng me stof van de vier uithoeken van de aarde, hieruit zal ik de mens scheppen.105
In vergelijkbare woorden verwijst de heilige Koran naar Gods schepping van de mens uit
natuurlijke elementen:
We schiepen je uit stof.106
Op een andere plaats in de Koran staat echter dat God de mens uit water geboren laat worden:
Hij [God] is het die de mens uit water schiep.107
Deze laatste twee beschrijvingen lijken misschien tegenstrijdig, maar wanneer we dieper op de
verzen ingaan, lost het raadsel zich op. De eerste beschrijving, waarin Adam uit stof wordt
geschapen, is onderdeel van een groter geheel waarin een reeks gebeurtenissen wordt beschreven
die leidt tot de eerste levende wezens. In de verzen staat te lezen dat er, nadat Adam stof
geworden is, een scheppingsproces op gang komt waarin meer levensvormen ontstaan terwijl de
eerste mens verder vorm aanneemt. Volgens de tekst wordt de mens behalve uit stof vervolgens
ook gemaakt van:
(…) een kleine levenskiem, dan van een klont, vervolgens van een homp vlees, voltooid, maar
niet volledig, dat willen We voor alles duidelijk maken.108
Zo vult de Koran de traditionele omschrijving van Adams schepping aan met details over hoe de
‘stof’ tot vlees wordt.
In de westerse wereld antwoordt iemand aan wie we vragen waar de eerste mens van is
gemaakt vaak met iets vergelijkbaars, namelijk dat we van hetzelfde ‘spul’ zijn gemaakt als de
wereld: klei, modder of stof. Ter ondersteuning verwijzen we dan vaak naar het Bijbelse
scheppingsverhaal uit Genesis, een verhaal dat door bijna twee miljard mensen uit de joodse en
christelijke traditie wordt gedeeld. Het verhaal van Adam geeft de meest basale beschrijving van
het ontstaan van de mens. Bedrieglijk eenvoudig in vorm vertelt Genesis in heldere taal over het
wonder van de menselijke schepping.
Toen maakte God, de Heer, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde.109
Het scheppingsverhaal van de Maya’s. Vanaf ongeveer 250 n.Chr. tot 900 n. Chr. bloeide de
Maya-cultuur in een groot gedeelte van Noord-Amerika. Dit strekte zich uit van wat nu het
noorden van Mexico is, tot het zuiden en omvatte het hele schiereiland Yucatán, de huidige
landen Belize en Guatemala en delen van Honduras en El Salvador. De Maya-beschaving wordt
beschouwd als een van de zes ‘wiegen van de beschaving’, die zich op verschillende plekken op
aarde, in verschillende tijden en onafhankelijk van elkaar lijken te hebben ontwikkeld. De andere
vijf zijn Mesopotamië en de beschavingen van de rivier de Nijl, de Indus, de Gele Rivier en de
centrale Andes van Peru.110
De oude Maya’s kenden een heel complex wiskundig systeem en een hoogontwikkelde
manier van schrijven met hiërogliefen. Ze hadden een uitgebreide kennis van de kosmische cycli
en een goed uitgewerkt scheppingsverhaal, dat tegenwoordig bekendstaat als de Popol Vuh. De
manier waarop het verhaal over de schepping van de mens hierin beschreven wordt, lijkt heel
veel op een oud verhaal uit enkele van oorsprong Semitische geschriften. Volgens de Popol Vuh
mislukte de eerste poging om de mens te scheppen. Vervolgpogingen leidden tot een verfijning
van het scheppingsproces.
De Maya’s hadden een uitgebreide kennis van het universum (wat pas halverwege de 20e
eeuw werd bevestigd). Ze schreven hun ontstaan toe aan een doelbewust proces dat in gang werd
gezet door een reeds bestaande intelligentie en niet aan een spontaan en willekeurig natuurlijk
proces. De beschrijving in de Popol Vuh begint als volgt:
Samen maakten ze een lichaam, maar het was niet goed (…) We moeten het opnieuw proberen.111
Dit zijn slechts enkele voorbeelden waaruit blijkt dat veel teksten van oude en natuurvolkeren
over de schepping van de mens dezelfde elementen bevatten. Hoewel de verslagen in details
verschillen, vertonen de hoofdthema’s verrassend veel overeenkomsten. Ze vertellen dat we:
1. het product zijn van een doelbewuste handeling;
2. als zodanig verbonden zijn met een veel grotere universele familie;
3. de eigenschappen van onze schepper(s) in ons hebben.
Dit zijn precies de onderwerpen waar de huidige evolutietheorie geen antwoord op heeft.
Sleutel 22: Bijna alle oude en natuurtradities beschouwen ons ontstaan als een
doelbewuste, intentionele handeling.
Evolutie? Creationisme? Of …?
De ideeën over ons ontstaan waren altijd in twee kampen te verdelen. Wie niet in de evolutie
geloofde, vond bijna automatisch een antwoord bij de creationisten en hun verhaal over een
goddelijk begin, dat overeenkomsten vertoont met het Bijbelverhaal. Door deze manier van
denken, deze ‘bagage’ van de religieuze doctrine van de creationisten aan de ene kant, en aan de
andere kant de ‘bagage’ van de wetenschapsfanaten die een fundamentalistische evolutieleer
aanhangen, was het bijna onmogelijk een derde mogelijkheid te onderzoeken. Toch vertelt DNA-
onderzoek dat zo’n derde mogelijkheid bestaat.
De wetenschap heeft aangetoond dat ons FOXP2-gen en hoogontwikkeld taalgebruik zijn
ontstaan door een mutatie, en het menselijk chromosoom 2 en de bijbehorende, hoogontwikkelde
hersenfuncties door een samensmelting. Bovendien zijn er bewijzen die erop duiden dat deze
mutaties niet alleen het gevolg kunnen zijn van evolutie. Dit alles vraagt dat wij verder denken
dan het creationisme en de evolutieleer wat betreft het ontstaan van de mens. Laten we deze
derde mogelijkheid met het oog op onze discussie geleide mutatie noemen. Hiermee erkennen
we dat de mutaties zich daadwerkelijk hebben voorgedaan en tegelijkertijd dat de evolutie niet
als enige bijgedragen heeft aan deze mutaties.
De naam zegt het helemaal. Een kracht die momenteel geen plek heeft in het
wetenschappelijke verhaal is verantwoordelijk voor de precisie, timing en verfijning van de
mutaties die ervoor hebben gezorgd dat we zijn wie we zijn. Deze onbekende kracht leidde,
stuurde, de mutaties waarvan de wetenschap nu heeft bewezen dat ze bestaan. De term geleide
mutatie geeft dit proces precies weer en maakt tegelijkertijd de weg vrij voor de vraag die wel
gesteld moet worden: wie of wat leidde er dan?
Het idee van geleide mutatie brengt ons natuurlijk meteen naar verklaringen over ons bestaan
die historisch gezien aan religies waren voorbehouden en, meer recenter, naar bovenaardse
verklaringen die buiten het gebied van de wetenschap liggen – in ieder geval van de wetenschap
van tegenwoordig. Omdat wetenschap is gebaseerd op inzicht in de natuur en de talloze
manieren waarop de natuur zich uitdrukt, gaat een bovennatuurlijke verklaring van het ontstaan
van de mens per definitie verder dan een natuurlijke en deze ligt daarom buiten het bereik van de
wetenschap.
In mijn ogen, de ogen van een wetenschapper, gaat de mogelijkheid van geleide mutatie
verder dan Darwins theorie én verder dan het creationisme. De bewijzen vragen wat mij betreft
niet om een bovennatuurlijke verklaring, maar leiden direct naar een nieuw en breder begrip van
de aard van de natuur en de manier waarop deze zich uitdrukt. Dit nieuwe begrip lijkt ons
lichtjaren verder te brengen dan de beperkte kijk op ons ontstaan die we in het verleden hebben
omarmd. Met andere woorden: als we bereid zijn de diepste waarheden over ons ontstaan te
aanvaarden, kunnen we misschien eindelijk ook de diepste mysteriën van de kosmos en onze
plaats hierin ontrafelen.
Deze ontdekkingstocht leidt tot wat sommige wetenschappers Pandora’s doos vol
mogelijkheden hebben genoemd. Wordt deze doos eenmaal geopend, dan kan de inhoud niet
meer teruggestopt worden. Het nieuwe verhaal over de mens leidt ons van het raadsel rond ons
mens-zijn, via het kleine aantal genen dat werd ontdekt bij het Human Genome Project, naar het
mysterie van de mutaties die leidden tot het FOXP2-gen en het menselijk chromosoom 2. Het zal
verklaren waarom onze voorouders geen vroege moderne mens, met dezelfde bouw als wij, zijn
geworden vanwege puur toeval, het geluk van de juiste genen en willekeurige mutaties.
Wanneer we deze derde mogelijkheid van geleide mutatie openhouden, belanden we op het
gebied van de niet-gemeten velden, onbekende krachten en een onbekende intelligentie waar de
wetenschap in het verleden geen rekening mee heeft willen houden. Hier aangekomen zal het
wetenschappelijke antwoord op de vraag Wie zijn we? fundamenteel veranderen. Als we de
bestaande bewijzen opnieuw durven te interpreteren, zullen de nieuwe conclusies die hierop
volgen ons op een nieuwe manier laten kijken naar onszelf en ons potentieel. Het kan ons ook
nieuwe perspectieven bieden op de manier waarop we leven en onze problemen proberen op te
lossen. Maar het belangrijkste is misschien wel dat ons gevoel van eigenwaarde en de
waardering voor de waarde van ieder menselijk leven erdoor kunnen veranderen.
Tegenwoordig zijn er mensen die dagelijks uren doorbrengen in stoffige archieven en op
genealogie-websites, om meer te weten te komen over hun familieverleden en hiermee ook over
zichzelf als individu. Ik denk dat we op een vergelijkbare manier ook de verbinding kunnen
leggen met de diepe waarheid over ons ontstaan als mens. We voelen ons vaak ergens bij horen,
en ook trots, als we onze familielijnen onderzoeken en beseffen welke prestaties onze voorouders
hebben geleverd om ons leven mogelijk te maken. Datzelfde gevoel van trots en erbij horen
ontstaat ook als je ontdekt dat je leven het resultaat is van een doelbewuste handeling van geleide
mutatie.
Ik heb met biologen, antropologen en andere mensen uit de wetenschappelijke wereld
gesproken over de bewijzen die ik tot nu toe in dit boek heb genoemd en over de consequenties
ervan. Hun reactie was voorspelbaar. Als ik suggereer dat de evolutietheorie geen
wetenschappelijk verhaal over ons ontstaan is, denken ze in eerste instantie dat ik een grap maak.
Als ze vervolgens merken dat ik heel serieus ben, veranderen de toon van het gesprek en de
uitdrukking op hun gezicht. Sommige mensen worden agressief of zijn verontwaardigd. Ze
voelen zich persoonlijk aangesproken en vragen waarom ik, als vriend, alle jaren die ze hebben
lesgegeven en waarin ze een reputatie hebben opgebouwd, probeer te ondermijnen.
Anderen, vaak tijdens dezelfde bijeenkomst, worden stil en trekken zich terug. Onder vier
ogen vertellen ze me soms dat ze deze discussie wel hadden voelen aankomen, alleen wisten ze
niet wanneer zij zou komen. Het moest er wel van komen, zeggen ze, omdat van ontdekkingen
die eerder als afwijkend en uitzonderlijk werden beschouwd, in korte tijd duidelijk is geworden
dat ze vaker voorkomen. Hierdoor werd duidelijk dat de wetenschap op het verkeerde spoor zat
bij het oplossen van het mysterie rond ons ontstaan. Aan de basis van het nieuwe verhaal over
het menselijk leven ligt weer een ander verhaal. Dit ontvouwt zich nu, heeft de afmetingen van
het universum zelf en beschrijft een heel ander soort leven.
We denken dat het levende universum ‘dood’ is
Al meer dan driehonderd jaar geloven wij dankzij het wetenschappelijke verhaal over het
ontstaan van het universum dat wij in een ‘dood’ universum leven. Zo bezien is het universum
gemaakt van inert materiaal, zoals het stof van geëxplodeerde sterren of het puin van botsende
asteroïden en uiteenvallende planeten. Waarom zou je in een dood universum willen leven? Wat
voor zin heeft dat? Maar nieuwe ontdekkingen door pionierende onderzoekers geven voldoende
redenen om ons verhaal over het dode universum te herzien. Dit wil zeggen dat het leven dus
misschien wel een zin en doel heeft.
Sociaal-wetenschappelijk onderzoeker Duane Elgin is een van de eersten die beschrijft hoe
het nieuwe wetenschappelijke paradigma over een levend universum ons dagelijks leven zou
kunnen beïnvloeden. Elgins filosofie, gebaseerd op bestaande, wetenschappelijke bewijzen, gaat
ervan uit dat het universum een levende entiteit is die groeit, zich ontwikkelt en dus geen
levenloos systeem is. Hij toont aan dat de manier waarop wij het universum en onze plek hierin
beschouwen, aan de basis ligt van onze manier van leven en problemen oplossen, met name aan
hoe we met elkaar omgaan.
Als het waar is dat we in een dood universum leven, is het logisch dat we doen wat we in het
verleden ook al hebben gedaan: alle hulpbronnen zoveel mogelijk uitbuiten en de vruchten ervan
plukken. Doordat we ervan uitgaan dat we ons in een levenloos universum bevinden, ‘gebruiken
we’, in de woorden van Elgin, ‘dat wat dood is ten bate van de levenden. Consumentisme en
uitbuiting zijn het logische gevolg van een dood universum-perspectief.’112 Zo heeft de mensheid
tot nu toe geleefd, enkele uitzonderingen daargelaten.
Het is niet toevallig dat Elgins beschrijving van consumentisme en uitbuiting de wereld
waarin we tegenwoordig leven goed weergeeft. Zoals de evolutietheorie heeft doen geloven dat
menselijk leven het resultaat is van toevallige omstandigheden, zo zijn we ook gaan denken dat
het universum één grote hulpbron is waarin wij het voor het zeggen hebben en die we naar
believen kunnen uitbuiten.
Het probleem met deze manier van denken is, dat deze uiteindelijk heeft geleid tot uitputting
van de natuurlijke rijkdommen, niet-duurzame vormen van voedselproductie en conflicten over
schaarse natuurlijke hulpbronnen die de oorzaak zijn van veel leed dat we tegenwoordig om ons
heen zien.
Maar Elgin is ervan overtuigd dat we deel zijn van een levend systeem. Hij meent dat kennis
van de waarheid de manier waarop we met elkaar omgaan zal veranderen, dat we op een
duurzamere manier zullen gaan leven en meer zullen gaan samenwerken. De parallellen die we
overal in het universum, in alle levende systemen, aantreffen, maken zijn ideeën geloofwaardig.
Van microben en neurale netwerken tot ecosystemen en het gedrag van hele populaties, vertonen
alle levende systemen, ongeacht hun grootte, kenmerken die erop duiden dat energie en
informatie worden gedeeld. Ter verdediging van zijn theorie voert Elgin aan dat het universum:
• een groot geheel is en direct, sneller dan het licht en niet-plaatsgebonden met zichzelf kan
communiceren;
• wordt onderhouden door een voortdurende stroom energie van onvoorstelbare omvang;
• vrij is tot op het diepste kwantumniveau.113
Elgin geeft meteen toe dat deze eigenschappen op zichzelf nog niet willen zeggen dat we
onderdeel zijn van een levend universum, maar hij zegt er wel bij dat ieder feit iets toevoegt aan
een groeiende informatiestroom die deze theorie ondersteunt.114 Op grond van reeds bestaande
gegevens mogen we ervan uitgaan dat wij als levende wezens onderdeel uitmaken van deze
energie- en informatie-uitwisseling. Ons bestaan heeft een bedoeling die groter is dan de
rekeningen op tijd betalen.
Sleutel 23: Steeds meer bewijzen duiden erop dat wij onderdeel zijn van een
levend en energiek universum, dat veel meer is dan alleen inert stof, gas en lege
ruimte.
In een levend universum heeft het leven een bedoeling
Het ligt voor de hand dat er in een levend universum veel verschillende leefsystemen zijn. Dit is
logisch omdat het leven zelf de stuwende kracht achter het systeem is. De ontdekking dat wij als
levende wezens onderdeel zijn van een veel groter levend systeem, betekent dat ons leven veel
meer is dan alleen geboren worden, een paar plezierige jaren op aarde en sterven. Het betekent
dat ons leven op de een of andere manier, verborgen onder alles wat we kennen en zien, een
bedoeling heeft.
Hier gaat ons verhaal verder dan wat wetenschappelijk bewezen is.
Sleutel 24: Als wij het resultaat zijn van meer dan puur toeval, is het logisch dat
ons leven meer is dan alleen overleven. Het suggereert dat ons leven een
bedoeling heeft.
In onze maatschappij kunnen we momenteel twee manieren van denken over onszelf en het
universum waarin we leven onderscheiden. Elgins levende universum toont een breder
perspectief van leven dat van boven tot onder zinvol is en een bedoeling heeft, van het
macroniveau van het universum als levende entiteit, waarin, op microniveau, de levende cellen
van ons lichaam tot vorm komen. De ontdekkingen die ik heb genoemd leveren bewijzen van al
deze lagen, van de microwereld van gemuteerd DNA dat leidt tot complexe levensvormen
binnen de macrocontext van Elgins levende universum.
Als we het universum als een levend geheel zien, verandert alles. De volgende woorden van
Elgin zijn een prachtig voorbeeld van deze manier van kijken.
In een levend universum wordt ons fysieke bestaan doordrongen van en gevoed door een
levendigheid die niet te scheiden is van het grotere universum. Wanneer we onszelf
beschouwen als onderdeel van een ononderbroken scheppingsweefsel, dan wordt ons besef
van verbondenheid en mededogen met het leven als geheel gewekt. Dan beseffen we hoe
kostbaar ons lichaam is, dit biologisch afbreekbare voertuig waarmee we een steeds diepere,
wakkere levendigheid kunnen ervaren.115
Hier ligt misschien wel het antwoord op de vraag naar de zin van het leven. Wanneer er sprake is
van een levend universum, betekent dit dat wij onderdeel zijn van de wereld om ons heen en hier
niet van afgescheiden zijn. Bovendien is onze levendigheid dan onderdeel van een grotere
levendigheid. En omdat groei, verandering en voortbestaan het ware doel van het leven in het
universum zijn, zijn dit ook de kwaliteiten die we als mens gedurende onze tijd in de wereld
moeten nastreven en omarmen.
Door de ervaringen waarmee we in ons leven te maken krijgen, leren we onszelf beter
kennen, als individu en als soort. Dit geldt bij alle ervaringen: de bevrediging en frustraties van
al het werk dat we doen; de betovering en het gebroken hart bij onze intieme relaties; de
onuitsprekelijke vreugde als je een kind krijgt en het onverdraaglijke verdriet als je een kind
verliest; de keuze om iemand van het leven te beroven of om een leven te redden; iedere oorlog
die we beginnen en iedere oorlog die we beëindigen.
Onuitgesproken, en misschien ook onbewust, creëren we misschien wel precies die
ervaringen die ons bij de grens brengen van wie we denken te zijn en wat onze mogelijkheden
zijn. Steeds als we onszelf op die rand zetten en groeien, ontdekken we dat we nog meer te weten
kunnen komen. We voelen ons wakker en levendig en kunnen hiervan genieten als we dat willen.
In wezen is dit de definitie van een levend universum en onze rol erin. Doordat we leven
kunnen we zolang we leven de essentie van onze unieke ervaringen als het ware ingieten in een
al levende en extreem diverse entiteit. Misschien zegt Ray Bradbury het wel het allerduidelijkst:
Wij zijn een wonder van kracht en materie dat zichzelf herschept in verbeeldingskracht en
wil. Ongelooflijk. De levenskracht die experimenteert met vormen. Jij de ene. Ik de andere.
Het universum heeft zichzelf in leven geschreeuwd. Wij zijn één zo’n schreeuw.116
Vanwege de grenzen die de wetenschap zich nu heeft gesteld, kunnen we niet met zekerheid
rechtstreeks weten of het leven een bedoeling heeft. Indirect echter, kon het antwoord op de
vraag naar de bedoeling van het leven weleens verborgen maar vlak voor onze neus liggen.
Misschien ontdekken we dat het bestaan van onze hoogontwikkelde vermogens – intuïtie,
sympathie, empathie en mededogen – alleen al de sleutel tot dit raadsel is.
Albert Einsteins wetenschappelijke werk bracht hem precies tot deze conclusie. En dit is het
geval bij veel wetenschappers die proberen de diepste mysteriën van ons bestaan te ontrafelen.
Hoe verder ze met hun ontdekkingen komen, hoe meer ze beseffen dat de mens meer is dan iets
dat per ongeluk door een steriel en betekenisloos universum is geproduceerd. Toen Einstein werd
gevraagd wat de betekenis van ons leven is, kwam hij met een mooi antwoord. Hieronder volgt
een vrij lang citaat met daarin een gedeelte waaruit Einsteins manier van denken goed naar voren
komt, dit deel heb ik gecursiveerd.
Een mens is deel van het geheel dat we het ‘universum’ noemen, een deel begrensd door tijd
en ruimte. Hij ervaart zichzelf, zijn gedachten en gevoelens als iets dat apart staat van de
rest – een soort optische illusie van zijn bewustzijn. Deze illusie is een soort gevangenis
voor ons, die ons beperkt tot onze persoonlijke verlangens en genegenheid voor enkele
mensen die ons nabij zijn. Het is onze taak om onszelf uit deze gevangenis te bevrijden door
onze cirkel van mededogen te vergroten en alle levende wezens en de gehele natuur in al
haar schoonheid te omarmen. Dit lukt niemand helemaal, maar het streven hiernaar zelf is
onderdeel van de bevrijding en het fundament voor innerlijke zekerheid.117
Einsteins woorden zijn zo mooi, omdat ze de getallen, statistieken en logica overstijgen. Dit is
een zuiver intuïtief antwoord op een serieuze, wetenschappelijke vraag. Het geeft ook goed weer
hoe de vooruitgang van de moderne wetenschap ons aan de grens heeft gebracht van wat die
wetenschap met zekerheid kan staven. Er is een punt – een onuitgesproken grens – van waar de
wetenschap met al haar kennis geen verklaring meer kan geven voor het leven. Dit komt doordat
we meer zijn dan alleen cellen, vlees en botten. Het menselijk leven bezit een kwaliteit die je niet
in puur wetenschappelijke termen kunt vatten, nu in ieder geval nog niet. Juist die kwaliteit kan
ons meer inzicht schenken in de diepste waarheden van ons bestaan.
De wetenschappelijke wereld zegt dat je het loslaten van de evolutietheorie kunt vergelijken
met een sloopkogel die in één dag honderdvijftig jaar hard werken, en generaties onderricht als
gevolg van dat werk, neerhaalt. Ik kan me goed voorstellen waarom sommige mensen dit vinden.
Niemand ziet graag dat het fundament onder zijn levenswerk wordt afgebroken.
Maar ik zie ook iets heel anders gebeuren. Hoe belangrijk de wetenschap tegenwoordig ook
is, nu we de grenzen van de wetenschap bij het verklaren van de wereld voortdurend opzoeken,
ontdekken we ook tot waar de wetenschap bruikbaar is. En dan blijkt dat ook de wetenschap
zoals we die nu kennen tekortschiet. Het menselijk leven heeft kwaliteiten die we gewoonweg
niet kunnen meten en definiëren.
De wetenschap kan ons vermogen tot liefhebben niet meten
Soms hebben we een te hoge pet op van de wetenschap. We denken soms dat de wetenschap
meer kan dan eigenlijk mogelijk is. Misschien hebben we de wetenschap en de
wetenschappelijke aanpak op een te hoog voetstuk geplaatst en gaan we ervan uit dat de
wetenschap de antwoorden al heeft, of in staat is de diepste mysteriën van ons leven, zoals ons
persoonlijk levensdoel, te ontrafelen. Als dit zo is, komt dit misschien omdat we te veel van de
wetenschap verwachten als we willen dat ze het antwoord vindt op de vraag Wie zijn we?
De Duitse filosoof Karl Jaspers herinnert ons hieraan met zijn woorden: ‘De grenzen van de
wetenschap zijn altijd een bron van bittere teleurstelling geweest voor mensen die iets van de
wetenschap verwachten wat deze niet kan bieden.’118
De ‘bittere teleurstelling’ die Jaspers beschrijft kon weleens de bron van de frustratie zijn die
de wetenschappelijke wereld voelt wanneer ze de nieuwe ontdekkingen probeert in te passen in
de bestaande theorie over het ontstaan van de mens. Misschien vragen we de wetenschap het
onmogelijke, iets waarvoor ze ook helemaal niet bedoeld is. Ik zeg dit vanwege de aard van de
wetenschap. De wetenschap kan ons alleen maar vertellen hoe moleculen zich in ons lichaam
gedragen en hoe ze zich in het verleden hebben gedragen. Ze kan ons niet vertellen waarom die
moleculen überhaupt zijn ontstaan.
Een van de redenen waarom de wetenschap dit antwoord niet kan geven, is omdat
wetenschappelijke informatie is gebaseerd op gebeurtenissen die óf zijn geobserveerd in de
natuur, óf zijn nagebootst in een laboratorium om een theorie te bewijzen. Het is een feit dat
niemand die nu leeft het verschijnen van de eerste mens op aarde heeft meegemaakt. Het is nooit
gelukt om het proces dat deze geweldige gebeurtenis mogelijk maakte in een laboratorium na te
bootsen.
Er zijn geschreven bronnen die de menselijke schepping aan een religieuze traditie koppelen,
maar ook die zijn lang na de eigenlijke gebeurtenis geschreven. Tot op de dag van vandaag is er
geen verslag uit eerste hand van het daadwerkelijke moment waarop de mens werd geschapen.
Alleen het schepsel zelf is er: wij. Als we de waarom-vraag naar ons ontstaan in een levend
universum willen beantwoorden, zullen we verder moeten kijken dan alleen het proces dat
beschrijft hoe we nu hier gekomen zijn, en moeten we ons gaan afvragen wat we tijdens onze
reis hebben gewonnen.
Dit is misschien niet eens zo moeilijk als het lijkt. De aanwijzingen waarmee we erachter
kunnen komen of ons leven echt een bedoeling heeft, liggen misschien wel direct beschikbaar in
onszelf, daar waar ze altijd al lagen. Ze leven in ieder van ons en komen tot uiting in de
buitengewone vermogens die we genetisch hebben meegekregen en in de manier waarop het
uitgebreide neurale netwerk van de hart-hersenencommunicatie ons empowert.
Sleutel 25: Onze vermogens van diepe intuïtie, sympathie, empathie,
mededogen en zelfgenezing, waardoor we lang genoeg leven om deze
vermogens te delen, zijn als de naald van een kompas die ons direct naar de zin
van het leven wijst.
Geen andere levensvorm op aarde bezit het vermogen tot onbaatzuchtige liefde, om vrijwillig en
op een gezonde manier veranderingen te omarmen, zichzelf te genezen, de eigen levensduur te
reguleren of om op afroep het immuunsysteem te activeren. En geen enkele andere levensvorm
bezit het vermogen om – eveneens op afroep – diepe intuïtie, sympathie, empathie, en
uiteindelijk ook mededogen te ervaren – allemaal uitdrukkingsvormen van liefde. Deze uniek
menselijke ervaringen geven aan dat ons leven een bedoeling heeft. Die bedoeling is simpelweg:
het omarmen van deze mogelijkheden zodat we onszelf kunnen leren kennen in hun
aanwezigheid.
DEEL II

Bewustwording van het nieuwe verhaal over de


mens
Hoofdstuk 5

WE ZIJN ‘ONTWORPEN’ VOOR VERBINDING


De innerlijke krachten van intuïtie, empathie en mededogen opwekken
De enige tijd die we verspillen, is de tijd waarop we denken dat we alleen zijn. Mitch Albom
(1958 - ) Amerikaans auteur en journalist
Heb je weleens een moment gehad waarop je je plotseling één voelde met het universum? Het
ene moment ben je nog bezig met alledaagse dingen en ineens ben je volkomen onverwacht
volledig in harmonie met al het leven, alle mensen en de hele wereld. Misschien stond je met de
auto of je vrachtwagen voor een rood stoplicht te wachten. Of misschien zat je uit je autoraampje
te staren terwijl je wachtte tot de school van je kinderen uitging.
Ongeacht de omstandigheden gebeurt ‘het’ meestal wanneer je nergens op bent gefocust.
Tussen gedachten in, terwijl je niet op één bepaald ding bent gericht, welt er een gevoel diep
vanuit jezelf op. Misschien wordt je lichaam overspoeld door een warm gevoel. Misschien krijg
je kippenvel op je armen of gaan de haren in je nek overeind staan. Plotseling is het alsof de
sluier tussen de werelden wegvalt en je vanaf de eerste rang zicht krijgt op de betekenis van je
leven. Je krijgt antwoord op al je vragen en je ziet de weg naar een vervulde toekomst helder
voor je.
Maar dan, net zo plotseling als het begon, komt er een eind aan. Het stoplicht wordt groen. De
bestuurder achter je toetert en wil dat je optrekt. En poef! Als een zeepbel spat de helderheid
waarmee je de dingen enkele seconden geleden nog zag uit elkaar. Weg! Je hebt weer te maken
met een wereld waarin die kerel achter je zit te toeteren en je moet bedenken wat jullie vanavond
zullen eten. En je vraagt je af waar je heldere inzicht in de zin van het leven is gebleven.
Altijd met alles verbonden
Wat ik hierboven schets is misschien iets overdreven, maar ook weer niet zo heel veel. Iedereen
heeft namelijk van die kristalheldere momenten waarop alles ‘op zijn plek valt’. We voelen ons
precies op onze plek, op precies het juiste moment en volledig in harmonie met en afgestemd op
de wereld om ons heen. Het kan lijken alsof tijd niet bestaat wanneer we zo één zijn met alles,
omdat we nergens over nadenken. En dit is precies waar het om draait. Zodra we de ervaring
proberen te analyseren, verdwijnt zij. Dit komt doordat het denken ons uit de natuurlijke
‘verblijfplaats’ van ons gewaarzijn, daar waar we niet denken – het hart – rukt naar een plek
waar we ons moeten inspannen om gefocust te blijven, namelijk ons verstand.
De ervaring waarbij alles op zijn plek valt, geeft ons een gevoel van verbondenheid,
vertrouwen, alwetendheid en vrede. Het is een natuurlijke staat van zijn die we ook wel intuïtie
noemen en die begint in ons hart. De intuïtie van het hart negeert het gebruikelijke redeneren en
logisch denken van onze hersenen en tapt uit iets wat dieper en ouder is dan abstract redeneren.
De meeste mensen kennen de intuïtie echter wel en dat is ook helemaal niet zo vreemd. Intuïtie is
namelijk de innerlijke taal die ons lichaam al vanaf onze geboorte gebruikt om te communiceren.
Lang voordat we met onze stem leren praten, voelen we wat er in onze cellen gebeurt. Hierdoor
is het eigenlijk heel vanzelfsprekend dat deze meest primaire vorm van communicatie – intuïtief
voelen – de taal is waarmee ons lichaam belangrijke boodschappen over vertrouwen, veiligheid
en overleven communiceert.
De eerdergenoemde voorbeelden van momenten waarop we harmonie en verbondenheid
ervaren zonder dat we hier bewust op uit zijn en terwijl we niets bijzonders doen, gaan over een
specifieke vorm van intuïtie: spontane intuïtie. Deze vorm van intuïtie komt en gaat wanneer zij
wil en meestal voordat we er klaar voor zijn. De vraag is nu: kunnen we deze krachtige vorm van
intuïtie bewust oproepen als we haar nodig hebben? Hoe kunnen we deze diepe intuïtie
aanspreken waar en wanneer wij dat willen?
De impuls tot verbinding
Soms maken deze flitsen van spontane intuïtie zich op een heel eenvoudige manier kenbaar. Je
pakt bijvoorbeeld de telefoon om een vriend(in) of dierbare te bellen en je merkt dat je al
verbonden bent. Er was een tijd in mijn leven dat ik deze vorm van intuïtie tussen mijn moeder
en mij ervoer. We hadden een ritueel waarbij we elkaar iedere zondag belden. Ik probeerde haar
altijd te bellen, waar ik ook was. Dan wisselden we uit wat we die week hadden beleefd.
Na de scheiding van mijn ouders, halverwege de jaren 1960, koos mijn moeder voor een
leven alleen. We zagen elkaar maar weinig en dankzij de wekelijkse telefoontjes hielden we
contact. Tijdens die zondagse telefoontjes gebeurde er vaak iets raadselachtigs dat het soort
intuïtie waarover het in dit hoofdstuk gaat, goed illustreert. Ik pakte de hoorn van de telefoon om
mijn moeder te bellen, en dan hoorde ik haar stem al vóórdat de telefoon was overgegaan.
‘Hallo!’, zei ze. ‘Ik ben het, je moeder.’
‘Dat weet ik’, antwoordde ik dan, ‘ik wilde net je nummer draaien, maar je bent er al.’
Het leek haar minder te verrassen dan mij. Ze vond het ook grappig.
‘Zie je’, zei ze, ‘we zijn gewoon met elkaar verbonden, geestelijk. Ons zesde zintuig doet het
weer goed vandaag!’
Dan moesten we allebei lachen, het was altijd een goed begin van ons gesprek.
Met dit voorbeeld wil ik aangeven dat de verbondenheid tussen twee mensen die zo’n
gelijktijdig telefoontje als dat van mijn moeder en mij mogelijk maakt, niet het gevolg is van een
bewuste gedachte. Het is geen geplande afspraak op een bepaalde dag en op een bepaald tijdstip.
En eigenlijk kun je zo’n diepe verbintenis onmogelijk bewust creëren. Het denkproces waarmee
je het telefoontje plant, werkt juist verstorend en voorkomt een intuïtieve verbinding.
Het moment waarop ik de telefoon pak om mijn moeder te bellen, is een respons op een
aansporing vanuit het onderbewustzijn. Het is eerder het gevoel dat dit het juiste moment is om
te bellen, dan de gedachte nu moet ik bellen. Ik doe gewoon mijn dingen en plotseling krijg ik de
impuls – een intuïtieve impuls of drang – om de telefoon te pakken en precies op dat moment te
bellen. Juist omdat ik hieraan toegeef is het niet uitzonderlijk dat mijn moeder al aan de lijn is.
De intuïtie om te bellen is de respons op mijn moeders verwachting van ons aanstaande contact.
Als ik ga nadenken of ik wil bellen en dit vervolgens ook doe, is het moment, al scheelt het maar
een seconde, voorbij en is er geen sprake van een intuïtieve verbinding met mijn moeder.
Wanneer we de intuïtieve ervaringen in ons leven onderzoeken, ontdekken we bijna meteen
twee universele thema’s:
• de impuls tot verbinding is doorgaans geen bewuste gedachte;
• de gemeenschappelijke impuls tot verbinding ontstaat spontaan als we er niet naar op zoek
zijn en deze niet verwachten.
Intuïtie of instinct?
Wanneer je zo’n diep intuïtieve verbondenheid in je leven hebt ervaren, zoals de
‘stoplichtervaring’ of de telefoonervaring van mijn moeder en mij, ontstaat na afloop meestal de
vraag: zal het nog een keer gebeuren? En zo ja, wanneer? Wachten we lijdzaam tot het
universum ons weer een keer op de schouder tikt, hopend dat de volgende intuïtieve ervaring
zich voordoet wanneer we er behoefte aan hebben? Of kan het ook anders? Kunnen we op de een
of andere manier toegang krijgen tot onze intuïtieve verbondenheid wanneer we dat zelf willen?
Dit zijn goede vragen. Ze lijken misschien heel verschillend, maar de antwoorden op al deze
vragen vind je op dezelfde plek. Alles draait om hoe we intuïtie ervaren. Het woord intuïtie heeft
voor veel mensen een verschillende betekenis.
Laten we daarom bij het begin beginnen. Wat is intuïtie en hoe uit die zich in ons leven?
Intuïtie is een direct weten dat voortvloeit uit de manier waarop we zintuiglijke, bewuste en
onderbewuste prikkels ontvangen. Het belangrijkste is, zoals ik eerder al schreef, dat onze
intuïtie niet voortkomt uit verstandelijk redeneren. Het is een onderbewuste inschatting van het
huidige moment, gebaseerd op factoren als boerenverstand, persoonlijke ervaringen, fysieke
zintuigen en ook instinct, waardoor een gewaarzijn ontstaat dat niet het product is van logisch
denken. Via onze intuïtie kunnen we gebruikmaken van deze factoren en ze heel snel verwerken
zonder dat we erover na hoeven denken. Dit gewaarzijn wordt weleens omschreven als het
kompas van de ziel, omdat het ons laat zien wat goed en waar is onder bepaalde omstandigheden.
De Amerikaanse auteur Dean Koontz beschrijft dit vermogen mooi met de woorden ‘intuïtie is
kijken met de ziel’.119
Er is een verschil tussen intuïtie ervaren en het verwante fenomeen instinct. Instinct is de
manier waarop de natuur ons snel laat weten wat het beste voor ons is en hoe we in het moment
moeten reageren volgens reacties die zijn ‘vastgelegd’ of ‘ingebakken’ in ons onderbewustzijn.
Onze instincten zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Het verleden waaruit wij onze
informatie krijgen kan ons persoonlijke verleden zijn, maar ook het collectieve verleden van
onze voorouders en de manier waarop zij in een soortgelijke situatie reageerden. Als veel mensen
iets heel vaak hebben meegemaakt, raakt dit diep ingegroefd in de collectieve psyche.
Een voorbeeld hiervan is de aangeboren angst van een kind om alleen achtergelaten te worden
in een supermarkt, al is het maar voor een paar seconden, als de moeder of vader even wegloopt
om een blik soep te pakken. In het korte moment waarop een kind om zich heen kijkt en beseft
dat de ouder weg is, is de reactie negen van de tien keer heel voorspelbaar. Meestal gaat een kind
huilen uit angst en verdriet en soms zelfs schreeuwen van paniek als het beseft dat het plotseling
alleen is.
Dit is zo’n sprekend voorbeeld, omdat kinderen waarschijnlijk echt gevaar voelen, ook al
hebben ze persoonlijk nooit iets ervaren wat hun gevoelens rechtvaardigt. Als zoiets gebeurt, kan
het heel goed zijn dat de angst van het kind door instinct gedreven is.
Onze instinctieve reacties zijn gebaseerd op de collectieve ervaringen van heel veel mensen
gedurende vele generaties. Zij hebben allemaal geleerd dat – net als in het voorbeeld hierboven –
het veiliger is om met anderen te zijn in vertrouwde omstandigheden, dan alleen in een
onbekende situatie. De angst van het kind is een gedeeld, primair instinct gericht op veiligheid en
overleven, dat op onderbewust niveau in werking treedt.
Doorgaans houden onze instincten geen rekening met zaken als persoonlijk opgedane kennis
en ervaringen die de onderbewuste reactie zouden kunnen beïnvloeden. Zo kunnen onze
instincten ons bijvoorbeeld vertellen dat we van ons af moeten bijten en onszelf moeten
verdedigen tegen vrienden, vriendinnen of collega’s omdat we ons door hun kritiek aangevallen
voelen. Of het nu de speer is van een indringer in onze grot 10.000 jaar geleden, of de ‘speer’
van pijnlijke kritiek van iemand nu, maakt eigenlijk niet uit. Het instinct is hetzelfde: we voelen
ons aangevallen en reageren snel en krachtig om onszelf te verdedigen. In eenzelfde soort situatie
zou de intuïtie ons echter kunnen vertellen dat een zachtere, gematigder reactie passender is.
Omdat de intuïtie met meer dingen rekening houdt dan alleen de ingebakken instincten, kun
je bedachtzamer en op een minder pijnlijke manier antwoorden. Dan houd je bijvoorbeeld
rekening met de persoonlijke geschiedenis die je hebt in degene die je bekritiseert, in de
wetenschap dat diegene echt om je geeft en dat wat aanvoelt als een persoonlijke aanval eigenlijk
is bedoeld als opbouwende kritiek. In zo’n geval is het instinct om jezelf te verdedigen nog wel
aanwezig, maar beschik je tevens over de intuïtieve wijsheid om je reactie te matigen. Je kunt je
vriend(in) of collega dan laten weten dat je je aangevallen voelt door zijn of haar kritiek zonder
op een pijnlijke manier terug te slaan. Als je er zo voor kunt zorgen dat je reactie zich op de
juiste manier verhoudt tot de situatie, kun je voorkomen dat je je relatie onherroepelijke schade
berokkent.
Sleutel 26: Intuïtie is een inschatting-in-het-moment, die gebruikmaakt van
persoonlijke ervaringen en ervaringen uit het verleden, zintuiglijke aanwijzingen
en boerenverstand, terwijl instinct een reactie is die als een
overlevingsmechanisme is ‘ingebakken’ in ons onderbewustzijn.
Herken het verschil
Misschien kun je je niet meer herinneren hoe je zelf reageerde wanneer je als kind alleen werd
gelaten, maar als volwassene komen we regelmatig in situaties waarin onze instincten ons
vertellen dat er iets niet klopt en dat we mogelijk gevaar lopen. Het ongemakkelijke gevoel
wanneer je om één uur ’s nachts door een donkere straat in een onbekende buurt loopt, is een
goed voorbeeld. Jou is misschien nooit iets overkomen terwijl je ’s nachts ergens door een
donkere straat liep, maar andere mensen wel. Behalve vanwege je kennis van een bepaalde straat
of buurt is de instinctieve angst voornamelijk een onbewuste respons, gebaseerd op de
verzamelde ervaringen van heel veel mensen die onder dezelfde omstandigheden, honderden
generaties lang, ’s avonds laat door donkere straatjes hebben gelopen.
Zoals het voor een kind eng kan zijn op een vreemde plek alleen gelaten te worden, zo
betekenden donkere straatjes vaak ellende voor mensen die er in het verleden doorheen liepen.
En tegenwoordig voelen we die bezorgdheid nog altijd. In het holst van de nacht, als er minder
mensen op straat zijn, kun je bijvoorbeeld sneller te maken krijgen met iemand die weinig goeds
in de zin heeft. Als je ’s nachts alleen door een donker straatje loopt, worden je instincten wakker
en herinneren je aan onze collectieve ervaring. Hierdoor ben jij nu voorbereid op een
gelijksoortige ervaring.
Ik maak hier onderscheid tussen intuïtie en instinct vanwege de aard van de intuïtie. De
intuïtie reageert niet uitsluitend vanuit een pakhuis vol ervaringen uit het verleden, maar vertelt
ons wat er nu speelt, in het huidige moment. Dit gebeurt heel snel, in het moment, omdat het niet
gefilterd hoeft te worden door alle ervaringen met donkere straten uit ons collectieve verleden, of
door de laatste nieuwsberichten over plaatselijke misdrijven. Onze intuïtie begint in ons hart, en
wel in de harthersenen. Dit is een verzameling gespecialiseerde cellen die denken, voelen en zich
dingen kunnen herinneren, zonder dat de hersenen of onze onderbuikgevoelens erbij betrokken
worden.
Onze intuïtieve responsen en instincten kunnen elkaar soms tegenspreken. Je kunt hierdoor
snel in de war raken, omdat je twee verschillende kanten op wordt geslingerd. Terwijl ons
instinct ons kan laten weten dat die donkere straat niet veilig is, kan ons hart ons ingeven dat
deze straat op dit moment wel veilig is. Wat doe je dan? Hoe weet je welke stem je onderbuik
vertegenwoordigt en welke uit je hart komt? En welke moet je volgen?
Bijna dagelijks ervaren we onze instincten en intuïtie, maar we krijgen de meeste grip op
onszelf wanneer we de een van de ander kunnen onderscheiden en we ze met elkaar in
overeenstemming kunnen brengen. Hiervoor moeten we heel precies weten waar de intuïtie
ontstaat.
Het ene oog van het hart
Mijn familie is deels Cherokee, dit zijn Amerikaanse indianen uit het zuidoosten van de VS. In
hun taal bestaat een term voor de intuïtie die wij allemaal bezitten en die voorbijgaat aan logisch
denken en redeneren: chante ishta, wat je uitspreekt als ‘shawn-tay eesh-ta’. Zoals het Engels
geen gelijkwaardig woord kent voor het Sanskriet-woord prana, dat wordt omschreven met life
force, ‘levenskracht’, heeft het ook geen directe vertaling voor chante ishta. ‘Het ene oog van het
hart’ of ‘één oog van het hart’ benadert de betekenis enigszins.
Chante ishta is informatie die voortkomt uit de natuurlijke wijsheid van het hart. Je kunt ook
zeggen dat intuïtie kennis is die ontstaat in de gespecialiseerde cellen die samen de kleine
hersenen in het hart vormen. Onze hartcellen zijn zo gemaakt dat ze het huidige moment kunnen
invoelen en ons kunnen informeren over onze directe omgeving. Onze hersenen kunnen luisteren
naar wat onze hartcellen opmerken en hierop reageren, maar dit hoeven ze niet per se te doen.
We beschikken over het vermogen om naar de wijsheid van het hart te luisteren, zonder dat
onze hersenen en instinctieve, aangeleerde reacties zich erin mengen. Essentieel hierbij is te
vermijden dat de informatie die we van het hart ontvangen, door een bewuste bibliotheek vol
instincten gefilterd wordt. Deze wijsheid is zo waardevol, omdat ze ons een helder zicht geeft op
de handelingen van mensen en de gebeurtenissen en situaties in hun leven. Dit zicht reikt verder
dan de polariteit van oordelen, vooroordelen en angst.
Kracht verstandig gebruiken
Het hart weet niets van regels rond sociaal gedrag en wetten van lokale en landelijke overheden.
Het heeft geen weet van het ‘goed’ en ‘fout’ van onze cultuur, maatschappij, politici en van
politieke correctheid. Het ene oog van het hart weet alleen wat voor jou, op een bepaald moment
in de tijd, waar is. Het biedt je een referentiepunt als er niemand is tot wie je je kunt wenden
wanneer je voor een moeilijke keuze in je leven staat. Hierdoor geeft de wijsheid van je hart een
ongefilterd, ongecensureerd, onbevooroordeeld verslag van je onmiddellijke situatie.
Maar zoals bij alles wat ons leven kracht geeft, gaat dit gepaard met een bepaalde
verantwoordelijkheid. Onze verantwoordelijkheid is dat we de kracht van de hartwijsheid op een
wijze, verstandige manier gebruiken, zodat we onszelf eer aandoen en vriendelijk zijn voor
anderen. De intuïtie van het hart kan een bruikbare leidraad voor ons leven zijn, maar het is niet
de basis voor een handboek vol strakke richtlijnen waar we ons volledig aan moeten
onderwerpen.
Het is aan ieder van ons om de woorden van het hart wijs te gebruiken en de intuïtie op een
gezonde, verantwoordelijke manier een uitgebalanceerde plek te geven die past bij de situatie
van het moment.
Intuïtieve wetenschap
Veel recente ontdekkingen op het gebied van de intuïtie en de betekenis ervan voor ons leven
zijn gedaan door wetenschappers van het Institute of Heart-Math (IHM). De hedendaagse IHM-
onderzoeken komen, net als wetenschappers uit de vroege 20e eeuw, tot de conclusie dat de
functies van ons hart veel dieper gaan en subtieler zijn dan tot nu toe werd aangenomen.
Wanneer we weten welke lichamelijke toestanden een positieve uitwerking hebben op de
intuïtie, kunnen we ze wanneer we maar willen zelf oproepen. Dan hoeven we dus niet meer te
wachten tot ze zich toevallig en willekeurig voordoen, zoals tijdens de telefoongesprekken met
mijn moeder. Gelukkig hebben IHM-onderzoekers na twintig jaar onderzoeksmethoden
ontwikkeld waarmee we dit kunnen. Een onderzoek uit 2007 leverde als eerste een aantal
wetenschappelijke bewijzen op waaruit we kunnen aflezen wat er in ons hart en onze hersenen
gebeurt tijdens intuïtieve momenten. Vervolgens reiken ze enkele middelen aan waarmee we
deze toestand bewust kunnen oproepen.
Doel van het IHM was onderzoek naar de sterkste emotionele band die wij kennen: die tussen
moeder en kind. Gebaseerd op de eerdere constatering dat ‘signalen die voortkomen uit het hart
het vermogen bezitten om anderen om ons heen te beïnvloeden’,120 werden tijdens dit onderzoek
de hersengolven van de moeder (de gebruikelijke eeg) en de hartslag van de baby (de
gebruikelijke ecg, of het hartfilmpje) gemeten terwijl de moeder de baby op haar schoot hield.
Men verwachtte dat de interactie tussen de elektrische velden van het hart van de baby en de
hersenen van de moeder, de moeder attent zou maken op de behoeft en van de baby.121
In het begin bleek de invloed van baby’s hartslag niet meetbaar in de hersenen van de
moeder. Maar toen men de moeder vroeg of zij haar aandacht en focus volledig op de baby wilde
richten, veranderde het golfpatroon in haar hersenen op een ingrijpende en onverwachte manier.
Toen de moeder haar aandacht op de baby richtte, werd de hartslag van de baby weerspiegeld in
haar hersengolven. Het onderzoek kwam tot de conclusie dat de wilshandeling waardoor de
aandacht naar de baby verschoof, de moeder gevoeliger maakte en beter afstemde op de
elektromagnetische signalen van het hart van haar baby.122
Hoewel dit onderzoek van betekenis is voor veel levensgebieden, noem ik het hier omdat, in
de woorden van de wetenschappers zelf, ‘deze resultaten intrigerende gevolgen hebben, omdat
gebleken is dat een moeder in een psychofysiologisch coherente toestand gevoeliger is voor de
subtiele elektromagnetische informatie binnen de elektromagnetische signalen van haar kind’.123
Coherent wil zeggen: een energetische harmonie die tot stand komt via een elektrisch signaal
tussen twee organen in het lichaam – in dit geval tussen het hart en de hersenen van de moeder.
Vervolgonderzoeken van het IHM en andere onderzoeksinstituten tonen dat het soort
intuïtieve verbinding zoals die tussen moeder en baby breder getrokken kan worden. Zo blijkt dat
we onze hersengolven kunnen afstemmen op de subtiele energievelden van andere mensen,
bijvoorbeeld om hen emotioneel te ondersteunen, of voor gebedsgenezing bij mensen die we veel
minder goed of nauwelijks kennen, ongeacht de onderlinge afstand.
Misschien niet zo verrassend, maar de onderzoeksresultaten komen overeen met wat er tussen
mijn moeder en mij gebeurde tijdens onze zondagse telefoongesprekken. Ze verklaren ook
waarom een moeder met een zoon of dochter in het leger, die aan de andere kant van de wereld
aan het front ligt, zich kan afstemmen op wat er met haar kind gebeurt. Zoals Kaye Young
bijvoorbeeld, die wist wat er met haar zoon Ronald aan de hand was.
Wereldse intuïtie
In 2003 was Ronald Young Jr. onderofficier in het Amerikaanse leger. Hij diende in de Vierde
Brigade, Eerste Cavalerie Divisie en was gelegerd in Fort Hood in Texas. Op een zondagavond
had zijn moeder het gevoel – een intuïtieve ingeving – dat haar zoon in moeilijkheden was. Op
dat moment bestuurde hij een Apache helikopter tijdens een militaire missie ten zuidwesten van
Bagdad in Irak. ‘Ik had zo’n moedergevoel’, aldus Kaye, ‘het voelde alsof ik samen met Ron
was, alsof hij zijn armen om mij heen sloeg.’124
Niet lang na Kaye’s voorgevoel werd haar angst bevestigd. Militaire officieren kwamen aan
de deur om Kaye en haar gezin te vertellen dat Rons helikopter de avond ervoor boven de stad
Karbala was neergestort. Er was verder weinig informatie over Rons verblijfplaats. Het leger
registreerde hem als ‘vermist in actie’.
Kaye herinnert zich dat ze meteen ‘Ik wist het! Ik wist het! Ik wist het!’ schreeuwde toen ze
het officiële bericht van Rons vermissing kreeg. En ze wist het ook echt. Hoewel ze niet wist wat
er precies was gebeurd, wist ze dat haar zoon in moeilijkheden was omdat haar intuïtie haar dit al
had verteld. Pas dankzij een televisierapportage die in Abu Dhabi, de hoofdstad van de
Verenigde Arabische Emiraten, werd uitgezonden, hoorden ze wat er met Ron was gebeurd. Hij
verscheen samen met een andere piloot op tv, beiden waren gevangengenomen. In de reportage
praatten ze met iemand die niet in beeld kwam. Hoewel ze krijgsgevangenen waren, leken ze in
redelijk goede gezondheid.125
Gelukkig loopt dit verhaal goed af. Ronald Young werd tijdens een gewaagde
reddingsoperatie in april 2003 door Amerikaanse mariniers bevrijd. De andere piloot van de
helikopter, David S. Williams, en vijf andere oorlogsgevangenen uit de 507e
onderhoudscompagnie werden samen met hem gered.126 Dankzij de intuïtieve verbinding tussen
Kaye Young en haar zoon wist zij al van de situatie van haar zoon voordat de officiële berichten
kwamen. Dit is een duidelijk voorbeeld van de manier waarop belangrijke informatie over onze
dierbaren zich spontaan in ons leven kan openbaren.
Sleutel 27: De emotionele band tussen een moeder en haar kinderen is nu
wetenschappelijk gedocumenteerd door onderzoeken die inzicht verschaffen in
de intuïtieve verbinding die iedereen in zijn relaties kan ontwikkelen.
Intuïtie op afroep
In de beschreven voorbeelden ontstaat de intuïtieve verbinding tussen mensen spontaan. Ze
deden niets speciaals om de ervaring bewust op te roepen. Deze leek gewoon te gebeuren. Het is
vrij gewoon dat we deze intuïtie ervaren bij mensen met wie we een sterke emotionele band
hebben, omdat de dingen die in hun leven van belang zijn ook voor ons belangrijk zijn. De
technische term voor deze intuïtieve ervaring is psychofysiologische coherentie, vaak afgekort tot
coherentie.
Hoewel deze spontane, diepgevoelde verbondenheid met een ander een prachtige ervaring
kan zijn, kun je hier niet op bouwen in tijden dat je er echt behoeft e aan hebt. Je weet namelijk
nooit wanneer en of de ervaring zich zal voordoen.
Als je maar blijft wachten tot de sluiers verdwijnen en het universum je vertelt welke
medische ingreep de juiste is, welke baan je moet accepteren, wat het beste moment is om je
relatie te beëindigen, of je al dan niet die vriend moet bellen van wie je denkt dat hij in
moeilijkheden zit, dan kun je misschien wel wachten tot je een ons weegt. Dit komt doordat
spontane intuïtie – inderdaad – spontaan is! Het gebeurt als het gebeurt en niet altijd als je wilt
dat het gebeurt. Daarom ga ik het nu hebben over intuïtie op afroep.
Thuis kun je de tv aanzetten en afstemmen op je favoriete filmkanaal op de dag die en het
tijdstip dat je zelf kiest. Zo kun je, als je dit wilt, ook coherentie creëren tussen je hersenen en je
hart en zo de diepst mogelijke, intuïtieve toestanden opwekken. Wij zijn in staat onze diepste
intuïtie bewust en naar wens op te wekken, waardoor de wijsheid van het hart ontwaakt die
eerder misschien heel sporadisch en vluchtig aanwezig was. Als je even terugdenkt aan de
verbinding tussen Kaye en haar zoon in Irak, ga je beseffen hoe groot dit ongebruikte potentieel
is en wat dit vermogen voor ons leven kan betekenen.
Dit potentieel kunnen wij in ons dagelijks leven benutten. Bij de dingen die we in het
dagelijks leven tegenkomen, hebben we onze intuïtie juist het hardst nodig. Mijn beslissing in de
late jaren 1990 om al dan niet een groep naar Egypte te begeleiden, is een goed voorbeeld van
een vraag waarop geen eenduidig antwoord is. Het is ook een goed voorbeeld van een periode in
mijn leven waarin de intuïtieve leiding van het hart heel helder, direct en precies aanwezig was.
Een hartsbeslissing op leven en dood
In november 1997 zou ik een groep door Egypte rondleiden. Dit was onderdeel van een jaarlijks
terugkerende pelgrimstocht die ik al sinds 1992 begeleidde. Door Egypte reizen is veel meer dan
leuk, zelfs het woord ‘fantastisch’ dekt de lading niet! Daadwerkelijk voor de sfinx staan, een
mysterieuze figuur waarvan ik de plaatjes als kind al bestudeerde, en aan de voet van de grote
piramide, omhoogkijkend langs 120 meter steen die ooit met een dun laagje bedekt was, maar nu
naakt en zichtbaar was, was voor mij echt een geweldige ervaring. Ik had me vastgelegd om een
internationale groep door de Egyptische woestijn te leiden, zodat ook zij dit konden ervaren.
Maar toen verschenen er allerlei verschrikkelijke beelden op het avondnieuws over de
gebeurtenissen van 17 november. Hoewel de details nog niet bekend waren, was wel duidelijk
wat er was gebeurd. Gewapende terroristen hadden 58 buitenlandse toeristen en 4 Egyptenaren
op gruwelijke wijze vermoord tijdens een aanslag bij de tempel van de vrouwelijke farao
Hatsjepsoet, een populaire archeologische plek in de buurt van de stad Luxor.127 Mijn groep
stond op het punt om af te reizen en in de week erop zouden we de plek van de aanslag
bezoeken.
Deze terroristische aanslag in Luxor was om meerdere redenen een ramp voor Egypte als
land. De toeristenindustrie stortte in elkaar. Honderden reisbureaus annuleerden hun reizen en
vertrokken uit het land. Luchtvaartmaatschappijen vlogen niet meer op Caïro. Hotels stonden
leeg en de trots van het Egyptische volk was diep gekwetst. ‘Dit zijn wij niet’, zeiden mijn
Egyptische vrienden over de telefoon. Ze smeekten me: ‘Denk alsjeblieft niet op deze manier
over ons.’
Ik kreeg direct allerlei telefoontjes over de geplande reis. De mensen die zich hadden
opgegeven, smeekten me om de trip niet te annuleren. De Egyptische autoriteiten maakten zich
zorgen over een eventuele volgende aanslag en het reisbureau wachtte op mijn beslissing. Die
moest ik snel maken en mijn familie en vrienden smeekten me bijna om niet te gaan. De
keuzemogelijkheden waren helder: ik kon de reis uitstellen, helemaal annuleren, of volgens plan
door laten gaan. Het voelde alsof er aan alle kanten aan me werd getrokken. Iedereen had een
mening en ze hadden allemaal gelijk. En net als ik dacht dat ik eruit was, belde er iemand die me
een goede reden gaf om van gedachten te veranderen. Dit was precies zo’n moment waarop een
beslissing niet zwart-wit is. Er bestond geen goed of fout in deze situatie en ik kon onmogelijk
weten wat er in de loop van de volgende dagen en weken zou gaan gebeuren. Ik had alleen
mezelf, mijn instincten, intuïtie en de wens om de best mogelijke keuze voor de groep en mezelf
te maken.
De taal van het hart
Ik was totaal overdonderd door de chaos aan informatie en meningen. Ik trok de telefoon eruit
om alle inbreng van anderen te stoppen. Vanuit mijn huis in het hooggelegen deel van de
woestijn in New Mexico maakte ik een lange wandeling over een zandpad waarover ik in het
verleden al heel vaak had gelopen wanneer ik een moeilijke beslissing moest nemen. Ik
gebruikte de methode waarover ik later in dit hoofdstuk zal vertellen, om coherentie te creëren
tussen mijn hoofd en hart en om contact te maken met mijn diepste intuïtie ten aanzien van de
reis. Ik stopte met lopen om mijn ogen te sluiten, mijn aandacht naar binnen te keren en me op
mijn hart te richten.
Ik volgde de raad van Tibetaanse monniken en nonnen en yogi’s die ik had ontmoet, en van
enkele van mijn Amerikaans-indiaanse vrienden. Ik wist dat het helpt wanneer ik het gebied rond
mijn hart met mijn vingertoppen aanraak. Die aanraking zorgt ervoor dat je je gewaarzijn beter
op de plek kunt richten. Terwijl ik langzamer ging ademen, voelde ik een bekende rust over me
komen. Ik voelde me mezelf en hoe meer ik me mezelf voelde, hoe meer de verschrikkelijke
gebeurtenissen van die dag een andere betekenis kregen. Terwijl ik me dankbaar voelde, in dit
geval voor de rust in mijn lichaam en de mogelijkheid om een daadkrachtige keuze te maken,
stelde ik de vraag die niemand anders kon beantwoorden. Vanuit mijn hartintelligentie, zonder
mijn denkende geest te gebruiken, vroeg ik in stilte: Is dit voor mijn groep een goed moment om
de mysteriën van Egypte te ervaren?
Gedurende de jaren dat ik de intelligentie van het hart gebruik, heb ik geleerd dat het hart het
best functioneert als het korte vragen krijgt, bestaande uit één zin. Het hart heeft geen behoeft e
aan een inleiding op de vraag en ook niet aan uitleg over de achtergrond van de beslissing waar
je voor staat. Je hart weet dit allemaal al.
Sommige mensen ervaren de wijsheid van het hart als een gevoel. Voor anderen is het een
weten zonder enige twijfel, en voor weer anderen komt het antwoord als een bekende stem die ze
hun hele leven al kennen. Bij mij is het meestal een combinatie hiervan. Vaak hoor ik eerst een
subtiele stem, die wordt versterkt door een stevig gevoel van bevestiging, veiligheid en
zekerheid, dat wordt gevolgd door een gevoel van vastberadenheid en heelheid. En dit gebeurde
ook die dag in de woestijn.
Voordat ik de vraag goed en wel had gesteld, was het antwoord er al. Het was me direct
helemaal duidelijk. Ik voelde – wist – meteen dat het goed was om te gaan. Het zou een intense,
diepzinnige en helende reis worden. Boven alles wist ik dat we veilig zouden zijn wanneer we
ons onderweg bij iedere stap lieten leiden door onze intuïtie. Op dat moment wist ik dat de groep
en ik binnenkort in Egypte zouden zijn.
Eén ding wil ik hier heel duidelijk maken: mijn beslissing om de reis te maken was gebaseerd
op de zintuiglijke indruk die ik kreeg door middel van een methodisch proces met een
wetenschappelijke basis. De beslissing kwam niet voort uit een gevoel van hoop dat alles wel
volgens plan zou verlopen, of door er maar vanuit te gaan dat alles wel goed zou komen. In
sommige situaties werkt dit soort vertrouwen heel goed, maar als het gaat om de levens en
veiligheid van een groep reizigers, heeft een beslissing een steviger basis nodig. Voor mij
bestond die basis uit de wijsheid van de diepe intuïtie.
De stappen die ik nam om mijn diepe intuïtie te triggeren, lopen parallel aan een proces dat
andere mensen soms op een minder gestructureerde manier – maar wel met hetzelfde resultaat –
gebruiken. Het gebruik van de hartintelligentie is zo waardevol omdat we hiermee vragen
kunnen beantwoorden zonder gehechtheid aan de uitkomst, met behulp van chante ishta, het ene
oog van het hart.
Toen mijn beslissing was gevallen, heb ik persoonlijk iedere deelnemer aan de reis gebeld om
hem of haar op de hoogte te stellen. Iedereen, ongeacht leeftijd of nationaliteit, stelde zijn
vertrouwen in mij en wilde mee. Maar alleen als ik het veilig vond, en dat vond ik.
Sleutel 28: Door een bewuste focus op het hart kun je samenhangende, diep
intuïtieve toestanden ervaren wanneer je wilt, op afroep.
De beloning voor het vertrouwen in mijn intuïtie
Volgens schema vertrok ik de week erop met veertig geweldige mensen naar Egypte. We
begonnen aan een reis vol verrassingen, die ons allemaal diep heeft geraakt. We kwamen aan in
een land dat rouwde om het verlies van veel levens en nog niet bekomen was van de impact van
de aanslag. De toenmalige president van Egypte, Hosni Moebarak, een vriend van onze gids, was
heel dankbaar dat we zijn land in zo’n moeilijke periode toch bezochten. We kregen een officiële
brief van Moebarak, waardoor het Departement van Oudheidkunde ons toestemming gaf om
bijzondere archeologische bouwplaatsen op diverse plekken tijdens onze reis te bezoeken. Later
kwamen we erachter dat sommige plekken vanaf de eerste opgravingen aan het eind van de 19e
eeuw nooit voor publiek toegankelijk zijn geweest en na onze reis ook niet meer zijn geopend!
Het werd dus een heel indrukwekkende reis en de band tussen de leden van onze groep en de
vriendschappen die zij sloten met Egyptische mensen, duren voort tot op de dag van vandaag.
De schoonheid van de wijsheid van het hart en de keuzes op grond van deze wijsheid is dat je
verlost bent van allerlei twijfels over beslissingen. Gebaseerd op mijn kennis van de feiten vond
ik dat mijn beslissing om de reis te begeleiden klopte. Ik vind ook dat het een goede keuze was
geweest om, gebaseerd op wat ik toen wist, de reis te annuleren. Door te beslissen om toch te
gaan, gebaseerd op de wijsheid van mijn hart, heb ik wel het gevoel dat ik de mensen die mij
vertrouwden, en mezelf, recht heb gedaan door de best mogelijke keuze te maken.
Dit verhaal is slechts een voorbeeld van de manier waarop het instrument van de diepe
intuïtie mij in mijn leven steeds weer van dienst is geweest. Bij zo’n belangrijke beslissing over
veertig mensen en een reis naar de andere kant van de wereld gebruik ik precies dezelfde
methode als bijna dagelijks bij de planning van mijn agenda, het ontdooien van verhoudingen en
het hooghouden van de principes die voor mij belangrijk zijn wanneer ik door het leven op de
proef word gesteld.
Ik weet zeker dat we nooit fout zitten wanneer we naar ons hart luisteren. En omdat de
hartintelligentie voor mij werkt, weet ik ook dat zij voor jou werkt.
Jouw hartwijsheid geldt alleen voor jezelf
De intelligentie van je hart is er altijd. Voortdurend. Je kunt erop vertrouwen. Dit is belangrijk
omdat je hierdoor gaat beseffen dat de wijsheid van je hart – de antwoorden op je diepste en
meest raadselachtige vragen over het leven die niemand anders je kan geven – al in jezelf
aanwezig is. Het is dus niet iets wat je eerst moet opbouwen of creëren voor je het kunt
gebruiken. De verbinding tussen je hart en de plek met alle antwoorden bestaat al. Die is er al
vanaf je geboorte, maar de keuze om deze verbinding te gebruiken als een hotline naar de diepste
waarheden over je leven, is aan jou.
Je kunt ervoor kiezen om alleen onder speciale omstandigheden gebruik te maken van de
wijsheid van je hart. Bijvoorbeeld als je vastzit en niet weet wie je om raad kunt vragen. Maar je
kunt de relatie met je hart ook zo ontwikkelen dat deze als een tweede natuur wordt, een bron die
je overal en altijd kunt aanspreken en om raad kunt vragen. Welke rol je de hartintelligentie ook
geeft in je leven, het is aan jou om te bepalen hoe je dat wat je hart je ingeeft met anderen deelt
en hoe je omgaat met de realiteit van je dagelijks leven. Hierbij speelt het
onderscheidingsvermogen een rol.
Hoewel de raad van je hart voor jou opgaat, wil dit niet meteen zeggen dat hij ook voor
anderen geldt. Je vrienden, vriendinnen, kinderen, broers en zussen, levenspartner en
familieleden beschikken allemaal over hun eigen hartwijsheid. Als je op een bepaald moment in
de tijd een levensveranderende beslissing voor een ander wilt nemen, kun je nooit met zekerheid
weten wat voor diegene op dat moment passend is. De intiemste details uit iemands
levensgeschiedenis, vanaf de geboorte tot alles wat hem hier, nu en in deze omstandigheden
heeft gebracht, zul je bijvoorbeeld nooit weten. En omdat je al deze dingen nooit met zekerheid
kunt weten, kun je ook niet weten hoe het goedbedoelde delen van je wijsheid de ander zal
beïnvloeden.
Ik noem dit hier ter overweging. Als je je afvraagt of je de onthullingen van je hart met
anderen moet delen, raad ik je aan jezelf als richtlijn de volgende drie vragen te stellen:
1. Waarom wil ik mijn ontdekkingen met anderen delen? Wat is mijn intentie?
2. Wie heeft er iets aan als ik deze informatie deel? Of specifieker: Wat heeft ……. eraan als
ik deze informatie met hem/haar deel? (vul op de stippellijn de naam in van degene met
wie je overweegt de onthulling te delen).
3. Wie wordt er gekwetst als ik ervoor kies deze informatie te delen?
Bij het gebruik van deze vragen is het belangrijk dat je een heel duidelijk antwoord hebt op de
eerste vraag. Bewust zijn van je intentie is het fundament van je persoonlijke
verantwoordelijkheid. Als je intentie helder en duidelijk is, kun je eenvoudig bepalen of de
antwoorden op de andere twee vragen overeenkomen met je intentie. Dit kan al dan niet zo zijn,
maar hoe dan ook zul je met dit eenvoudige hulpmiddel het antwoord vinden op je vraag of het
gepast is je diepste weten te delen.
Laten we met dit in het achterhoofd eens kijken hoe we deze coherente stappen kunnen
gebruiken om toegang te krijgen tot de intelligentie en raad van je hart.
Stel je hart een vraag
Nu ik heb beschreven welke rol het hart speelt bij de toegang tot de diepe intuïtie, wil ik je een
inmiddels bewezen methode aanreiken waarmee je ook nog toegang krijgt tot haar wijsheid. Dit
is een persoonlijke oefening en daarom spreek ik je hier persoonlijk toe, alsof we samen in mijn
woonkamer zitten. In deze oefening komen wetenschap en spiritualiteit prachtig samen. De
wetenschap is heel goed in het beschrijven van de hechte relatie tussen het hart en de hersenen.
Maar de oude, geestelijke oefeningen en methoden in zelfmeesterschap waarmee mensen deze
verbinding al duizenden jaren leggen, kunnen dit ook zonder een wetenschappelijke verklaring.
Waarschijnlijk is het niet toevallig dat de streng wetenschappelijke methodes die door
onderzoekers aan het Institute of HeartMath zijn ontwikkeld, nauwe overeenkomsten vertonen
met enkele methoden die zijn overgeleverd door de oude monastieke tradities en door spirituele
beoefenaars van natuurvolkeren. Iedereen leert op zijn eigen manier en als iets waarachtig is,
verschijnt het in verschillende vormen op aarde, die overeenstemmen met de verschillende
manieren van leren.
Met dit in het achterhoofd noem ik hier – met toestemming – de volgende IHM-methode,
omdat zij veilig is, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat de stappen rechtvaardigt, en zo
eenvoudig is dat we haar gemakkelijk kunnen toepassen in ons dagelijks leven.
Net als bij iedere methode die van leraar op leerling is doorgegeven, kun je ook de stappen
die leiden tot een hart-hersenencoherentie het best oefenen onder begeleiding van een ervaren
beoefenaar. Hoewel ik de grondbeginselen voor het creëren van een hart-hersenencoherentie
hieronder beschrijf, raad ik je ook aan om hierbij de gratis online instructies te volgen die je
onder het kopje ‘Resources’ op de website van het Institute of HeartMath kunt vinden.
De methode voor het creëren van een hart-hersenencoherentie heet heel toepasselijk de Quick
Coherence® Technique (de Snelle Coherentie Methode). Deze is door het Institute of HeartMath
steeds verder uitgewerkt en bestaat nu eerst uit de drie eenvoudige stappen die hieronder staan
beschreven. Iedere stap maakt het lichaam via een signaal duidelijk dat er een specifieke
verschuiving in gang is gezet. Gecombineerd creëren de stappen een ervaring die ons terugbrengt
naar een natuurlijke harmonie, die ons lichaam vroeger ook gekend heeft, voordat we het hart-
hersenennetwerk met onze conditionering onderbraken. Bij de stappen 4 en 5 krijgen we toegang
tot de wijsheid van ons hart, ze bouwen voort op de coherentie die bij het doorlopen van de
stappen 1 t/m 3 is ontstaan.
Stel je hart een vraag in vijf stappen
Hier volgen de stappen waarmee je een snelle coherentie kunt creëren zodat je
toegang krijgt tot de wijsheid van je hart.
• Stap 1: Focus op je hart
○ Handeling: ga met je aandacht van je hoofd naar je hart.
○ Resultaat: een signaal naar je hart geeft aan dat er een verschuiving
plaatsvindt. Je bent niet langer bezig met de wereld om je heen, maar je
wordt je bewust van je innerlijke wereld.
• Stap 2: Ga langzamer ademen
○ Handeling: ga iets langzamer ademen dan gebruikelijk. Adem ongeveer 5
à 6 seconden in, en vervolgens even lang weer uit.
○ Resultaat: deze eenvoudige stap stuurt een tweede signaal naar je
lichaam, hierdoor weet het dat je veilig bent en op een plek die het proces
ondersteunt. Diep en langzaam ademen stimuleert de
ontspanningsrespons (of parasympathische respons) van het
zenuwstelsel, dit is al heel lang bekend.
• Stap 3: Een herboren gevoel
○ Handeling: voel, zo goed als dat gaat, oprecht dat je om anderen geeft,
voel waardering, dankbaarheid of mededogen met alles en iedereen.
Essentieel is hier dat je gevoelens zo oprecht en diepgevoeld mogelijk
zijn.
○ Resultaat: de kwaliteit van dit gevoel verfijnt en optimaliseert de
coherentie tussen je hart en je hersenen. Iedereen is in staat om het
gevoel bij deze stap op te roepen, maar het kan zijn dat je moet
experimenteren om erachter te komen wat voor jou het best werkt.
Als je Stap 3 succesvol hebt afgerond, is de verbinding tussen je hart en
hersenen – resulterend in hart-hersenencoherentie – gelegd. Nu communiceren
het hart en de hersenen met elkaar via het neurale netwerk dat hen verbindt. In
wezen was dit de hele Quick Coherence® Technique. Maar het is tevens het
begin van andere processen. We kunnen de ontstane coherentie gebruiken om
toegang te krijgen tot een diepere staat van gewaarzijn, waaronder de diepe
intuïtie die in dit hoofdstuk wordt beschreven. Vanuit de toestand van hart-
hersenencoherentie kunnen we toegang krijgen tot onze diepe intuïtie en ons
laten leiden door onze hartintelligentie. De stappen 4 en 5 leggen stap voor stap
uit hoe dit in zijn werk gaat.
• Stap 4: Stel je hart een vraag
○ Handeling: de vorige drie stappen creëerden een harmonie tussen je
hersenen en je hart, waardoor je toegang hebt tot je hartintelligentie.
Terwijl je blijft ademen en je aandacht gericht houdt op je hart, kun je je
vraag stellen.
De hartintelligentie werkt doorgaans het best als je vraag kort en krachtig
is. Je hart hoeft immers geen inleiding of achtergrond van een situatie
voorafgaand aan de vraag. Stel je vraag in stilte in één bondige zin en
laat je hart antwoorden op een manier die bij jou past.
○ Resultaat: je intuïtie opent zich en je begint een dialoog.
Mensen vragen me regelmatig of ik de symboliek in hun dromen, of een ervaring
die ze hebben gehad kan interpreteren. Ik kan dan mijn mening geven, maar
meer ook niet. Het is mijn idee van wat het beeld of de ervaring in zijn of haar
leven kan betekenen. In werkelijkheid kan ik onmogelijk weten wat iemands
droom of ervaring voor diegene betekent. Maar zelf kunnen ze dat wel!
Dit is tijdens de dialoog met je hart van essentieel belang: wanneer je tot deze
dialoog in staat bent, ben je ook in staat de betekenis ervan te doorgronden.
Hoewel ik je proces van vragenstellen niet wil beïnvloeden, geef ik hier toch
een voorbeeld, soms helpt dit. Een raadselachtige droom biedt een goede
gelegenheid om je hartwijsheid te gebruiken in het echte leven. Vanuit de
toestand van hart-hersenencoherentie, gecreëerd tijdens de eerste drie stappen,
kun je dit soort eenvoudige vragen stellen. Op de stippellijntjes vul je zelf de
namen van mensen, symbolen, of identiteiten in die te maken hebben met je
vraag. Dit zijn slechts voorbeelden. Je kunt een bij jou passende vraag kiezen, of
je eigen vraag bedenken, waarbij deze als voorbeeld kunnen dienen.
○ ‘Vanuit de diepste kennis van mijn hart, vraag ik wat de betekenis is van
………. in mijn droom.’
○ ‘Vanuit het ene oog van mijn hart dat alleen mijn waarheid kent, vraag ik
naar de betekenis van de ……. die ik in mijn droom zag.’
○ ‘Help me alsjeblieft om te begrijpen wat het belang is van ……… in mijn
leven.’
• Stap 5: Luister naar een antwoord
○ Handeling: wees je bewust van hoe je lichaam zich voelt terwijl je de
vraag bij Stap 4 stelt. Noteer je gewaarwordingen – bijv. warmte, tintelen,
oorsuizingen – en mogelijke emoties. Voor mensen die al goed op hun
lichaam en hartintelligentie zijn afgestemd, is dit de makkelijkste stap van
het hele proces. Voor mensen die minder ervaring hebben met luisteren
naar hun lichaam, is dit een oefening in aandachtig gewaarzijn.
○ Resultaat: iedereen leert en ervaart op zijn eigen, unieke manier. Er is
geen goede of verkeerde manier voor het ontvangen van je hartwijsheid.
Het belangrijkste is dat je erachter komt wat voor jou het beste werkt.
Eerder zei ik al dat de hartwijsheid bij mij in woorden tot me komt, terwijl ik
tegelijkertijd een warm gevoel in mijn lichaam krijg. Anderen horen helemaal
geen woorden, maar ervaren non-verbale communicatie, zoals warmte die
uitstraalt van hun hart of hun buik. Soms voelen mensen een golf van vrede en
rust over zich komen terwijl ze het antwoord op hun vraag krijgen. Vergeet niet
dat jij en je lichaam unieke partners zijn. Het is belangrijk dat je naar je eigen
lichaam luistert, zodat je ontdekt hoe het met jou communiceert en het de kans
krijgt om gehoord te worden.
Nu ken je de stapsgewijze methode die je de kracht kan geven om de uitdagingen van het leven
aan te gaan. Waarschijnlijk kun je de situatie en omstandigheden waarin je je bevindt niet altijd
veranderen, maar wat je wél kunt veranderen is hoe je je onder de gegeven omstandigheden voelt
en de manier waarop je erop reageert. Mocht je het nog niet weten, dan zul je nu ontdekken dat
de wijsheid van je hart een goede vriend is en een van de grootste krachtbronnen in je leven.
Dankzij de duurzaamheid en nauwkeurigheid van de oplossingen die voortkomen uit het hart,
kun je iedere situatie – met een ander, een bepaalde kracht of weerstand – met vertrouwen
tegemoet treden, een vertrouwen dat meestal ontbreekt wanneer je je hulpeloos, overweldigd,
machteloos of verloren voelt.
Ik kan oprecht zeggen dat mijn hartwijsheid me nooit een verkeerde keuze heeft laten maken.
Hoewel ik deze methode niet bij iedere grote beslissing in mijn leven heb gebruikt, kan ik
eveneens oprecht zeggen dat de enige keuzes waar ik spijt van heb, de keuzes zijn waarbij ik niet
naar de wijsheid van mijn hart heb geluisterd.
Terwijl je deze oefening afrondt, wil ik je vragen het volgende belangrijke punt in je
achterhoofd te houden: er bestaat geen goede of slechte manier waarop je je hartwijsheid kunt
ontvangen. Wij zijn allemaal geboren met een unieke code waarmee we toegang kunnen krijgen
tot onze hartwijsheid en deze toe kunnen passen in ons dagelijks leven. Het geheim van de code
is ontdekken wat voor jou het beste werkt.
Sleutel 29: We kunnen toegang krijgen tot de wijsheid van ons hart met behulp
van een methode die kortweg uit vijf eenvoudige stappen bestaat: focussen,
ademen, voelen, vragen en luisteren.
Vragen stellen aan ons hart is onze tweede natuur
Je intuïtie kan je helpen wanneer je in je leven voor grote beproevingen komt te staan. Steeds als
je gebruikmaakt van je hartwijsheid, verstevig en versterk je de neurale verbindingen die de
koppeling van hart en hersenen mogelijk maken. Vaak hoor ik van mensen die de
hartintelligentie in hun leven hebben geïntegreerd, dat de Quick Coherence® Technique na
verloop van tijd steeds eenvoudiger wordt.
Voor sommige mensen wordt het zelfs hun tweede natuur, een automatische respons in plaats
van een gestructureerde methode. Ze merken dat ze hun aandacht meerdere malen per dag
instinctief op hun hart richten, om zo meer zicht te krijgen op de uitdagingen in het leven en om
evenwichtig om te kunnen gaan met de eisen die het leven stelt. Ze ontdekken ook dat als ze
eenmaal in hun hart zijn, het vermogen om de kwesties in hun leven op een meedogende manier
te omarmen ook een tweede natuur wordt.
Als mensen dit soort ervaringen met mij delen, ben ik altijd vol bewondering, maar
tegelijkertijd verbaast het me niet. Want de intuïtie die op natuurlijke wijze uit ons hart stroomt,
is de opstap naar de diepste vorm van sympathie, empathie en uiteindelijk ook mededogen die
wij in ons leven kunnen ervaren. En eigenlijk is het heel logisch dat we dit ervaren, want hoe
kunnen we ons op een meedogende manier tot een ander verhouden als we ons niet eerst, op een
gezonde manier, kunnen inleven in het lijden dat hij of zij ervaart? Het vermogen om je te
identificeren met iemands ervaring van pijn, verdriet of een trauma, zonder het tot je eigen leed
te maken – wat je ‘overbezorgd’ zou kunnen noemen – is van essentieel belang bij een goede
ondersteuning van iemand die gebukt gaat onder pijn, verdriet of een trauma. Hiervoor heb je
empathie nodig.
Het vermogen om een intieme verbinding met een ander – of iedere andere vorm van leven –
aan te gaan wordt wel empathie genoemd. Ons vermogen tot empathie is essentieel voor ons
vermogen tot mededogen.
Empathie: de opstap naar mededogen
Een van de hoofdrolspelers in de populaire tv-serie Star Trek: The Next Generation (1987-1994)
is de raadsvrouw Deanna Troi (gespeeld door Marina Sirtis). Zij is een empaat, iemand die de
gevoelens en emoties van een ander in zichzelf kan ervaren. De missie van hun futuristische reis
door het universum is ‘het ontdekken van vreemde, nieuwe werelden, het zoeken naar nieuwe
levensvormen en beschavingen en moedig gaan waar nog niemand is geweest’. Het is dus heel
slim om een ervaren empaat als bemanningslid mee te nemen. Vanwege de lange duur van de
missie van het ruimteschip Enterprise is het immers heel goed mogelijk dat de bemanning
levensvormen ontmoet die niet zoals wij mensen met woorden communiceren. En dit gebeurt
inderdaad voortdurend. Dankzij het empathisch vermogen van raadsvrouw Troi vormen deze
non-verbale uitwisselingen echter geen probleem. Hoewel iedere ontmoeting met een buitenaards
wezen uniek is, valt er wel een rode draad in te ontdekken. Met behulp van de volgende scène zal
ik die proberen duidelijk te maken.
De gezagvoerder van de Enterprise communiceert met de leider van een ruimteschip met
buitenaardse wezens, dat plotseling opdook en waarvan de intenties niet duidelijk zijn. Terwijl
de leider van het zwarte ruimteschip tegen de gezagvoerder ‘We komen in vrede’ zegt, hoort
raadsvrouw Troi een andere, niet-verbale intentie in zijn woorden doorklinken. Als empaat voelt
ze aan de dialoog tussen de twee leiders dat er onderhuids gevaar dreigt. Terwijl de gezagvoerder
van de Enterprise naar het buitenaardse wezen luistert, fluistert raadsvrouw Troi wat zij oppikt in
het oor van de gezagvoerder, namelijk: ‘Ze willen ons vernietigen.’ In dit geval is overduidelijk
waarom de rol van de raadsvrouw zo belangrijk is voor de missie van de Enterprise.
Star Trek is sciencefiction, maar de empathische vermogens van raadsvrouw Troi zijn dit niet.
Ze zijn echt en we ervaren ze allemaal in mindere of meerdere mate in ons dagelijks leven, vaak
zelfs zonder dat we het beseffen.
Maar wat is empathie nu eigenlijk? Hoe verhoudt die zich tot sympathie? En hoe kunnen we
de twee op een gezonde manier ervaren?

Empathie en sympathie zijn allebei vormen van intuïtie. Deze Griekse woorden hebben dezelfde
oorsprong. Ze stammen allebei af van het woord pathos, wat ‘gevoel’ betekent. Wie een beetje
Grieks kent, ziet de duidelijke verschillen tussen de twee betekenissen. Het Griekse voorvoegsel
‘sym’ in sympathie betekent ‘met’. Het voorvoegsel ‘em’ in empathie betekent ‘binnenin’. Door
de vertaling van deze voorvoegsels worden de verschillen duidelijk.
‘Sympathie hebben met’ betekent dat je je met het verdriet en lijden van anderen identificeert.
Sympathiek wil zeggen dat je met iemand meeleeft omdat hij in zo’n vervelende situatie zit of
iemand verloren heeft. Als een vriend of familielid een dierbare verloren heeft, stuur je een kaart
met je deelneming om te laten weten dat je met hem meeleeft en begrijpt wat dit voor hem
betekent.
Als je sympathiek bent naar anderen toe, ben je een waarnemer die iemand bij wil staan en
steunen bij wat hij doormaakt. Soms zeggen we dat we ons ‘ alleen maar kunnen voorstellen’
hoe een verlies moet aanvoelen. En zo is het precies. We sympathiseren met het verlies, maar het
is niet ons directe verlies. We putten uit onze eigen herinneringen, waardoor we ons kunnen
identificeren met de pijn van een dierbare en ongeveer kunnen invoelen wat hij of zij doormaakt.
Sympathie is de eerste stap op weg naar empathie.
Als we empathie voor anderen ervaren, gaat dit verder dan sympathie. De kloof tussen het
erkennen van het lijden van de ander van een afstand en het zelf voelen van hun leed wordt
kleiner. We verplaatsen ons gevoelsmatig en emotioneel in hun situatie, om te kunnen ervaren
wat zij doormaken. Hierdoor identificeren we ons meer en ook diepgaander met het lijden van de
ander.
Sympathie en empathie zijn weer de voorbodes van mededogen. We moeten eerst empathie
voor het lijden van een ander voelen, voordat we op een meedogende manier kunnen reageren.
Voor alle duidelijkheid: wanneer we in een bepaalde situatie empathie voelen, wil dit nog niet
per se zeggen dat we mededogend zullen worden. Het is mogelijk om empathie te voelen voor
wat een ander doormaakt, zonder dat de empathie tot mededogen leidt.
Mededogend zijn is een keuze. En als je die keuze maakt, leiden je ervaringen je weer naar
een dieper ervaringsniveau.
Sleutel 30: Intuïtie, sympathie en empathie zijn de opstap naar mededogen.
Wie mededogend is, raakt betrokken. Dan ga je iets doen om het lijden van iemand of meerdere
mensen te helpen verlichten. Terwijl je hoopt dat je handelen uiteindelijk meehelpt aan de
verlichting van het leed, draait het bij mededogen minder om het uiteindelijke doel dan om jou
en hoe je bent veranderd door je keuze voor mededogen. Als je leven een afspiegeling is
geworden van je keuze voor mededogen, dan wordt alles wat je doet een afspiegeling van het
mededogen dat je bent geworden.
Eeuwenlang hebben grote spirituele leraren ons eraan herinnerd dat een mededogend
antwoord op de wereld bij onszelf begint en voortleeft in de manier waarop wij ons tot de wereld
verhouden. Zo gezien is mededogen een krachtige innerlijke methode, een hoogontwikkelde
vorm van intuïtie die ons de kracht geeft op een persoonlijke manier tot duurzame oplossingen te
komen.
Alle twijfel die ik in eerste instantie had over de kracht van mededogen in ons leven,
verdween nadat ik enige tijd met Tibetanen had geleefd, bij wie mededogen van jongs af aan met
de paplepel was ingegeven.
Een ontmoeting met de abt
Op een ijskoude ochtend hoog in de bergen in het voorjaar van 1998 leefde ik het leven waarover
ik al zolang als ik me kon herinneren had gedroomd. Ik leidde een onderzoeksreis die tegelijk
ook een pelgrimstocht was in een van de mooiste, overweldigendste, meest ongerepte en
afgelegen gebieden op aarde: het ruige Tibetaans Hoogland. Hier hebben de boeddhistische
kloosters de barre omstandigheden al meer dan 1500 jaar overleefd.
Tijdens de zestiende dag van de reis zat ik samen met een aantal mensen van de groep in de
benauwde ruimte van een kleine kapel, diep verborgen binnen de massieve muren van het
eeuwenoude klooster dat we die dag bezochten. We waren omringd door boeddhistische altaren
en thangka’s (gedetailleerde brokaten wandkleden met daarop de belangrijke leringen uit het
verleden) die we nauwelijks konden zien in de duisternis. Tegenover ons zat de hoogste
religieuze leider van het klooster, de abt. Dankzij onze vertaler kregen we een privé-audiëntie
met deze man die al een leven lang meditatie en mededogen beoefende.
Tijdens deze intieme ontmoeting van ongeveer een uur kon ik hem vragen stellen over de
Tibetaanse tradities, overtuigingen en de diepste mysteriën van het leven. Mijn vragen waren
direct en helder en de abt vond het zichtbaar leuk dat zijn dagelijkse routine door onze
ontmoeting werd onderbroken. Zo leuk zelfs, dat hij zijn assistenten, die hem mee wilden nemen
naar een volgende afspraak, negeerde.
Het vertrouwen en de vriendschap die tijdens deze eerste ontmoeting ontstonden, leidden
zeven jaar later tot een tweede ontmoeting in een andere kapel in hetzelfde klooster.
In 2005 was ik in de gelegenheid om de kloosters op het Tibetaans Hoogland opnieuw te
bezoeken. Deze keer was ik met een andere groep onderzoekers en pelgrims achttien dagen op
reis. Toen we bij het klooster kwamen waar ik al eerder was geweest, hoorden we dat de abt die
in 1998 zo vrijgevig was geweest met zijn tijd was overleden. De monniken vertelden ons niet
wanneer en hoe hij overleed, maar ze maakten ons wel duidelijk dat hij niet meer leefde. Maar
door de vriendschap die zeven jaar eerder was ontstaan, hadden we blijkbaar behoorlijk wat
krediet opgebouwd bij de toenmalige assistenten van de overleden abt en bij andere monniken
die nog in het klooster leefden. Hoewel we de nieuwe, jongere plaatsvervanger van de oude abt –
hij was pas eind tachtig – nooit eerder hadden ontmoet, waren onze welwillendheid en
vriendschap ons vooruitgesneld. Toen de nieuwe abt hoorde dat onze groep er weer was, werden
we hartelijk verwelkomd en kregen we de kans het diepzinnige gesprek dat zeven jaar eerder
begon te vervolgen.
De kracht die alle dingen verbindt
Tijdens weer zo’n koude Tibetaanse ochtend ontmoetten we de nieuwe abt in een andere kapel in
hetzelfde klooster. Op weg naar de kleine, slecht verlichte ruimte werden we door een
slingerende gang met aan weerszijden liggende stenen geleid. Terwijl we op de abt wachtten,
bedacht ik dat we ons nauwelijks konden voorstellen wat voor gesprekken, onderricht en
initiaties er allemaal hadden plaatsgevonden op de plek waar wij die ochtend zaten. In de verte
hoorde ik het zachte geluid van leren sandalen die tegen de koude, stenen vloer klepperden. Ik
wist dat het de abt was, onderweg naar ons toe. Terwijl het geluid aanzwol, voelde ik de
spanning in de kamer stijgen nu duidelijk werd dat de afspraak, hoewel iets verlaat, toch
doorging.
De abt duwde het zware wandkleed dat voor de opening hing om de kou buiten te houden (of
de warme lucht binnen) opzij. Met een grote grijns raakte hij met de duim van zijn rechterhand
zijn hart aan, terwijl hij zijn vingers tegen elkaar hield en naar boven, naar de lucht, liet wijzen,
als een halve gebedsmoedra. Met zijn andere hand hield hij zijn pij vast terwijl hij door de kamer
liep. Na de formaliteiten die horen bij de begroeting en het zegenen van de khata’s – traditioneel
gebruik waarbij iedereen die de abt ontmoet hem een ceremoniële, witte, zijden sjaal aanbiedt
om te laten zegenen – gaf de abt te kennen dat we vragen konden stellen. Toen stelde ik hem,
genesteld in de stilte van het eeuwenoude klooster, een vraag over het onderwerp van het boek
De goddelijke matrix dat ik toen aan het schrijven was.
‘Wat is’, vroeg ik, ‘binnen uw traditie de kracht die ons verbindt met anderen, onze wereld en
alle dingen? Welk kanaal geleidt onze gebeden tot voorbij ons lichaam en wat houdt het
universum bij elkaar?’
Met een glimlach die voortdurend op zijn gezicht stond, hield de abt oogcontact met me
terwijl de vertaler mijn vraag in het Tibetaans herhaalde. Wat er toen gebeurde was voor mij en
de andere aanwezigen een volkomen verrassing.
De twee mannen – de abt en zijn vertaler – raakten direct verwikkeld in een levendige
discussie. Door hun drukke gebaren en enthousiaste, harde spreken, begon het steeds meer op
een Tibetaanse discussiewedstrijd te lijken. Mijn Tibetaans is heel slecht en ik verstond geen
woord van wat de mannen zeiden, maar de aard van het gesprek was duidelijk. Ze hadden moeite
met mijn vraag en de abt wist niet goed hoe hij er vanuit zijn eigen leer antwoord op moest
geven. Hij was wel gewend dat zijn leerlingen dit soort vragen stelden, maar die studeerden al
jaren onder hem en hadden een jarenlange training ondergaan waardoor zij waren voorbereid op
dit soort gesprekken. Maar de abt kende mij helemaal niet. Hij wist niets van mijn achtergrond,
mijn traditie, mijn spirituele ervaring en daardoor ook niet waar en hoe hij moest beginnen met
antwoorden.
Antwoord geven zoals hij iemand antwoordt die al zijn leven lang monnik is, zou hetzelfde
zijn als ouders die een klein kind vertellen waar de kinderen vandaan komen, zonder dat het kind
enig benul heeft van wat er gebeurt als mensen intiem fysiek samenzijn. Zo’n vraag kan wel
beantwoord worden, maar een kind kan dat antwoord nooit bevatten omdat het niet over de
nodige voorkennis beschikt. Zo had de abt ook wel een antwoord op mijn vraag over de kracht
die alle dingen met elkaar verbindt, alleen wist hij niet of ik zijn antwoord wel zou kunnen
begrijpen.
Natuurkracht, menselijke ervaring, of allebei?
Opeens werd het stil in de kamer. Iedereen stopte met praten en de abt keek op naar de thangka’s
die de muren van de kapel bedekten. Na een diepe inademing vol koude, ijle lucht, beantwoordde
hij mijn vraag op een verrassende, onverwachte manier. Hij keek me aan en zei slechts één
Tibetaans woord. Automatisch keek ik naar de vertaler. ‘Wat zei hij?’ vroeg ik. ‘Hij zei maar één
woord.’
Ik was totaal niet voorbereid op wat de vertaler vervolgens zei: ‘Mededogen.’ ‘De geshe zegt
dat “mededogen” het antwoord op je vraag is. Mededogen verbindt ons met alle andere levende
wezens en met alle dingen.’
Ik was zo verrast door het antwoord omdat ik altijd had geleerd dat mededogen een ervaring
is en iets wat je kunt oefenen. We voelen mededogen met onszelf en met anderen als zij het
moeilijk hebben. En we ervaren mededogen als oefening voor het dagelijks leven. Als ik het
antwoord van de abt goed begreep, zei hij dat mededogen meer is dan alleen een gevoel. Het is
een natuurkracht.
Nooit eerder had ik iemand horen zeggen dat mededogen een fysische kracht is. Toch was dit
het enige woord waarmee hij mijn vraag ‘Wat verbindt ons met de wereld?’ beantwoordde. Deze
schijnbare tegenstelling was de reden van mijn volgende vraag. ‘Hoe is dat mogelijk?’ vroeg ik
aan de vertaler in de hoop dat ik het zou gaan begrijpen. ‘Zegt hij dat mededogen een
natuurkracht is die alle dingen met elkaar verbindt, of zegt hij dat het een menselijke emotie is
die wij kunnen ervaren?’
Opnieuw ontspon zich een levendige dialoog toen de vertaler mijn vraag aan de abt
voorlegde. Opnieuw verbrak de abt het oogcontact met me, haalde diep adem, keek de vertaler
aan en antwoordde met één woord. ‘Ja!’ zei hij in het Tibetaans. Dat was zijn antwoord. Het was
bovendien het einde van onze uitwisseling.
Na een plagerige, tien minuten durende dialoog over de diepste beginselen van de Tibetaans-
boeddhistische leer, ging ik naar huis met alleen het Tibetaanse woord voor mededogen. Ik weet
nog dat het bij het weggaan voelde alsof er iets miste, alsof er letterlijk iets in de vertaling
verloren was gegaan. Het antwoord van de abt was nogal raadselachtig en ik begreep het niet
goed. Er leek iets niet te kloppen.
Enkele dagen later kwam ik erachter waarom.
In weer een ander klooster had ik eenzelfde soort gesprek, nu met een geleerde monnik en
niet met een hooggeplaatste abt. Alleen bevonden we ons nu in de minder formele kloostercel
van de monnik. Het was een piepkleine, kale kamer waarin hij at, sliep, bad en studeerde als hij
niet in de grote gebedsruimte van het klooster was.
De vertaler was inmiddels vertrouwd met mijn manier van vragen stellen en begreep
waarnaar ik op zoek was. Terwijl we rond de warmte van de yakboterlampen in de met rook
gevulde ruimte samenkropen, keek ik omhoog naar het lage plafond. Het was bedekt met zwarte
roet van het jarenlange branden van dit soort lampen voor licht en warmte op koude middagen
zoals toen wij er waren.
Opnieuw stelde ik mijn vraag via de vertaler aan de monnik: ‘Is mededogen een
scheppingskracht of een lichamelijke ervaring?’ Hij keek omhoog naar het roet aan het plafond,
zoals ik dat enkele seconden eerder ook had gedaan. Hij slaakte een diepe zucht en dacht een
moment aan alles wat hij in het klooster had geleerd sinds hij op achtjarige leeftijd intrad – hij
leek nu ergens midden twintig. Langzaam keek hij weer naar beneden en naar mij terwijl hij
antwoordde.
Zijn antwoord was kort. Kort maar krachtig. En ik snapte het helemaal: ‘Het is allebei!
Mededogen is én een natuurkracht én een menselijke ervaring.’
Toen viel de eerdere ontmoeting met de abt ook ineens op zijn plek en begreep ik de diepe
leer die hij met mij en de leden van de reisgroep had gedeeld.
Sleutel 31: Mededogen is én een natuurkracht én een emotionele ervaring die
ons verbindt met de natuur en alles wat leeft.
Einsteins mededogen
Die dag, in een kloostercel aan de andere kant van de wereld, uren verwijderd van het
dichtstbijzijnde dorp en zo’n vijf kilometer boven zeeniveau, hoorde ik woorden van een
eenvoudige, maar prachtige wijsheid die westerse tradities, waaronder de wetenschap, tot op de
dag van vandaag over het hoofd zien. De monnik had ons eraan herinnerd dat die ene menselijke
ervaring die ons onderscheidt van alle andere levensvormen – mededogen – dezelfde
natuurkracht is die ons op een intieme manier verbindt met alle andere dingen. Wanneer we
waarachtig mededogen in ons leven ervaren, verdwijnt het gevoel van afgescheidenheid tussen
onszelf en anderen, al het andere leven, de wereld en ook in onszelf.
Albert Einstein herkende de kracht van mededogen in ons leven en ook het vermogen ervan
om lijden te verlichten. Hij zei: ‘Het is onze taak om onszelf te bevrijden (…) door onze kring
van mededogen te verbreden en alle levende wezens en de hele natuur in al haar schoonheid te
omarmen.’128 De veertiende Dalai Lama verruimde dit inzicht van de eigen genezing naar het
voortbestaan van de hele wereld, toen hij zei: ‘Ik ben ervan overtuigd dat mededogen aan de
basis ligt van het voortbestaan van de mens.’129 Dit besef van de rol van mededogen in ons leven
maakt de weg vrij voor de diepte van het grootst mogelijke zelfmeesterschap en de bijzondere
ervaringen die ons tot mens maken.
De abt was een belangrijke leraar en hij voelde de verantwoordelijkheid om de vragen van
zijn leerlingen respectvol en voor hen betekenisvol te beantwoorden. Zonder enige kennis over
mij, mijn achtergrond, geschiedenis en overtuigingen, kon de abt ook niet weten of zijn wijsheid
respectvol zou overkomen en of ik zijn woorden zou begrijpen. Hij wist gewoon niet hoe zijn
woorden bij mij zouden aankomen. Dit veroorzaakte de woordenwisseling tussen hem en de
vertaler, die zich afspeelde voordat hij het woord ‘mededogen’ uitsprak.
Gelukkig voor mij was de vertaler ook een goede vriend. Hij kende me. Hij kende mijn
familie, mijn leven, mijn werk- en academische achtergrond, opleiding en spirituele weg.
Gewapend met deze kennis had hij de abt ervan weten te overtuigen dat de wijsheid die hij wilde
delen, de weg naar mijn hoofd en hart op een respectvolle en gezonde manier zou weten te
vinden. Hierdoor was de abt voldoende gerustgesteld en kon hij aan zijn
verantwoordelijkheidsgevoel gehoorgeven. Hierdoor verruimde hij de manier waarop ik had
geleerd naar mededogen en de rol ervan in ons leven te kijken.
Mededogen, wijsheid en evenwicht
Het onderricht van deze Tibetaanse abt, en dat van het Tibetaans-boeddhisme in het algemeen,
komt uit de boeddhistische mahayana-traditie. Dit is een van de twee (en in sommige indelingen
drie) belangrijke stromingen binnen het boeddhisme. Volgens deze leer is mahayana het pad dat
een individu snel naar volledige verlichting leidt, met maar één doel voor ogen: zodat ze hun
eigen verlichting kunnen inzetten om het lijden van anderen te verlichten. Iemand die dit pad
volgt staat bekend als een bodhisattva. Ik noem dit hier, omdat we door deze context meer
inzicht in mededogen kunnen krijgen.
De zintuiglijke aard en poëtische taal van het mahayana-onderricht (de zogenaamde soetra’s),
raken me vanwege hun schoonheid. Ze waren een toevluchtsoord en steun in enkele periodes in
mijn leven waarin ik het heel moeilijk had. Als de soetra’s bijvoorbeeld een beschrijving van
mededogen geven, dan beelden ze bodhisattva’s af met twee vleugels, die hen bij hun
uiteindelijke doel van verlichting brengen. De ene vleugel is de vleugel van wijsheid, de andere
die van mededogen. De soetra’s beschrijven deze twee kwaliteiten als elkaars gelijken die
samenwerken. Die samenwerking is een vereiste als je kiest voor het pad naar verlichting.
Op een heel krachtige manier beschrijven de soetra’s dat de bodhisattva’s geen eigen plek in
de wereld hebben. Dit komt doordat bodhisattva’s niets bezitten. Ze hebben geen land, geen
bezittingen en kennen geen gehechtheden in de wereld. Maar het gaat nog dieper en doordringt
de kern van de manier waarop wij over onszelf en onze plaats in de wereld denken. Deze diepere
laag in de bodhisattva kan het best omschreven worden met de woorden van Joanna Macy Ph.D.,
die het boeddhisme diepgaand bestudeerde: ‘Evenmin is er een solide zelf, of een
onveranderlijke identiteit, of enige vorm van zekerheid – volgens onze betekenis van
zekerheid.’130 Bodhisattva’s bewegen zich daarentegen vol zelfvertrouwen door de wereld. Onder
alle omstandigheden waarin ze terechtkomen, vertrouwen ze op de wijsheid die en het
mededogen dat ze hebben verworven.
Het belangrijkste inzicht is hier dat mededogen en wijsheid in balans moeten zijn voor we
mededogen op een gezonde manier kunnen inzetten. Mededogen en wijsheid moeten onze
bondgenoten worden wanneer we uitdrukking willen geven aan de diepste waarheden van ons
mens-zijn.
Mijn eigen reis naar de ontsluiting van het raadsel van intuïtie en mededogen bracht me naar
enkele van de meest afgelegen en mysterieuze plekken op aarde. In de oeroude kloosters, op de
broze bladzijden van door de tijd versleten manuscripten en binnen de overgebleven
natuurvolkeren is deze kennis voor ons behouden gebleven. Hier ontdekte ik geen kant-en-klare
antwoorden, maar sleutels voor een manier van denken die nieuwe antwoorden en nieuwe
denkwijzen mogelijk maakt. Eigenlijk is het geen verrassing dat de verwijzingen naar de diepste
geheimen van ons lichaam en naar onze grootste krachten recht voor onze neus, in onze
alledaagse ervaringen verborgen liggen. Maar het mysterie is niet meteen opgelost wanneer we
de taal van het hart leren spreken.
Zoals de inleiding van een boek je voorbereidt op de hoofdstukken die gaan komen, zo leiden
je intuïtie en mededogen je door de schakeringen van het leven en geven je een middel in handen
waarmee je antwoord kunt geven op de vragen die zich in het leven van alledag voordoen.
Hoofdstuk 6

WE ZIJN ‘ONTWORPEN’ VOOR EEN LANG LEVEN


De kracht van onze onsterfelijke cellen opwekken
Er zijn veel dingen die je leven kunnen verlengen, maar alleen wijsheid kan het redden.
Neel Burton (1978- ), Engels psychiater en filosoof
‘Op het moment dat we geboren worden, beginnen we te sterven.’
Dit zei een goede vriend (om privacyredenen noem ik hem Michael) uit mijn tienertijd in het
noorden van de staat Missouri. Onze achtergronden lijken zo op elkaar, dat we wel broers
hadden kunnen zijn. Onze vaders verlieten ons toen we tien jaar oud waren. We hebben allebei
een jongere broer of zus. We woonden allebei in sociale huurwoningen voor mensen met een
laag inkomen en liepen iedere morgen naar dezelfde school waar we in dezelfde klas zaten. En
allebei hadden we de muziek, ik was gitarist, Michael drummer, die ons door alle ellende die
hoort bij een gebroken gezin heen sleepte. Het was 1968 en we volgden op tv de hele nasleep
rond de moord op Martin Luther King Jr., en nog geen twee maanden later die op Robert
Kennedy. Daarnaast waren er ook nog de verschrikkelijke moorden op demonstranten op de
campus van South Carolina State University en het politiegeweld tijdens anti-Vietnamrellen
tijdens de Nationale Conventie van de Democratische Partij in Chicago. We speelden samen in
hetzelfde bandje en na het oefenen praatten we tot diep de volgende ochtend over de VS, onze
politici en de toekomst van de wereld.
We waren dus goede vrienden en daarom vertelde Michael mij zijn levensfilosofie: op het
moment dat we geboren worden, beginnen we te sterven. Ik kende die uitspraak wel, maar had
deze in het verleden afgedaan als een leuke gedachte waar ik het niet per se mee eens was, maar
die ik accepteerde als een van de vele nieuwe gezichtspunten die in die tijd ontstonden. Maar
toen mijn vriend het zei, voelde het anders. Nu kwamen de woorden uit de mond van een vriend
en hij gebruikte ze om een manier van leven te rechtvaardigen die leidt tot overdaad,
mateloosheid en uiteindelijk ook een slechte afloop.
Michael en ik hadden diepe gesprekken over het leven en hoe je dat volledig kunt leven. Onze
uitgangspunten stonden eigenlijk lijnrecht tegenover elkaar. Michael geloofde wat hij had
gehoord en gelezen over het feit dat we sterven vanaf het moment van onze geboorte en hij had
hier zijn belangrijkste levensfilosofie van gemaakt. Hij ging er letterlijk van uit dat je een
mensenleven kunt vergelijken met een afgesloten potje vol mogelijkheden. Als we worden
geboren, openen we het potje en vanaf onze eerste ademhaling maken we het potentieel dat zich
erin bevindt op.
‘We hebben wat we hebben en als het op is, is het op’, zei hij. ‘Als het op is, is het op.’
Leven we in het moment of voor het moment?
Volgens Michaels manier van denken zijn er vanaf het begin van ons leven twee mysterieuze,
onbekende factoren. Ten eerste weten we niet hoe vol ons ‘levenspotje’ zit als we ter wereld
komen. En ten tweede weten we niet hoe snel we dat wat het leven ons heeft gegeven opmaken.
Misschien ben je gezegend met een potje dat overstroomt van vitale gezondheid. Als dat zo is,
leef je misschien honderd jaar of nog langer. Het kan ook zijn dat je potje vanaf het begin halfvol
is, Michael noemde dit ‘beginnen met een halfvolle tank’. Als we met minder beginnen, zo dacht
hij, verbruiken we dat wat we hebben sneller, leven we korter en sterven dus jonger. Volgens
Michaels overtuiging moeten we juist omdat we niet weten hoe vol of leeg ons eigen levenspotje
is, voluit leven voor het enige moment dat zeker is: het huidige moment, nu.
Ik begreep wat mijn vriend bedoelde en ook zijn onderliggende filosofie, maar ik besefte ook
dat deze manier van denken door mensen verschillend kan worden geïnterpreteerd. Voor
Michael betekende leven voor het moment zeggen wat je te zeggen hebt en doen wat je vindt dat
je op dat moment moet doen. (Dit is iets heel anders dan leven in het moment, waarbij we onze
zintuigen volledig benutten, ons gewaarworden van onze omgeving en vanuit een uitgebreider
gewaarzijn bewust en verantwoordelijk leven, handelen en spreken.) Volgens Michael moest je
om echt spontaan te kunnen leven, dat wat je zegt en doet ongefilterd naar buiten laten komen.
Ieder moment was gewoon wat het was. Precies deze manier van denken was de aanzet voor ons
gesprek.
Het zal je waarschijnlijk niet verrassen dat Michael midden in een crisis zat toen we elkaar
die dag troffen. Zijn interpretatie van leven voor het moment had ervoor gezorgd dat hij iedere
verantwoordelijkheid koste wat kost vermeed: ten aanzien van zichzelf, zijn familie, zijn lichaam
en gezondheid, andere mensen, vriendschap en intimiteit. De consequenties van zijn benadering
van het leven hadden hem ingehaald en hem niets gebracht dan teleurstellingen, onvervulde
dromen en het gevoel dat een succesvol, gezond en liefdevol leven wel voor andere mensen
mogelijk was, maar niet voor hem.
Toen we dat gesprek hadden, ging het slecht met zijn gezondheid. Hij was pas halverwege de
twintig, maar door overmatig drugs- en drankgebruik had hij een leverziekte opgelopen die
onmiddellijk behandeld moest worden. Hij had verder niemand en bovendien geen geld, geen
woonplek en niemand die hij om hulp kon vragen. Voor zover ik wist, was ik de enige vriend die
hij nog had. Ik heb geleerd om niet te snel persoonlijke adviezen aan vrienden te geven (tenzij
het me wordt gevraagd), maar mijn vriend zat zo verstrikt in zijn pijn en verdriet, dat het niet in
hem opkwam op een andere manier naar zijn levensfilosofie te kijken en dat het niet in mij
opkwam mijn mond te houden. Ik nam de gok en probeerde hem te helpen. Ik vroeg: ‘Stel dat
jouw levensfilosofie over sterven zodra we geboren worden niet helemaal klopt?’
Aan de blik op Michaels gezicht zag ik dat ik zijn aandacht te pakken had. ‘Wat bedoel je met
“niet helemaal klopt”?’ vroeg hij.
‘Ik probeerde het vriendelijk te brengen’, antwoordde ik glimlachend. ‘Ik wilde niet met één
zin je hele wereldbeeld aan stukken slaan.’
‘Oké, oké, ik snap het!’ zei hij. ‘Maar wat zeg je dan? Zeg het gewoon.’
Ik hoopte al dat mijn vriend me om opheldering zou vragen. Dit was het deurtje naar binnen,
de gelegenheid om hem een ander gezichtspunt aan te reiken en die greep ik met beide handen
aan. ‘Stel dat het leven volkomen anders in elkaar zit dan jij denkt?’ Ik vroeg hem: ‘Wat zou het
voor jou betekenen wanneer je erachter komt dat je juist heelt vanaf het moment dat je geboren
wordt?’
Michael keek me verbijsterd aan. Deze andere manier van denken was nooit eerder in hem
opgekomen. Alleen al het horen van de woorden opende een deur naar een mogelijkheid die hij
nooit eerder had overwogen. ‘Wow! Als dat eens waar was’, zei hij, ‘dat zou alles veranderen.
Het betekent dat we ons levensvat voortdurend kunnen bijtanken – of in ieder geval een heel
lange tijd.’
‘Ja’, zei ik, ‘dat is precies wat ik bedoel. En we hoeven ons niet af te vragen wat de gevolgen
zijn als we deze mogelijkheid ontdekken, want dat hebben mensen voor ons al gedaan. Oude
tradities zoals yoga, qigong en de ayurvedische geneeskunde hebben al ontdekt dat ons lichaam
letterlijk zo is gemaakt dat het zichzelf kan genezen vanaf het moment dat we worden geboren.
Ze hebben ook ontdekt dat wij zelf degenen zijn die dit proces starten en stoppen. Het
belangrijkste is dat we de omstandigheden scheppen die deze genezing mogelijk maken. Dit kan
op veel verschillende manieren en daarom kun je het leven ook beschouwen als een vat dat we
blijven vullen, in plaats van een vat dat iedere dag iets leger wordt.’
Kort na ons gesprek verhuisde Michael naar een andere stad. Zijn vader, die hij al heel lang
niet meer had gezien, hoorde wat er gebeurd was en nam contact met hem op. Hij bood hem een
woonplek aan terwijl hij aan zijn gezondheid werkte. In de loop van de jaren zijn we ieder onze
eigen weg gegaan en ik heb hem nooit meer gezien. Maar als ik terugdenk aan die jaren in
noord-Missouri, voel ik me altijd dankbaar voor de diepe gesprekken waardoor we met andere
ogen naar de wereld gingen kijken en anders over ons leven gingen denken.
Hoe meer ik leerde over de wijsheid van het menselijk lichaam en hoe meer tijd ik doorbracht
met natuurvolkeren die deze wijsheid omarmen, hoe meer ik ben gaan begrijpen van het
potentieel waarover Michael en ik spraken. Het vermogen tot genezing is iets wat we al bezitten
en in ieder van ons al levend aanwezig is. Yogi’s, monniken en nonnen, sjamanen, mystici en
curandero’s hebben allemaal hun eigen, unieke traditie, maar er is een grondbeginsel dat deze
verschillende tradities tot één krachtig geheel weeft. Deze oude, inheemse tradities leren dat de
kwaliteit van ons leven en de lengte ervan ten diepste het gevolg zijn van de manier waarop we
naar onszelf en de wereld kijken.
‘Alles verandert’ – om met Michael te spreken – wanneer we de beperkte overtuigingen die
we van onze familie, vrienden en sociale instellingen hebben geleerd, vervangen door nieuwe,
zelf-empowerende perspectieven. Ik ontdekte dit zelf op een heel directe manier, toen ik een
Tibetaanse non ontmoette die mijn aangeleerde kennis over de betekenis van leeftijd en de rol
van een lange levensduur tartte.
Het geheim van de non
Na bijna twee weken acclimatiseren op zo’n vijf kilometer boven zeeniveau en een rit in een
oude Chinese schoolbus over zo goed als weggespoelde paden, waarbij onze lichamen op de
harde stoelen alle kanten op stuiterden, kwamen we bij het afgelegen klooster aan. Het lag uren
verwijderd van het dichtstbijzijnde dorp en werd slechts door ongeveer honderd Tibetaanse
nonnen bewoond. Zij hadden heel weinig contact met de buitenwereld en kregen maar weinig
bezoek. Door de stofwolken boven de omringende heuvels wisten de nonnen al dat we eraan
kwamen. Ze stonden ons rustig op te wachten, samen met een groep nieuwsgierige maar
verlegen kinderen, lokale boeren, yakherders en door het weer geharde nomaden.
De groepsleden noemden iedere gelegenheid voor het nemen van een foto in Tibet een
‘National Geographic-momentje’, omdat iedere gelukte foto zo op de omslag van het populaire
tijdschrift kon. Nu ook weer. Drie van de nonnen stapten onmiddellijk naar voren en vertelden na
een hartelijke ontvangst, dat zij onze officiële gidsen waren. De vrouwen droegen het traditionele
nonnengewaad: een donker-kastanjebruine omslag (zhen) van onderen over een kastanjebruine
rok (shemdop) en een geel met kastanjebruine omslagdoek (dhonka) over het bovenlichaam. Aan
de grote glimlach op hun gezichten en hun geanimeerde gesprekken kon ik merken dat ook zij
blij waren ons te ontmoeten.
Via onze vertaler vertelden de nonnen dat het leven op zo’n afgelegen plek voor- en nadelen
heeft. Aan de ene kant lag het klooster zo ver van de bewoonde wereld dat overheidsinspecteurs
en speculanten die land wilden kopen hun religieuze gemeenschap nauwelijks lastigvielen. Aan
de andere kant bevonden de nonnen zich zo ver van het dichtstbijzijnde dorp, leefden ze zo
geïsoleerd en was de weg naar het klooster zo slecht, dat toeristen die normaal gesproken voor de
inkomsten van zo’n plek konden zorgen, ook nauwelijks kwamen.
Naast de gids, vertaler en mijzelf pasten er nog veertig mensen in onze bus. Een groep van 43
mensen werd dan ook hartelijk onthaald. De binnenplaats van het klooster kwam onmiddellijk tot
leven. Uit het niets stonden er ineens overal kioskjes, klaar om zaken te doen. Een uur lang
hebben we de plaatselijke economie zo goed mogelijk gesteund. We gedroegen ons als echte
consumenten en kochten prachtige Tibetaanse kleden, schitterend gekleurde thangka’s en
religieuze attributen zoals lange slingers van gebedsvlaggetjes, grote, koperen Tibetaanse
klankschalen die je met een mallet, soort houten hamertje, aanslaat, en gebedssnoeren waarmee
het aantal chants wordt geteld.
Plotseling veranderde het hele plaatje. Alsof ze over een innerlijke klok beschikken, stopten
de nonnen de kleden van yakwol, de turkooizen sieraden, klankschalen en schilderingen in grote
wollen zakken en liepen in stilte naar de gebouwen. ‘We gaan nu naar de gebedshal’, fluisterde
onze gids me toe toen ik hem vragend aankeek. ‘Het is gebedstijd voor de nonnen.’
Terwijl we over een smal, in de berg uitgehakt pad wandelden, kwam een van de nonnen
naast me lopen. Ik was onmiddellijk gefascineerd door haar uitstraling. Ze liep zo dichtbij dat ik
haar lengte goed kon inschatten. Mijn moeder is precies 1.42 m lang en het gezicht van de non
bevond zich op dezelfde borsthoogte als dat van mijn moeder tijdens onze wandelingen. Maar
niet alleen haar lengte fascineerde me.
120 jaar, maar wie telt er nog?
De ogen van de vrouw stonden helder en vrolijk en tijdens onze wandeling had ze voortdurend
een glimlach op haar gezicht. De huid van haar gezicht zag er gezond uit. Maar aan de diepe
rimpels rond haar ogen en op haar voorhoofd kon ik zien dat ze al een lang leven achter de rug
had, blootgesteld aan de zon op deze grote hoogte, de natuurelementen en alle uitdagingen waar
een vrouw in deze barre omstandigheden mee te maken had. Haar hoofd was fris geschoren. Ik
begreep dat ze dit deed omdat er in het klooster geen stromend water is, waardoor jezelf wassen
erg onhandig is, en niet omdat ze kaal werd vanwege haar leeftijd. Terwijl we liepen bleek mijn
Tibetaans veel slechter dan haar beperkte Engels en we beseft en al snel dat we niet echt een
gesprek konden voeren. In ieder geval niet verbaal. We liepen samen in stilte naar de
gebedsruimte, terwijl ze beurtelings omlaag naar het pad en omhoog in mijn ogen keek.
Toen we bij de deur van de gebedshal aankwamen, hield de non met een snelle beweging het
zware, brokaten kleed dat de wind, het stof en felle zonlicht buiten hield opzij. Mijn nieuwe
vriendin ging als eerste naar binnen en voor ik haar kon volgen hield onze gids me tegen.
‘Wat vond je van het gesprek met de geshe?’ vroeg hij. Geshe is Tibetaans voor grote leraar.
Ik vermoedde al wel dat de vrouw met wie ik samen opliep een gerespecteerde oude non was,
maar ik wist niet waarom mensen zoveel ontzag voor haar hadden. Bovendien noemde onze gids
haar terloops geshe, maar binnen het Tibetaans-boeddhisme is dit een term die traditioneel
gezien alleen aan hoogontwikkelde mannen wordt gegeven. Pas in 2011, drie jaar na onze
Tibetreis, schreef Kelsang Wangmo geschiedenis door de eerste, officieel erkende vrouwelijke
geshe te worden. Dit betekende het begin van een nieuwe periode, met nieuwe mogelijkheden
voor vrouwelijke beoefenaars binnen het Tibetaans boeddhisme.
Vervolgens wist ik niet wat ik hoorde: ‘De non die naast je liep, is het geheugen van deze
plek, zij bewaakt de traditie van deze vrouwen’, legde de gids uit. ‘Ik noemde haar de geshe
omdat ze de geschiedenis niet alleen kent, maar zich deze ook herinnert.’
‘Wat bedoel je met “herinnert”?’ vroeg ik. ‘Hoe kan dat? Hoe kan ze zich herinneren wat hier
in meer dan honderd jaar tijd is gebeurd?’
‘Daarom is ze ook een geshe’, antwoordde hij met een grijns. Vervolgens keek hij me recht in
de ogen en onthulde waarom hij wilde dat ik de vrouw met wie ik samen had gewandeld zou
ontmoeten.
‘De non die zojuist naast je liep’, zei hij, ‘herinnert zich de geschiedenis omdat ze deze heeft
meegemaakt. Ze werd hier in 1888 geboren en is haar hele leven in het dorp gebleven.’ Eerst
dacht ik nog dat de gids me voor de gek hield, maar het werd me al snel duidelijk dat dit niet het
geval was.
‘Ja’, zei hij, ‘de moederoverste heeft me haar geboorteakte laten zien. De non is dit jaar 120
jaar oud geworden.’ (Deze reis vond plaats in 2008.) ‘En ze is nog niet eens de oudste’,
vervolgde hij. ‘Hier in deze bergen leven mensen die nog veel ouder zijn.’
‘Hoeveel ouder?’ vroeg ik.
‘Dat is moeilijk te zeggen’, antwoordde hij. ‘De oudsten zijn mannelijke yogi’s. Ze wonen in
grotten tussen Lhasa en de heilige berg Kailash. Volgens de dorpelingen daar zijn sommigen van
hen al zeshonderd jaar oud! Het probleem is natuurlijk dat geboorteakten en paspoorten
zeshonderd jaar geleden niet bestonden. Daarom kunnen we hun leeftijd niet met zekerheid
vaststellen.’
Juist omdat de exacte leeftijd van de Tibetaanse non bekend was en de documenten in de
kloosterbibliotheek lagen, was de ontmoeting met haar voor mij zo waardevol. Ze was nog heel
levendig en energiek en wilde graag praten over haar lange leven en het geheim hiervan. Via de
vertaler vroeg ik haar die middag naar het geheim van haar lange levensduur.
Mijn nieuwe vriendin antwoordde direct, snel en alsof het afgesproken was. Haar antwoord
was eenvoudig, kort en bondig. Ik begreep direct wat ze zei: ‘Mededogen. Mededogen is leven.
Dat is wat we hier beoefenen. Dat leren we van onze leraren en dat is wat zij weer van hun
leraren hebben geleerd. Dat staat ook in al deze boeken.’ Ze maakte een armgebaar richting de
oude en beschadigde manuscripten die in de kloosterbibliotheek lagen opgeslagen. ‘We bewaren
ze voor de mensen die hiernaartoe komen om erover te leren.’
Door de recente ontdekking van een biologische klok in iedere cel die de ‘timer’ is die bepaalt
hoe lang we leven, klinkt haar antwoord ineens heel logisch.
Het paradigma van onze levensduur
Het zal geen toeval zijn dat de oudste, gedocumenteerde leeftijd van hedendaagse mensen rond
de leeftijd van de Tibetaanse non schommelt, zo rond de 120 jaar. Hoewel sommige mensen iets
jonger en andere iets ouder zijn, lijkt 120 toch een soort mysterieuze grensleeftijd. Volgens de
Bijbel is dit niet altijd zo geweest. Als we de verhalen in de Hebreeuwse Tora (en het christelijke
Oude Testament) mogen geloven, leefden de Bijbelse patriarchen eerder meerdere eeuwen dan
slechts decennia.
Zo was Metusalem 187 toen hij vader werd van Lamech. Hij was blijkbaar nog heel vitaal
toen hij op 187-jarige leeftijd vader werd. In tegenstelling tot wat we geacht worden te geloven
over onze levensduur en de afname van onze vitaliteit naarmate we ouder worden, leefde
Metusalem nog 782 jaar en kreeg hij nog meer zonen en dochters voor hij uiteindelijk op de
ongelooflijke leeftijd van 969 jaar stierf! En Metusalem was niet de enige die zo lang leefde.
Volgens diezelfde Bijbelse traditie verwekte Noach op 500-jarige leeftijd Sem, Cham en Jafet.131
Ook hier geldt dat Noach behoorlijk vitaal en vruchtbaar moet zijn geweest, anders had hij niet
drie kinderen kunnen verwekken.
Deze twee verhalen geven een heel ander beeld van onze levensduur dan we tegenwoordig
voorgeschoteld krijgen. We zijn door onze maatschappij en cultuur geconditioneerd om te
geloven dat er een omgekeerd evenredige verhouding is tussen leeftijd en menselijk potentieel.
Dit is zo ongeveer de verwachting: hoe langer we leven, hoe minder we kunnen beschikken over
de capaciteiten uit onze jeugd. Logisch gevolg van deze redenering is dat de kwaliteit van ons
leven achteruitgaat naarmate we ouder worden.
We zijn hierdoor zo geconditioneerd, dat we denken dat iemand van honderd jaar of ouder
alleen nog maar een schim kan zijn van wie hij vroeger was. We zien dan een verschrompeld
klein mensje voor ons, met slappe spieren, hangend aan broze botten in een lichaam met doffe,
holle ogen, dat zich aan iedere ademhaling vastklampt alsof het zijn laatste is. Hoewel je vaak
ziet dat mensen op deze manier ouder worden – iedereen kent wel een voorbeeld binnen zijn
eigen familie, vriendenkring en buurtgenoten – en we dit ook gewoon moeten accepteren, kan
het zeker ook anders. Vitaal en energiek oud worden behoort zeker tot de mogelijkheden, het is
geen ijdele hoop of pure verbeelding. Er zijn ook voorbeelden, uit het verleden en heden, van
mensen die kozen voor een andere manier van denken en leven en daardoor een uitzonderlijk
lang en gezond leven leidden.

Een van de wonderlijkste en meest fascinerende verhalen over langlevende patriarchen waarvan
ik er eerder al enkele noemde, is het verhaal over de profeet Henoch en de manier waarop hij aan
het einde van zijn leven de wereld verliet. Ik schrijf ‘de wereld verliet’ en niet ‘stierf’, omdat het
in het historische verhaal zo beschreven wordt. Volgens de Bijbelse tekst is Henoch nooit
gestorven.
Voor het boek Henoch in de 4e eeuw n.Chr. uit de officiële Bijbelse canon werd geschrapt,
nam het een prominente en gerespecteerde plaats in binnen het verhaal van de mensheid. Het
boek met Henochs naam beschrijft hoe hij in totaal 365 jaar op aarde leefde en de geheimen van
de schepping aan een schrijver dicteerde voor hij heenging. Maar als zijn tijd gekomen is,
beschrijft de tekst geen normale, menselijke dood.
Er staat niet dat hij zijn laatste adem uitblaast en dat zijn lichaam vervolgens teruggegeven
wordt aan de elementen, maar heel gewoon dat hij aan het einde van zijn dagen ‘wandelde met
God, en hij was niet meer, want God nam hem weg’.132 De precieze betekenis van deze passage
en wat er nu daadwerkelijk met Henoch gebeurde, is nog altijd onderwerp van discussie binnen
religieuze en filosofische kringen. Ik noem het levensverhaal van Henoch hier, omdat het
opnieuw een verhaal is over een leven met een lengte die de verwachtingen van de hedendaagse
mens verre overtreft.
Nadat de aardse gebeurtenissen die in de teksten worden beschreven hebben geleid tot een
andere manier van leven, stoppen de verhalen over deze eeuwigdurende levens. Vanaf die tijd tot
op de dag van vandaag heeft leeftijd een plafond en is er een bovengrens aan de lengte van een
mensenleven. Misschien is het geen toeval dat het Bijbelse verhaal over de grens aan een
mensenleven parallel loopt aan de wetenschappelijke ontdekking van diezelfde begrenzing. De
Bijbelse parameter is specifiek. Er staat: ‘Mijn geest zal niet altijd bij de mens blijven, hij is
immers ook van vlees, de duur van zijn leven zal 120 jaar bedragen.’133
De grens van 120 jaar in deze oude, Bijbelse passage houdt direct verband met de
wetenschappelijke ontdekking van een ‘rekenmachine’ in ons DNA, die bepaalt hoe vaak een cel
zich kan delen voordat zij veroudert en uiteindelijk afsterft. Iedereen heeft direct toegang tot de
rekenmachine in onze cellen en deze ontdekking, die de Nobelprijs voor Geneeskunde verdiende,
is de sleutel voor het resetten van de klok die de levensduur van onze cellen bepaalt.
De lengte van telomeren is belangrijk
Er gonst een nieuw woord rond tijdens conferenties over genezing en een lange levensduur. Door
tv-reclames die een leeftijdsomkering en een verhoogd libido beloven en advertenties die
suggereren dat je een middel hiervoor nu al op internet kunt kopen, lijkt iedereen ineens een
expert op het gebied van DNA. Ineens hebben we het allemaal over telomeren. Wat telomeren
zijn en doen, is in wezen heel eenvoudig. Maar wat ze voor ons leven betekenen, grenst aan het
onwaarschijnlijke.
Zoals de plastic uiteinden veters beschermen waardoor ze niet snel slijten, zo zijn telomeren
speciale sequenties DNA die de uiteinden van onze chromosomen beschermen tijdens celdeling.
Voor mensen bestaat deze sequentie uit een repeterend stukje DNA: TTAGGG, TTAGGG,
TTAGGG, enzovoorts. Deze letters staan voor de vier basen waaruit ons DNA bestaat: cytosine
(C), guanine (G), adenine (A) en thymine (T). Deze specifieke sequentie, hieronder afgebeeld in
afbeelding 5.1, vormt het ‘spul’ waaruit het beschermende uiteinde is opgebouwd.

Afbeelding 5.1 Deze afbeelding laat zien hoe telomeren bij iedere
celdeling korter worden, tot ze het proces niet langer kunnen
ondersteunen. Wetenschappers denken dat het korter worden van de
telomeren de biologische klok is die het verouderingsproces en
uiteindelijk de dood veroorzaakt.
Als een cel zich deelt en de chromosomen worden gekopieerd zodat uit de oorspronkelijke cel
twee nieuwe cellen ontstaan (replicatie), loopt dit kopieermechanisme maar tot een bepaald punt
van het DNA en dan stopt het – dit punt ligt voor het einde van de streng. En dan komt het
telomeer om de hoek kijken. Het telomeer vormt een buffer met een aanvullende code die volgt
op de essentiële informatie van het chromosoom. Als het kopieermechanisme stopt, stopt het in
de telomeren. In tegenstelling tot een incomplete kopie van het DNA, kan een incomplete kopie
van de telomeren geen kwaad. Op deze manier verminderen de telomeren het letsel dat wordt
veroorzaakt door celdeling. Zo zorgt de natuur ervoor dat onze genen volledig gekopieerd
worden en de kostbare informatie van de cel helemaal wordt doorgegeven aan haar
nakomelingen.
Als dit mechanisme er om de een of andere reden niet was geweest, zou het kopiëren ergens
midden in een belangrijke DNA-instructie stoppen – bijvoorbeeld de informatie die nodig is voor
de opbouw van een sterk immuunsysteem – en de nieuwe cel zou dan met een incomplete
blauwdruk moeten werken. De incomplete kopie uit zich als een genetische afwijking, die
aandoeningen, ziekten en veroudering kan veroorzaken. Maar dankzij de telomeren gebeurt dit
niet.
Uit deze eigenschap blijkt duidelijk waarom de lengte van onze telomeren zo belangrijk is.
Zolang ze lang genoeg zijn om de DNA-code intact te houden, vindt er een gezonde celdeling
plaats en beschikken we over vitale cellen die kunnen doen wat ze behoren te doen.
Sleutel 32: Telomeren zijn gespecialiseerde sequenties DNA aan het eind van
een chromosoom en dienen als buffer ter bescherming van de genetische
informatie van het chromosoom tijdens celdeling. Bij iedere celdeling worden de
telomeren korter, tot ze de essentiële informatie van een cel niet langer kunnen
beschermen, waarop de cel veroudert en uiteindelijk afsterft.
Er is een goede reden waarom ik dit zo gedetailleerd vertel. Normaal gesproken wordt een
telomeer steeds korter naarmate we ouder worden. Als we worden geboren ligt de gemiddelde
lengte van een telomeer ergens tussen de 8000 en 13.000 eenheden (basenparen). Als we ouder
worden, worden ze gewoonlijk korter en dit gebeurt op een voorspelbare manier. Bij een
volwassene van 35 jaar oud en met een doorsnee westerse manier van leven, zijn de telomeren
ongeveer met 29 procent ingekort tot zo’n 3000 eenheden. Wanneer diezelfde
doorsneevolwassene 65 is, daalt dit aantal met nog eens 50 procent tot rond de 1500 eenheden. Ik
schrijf hier ‘doorsnee’ omdat de lengte van de telomeren niet vastligt. Zij is niet vooraf bepaald
en het staat niet ‘in steen geschreven’.
Deze statistieken beschrijven wat er gebeurt als we niets doen om de gezondheid van onze
telomeren te ondersteunen. Het goede nieuws is dat we wel degelijk iets kunnen doen. We
kunnen zelfs heel veel doen. Vandaar dat wetenschappers nu beseffen dat de snelheid waarmee
en de mate waarin telomeren korter worden afhangt van onszelf en een aantal factoren die we
beïnvloeden met de keuzes die we maken. Een aantal van deze factoren is bekend: voeding,
lichaamsbeweging, slaap, en schadelijke gewoonten als drugs- en alcoholgebruik. Maar ook
emotionele stress als gevolg van bijvoorbeeld een laag zelfbeeld of een laag gevoel van
eigenwaarde, een factor waar vaak minder rekening mee wordt gehouden, speelt een rol.
Ontdek de timer in je biologische klok
In 1961 ontdekte de Amerikaanse wetenschapper Leonard Hayflick dat een telomeer een cel bij
40 tot 70 celdelingen ondersteunt. Als we zijn ontdekking in een leeftijdsgrafiek zetten die is
gebaseerd op de frequentie van celdelingen, krijgen we de zogenaamde Hayflick-limiet van
celdeling. De Hayflick-limiet voorspelt de levensduur van een cel en die limiet lijkt overeen te
komen met de 120 jaar die we al eerder tegenkwamen. Dus of we nu vanuit Bijbels perspectief
naar een lange, menselijke levensduur kijken of door de ogen van een bioloog, de vragen blijven
dezelfde:
• Weten we wat de bovengrens van 120 jaar veroorzaakt?
• Kunnen we de limiet van 120 jaar verleggen?
Gezien vanuit de nieuwe ontwikkelingen die ik in dit boek beschrijf, is het antwoord op beide
vragen: ja!
In 2009 ging de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde naar drie wetenschappers:
Elizabeth H. Blackburn en Carol W. Greider van de University of California in Berkeley en Jack
W. Szostak van Harvard Medical School. Ze kregen de prijs vanwege hun ontdekking uit 1984,
van een enzym dat direct verbonden is met de telomeren in ons lichaam, met name om de
telomeren te herstellen, hernieuwen en verlengen. De naam van dit enzym zegt het al:
telomerase. Het bevindt zich aan de uiteinden van chromosomen, precies daar waar de telomeren
zich bevinden. De ontdekking van het doel van telomerase wordt het best omschreven in een
persbericht naar aanleiding van de ontdekking:
Elizabeth Blackburn en Jack Szostak ontdekten dat een unieke DNA-sequentie in de telomeren
de chromosomen behoedt voor functieverlies. Carol Greider en Elizabeth Blackburn
constateerden de aanwezigheid van telomerase, het enzym dat telomeer DNA maakt. Deze
ontdekkingen verklaren hoe de uiteinden van chromosomen worden beschermd door telomeren
en dat ze zijn gemaakt van telomerase. Als de telomeren korter worden, verouderen de cellen.
Omgekeerd, als er sprake is van veel telomerase-activiteit, blijft de lengte van de telomeren
intact en wordt het verouderingsproces vertraagd.134
Sleutel 33: Doel van het enzym telomerase in onze cellen is herstel, vernieuwing en
verlenging van de telomeren die bepalen hoe lang een cel leeft.
De ontdekking van telomerase bood ineens tal van nieuwe mogelijkheden op het gebied van
genezing en lang leven. Zoals vaak het geval is, werden de eerste onderzoeken gedaan met
muizen, later werden er ook mensen betrokken bij het onderzoeken van de mogelijkheden van dit
enzym. Een muis zit fysiek duidelijk anders in elkaar dan een mens, maar de celdeling bij
muizen en de manier waarop deze delingen worden gereguleerd, zijn hetzelfde als bij ons. Het
was daarom logisch om de theorieën rond telomerase en de invloed ervan op onze levensduur
eerst op muizen te testen en daarna pas op menselijke vrijwilligers. De onderzoeksresultaten
waren ronduit verbijsterend.
Een artikel uit 2010 in het prestigieuze tijdschrift Nature gooide alle mogelijke twijfels over
de onderzoeksresultaten overboord. De kop boven het artikel was kort maar krachtig:
‘Telomerase keert verouderingsproces om.’ De eerste zin zet vervolgens de toon voor de rest van
het artikel: ‘Voortijdig verouderen kan worden omgekeerd door een enzym [telomerase] dat de
toppen van de chromosomen beschermt te reactiveren, aldus een onderzoek bij muizen.’135
Het artikel in Nature beschrijft een groep muizen die zo wordt behandeld dat ze zonder
telomerase in hun lichaam opgroeien. Het resultaat: zonder het enzym dat telomeren kan
herstellen, worden de chromosoombuffers sneller korter en de muizen sneller ouder dan normaal
gesproken het geval is. Het was niet verrassend dat de muizen tijdens het ouder worden
lichamelijke problemen kregen die we normaal gesproken met mensen associëren, zoals diabetes,
osteoporose en zelfs neurologische kwalen.
Deze muizen haalden de krantenkoppen door wat er vervolgens gebeurde. Toen ze volwassen
waren, werden hun telomerase-enzymen gereactiveerd – dit gebeurde met een stof genaamd 4-
OHT. Na een behandeling van een maand werden de volwassen muizen opnieuw onderzocht. De
resultaten van deze evaluatie worden in het desbetreffende artikel beschreven.
De hoofdonderzoeker noemde de resultaten ‘een bijna-Ponce de Leoneffect’, waarbij hij
refereert aan de Spaanse ontdekkingsreiziger en zijn legendarische zoektocht naar de Fontein van
de Eeuwige Jeugd. De ouderdomsverschijnselen bij de volwassen muizen stopten niet alleen, ze
keerden daadwerkelijk om! ‘Verschrompelde testikels groeiden weer uit naar hun normale
formaat en de dieren werden weer vruchtbaar’, meldt het artikel. ‘Andere organen, zoals de milt,
lever en darmen, herstelden zich van hun verslechterde toestand. Na een maandlang reactiveren
van telomerase, keerden ook de ouderdomseffecten in de hersenen zich om.’136
De resultaten van dit onderzoek zijn inmiddels vele keren gekopieerd en herhaald,
gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschrift en door collega’s beoordeeld. Ieder onderzoek
benaderde het verouderingsproces van cellen vanuit een iets andere invalshoek en onderzocht de
rol van telomerase en telomeren bij veroudering op een iets andere manier. Maar hoe
verschillend deze onderzoeken ook waren, ze zeggen allemaal hetzelfde: de aanwezigheid van
actief telomerase in het lichaam is de belangrijkste factor bij het stoppen en omkeren van het
verouderingsproces en de aftakeling die zich gewoonlijk voordoet bij het ouder worden.
Met deze onderzoeken is voor het eerst de relatie tussen telomerase en een lange levensduur
bij muizen aangetoond. Nadien zijn de onderzoeken ook met mensen uitgevoerd. Factoren als
leefwijze, leefomgeving en voeding spelen ook een rol bij een lange levensduur, maar het
verband tussen veroudering en de lengte van telomeren staat inmiddels vast. Hieruit kunnen we
drie dingen concluderen.
1. Mensen met een langere levensduur beschikken over langere telomeren.
2. Telomerase is het enzym dat bestaande telomeren bouwt, vernieuwt en verlengt.
3. Activering van telomerase in het lichaam stopt verdere vernietiging en herstelt telomeren
die al aangetast zijn.
De lengte van telomeren wordt inmiddels beschouwd als een biologische maatstaf – een
meetbaar gegeven – voor de levensverwachting van een mens. Bovendien weten we dat deze op
een nieuwe, positieve manier kan worden beïnvloed en bewust kan worden veranderd.
Voor alle duidelijkheid: alleen het verlengen van onze telomeren is geen garantie voor een
langer leven. Het zou bijvoorbeeld geen enkele zin hebben om de telomeren en dus ook de
levensduur te verlengen, wanneer we ons tegelijkertijd overgeven aan een buitensporig leven vol
alcohol, drugs, een eetpatroon vol geraffineerde suikers, transvetten en zwaar gezoet en
gefrituurd voedsel. Alleen langere telomeren zijn dus geen garantie voor een langer leven, maar
onderzoekers hebben wel ontdekt dat mensen met langere telomeren langer gezond en vitaal
leven.
Je kunt je misschien voorstellen dat de drie hierboven genoemde ontdekkingen over
telomeren en levensverwachting een stortvloed aan nieuwe onderzoeken teweeg hebben gebracht
en voor een heel nieuwe bedrijfstak van lifestyle-coaching en voedingsstoffen en supplementen
op de markt hebben gezorgd die onze telomeren moeten verlengen en ons een lang en gezond
leven beloven. Sommige producten en methoden hebben inderdaad een stevige
wetenschappelijke basis en doen ook wat ze beloven, andere echter weer niet.
In ieder geval is dit wat we tot nu toe weten.
Een leefwijze voor langere telomeren
Wie op de hoogte wil blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van gezond leven en
wil weten wat je allemaal wel en niet mag doen, ziet door de bomen het bos niet meer. Wat het
onder andere lastig maakt, is dat het idee over wat goed voor ons is steeds verandert. Je krijgt
voortdurend andere adviezen. Wetenschappers en medici veranderen, zelfs binnen één jaar,
steeds van mening over wat goed en niet goed voor ons is. Gedachten over het al dan niet eten
van kippeneieren en het gebruiken van kokosolie zijn een goed voorbeeld.
Kippeneieren: het oude denken. In de jaren 1980 dacht men dat het cholesterol in kippeneieren
bijdroeg aan een ongezond hoog cholesterolgehalte in het bloed en hierdoor hart- en vaatziekten
veroorzaakte. Ik weet nog hoe we het eten van eieren vermeden als de pest en dat restaurants en
adverteerders er alles aan deden om hun klanten ervan te overtuigen dat ze ei-vrije recepten
aanboden.
Kippeneieren: het nieuwe denken. Momenteel is het net andersom. Wetenschappers hebben
ontdekt dat het cholesterol in eieren niet het cholesterol is dat het risico op hart- en vaatziekten
bij gezonde mensen verhoogt.137 Onderzoek heeft juist aangetoond dat eieren het gehalte van het
‘goede’ cholesterol (HDL) verhogen en dat van het ‘slechte’ cholesterol (LDL) verlagen. En
plotseling zijn eieren hét voedsel, een fantastische, natuurlijke bron van eiwitten, ijzer, gezond
vet en meerdere belangrijke vitaminen en mineralen, en zijn ze een belangrijk onderdeel van een
gezond dieet. En eieren zijn niet het enige voorbeeld van een 180 graden-ommekeer in onze
manier van denken over bepaalde voeding.
Kokosolie: het oude denken. Gebrekkige onderzoeken naar kokosolie uit het midden van de
20 eeuw waarschuwden de consument dat we deze olie te allen tijde moesten vermijden. Ik
e

herinner me dat advertenties consumenten tientallen jaren andere, zogenaamd ‘gezonde’


plantaardige oliën aanprezen als alternatieven voor natuurlijke kokosolie. Latere onderzoeken
toonden echter aan dat er veel niet van waar was. De oorspronkelijke onderzoeken naar
kokosolie werden uitgevoerd met deels gehydrogeneerde kokosolie in plaats van de natuurlijke
olie van verse kokosnoten. Wat bleek is dat het hydrogeneringsproces voor
gezondheidsgerelateerde problemen zorgt en niet de kokosolie zelf.
Dit laatste geldt trouwens voor alle oliën die een hydrogeneringsproces ondergaan. Dus ook
voor veelgebruikte oliën als saffloerolie, katoenzaadolie, maisolie en sojaolie. Inmiddels weten
we dat ook koolzaadolie zich splitst in schadelijke vrije radicalen wanneer het tijdens het koken
warmer wordt dan 1760C.
Kokosolie: het nieuwe denken. Inmiddels weten we dat bij mensen die in delen van de
wereld wonen waar kokosnoten een vast onderdeel van het menu zijn, juist minder hart- en
vaatziekten voorkomen dan in landen als de Verenigde Staten, waar kokosnoten en kokosolie al
minstens twee generaties worden gemeden. En plotseling wordt kokosnoot niet alleen als gezond
beschouwd, maar zelfs als een superfood. Vergine en extra-vergine kokosolie worden net als
extra-vergine olijfolie en vergine avocado-olie nu juist extra aanbevolen.
Opmerking: kokosolie is met name zo gezond, omdat het goed bestand is tegen de hoge
temperaturen bij het koken.
Nu is gebleken dat deze twee producten de gezondheid bevorderen, komt het ook niet meer
als een verrassing dat deze voedingsmiddelen een lange levensduur en lange telomeren
stimuleren.
Ik schreef al dat er de afgelopen jaren een hele voedsel- en dieetsupplementenindustrie is
ontstaan, die het vermogen van telomeren om zich te herstellen en verlengen probeert uit te
melken. Het is voor mij onmogelijk om in dit boek ieder product, supplement en iedere oefening
te beschrijven. Ik kan echter wel zeggen dat er enkele essentiële leefstijlfactoren zijn, die de
telomeren ondersteunen. In algemene termen gaat het om de volgende zaken:
• stressvermindering
• regelmatig bewegen
• het gebruik van enkele specifieke supplementen
Sleutel 34: Onze leefstijlkeuzes voor bepaalde vormen van lichaamsbeweging,
bepaalde voedingssupplementen en stressvermindering in het lichaam zijn van
essentieel belang bij het vertragen en zelfs omkeren van schade aan de
telomeren en celveroudering.
In het vervolg van dit hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de factoren, methoden en supplementen
waarvan ik door onderzoek en uit eigen ervaring weet dat ze de grootste positieve invloed
hebben op de telomeren en ouder worden. Je kunt deze lijst als hulpmiddel gebruiken, maar zoals
altijd is het ook belangrijk dat je contact opneemt met je eigen arts om te kijken wat het best bij
jou past.
Vitaminen en mineralen:
belangrijke supplementen die de telomeren ondersteunen
Er zijn meerdere synergistische vitaminen en mineralen die bijdragen aan een gezond DNA en
voortijdige verkorting van de telomeren voorkomen. Uit een onderzoek gepubliceerd in de
Journal of Nutrition blijkt dat mannen met de langste telomeren ook de hoogste concentraties
van bepaalde vitaminen en mineralen in hun bloed hadden.138
Hieronder volgen enkele van de supplementen die in de Journal of Nutrition worden
beschreven. Let op, want bij sommige supplementen wordt de hoeveelheid in microgrammen
(mcg) weergeven en bij andere in milligrammen (mg).
Supplement Aanbevolen hoeveelheid
Vitamine B12 500-1000 mcg per dag
Folaat 800 mcg per dag
Vitamine C 1000-3000 mg per dag
Vitamine E Tocotriënolen 40 mg per dag
Zink 25-50 mg per dag
Magnesium 400-800 mg per dag
De hele vitamine B-familie wordt op een positieve manier in verband gebracht met lange
telomeren. Uit aanvullende onderzoeken is ook gebleken dat bètacaroteen, vitamine A, vitamine
D en het mineraal ijzer noodzakelijk zijn voor het onderhoud aan het DNA en het voorkomen
van vroegtijdig korter worden van de telomeren. Een plantaardig dieet rijk aan antioxidanten en
fytonutrienten afkomstig van groene bladgroenten blijkt ook direct van invloed op een langere
lengte van telomeren en een gezonder DNA.
Het verband tussen stress en telomeren
Voordat de moleculair bioloog Carol Greider Ph.D. en haar team het enzym telomerase en zijn
vermogen om het verkortingsproces bij telomeren om te keren ontdekten, waren wetenschappers
de rol van telomeren bij het verouderingsproces al op het spoor. De titel van een artikel (2004)
van de National Academy of Sciences vat het verband tussen telomeren en stress goed samen:
‘Versnelde verkorting van telomeren als gevolg van alledaagse stress.’ Deze kop klinkt nog wat
omslachtig, maar het artikel zelf is dit niet. Helder en kernachtig beschrijft het de rol van stress
bij het verouderingsproces: ‘Chronische stress tast de telomeren aan, is nadelig voor DNA-
replicatie en versnelt daarom het verouderingsproces.’139
Essentieel in deze uitspraak over stress is het woord ‘chronisch’. Dit is het soort stress dat
nooit ophoudt. Er komt geen einde aan en dat is een belangrijk onderscheid wanneer we het
hebben over de verschillende soorten stress in ons leven.
We kennen allemaal wel een bepaalde mate van stress wanneer het gaat over a) zaken die we
nodig hebben om te overleven, zoals eten, water of medische zorg; b) werk dat snel af moet en
goed moet zijn; of c) een probleem in onze persoonlijke of werkrelaties. Het is interessant om te
zien dat mensen verschillende situaties als stressvol ervaren en dat ook het soort stress dat men
dan ervaart onderling verschilt.
Iedereen heeft waarschijnlijk weleens gehoord van constructieve stress. Dit is een vorm van
stress die creatieve mensen vaak voelen bij een deadline die gehaald moet worden, of als ze iets
moeten maken dat aan een bepaald doel of een bepaalde behoefte moet beantwoorden.
Voorbeelden van constructieve stress zijn een kunstenaar die last heeft van stress omdat hij zijn
schilderijen af moet hebben voor de opening van een tentoonstelling, een accountant die de
financiële kwartaalverslagen op tijd moet inleveren, een auteur die de deadline van zijn uitgever
moet halen en een wetenschapper die snel een oplossing moet vinden op de vraag: hoe bespaar ik
kostbare stroom in een ruimtecapsule die rond de aarde draait en bijna zonder energie zit (zoals
bij Apollo 13).
Deze stresssituaties hebben allemaal een duidelijk afgebakend begin en einde. In dit soort
situaties zijn de belangrijkste stresshormonen, te weten adrenaline, noradrenaline en cortisol, de
brandstof die de creativiteit en het probleemoplossend vermogen een flinke push geven.
Wanneer zich nieuwe oplossingen aandienen komt het doel in zicht, neemt de stress af en
verdwijnen de stresshormonen.
Belangrijk is dus dat constructieve stress tijdelijk is en de gevolgen van stresshormonen van
korte duur zijn. Als je je doel nadert, kun je zeggen dat je ‘licht ziet aan het einde van de tunnel’.
Het feit dat er licht is, dat we het gevoel hebben er dichterbij te komen en de effecten van de
toegenomen stress in het lichaam tijdelijk zijn, maken deze creatieve stress tot een positieve
ervaring.
Het is heel anders wanneer we ons in een veeleisende of lastige situatie bevinden, waarin
maar geen einde aan de tunnel lijkt te komen, en dus ook niet aan de stress. Als een situatie
helemaal hopeloos lijkt, zien we de tunnel – die de beweging naar het licht aan het eind ervan
mogelijk maakt – zélf niet eens meer. Als je voor een groot bedrijf werkt waar je je slechts een
nummertje voelt in een Excelbestand van een of andere manager, kun je ook een bepaalde vorm
van stress gaan voelen. Hoe hard je in zo’n situatie iedere dag ook werkt en hoe vernieuwend je
ook bent, het zal waarschijnlijk niets veranderen aan de frustrerende, ongezonde en soms ook
schadelijke werkomstandigheden. Wat je ook doet, hoe hard je ook werkt en hoe goed je werk
ook is, je frustraties lossen er niet door op. In dit soort omstandigheden kan stress chronisch en
schadelijk worden.
Het gevoel van machteloosheid in dit soort omstandigheden triggert een chemische reactie in
ons lichaam die de vecht-of-vluchtreactie wordt genoemd. In deze modus wordt onze biologische
overlevingsimpuls getriggerd. Hierdoor neemt de productie van de eerdergenoemde
stresshormonen toe. Zo zijn we klaar om ons een weg naar de veiligheid te vechten, óf om net zo
lang hard weg te rennen tot we niet meer worden bedreigd. Aan zo’n reactie hadden we zeker
iets toen we nog moesten vluchten voor een sabeltandtijger aan het eind van de laatste ijstijd,
maar tegenwoordig, op kantoor of thuis, zorgt dit voor een totaal andere beleving.
Oude stress in een moderne wereld
Wanneer onze verre voorouders waren ontsnapt aan de sabeltandtijger en achter een groot
rotsblok op adem zaten te komen, was de onmiddellijke aanleiding voor hun stress verdwenen –
in ieder geval voor dat moment. Het niveau van de stresshormonen in hun lichaam zakte terwijl
hun hartslag langzaam weer normaal werd. Na een aantal uren van betrekkelijke veiligheid
waren de hoge waarden van deze hormonen uit hun lichaam verdwenen.
In zo’n levensbedreigende situatie zijn onze stresshormonen heel nuttig, omdat ze in een hoge
dosering korte tijd beschikbaar zijn als we ze nodig hebben. Maar in ons huidige leven bevinden
we ons niet al te vaak in dit soort omstandigheden. In de moderne wereld worden we doorgaans
niet op de hielen gezeten door een levensbedreigend dier. We zijn vaak gestrest omdat we ons
gevangen voelen, kwetsbaar en hulpeloos. En in dat geval is de oplossing niet zo voor de hand
liggend als wegrennen voor een hongerig roofdier.
Dit is namelijk het probleem. Aan de ene kant wordt ons lichaam door de oeroude chemische
stoffen aangespoord om te rennen, vluchten of vechten, aan de andere kant is dit iets wat we
tegenwoordig niet kunnen doen. Het lijkt op autorijden met één voet op het gaspedaal, klaar om
ervandoor te gaan, en de andere op de rem. De motor staat te gieren, maar je komt niet vooruit.
Als de zekere baan die alle rekeningen betaalt, maar die je tegelijkertijd hartstochtelijk haat,
of de vijftienjarige relatie waarin je je gevangen voelt, maar die jou en de kinderen wel zekerheid
biedt, de oorzaak is van stress, kun je niet vluchten of je verstoppen. In ieder geval niet op de
manier van onze voorouders, door een schuilplaats te zoeken achter een rotsblok.
Waar vind je in de moderne wereld een rotsblok om achter te schuilen? Als je je niet veilig
voelt en je de stress van het alledaagse leven niet van je kunt afschudden, zal de onopgeloste
stress een negatieve invloed hebben op onze telomeren, zo blijkt uit onderzoeken. De
wetenschap kan dit verband heel helder beschrijven, maar de gevolgen van stress zijn zo
duidelijk merkbaar, dat we daar de wetenschap niet voor nodig hebben.
Als iemand die we kennen vastzit in zijn worsteling met onopgeloste emotionele zaken, kun
je zien wat stress met hem doet – bijvoorbeeld tijdens een slepende echtscheiding, of als iemand
niet kan beslissen om al dan niet te stoppen met een baan of relatie. Je ziet zijn lichaam en
gezicht verouderen. Zo iemand ziet er ouder uit dan hij is en krijgt vaak ook
gezondheidsproblemen die normaal gesproken passen bij iemand die jaren, of tientallen jaren,
ouder is. Als iemand last heeft van chronische stress, is zijn immuunsysteem vaak niet goed
voorbereid op de verkoudheid of griepgolf die ieder jaar onvermijdelijk door het kantoor of
klaslokaal gaat.
Deze mensen verbruiken al hun ziekteverlof en hebben soms nog meer dagen nodig.
Uiteindelijk gaan ze aan stress ten onder, omdat het dat wat ze het meest koesteren van hen
wegneemt: het leven zelf. Het lichaam kan langdurige, chronische, onopgeloste stress namelijk
maar een bepaalde tijd aan.
Als we gezond willen blijven, zullen we ons lichaam de omgeving moeten aanbieden die het
nodig heeft en waarin het dat kan doen waarvoor het gemaakt is: genezen, en wel op het meest
fundamentele niveau van het DNA zelf.
Sleutel 35: De onopgeloste stress in ons leven beschadigt onze telomeren en
neemt dat wat we het meest koesteren van ons af: het leven zelf.
Afleidingen: gezond en ongezond
Ons instinct doet er gewoonlijk alles aan om uitzichtloze situaties te vermijden. Dus zorgen we
voor allerlei afleiding in ons leven, waardoor onze aandacht zich niet langer bezighoudt met de
kwestie, of kwesties, waar het om gaat. Er zijn gezonde afleidingen, zoals yoga, meditatie, een
individuele of teamsport, kunst of muziek om stress te kanaliseren. Maar te vaak kiezen we voor
minder gezonde afleidingen, zoals bijvoorbeeld eten terwijl we geen honger hebben, drugs- of
drankmisbruik om onprettige emoties te verdoven, online videogames, of zelfs online relaties in
plaats van persoonlijke interacties. Als we voor dit soort activiteiten kiezen, doen we dit vaak om
de aandacht af te leiden, zodat we de emoties veroorzaakt door stress niet hoeven voelen.
Als we verslaafd raken aan de productie van chemische stoffen in ons lichaam die wordt
veroorzaakt door de afleidingen die we bedenken – bijvoorbeeld serotonine en oxytocine, die de
stemming verbeteren – worden de activiteiten die deze stofjes produceren een steeds
terugkerende vluchtroute. En uiteindelijk beseffen we dat we eraan verslaafd zijn. We zullen een
manier moeten vinden om van de onderliggende stress af te komen, anders gaan we voortdurend
teruggrijpen op deze afleidingen om ons prettig te voelen en nemen zij na verloop van tijd de
plaats in van onze vriendschappen, baan, familie en andere belangrijke relaties.
Dit is ook wat er in het verslag van de National Academy of Sciences staat. Hier staat ook
heel nauwkeurig beschreven wat de kwalijke gevolgen van chronische stress zijn: het verkort de
telomeren die de levenscode die in al onze cellen aanwezig is beschermen. Gelukkig reikt de
wetenschap die zegt dat chronische stress slecht voor ons is, ons ook handvatten aan om die
stress op te lossen.
Oefening
Onopgeloste stress herkennen en oplossen
De wetenschap maakt duidelijk dat onopgeloste stress de telomeren kan
verkorten die van essentieel belang zijn voor je gezondheid, genezing en een
lange levensduur. Ik heb een beknopt oefenmodel gemaakt, waarmee je dit soort
stress kun herkennen. Ik heb gemerkt dat dit eenvoudige model heel nuttig is
wanneer je merkt dat iets je dwarszit, maar je nog niet helder hebt wat dit precies
is. Ik nodig je uit erachter te komen welke stressoren je op dit moment in je leven
mogelijk ervaart. Voor deze oefening heb je pen en papier nodig.
De oefening
Gebruik enkele woorden of korte zinnen en schrijf de antwoorden op de
volgende drie vragen zo eerlijk mogelijk op.
Vraag 1: Kun je enkele oorzaken noemen van de onopgeloste stress die je
ervaart?
Benoem zo eerlijk mogelijk de relaties, omstandigheden of situaties in je leven
die een slepend gevoel van bezorgdheid, angst en frustratie, of een diepgevoeld,
emotioneel ‘onderbuikgevoel’ van onzekerheid veroorzaken als je eraan denkt.
Maak een lijst en houd enkele regels ruimte onder iedere oorzaak die je
opschrijft.
Vraag 2: Wat is je standaardantwoord op stress?
Ik wil je vragen de afleidingen waar je doorgaans voor kiest te benoemen onder
iedere stressoorzaak die je bij vraag 1 hebt opgeschreven. Maak de volgende
zin af: ‘Wanneer deze situatie gevoelens van bezorgdheid, angst, frustratie of
een andere diepe en ongemakkelijke emotie oproept, dan …… om me weer
beter te voelen.’
Vraag 3: Hoe zou een ander en verstandiger antwoord op je stressoren
eruit kunnen zien?
Als je de huidige afleidingen van de stressoorzaak die je inmiddels hebt herkend,
zou willen vervangen door een ander en verstandiger antwoord, kun je de
volgende methode volgen. Het begint met de bekende verschuiving van je
aandacht, waarbij je je hartwijsheid om raad vraagt. Je zult merken dat de
stappen die de aandacht op het hart richten, lijken op die van de Quick
Coherence® methode uit hoofdstuk 5.
• Stap 1: richt je aandacht op je hart. Ga met je aandacht van je hoofd
naar het gebied rond het hart.
• Stap 2: vertraag je ademhaling. Ga iets langzamer ademen dan je
doorgaans doet, neem 5 tot 6 seconden voor iedere inademing en ook
weer voor iedere uitademing.
• Stap 3: dring door tot je diepe intuïtie. Terwijl je rustig blijft ademen en je
aandacht in je hart houdt, stel je in stilte van binnenuit je vraag.
• Stap 4: luister/voel. Luister naar het antwoord. Zodra je een antwoord
hebt, schrijf je de wijsheid van je hart op door de volgende zin af te maken:
‘Voorbeelden van een verstandiger antwoord op mijn onopgeloste stress
zijn onder meer ….’
Het doel van deze oefening is tweeledig. Gebruik haar om:
• je bewust te worden van de afleidingen waar je, bewust en onbewust, voor
kiest in een stressvolle situatie die ogenschijnlijk uitzichtloos is;
• de afleidingen te vervangen die geen nieuw en gezond antwoord geven op
de stressoren in je leven. De kracht van deze oefening is dat we altijd
direct ons antwoord op een situatie kunnen veranderen, terwijl we niet altijd
in staat zijn direct iets aan de situatie zelf te doen.
Bedenk nadat je de bovenstaande oefening hebt gedaan, dat er geen juiste of verkeerde manier is
waarop je je hartwijsheid kunt ontvangen. We zijn allemaal geboren met een unieke code
waarmee we toegang kunnen krijgen tot de wijsheid van ons hart en waarmee we deze kunnen
toepassen in ons dagelijks leven. Het geheim van de code is weten wat voor jou het beste werkt.
Sleutel 36: Via de wijsheid van ons hart kunnen we vragen om inzicht in gezonde
alternatieven voor de ongezonde afleidingen in ons leven en deze vervolgens
ook ontvangen.
Iedere minuut van de dag beamen of verloochenen we ons leven
Als we zo leven dat we ‘ons levensvat voortduren bijtanken’, om met Michael te spreken,
voeden we de vitaliteit van onze cellen voortdurend. Als we dit doen, zijn de voortdurende groei,
genezing en deling van onze telomeren een afspiegeling van deze vitaliteit. De instructies voor
deze manier van denken en leven zijn eenvoudig, maar voor de toepassing in ons dagelijks leven
moeten we aan het werk. Dit vraagt moed en discipline. En we zullen ieder moment, iedere dag
opnieuw, een keuze moeten maken.
Door de keuzes die we ieder moment van de dag maken, beamen of verloochenen we het
leven in ons lichaam – bijvoorbeeld door onze keuzes voor het soort voedsel waarmee we ons
lichaam voeden, de bewegingen waarmee we ons lichaam stimuleren, de woorden waarmee we
onze gedachten en ervaringen uitdrukken, en voor de overtuigingen die we over onszelf en
anderen hebben. Als we dit serieus nemen, wordt kiezen eenvoudig. Dan maken we een
aandachtige keuze voor het leven dat zich uitdrukt in ieder woord, iedere maaltijd en iedere
interactie met onszelf, anderen en de wereld. Deze sleutel voor een lange levensduur is geen
geheim voor leerlingen van de mysterietradities zoals de oude Essenen, een religieuze groepering
die bloeide van de 2e eeuw v.Chr. tot de 1e eeuw n.Chr. in het gebied dat tegenwoordig bestaat
uit delen van Palestina, Jordanië en Israël.140 Van alle Essenen is Jezus van Nazareth, de leraar
uit het Nieuwe Testament, vandaag de dag verreweg de bekendste.
Jezus beschrijft de keuze voor het leven die we iedere dag opnieuw maken, op een voor zijn
leerlingen begrijpelijke manier en in de taal van zijn tijd. Als ze hem vragen hoe ze hun lichaam
kunnen genezen, antwoordt Jezus direct, eenvoudig en duidelijk: ‘Als je levend voedsel eet, zal
dit je verkwikken, maar als je je eten doodt, zal dit dode voedsel jou ook doden. Want leven
komt alleen van leven, en van de dood komt niets dan dood. Want alles wat je voedsel doodt,
doodt je lichaam ook.’141
De meest vooruitstrevende wetenschap van onze tijd vertelt ons dat deze directe, krachtige en
heldere woorden tegenwoordig net zo waar zijn als tweeduizend jaar geleden. Als we bewerkt
voedsel eten, de zogenaamde processed foods, eten dat volledig is gaargekookt, of vol
conserveringsmiddelen zit, eten we voedsel waarin de vitaliteit van de enzymen en het leven dat
ons voedt is doodgemaakt.
Een geaccepteerde definitie van voeding is ‘een voedzame substantie die mensen of dieren
eten of drinken, of die planten absorberen, om in leven te blijven en te groeien’.142 Uit deze
definitie blijkt dat de zogenaamde bewerkte voedingsmiddelen in wezen helemaal geen voeding
bieden. Ze vullen de maag en stillen de honger, maar omdat de ingrediënten in dit fastfood al
dood waren voor ze werden verpakt, kunnen ze ons lichaam geen leven schenken als we ze eten.
Het is daarom niet verrassend dat de veel gegeten fastfoodmaaltijden vol gehydrogeneerde
oliën, bewerkte ingrediënten, conserveringsmiddelen en kleur en smaakstoffen en de epidemie
aan ziekten zoals diabetes, dementie en verschillende soorten kanker die de moderne wereld treft,
met elkaar in verband worden gebracht. Eigenlijk klinkt het heel logisch omdat we van non-food
verwachten dat het ons lichaam voedt.
Het is dus heel belangrijk te beseffen wat we als voeding tot ons nemen. Maar hetzelfde gaat
op voor de keuzes die we maken op andere gebieden in ons leven. Het geldt ook voor de
overtuigingen die we erop nahouden over onszelf en anderen, voor onze relaties en ons gevoel
van eigenwaarde. Dit is allemaal spirituele voeding voor onze geest en ons hart en voedt ons op
een eigen wijze. Met dit in het achterhoofd kunnen we de wijze lessen van de Essenen verder
doortrekken en ervan uitgaan dat ‘alles wat je gevoel van waarde, van eigenwaarde en zelfrespect
doodt, ook je lichaam doodt’.
De kwaliteit van je emotionele, psychische en geestelijke voeding is duidelijk net zo
belangrijk als het fysieke voedsel dat we tot ons nemen.
Waar het hier om draait is dat iedere genezing van onze telomeren afhankelijk is van de
keuzes die we maken. Soms nemen we onze beslissingen bewust en met een bepaalde bedoeling,
en soms ook onbewust. Maar hoe dan ook, het zijn onze keuzes. De sleutel tot een lang leven is:
maak van je bewuste keuzes onderbewuste gewoonten. Als je dit doet, hoef je niet meer na te
denken over wat je als lunch zult eten en hoe je op een ruzie met degene van wie je houdt zult
reageren. Je keuze is dan namelijk al gemaakt.
Ik heb dit al op jonge leeftijd geleerd en het is de maatstaf geworden voor de meeste
beslissingen die ik iedere dag opnieuw neem. Iedere dag, bij iedere maaltijd, binnen iedere
vriendschap en relatie, en ook wanneer ik een ander of mezelf bekritiseer voor iets wat ik heb
gezegd of gedaan, stel ik mezelf deze vraag: is dit het beste wat ik op dit moment te bieden heb?
Het antwoord vertelt me op dat moment welke mogelijkheden ik allemaal heb. En dan moet ik
een keuze maken die óf het leven in mijn lichaam beaamt óf het verloochent.
Gezien de relatie tussen voeding, overtuigingen, stress en telomeren is het duidelijk dat een
lange levensduur minder te maken heeft met proberen zo lang mogelijk te leven, en veel meer
met de keuzes die we ieder moment van de dag maken. Over deze keuzes ging het gesprek met
mijn vriend Michael. Het verschil zit hem in de manier waarop we over onszelf denken: als een
eindig vat met een beperkt potentieel, óf als een oneindig vat met een onbeperkt potentieel. Door
die tweede manier van kijken wordt het mogelijk om op 500-jarige leeftijd nog een keer vader te
worden.
Sleutel 37: Op ieder moment van de dag maken we keuzes die het leven in ons
lichaam beamen of verloochenen.
Tijd, leven en de tijdklok
In de periode dat ik groepen door Tibet begeleidde, viel me iets op waarover ik in boeken en
reisdocumenten nauwelijks iets hoor, namelijk dat Tibetaanse monniken en nonnen vaak niet
weten hoe oud ze zijn. De eerste Tibetaanse monnik die ik naar zijn leeftijd vroeg, begon te
lachen. Hij lachte niet om mijn gebrekkige Tibetaans, maar om mijn vraag. Hij geloofde niet dat
ik serieus was, omdat leeftijd in zijn manier van denken niet hetzelfde betekent als in onze
cultuur.
Toen het tot de monnik doordrong dat ik wel degelijk serieus was, wilde hij heel graag
antwoord geven. Hij had niet geaarzeld omdat hij zijn leeftijd niet wilde zeggen, maar omdat hij
het gewoon niet wist. Nagaan hoeveel jaren hij had geleefd, was voor hem helemaal niet
belangrijk.
De monniken vieren hun verjaardag wel, maar ze vragen zich niet af hoe oud ze zijn. Ze
vieren de geslaagde afronding van weer een omwenteling rond de zon en niet het aantal jaren dat
sinds hun geboorte is verstreken. Uit de voorafgaande tekst blijkt dat deze manier van denken
duidelijk een positieve werking heeft. Als we ervan uitgaan dat de kwaliteit van ons leven ieder
jaar verder achteruitgaat en het tellen van de jaren dat we hebben geleefd ons ouder worden
bevestigt, is het logisch dat de monniken hun leeftijd niet willen achterhalen.
De monnik met wie ik bevriend raakte, wist heel goed in welk jaar hij was geboren. Met die
datum in gedachten begon hij het antwoord op mijn vraag met een wedervraag: ‘In welk jaar
leven we nu?’ Toen ik antwoordde dat we in het jaar 2008 leven, knikte hij instemmend. Hij
keek naar de palm van zijn hand en schreef er met zijn wijsvinger onzichtbare getallen op. Hij
berekende het verschil tussen het huidige jaar en zijn geboortejaar. Hij keek me al snel weer
grijnzend aan en vertelde me vol trots dat hij in 1915 was geboren. Volgens zijn berekening
leefde hij al 93 jaar in de wereld.
Zijn antwoord verraste me volkomen. Als ik zijn leeftijd had moeten schatten, zou ik, aan de
hand van de kleur en strakheid van zijn huid, de twinkeling in zijn ogen en zijn veerkrachtige
stap, gezegd hebben dat hij halverwege de zestig of misschien begin zeventig was. Maar ik had
nooit gedacht dat hij al begin negentig was! Zoals de non die ik eerder ontmoette, maakte deze
monnik me opnieuw duidelijk dat het aantal jaren dat we leven en de toestand van ons lichaam
niet per se zo met elkaar hoeven samenvallen als ons altijd is verteld.
Van de monnik leerde ik iets over de tijd.
Ouder worden is niet hetzelfde als oud zijn!
Als je de timer op je mobieltje over een uur zet, heb je na die zestig minuten weer een uur langer
op aarde geleefd dan toen je de timer zette. Die zestig minuten geven de chronologische tijd aan
die voorbij is gegaan vanaf het moment dat je de timer zette. Het is duidelijk dat we al die zestig
minuten ook daadwerkelijk hebben geleefd, maar de vraag is: hoe hebben we ze geleefd? Onze
cellen leefden gedurende dat uur en ze hielden onze stofwisseling op gang, maar genazen en
hernieuwden ze zichzelf ook? Maar belangrijker is misschien nog: creëerden we de juiste
omgeving waarin onze cellen konden genezen en zich hernieuwen? Het antwoord op deze vraag
is het verschil tussen een lange levensduur en ouderdom.
Met het stellen van deze vraag keren we weer terug naar de filosofie aan het begin van dit
hoofdstuk. Gaan we ervan uit dat we vanaf het moment van onze geboorte beginnen te sterven,
of dat het moment van onze geboorte het genezingsproces in gang zet dat op een natuurlijke en
aangeboren manier in ons lichaam aanwezig is? Of om het persoonlijker te maken: geloof je dat
je vanaf het moment van je geboorte aan het genezen en jezelf aan het hernieuwen bent?
Het belangrijkste van het antwoord van de Tibetaanse monnik was voor mij dat hij niet zei dat
hij ‘93 jaar oud’ was. Hij zei niet dat hij 93 jaren van zijn eindige levensvat had opgebruikt, hij
vertelde alleen maar dat er 93 jaren voorbij waren gegaan vanaf het moment dat hij ter wereld
was gekomen. Hij zei dus hoelang hij al leefde, zonder de gevolgen van zijn leeftijd te
benoemen. Deze subtiele manier van bevestigen van de tijd die we op aarde hebben
doorgebracht, heeft grote gevolgen voor de tijdklok in onze cellen. Het is de belangrijkste reden
voor de lange levensduur en kwaliteit van leven die ik voor het eerst bij de monniken en nonnen
in Tibet tegenkwam.
Sindsdien ben ik deze filosofie vaker tegengekomen bij veel natuurvolkeren die weinig zijn
beïnvloed door de westerse manier van denken over leven, dood en een lange levensduur.
Een van mijn grote passies in het leven is de bestudering van mensen die op een gezonde
manier heel oud worden. Ik ben op zoek gegaan naar de overeenkomsten tussen de oudste
mensen ter wereld. Toen de monniken me vertelden dat er yogi’s bestaan die al zeshonderd jaar
leven, had ik geen enkele reden om hen niet te geloven, hoe ongelooflijk het ook klinkt. De
nieuwe ontdekkingen van de moderne wetenschap lijken erop te wijzen dat deze hoge leeftijd
mogelijk is. En ook de oude geschrift en vertellen dat er mensen zijn die zo oud en zelfs nog
ouder zijn geworden!
Het belangrijkste aan deze verhalen is voor mij, dat de mensen die na een eeuwenlang leven
aan hun einde komen, niet overeenkomen met het beeld dat wij tegenwoordig van iemand van
zo’n hoge leeftijd hebben. Ze voldoen dus niet aan het beeld dat we meestal met een hoge leeftijd
associëren, namelijk van een verschrompeld lichaam en een verkreukelde huid hangend aan een
broos skelet. Het tegenovergestelde is juist het geval. Deze mensen, zoals de non die ik in 2008
in Tibet ontmoette, hebben een heldere, scherpe blik, een gezonde en soepele huid en zijn nog
heel actief. Ze zijn vitaal, nog tot van alles in staat en beschikken over alle menselijke
vermogens. Ze genieten voluit van het leven en leveren tot het einde een bijdrage aan hun familie
en gemeenschap.
Hoewel er niets bekend is over de yogi’s waarover mijn gids sprak, zijn er wel gegevens over
een man die relatief korter geleden ook een bijna Bijbelse leeftijd bereikte. Een van de meest
fascinerende, extreme en best gedocumenteerde voorbeelden van een Bijbelse leeftijd gaat over
Li Ching-Yuen, een man die in het Chinese leger diende en onderscheidingen kreeg uitgereikt
voor het bereiken van de 100-jarige, 150-jarige en 200-jarige leeftijd.
Het mysterie van Li Ching-Yuen
Li Ching-Yuen was een meester in de oosterse vechtsporten en een qigongmeester, die leefde
van een dieet van planten die hoog in de bergen groeien. Hij diende in het Chinese leger en stierf
op de hoge leeftijd van 256 jaar. Volgens de nauwkeurige documentatie van het Chinese leger
werd Li in 1677 geboren in de Chinese provincie Sichuan. Zijn toetreding tot het leger als
tactisch adviseur in 1749 is goed gedocumenteerd, evenals zijn pensionering 25 jaar later, op 97-
jarige leeftijd. Na zijn pensioen keerde hij terug naar de eenvoudige, landelijke leefwijze van
voor zijn indiensttreding. Volgens mij is zijn keuze voor deze manier van leven een van de
belangrijkste redenen van zijn lange levensduur. Hij keerde terug naar het hooggebergte van
Sichuan en verbouwde daar medicinale kruiden, wat hij ook deed voor hij het leger inging.
Als erkenning voor zijn indrukwekkende militaire carrière ontving Li een dankbetuiging voor
gedane diensten. Bij deze brief zat een document waarin hij gefeliciteerd wordt met zijn 110e
verjaardag. Dit was in 1777. Het leger bedankte hem opnieuw in 1827, op zijn 150e verjaardag en
nogmaals in 1877 op zijn 200e verjaardag. Volgens zeggen is deze mysterieuze man van hoge
leeftijd in 1933 overleden. Ik schrijf ‘volgens zeggen’, omdat zijn dode lichaam nooit
teruggevonden is in het plattelandsdorp waar hij woonde en omdat zijn familie hem nooit
begraven heeft. Volgens zijn vrouw is hij gewoon gestorven toen hij ergens buiten was.143

Afbeelding 5.2 Een van de weinige foto’s van Li Ching-Yuen,


genomen in Sichuan in 1927. Volgens documenten is hij hier 250 jaar
oud. In rapporten uit zijn militaire tijd staat dat hij in 1677 geboren
werd en in 1933 stierf. Men zegt dat hij 256 jaar was toen hij overleed.
Bron: staatseigendom, Volksrepubliek China/Wikipedia.
In 1933 publiceert zowel Time magazine als The New York Times artikelen over Li Ching-Yuen
met onder meer interviews met afstammelingen van mensen uit het dorp waarin hij opgroeide.144
Deze artikelen beschrijven de herinneringen van volwassenen die Li als kind hebben gekend,
maar ze werden verteld door de kleinkinderen van deze volwassenen. Bij zijn overlijden zou Li
180 kinderen hebben verwekt, uit veertien huwelijken. Toen hem naar de oorzaken van zijn
lange levensduur werd gevraagd, schijnt hij te hebben gezegd ‘een rustig hart’ is het geheim voor
een lang leven.145 Li’s woorden komen helemaal overeen met de nieuwe ontdekkingen over de
gevolgen van een op het hart gericht leven.
Ik vertel dit verhaal en mijn ervaringen met de 120-jarige, Tibetaanse non niet alleen
vanwege hun leeftijden. Die zijn natuurlijk heel indrukwekkend, maar het gaat voor dit boek met
name om de uitzonderlijk goede conditie van hun lichamen op die hoge leeftijden. Ze zijn allebei
een uitzondering op de gedachte dat ‘we beginnen te sterven zodra we worden geboren’. Ze
lijken juist het bewijs van de mogelijkheid die ik in het gesprek met mijn vriend Michael
opperde.
Alleen via een voortdurend genezingsproces, een vernieuwing die begint op het DNA-niveau
van het leven zelf, kunnen we zo’n uitzonderlijk hoge leeftijd bereiken.
Ik had heel graag een keer met Li Ching-Yuen willen praten voor hij deze wereld verliet. Dan
zou ik hem hebben gevraagd wat we allemaal willen vragen wanneer we iemand met zo’n voor
ons ongelooflijk hoge leeftijd ontmoeten. Vragen over voeding, lichaamsbeweging en leefwijze.
Jammer genoeg stierf Li twintig jaar voor ik geboren werd en heb ik nooit de kans gekregen hem
iets te vragen.
Een lang leven: de overeenkomsten
In 2008 publiceerde de Associated Press een verhaal over Mariam Amash, een Arabisch-
Israëlische vrouw uit het dorpje Jisr at-Zarka in het noorden van Israël. Ze werd aangehouden bij
een controlepost, omdat haar identiteitsbewijs zou zijn verlopen. Ze moest naar de plaatselijke
autoriteiten om haar papieren te laten verlengen. En toen werd ze wereldnieuws. Ze kreeg een
nieuw identiteitsbewijs met daarop haar geboortedatum. Mariam was geboren in 1888, wat
betekende dat ze toen ze de kranten haalde 120 jaar oud was!146
Toen men haar vroeg waaraan ze haar gezondheid en lange leven volgens haar te danken had,
antwoordde Mariam: liefde. Volgens haar had de liefde voor haar familie – de liefde die ze
voelde voor haar kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen en achterachterkleinkinderen –
haar zo lang in leven gehouden. Ze vond dat ze een belangrijke rol speelde in hun levens. Ze
zorgde voor ze, kookte voor ze en gaf ze levenslessen mee. Dit alles samen had één positief
gevolg: Mariam voelde dat ze haar nodig hadden. Ze had het gevoel dat ze iets bijdroeg aan de
levens van degenen die haar dierbaar waren, iets waaraan zij behoefte hadden. Dit gevoel maakte
dat ze iedere dag volledig leefde.
In 2012 vertelde een van haar kleinzonen de pers dat het niet zo goed ging met Mariam. Ze
was ter observatie en voor behandeling overgebracht naar het gerenommeerde Hillel Yaffe
Medical Center in de stad Hadera. Drie dagen later overleed zij, zonder een lang ziekbed, in alle
rust en omringd door haar familie. Ze was 124 jaar toen ze overleed, had 10 kinderen en
ongeveer 300 nakomelingen. Net als Li Ching-Yuen en de Tibetaanse non leidde Mariam Amash
tot aan haar overlijden een vitaal leven in goede gezondheid.
Als we de naar de levens van deze drie mensen – Li Ching-Yuen, Mariam Amash en de
Tibetaanse non – kijken, valt één ding onmiddellijk op. Alle drie schrijven ze hun lange leven toe
aan positieve, op het hart gebaseerde ervaringen. Dit wetend, lijkt het niet vreemd dat de
positieve ervaringen van een vredig hart en geliefd zijn – je geliefd en nodig voelen – een
krachtige, positieve inwerking hebben gehad op het lichaam van deze mensen. De nieuwe,
wetenschappelijke ontdekkingen vertellen ons precies hoe dit komt. Wanneer we beseffen dat er
een subtiel verband bestaat tussen onze kijk op het leven en een lange levensduur, kunnen we
erachter komen hoe we dit vermogen bewust kunnen opwekken in ons eigen leven.
Ieder orgaan in ons lichaam heeft, zo is inmiddels vastgesteld, het vermogen om zichzelf te
vernieuwen en genezen, ook de organen waarvan in het verleden werd gezegd dat ze dit niet
konden. Van hart-, hersen-, ruggenmerg-, alvleesklierweefsel en zelfs zenuwverbindingen is nu
bekend dat ze het vermogen hebben zichzelf te herstellen en schade die ze hebben opgelopen te
genezen. Hiervoor gebruiken ze het lichaamseigen genezingsmechanisme. Door de ontdekking
van telomerase weten we nu hoe deze universele genezing werkt.
Voorwaarde is dat we de juiste omstandigheden creëren voor deze genezing – goede uiterlijke
en innerlijke omstandigheden voor ons lichaam. Deze voorwaarden kunnen te maken hebben met
onze fysieke leefomstandigheden, de chemische samenstelling van ons bloed en onze cellen en
de emotionele omgeving die onze hart- en hersenfuncties triggert. Deze ontdekking heeft het pad
geëffend naar een nieuwe biologie en een nieuwe manier van denken over het leven, die begint
bij de ontdekking van cellen die het eeuwige leven hebben: de eerste onsterfelijke cellen.
De eerste onsterfelijke cellen
Toen in 2009 de Nobelprijs voor de ontdekking van telomerase werd uitgereikt, leek het laatste
stukje in het onderzoek naar een lange levensduur op zijn plek te vallen. In biologieboeken staat
standaard een afbeelding die lijkt op afbeelding 5.1 in dit boek, waarop te zien is dat de
telomeren bij iedere celdeling korter worden. Omdat men er altijd van uitging dat het aantal
celdelingen beperkt was – de zogenaamde Hayflick-limiet – zei men altijd dat cellen afsterven.
Men dacht dat je hun levensduur kon berekenen en het aantal celdelingen voorspeld kon worden.
Door de ontdekking van telomerase en zijn vermogen de telomeren en levensduur van cellen
te verlengen, moest men een nieuwe categorie cellen creeren: de onsterfelijke cellen. Er is voor
deze naam gekozen, omdat de cellen niet beperkt worden door de Hayflick-limiet. In theorie kan
een cel blijven leven, groeien en gedijen, zolang de telomeren voortdurend genezen en zichzelf
vervangen. En in theorie kan dit proces eeuwig doorgaan, waardoor de cel onsterfelijk wordt.
Het idee van onsterfelijke cellen klinkt misschien als sciencefiction, maar in werkelijkheid
bestaan ze al. En ze bestaan al heel lang. De eerste onsterfelijke cellen werden in 1951 ontdekt.
Het ongelooflijke is, dat deze cellen nog altijd leven en zichzelf in laboratoria reproduceren, zo’n
65 jaar nadat ze voor het eerst werden ontdekt.
In 1951 maakte een arts in het Johns Hopkins Hospital een kweek van cellen van weefsel van
een jonge vrouw met baarmoederhalskanker. In haar geval, maar dit is vaak zo bij kanker, werkte
het in het lichaam geprogrammeerde proces van apoptose, dat defecte cellen doodt voordat zij
kwaadaardig worden, niet. De cellen die zich niet goed hadden gedeeld werden niet gedood,
omdat het lichaam het signaal uitzond om precies het tegenovergestelde te doen. Het
produceerde telomerase om al haar cellen in leven te houden en zich te delen, óók de defecte.
Daarom zette de arts een aantal van de cellen van de vrouw in een laboratorium op kweek. Hij
wilde weten waarom ongezonde cellen toch bleven leven en zich bleven voortplanten.
De vrouw heette Henrietta Lacks en haar op kweek gezette cellen planten zich momenteel
nog altijd voort. De oorspronkelijke kweek uit 1951 blijft zichzelf vernieuwen en de cellen die
hieruit voortkomen, worden over de hele wereld bestudeerd in klaslokalen en medische
onderzoekslaboratoria. Ze staan bekend onder de naam HeLa-cel, als eerbetoon aan de donor. In
theorie kunnen de HeLa-cellen eeuwig blijven leven.
Bij Henrietta kwam er door onbekende oorzaak in 1951 heel veel telomerase vrij in haar
lichaam. Dit kan door een omgevingsvergif zijn gekomen. Het kan zijn dat haar lichaam
reageerde op een additief of conserveringsmiddel dat halverwege de vorige eeuw werd gebruikt
in producten die we nu niet meer hebben. Het zou ook een concentratie van zware metalen in
haar omgeving kunnen zijn geweest. Belangrijk is dat de cellen van Henrietta Lacks nog steeds
leven en zich blijven voortplanten zolang er een voldoende voorraad telomerase aanwezig is.
Onsterfelijke cellen: zijn we er klaar voor?
De voortdurende celdeling van Henrietta Lacks’ cellen haalt het idee van onsterfelijke cellen uit
de tekstboeken naar de fysieke werkelijkheid. De productie van eeuwig levende cellen is niet
langer een vraag. De vraag is nu of deze onsterfelijkheid op een veilige manier in mensen kan
worden opgewekt via een dieet, lichaamsbeweging, voeding en supplementen. Is het antwoord
‘ja’, dan is de volgende vraag een filosofische: zijn we klaar voor de onsterfelijkheid en wat
betekent dit voor ons leven? Zijn we emotioneel gezien klaar voor een langer leven, waarbij we
alles wat we kennen en iedereen van wie we houden overleven? Wetenschappers houden zich
momenteel serieus bezig met het antwoord op deze vraag. Dat moet ook wel, want het heeft er
alle schijn van dat we binnen niet al te lange tijd een antwoord nodig zullen hebben.
Zolang de geschiedenis van de mensheid is opgetekend, en waarschijnlijk was het daarvoor
niet anders, verlopen onze levens volgens eenzelfde patroon wanneer het gaat over relaties, werk
en familie. Historisch gezien verloopt dit patroon ongeveer als volgt: aan het einde van de
kindertijd, binnen sommige culturen is dit rond de puberteit, organiseren we ons leven door een
pad voor onszelf uit te stippelen. We zoeken een levenspartner en sommige mensen starten een
gezin. We krijgen zelf kinderen, die we gedurende hun vormingsjaren opvoeden. Gewoonlijk is
dit een periode waarin we volop in het leven staan en als we geluk hebben worden we opa en
oma. Vervolgens krijgen we te maken met de complicaties van het ouder worden en geven we de
vruchten van ons leven door aan de volgende generatie.
Onze maatschappij is helemaal ingesteld op deze gang van zaken. We noemen dit gewoonlijk
dan ook ‘de natuurlijke gang van zaken’. De hele structuur van onze carrière, pensionering,
sociale zekerheden en ziektekostenverzekering is volledig gebaseerd op statistieken die aangeven
wat onze levensverwachting is en hoe afhankelijk we van hun steun worden. Deze statistieken
tonen de gemiddelden bij onze leeftijdsgenoten binnen de gegeven omstandigheden.
Tegenwoordig verschuiven deze prognoses. De technologie, hygiëne en veiligheid op de
werkplek zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd, er is een hogere leeftijdsverwachting en de
statistieken geven die veranderingen ook aan.
Zo was de verwachte leeftijd van een man in 1930 58 jaar en die van een vrouw 62. Het
verschil in leeftijd wordt doorgaans toegeschreven aan de risico’s in fabrieken, mijnen en tijdens
oorlogen, die voor mannen en vrouwen anders liggen, en aan de grotere kans op hart- en
vaatziekten bij mannen op jongere leeftijd.
In 1930 was de pensioengerechtigde leeftijd 65. Dit betekent dat men ervan uitging dat de
meeste mensen hun hele leven zouden werken zonder officieel met pensioen te gaan en dat zij
niet van een AOW-uitkering gebruik zouden maken. Gelukkig zijn de werk- en
leefomstandigheden sinds die tijd sterk verbeterd. Overleefde een man in 1990 alle stress en
gevaren van leven en werk tot zijn pensionering op 65-jarige leeftijd, dan leefde hij volgens
gegevens van de Amerikaanse Social Security Administration na zijn pensioen nog gemiddeld
15,3 jaar. De statistieken voor vrouwen zijn nog beter. In 1990 was de verwachting dat een
vrouw na haar pensionering nog 19,6 jaar zou leven, 4,3 jaar langer dan een man.147 Ondanks
deze nieuwe statistieken is de natuurlijke gang van zaken in de meeste ontwikkelde landen niet
veranderd.
Binnen gezinnen gaan we ook van een gelijksoortige ontwikkeling uit. Normaal gesproken
zorgen ouders voor hun kinderen terwijl ze opgroeien en als ze overlijden laten ze hun materiële
goederen en andere vruchten van hun leven na aan de kinderen. Ons partnerschap en huwelijk
stoelen op hetzelfde ontwikkelingsmodel. Als we, bijvoorbeeld bij het huwelijk, de band voor het
leven aangaan, gaan we ervan uit dat we dit doen voor een periode die overeenkomt met de
gemiddelde levensverwachting. Het idee van onsterfelijkheid, of zelfs al een leven langer dan
honderd jaar, zet dit beeld op zijn kop. Hoeveel mensen zouden met één partner een gelofte voor
het leven afleggen als ze van tevoren weten dat ze tweehonderd worden? Of vijfhonderd? Of
onsterfelijk zijn?
Het maatschappelijk leven kunnen we nog wel aanpassen – financiën, verzekeringen, banen –
aan een langere levensduur. De grootste uitdaging voor iemand die enkele eeuwen leeft, is eerder
van emotionele aard. Hoe gaat zo iemand om met alle verliezen die hij tijdens zijn lange leven
meemaakt? De kans is heel groot dat iemand die meerdere eeuwen leeft alles wat hij kent en
iedereen van wie hij houdt verliest: vrienden, vriendinnen, familie, partners en geliefden, en ieder
verlies zal op de een of andere manier doorleefd en geheeld moeten worden. Dit is met name
heel zwaar voor ouders die hun kinderen verliezen. Het tijdschrift Psychology Today beschrijft
de emotionele gevolgen bij een ouder die zijn kind overleeft:
De dood van een kind geeft veel meer stress en is veel traumatischer dan de dood van een
ouder of echtgeno(o)t(e). Dit komt doordat deze vaak zo onverwacht komt en omdat het in
tegenspraak is met de natuurlijke gang van zaken, waarbij het kind de ouder begraaft. De
emotionele klap bij het verlies van een kind kan tal van psychologische en fysiologische
gevolgen hebben, zoals depressie, angsten, cognitieve en fysieke problemen die verband
houden met stress, huwelijksproblemen, verhoogd risico op zelfmoord, pijn en
schuldgevoelens.148
Behalve het verlies van geliefden krijgt iemand die meerdere eeuwen leeft ook te maken met het
verlies van woonomgeving, gemeenschappen en een hele manier van leven, omdat de wereld
verder draait, zich ontwikkelt en enorm verandert tijdens zo’n lang leven. Hierover denken
wetenschappers al lang na in verband met de tijddilatatie die volgens Einsteins berekeningen kan
optreden wanneer astronauten na tientallen jaren onderzoek naar buitenaardse werelden,
terugkeren naar de aarde. De families en vrienden van ruimtereizigers worden gewoon ouder,
terwijl zij zelf aan boord van het ruimteschip langzamer ouder worden door de snelheid waarmee
ze reizen – dit is een van de consequenties van Einsteins formule E=mc2. Stel dat zij hun reis van
meerdere decennia overleven en weer terugkeren naar de aarde, dan zijn ze veel jonger dan de
mensen die ze achterlieten. Hoeveel jonger hangt af van de tijd dat ze weg waren en de snelheid
waarmee ze reisden.
Geen van bovenstaande scenario’s pleit tegen een langere levensduur, maar ze geven wel aan
dat er bij langer leven meer meespeelt dan alleen cellen levend houden. Alles hangt af van onze
beleving en de manier waarop we met de veranderingen in de wereld omgaan.
Ik heb hier zelf iets van ervaren kort voor mijn grootvader overleed.
De wereld bijbenen
Zoals ik eerder al zei, verliet mijn vader ons gezin toen ik tien jaar was. De vader van mijn
moeder werd eigenlijk na zijn vertrek mijn vader en ik voelde me meer verbonden met hem dan
met mijn biologische vader. Hoewel mijn grootvader en ik een heel ander wereldbeeld hadden,
stond hij wel open voor nieuwe ideeën. Hij luisterde naar mijn bezorgdheid en was altijd bereid
om zijn wijsheid met mij te delen als ik hierom vroeg – of als ik het echt nodig had. De laatste
week van zijn leven was ik bij hem, hoewel ik toen helemaal niet wist dat het zijn laatste zou
zijn. Hij was net 96 geworden en we hadden een klein familiefeestje als een soort bekroning op
zijn lange leven.
Tijdens het feest nam ik mijn opa mee naar een rustig plekje en vroeg hem of hij me iets over
zijn leven wilde vertellen en wat die 96 jaren voor hem hadden betekend. Met de geluiden uit de
andere kamer op de achtergrond, haalde hij diep adem, trok zijn wenkbrauwen op en keek me
met grote ogen aan. De vraag overweldigde hem enigszins. Hij zei: ‘Ooit begreep ik hoe de
wereld in elkaar zat.’ Vervolgens beschreef hij wat hij er toen van begreep en hoe de dingen
werkten. Hij was trots op de manier waarop hij de dingen die gerepareerd moesten worden ook
kon repareren. Bijvoorbeeld de motor van zijn eigen auto en van die van vrienden en
familieleden, of de kolenkachel in de kelder van zijn huis, die hij tijdens de strenge winters in
Missouri onderhield. Hij had altijd in zijn eigen onderhoud voorzien, ook tijdens de Grote
Depressie in 1929 en zijn huis en meubels met contant geld betaald, zonder ooit iets van een
ander aan te nemen. De tijd waarover hij sprak, toen hij nog begreep hoe de wereld in elkaar zat,
is de 20e eeuw, net na de Eerste Wereldoorlog.
‘Toen veranderde er iets’, zei hij, ‘en daarna begreep ik niet meer hoe de wereld in elkaar zat.
Ik kon alle veranderingen niet meer bijhouden.’ Mijn opa kon niet één bepaald ding aanwijzen
dat de veranderingen had veroorzaakt en van hem een buitenstaander had gemaakt. ‘Alles’, zei
hij, ‘alles veranderde!’ Na WO II werden allerlei oorlogstechnologieën toegepast in het dagelijks
leven. Van straalvliegtuigen tot telecommunicatie – faxmachines bijvoorbeeld – tot totaal nieuwe
geneeswijzen en industrietakken. De instrumenten, apparaten en manier van leven na WO II
werkten volgens principes die mijn grootvader gewoonweg niet begreep.
Naast deze stroom aan nieuwe technologieën had de wereld er ineens ook veel nieuwe landen
bijgekregen. Veel van die landen bestonden voor de oorlog helemaal niet, bijvoorbeeld Israël,
Jordanië, Pakistan, Irak en Nepal. Mijn opa kon maar niet begrijpen hoe een land van de ene op
de andere dag kan bestaan, na het zetten van een handtekening. Al deze dingen gaven mijn
grootvader het gevoel dat er in de wereld voor hem geen plek meer was, dat hij er niet meer bij
hoorde. Op 96-jarige leeftijd kon hij alle veranderingen die hij in zijn leven had gezien nog altijd
niet met elkaar rijmen.
Toen mijn grootvader later die week overleed, was ik er niet bij. Ik kreeg een telefoontje op
mijn werk en hoorde dat hij na de lunch een dutje was gaan doen in zijn lievelingsstoel, met de tv
aan en de klep van zijn University of Missouri honkbalpetje diep over zijn ogen getrokken, en
niet meer wakker was geworden. Het was een vredige overgang, iets waar ik altijd dankbaar voor
ben geweest. Ik ben ook dankbaar dat ik hem mijn vragen over zijn leven heb gesteld toen het
nog kon. Verdrietig genoeg stierf mijn opa met het gevoel dat hij een vreemdeling was in de
wereld waarin hij opgroeide. Ik denk vaak aan hem en aan wat een eeuw vol veranderingen met
hem had gedaan. Dan vraag ik me af wat er gebeurt wanneer je te maken krijgt met een nog
langere periode – laten we zeggen twee eeuwen – vol veranderingen en dat je die in één leven
met elkaar moet zien te rijmen. De positieve kant is dat de wetenschap die een lange levensduur
en onsterfelijkheid mogelijk maakt, nu ook over de kennis beschikt waarmee we ons beter
kunnen afstemmen op alle veranderingen en ze een plek in ons leven kunnen geven.
Op een gezonde manier omgaan met grote veranderingen
Het is waarschijnlijk geen toeval dat de dingen die in onze huidige wereld veranderingen in gang
zetten, elkaar zo snel opvolgen – bijvoorbeeld de technologie en de ontdekkingen die hebben
geleid tot de ontwikkeling van onsterfelijke cellen en de erkenning van de kracht van de hart-
hersenencoherentie. Deze ontdekkingen vinden allemaal in dezelfde periode plaats en het is
duidelijk dat we ze met elkaar moeten combineren willen ze van nut kunnen zijn voor ons leven.
In hoofdstuk 3 beschreef ik de ontdekking van de uitwisseling tussen het hart en de hersenen
(coherentie) en alle voordelen waarover we kunnen beschikken als we deze uitwisseling
optimaliseren. Naast de buitengewone vermogens van de diepe intuïtie, super-leren, helder
weten, de opbouw van een krachtig immuunsysteem en het vrijkomen van het levengevende
enzym telomerase, die ik al noemde, kent deze hart-hersenencommunicatie nog een voordeel,
namelijk veerkracht. Dankzij veerkracht kunnen we op een natuurlijke manier gezond leren
omgaan met grote veranderingen.
De afgelopen jaren hebben wetenschappers ontdekt dat een grotere veerkracht bij de
uitdagingen die het leven ons stelt, de stress vermindert die deze beproevingen kunnen
veroorzaken. Dit betekent dat de manier waarop we deze beproevingen beleven – onze beleving
ervan – op een gezonde manier verandert wanneer we ons geestelijk-lichamelijk-emotioneel-
systeem versterken. Dit is ook mogelijk als de omstandigheden die deze beproeving veroorzaken
niet veranderen. Deze veerkracht is van essentieel belang bij de genezing van de eerder
beschreven emotionele pijn die we ervaren naarmate onze levensduur langer wordt. Het mooie is
dat we deze veerkracht op ieder moment in ons leven, ongeacht onze leeftijd, kunnen laten
toenemen.
Sleutel 38: Hart-hersenenveerkracht is de sleutel tot emotionele genezing van
pijn door het verlies van familieleden en geliefden als gevolg van een verlengde
levensduur.
Nieuwe veerkracht
Veerkracht wordt doorgaans gezien als een innerlijke kwaliteit – zowel van een individu als van
een hele bevolking – waardoor we kunnen herstellen van een aangrijpende gebeurtenis in ons
leven, bijvoorbeeld het verlies van een geliefde, baan of relatie. De American Psychological
Association omschrijft deze vorm van veerkracht als ‘goed kunnen omgaan met tegenslagen’ en
‘weer opstaan na vervelende ervaringen’149. Deze traditionele definitie is zeker van toepassing op
situaties die we ’s avonds op het journaal zien en ook de onderliggende gedachte heeft een
duidelijk logica, maar er bestaat ook nog een ander soort veerkracht. Dit is een opgerekte
veerkracht waarover nauwelijks wordt gesproken, maar zodra je erover hoort, begrijp je meteen
wat ermee wordt bedoeld.
Het Stockholm Resilience Centre beschrijft veerkracht als het vermogen om ‘voortdurend te
veranderen en je aan te passen, terwijl je binnen belangrijke grenzen blijft ’.150 Deze tweede
definitie beschrijft het best welk soort veerkracht we nodig hebben om de veranderingen die we
bij een langere levensduur tegenkomen te kunnen aanvaarden. Het gaat hier over een manier van
denken en leven waardoor we zo flexibel worden dat we voortdurend kunnen meeveranderen
met en ons aan kunnen passen aan nieuwe uitdagingen, nieuwe omstandigheden en nieuwe
manieren van leven en denken, zodat we niet na ieder verlies opnieuw op hoeven krabbelen.
Deze vorm van veerkracht is van essentieel belang bij het genezen van onopgeloste stress.
Wanneer je je individuele veerkracht beschouwt als de gecombineerde kracht van de emotionele,
fysieke en psychische ‘accu’s’ die ons de kracht geven de uitdagingen van het leven aan te gaan,
kun je opgerekte veerkracht zien als de brandstof die ervoor zorgt dat je accu’s opgeladen
blijven.
Het begint allemaal met de veerkracht in ons hart. Als je wilt weten hoe groot deze veerkracht
is, kun je de pieken en dalen van je hartritme meten.
Diepere veerkracht van binnenuit
De meeste mensen weten wel hoe het hartfilmpje dat de dokter tijdens het jaarlijks onderzoek
bekijkt, eruitziet – ook al weet je misschien niet wat het allemaal betekent. De ritmes zeggen iets
over de algehele toestand van het hart, maar daarnaast ook iets over de gezondheid van het
zenuwstelsel. De grafiek waar de arts naar kijkt, is waarschijnlijk een ecg oftewel een
elektrocardiogram. Een ecg meet de elektrische signalen van het hart, de signalen die het door
het hele lichaam stuurt.
Met de bestudering en interpretaties van hartritmes kun je een heel boek vullen, maar ik richt
me hier op één specifiek ding. Eén onderdeel van het hartritme is van essentieel belang voor
onze veerkracht. Als je naar de pieken en dalen van een ecg-grafiek kijkt, kun je zelfs met een
ongetraind oog al duidelijk zien dat iedere hartslag een grote uitslag veroorzaakt, waardoor een
terugkerend patroon ontstaat (zie Afb. 5.3).

Afb. 5.3. Een detail uit een normaal ecg, met de terugkerende pieken
en dalen van een regelmatige hartslag. De afstand tussen de piek van
een R-golf (R1) en de volgende (R2, R3, enz.) verandert per hartslag.
Deze variabele bij de hartslag zorgt voor de veerkracht in ons leven.
Bron: Dreamstime©Z_i_b_i.
Voor ons is het van belang dat de afstand van de top van de ene piek, de zogenaamde R-golf,
naar de top van de volgende niet altijd gelijk is. Deze verschilt per hartslag. Het lijkt misschien
alsof die afstand tussen twee pieken overal gelijk is, maar als je de intervallen meet, zie je dat de
tussenafstand verschilt. En gelukkig maar, want hier ligt de oorsprong van de veerkracht in ons
leven.
Hoe groter het verschil in afstand tussen twee hartslagen, hoe groter de veerkracht bij stress
en veranderingen om ons heen.151 We meten de variabiliteit tussen hartslagen en daarom heet
deze meting dan ook hartslagvariabiliteit (HRV, naar het Engelse Heart Rate Variability). De
HRV meet in minuscule tijdseenheden genaamd milliseconden, en het verschil tussen twee
hartslagen kan een fractie van zo’n milliseconde bedragen.
Als kind hebben we een hoge HRV en dat is heel logisch. Als we jong zijn ontdekken we de
wereld en passen we ons voortdurend aan, en ons lichaam zal zich moeten aanpassen aan wat we
tegenkomen. Dit moet bovendien ook nog eens snel gebeuren. Als bijvoorbeeld je vingers voor
het eerst ontdekken wat heet water uit de keukenkraan is, of als je erachter komt dat niet alle
honden even vriendelijk zijn als die ene in je woonkamer, moet je heel snel reageren. Het hart
heeft het vermogen om van ritme te veranderen – ons HRV – en bloed daarnaartoe te sturen waar
het dringend nodig is. Zo zit ons lichaam in elkaar en hierdoor kunnen we snel reageren, wat
belangrijk is voor ons overleven.
Het signaal dat het hart naar de hersenen stuurt, creëert de coherentie die ik eerder beschreef.
Voor alle duidelijkheid: het hart en de hersenen verkeren altijd in een bepaalde toestand van
coherentie. In de chaos van het dagelijks leven en wanneer er sprake is van negatieve emoties,
kan het coherentieniveau laag zijn. Met behulp van eenvoudige oefeningen, zoals de oefening
‘Onopgeloste stress herkennen en oplossen’ eerder in dit hoofdstuk (zie blz. 171) en de oefening
hieronder, kunnen we belangrijke parameters in ons lichaam veranderen om hogere niveaus van
coherentie te creëren. Er is een direct verband tussen de HRV in ons lichaam, ons niveau van
coherentie, en de veerkracht waarover we beschikken als we te maken krijgen met de enorme
veranderingen in onze wereld, of met de grote verliezen die zich voordoen bij een leven dat
meerdere eeuwen omspant. Het verband is: hoe groter ons coherentieniveau, hoe groter ons HRV
en onze veerkracht.
Sleutel 39: Een grotere hart-hersenenharmonie (coherentie) geeft meer
veerkracht in het leven.
Veel recente ontdekkingen rond de hartcoherentie, de hartintelligentie en hoe we deze kunnen
gebruiken in ons leven, zijn gedaan door wetenschappers van het Institute of HeartMath. Uit
door collega’s beoordeelde onderzoeken van het IHM blijkt zonder twijfel dat twee factoren een
belangrijke rol spelen bij onze individuele veerkracht in het dagelijks leven.
• Onze emoties kunnen worden gereguleerd, zodat er coherentie in ons lichaam ontstaat.
• We kunnen eenvoudige stappen nemen, om wanneer we maar willen coherentie te creëren
in ons dagelijks leven.
Het IHM heeft in samenwerking met enkele van de meest prestigieuze organisaties en
innovatieve onderzoekers ter wereld een eenvoudige ademhalingsmethode genaamd Attitude
Breathing® (letterlijk ‘Houding-Ademen’) ontwikkeld. Hiermee kunnen we de ontdekkingen die
zij in hun laboratoria hebben gedaan op een eenvoudige manier in ons dagelijks leven toepassen.
Volgens de onderzoekers is het belangrijkste voordeel van deze methode, dat ‘het hart de energie
tussen hart, hoofd en lichaam als vanzelf harmoniseert, waardoor de coherentie en helderheid
toenemen’.152 IHM heeft de emotionele veranderingen die de hoogste vorm van coherentie
creëren onderverdeeld in drie eenvoudige stappen. Deze zijn aangepast overgenomen uit het
boek Transforming Stress van Doc Childre en Deborah Rozman.153
Oefening
In drie stappen naar persoonlijke veerkracht: Attitude Breathing®
Stap 1. Herken ongewenst gedrag, een ongewenst gevoel of houding, dat/die je
wilt veranderen. Bijvoorbeeld boosheid, bezorgdheid, verdriet, wanhoop,
depressie, zelfveroordeling, schuld, woede, overweldigd worden – alles wat pijn
en verdriet veroorzaakt.
Stap 2. Adem in in een vervangende houding en herken deze. Kies een
positieve houding en adem het gevoel bij deze nieuwe houding vervolgens
langzaam en op een vanzelfsprekende manier door je hartgebied. Doe dit enige
tijd zodat het nieuwe gevoel kan wortelen.
Stap 3. Vraag jezelf om het negatieve gevoel of de houding niet op te blazen.
Haal het dramatische ervan af. Zeg tegen jezelf: maak het minder belangrijk.
Doe dit steeds opnieuw met behulp van Attitude Breathing®, tot je een
verschuiving of verandering voelt. Bedenk dat de opgebouwde emotionele
energie van zo’n negatieve houding, ook al vind je deze gerechtvaardigd, je
systeem blokkeert. Doe dit met een vastberaden ‘ik ga ervoor’-houding en met
heel je hart, zodat de emoties ook echt coherenter worden.
Terwijl je oefent, creëer je nieuwe, neurale paden en zullen oude
gedragshoudingen en weerstanden die snel getriggerd worden, gaandeweg
verdwijnen.
De meest vooruitstrevende wetenschap van dit moment heeft ontdekt dat we
daadwerkelijk beginnen te helen zodra we worden geboren. En onze genezing
begint op het meest fundamentele niveau van ons lichaam, namelijk met het
DNA. Aan ons de keuze om onze genezing en de reële mogelijkheid tot een
leven van meerdere eeuwen, of zelfs de onsterfelijkheid, te omarmen.
Los van onze levensduur maakt het vermogen tot zelfgenezing een kwaliteit
van leven mogelijk die het succes van onze relaties, banen en carrières bepaalt.
Ons vermogen om deze keuzes te maken – iets wat geen enkele andere
levensvorm kan – kan het verschil betekenen tussen bezwijken onder de
omstandigheden of het lot, en opstijgen naar onze ware bestemming.
(Copyright © 2013 Institute of HeartMath)
Hoofdstuk 7

WE ZIJN ‘ONTWORPEN’ MET EEN BEDOELING


Van toevallige evolutie naar bewuste transformatie
Onze lotsbestemming is geen kwestie van toeval,
het is een kwestie van keuzes.
Het is niet iets om op te wachten, maar iets wat je kunt realiseren.
William Jennings Bryan (1860-1925), Amerikaans politicus
Soms kun je een ingewikkeld idee beter leren begrijpen via de ogen van iemand met een simpele
kijk op het leven. De wijsheid van Forrest Gump, de hoofdpersoon in de gelijknamige film uit
1994, gespeeld door Tom Hanks, is hiervan een goed voorbeeld. Iemand vraagt Gump naar de
rol van onze lotsbestemming in ons leven en de tijdloze woorden die hij meer dan twintig jaar
geleden op het witte doek uitsprak, zijn vandaag de dag nog even waar: ‘Ik weet niet of wij
allemaal een lotsbestemming hebben, of dat we maar wat doelloos ronddwarrelen in de wind.
Misschien wel allebei.’154
Gumps filosofie geeft precies weer waar het bij persoonlijke transformatie om draait.
Iedereen heeft een lotsbestemming, namelijk de vervulling van ons volledig potentieel. Dit is
onze bestemming, maar alleen als we ernaar handelen. Met de keuzes die we ieder moment van
ons leven maken, claimen we die persoonlijke lotsbestemming. De zekerheid over wie we zijn en
wat onze plek in de wereld is, is het kompas waarop we kunnen varen terwijl we, dag na dag,
onze keuzes maken.
Twee wegen naar Utopia
De meerdere gedurfde romans die er rond het begin van de 20e eeuw verschenen gaven ons een
inkijkje in onze collectieve toekomst, wanneer de dingen zo zouden blijven gaan als ze toen
gingen. Alle boeken beschrijven een periode waarin de mens alle natuur- en technologische
problemen die in die tijd speelden heeft overwonnen. Het verschil zit hem in de diverse
oplossingen.
De meest bekende van deze reeks boeken is waarschijnlijk Brave New World (1932),
Heerlijke nieuwe wereld, van Aldous Huxley155. Huxley’s visie op de toekomst speelt zich af in
Londen in het jaar 2540, toen zes eeuwen in de toekomst. In die toekomst is de mens de
beperkingen en het lijden uit het verleden ver ontgroeid. Huxley beschrijft een wereld waarin
mensen vredig samenleven en de wereldbevolking qua omvang makkelijk door de aarde gevoed
kan worden. Oorlog is iets uit het verleden. Iedereen is gelukkig en heeft alles wat hij nodig
heeft. Mensen zijn goed opgeleid en ontwikkeld, ziektes bestaan niet meer en iedereen blijft tot
op de laatste dag helemaal gezond. Maar deze door hem beschreven toekomst heeft wel een prijs.
De menselijke kwaliteiten die wij juist zo hoogachten en koesteren, zijn opgeofferd aan de
gelukzaligheid van Huxley’s Utopia.
De uitgebalanceerde wereldpopulatie bijvoorbeeld, is alleen maar mogelijk doordat de
menselijke reproductie is afgeschaft. In de heerlijke nieuwe wereld worden menselijke embryo’s
in een gecontroleerde omgeving gecreëerd en uitgebroed. Ze zijn volgens een selectieve methode
geconstrueerd – genetisch ontworpen – zodat ze een bepaald IQ-niveau hebben, dat ze geschikt
maakt voor een speciale, voor hen bepaalde taak binnen het bestaande kastensysteem. Iedereen
doet werk dat overeenkomt met de ingebouwde aanleg en dat doen ze graag, omdat dit het enige
is wat ze kennen. Hun opleiding gaat niet verder dan het niveau dat ze nodig hebben om hun
werk te kunnen doen. Iedereen verdient precies hetzelfde, zodat er geen sprake is van jaloezie.
De mensen weten van jongs af aan al wanneer ze zullen sterven, omdat hun overlijden op
zestigjarige leeftijd is geprogrammeerd. Maar ze zijn niet bang voor de dood en ze zijn ook niet
verdrietig wanneer een vriend(in) of kennis overlijdt, omdat de emotionele banden tussen
partners en familie, die vaak zoveel pijn veroorzaken, ook niet meer bestaan.
Verstilde en contemplatieve momenten worden ontmoedigd. Mensen worden juist
aangemoedigd om in hun vrije tijd dingen samen te doen en bijvoorbeeld te genieten van bepaald
eten dat hen een goed gevoel geeft. Recreatieve seks wordt aangemoedigd, maar seks uit liefde
bestaat niet meer. En dit alles gebeurt onder het toeziend oog van een soort wereldregering die
wordt geleid door tien emotioneel-neutrale leiders, die bekendstaan als de wereldcontroleurs.
Met zijn boek wil Huxley aangeven dat het mogelijk is problemen waardoor de mensheid al
vanaf het begin der tijden wordt geplaagd op te lossen, maar we moeten ervoor waken dat dit niet
ten koste gaat van de individualiteit, de creativiteit en zelfexpressie die ons maken tot wat we
zijn en die ook betekenis geven aan ons leven.
Huxley putte voor zijn boek inspiratie uit eerder verschenen literaire werken, zoals Men Like
Gods van H.G. Wells uit 1923.156 Wells schreef Men Like Gods negen jaar voor het verschijnen
van Heerlijke nieuwe wereld en zijn verhaal speelt drieduizend jaar in de toekomst. Door een
speling van de natuur wordt de hoofdpersoon, meneer Barnstaple, een Londense journalist, in
zijn auto naar de toekomstige aarde in het jaar 4923 geteleporteerd. Er bestaat geen
wereldregering en religie, en de politiek is nog slechts een vage herinnering. Dit alles is
onderdeel van een mysterieus verleden dat bekendstaat als ‘de tijd van verwarring’.
In Wells’ toekomst kennen de mensen vormen van onderwijs en regering die zijn gebaseerd
op vijf vrijheidsprincipes: 1) privacy, 2) vrije mobiliteit, 3) onbegrensde kennis, 4) eerlijkheid, 5)
vrije meningsuiting. Meneer Barnstaple vindt deze nieuwe wereld zo aantrekkelijk, dat hij er de
rest van zijn leven wil blijven – wat natuurlijk niet zo vreemd is.
De plot van het boek kantelt echter wanneer hij erachter komt dat hij deze pas ontdekte
toekomst het best kan veiligstellen door terug te keren naar zijn eigen, vertrouwde wereld en daar
zijn ervaringen met anderen te delen. Hierdoor plant hij het zaad en zet hij het mogelijke ontstaan
van deze toekomst in gang.
Overeenkomsten met onze tijd
Ik noem deze verhalen vanwege de contrasterende visies over de mogelijkheden van een
toekomstige samenleving. Beide auteurs beschrijven werelden waarin onze huidige problemen
zijn opgelost. In beide visies behoren oorlogen tot de verleden tijd en beide boeken beschrijven
een tijd waarin mensen gelukkig en gezond zijn en de extremen en gevaren waarmee wij nu te
maken hebben zijn ontgroeid. Het punt is dat deze boeken allebei een andere weg ernaartoe
beschrijven.
• De ene gaat ten koste van de waarden die ons leven betekenis geven en van dat wat
uitdrukking geeft aan ons mens-zijn.
• De andere gaat via de cultivering van die vrijheden die onze creatieve expressie mogelijk
maken.
De overeenkomsten tussen deze boeken en daar waar wij ons tegenwoordig bevinden, zijn
overduidelijk. Wij leven in een tijd vol extremen. We staan voor keuzes die overeenkomen met
keuzes die ook aan het begin van de 20e eeuw speelden op sociaal en onderwijskundig gebied, en
daar waar het gaat over bevolkingsproblematiek, financiële gelijkheid en duurzame manieren van
leven. Het verschil is dat we pas net op de kruising zijn aanbeland waarop we moeten bepalen
hoe we willen dat onze levens eruit gaan zien en wat voor toekomst we kiezen.
Sleutel 40: We kunnen nu nog voor een gezonde toekomst kiezen door te
bepalen welke waarden we koesteren, voordat we voor oplossingen kiezen die
ons en onze planeet onherroepelijke schade toebrengen.
Hier gaat de vraag Wie zijn we? een rol spelen. Als we op deze vraag een antwoord hebben,
vermoed ik dat de waarden die ons zullen leiden naar de vervulling van onze uiteindelijke
lotsbestemming een natuurlijk gevolg zijn. Door de controle over het ongelooflijke potentieel
van ons lichaam kunnen we de kracht krijgen op een heilzame manier om te gaan met onszelf,
met elkaar als mensheid en met al het leven op aarde. Als we uitdrukking geven aan dit
potentieel, ontwikkelen we veerkracht en ontstaan er openingen waardoor we de grootste
uitdagingen van onze tijd kunnen oplossen.
Nu de wetenschap enkele van de door de natuur best bewaarde geheimen heeft ontrafeld –
zoals de kwantumwerkelijkheid, de genetische code en atoomsplitsing – is het van groot belang
dat we de geheimen van onze eigen mogelijkheden leren kennen. Voor het eerst in de geschreven
geschiedenis geeft de toegang tot deze geheimen ons de kracht onze collectieve bestemming
vorm te geven, of ons collectieve lot te bezegelen, en dat zelfs binnen één generatie. Dit is
precies wat Aldous Huxley beschrijft in zijn Heerlijke nieuwe wereld.
Juist omdat we zoveel geheimen van de natuur hebben weten te ontrafelen en zoveel macht
over het leven op aarde hebben verworven, moeten we er nu achter zien te komen hoe we deze
geheimen in ons leven kunnen inpassen en onze verdere weg zorgvuldig uitstippelen. Mogelijk is
dit voor velen van ons nog slechts een terloopse of filosofische vraag, maar het is in
wetenschappelijke kringen inmiddels al wel tientallen jaren een serieus en vurig onderwerp van
discussie.
Wat geeft ons het recht?
Van het midden van de jaren 1970 tot beginjaren 1990 had ik het voorrecht te werken met
verschillende teams briljante aardwetenschappers en ruimtevaartingenieurs die de meest
geavanceerde technologieën ontwikkelden die de wereld ooit heeft gezien. Voor zowel bedrijven
als universiteiten was dit een ongelooflijk dynamische tijd. De VS wilde minder afhankelijk
worden van buitenlandse olie en ontwikkelde tegelijkertijd allerlei futuristische technologieën
tijdens de Koude Oorlog en vanwege het ruimtevaartprogramma. Het is niet verrassend dat deze
periode van intensief onderzoek gepaard ging met even intensief zelfonderzoek. Wetenschappers
onderzochten de grenzen van de pas ontdekte mogelijkheden om het leven, het klimaat en onze
planeet te veranderen op een manier die in het verleden aan God en de natuur werd overgelaten.
De mate van verantwoordelijkheid die hoort bij deze enorme macht veroorzaakte vaak verhitte
debatten over onze morele rechten ten aanzien van het gebruik van deze technologieën –
debatten waar ik als het maar even kon enthousiast aan deelnam.
De discussies bij de koffieautomaten in kantoren en laboratoria werden vaak voortgezet bij de
toiletten en in de kantines en meestal waren er twee verschillende hoofdstromingen. Eén
stroming vond het feit dat we in staat zijn aan de natuurkrachten te ‘knutselen’ op zichzelf al een
vrijbrief om de technologieën ten volle te benutten. Dus omdat we een weerpatroon kunnen
veranderen en nieuwe levensvormen kunnen scheppen, moeten we het ook doen om erachter te
komen wat de technologieën ons brengen. Een veelgebruikte rechtvaardiging voor deze manier
van denken was: als het niet de bedoeling was dit soort dingen te doen, zouden we ook de
geheimen die ze mogelijk maken nooit hebben ontdekt.
De tweede denkrichting was conservatiever en vond: dat we in staat zijn leven te construeren,
wil nog niet zeggen dat we ook het recht hebben dit te doen. Voor de aanhangers van deze
stroming vertegenwoordigden de natuurkrachten heilige wetten waaraan je niet moet knoeien.
Zoiets als de genetische code van kinderen al voor de geboorte veranderen of weerpatronen zo
veranderen dat het voor ons gunstig is, was voor hen onbespreekbaar. Knoeien aan de natuur zou
in hun ogen een oeroud, basaal en onuitgesproken vertrouwen schenden.
Hoewel het woord ‘vertrouwen’ niet altijd letterlijk wordt genoemd, vindt deze tweede
stroming dat we ons op verboden terrein begeven als we de grens van schepsel naar schepper
overschrijden, met alle, mogelijk niet bedoelde, gevolgen van dien. Sommige wetenschappers
halen zelfs Huxley’s Heerlijke nieuwe wereld erbij om aan te geven dat we ons op glad ijs
begeven als we voor deze weg kiezen. Vaak werd het beeld van een snelheidsmeter gebruikt: dat
er 220 km op de teller staat, wil niet zeggen dat je ook zo hard moet rijden!
Juist de vergelijking met een snelheidsmeter illustreert een derde, tot nu toe niet genoemde
mogelijkheid. Als een snelheidsmeter aangeeft dat een auto 220 kilometer per uur kan rijden, is
er altijd wel iemand die dit ook zal gaan proberen. Het hoort immers bij de mens om grenzen te
testen en te verleggen, en onze mogelijkheden tot het uiterste te drijven. Het gaat erom dat we
ons verstand moeten gebruiken om te bepalen wanneer en waar we onze grenzen testen en onder
welke omstandigheden.
Je kunt een lange, verlaten rechte weg met goed asfalt zoeken, wachten tot de
weersomstandigheden goed zijn en zoveel mogelijk risico’s op schade aan jezelf en anderen
uitsluiten. Of je kunt impulsief handelen en de grenzen van je auto uittesten op een drukke
snelweg, waarbij je je eigen leven en dat van anderen op het spel zet. Bij beide scenario’s worden
de grenzen getest, bij het eerste op een verantwoorde manier, bij het tweede onbezonnen.
Hetzelfde verantwoordelijkheidsprincipe geldt voor de manier waarop we de grenzen van het
sleutelen aan natuurkrachten oprekken. We leven in een wereld die deze ontdekkingsreis heeft
toevertrouwd aan de wetenschap en aan wetenschappers – een reis waarop naar alle
waarschijnlijkheid geen weg terug is. De keuzes die we nu op basis van de wetenschap maken
over fossiele brandstoffen, het klimaat, gezondheidszorg, onze gezondheid en de
wereldeconomie, beïnvloeden het dagelijks leven van ons allemaal. Ze beïnvloeden onze AOW-
uitkering, ons pensioen en of onze kinderen hun opleiding kunnen bekostigen. Ze bepalen mede
welke bedrijfstakken zullen floreren en wat voor soort banen er ontstaan. Ze bepalen de toekomst
van onze gezondheidszorg en of onze artsen maar medicijnen blijven voorschrijven als onze
ongezonde manier van leven zijn tol eist, of dat ze ons helpen bij het vinden van een gezondere
manier van leven waardoor we minder medicijnen hoeven te gebruiken.
Wanneer we ons leven respecteren en baseren op bepaalde grondbeginselen, stellen we onze
toekomst mogelijk veilig voor de vervulling van onze lotsbestemming, in plaats van dat we onze
totale ondergang tegemoetgaan. Terwijl het oude verhaal over de mens – het verhaal van
afgescheidenheid, competitie en conflict – verandert in het nieuwe verhaal van verbinding,
samenwerking en delen, staan we aan de rand van de afgrond en zullen we moeten kiezen voor
de waarden die we het meest koesteren, als totale mensheid en als individu in ons dagelijks
leven. We staan op zo’n zeldzaam ‘kantelpunt’ tussen een oude en nieuwe manier van denken,
waarop we nog altijd kunnen kiezen voor de toekomst die we willen en voor het pad dat ons daar
brengt. En alles komt samen in ons antwoord op de vraag: Wie ben ik?
Het goede nieuws: er is heel veel goed nieuws!
Er is veel goed nieuws in de wereld. Vaak raakt dit ondergesneeuwd door de lawine aan
informatie van de media die onze aandacht richt op de crisis van de dag. Maar het is er wel. Zo
bestaan er al oplossingen voor persoonlijke en wereldwijde kwesties die ons leven op de proef
stellen. Laten we eens beginnen met een krantenkop die op de voorpagina van iedere
weekendkrant zou moeten staan: Onze grootste problemen zijn al opgelost!
Sleutel 41: We hebben alle oplossingen al – alle technologische oplossingen –
voor de grootste problemen waar we als individuen, gemeenschappen en landen
voor staan.
We hoeven de beste wetenschappers, ingenieurs, spirituele en politieke leiders niet meer in een
kamer te zetten om na te denken over het creëren van een gezonde wereld met gezonde mensen,
want dit is al gebeurd. Er zijn al denktanks, adviesraden en beleidscentra die precies deze
doelstelling nastreven. Hier zijn we meer dan een eeuw geleden al mee begonnen. En deze
instituten hebben ook antwoorden gevonden!
Er is al een heel netwerk aan organisaties die manieren hebben bedacht voor het ontwikkelen
van een geglobaliseerde wereld; van de Carnegie Endowment for International Peace, opgericht
in 1910 om ‘internationale oorlogen, de grootste smet op onze beschaving, uit te bannen’157, tot
het Tellus Institute in Boston, Massachusetts, dat werd opgericht in 1976 om ‘de overgang naar
een duurzamere, eerlijkere en menselijkere, wereldwijde gemeenschap te versnellen’. Het Tellus
Institute onderzoekt momenteel met name hoe vooruitstrevende wetenschappelijke methodes
gebruikt kunnen worden om mogelijke toekomstscenario’s voor de mensheid mee te
identificeren. Zo zoeken ze bijvoorbeeld naar mogelijkheden voor een duurzame, eerlijke
toekomst en naar de gedragslijnen, handelingen en keuzes die ons zo’n toekomst kunnen
brengen.
Wat ik wil zeggen is dat veel werk dus al is gedaan. We weten wat de Grote Oplossingen zijn
en wat er mogelijk is bij, bijvoorbeeld, de problemen rond de voedsel- en energievoorraad,
duurzame economie en een gezondheidsbewustzijn gebaseerd op zelfgenezing. En het is ook
goed dat we deze antwoorden nu hebben, want je kunt maar beter niet wachten met zoeken naar
antwoorden tot het moment waarop je ze echt nodig hebt.
Laten we eens kijken naar een aantal hogeschooloplossingen die ik bedoel, zodat je beter
begrijpt waar ik het over heb.
Het voedsel dat we nodig hebben is er al. Het voedsel dat nodig is om ieder kind, iedere
vrouw en man op aarde te voeden is er al. Volgens het United Nations World Food Programme is
er – tenzij zich een extreme, onvoorziene situatie voordoet, bijvoorbeeld als een asteroïde met de
aarde botst of bij een wereldwijde kernoorlog – ‘nu voldoende voedsel in de wereld en kan
iedereen voldoende voedingsstoffen binnenkrijgen voor een goede gezondheid en een productief
leven’.158 Gebrek aan voedsel is niet de reden waarom ongeveer 925 miljoen mensen in de
wereld honger leiden, wat meer is dan de bevolkingen van de VS, Canada en de Europese Unie
samen.159
Wat ontbreekt is een manier van denken en leiderschap die het tot prioriteit maakt om het
voedsel dat er is op die plekken te krijgen waar dit het hardst nodig is. Ik wil niet zeggen dat de
VS dit moeten gaan leiden, of dat één land dit helemaal op zich moet gaan nemen. Wat ik bedoel
is dat een tragedie als de hongersnood veroorzaakt wordt door de acceptatie van de status quo in
een wereld waarin voldoende voedsel is en we al over de middelen beschikken om dit voedsel
daar te krijgen waar het nodig is.
De energie die we nodig hebben is er al. We beschikken al over de technologie waarmee we
elektriciteit kunnen leveren aan ieder huishouden waar ook ter wereld: schone, groene, duurzame
energie die geen gassen uitstoot die bijdragen aan het broeikaseffect. Deze technologie bestaat al
meer dan zestig jaar.
Als we het over energie hebben, gaat het al snel over onze ervaringen met energie, die we
voornamelijk verkregen door het opmaken van fossiele brandstoffen. Eerst kolen en vervolgens
olie en gas. Deze energiebronnen zullen voorlopig nog wel blijven bijdragen aan onze
energievoorziening, maar nodig is het niet. We beschikken al over oplossingen die de
energiebronnen van het verleden overbodig maken. Nu de wereld sneller verandert dan zelfs de
‘experts’ hadden kunnen vermoeden, lijkt het niet lang meer te duren voor we stoppen met het
verbranden van bijvoorbeeld olie om een motor te laten draaien.
Er zijn twee verschillende soorten energiebronnen:
• Conventionele, duurzame energie. Bij duurzame energie denken we al snel aan de ‘grote
drie’: zonne-, wind- en waterenergie. En waarschijnlijk iets minder vaak aan
geothermische energie. Het is beter om een van deze bronnen niet als de enige oplossing
voor het wereldenergieprobleem te beschouwen, maar om lokaal te bekijken wat de
omgeving op een duurzame manier te bieden heeft. Gecentraliseerde, krachtige en
betrouwbare energiebronnen zijn heel goed geschikt om ziekenhuizen, scholen en grote
kantoorgebouwen van energie te voorzien, maar er zijn ook plaatsen die met lokale
bronnen in hun behoefte kunnen voorzien en waar – soms – de logge, gecentraliseerde
systemen vervangen kunnen worden. De woestijn in het zuidwesten van de VS is hier een
goed voorbeeld van.
De Four Corners is het gebied dat de staten Arizona, Colorado, New Mexico en Utah
omvat. Het staat bekend om zijn lange dagen vol zon en de kwaliteit van het zonlicht – en
dat bijna het jaar rond. Albuquerque, de grootste stad in New Mexico, kent gemiddeld 278
dagen zon per jaar en sommige dorpjes in de noordelijke valleien van de staat hebben zelfs
300 zonnedagen per jaar. Op zulke plekken is het natuurlijk logisch om zonne-energie te
gebruiken voor de energievoorziening van huizen, kantoren en kleine bedrijven waar
doorgaans gewerkt wordt tijdens zonlichturen. Maar in dezelfde regio kan men ook nog
van andere energiebronnen gebruikmaken. Behalve van zonlicht kan men door het
weerpatroon in de Four Corners ook gebruikmaken van windenergie als alternatief voor
fossiele brandstoffen.
• Onconventionele, maar bewezen energie. Tijdens het supergeheime Manhattan Project
midden 20e eeuw was er in de VS een race gaande om het mineraal te vinden waarop de
kerncentrales in het land konden draaien en waarvan de bijproducten konden worden
gebruikt voor wapens tijdens de periode van de Koude Oorlog.160 Hoewel de meeste
mensen het wel weten, zijn ze toch verrast als ze horen dat er tijdens dit onderzoek ook een
ander mineraal werd ontdekt. Als brandstof bezit dit veel dezelfde kwaliteiten als uranium,
maar het kent niet dezelfde schadelijke neveneffecten en gevaarlijke bijproducten. Dit
element heet thorium, nummer negentig in het periodiek systeem. Thorium werd echter
niet gebruikt als brandstof en dat was vooral omdat er geen wapens van konden worden
gemaakt, wat met uranium wel gebeurt.
Een thoriumreactor werkt volgens het principe dat tegenovergesteld is aan dat van een
conventionele kernreactor. Hoe warmer de vloeistof wordt in een thoriumreactor, hoe
langzamer het aantal nucleaire reacties.161 Dit betekent dat het spul dat de reactie
veroorzaakt hetzelfde spul is dat reacties bij hogere temperaturen voorkomt. Dit verschil
betekent dat een Fukushima-achtige kernramp bij een thoriumreactor niet mogelijk is. Het
is natuurkundig gezien onmogelijk.
Het verrast veel mensen als ze horen dat thoriumenergie het theoretische stadium al is
gepasseerd. Die is er al.
Er is al een aantal thoriumcentrales gebouwd. Ze worden gebruikt voor onderzoek en
commerciële toepassingen in landen als India, Duitsland, China en de VS. In de VS staan
twee thoriumcentrales: de Indian Point centrale in de staat New York, die tussen 1962 en
1980 in bedrijf was, en de Elk River centrale in Minnesota, die tussen 1963 en 1968
operationeel was.162 Er zal nog meer onderzoek gedaan moeten worden voor de
thoriumtechnologie wereldwijd op grote schaal kan worden toegepast, maar het lijkt een
schoon, ruim voorhanden en relatief veilig alternatief ter overbrugging tot we de ultieme
energiebron hebben gevonden.
De volgende generatie krachtbronnen zal voortkomen uit oneindige of ‘vrije’ energie. De
grondbeginselen van deze energie werden ruim een eeuw geleden ontdekt en worden nu
onderzocht door mensen die op zoek zijn naar de volgende generatie alternatieven voor fossiele
brandstoffen.
Economieën gebaseerd op delen in plaats van schaarste
De komst van moderne technologie verandert het traditionele denken over de rol van de
zakenwereld en de dienstverlening in de moderne wereld. In het historische model was het zo dat
een noodzakelijk product of noodzakelijke hulpbron eigendom was van een bepaald bedrijf of
een bepaalde groep. Dit bedrijf biedt vervolgens zijn producten en diensten aan voor een prijs die
de kosten dekt en hen winst bezorgt. Het is duidelijk dat er bij dit model een grote behoefte is
aan regels en voorschriften. De enorme regelgeving en de mogelijkheden om hieraan te
ontsnappen en het systeem ‘te verslaan’, hebben van dit economische model een verstikkende en
meedogenloze concurrentiestrijd gemaakt.
Er ontstaat nu een nieuw model dat in ieder geval sommige van deze kwesties aanpakt. Het is
gebaseerd op een zogenaamde peer-to-peer of deeleconomie. Een deeleconomie betwist het
traditionele idee van eigendom en draait om gezamenlijke productie door de mensen die zelf ook
van de dienst gebruikmaken. Zo valt de noodzaak voor schadelijke concurrentie en het hamsteren
van zaken die kostbaar zijn weg, omdat het geen zin meer heeft.
De onafhankelijke taxidiensten Uber en Lyft en Airbnb, het onafhankelijke alternatief voor
een hotel, zijn voorbeelden van de nieuwe deeleconomie. De details van de manier waarop deze
nieuwe modellen functioneren worden nog altijd heftig bediscussieerd, maar uiteindelijk zijn ze
ontstaan bij de mensen die ze ook gebruiken en zo voor zichzelf een inkomen hebben
gegenereerd in een economisch gezien moeilijke tijd. Zo wordt geschat dat er in 2013 meer dan
3,5 miljard dollar aan inkomsten is gegenereerd door nieuwe bedrijven in de deeleconomie.163
De stille crisis
Wanneer we kijken naar oplossingen zoals hierboven beschreven, en beseffen dat ze er dus al
zijn, komt er eigenlijk nog maar één vraag omhoog. Heel veel mensen over de hele wereld
stellen me deze vraag: Waar zien we deze oplossingen nu dan terug? Mijn toehoorders zijn vaak
verrast door mijn antwoord. Dit heeft te maken met een crisis waarover je maar zelden hoort,
maar toch is het de grootste horde die we in ons leven zullen moeten nemen.
Onze crisis is een stille crisis. Er wordt nauwelijks aandacht aan geschonken in de media.
Geen enkel studieboek besteedt een hoofdstuk aan de kracht ervan en de enorme rol die zij in ons
leven speelt. Toch blijft zij een onzichtbare muur tussen ons en de mensen van de
goednieuwsoplossingen waarvan we nu al de vruchten zouden kunnen plukken.
Onze stille crisis is een crisis van het denken. We zullen ons denken moeten veranderen
willen de oplossingen een plek in de wereld krijgen. Wanneer je erover nadenkt, kun je dit ook
zien. Hoe kunnen we immers nieuwe ideeën en oplossingen in ons leven toelaten zolang we nog
vasthouden aan de oude ideeen en oplossingen uit het verleden? Anders gezegd, hoe kunnen we
de nieuwe wereld een plek in ons hoofd en in ons hart geven als we nog vol zitten met de
beelden, emoties en verwachtingen van de bekende wereld van vroeger?
Sleutel 42: De grootste crisis waar we als individuen en als maatschappij voor
staan, is een crisis van het denken. Hoe kunnen we ruimte maken voor de
nieuwe wereld die nu ontstaat als we nog vasthouden aan de oude wereld van
vroeger?
Precies om deze redenen staat de manier waarop we over onszelf denken, dus ook over ons
ontstaan, centraal bij de beslissingen die we nemen over ons dagelijks leven en onze toekomst.
Hoe implementeren we de oplossingen die al bestaan zodanig dat ze overeenkomen met de
waarden die we als individu, familie, maatschappij en land koesteren? Tot nu toe leidt de
wetenschap van de moderne wereld ons in de verkeerde richting.
Gevaarlijke conclusies
In oktober 1988 vatte de beroemde astrofysicus Stephen Hawking samen wat volgens het
traditionele wetenschappelijke beeld onze plek binnen het universum is. Hij werd als volgt
geciteerd in het Duitse tijdschrift Der Spiegel: ‘We zijn niet meer dan een hoogontwikkelde
apensoort op een kleine planeet bij een doorsneester. Maar we kunnen het universum
doorgronden en dat maakt ons heel bijzonder.’164
Ik weet nog hoe ik reageerde toen ik deze woorden van iemand voor wie ik veel respect had
en die ik zeer waardeerde, voor de eerste keer las. Hawking was immers de man die in 1988 de
bestseller A Brief History of Time (Een korte geschiedenis van de tijd) schreef. Hij bracht
complexe ideeën over kosmologie en tijdreizen bij de mensen thuis en zorgde ervoor dat het idee
van een ‘zwart gat’ helemaal ingeburgerd raakte. Ik vermoed dat Hawking wilde zeggen dat wij
‘speciaal’ zijn, maar hij doet dit vanuit een wetenschappelijk standpunt dat beweert dat we dit
niet zijn. Ik reageerde onmiddellijk op zijn woorden ‘een hoogontwikkelde apensoort’ met de
gedachte: spreek voor jezelf, Stephen Hawking! Misschien geldt dat voor jou, maar voor mij
zeker niet!
Als de wetenschap ernaast zit
Ik vind Hawkings opmerking dat wij ‘een hoogontwikkelde apensoort’ zijn onverantwoordelijk.
Zij is niet op feiten gebaseerd. En ik vind het ook gevaarlijk. Het is een goed voorbeeld van de
manier waarop de moderne wetenschap de menselijkheid uit het verhaal over de mens heeft
proberen te halen. Door zich zo uit te spreken, zegt Hawking iets over zichzelf, hij geeft zijn
eigen wereldbeeld weer. Hij is of 1) niet goed geïnformeerd en weet niet van de laatste fossiele
en genetische ontdekkingen die aantonen dat zijn uitspraak niet klopt, of 2) hij is geïnformeerd
en weet dit wel en kiest ervoor de feiten te negeren.
Als Hawking ervoor heeft gekozen de feiten te negeren, kan ik alleen maar speculeren over
het waarom van zijn keuze. Misschien wilde hij de status quo van het verhaal over de menselijke
evolutie bewaren. Of misschien is het iets persoonlijkers. Misschien kunnen we de extremen in
onze wereld en alles wat er in ons leven gebeurt beter plaatsen zolang we onszelf als
‘hoogontwikkelde apen’ beschouwen. Wanneer we de feiten over ons ontstaan, over de
buitengewone vermogens die inherent zijn aan ons bestaan en dat we fysiek zo ontworpen zijn
dat we deze buitengewone vermogens kunnen besturen niet erkennen, blijven we de machteloze
slachtoffers van ons fysieke lichaam. Dan kunnen we niet anders dan accepteren dat wat er ook
gebeurt de wil van de natuur is, waarover wij geen enkele controle hebben, en nemen wij niet de
verantwoordelijkheid voor de wereld en ons leven zoals het is.
Hawkings uitspraak klinkt heel extreem, maar hij is lang niet de enige die zo denkt. Andere
gerespecteerde wetenschappers denken net zo over de evolutie van de mens. Sommigen reageren
zelfs zo fel, dat ik me afvraag waarom ze zo’n duidelijk achterhaald wereldbeeld zo enthousiast
blijven verdedigen.
Verkeerde overtuigingen en gevaarlijke conclusies
De bioloog en evolutionist Richard Dawkins is een bekende figuur en een goed voorbeeld van
iemand die ik hier bedoel. Dawkins gaat nog een stap verder dan Hawking met zijn uitspraak: ‘Ik
kan met zekerheid zeggen dat iemand die niet in de evolutie gelooft onderontwikkeld, dom of
achterlijk is.’165 Dawkins geeft niet aan of hij hier de evolutietheorie in het algemeen of alleen de
menselijke evolutie bedoelt, maar hoe dan ook blijven dit gevaarlijke woorden die een
gevaarlijke manier van denken vertegenwoordigen – met name uit de mond van een prominente
wetenschapper en universiteitsprofessor die ook nog eens een bekende publieke figuur is.
Dawkins’ woorden zijn zo gevaarlijk, omdat ze mensen die nieuwsgierig zijn in een hoek
zetten en ingaan tegen de essentie van wetenschappelijk onderzoek. Dawkins’ uitspraak gaat
verder dan professionele kritiek op iemand die het niet met hem en de evolutietheorie eens is.
Het is een publieke vernedering die zelfs de geestelijke gezondheid van iemand die niet
overtuigd is van het huidige wetenschappelijke paradigma in twijfel trekt. In mijn ogen zijn de
ideeën die Dawkins en gelijkgezinden promoten ook om een andere reden gevaarlijk. Hun
redeneringen leiden er namelijk toe dat we anderen en onszelf op een bepaalde manier gaan
bekijken.
De dood van onze uniciteit
Een van de extremen waarmee wij in ons leven te maken hebben, is de uiterst gespannen situatie
waarin haat tussen mensen overheerst. Dit is een lastig gespreksonderwerp. We kunnen ons
nauwelijks voorstellen hoe diep de haat in ons leven ingrijpt. Toch is het zo. Haat is een realiteit.
En het is onderdeel van ons dagelijks leven. Veel haat in de wereld komt voort uit angst voor
elkaar. Angst voor het onbekende – al dan niet gebaseerd op de werkelijkheid of op ons beeld
van de werkelijkheid – ligt aan de basis van de haat op onze scholen, werkplekken en op de
straten van zelfs onze mooiste steden.
In onze veranderlijke omgeving wordt de diversiteit – bijvoorbeeld in ras, religie en cultuur –
waarvan biologen zeggen dat zij in het verleden altijd onze kracht was, gegijzeld en heel slim
verpakt in talkshow-soundbites en YouTubevideo’s, die vertellen dat deze diversiteit juist een
wig tussen ons drijft en voor verdeeldheid zorgt. Deze verdeeldheid vindt in verschillende mate
plaats en binnen verschillende lagen in verschillende samenlevingen.
Marketingstrategieën zijn heel invloedrijk en de poging om ons te polariseren via onze
onderlinge verschillen heeft verrassend veel succes gehad. Een groot gedeelte van de bevolking
is erin gaan geloven. Zo bleek uit een recent onderzoek van NBC News en The Wall Street
Journal dat zowel blanke als zwarte mensen in de VS vinden dat de relaties tussen hen duidelijk
verslechteren. Uit het onderzoek bleek dat ‘volgens de opiniepeiling 45 procent van de blanken
en 58 procent van de Afro-Amerikanen vindt dat de relatie tussen de twee rassen erg of redelijk
slecht is vergeleken met 2009, toen slechts 20 procent van de blanken en 30 procent van de
zwarte bevolking er zo negatief over dacht’.166
Meningen over zaken als religie en ras kunnen hele families, bedrijven, scholen en
gemeenschappen verscheuren. Deze vorm van verdeeldheid is misschien nieuw voor de
millenniumgeneratie, maar de recente geschiedenis toont aan dat het niet de eerste keer is dat
zoiets gebeurt.
Een nieuwe naam voor het doden van dat wat angst oproept
Historici beschrijven de 20e eeuw als de bloedigste eeuw ooit.167 Alleen al in WO II stierven
ongeveer 50 miljoen mensen tijdens gevechten en andere oorlogsverschrikkingen.168 Het aantal
doden als gevolg van menselijke gruweldaden bleef na de oorlog tot aan het einde van de eeuw
verder toenemen. In 1999 waren 80 miljoen mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden in
één eeuw tijd het slachtoffer geworden van geweld vanwege etnische, religieuze of filosofische
conflicten. Dat is vijf keer zoveel als het aantal sterfgevallen in diezelfde eeuw als gevolg van
natuurrampen en de aidsepidemie samen.169
Ik noem deze verschrikkelijke statistieken hier, omdat ze horen bij een manier van denken die
in de vorige eeuw heeft geleid tot de toename van een nieuw soort verschrikking. Natuurlijk zijn
er in het verleden ook genoeg gruweldaden gepleegd, maar in de 20e eeuw gebeurde dit op zo’n
grote schaal, dat er een officiële naam moest komen om het te kunnen definiëren en verbieden.
In 1948 voerde de Verenigde Naties de term genocide in om deze vorm van uitmoorden
duidelijk te omschrijven en massamoord als staatspolitiek wereldwijd te verbieden. Met genocide
wordt bedoeld ‘de intentie tot het vernietigen’ van samenlevingen of bevolkingsgroepen van een
hele geografische regio, gebaseerd op rassenideologie, religieuze overtuigingen of
bloedbanden.170 De manier van denken die genocide rechtvaardigt en mogelijk maakt, is een
hartverscheurend voorbeeld van waar onjuiste wetenschap toe kan leiden.
Dit hebben we al eerder meegemaakt
De manier van denken die ten grondslag ligt aan de hedendaagse genocides, en soms ook heel
gedetailleerd wordt genoemd, is direct gekoppeld aan Darwins verkeerde aannames en aan de
manier waarop zijn ideeën zijn geaccepteerd, omarmd en nog steeds worden gevolgd door de
moderne wetenschap – ook al is inmiddels bewezen dat ze onjuist zijn. Richard Weikart,
geschiedenisprofessor aan California State University, zet de zaken hieronder kort op een rijtje:
Het Darwinisme ondermijnde de traditionele, ethische gevoelens en de waarde van een
mensenleven. Vervolgens werd de evolutionaire vooruitgang de nieuwe moraalleer.
Hierdoor kon het idee van rasveredeling zo’n hoge vlucht nemen [het idee dat selectieve
voortplanting en het elimineren van ‘mislukkelingen en onaangepasten’ een superras kan
creëren]. Dit is duidelijk gebaseerd op Darwinistische grondbeginselen (…) Sommige
prominente Darwinisten menen dat de menselijke rassencompetitie en -strijd onderdeel is
van de Darwinistische strijd om het bestaan.171
Deze manier van denken weerspiegelt zich in de ideeën in filosofische boeken als het beruchte
Rode Boekje, dat officieel Citaten van voorzitter Mao Zedong172 heet, en Mein Kampf, het boek
waarin Adolf Hitler zijn wereldbeeld gedetailleerd beschrijft.173 Beide boeken zijn gebruikt ter
rechtvaardiging van gewelddadige moorden die samen het leven van ten minste 40 miljoen
mensen hebben gekost tijdens de genocides midden 20e eeuw.
Verdrietig genoeg is dit verdeeldheid zaaiende denken in de loop van de tijd niet verdwenen.
Sinds 1945 zijn er genocides geweest in landen als Cambodja, Rwanda, Bosnië en Soedan. Dit
zijn goed gedocumenteerde rampen, waaruit blijkt dat de manier van denken die massamoord
rechtvaardigt tegenwoordig nog altijd bestaat.174 Wie meent dat we de manier van denken die ten
grondslag ligt aan genocide inmiddels achter ons hebben gelaten, hoeft maar te denken aan de
beelden van aanslagen van ISIS en de 21e-eeuwse genocides in Afrika en het Midden-Oosten om
te beseffen dat dit niet zo is.
In zijn Over het ontstaan van soorten schrijft Darwin ervan overtuigd te zijn dat de
‘vernietiging’ van de zwakste schakel van de soorten die hij observeerde, ook voor de mens
opgaat:
Het is misschien geen logische gevolgtrekking, maar in mijn ogen kunnen we instincten als
die van het koekoeksjong die zijn pleegbroertjes en -zusjes het nest uitduwt [of] van mieren
die slaven houden (…) beschouwen als specifieke uitdrukkingsvormen van een algemene
wetmatigheid die leidt tot de ontwikkeling van alle organische wezens – namelijk
vermenigvuldiging, variatie, laat de sterkste leven en de zwakste sterven.175
In Mein Kampf verwijst Hitler duidelijk naar dit idee:
In de strijd om ons dagelijks brood bezwijken de zwakkeren, zieken en minder vastberaden
mensen. De strijd tussen mannen om de vrouwen verleent het recht van voortplanting alleen
aan de gezondste onder hen. Strijd is altijd een middel voor de verbetering van de
gezondheid, kracht en weerstand van een soort en daarom dus ook de drijfveer voor verdere
ontwikkeling.176
Later in zijn leven begon Darwin te twijfelen aan enkele van zijn eerdere uitspraken over de
survival of the strongest in Over het ontstaan van soorten. In tegenstelling tot zijn eerdere
conclusies over superieure, individuele kracht, beschrijft hij in zijn latere werken
overlevingsstrategieën in de natuur die zijn gebaseerd op eensgezindheid en samenwerking, en
niet op natuurlijke selectie en survival of the strongest. In zijn tweede belangrijke boek, The
Descent of Man (De Afstamming Van De Mens), vat hij zijn observaties samen: ‘Deze
gemeenschappen, met de grootste aantallen zeer vriendelijke leden, floreerden het best en
brachten de grootste aantallen nakomelingen groot.’177
Hoewel Darwin misschien het licht heeft gezien wat betreft zijn verkeerde aannames rond
onderlinge competitie en strijd, kwam dit waarschijnlijk te laat. Over het ontstaan van soorten
was inmiddels al een klassieker die aan de basis lag van een manier van denken die ons er
tegenwoordig van weerhoudt te vertrouwen op onze natuurlijke instincten van samenwerking en
goedheid.
Samenwerken: een natuurwet
Vroeg in de 20e eeuw vulde de Russische naturalist Peter Kropotkin Darwins latere werk aan met
zijn eigen waarnemingen. Zoals Darwin de gevolgen van de evolutie zelf had bestudeerd bij
vogelsoorten tijdens zijn ontdekkingsreis in de jaren 1830, zo deed Kropotkin zijn eigen
observaties tijdens wetenschappelijke expedities naar een van de meest barre oorden op aarde:
Noord-Siberië. Hij beschreef hoe hij ontdekte dat samenwerking en eensgezindheid, in plaats van
survival of the strongest, de voorwaarden voor het succes van een soort zijn. In zijn klassieker
Mutual Aid uit 1902 beschrijft Kropotkin aan de hand van het leven van mieren, de voordelen
van het instinctieve vermogen van insecten tot samenleven als een coöperatieve gemeenschap in
plaats van een competitieve:
Hun prachtige nesten, hun gebouwen die relatief gezien veel groter zijn dan die van
mensen; hun geplaveide wegen en bovengrondse, gewelfde galerijen; hun ruimtelijke hallen
en opslagplaatsen; hun korenvelden, oogsten en ‘drogen’ van het graan; hun rationele
verzorging van de eitjes en larven en bouw van speciale nesten met daarin de bladluizen die
Linnaeus zo beeldend omschreef als ‘de melkkoeien van de mieren’; en tot slot hun moed,
lef en superieure intelligentie – dit alles is het natuurlijke resultaat van de wederzijdse hulp
die ze elkaar in iedere fase van hun drukke en werkzame leven geven.178
John Swomley, professor emeritus sociale ethiek aan St. Paul School of Theology in Kansas
City, Missouri, laat weinig twijfel bestaan over de voordelen die de bouw van vredige,
coöperatieve samenlevingen in de wereld heeft voor onze toekomst. Hij haalt het bewijs dat
Kropotkin en anderen leveren aan en zegt dat de keuze voor samenwerken boven competitie
meer voordelen oplevert dan alleen een succesvolle samenleving. In eenvoudige, heldere taal legt
hij uit dat samenwerken ‘de belangrijkste factor is bij evolutie en overleving’.179 In een artikel uit
februari 2000 citeert Swomley Kropotkin, die beweert dat competitie binnen een soort of tussen
soorten, ‘een soort altijd aantast. Betere omstandigheden ontstaan wanneer het competitie-
element verdwijnt en vervangen wordt door wederzijdse hulp en ondersteuning.’180
Tijdens de openingsspeech van het Symposium on the Humanistic Aspects of Regional
Development in 1993 in Birobidzhan, Rusland, introduceerde medevoorzitter Ronald Logan de
natuur aan de deelnemers als een model voor een succesvolle samenleving. Hij citeerde daarbij
Kropotkin:
Als we de Natuur vragen: ‘Wie zijn het fitst, degenen die constant oorlog met elkaar voeren
of degenen die elkaar ondersteunen?’ wordt meteen duidelijk dat de dieren die gewoon zijn
elkaar te helpen, het fitst zijn. Ze hebben een grotere kans op overleven en vergeleken met
hun eigen soortgroep de hoogst ontwikkelde intelligentie en fysieke organisatie.181
Later tijdens dezelfde toespraak citeert Logan het werk van Alfie Kohn, auteur van No Contest,
waarin hij onomwonden beschrijft wat hij heeft ontdekt over een gezonde mate van competitie
binnen groepen. Nadat hij ruim vierhonderd onderzoeken naar samenwerking en onderlinge
competitie had onderzocht, komt Kohn tot de volgende conclusie: ‘De ideale hoeveelheid
competitie (…) in iedere denkbare situatie – klaslokaal, werkplek, gezin, speelplaats – is geen
(…) [Competitie] is altijd destructief.’182
Een toenemende hoeveelheid wetenschappelijk bewijs lijkt aan te geven dat we er in de
afwezigheid van omstandigheden die ons tot dierlijk gedrag verleiden (bijvoorbeeld het Mad
Max-scenario, waarin iedere vorm van beschaving, handel en medische zorg is verdwenen), waar
mogelijk voor kiezen in vrede en op een meedogende manier te leven en zo gehoorgeven aan de
goedaardige kant van onze soort.
Met andere woorden: wanneer de omstandigheden die we in ons leven als waardevol
beschouwen aanwezig zijn – dus wanneer we ons veilig voelen, onze families veilig zijn en onze
manier van leven is veiliggesteld – laten we onze ware natuur doorklinken bij alles wat we doen.
Hoe kunnen we met zekerheid weten dat deze omstandigheden aanwezig zijn? De dichter
Carl Sandburg, winnaar van de Pulitzerprijs, beantwoordde deze vraag met tien woorden: ‘Soms
beginnen ze een oorlog en komt er niemand opdagen.’183
Sleutel 43: Een toenemende hoeveelheid wetenschappelijk bewijs leidt tot deze
onvermijdelijke conclusie: gewelddadige competitie en oorlog staan volkomen
haaks op onze diepste instincten tot samenwerking en verzorging.
Zolang verschillen tussen onze talen, religies, seksuele geaardheid en huidskleur valselijk gezien
worden als gebreken waarvoor we moeten duchten, zullen mensen zich tegen mensen die anders
leven en andere overtuigingen koesteren blijven keren. Ze zullen mensen met idealen en
overtuigingen die verschillen van die van hen mijden, bekritiseren, aanvallen en zelfs proberen
uit te roeien. Dit is de rode draad die alle hierboven genoemde voorbeelden met elkaar verbindt.
Iedere gruweldaad is een teken van gebrek aan waardering voor een mensenleven.
In een cultuur waarin leven wordt gewaardeerd en gerespecteerd, zouden gruweldaden zoals
hierboven beschreven – of al die andere ontelbare verschrikkingen waarmee de boeken in het
kantoor van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten letterlijk vol staan – nooit
voorkomen.
Alles wat anders is doden
Nu, aan het begin van de 21e eeuw, zorgen rassen- en genderkwesties en religie er nog altijd voor
dat mensen elkaar de meest verschrikkelijke dingen aandoen. We kunnen de onvoorstelbare
genocides van de 20e eeuw dan wel veroordelen, maar het denken dat deze daden mogelijk
maakte moet nog worden genezen. Of het nu op landelijke schaal gebeurt, als genocide, of
plaatselijk, als pesten op school of als opleving van haatmisdaden de laatste jaren in de VS, dat
dit soort gruweldaden nog voorkomt, duidt erop dat deze manier van denken steeds meer
navolging krijgt en dus niet aan het verdwijnen is.
De volgende voorbeelden laten iets zien van wat ik bedoel. Het zijn voorbeelden van een
verontrustende trend die tegenwoordig steeds meer navolging krijgt.
Opmerking: ik vond het onderzoek en schrijven van dit deel van het boek emotioneel gezien
heel zwaar. Ik heb het ontelbare aantal slachtoffers bij iedere soort haatmisdaad beperkt tot één
voorbeeld, maar hiermee wil ik absoluut niets afdoen aan het lijden van de slachtoffers die ik niet
noem en aan de pijn die hun families nog steeds voelen. Vanwege het beestachtige karakter van
de voorbeelden beschrijf ik deze in redelijk algemene termen, om 1) de manier van denken
achter ieder voorbeeld duidelijk te maken en 2) mijn uitspraak dat deze manier van denken
vandaag de dag nog bestaat te ondersteunen. Gevoelige lezers kunnen dit gedeelte overslaan en
de draad weer oppakken bij het tussenkopje ‘De rode draad’.
Internetgeweld. Peer-to-peerintimidatie, vernederingen en geweld bestaan waarschijnlijk al
zolang er jonge mensen in klaslokalen opeengepakt zitten, maar de mate van gewelddadigheid
lijkt toe te nemen. Er zijn verschillende vormen van pesten, van direct fysiek contact zoals slaan
en spugen, tot verbaal geweld zonder lichamelijk contact. Via e-mail, Facebook, Twitter en
andere sociale media lijkt een nieuwe vorm van pesten steeds populairder te worden:
cyberpesten. Door het toenemend gebruik van sociale media onder jonge mensen komt
cyberpesten inmiddels heel veel voor.
Volgens het National Center for Education Statistics is sinds 2007 bijna een derde van alle
scholieren tussen de 12 en 18 jaar weleens gepest op school. Een onderzoek van het U.S.
Department of Education (2014) schrijft: ‘Tijdens het schooljaar 2009-2010 rapporteerde 23
procent van alle openbare scholen dat er dagelijks of wekelijks leerlingen worden gepest.’184 De
statistieken tonen aan dat alle vormen van pesten, waaronder cyberpesten, gevaarlijk zijn. Ze
hebben allemaal pijnlijke gevolgen, waar mensen soms nog last van hebben wanneer ze al
volwassen zijn. Sommige zijn zo pijnlijk dat leerlingen een onomkeerbare daad plegen, zoals
zelfmoord of moord.
Op 14 januari 2013 loopt de radeloze, 15-jarige leerling Jadin Bell naar een lagere school en
hangt zichzelf op de speelplaats op. Jadin was een van de cheerleaders op zijn middelbare school
en slachtoffer van ‘intens’ pesten via sociale media, met name vanwege zijn seksuele geaardheid.
Zijn zelfmoordpoging mislukte in eerste instantie en Jadin stierf niet onmiddellijk. Hij werd
bewusteloos gevonden en met spoed naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht. Daar heeft hij
21 dagen in coma aan de beademingsmachine gelegen, tot hij op 3 februari stierf.185
Jadins zelfmoord stond landelijk op de voorpagina’s en heeft ervoor gezorgd dat het
fenomeen cyberpesten een landelijk aandachtspunt werd. Zijn dood laat op meedogenloze wijze
zien welke verwoestende emotionele gevolgen niet-fysiek pesten kan hebben. Volgens Jadins
vader ging zijn zoon ‘gebukt onder pijn en verdriet. Alleen door dat pesten op school. Er
speelden nog wel andere dingen, maar uiteindelijk kwam het door het pesten, omdat hij als homo
niet werd geaccepteerd.’186
Verdrietig genoeg staat Jadins zelfmoord niet op zichzelf. Steeds meer tieners hebben het
gevoel dat zelfmoord het enige antwoord is op de vernederingen van cyberpesten. Dit pesten gaat
van beledigingen over hun uiterlijk, gewicht of lichamelijke kenmerken en het delen van
naaktfoto’s die oorspronkelijk in goed vertrouwen werden gemaakt, tot het filmen van jonge
meisjes die worden aangerand, waarna de filmpjes op sociale media worden geplaatst, waardoor
het meisje voor de tweede keer vernederd wordt.187
Geweld vanwege seksuele geaardheid. De statistieken samengesteld door het Federal
Bureau of Investigation, het U.S. Census Bureau, het Pew Research Center, het Williams
Institute en SocialExplorer.com, een website die demografische gegevens in kaart brengt, zijn
gebruikt om het aantal haatmisdrijven tegen LGBT’s, joden, moslims, zwarte, Aziatische en
blanke mensen tussen 2005 en 2014 met elkaar te vergelijken. De conclusie van het negenjarige
onderzoek is helder. Een in The New York Times gepubliceerde samenvatting van het onderzoek
toonde aan dat LGBT’s ‘twee keer zoveel kans lopen om slachtoffer te worden als Afro-
Amerikanen en dat het aantal haatmisdrijven tegen hen dat tegen joden heeft overtroffen’.188 De
beestachtige moord op een jongeman op het platteland van Wyoming is een verschrikkelijk
voorbeeld van de wreedheid die kan voortkomen uit extremistische gedachten over iemands
seksuele geaardheid en heeft geleid tot het latere onderzoek.
Matthew Shepard was homo en studeerde in 1998 politieke wetenschappen aan de University
of Wyoming. Op 6 oktober dat jaar was hij een avondje uit in een plaatselijk café en twee
mannen deden alsof ze hem leuk vonden. Aan het eind van de avond boden ze hem een lift naar
huis aan en hij ging met hen mee. Alleen brachten ze hem niet thuis, maar reden ze naar een
afgelegen plek waar hij helemaal in elkaar werd geslagen, buiten bewustzijn raakte en voor dood
werd achtergelaten. Maar hij leefde nog en lag in een coma toen een agent hem achttien uur later
op die verlaten plek vond. Artsen concludeerden dat de beschadigingen aan Matthews
hersenstam zo ernstig waren, dat ze hem niet veilig konden opereren. Hij bleef aan de beademing
tot hij op 12 oktober 1998 dood werd verklaard.189
De grote aandacht voor Matthews verhaal en de rechtszaak tegen de twee mannen die bestraft
werden voor hun moord, kwam met name doordat homohaat de reden was voor hun handelen.
Geweld op grond van ras. Op een avond in juni 1998 kreeg een man in de buurt van zijn
eigen dorpje op het Texaanse platteland een lift van drie mannen, één van hen kende hij. De lift
er was James Byrd Jr., een zwarte man, de mannen in de auto waren alle drie blank. Twee van de
drie noemden zichzelf ‘blanke suprematisten’. De gebeurtenissen die volgden en leidden tot de
dood van James waren zo gewelddadig dat ze in de nationale media moesten worden
gecensureerd om het publiek te beschermen. Maar deze gebeurtenis, samen met de haatmoord op
Matthew Shepard in datzelfde jaar, zorgde voor de aanname van een federale wet met de naam
‘Matthew Shepard and James Byrd Jr., Hate Crimes Prevention Act’. Dit was een aanvulling op
de landelijke wet uit 1969, omdat er nu ook misdaden op grond van iemands daadwerkelijke of
vermeende geslacht, seksuele geaardheid, genderidentiteit of handicap in opgenomen werden. De
wet werd op 22 oktober 2009 door het Amerikaanse Congres aangenomen en op 28 oktober door
president Obama bekrachtigd.190
Geweld vanwege religie. In het Britse Lagerhuis las een van de ministers in 2016 een
verklaring voor waarin hij letterlijk citeerde uit een interview met Ekhlas, een vijftienjarig meisje
uit Noord-Irak. Zij en haar familie zijn aanhangers van het oude jezidisme. Ekhlas’ dorp werd
bezet door soldaten van ISIS en zij werd gevangengenomen en als slaaf behandeld, tot ze wist te
ontsnappen.191 Ze beschreef hoe deze mannen hun huis binnendrongen, haar vader en twee broers
vermoordden en vervolgens haar en alle meisjes in het dorp ouder dan negen jaar op
onmenselijke wijze behandelden. De reden voor al deze gruwelijkheden was hun geloof. ‘We
werden aangevallen omdat ons geloof en onze overtuigingen anders zijn dan die van hen, omdat
we in onze menselijkheid van hen verschillen, en omdat we in de engel Taus geloven.’192
Haatmisdaden op grond van religieuze verschillen beperken zich niet tot het Midden-Oosten. Ze
steken ook in andere delen van de wereld de kop weer op, ook in Europa en de VS. De FBI houdt
sinds 1996 statistieken bij van geweld tegen mensen in de VS vanwege hun religieuze
overtuigingen. In 2014 vermeldt het Hate Crime Statistics-verslag 5479 haatmisdaden in dat jaar.
Hiervan bestaat 17,1 procent uit haatmisdaden tegen een individu vanwege religieuze
overtuigingen.193
Interessant om te weten is dat dit percentage nauwelijks onderdoet voor het percentage
misdrijven vanwege seksuele geaardheid (18,7 procent).
Het onderzoek geeft ook aan dat van de gemelde misdrijven ‘ongeveer 58,2 procent was
gericht tegen joden, 16,3 procent tegen moslims en 6,1 procent tegen katholieken’.194
De rode draad
Er is een rode draad die de hierboven beschreven voorbeelden van haatmisdrijven met elkaar
verbindt. Als we die draad volgen, krijgen we meer inzicht in de manier van denken die het
weefsel van onze families, gemeenschappen en samenlevingen uit elkaar trekt. In ieder
voorbeeld kon het haatmisdrijf alleen maar gebeuren doordat de aanvallers vonden dat het leven
van hun slachtoffer niets waard was.
Sleutel 44: Barbaarse haatmisdrijven zijn alleen maar mogelijk in een
samenleving waarin de waarde van een mensenleven verloren is gegaan.
Haatmisdaden raken aan iets wat nog veel dieper gaat dan iemand doden. Het zijn door woede
gevoede demonstraties van overkill – moorden gebaseerd op een soort oerangst voor het
onbekende, gecombineerd met het idee dat een mensenleven niet bijzonder en inwisselbaar is.
De voorvallen hierboven zijn extreme voorbeelden van de mogelijke gevolgen wanneer deze
manier van denken zich naar buiten toe richt op anderen. Haat kan zich ook naar binnen richten,
waardoor een ander uiterste ontstaat.
Naar binnen gericht geweld overspoelt onze scholen en raakt de levens van onze zonen en
dochters, broers en zussen, vrienden, moeders en vaders. Het neemt epidemische vormen aan
onder jonge mensen. Dit gebeurt op een subtielere manier dan de gewelddadige haatmisdrijven
die ik heb beschreven, maar de uitkomst is dezelfde. Medicijn- en alcoholmisbruik leidt maar al
te vaak tot het verschrikkelijke verlies van de mensen van wie we het meest houden.
De pijn bij het verlies van een dierbare aan de gevolgen van naar binnen gerichte haat is niet
in woorden uit te drukken. Die pijn is met name heel hevig wanneer een nabestaande met
onbeantwoorde vragen blijft zitten en het gevoel heeft dat zijn dierbare nog zou hebben geleefd
als hij de dingen anders had aangepakt. Tara Lawley-Bergey, de oudere zus van Derik Lawley,
beschrijft deze pijn in een essay dat ze schreef na de dood van Derik, die verslaafd was aan
heroïne en stierf aan een overdosis fentanyl.
Tara’s verhaal
In een essay gepubliceerd in februari 2016 door de Philadelphia-afdeling van NBC beschrijft
Tara de tweeënhalf jaar durende heroïneverslaving van haar broer.195 Ze vertelt dat ze nooit heeft
begrepen waarom Derik met heroïne is gaan experimenteren. Maar ze zinspeelt op wat er
mogelijk aan de hand was. Tara zegt dat haar broer van het leven hield. Hij hield van de mensen
om hem heen, met name van zijn driejarige dochtertje. Maar hij hield niet van zichzelf. ‘De
heroïne hielp Derik om aan de werkelijkheid te ontsnappen, het bracht hem in een roes waardoor
hij even alles kon vergeten’, schrijft ze.196 Hoewel hij minstens vijf keer heeft geprobeerd af te
kicken, lukte hem dit toch niet.
Deriks lichaam werd in een boomrijk steegje gevonden, de dag nadat hij zonder het te weten
een shot fentanyl had genomen, een verdovend middel dat regelmatig wordt gebruikt bij
pijnbestrijding, terwijl hij dacht dat hij heroïne inspoot om zijn verslaving te bevredigen. Hij
stierf aan de gevolgen van de drug, die ervoor zorgde dat hij zo diep in slaap viel dat zijn
ademhaling niet meer functioneerde. Tara’s pijn en verdriet over haar broer komen het best tot
uitdrukking in haar eigen woorden:
Mijn hart stierf tijdens Deriks laatste ademhaling. Zijn lichaam is tot as geworden, terwijl
het mijne langzaam sterft van binnenuit. Er heerst een constante duisternis en de
nachtmerries blijven komen. De pijn van het verlies van Derik is ondraaglijk en ik leef in de
negende ring van de hel, vanwege het verraad dat ik als zus van een verslaafde heb
gepleegd. Broers en zussen houden nu eenmaal van elkaar, hoe verschillend hun wegen ook
lopen. Ze helpen elkaar weer overeind als ze vallen en leunen op elkaar. Maar ik nam
afstand van Deriks verslaving, want het maakte van hem een slecht mens. Ik had er voor
Derik moeten zijn en het zweet van de verslaving van zijn wenkbrauwen moeten vegen
wanneer de verdorvenheid weer bezit van hem nam. In ieder geval had ik hem kunnen
bellen, schrijven, of hem kunnen laten weten dat ik van hem houd door hem een lief
pakketje te sturen. Maar ik negeerde hem, keerde hem mijn rug toe en zag niet wie hij
werkelijk was. Ik was streng, zachte heelmeesters maken immers stinkende wonden, terwijl
ik hem gewoon mijn mededogen had moeten tonen. Dat is de last die ik draag, mijn schuld,
mijn pijn voor zolang als ik leef.197
Het tragische verhaal van Derik is een duidelijk voorbeeld van een dood die had kunnen worden
voorkomen. Jammer genoeg staat dit verhaal niet op zichzelf. Overal ter wereld stellen ouders
van alle rassen en alle religies zichzelf huilend dezelfde vraag als ze hun zoon of dochter
begraven: wat is er toch met mijn kind gebeurd? Hoe verschillend deze gezinnen ook zijn, het
antwoord is steeds hetzelfde. Een man, vrouw of tiener met een goed gevoel van eigenwaarde en
een doel in het leven spuit geen heroïne in zijn aderen, snuift geen cocaïne in het gevoelige
weefsel waarmee hij ook het leven in zijn lichaam ademt, en overspoelt zijn lever en nieren niet
met zoveel alcohol dat hij het bewustzijn verliest.
Sleutel 45: Alleen iemand zonder een gevoel van eigenwaarde richt zichzelf te
gronde door drugs- of alcoholmisbruik.
We vernietigen alleen dat wat we niet waarderen
Milieudeskundige en auteur Rachel Carson vatte de manier van denken die families over de hele
wereld zoveel verdriet en destructieve ervaringen aandoet goed samen toen ze zei dat we die
dingen vernietigen die we niet waarderen en dat we niet kunnen waarderen wat we niet
kennen.198
Carsons inzicht geeft heel goed het thema van dit boek weer en tevens de kern van dat waar
we tegenwoordig mee te maken hebben. Terwijl experts de toename van geweld tegen personen
toeschrijven aan van alles en nog wat – van de ongelijkheid tussen rijk en arm tot de religieuze
intolerantie tussen christenen, joden en moslims – is de ware reden die ten grondslag ligt aan al
het toegenomen geweld tussen mensen een moeilijk te slikken waarheid.
We hebben een fantastische samenleving gecreëerd, vol vooruitstrevende technologieën, maar
de tol die we hiervoor betalen is heel hoog. Ergens onderweg zijn we vergeten wat een
mensenleven waard is. En doordat we dit niet meer beseffen, is leven inwisselbaar geworden. De
manier waarop we textielarbeiders aan het begin van de 20e eeuw behandelden geeft dit goed
weer. Enkele dagen nadat tientallen textielarbeiders stierven tijdens een brand in de Triangle
Shirtwaist Factory in New York in 1911, hield arbeider en vakbondsactiviste Rose Schneiderman
een speech waarin ze beschrijft hoe een mensenleven wordt ondergewaardeerd:
Dit is niet de eerste keer dat er meisjes levend zijn verbrand in deze stad. Iedere week hoor
ik berichten over de vroegtijdige dood van een van mijn zusterwerkers. Ieder jaar raken er
duizenden verminkt. Het leven van mannen en vrouwen is niets meer waard en goederen
zijn heilig verklaard. Er zijn zoveel mensen voor één baan, dat het niet veel uitmaakt
wanneer 146 van ons levend verbranden.199
Hoewel Schneiderman haar speech ruim een eeuw geleden hield, zijn de omstandigheden die ze
beschrijft en de manier van denken die deze omstandigheden mogelijk maken niet wezenlijk
veranderd. Je hoeft de krantenkoppen van vandaag maar op te slaan om te zien dat het
diepgewortelde idee dat een leven ‘niets waard’ is, nog altijd een grote rol in ons dagelijks leven
speelt.
• Tussen 2001 en 2012 was het aantal vrouwen dat door hun (voormalige) partner werd
vermoord 11.766. Dit is twee keer zoveel als het aantal Amerikaanse soldaten dat werd
gedood tijdens de Afghaanse en Iraakse oorlogen samen gedurende diezelfde periode.200
• In 2013 leidde het negeren van de veiligheidsvoorschrift en in een textielfabriek in Dhaka,
Bangladesh, tot de ineenstorting van het gebouw en de dood van meer dan duizend
mensen. Het is tot nu toe de grootste ramp in zijn soort.201
Sleutel 46: Rachel Carson herinnert ons eraan dat we alleen dat vernietigen wat
voor ons geen waarde heeft en dat we niet kunnen waarderen wat we niet
kennen. Een blijvende oplossing voor de kwesties die onderlinge verdeeldheid
zaaien en voor het toenemen van pesten, haatmisdaden en oorlogsmisdaden, is
de nieuwe generatie, en onszelf, ervan doordringen dat we alle levensvormen
moeten respecteren en waarderen.
De kracht van eigenwaarde
In onze overprikkelde leefomgeving van uitersten nemen onze overtuigingen over wie we zijn en
waar we vandaan komen een belangrijke, heilige plek in. Met name deze overtuigingen hebben
de kracht om gemeenschappen te splijten en landen tegen elkaar op te zetten, waardoor we
eindeloos met elkaar in oorlog zijn. Maar deze overtuigingen hebben ook de kracht om ons te
verenigen. De diepste waarheid over ons ontstaan kan ons vullen met eerbied voor ieder
afzonderlijk mensenleven.
Daarom is het zo gevaarlijk te geloven in wetenschap die het bij het verkeerde eind heeft en
tegen onszelf te liegen over ons ontstaan. Als het waar is dat we ‘niet meer dan een
hoogontwikkelde apensoort’ zijn, en ‘onderontwikkeld, dom of achterlijk’ wanneer we niet meer
geloven dan de geaccepteerde theorie over de menselijke evolutie, is het niet meer dan logisch
dat onze leefwijze deze manier van denken weerspiegelt. In zo’n wereld zijn het najagen van
materiële rijkdom, het afleiden van de geest en toegeven aan zintuiglijke prikkels de
belangrijkste dingen in het leven. In zo’n wereld is het normaal dat we alles doen wat nodig is
om onszelf te bevredigen. Waarom niet? Wat zou het als we toch niet meer zijn dan het
toevallige product van een natuurlijke loterij van willekeurige mutaties? Waarom zouden we dan
niet slikken en drinken wat we willen om de pijn die het leven brengt te verzachten? Waarom
dan geen gefabriceerde drugs of bewustzijnsverruimende stoffen nemen om aan de
krankzinnigheid van oorlog, de onrechtvaardigheid van de armoede en de verschrikkingen van
geestelijke en lichamelijke mishandeling te ontsnappen? En waarom zouden we dan niet alles en
iedereen vernietigen wat staat tussen ons en wat we nodig hebben om zo’n leven te kunnen
leiden?
Dit is wat ik bedoel: zolang we nog geloven dat we slechts een toevalstreffer van de natuur
zijn, zullen we al snel vinden dat onze levens niet speciaal zijn. Vanuit dit steriele perspectief is
ons verhaal heel simpel, direct en zonder diepere betekenis. We worden geboren. We leven. We
sterven. We zijn een soort bliepje van leven op het radarscherm van de natuur, zoals miljarden
schepselen dat voor ons ook al waren.
De onverantwoorde woorden van bekende, alom gerespecteerde wetenschappers en publieke
figuren maken de zaak alleen maar erger. Ze gooien nog meer brandstof op het vuur van onze
verdeeldheid en ons gevoel van onbelangrijkheid.
Van pleister op de wond naar lotsbestemming
De verandering van het alleen maar zien en veroordelen van de verschrikkingen door ons gebrek
aan eigenwaarde en intolerantie voor verschillen, naar de omarming van een toekomst waarin
deze verschrikkingen nog slechts een herinnering zijn, wordt mogelijk wanneer we kijken naar
de positieve impact van ons antwoord op de vraag Wie zijn we? Dit antwoord, gebaseerd op de
feiten die ons vertellen hoe we trouw kunnen blijven aan onszelf en met name aan de uniciteit
van ons bestaan, is van essentieel belang voor het nieuwe verhaal over het leven van de mens
met een doel.
In een cultuur die de uniciteit van het leven beaamt, bekritiseren mensen elkaar niet, ze doen
elkaar geen kwaad en doden elkaar of zichzelf niet met het gemak waarmee we dat tegenwoordig
doen. Dit zou volkomen onzinnig zijn, gezien onze kennis over ons ontstaan en de betekenis
hiervan in ons leven.
Door onze uniciteit en de waarde van het leven te aanvaarden, te beginnen bij onszelf en onze
families, en door het onderwijs van onze kinderen te baseren op deze unieke, menselijke
kwaliteiten, kunnen we een fundamentele verandering veroorzaken voor iedereen, overal ter
wereld. Door deze verandering kunnen we onze hoogste lotsbestemming bereiken, waarbij we
het volledige potentieel van onze soort benutten. Al het andere is slechts een pleister op de open
wond die onze gezinnen, gemeenschappen en samenlevingen vernietigt. In een cultuur die deze
waarden aanvaardt, zou Derik Lawley nooit in de verleiding zijn gekomen heroïne te gaan
gebruiken met de dood als gevolg. James Byrd Jr. en Matthew Sheppard zouden nu nog leven en
de genocides van de 20e en vroeg 21e eeuw zouden niet hebben plaatsgevonden.
Op individueel niveau betekent leven in een cultuur die het leven werkelijk waardeert dat:
• een man die de uniciteit van een ander leven aanvaardt, zijn woede nooit zou afreageren op
een vrouw die zijn ongeboren kind draagt, op zijn kinderen, of op iemand anders van wie
hij houdt;
• de delicate balans die ons onze uniciteit verleent, gerespecteerd wordt. Mannen, vrouwen
en kinderen zouden hun lichaam niet vergiftigen met alcohol en drugs, die het kwetsbare
systeem dat hun leven mogelijk maakt vernietigen;
• tieners nooit de trekker zouden overhalen en een vriend(in) of zichzelf doodschieten omdat
het leven hen voor hun gevoel in een ondraaglijke situatie heeft geplaatst;
• een automobilist nooit zijn pistool zou trekken en een andere bestuurder neerschieten
omdat deze ineens vlak voor hem van baan verandert om een afslag niet te missen.
Breder gezien betekent het dat:
• een soldaat of rebel die de uniciteit van het leven accepteert, een andere man of de vrouw
en kinderen van die man nooit op een beestachtige manier zal behandelen alleen omdat zij
andere religieuze overtuigingen hebben;
• een land dat het leven respecteert en waardeert, deze waarden omarmt, deelt en ook op zijn
kinderen overdraagt, nooit een ander land in zal marcheren om daar de water- en
voedselvoorraden, elektriciteitsvoorzieningen, scholen en ziekenhuizen te vernietigen.
De manier waarop we over onszelf en elkaar denken, ligt aan de wortel van de diepste angsten en
het grootste lijden dat we in deze tijd ervaren.
We kunnen wetten afkondigen die de wreedheden die mensen elkaar aandoen afkeuren en
straffen, en legers sturen die ze dwingen te stoppen, maar dit is achteraf. Het zijn slechts
tijdelijke lapmiddelen voor een situatie die pas zal veranderen als er een fundamentele
verandering in ons denken plaatsvindt. Met name in de manier waarop we denken over onszelf,
ons ontstaan en de waarde die we aan het leven op aarde toekennen. Deze fundamentele
verandering ontbreekt in de opvoeding die we onze jongeren tegenwoordig geven.
Albert Schweitzer, winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 1952, leerde hoe belangrijk
het is dat we eerbied hebben voor alles wat leeft. ‘Alleen als we het leven eerbiedigen’, zei hij,
‘kunnen we een spirituele en menselijke relatie opbouwen met alle mensen en levende wezens
om ons heen.’202 De eerbied waarop Schweitzer doelt, gaat verder dan respect voor het leven. Het
omvat ons vermogen – onze plicht – om alle hulpbehoevende levensvormen te beschermen en
verdedigen. ‘Alleen op deze manier [door eerbied] kunnen we voorkomen dat we anderen
schaden’, aldus Schweitzer, ‘en binnen de grenzen van onze vermogens hen helpen waar dit
nodig is.’203
Op dit moment in de geschiedenis van de mensheid – een ‘kantelpunt’ met keuzes die eerder
in dit hoofdstuk werden genoemd – kunnen we bepalen waar de balans komt te liggen tussen de
mogelijkheden die de wetenschap en technologieën ons aanreiken en de manier waarop we deze
mogelijkheden toepassen in ons dagelijks leven. Deze balans bepaalt het verschil tussen Aldous
Huxley’s toekomst, waarin menselijke creativiteit, individuele expressie, voortplanting en het
leven zelf zijn opgeofferd voor een homogene en vredige wereld, en die van H.G. Wells, waarin
de mensheid een harmonieuze manier van leven heeft ontwikkeld die is ontstaan doordat we de
waarden die we koesteren ook eerbiedigen en cultiveren. Alles heeft te maken met de manier
waarop we over onszelf denken. Dit geldt zowel voor persoonlijke keuzes op het gebied van
gezondheidszorg, werk, relaties en carrière, als voor globale problemen die in eerste instantie
misschien heel complex lijken, zoals bijvoorbeeld de toenemende stroom vluchtelingen uit
bedreigde en oorlogsgebieden. Bij al deze kwesties, en bij nog heel veel andere, wordt van ons
gevraagd welke waarden we als mens koesteren en dat we deze waarden vervolgens als leidraad
voor ons handelen nemen. Zodra we dit beseffen, wordt duidelijk dat we pas voor de
bestemmingsweg naar de volledige ontwikkeling van ons grootste potentieel kunnen kiezen
wanneer we de waarde van ieder mens en alle levensvormen inzien.
De anglicaanse bisschop Desmond Tutu zei dat we er pas achter komen wat we echt waard
zijn wanneer we dat wat ons uniek maakt – ons vermogen tot liefhebben en mededogen – met
anderen delen. ‘Je alledaagse handelingen van liefde en hoop’, zegt hij, ‘verwijzen naar de
buitengewone belofte dat ieder mensenleven van onschatbare waarde is.’204
Waar beginnen we met het scheppen van een wereld die het leven van mensen koestert en
hoogacht? En is er wel een begin mogelijk?
De eerste stap is: het aanvaarden van de ontdekking van het nieuwe verhaal over de mens.
Hoofdstuk 8

HOE GAAN WE VERDER?


Hoe leven we het nieuwe verhaal over de mens?
Onze bestemming is niet een plek, maar eerder een nieuwe manier van kijken naar de dingen.
Henry Valentine Miller (1891-1980), Amerikaans schrijver
Het traditionele antwoord op Wie zijn we? is aan het afbrokkelen. Dat moet ook wel. Dit komt
doordat het is gebaseerd op informatie waarvan we nu weten dat ze niet waar is. De belangrijke
ontdekkingen die de manier waarop we al honderdvijftig jaar over onszelf denken op zijn kop
zetten, zijn slechts het begin van het nieuwe verhaal over de mens. Wanneer je eenmaal weet
hebt van deze ontdekkingen, kun je ze nooit meer ‘niet weten’. Je weet dat ze er zijn. Ze maken
al deel uit van je. Dus moet je jezelf de vraag stellen: Wat nu? Hoe past deze informatie in mijn
leven en de verlangens die ik koester ten aanzien van mezelf, mijn familie, vrienden en de aarde?
Voor antwoorden op deze vragen moet je om te beginnen dat wat je ontdekt hebt volledig
beamen.
Uiteindelijk komt alles samen in de volgende keuze. Jouw keuze: wat aanvaard ik en wat
betekent dit voor mijn leven?
Als ik zelf geconfronteerd word met nieuwe, levensveranderende informatie – bijvoorbeeld
toen ik hoorde van een nieuwe, bewezen, wetenschappelijke verklaring over het ontstaan van de
mens die afweek van Darwins evolutietheorie – stel ik mezelf drie vragen. Deze helpen me bij
het maken van een keuze.
Richtlijnen voor het maken van een keuze
1. Zie ik dat ik een keuze heb?
2. Heb ik de moed om te kiezen?
3. Heb ik de kracht om gehoor te geven aan de keuze die ik heb gemaakt?
Bij de heel persoonlijke vraag Wie ben ik? kun je deze richtlijnen als volgt gebruiken:
1. Zie ik dat ik een keuze heb tussen blijven geloven in het oude verhaal over de
menselijke evolutie en het nieuwe bewijs waaruit blijkt dat het evolutieverhaal niet over
ons gaat?
2. Heb ik de moed om te kiezen en te geloven wat de nieuwe wetenschap zegt en de
nieuwe ontdekkingen te aanvaarden en beamen?
3. Heb ik de kracht om gehoor te geven aan de keuze die ik heb gemaakt en naar mijn
gemaakte keuze te leven bij de opvoeding van mijn kinderen en in de manier waarop ik
met anderen omga?
Het antwoord op deze drie eenvoudige vragen kan de manier waarop je over je leven denkt en
waarop je jezelf ziet, in alle denkbare omstandigheden veranderen. Belangrijker is misschien nog
dat het je handelen kan veranderen. Wanneer je de discipline kunt opbrengen om deze vragen te
beantwoorden voor je tot handelen overgaat, vergroot je automatisch het aantal mogelijkheden
dat tot je beschikking staat. Deze eenvoudige richtlijnen kunnen je helpen bij het maken van
bewuste, doordachte keuzes. Bijvoorbeeld wat betreft je eetgewoonten en voeding, eerlijkheid in
relaties en je keuze voor bepaalde vormen van gezondheidszorg. Maar ook gewoon bij de keuze
om meer open te staan voor een mogelijke nieuwe baan, carrière en persoonlijke creativiteit. Je
zult tot je verrassing ontdekken hoeveel invloed je hebt op het vormgeven van je leven op dit
moment en bij het creëren van een vervulde toekomst.
Ik heb dit boek geschreven omdat ik de nieuwe ontdekkingen die de manier waarop wij over
onszelf en anderen denken in een heel ander daglicht plaatsen, wil delen. Maar ik wil deze
informatie niet alleen delen om je op de hoogte te brengen van de feiten. Het wetenschappelijke
bewijs van ons doelbewuste ontstaan door een tot op heden onbekende, intelligente, externe
bron, geeft nieuwe betekenis aan ons leven. Het gaat verder dan het overleven van de sterkste,
strijd en onderlinge competitie. Het maakt de weg vrij naar de mogelijkheid dat we verbonden
zijn met iets veel groters dan wat we tot nu toe werden geacht te geloven – dat we een kosmische
geschiedenis hebben, een kosmische familie en een kosmische oorsprong.
Als wetenschapper komt dit me in eerste instantie voor als de plot van een goede
sciencefiction thriller. Maar van datgene waar deze thriller naar verwijst raak ik heel
opgewonden, namelijk de mogelijkheid om ons leven en onze wereld op de best mogelijke
manier te transformeren, terwijl we trouw blijven aan de menselijke waarden die we het meest
koesteren. In bepaalde opzichten is dit ook wat H.G. Wells schrijft in zijn boek Men Like Gods,
alleen zal het drieduizend jaar eerder gebeuren wanneer het ons nu al gaat lukken.
Onze basale overtuigingen herzien
Nu je dit boek en alle ontdekkingen die erin worden beschreven tot zover hebt gelezen, nodig ik
je uit het lezen goed af te ronden door terug te keren naar de vragen die ik aan het begin van Deel
I stelde.
Voorafgaand aan hoofdstuk 1 vroeg ik of je je basale gedachten over de evolutie op een rijtje
wilde zetten en wat deze betekenen voor je leven en de manier waarop je over jezelf denkt. Het is
een goed moment om nu opnieuw naar deze gedachten en overtuigingen te kijken, om voor jezelf
helder te krijgen of – en hoe – ze zijn veranderd.
De deur naar ons grootste menselijke potentieel gaat pas open als we kunnen accepteren dat
zich buitengewone dingen kunnen voordoen. Nadat je de volgende vragen hebt beantwoord,
nodig ik je uit je antwoorden te vergelijken met die welke je gaf toen je begon aan dit boek. De
overkoepelende vraag die ik je wil stellen is: heeft dat wat je hebt ontdekt de manier waarop je
over jezelf denkt, je grenzen en – het allerbelangrijkst – je potentieel getransformeerd?
Oefening
Een herwaardering van onze basale overtuigingen
De methode. Gebruik enkele woorden of korte formuleringen en schrijf je
antwoorden op onderstaande vragen zo eerlijk mogelijk op. Bij ja/nee-vragen kun
je een van de twee omcirkelen.
• Vragen over ons ontstaan.
1. Denk je dat leven in het algemeen ontstaat als gevolg van toevallige
gebeurtenissen die lang geleden zijn gebeurd, zoals de conventionele
wetenschap beweert?
Ja Nee
2. Denk je dat menselijk leven – jouw leven – het gevolg is van toevallige
gebeurtenissen die lang geleden zijn gebeurd, zoals de evolutietheorie
beweert?
Ja Nee
• Vragen over jouw potentieel.
3. Denk je dat je zo ontworpen bent dat je de gebeurtenissen in je leven, de
kwaliteit van je leven en de lengte van je leven bewust kunt beïnvloeden?
Ja Nee
Heb je ‘nee’ geantwoord, ga dan verder naar ‘Omschrijf je overtuigingen’.
Heb je ‘ja’ geantwoord, ga dan hieronder verder.
4. Vertrouw je erop dat je je vermogen tot zelfgenezing in je lichaam op
afroep kunt aanspreken wanneer je het nodig hebt?
Ja Nee
5. Vertrouw je erop dat je de diepste lagen van je intuïtie op afroep kunt
aanspreken wanneer je ze nodig hebt?
Ja Nee
6. Vertrouw je erop dat je je immuunsysteem, de hormonen die zorgen voor
een lange levensduur en je algehele gezondheid zelf kunt reguleren?
Ja Nee
• Omschrijf je overtuigingen.
7. Als ik merk dat er iets ongewoons in mijn lichaam gebeurt (plotselinge
pijnscheuten of pijn, een onverklaarbare uitslag, versnelde hartslag
zonder aanwijsbare reden, enz.), dan voel ik me ………………
8. Als ik merk dat er iets vreemds in of met mijn lichaam gebeurt, dan is het
eerste wat ik doe ……….
Je antwoorden op deze vragen laten zien hoe je nu over je potentieel denkt. De antwoorden
kunnen ook een kompasfunctie hebben en aangeven in welke richting je je persoonlijke groei zou
willen zoeken. Belangrijk om te beseffen is dat je lichaam alleen antwoord kan geven op de
overtuigingen die je erop nahoudt, die zijn de brandstof.
Bijvoorbeeld:
• Als je denkt dat leven in het algemeen, en je eigen leven in het bijzonder, het gevolg is van
willekeurige gebeurtenissen die lang geleden gebeurden, dan weerspiegelt deze zienswijze
zich mogelijk in de keuzes die je maakt op andere gebieden van je leven. Zo is het
bijvoorbeeld makkelijker om de heiligheid van het leven en de waarde van je ervaringen te
ontkennen, wanneer je tegen jezelf zegt dat je slechts het resultaat bent van een
toevalstreffer van de natuur, die zich heel lang geleden ‘toevallig’ voordeed. Wanneer we
het toenemende bewijs aanvaarden dat zegt dat we het resultaat zijn van een doelbewuste
daad – wanneer we echt doorkrijgen dat we hier met een bepaald doel zijn – dan zullen
onze eerbied en diepe waardering voor al het leven, overal, toenemen. Deze waardering zie
je dan terug in de manier waarop we over onszelf denken en in de manier waarop we onze
vrienden, familie en dierbaren behandelen.
• Als je het vermogen van je lichaam om je gezond te houden, te genezen en je
immuunsysteem te versterken niet vertrouwt en als je je intuïtieve vermogens niet
vertrouwt, weerspiegelt deze zienswijze zich misschien in de manier waarop je reageert op
veranderingen in je lichaam. Word je in eerste instantie bang wanneer zich iets nieuws of
anders in je lichaam openbaart? Wanneer ga je naar de dokter om zijn interpretatie te horen
van de tekenen die je lichaam je geeft?
Voor alle duidelijkheid: er zijn geen goede en foute antwoorden op deze vragen. Je antwoorden
zijn waarschijnlijk diepe, persoonlijke reflecties van de manier waarop je geconditioneerd bent
om over jezelf te denken. Als dit denken je in het verleden geholpen heeft en dit tegenwoordig
nog altijd doet, ben je je nu bewust geworden van de overtuigingen waardoor je je laat leiden.
Maar als je nu merkt dat je de relatie met je lichaam wilt uitbreiden, zal je groei moeten beginnen
met de overtuigingen die aan de basis van die relatie liggen.
Misschien verrast het je niet dat hoe meer je over jezelf te weten komt – en hoe dieper het
gewaarzijn van ons lichaamspotentieel wordt – hoe zinvoller je je leven ervaart. Ik denk dat het
uiteindelijke doel voor ieder van ons is: een zin en doel vinden en omarmen, terwijl we de
mogelijkheden van het leven ontdekken.
Zinvol en doelbewust leven
De tradities van bijna alle natuurvolkeren in de wereld herinneren ons eraan dat we het product
zijn van een doelbewuste scheppingsdaad, we op de een of andere manier deel uitmaken van een
kosmische familie en ons ware erfdeel pas echt betekenis krijgt voor ons dagelijks leven als onze
inzichten zich verdiepen en rijpen. In de oude geschriften – van de Soemerische kleitabletten en
Egyptische hiëroglyfen tot de tekens en symbolen van de Maya’s ontdekt in de Centraal-
Amerikaanse jungle en in de gesproken woorden van de oorspronkelijke bewoners van Noord-
en Zuid-Amerika – vertellen onze voorouders dat we onderdeel zijn van iets wat oneindig
uitgestrekt en prachtig is. In de geschrift en van de oudste tradities ter wereld staat ook dat we
over bijzondere vermogens beschikken – goddelijke eigenschappen – waarmee we ons
onderscheiden van alle andere levensvormen en waardoor we in staat zijn om in verbinding,
vitaal en zinvol te leven. Ook worden we eraan herinnerd dat we de rentmeesters van de wereld
zijn en alle leven moeten beschermen, en geen heer en meester die het leven domineert.
Vanwege de buitengewone kracht van onze intuïtie, empathie en mededogen, is het ons
gegeven de verzorgers van de aarde te zijn – iets wat geen enkele andere levensvorm gegeven is.
Een van de grootste visionairs uit de geschiedenis, Opperhoofd Seattle van de Suquamish-stam
uit het noordwesten van de VS, herinnert ons in heldere, duidelijke taal aan onze rol. Hoewel de
onderstaande uitspraak vaak aan Opperhoofd Seattle wordt toegeschreven, is dit nooit officieel
bevestigd. Voor de tijdloze boodschap maakt dit niet uit:
De mensheid heeft het web van het leven niet geweven. We zijn slechts een draad in het
geheel. Wat we met het web doen, doen we ook met onszelf. Alle dingen zijn met elkaar
verbonden.205
De meest geavanceerde moderne wetenschap lijkt de essentie van zijn wijsheid te ondersteunen.
Onze uitgebreide neurale netwerken en ons vermogen om ons hart, hersenen en zenuwstelsel te
gebruiken om ons leven op afroep te verrijken, zijn nu wetenschappelijk vastgelegd. Er zullen
wetenschappers zijn die zich niet kunnen vinden in de mogelijkheden tot zelfempowerment die
dit boek in de wetenschappelijke ontdekkingen ziet, maar vast staat in ieder geval dat de nieuwe
ontdekkingen het bestaan van deze vermogens in ons nergens tegenspreken of uitsluiten en ook
niet dat ze het resultaat zijn van een doelbewust ontwerp in het menselijk genoom.
Hoewel we misschien nog niet helemaal begrijpen waar onze hoogontwikkelde vermogens
vandaan komen, tonen bewijzen aan dat ons buitengewone intellect en ons vermogen tot
mededogen, empathie en diepe intuïtie geen toeval zijn. We hebben ze van begin af aan, als onze
oorspronkelijke ‘instrumenten’, al gehad. Ze zitten ingebakken in onze natuur en lijken een doel
te hebben, ze zijn een belangrijk onderdeel van ons doelbewuste ontwerp.
Het echte werk
De wereld is in beweging en onze levens bewegen mee. Nu je weet wat er op deze bladzijden
staat, kun je niet meer ongedaan maken wat je hebt gelezen. Je kunt het boek niet dichtslaan en
op slag vergeten wat er allemaal is ontdekt over ons ontstaan en de immense kracht die in je ligt.
Hoewel je nu aan het einde van het boek bent, sta je ook aan het begin van dat wat gaat komen.
Hier begint het echte werk. Als je dit boek dichtdoet, kun je kiezen: negeer of omarm ik dat wat
ik over mezelf heb ontdekt?
Beide keuzes vragen om een inspanning. Bij allebei moet je echt aan de bak.
In het tijdloze boek De Profeet zegt filosoof Kahlil Gibran iets over de betekenis van ‘werk’
wat ik me nog altijd herinner, al las ik het boek toen ik tien jaar oud was. Ik groeide op in een
huis zonder vader, met een alleenstaande moeder en een jongere broer, in een sociale
huurwoning voor mensen met een laag inkomen, en de woorden van Gibran werden een richtlijn
voor me en zijn sindsdien een hoeksteen binnen mijn levensfilosofie gebleven. Gibran herinnert
ons eraan dat: ‘werk onze zichtbaar gemaakte liefde is’.206 Voor mij heeft dit altijd betekend dat
de inspanning die in een handeling gaat zitten, veel verder reikt dan alleen die handeling.
Als ik heb besloten iets te doen, draait het voor mij om de betekenis die ik aan die handeling
geef. Mijn ‘zichtbaar gemaakte liefde’ betekent dat ik er voor de volle honderd procent bij ben en
mezelf voor de volle honderd procent geef aan datgene waartegen ik ‘ja’ heb gezegd. Het gaat
dus niet om wat we doen, maar om hoe we het doen. Volledig aanwezig zijn is hard werken en
vanuit Gibrans standpunt bezien is dit werk een uitdrukking van onze liefde voor de wereld,
onszelf en onze familie.
Ik ben realistisch over al het werk dat nodig is voor we het nieuwe verhaal over de mens
zullen aanvaarden. Het is veel werk om alle studieboeken, computerbestanden, aantekeningen
van leraren en wetenschappelijke presentaties in musea overal ter wereld te veranderen. Het is
veel werk om het nieuwe verhaal over de mens aan onze kinderen te leren en zij vervolgens aan
hun kinderen. Maar met ons werk, onze zichtbaar gemaakte liefde, kunnen we ons grootste
menselijke potentieel in kaart brengen, namelijk: de keuze voor de verandering van een
toevallige evolutie naar transformatie uit vrije wil. De vraag is nu: vinden we dat we dit waard
zijn?
Vinden we dat we al het werk dat nodig is voor we dit buitengewone potentieel dat in ieder
van ons ligt te wachten kunnen aanvaarden, waard zijn? Je hoeft niet heel lang te wachten om te
weten wat je antwoord was. Je zult het kunnen aflezen aan je keuze voor de wereld die je aan je
kinderen nalaat.
Het nieuwe verhaal over de mens in 46 Sleutels
Het hele boek door beschrijf ik ontdekkingen en feiten die ons alle reden geven om anders over
onszelf te denken. De in mijn ogen belangrijke ideeën en ontdekkingen, de mijlpalen in dit boek,
heb ik extra benadrukt door ze als Sleutels in kaders te plaatsen. Al deze Sleutels verwoorden
een belangrijk thema, maar misschien is niet helemaal duidelijk dat ze een verhaal vertellen
wanneer je ze allemaal achter elkaar leest. Hun verhaal vormt de kern van het nieuwe verhaal
over de mens. Voor het gemak heb ik deze Sleutels hieronder achter elkaar op een rijtje gezet.
Sleutel 1: Ondanks de meest fantastische, moderne technologische ontwikkelingen heeft de
wetenschap nog altijd geen antwoord op de meest fundamentele vraag over ons bestaan: wie zijn
we?
Sleutel 2: Alles, ons zelfvertrouwen, ons gevoel van eigenwaarde, vertrouwen, welzijn en
veiligheid, maar ook de manier waarop we naar de wereld en anderen kijken, komt voort uit ons
antwoord op de vraag Wie zijn we?
Sleutel 3: Als we de nieuwe ontdekkingen hun nieuwe verhalen laten vertellen en ze niet in het
bestaande raamwerk van ideeën proberen te persen, vinden we misschien eindelijk het antwoord
op de belangrijkste vraag van ons bestaan.
Sleutel 4: Nieuwe DNA-bewijzen voeren aan dat we het resultaat zijn van een doelbewuste
scheppingsdaad, die ons de buitengewone vermogens van intuïtie, mededogen, empathie, liefde
en zelfgenezing meegaf.
Sleutel 5: De verhalen die we onszelf over onszelf vertellen – en die we geloven – bepalen ons
leven.
Sleutel 6: Als we het verhaal veranderen, veranderen we ons leven.
Sleutel 7: Voor het eerst in de vastgestelde menselijke geschiedenis kunnen dankzij Charles
Darwins evolutietheorie, gepubliceerd in 1859, de grote vragen over het leven en ons ontstaan
beantwoord worden door de wetenschap. Hiervoor hebben we de religie niet langer nodig.
Sleutel 8: Terwijl de verbindingen tussen de eerste primaten en de moderne mens volgens de
stamboom van de menselijke evolutie lijken te bestaan, is dit nooit feitelijk bewezen. Het zijn tot
op heden slechts afgeleide, speculatieve verbindingen.
Sleutel 9: De ontdekking van een buitengewoon goed geconserveerde Neanderthalermeisjesbaby
– van 30.000 jaar oud – en het vergelijkend onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen
tussen haar en ons mtDNA, tonen aan dat de vroegste moderne mens geen afstammeling is van
de oude Neanderthalers.
Sleutel 10: Menselijk chromosoom 2, het op een na grootste chromosoom in het menselijk
lichaam, is het gevolg van een oeroude DNA-versmelting, die we niet kunnen verklaren met de
evolutietheorie zoals we die nu begrijpen.
Sleutel 11: De twintig eiwitten die ervoor zorgen dat bloed stolt en de meer dan veertig
onderdelen van de cilia (trilharen) die cellen in vloeistof laten bewegen, zijn slechts twee
voorbeelden van functies die zich onmogelijk geleidelijk en over een lange periode kunnen
hebben ontwikkeld, zoals de evolutietheorie stelt. In beide voorbeelden functioneert de cel niet
meer als slechts één eiwit of onderdeel ontbreekt.
Sleutel 12: De eerste mensen op aarde hadden dezelfde ontwikkelde hersenen en hetzelfde
zenuwstelsel als wij tegenwoordig. Ze hadden het vermogen tot zelfsturing van vitale functies al
ontwikkeld. Dit staat haaks op de gevolgtrekkingen van de evolutietheorie waarin wordt gezegd
dat de natuur niet ‘overbedeelt’ maar eigenschappen slechts toebedeelt wanneer ze nodig zijn.
Sleutel 13: Steeds meer fysieke en DNA-bewijzen suggereren dat onze soort 200.000 jaar
geleden verscheen zonder dat hier een evolutionair pad aan voorafging.
Sleutel 14: Een eerlijke wetenschapper, die zich niet laat beperken door de wetenschappelijke
gemeenschap, politici of religie, kan niet langer om het nieuwe bewijs over het ontstaan van de
mens heen zonder zijn geloofwaardigheid te verliezen.
Sleutel 15: Het hart is onderdeel van ons hoogontwikkelde zenuwstelsel en werkt samen met de
hersenen als het leidinggevende orgaan dat de hersenen informeert over wat het lichaam op een
bepaald moment nodig heeft.
Sleutel 16: De oude tradities beweren dat het hart – en niet de hersenen – het centrum van diepe
wijsheid, emotie en geheugen is en dat het de deur is naar andere rijken van bestaan.
Sleutel 17: De ontdekking van 40.000 sensorische axonen in het menselijk hart maakt de weg
vrij voor heel veel nieuwe mogelijkheden die overeenstemmen met de mogelijkheden die heel
precies worden omschreven in de heilige boeken van enkele van onze oudste en meest
gekoesterde spirituele tradities.
Sleutel 18: Wetenschappelijke documentatie over de overdracht van herinneringen door het hart
van een donor naar het lichaam van de ontvanger (geheugenoverdracht), toont de echtheid aan
van het hartgeheugen.
Sleutel 19: Het hart vormt de sleutel tot het ontwaken van diepe intuïtie, subtiele herinneringen
en buitengewone vermogens die we voorheen als uitzonderlijk beschouwden, en tot het
aanvaarden van deze eigenschappen als een normaal onderdeel van het dagelijks leven.
Sleutel 20: De bereidheid om een wetenschappelijke aanname als feit te accepteren terwijl
bewijzen ontbreken, kan leiden tot – en heeft geleid tot – verkeerde conclusies in het denken
over onszelf en onze relatie tot de wereld.
Sleutel 21: Gerenommeerde wetenschappers zeggen dat het wiskundig gezien onmogelijk is dat
de genetische levenscode uitsluitend via het evolutieproces tot stand is gekomen.
Sleutel 22: Bijna alle oude en natuurtradities beschouwen ons ontstaan als een doelbewuste,
intentionele handeling.
Sleutel 23: Steeds meer bewijzen duiden erop dat wij onderdeel zijn van een levend en energiek
universum, dat veel meer is dan alleen inert stof, gas en lege ruimte.
Sleutel 24: Als wij het resultaat zijn van meer dan puur toeval, is het logisch dat ons leven meer
is dan alleen overleven. Het suggereert dat ons leven een bedoeling heeft.
Sleutel 25: Onze vermogens van diepe intuïtie, sympathie, empathie, mededogen en
zelfgenezing, waardoor we lang genoeg leven om deze vermogens te delen, zijn als de naald van
een kompas die ons direct naar de zin van het leven wijst.
Sleutel 26: Intuïtie is een inschatting-in-het-moment, die gebruikmaakt van persoonlijke
ervaringen en ervaringen uit het verleden, zintuiglijke aanwijzingen en boerenverstand, terwijl
instinct een reactie is die als een overlevingsmechanisme zit ‘ingebakken’ in ons
onderbewustzijn.
Sleutel 27: De emotionele band tussen een moeder en haar kinderen is nu wetenschappelijk
gedocumenteerd door onderzoeken die inzicht verschaffen in de intuïtieve verbinding die
iedereen in zijn relaties kan ontwikkelen.
Sleutel 28: Door een bewuste focus op het hart kun je samenhangende, diep intuïtieve
toestanden ervaren wanneer je wilt, op afroep.
Sleutel 29: We kunnen toegang krijgen tot de wijsheid van ons hart met behulp van een methode
die kortweg uit vijf eenvoudige stappen bestaat: focussen, ademen, voelen, vragen en luisteren.
Sleutel 30: Intuïtie, sympathie en empathie zijn de opstap naar mededogen.
Sleutel 31: Mededogen is én een natuurkracht én een emotionele ervaring die ons verbindt met
de natuur en alles wat leeft.
Sleutel 32: Telomeren zijn gespecialiseerde sequenties DNA aan het eind van een chromosoom
en dienen als buffer ter bescherming van de genetische informatie van het chromosoom tijdens
celdeling. Bij iedere celdeling worden de telomeren korter, tot ze de essentiële informatie van
een cel niet langer kunnen beschermen, waarop de cel veroudert en uiteindelijk afsterft.
Sleutel 33: Doel van het enzym telomerase in onze cellen is herstel, vernieuwing en verlenging
van de telomeren die bepalen hoe lang een cel leeft.
Sleutel 34: Onze leefstijlkeuzes, voor bepaalde vormen van lichaamsbeweging, bepaalde
voedingssupplementen en stressvermindering in het lichaam, zijn van essentieel belang bij het
vertragen en zelfs omkeren van schade aan de telomeren en celveroudering.
Sleutel 35: De onopgeloste stress in ons leven beschadigt onze telomeren en neemt dat wat we
het meest koesteren van ons af: het leven zelf.
Sleutel 36: Via de wijsheid van ons hart kunnen we vragen om inzicht in gezonde alternatieven
voor de ongezonde afleidingen in ons leven en deze vervolgens ook ontvangen.
Sleutel 37: Op ieder moment van de dag maken we keuzes die het leven in ons lichaam beamen
of verloochenen.
Sleutel 38: Hart-hersenenveerkracht is de sleutel tot emotionele genezing van pijn door het
verlies van familieleden en geliefden als gevolg van een verlengde levensduur.
Sleutel 39: Een grotere hart-hersenenharmonie (coherentie) geeft meer veerkracht in het leven.
Sleutel 40: We kunnen nu nog voor een gezonde toekomst kiezen door te bepalen welke
waarden we koesteren, voordat we voor oplossingen kiezen die ons en onze planeet
onherroepelijke schade toebrengen.
Sleutel 41: We hebben alle oplossingen al – alle technologische oplossingen – voor de grootste
problemen waar we als individuen, gemeenschappen en landen voor staan.
Sleutel 42: De grootste crisis waar we als individuen en als maatschappij voor staan, is een crisis
van het denken. Hoe kunnen we ruimte maken voor de nieuwe wereld die nu ontstaat als we nog
vasthouden aan de oude wereld van vroeger?
Sleutel 43: Een toenemende hoeveelheid wetenschappelijk bewijs leidt tot deze onvermijdelijke
conclusie: gewelddadige competitie en oorlog staan volkomen haaks op onze diepste instincten
tot samenwerking en verzorging.
Sleutel 44: Barbaarse haatmisdrijven zijn alleen maar mogelijk in een samenleving waarin de
waarde van een mensenleven verloren is gegaan.
Sleutel 45: Alleen iemand zonder een gevoel van eigenwaarde richt zichzelf te gronde door
drugs- of alcoholmisbruik.
Sleutel 46: Rachel Carson herinnert ons eraan dat we alleen dat vernietigen wat voor ons geen
waarde heeft en dat we niet kunnen waarderen wat we niet kennen. Een blijvende oplossing voor
de kwesties die onderlinge verdeeldheid zaaien en voor het toenemen van pesten, haatmisdaden
en oorlogsmisdaden, is de nieuwe generatie, en onszelf, ervan doordringen dat we alle
levensvormen moeten respecteren en waarderen.
Bronnen

Hartintelligentie/veerkracht
The Institute of HeartMath, www.HeartMath.org
‘The Institute of HeartMath iseen internationaalerkende, non-profit onderzoeks-en
onderwijsinstelling. Haar doelstelling is mensen helpen bij het verminderen van stress, de
zelfregulatie vanemotiesen het opbouwen van veerkracht zodat zijeen gelukkigen gezond leven
kunnen leiden. Met zelfontwikkelde hulpmiddelen, methodenen trainingen wil HeartMath
mensen leren vertrouwen op de intelligentie van hun hart in samenspraak met hun hoofd, zowel
thuis, op school, op het werk als in hun vrije tijd.’
Haatmisdaden
National Organization for Victim Assistance (NOVA), www.trynova.org.
Haatmisdaden creëreneen complexe reeks omstandighedenen behoeften die per individu
verschillen. Een aantal Amerikaanse staten biedt slachtoffers hulp aan en leidt professionals op
omerachter te komen welk antwoord we kunnen geven op haat. Op deze website staan veel links
naar dit soort organisaties verspreid over het hele land.
Aanbevolen literatuur
Darwin, Charles, On the Origin of Species by Means of Natural Selection, Pacific
Publishing Studio, Seattle, WA, 2010. (In het Nederlands verschenen onder de titel Over het
ontstaan van soorten.)
Childre, Doc Lew, Howard Martin, Donna Beech, The HeartMath Solution: The Institute of
HeartMath’s Revolutionary Program for Engaging the Power of the Heart’s Intelligence,
HarperOne, New York, 2000.
Crick, Francis, Life Itself: Its Origin and Nature, Touchstone, New York, 1981.
Recinos, Adrián, Popol Vuh: The Sacred Book of the Ancient Quiché Maya, Deel I, Creation
Myth, Hoofdstukken 1-3, Delia Goetz and Sylvanus G. Morley, red., University of Oklahoma
Press, Norman, OK, 1950.
Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Popol_Vuh#Creation_myth.
Dankwoord

Ik kan me het moment waarop ik besloot De mens als ontwerp te gaan schrijven nog goed
herinneren. Ik kwam thuis van een driedaagse conferentie in Londen, waar ik meerdere
presentaties had gegeven. Terwijl ik langs alle tv-schermen op het vliegveld liep, ontdekte ik een
rode draad die alle verschillende beelden tot één verhaal maakte dat die avond de ether in werd
geslingerd.
Het onderliggende thema van de verschillende uitzendingen over huiselijk geweld in de VS,
de toename van cyberpesten onder jongeren, de epidemie van illegaal drugsgebruik in de VS en
de onvoorstelbare verschrikkingen in de door oorlog verscheurde landen Syrië en Irak, was
hetzelfde: een verhaal over de mens waarin een mensenleven geen waarde heeft. Het was me
duidelijk dat een oplossing voor deze rampen en dit leed de kern van de zaak moet aanspreken:
de fundamentele manier waarop wij over onszelf en elkaar denken. Op dat moment werd dit
boek geboren. Ik wilde een kernachtig en toegankelijk bronboek schrijven, met daarin de nieuwe
ontdekkingen die aanleiding zijn om de manier waarop wij over onszelf denken te veranderen.
Maar een boek is slechts een idee totdat het vorm krijgt.
Er is een dorp nodig om een kind op te voeden. En er is een gemeenschap van gelijkgezinden
met verschillende kwaliteiten, verspreid over meerdere tijdzones nodig om een boek het licht te
laten zien. In dit deel van het boek wil ik mijn dankbaarheid en waardering uiten voor de familie
die mij heeft gesteund in mijn voornemen het nieuwe verhaal over de mens met anderen te delen:
de redacteuren, proeflezers, vormgevers, ontwerpers, marketingstrategen, publicisten en
eventmanagers, die achter de schermen hebben gewerkt om de publicatie van dit boek mogelijk
te maken. Een toegewijdere familie dan de Hay House familie kan ik me niet voorstellen. Mijn
speciale dank gaat uit naar:
Louise Hay, Reid Tracy en Margarete Nielsen. Dank voor jullie vertrouwen, jullie visie over hoe
wij als auteurs kunnen bijdragen aan onze gemeenschap en jullie toewijding aan de bijzondere
manier van zaken doen, die zo kenmerkend is voor het succes van Hay House.
Patty Grift. Ik ben je heel erg dankbaar omdat je van begin af aan in mij hebt geloofd, voor je
niet-aflatende steun, je vertrouwen en met name voor je vriendschap. De mens als ontwerp is
mijn negende boek bij Hay House en ik ben inmiddels dertien jaar als auteur aan de uitgeverij
verbonden. Ik ben benieuwd naar de komende dertien jaar!
Anne Barthel. Ik kan je niet vertellen hoe dankbaar ik ben voor je hulp, steun en vriendschap.
De adviezen die je me hebt gegeven gaan veel verder dan wat op grond van je titel ‘uitvoerend
directeur’ had gehoeven. Mijn waardering is groter dan ik in woorden kan uitdrukken.
Richelle Fredson. Het is een plezier om met je te werken en je publiciteitsinstincten zijn altijd
precies raak. Dank voor je toewijding en hulp bij het bereiken van zoveel mogelijk mensen met
onze krachtige boodschap en voor al het plezier dat we hierbij hadden.
Christy Salinas en Tricia Breidenthal. Jullie, samen met jullie bijzonder getalenteerde
medewerkers, hebben heel veel geduld met mij gehad. Jullie stonden altijd open voor mijn
ideeën en wisten altijd de mooiste boekomslagen te bedenken. Een simpel ‘dank jullie’ is daarom
niet genoeg om uitdrukking te geven aan mijn diepe waardering.
Kathryn Wells, onze fantastische website projectmanager extraordinaire. Ik ben heel blij met
de steun die jij en je team me hebben gegeven. Dank je wel voor de prachtige website en de
inspirerendste nieuwsbrieven die ik ooit heb gekregen!
Mollie Langer. De beste eventmanager ooit! Dank voor je toewijding, professionaliteit, voor
het respect dat je het publiek toonde met de mooist denkbare live-evenementen, voor de
zorgvuldigheid waarmee je alles doet en met name voor je vriendschap.
Rocky George. Je bent de perfecte geluidstechnicus met een oor voor het juiste geluid op het
juiste moment. Ik wou dat ik je naar iedere opnamesessie mee kon nemen!
Diane Ray en het voltallige Hay House radioteam. Jullie zorgden ervoor dat radio maken heel
leuk en eenvoudig was, mijn grote dank hiervoor. En ook voor jullie toewijding aan kwaliteit en
omdat jullie me bij iedere webcast, ieder interview en radioprogramma zo goed laten klinken.
Melissa Brinkerhoff en alle, altijd lachende, hardwerkende mensen die de goedgevulde
boekentafels verzorgen tijdens onze I Can Do It!-en Celebrate Your Life-evenementen. Jullie
zijn fantastisch! Ik zou me geen toegewijder team of aardigere groep mensen kunnen bedenken
om me in mijn werk te ondersteunen. Jullie enthousiasme en professionalisme zijn onovertroffen
en ik ben er trots op dat ik een onderdeel ben van alle mooie dingen die de Hay House familie in
de wereld zet.
Ned Leavitt. Dank je nogmaals voor je wijsheid en de menselijke touch die je bij al onze
gezamenlijke projecten inbrengt. Ik ben je eeuwig dankbaar voor je hulp als agent bij alle
verschillende zaken die hierbij horen, maar met name voor je vertrouwen en je vriendschap.
Stephanie Gunning. Mijn eerstelijns redactiegoeroe, klankbord en inmiddels alweer meer dan
zeventien jaar een goede vriendin. Ik ben je heel dankbaar voor de wijsheid, objectiviteit en
toewijding waarmee je me helpt om complexe wetenschappelijke zaken en waarheden over het
leven op een opgewekte en betekenisvolle manier weer te geven.
Ik ben er trots op dat ik lid ben van het virtuele team en de familie die mijn werk
ondersteunen en die door de jaren heen is gegroeid, waaronder de mij zo dierbare Lauri Willmot.
Zij is mijn favoriete (en enige) officemanager en sinds 1996 de stem van Gregg Braden en
Wisdom Traditions. Ik bewonder je zeer, heb groot respect voor je en ik waardeer hoe je op alle
mogelijke manieren altijd voor me klaarstaat, iedere dag en ieder uur, je voortdurende liefde en
steun en met name je vriendschap.
Rita Curtis. Dank je wel voor je visie, je helderheid als mijn zakenmanager en je kwaliteiten
die ervoor zorgen dat we iedere maand weer overal komen waar we willen zijn. Ik waardeer je
vertrouwen, je openheid voor nieuwe ideeën en met name je vriendschap.
Mijn moeder, de prachtige Sylvia Lee Braden. Je hebt gevochten voor mijn leven toen ik in je
buik zat en het is voor mij een eer om jouw gezondheid en waardigheid te bewaken nu je leven
sneller verandert dan we ooit hadden kunnen bedenken. Eric, mijn broer, ik ben je eeuwig
dankbaar voor je onuitputtelijke liefde en je geloof in mij, ook al begrijp je me niet. Hoewel onze
familie klein is, hebben we gemerkt dat de wijdvertakte familie van liefde veel groter is dan we
ooit hadden kunnen bedenken.
Martha. Mijn prachtige vrouw en beste vriend. Dank je – hoeveel is niet in woorden uit te
drukken – voor je acceptatie en steun, je onuitputtelijke vriendschap, je verfijnde en subtiele
wijsheid en allesomvattende liefde die ik iedere dag met me meedraag. Samen met Woody,
Nemo en Mr. Merlin, de schepselen waarmee we ons leven delen, ben jij de familie die mijn
thuiskomst na iedere reis steeds weer de moeite waard maakt. Dank je voor alles wat je me geeft,
wat je deelt en voor alle vreugde die je in mijn leven brengt.
Ik wil met name tegen alle mensen ‘dank je wel’ zeggen die mijn werk, boeken, opnames en
optredens door de jaren heen mogelijk hebben gemaakt. Ik voel me vereerd met jullie
vertrouwen, heb groot ontzag voor jullie visie voor een betere wereld en ben heel dankbaar voor
de passie waarmee jullie die wereld tot werkelijkheid maken. Door jullie ben ik een betere
luisteraar geworden en heb ik de woorden kunnen horen waarmee ik nu onze krachtige
boodschap van hoop en mogelijkheden met anderen kan delen. Ik ben en blijf jullie voor eeuwig
dankbaar.
Over de auteur

Gregg Braden heeft inmiddels vijf New York Times-bestsellers geschreven. Hij wordt
internationaal gezien als een pionier die bruggen bouwt tussen wetenschap, spiritualiteit en de
realiteit van het dagelijks leven. Van 1979 tot 1990 werkte Gregg voor verschillende Fortune
500-bedrijven waaronder Cisco Systems, Philips Petroleum en Martin Marietta Defense Systems
als probleemoplosser in tijden van crisis. Hij is nog altijd een probleemoplosser, nu hij de
moderne wetenschap, wijsheid die in afgelegen kloosters bewaard is gebleven en vergeten
teksten samenbrengt om problemen in de wereld mee op te lossen. Zijn ontdekkingen hebben 11
prijswinnende boeken opgeleverd, die inmiddels in meer dan 40 talen zijn vertaald. Het Britse
Watkins Journal plaatst Gregg in de Top 100 van ‘de meest invloedrijke, hedendaagse mensen
op het gebied van spiritualiteit’, en dat voor het vijfde jaar op rij. In 2017 werd hij genomineerd
voor de prestigieuze Templeton Award. Hij heeft presentaties en trainingen gegeven voor de
United Nations, Fortune 500-bedrijven en het Amerikaanse leger en is nu regelmatig op tv te
zien in Noord- en Zuid-Amerika, Mexico en Europa.
Noten

Inleiding
1 Er is een explosie aan nieuw onderzoek naar de kracht van menselijke overtuigingen, het
placebo-effect, en de kracht van onze verwachtingen wat betreft de genezing van ons lichaam.
Onderstaand voorbeeld beschrijft een steekproefsgewijs, dubbelblind onderzoek met een groep
Parkinsonpatiënten. Joseph Mercola, ‘How the Power of Your Mind Can Influence Your Healing
and Recovery’, Mercola.com (maart 2015). Zie:
http://articles.mercola.com/sites/articles/archive/2015/03/05/placebo-effect-healing-
recovery.aspx.
2 Palermo, Elizabeth, uitgever van ‘Niels Bohr: Biography & Atomic Theory’ (14 mei 2013).
Zie: www.livescience.com/32016-niels-bohr-atomic-theory.html
Hoofdstuk 1 De ban van Darwin doorbroken
Epigraaf: Turow, Scott, Ordinary Heroes, Grand Central Publishing, New York, 2011, blz. 66.
3 Newport, Frank, ‘In U.S. 42% Believe Creationist View of Human Origins’, Gallup.com (2
juni 2014). Zie: www.gallup.com/poll/170822/believe-creationist-view-human-origins. aspx.
4 Crick, Francis, Life Itself: Its Origin and Nature, Touchstone, New York, 1981, blz. 88.
5 Recinos, Adrián, Popol Vuh: The Sacred Book of the Ancient Quiché Maya, ‘Creation Myth’,
hoofdstukken 1-3, red. Delia Goetz en Sylvanus G. Morley, University of Oklahoma Press,
Norman, OK, 1950, blz. 167-168.
De Popol Vuh zoals we die nu kennen, komt uit de aantekeningen van Francisco Ximénez, een
dominicaanse priester. Hij schreef deze aan het eind van de 18e eeuw. Het manuscript raakte in
de vergetelheid tot het in 1941 werd ‘herontdekt’ door Adrián Recinos. Recinos heeft, zo is de
algemene opvatting, de huidige uitgave mogelijk gemaakt. Hij zegt: ‘Het originele manuscript is
niet onderverdeeld in delen of hoofdstukken. De tekst loopt van begin tot eind ononderbroken
door. In deze vertaling volg ik de indeling in vier delen van Brasseur de Bourbourg, waarbij
ieder deel weer is onderverdeeld in hoofdstukken, omdat deze indeling heel logisch overkomt en
overeenstemt met de intentie en het onderwerp van de tekst. Omdat de versie van deze Franse
geestelijke het bekendst is, kan dit het werk ondersteunen van lezers die een vergelijkende studie
willen maken van de verschillende vertalingen van de Popol Vuh.’ (Goetz xiv; Recinos 11-12;
Brasseur xv).
6 The Holy Bible: Authorized King James Version, Genesis, hfst. 1, vers 26, World Publishing
Company, Cleveland, OH, 1961, blz. 9.
7 The Torah: A Modern Commentary, Bereshit, hfst. 1, vers 26, red. W. Gunther Plaut, Union of
American Hebrew Congregations, New York, 1981, blz. 19.
8 ‘Ancient Egypt: The Mythology’, EgyptianMyths.net. Zie: www.egyptianmyths.net/section-
deities.htm.
9 Deze slogans (over Lucy Strike sigaretten, de aanbeveling van acteur Edmund Lowe’s voor
Lucky Strike, en over Viceroy sigaretten) komen uit populaire sigarettenadvertenties uit begin en
midden 20e eeuw. Zie Hadgirl, ‘10 Evil Vintage Cigarette Ads Promising Better Health’,
Healthcare Administration Degree Programs blog. Zie: www.healthcare-administration-
degree.net/10-evil-vintage-cigarette-ads-promising-better-health.
10 idem.
11 NBC TV nieuwsreportage (11 januari 1964) van correspondent Frank McGee. ‘Special
Report: Smoking and Health’ Zie: https://highered.nbclearn.com/portal/site/HigherEd/flatview?
cuecard=68341.
12 Pratchett, Terry, A Hat Full of Sky, HarperCollins, New York, 2004. Delen uit het boek staan
op: https://theillustratedpage.wordpress.com/2015/07/16/review-of-a-hat-full-ofsky-by-terry-
pratchett/.
13 Sagan, Carl, ‘The Backbone of Night’, Cosmos deel 7, 9 november 1980.
14 Einstein, Albert, geciteerd door Steven Pollock, Oliver DeWolfe en Steve Goldhaber, Physics
Department, University of Colorado in Boulder. ‘Physics 3220: Quantum Mechanics’ (herfst
2008). Zie: www.colorado.edu/physics/phys3220/phys3220_fa08/quotes.html.
15 Darwin, Charles, On the Origin of Species by Means of Natural Selection. Zie:
www.gutenberg.org/files/2009/2009-h/2009-h.htm.
16 Zie voor meer informatie over Charles Darwins reis met de HMS Beagle:
www.aboutdarwin.com/voyage/voyage03.html.
17 Darwin, Origin of Species, blz. 126-127.
18 Idem, blz. 219.
19 Idem, blz. 155.
20 ‘Evolution Series Overview’, PBS.org (2001). Zie:
www.pbs.org/wgbh/evolution/about/overview.html.
21 Glider, Joshua, ‘PBS’ “Evolution” Series Is Propaganda, Not Science’, WorldNetDaily. com
(24 september 2001). Zie www.wnd.com/2001/09/11004.
22 Voor de tekst van senaatsmotie 1322 van de staat Oklahoma zoals voorgesteld door senator
Josh Brecheen tijdens de tweede sessie van de 55e bijeenkomst van de Oklahoma State
Legislature (2016), zie: www.oklegislature.gov/BillInfo.aspx?Bill=sb1322&Session=1600.
23 ‘Definition of Intelligent Design’, Discovery Institute, Center for Science and Culture website
(bezocht op 30 januari 2017). Zie: www.intelligentdesign.org/whatisid.php.
24 Beslissing van 20 december 2005 in de Dover Case door het United States District Court for
the Middle District of Pennsylvania. ‘Tammy Kitzmiller e.a. v. Dover Area School District, e.a.’
National Center for Science Education website. Zie:
https://ncse.com/files/pub/legal/kitzmiller/highlights/2005-12-20_Kitzmiller_decision.pdf.
25 Agassiz, Louis, ‘Evolution and Permanence of Type’, Atlantic Monthly (januari 1874), blz.
10. Zie: www.unz.org/Pub/AtlanticMonthly-1874jan-00092.
26 Idem, blz. 12 (cursieven van de auteur).
27 Sedgwick, Adam, Spectator (maart 1860), geciteerd in Hull, David L., Darwin and His
Critics: The Reception of Darwin’s Theory of Evolution by the Scientific Community, Harvard
University Press, Cambridge, MA, 1973, blz. 155-170.
28 Louis Agassiz: His Life and Correspondence, Agassiz, Elizabeth C., red., Houghton Mifflin,
Boston, 1893, blz. 647. Zie:
https://ia902606.us.archive.org/28/items/louisagassizhisl02agas/louisagassizhisl02agas.pdf.
29 Fleischmann, Albert, ‘The Doctrine of Organic Evolution in the Light of Modern Research’,
Journal of The Transactions of the Victoria Institute or Philosophical Society of Great Britain,
vol. 65, London, U.K., 1933, blz. 194-195, 205-206, 208-209. Zie:
https://biblicalstudies.org.uk/pdf/jtvi/1933_194.pdf.
30 Lipson, H.S., ‘A Physicist Looks at Evolution’, Physics Bulletin, vol. 31, no. 4, (mei 1980),
blz. 138.
31 Matthews, Leonard Harrison, ‘Introduction’, The Origin of the Species by Charles Darwin,
J.M. Dent and Sons, London, 1971, blz. x-xi.
32 Hoyle, Fred, ‘Hoyle on Evolution’, Nature, vol. 294, no. 5837 (12 november 1981), blz. 105.
33 Denton, Michael, Evolution: A Theory in Crisis, Chase, Chevy, MD, Adler and Adler Books,
1986, blz. 358.
34 Gould, Stephen Jay’, ‘Not Necessarily a Wing’, Natural History, vol. 94, no. 14 (oktober
1985), blz. 12-13.
35 Smith, Wolfgang, Teilhardism and the New Religion: A Thorough Analysis of the Teachings
of Pierre Teilhard de Chardin, TAN Books, Charlotte, NC, 1988, blz. 24.
36 ‘A Scientific Dissent from Darwin’ is de website waarop het Discovery Institute in 2001 de
lijst namen publiceerde van wetenschappers van over de hele wereld, die Darwins evolutietheorie
niet als een vaststaand feit accepteren. Zie: www.dissentfromdarwin.org.
37 Charles Darwin aan Asa Gray, 1860, geciteerd in Masci, David, ‘Darwin and His Theory of
Evolution’, Pew Research Center, Religion and Public Life (4 februari 2009). Zie:
www.pewforum.org/2009/02/04/darwin-and-his-theory-of-evolution.
38 Manning, Henry Edward, geciteerd in Masci, ‘Darwin and His Theory of Evolution’.
39 Morgan, Thomas H., Evolution and Adaptation, Macmillan Company, New York, 1903, blz.
43.
40 Darwin, Pacific Publishing Studio, 2010, blz. 151.
Hoofdstuk 2 De mens als ontwerp
Epigraaf: Urey, Harold, geciteerd in Christian Science Monitor, 4 januari, 1962, blz. 4.
41 ‘This Day in History: Februari 28: Lead Story: Watson and Crick Discover Chemical
Structure of DNA’, History.com (gelezen op 30 januari 2017). Zie: www.history.com/thisday-in-
history/watson-and-crick-discover-chemical-structure-of-dna.
42 Goodwin, William, ‘Rare Tests on Neanderthal Infant Sheds Light on Early Human
Development’, Science news (4 april 2000). Zie:
www.sciencedaily.com/releases/2000/03/000331091126.htm.
43 ‘What Does It Mean to Be Human? Neanderthal Mitochondrial DNA’, Smithsonian
Institution, National Museum of Natural History website (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
http://humanorigins.si.edu/evidence/genetics/ancient-dna-and-
neanderthals/neanderthalmitochondrial-dna.
44 Ovchinnikov, Igor V., Anders Götherström, Galina P. Romanova, Vitaliy M. Kharitonov,
Kerstin Lidén, William Goodwin. ‘Molecular Analysis of Neanderthal DNA from the Northern
Caucasus’, Nature, vol. 404 (2000), blz. 490-493. Zie:
http://cogweb.ucla.edu/Abstracts/Goodwin_00.html.
45 ‘What Does It Mean to Be Human? Homo Sapiens’, Smithsonian Institution, National
Museum of Natural History website (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
http://humanorigins.si.edu/evidence/human-fossils/species/homo-sapiens.
46 Wade, Lizzie, ‘Oldest Human Genome Reveals When Our Ancestors Had Sex with
Neandertals’, Science website (22 oktober 2014). Zie:
www.sciencemag.org/news/2014/10/oldest-human-genome-reveals-when-our-ancestors-had-sex-
neandertals.
47 Maywell. Hillary, ‘Neandertals Not Our Ancestors, DNA Study Suggests’, National
Geographic News (14 mei 2003). Zie:
http://news.nationalgeographic.com/news/2003/05/0514_030514_neandertalDNA.html.
48 Openbare wetenschappelijke bibliotheek, ‘Europe’s Ancestors: Cro-Magnon 28,000 Years
Old Had DNA Like Modern Humans’, ScienceDaily (16 juli 2008). Zie:
www.sciencedaily.com/releases/2008/07/080715204741.htm.
49 Tripp, Simon en Martin Grueber, ‘Economic Impact of the Human Genome Project’, Battelle
Memorial Institute report (mei 2011). Zie: www.battelle.org/docs/default-document-
library/economic_impact_of_the_human_genome_project.pdf.
50 Voor een eenvoudige beschrijving van de verschillen in DNA tussen mensen en onze naaste
verwanten onder de primaten, zie: ‘DNA: Comparing Humans and Chimps’, American Museum
of Natural History website (bezocht op January 30, 2017):
www.amnh.org/exhibitions/permanent-exhibitions/human-origins-and-cultural-halls/anne-and-
bernardspitzer-hall-of-human-origins/understanding-our-past/dna-comparing-humans-
andchimps.
51 De term 7q31 is de korte manier waarmee wetenschappers de locatie van een gen op een
chromosoom beschrijven. De code is eenvoudig en bestaat uit drie delen. Deel 1: het eerste cijfer
staat voor het chromosoom waarop het gen zich bevindt. Deel 2: de letter vertelt op welke van de
twee ‘armen’ van het chromosoom het gen zich bevindt, de korte p-arm, of de lange q-arm. Deel
3: het achterste getal beschrijft de precieze positie van het gen op het chromosoom. Dit nummer
wordt bepaald aan de hand van het aantal donkere en lichte banden die onder een microscoop
zichtbaar zijn op speciaal behandelde staaltjes. In dit geval bevindt het gen zich op chromosoom
7, op de lange q-arm en op positie 31, tellend vanaf het centrumpunt (het centromeer) van het
chromosoom.
52 ‘Study Links Evolution of Single Gene to Human Capacity for Language’, Emory University,
Yerkes National Primate Research Center persverklaring (11 november 2009). Zie:
www.yerkes.emory.edu/about/news/neuropharmacology_neurologic_diseases/gene_language_capacity.html
53 Idem.
54 Wolfgang Enard, geïnterviewd door Helen Briggs. ‘First Language GeneDiscovered’, BBC
News World Edition (14 augustus 2002). Zie:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/2192969.stm.
55 Idem.
56 Purdy, Michael, ‘Human Chromosomes 2, 4 Include Gene Deserts, Signs of Chimp
Chromosome Merger’, Washington University in St. Louis Source (6 april 2005). Zie:
https://source.wustl.edu/2005/04/human-chromosomes-2-4-include-gene-deserts-signs-of-chimp-
chromosome-merger. Zie ook: IJdo, J.W., A. Baldini, D.C. Ward, S.T. Reeders, R.A. Wells,
‘Origin of Human Chromosome 2: An Ancestral Telomere-Telomere Fusion’, Proceedings of the
National Academy of Sciences USA, vol. 88, no. 20 (15 oktober 1991), blz. 9051-9055. Zie:
www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC52649.
57 IJdo, J.W. e.a. (cursieven van de auteur). Hoewel sommige wetenschappers nog altijd
bezwaar aantekenen tegen de conclusie dat het menselijk chromosoom 2 het resultaat is van een
oude gen-samensmelting, wijzen alle bewijzen duidelijk op een samensmelting. Samengevat
volgt hier het bewijs: (1) feit is dat de DNA-strengen van de afzonderlijke chimpanseegenen
bijna identiek zijn aan de gecombineerde genen in menselijk chromosoom 2; (2) de
aanwezigheid van een tweede, ongebruikte ‘rudimentaire’ centromeer (het punt dat de lange en
korte armen van het gen van elkaar scheidt), dat je verwacht wanneer twee genen, ieder met een
eigen centromeer, tot een eenheid samensmelten; en (3) de aanwezigheid van rudimentaire
telomeren – de beschermende reeks DNA die je normaal gesproken ziet aan het einde van
chromosomen – midden in het gen op de q13-band en dus niet aan het eind van het chromosoom.
58 Voor een gedetailleerde omschrijving van de functies die worden geassocieerd met het
menselijk chromosoom 2, zie ‘Chromosome 2 (Human)’, Wikipedia (bezocht op 30 januari
2017). Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Chromosome_2_(human).
59 Idem.
60 IJdo, W.J., e.a.
61 The Expanded Quotable Einstein, Calaprice, Alice, red., Princeton University Press,
Princeton, NJ, 2000, blz. 204.
62 Wallace, Alfred Russel, Contributions to the Theory of Natural Selection, Macmillan, New
York, 1870, blz. 356. Zie:
https://ia601406.us.archive.org/32/items/contributionstot00wall/contributionstot00wall.pdf.
Hoofdstuk 3 Hersenen in het hart
Epigraaf: Schwartz, Gary E.R. en Linda G.S. Russek, voorwoord door Paul P. Pearsall, The
Heart’s Code: Tapping the Wisdom and Power of Our Heart Energy, Broadway Books, New
York, 1998, blz. xiii.
63 ‘Cro-Magnon’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017. Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Cro-Magnon.
64 Idem.
65 ‘Neanderthal Anatomy’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Neanderthal_anatomy.
66 Batson, Joshua, ‘Watch 80,000 Neurons Fire in the Brain of a Fish’, Wired 28 juli 2014. Zie:
www.wired.com/2014/07/neuron-zebrafish-movie.
67 ‘Anatomy of the Brain’, Mayfield Clinic, Brain and Spine Institute (bezocht op 30 januari
2017. Zie: www.mayfieldclinic.com/PE-AnatBrain.htm#.VYTaBFVViko.
68 ‘Amazing Heart Facts’, Arkansas Heart Hospital (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
www.arheart.com/cardiovascular-health/amazing-heart-facts.
69 Het Hebreeuws, Aramees en Oud-Grieks hebben de Bijbel zoals we die nu kennen mede
gevormd. Wanneer passages in het Engels worden vertaald, verschilt het precieze aantal keren
dat een bepaald woord in de Bijbel voorkomt per vertaling (bijv. bij de Authorized King James
Version en de New American Standard). Wil je weten hoe vaak het woord heart (hart) in de
verschillende Bijbelvertalingen voorkomt, zie ‘Word Counts: How Many Times
Does a Word Appear in the Bible?’, Christian Bible Reference Site:
www.christianbiblereference.org/faq_WordCount.htm.
70 Bijbel, Herziene Statenvertaling, ‘Spreuken’, hoofdstuk 20, vers 5, uitgeverij Jongbloed,
Heerenveen, 2012, blz. 995.
71 Ohebsion, Rodney, ‘Native American Proverbs, Quotes and Chants’, RodneyOhebsion. com
(bezocht op 30 januari 2017). Zie: www.rodneyohebsion.com/native-american-proverbs-
quotes.htm.
72 Ikeda, Daisaku, ‘The Wisdom of the Lotus Sutra’, Soka Gakki International (bezocht op 30
januari 2017). Zie: www.sgi.org/about-us/president-ikedas-writings/the-wisdom-of-thelotus-
sutra.html.
73 Idem.
74 Zie: Marinelli, Ralph; Branko Fuerst, Hoyte van der Zee, Andrew McGinn, en William
Marinelli, ‘The Heart Is Not a Pump’, Frontier Perspectives (herfst/winter 1995). Zie:
www.rsarchive.org/RelArtic/Marinelli.
75 Armour, Andrew J., Neurocardiology: Anatomical and Functional Principles, HeartMath
Research Center, Institute of HeartMath, eBook, 2003.
76 Idem.
77 Idem.
78 Idem.
79 The Quick Coherence® Technique for Adults. Zie: www.heartmath.org/resources/heartmath-
tools/quick-coherence-technique-for-adults.
80 Armour, Neurocardiology.
81 ‘Fifty Spiritual Homilies of Saint Macarius the Egyptian: Homily 43:7’, e-Catholic 2000
(bezocht op 22 maart 2017). Zie: www.ecatholic2000.com/macarius/untitled-
46.shtml#_Toc385610658.
82 Long, Tony, ‘Dec. 3, 1967: Patient Dies, but First Heart Transplant a Success’, Wired (3
december 2007). Zie: www.wired.com/2007/12/dayintech-1203.
83 ‘Artificial Hearts May Help Patients Survive until Transplant’, American College of
Cardiology press release (27 maart 2014). Zie: www.acc.org/about-acc/press-
releases/2014/03/27/12/53/gurudevan-artificial-heart-pr.
84 Idem.
85 Sylvia, Claire, A Change of Heart: A Memoir, Warner Books, New York, 1997.
86 Idem, blz. 226.
87 Pearsall, Paul, The Heart’s Code, Broadway Books, New York, 1999, Introduction.
88 Gross, Charles E., ‘Leonardo da Vinci on the Brain and the Eye’, Neuroscientist, vol. 3, no. 5
(1 september 1997), blz. 347-354. Zie:
http://journals.sagepub.com/doi/pdf/10.1177/107385849700300516.
89 Boothe Brokaw, Clare (Clare Boothe Luce), Stuffed Shirts, Horace Liveright, New York,
1931, blz. 239.
90 Boutin, Chad, ‘Snap Judgments Decide a Face’s Character, Psychologist Finds’, Princeton
University (22 augustus 2006). Zie:
www.princeton.edu/main/news/archive/S15/62/69K40/index.xml?section=topstories.
91 Mijn banden met het Institute of HeartMath gaan terug naar 1995. In die tijd woonde ik
belangrijke presentaties en weekendseminars bij van Howard Martin, adjunct directeur, en van
Debbie Rozman, Ph.D., directeur en CEO. Ik ben sinds de oprichting in 2008 lid van de
adviescommissie voor het Global Coherence Initiative Project. Voor de lijst met medewerkers
en adviseurs, zie: www.heartmath.com/heartmath-team.
92 McCraty, Rollin, Mike Atkinson en Raymond Trevor Bradley. ‘Electrophysiological
Evidence of Intuition: Part 1. The Surprising Role of the Heart’, Journal of Alternative and
Complementary Medicine, vol. 10, no. 1 (juni 2004), blz. 133-143.
Hoofdstuk 4 Het nieuwe verhaal over de mens
Epigraaf: Brown, Brené, Own Our History. Change the Story (18 juni 2015). Zie:
http://brenebrown.com/2015/06/18/own-our-history-change-the-story.
93 Philipkoski, Kristen, ‘Researchers Cut Gene Estimate’, Wired (12 februari 2001). Zie:
http://archive.wired.com/science/discoveries/news/2001/02/41749.
94 ‘The Human Genome Is More and Less Than We Expected to Find’, The Tech Museum of
Innovation (2013). Zie: http://genetics.thetech.org/original_news/news14.
95 Neves, Guilherme; Jacob Zucker, Mark Daly en Andrew Chess, ‘Stochastic Yet Biased
Expression of Multiple Dscam Splice Variants by Individual Cells’, Nature Genetics, vol. 36, no.
3 (1 februari 2004), blz. 240-246.
96 McKusick, Victor A., geciteerd in ‘2001: Publication of the Human Genome Sequence’,
Genome News Network. Zie:
www.genomenewsnetwork.org/resources/timeline/2001_human_pub.php.
97 Venter, Craig, geciteerd door Tom Abate, ‘Genome Discovery Shocks Scientists’, San
Francisco Chronicle (11 februari 2001).
Zie: www.sfgate.com/news/article/Genome-Discovery-Shocks-Scientists-Genetic-2953173.php.
98 Michelson, Albert A. en Edward W. Morley, ‘On the Relative Motion of the Earth and the
Luminiferous Ether’, American Journal of Science, vol. 34, no. 203 (november 1887), blz. 333-
345.
99 Silvertooth, E. W., ‘Special Relativity’, Nature, vol. 322, no. 6080 (augustus 1986), blz. 590.
100 Prigogine, Ilya; Gregoire Nicolis, Agnes Babloyantz, ‘Thermodynamics of Evolution’,
Physics Today, vol. 25, no. 11 (november 1972), blz. 23-28.
101 Golay, Marcel en Frank Salisbury, geciteerd in Morris, Henry M., ‘Probability and Order
versus Evolution’, Acts and Facts, vol. 8, no. 7 (1979). Zie: www.icr.org/article/probability-
order-versus-evolution.
102 Hoyle, Fred en N. Chandra Wickramasinghe, Evolution from Space, J.M. Dent & Sons,
London, 1981.
103 Hoyle, Fred, ‘Hoyle on Evolution’, Nature, vol. 294, no. 5837 (12 november 1981), blz.
105.
104 Black, John, ‘The Origins of Human Beings according to Ancient Sumerian Texts’, Ancient
Origins (30 januari 2013). Zie: www.ancient-origins.net/human-origins-folklore/origins-human-
beings-according-ancient-sumerian-texts-0065.
105 Ginzberg, Louis, The Legends of the Jews, vol. 1, From Creation to Jacob, 1938, blz.54.
Zie: www.gutenberg.org/ebooks/1493.
106 The Holy Qur’an, with English Translation and Commentary, Pilgrimage, chapter 22, verse
5, Ali, Maulana Muhammad, red., Ahmadiyah Anjuman Isha’at Islam, Columbus, OH, 1917, blz.
648.
107 Idem, hoofdstuk 25, vers 54, blz. 705.
108 Idem, blz. 648.
109 De Nieuwe Bijbelvertaling, uitgeverij Jongbloed, Heerenveen, 2004, Genesis, hoofdstuk 2,
vers 7, blz. 14.
110 Mann, Charles C., 1491: New Revelations of the Americas before Columbus, Alfred A.
Knopf, New York, 2005, blz. 199-212.
111 Popol Vuh, Polio, Norine, red., Yale-New Haven Teachers Institute. Zie:
http://teachersinstitute.yale.edu/curriculum/units/1999/2/99.02.09.x.html.
112 Elgin, Duane, ‘Why We Need to Believe in a Living Universe’, Huffington Post blog 15 mei
2011. Zie: www.huffingtonpost.com/duane-elgin/living-universe_b_862220.html.
113 Idem.
114 Idem.
115 Idem.
116 Bradbury, Ray, ‘G.B.S. Mark V’, in I Sing the Body Electric! And Other Stories, Harper-
Perennial, New York, 2001, blz. 275.
117 Einstein, Albert, brief aan Robert S. Marcus, politiek directeur van het World Jewish
Congress, naar aanleiding van het overlijden van diens zoon aan polio, 12 februari 1950.
Cursivering van de auteur.
118 Jaspers, Karl, The Idea of the University, Peter Owen, London, 1965, blz. 30. Geciteerd door
James Cowan in ‘Climate Change: A Humanist Response’, epigraaf, juni 2015. Zie:
www.academia.edu/12372530/Climate_Change_a_humanist_response.
Hoofdstuk 5 We zijn ‘ontworpen’ voor verbinding
Epigraaf: Albom, Mitch, The Five People You Meet in Heaven, Hachette, New York, 2003, blz.
50.
119 Koontz, Dean, geciteerd op Goodreads. Zie: www.goodreads.com/quotes/95562-intuition-is-
seeing-with-the-soul.
120 ‘Mother-Baby Study Supports Heart-Brain Interactions’, HeartMath Institute (20 april
2008). Zie: www.heartmath.org/articles-of-the-heart/science-of-the-heart/mother-babystudy-
supports-heart-brain-interactions.
121 Idem.
122 Idem.
123 Idem.
124 ‘Captured Pilot’s Mother Felt Something Was Wrong’, CNN.com (24 maart 2003). Zie:
www.cnn.com/2003/US/South/03/24/sprj.irq.pilot.family.
125 Idem.
126 Idem.
127 Cowell, Alan en Douglas Jehl, ‘Luxor Survivors Say Killers Fired Methodically’, New York
Times (24 november 1997). Zie: www.nytimes.com/1997/11/24/world/luxor-survivors-say-
killers-fired-methodically.html.
128 Einstein, Albert, in een brief aan Robert S. Marcus (12 februari 1950).
129 De Dalai Lama. The Art of Happiness: A Handbook for Living, 10th anniversary edition,
Riverhead Books, New York, 2009, blz. 119.
130 Macy, Joanna, ‘The Bodhisattva’, citaat uit een lezing aan het Barre Center for Buddhist
Studies, ‘The Wings of the Bodhisattva’, Insight Magazine (lente/zomer 2001). Zie:
www.joannamacy.net/the-bodhisattva.html.
Hoofdstuk 6 We zijn ‘ontworpen’ voor een lang leven
Epigraaf: Burton, Neel, Zie: www.goodreads.com/quotes/7280473-many-things-can-prolong-
your-life-but-only-wisdom-can.
131 The Holy Bible, Authorized King James Version, Genesis, hoofdstuk 6, vers 10, World
Publishing Company, Cleveland, OH, 1961, blz. 13.
132 Idem, Genesis, hoofdstuk 5, vers 24, blz. 12.
133 Idem, Genesis, hoofdstuk 6, vers 3, blz. 13.
134 De Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde 2009, Nobelprize.org press release (5
oktober 2009). Zie: www.nobelprize.org/nobel_prizes/medicine/laureates/2009/press.html.
135 Callaway, Ewen, ‘Telomerase Reverses Aging Process’, Nature News (28 november 2010).
Zie: www.nature.com/news/2010/101128/full/news.2010.635.html.
136 Idem.
137 Kirkpatrick, Kristin, ‘Should I Stop Eating Eggs to Control Cholesterol? (Diet Myth 4)’,
ClevelandClinic.org (16 augustus 2012). Zie: https://health.clevelandclinic.org/2012/08/should-i-
stop-eating-eggs-to-control-cholesterol-diet-myth-4.
138 Phillip, John, ‘Targeted Nutrients Naturally Extend Telomere Length and Provide Anti-
aging Effect’, Natural News (29 december 2011). Zie:
www.naturalnews.com/034513_telomeres_longevity_nutrition.html. Zie voor het
oorspronkelijke onderzoek: http://jn.nutrition.org/content/139/7/1273.full.pdf.
139 Epel, Elissa S., Elizabeth H. Blackburn, Jue Lin, Firdaus S. Dhabhar, Nancy E. Adler, Jason
D. Morrow en Richard M. Cawthon, ‘Accelerated Telomere Shortening in Response to Life
Stress’, Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, vol.
101, no. 49 (28 september 2004), blz. 17312-17315. Zie:
www.pnas.org/content/101/49/17312.long.
140 ‘Essenes’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Essenes.
141 The Essene Gospel of Peace, Szekely, Edmond Bordeaux, red. en vert., International
Biogenic Society, Matsqui, BC, 1937, blz. 39.
142 Er zijn juridische en culturele definities voor voeding. Ik gebruik hier een Google-definitie
die uitgaat van de gebruikelijke en praktische aspecten van voeding in onze hedendaagse
maatschappij. Zie: www.google.com/webhp?sourceid=chrome-
instant&ion=1&espv=2&ie=UTF-8#q=definition+of+food.
143 ‘Li Ching-Yuen’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Li_Ching-Yuen.
144 ‘Li Ching-Yun Dead; Gave His Age as 197’, New York Times (6 mei 1933); zie:
http://query.nytimes.com/gst/abstract.html?
res=9503E4DF1538E333A25755C0A9639C946294D6CF; en ‘China: Tortoise-Pigeon-Dog’,
Time (15 mei 1933); zie: http://content.time.com/time/magazine/article/0,9171,745510,00.html.
145 ‘Tortoise-Pigeon-Dog’, Time.
146 Patience, Martin, ‘World’s “Oldest” Person in Israel’, BBC News (15 februari 2008). Zie:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/7247679.stm.
147 ‘Life Expectancy for Social Security’, Social Security Administration (bezocht op 30 januari
2017). Zie: www.ssa.gov/history/lifeexpect.html.
148 Vitelli, Romeo, ‘When a Parent Loses a Child’, Psychology Today (4 februari 2013). Zie:
www.psychologytoday.com/blog/media-spotlight/201302/when-parent-loses-child.
149 American Psychological Association, ‘What Is Resilience?’, Psych Central (bezocht op 20
maart 2017). Zie: http://psychcentral.com/lib/2007/what-is-resilience.
150 ‘What Is Resilience?’, Stockholm Resilience Centre (4 juli 2008). Zie:
www.stockholmresilience.org/research/research-videos/2011-12-01-what-is-resilience.html.
151 ‘Heart Rate Variability’, HeartMath Institute (27 oktober 2014). Zie:
www.heartmath.org/articles-of-the-heart/the-math-of-heartmath/heart-rate-variability.
152 McCraty, Rollin, Raymond Trevor Bradley, Dana Tomasino, ‘The Resonant Heart’, Shift
(december 2004 februari 2005), blz. 15-19. Zie: www.heartmath.org/research/research-
library/relevant-publications/the-resonant-heart.
153 Childre, Doc en Deborah Rozman, Transforming Stress: The HeartMath Solution for
Transforming Worry, Fatigue, and Tension, New Harbinger Publications, Oakland, CA, 2005,
blz. 99.
Hoofdstuk 7 We zijn ‘ontworpen’ met een bedoeling
Epigraaf: Bryan, William Jennings, uit ‘America’s Mission’, een speech die hij hield tijdens een
banket gegeven door de Virginia Democratic Association in Washington, DC, op 22 februari
1899. Zie:
https://archive.org/stream/speechesofwillia02bryauoft/speechesofwillia02bryauoft_djvu.txt.
154 Forrest Gump (1994), geredigeerd door Robert Zemeckis, geschreven door Eric Roth.
Gebaseerd op de roman Forrest Gump van Winston Groom, Vintage Books, New York, 1986.
155 Huxley, Aldous, Brave New World, Chatto and Windus, London, U.K., 1931. (In het
Nederlands verschenen onder de titel Heerlijke nieuwe wereld.)
156 Wells, H.G., Men Like Gods, Cassell & Company, London, U.K., 1921.
157 Carnegie Endowment for International Peace Records, 1910-1954, Carnegie Collections
Rare Book and Manuscript Library, Columbia University. Zie:
www.columbia.edu/cu/lweb/eresources/archives/rbml/CEIP/index.html?ceipFBio.html&1.
158 ‘11 Myths about Global Hunger’, World Food Programme (21 oktober 2011). Zie:
www.wfp.org/stories/11-myths-about-global-hunger.
159 ‘By the Numbers: Hunger in the World’, UFCW Canada (United Food and Commercial
Workers Union 2017). Zie: www.ufcw.ca/index.php?
option=com_content&view=article&id=3061:by-the-numbers-hunger-in-the-
world&catid=271&Itemid=6&lang=en.
160 Martin, Richard, ‘Meltdown-Proof Reactors Get a Safety Check in Europe’, MIT
Technology Review (4 september 2015). Zie:
www.technologyreview.com/s/540991/meltdownproof-nuclear-reactors-get-a-safety-check-in-
europe.
161 Idem.
162 ‘Indian Point Energy Center’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Indian_Point_Energy_Center.
163 Stephens, Doug, ‘Shared Interests: The Rise of Collaborative Consumption’, Retail Prophet
(26 november 2013). Zie: www.retailprophet.com/blog/shared-interests-the-riseof-collaborative-
consumption.
164 Stephen Hawking in een interview gepubliceerd in het Duitse tijdschrift Der Spiegel
(vertaler onbekend) van Klaus Franke en Henry Glass, ‘Wir alle wollen wissen, woher wir
kommen’, Der Spiegel, nr. 42 (17 oktober 1988). Zie:
www.spiegel.de/spiegel/print/d13542088.html.
165 Dawkins, Richard, ‘Review of Blueprints: Solving the Mystery of Evolution’, New York
Times (9 april 1989), blz. 34.
166 Munro, Neil, ‘Poll: Race Relations Have Plummeted Since Obama Took Office’, Daily
Caller (25 juli 2013). Zie: http://dailycaller.com/2013/07/25/race-relations-have-plummeted-
since-obama-took-office-according-to-poll.
167 Hobsbawm, Eric, ‘War and Peace in the 20th Century’, London Review of Books, vol. 24,
no. 4 (21 februari 2002). Hobsbawms statistieken laten zien dat er aan het eind van de 20e eeuw
meer dan 187 miljoen mensen door oorlog om het leven zijn gekomen. Zie:
www.lrb.co.uk/v24/n04/eric-hobsbawm/war-and-peace-in-the-20th-century.
168 White, Matthew, ‘Worldwide Statistics of Casualties, Massacres, Disasters and Atrocities’,
The Historical Atlas of the Twentieth Century. Zie: http://necrometrics.com/index.htm.
169 Steele, Jonathan, ‘The Century That Murdered Peace’, Guardian (11 december 1999). Zie:
www.theguardian.com/world/1999/dec/12/theobserver4.
170 ‘Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide’, UN General
Assembly resolution (9 december 1948). Zie:
www.ohchr.org/EN/ProfessionalInterest/Pages/CrimeOfGenocide.aspx.
171 Weikart, Richard, From Darwin to Hitler: Evolutionary Ethics, Eugenics and Racism in
Germany, Macmillan, New York, 2006.
172 Zie: Courtois, Stéphane, Nicolas Werth, Jean-Louis Panné, Andrzej Paczkowski, Karel
Bartošek, en Jean-Louis Margolin, The Black Book of Communism. Jonathan Murphy and Mark
Kramer, vert., Harvard University Press, Cambridge, MA, 1999), blz. 491.
173 Zie: Hitler, Adolf, ‘Nation and Race’, Mein Kampf, vol. 1: A Reckoning (1925). Zie:
www.hitler.org/writings/Mein_Kampf/mkv1ch11.html.
174 ‘Past Genocides and Mass Atrocities’, United to End Genocide.
Zie:http://endgenocide.org/learn/past-genocides.
175 Darwin, Charles, On the Origin of Species by Means of Natural Selection, Pacific Publishing
Studio, Seattle, 2010, blz. 133.
176 Hitler, Mein Kampf.
177 Darwin, Charles, The Descent of Man, Prometheus Books, Amherst, NY, 1998, blz. 110.
178 Kropotkin, Peter, Mutual Aid: A Factor of Evolution (1902), Porter Sargent, Boston, 1976,
blz. 14.
179 Swomley, John M., ‘Violence: Competition or Cooperation’, Christian Ethics Today, vol. 26
(februari 2000), blz. 20. Zie: http://pastarticles.christianethicstoday.com/cetart/index.cfm?
fuseaction=Articles.main&ArtID=300.
180 Idem.
181 Idem. Geciteerd door Ronald Logan in zijn ‘Opening Address of the Symposium on the
Humanistic Aspects of Regional Development’, Prout Journal, vol. 6, no. 3 (september 1993).
182 Kohn, Alfie, gedicteerd door Ronald Logan in zijn ‘Opening Address’.
183 Sandburg, Carl, The People, Yes (1936), Mariner Books, New York, 1990, blz. 43.
184 Robers, Simone, Alan Zhang, Rachel E. Morgan, Lauren Musu-Gillette, Indicators of School
Crime and Safety: 2014, a report by the National Center for Education Statistics, Institute of
Education Sciences (juli 2015). Zie: https://nces.ed.gov/pubs2015/2015072.pdf.
185 ‘Suicide of Jadin Bell’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Suicide_of_Jadin_Bell.
186 Idem.
187 ‘Cyberbullying and Social Media’, Megan Meier Foundation (bezocht op 21 maart 2017).
Zie: www.meganmeierfoundation.org/cyberbullying-social-media.html; Joe Vallese. ‘“Audry
and Daisy” Exposes the Trauma of Teenage Sexual Assault and Slut Shaming,’ Vice (23
september 2016). Zie: www.vice.com/en_us/article/audrie-and-daisy-netflix-documentary-social-
media-sexual-assault.
188 Park, Haeyoun en Iaryna Mykhyalyshyn, ‘L.G.B.T. People Are More Likely to Be Targets
of Hate Crimes Than Any Other Minority Group’, New York Times (16 juni 2016). Zie:
www.nytimes.com/interactive/2016/06/16/us/hate-crimes-against-lgbt.html.
189 ‘Matthew Shepard’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017).
Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Matthew_Shepard.
190 Behalve de feiten rond de moord op James Byrd, Jr., beschrijft de Wikipediapagina ‘James
Byrd, Jr.’ (bezocht op 30 januari 2017) de federale wetgeving als gevolg van zijn dood en de
dood van Matthew Shepard: the Hate Crimes Prevention Act. Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Murder_of_James_Byrd_Jr.
191 Transcriptie van de verklaring van Natascha Engel, ondervoorzitter van het Britse Lagerhuis,
‘DAESH: Genocide of Minorities’, House of Commons Hansard, vol. 608 (20 april 2016). Zie:
https://hansard.parliament.uk/commons/2016-04-
20/debates/16042036000001/DaeshGenocideOfMinorities.
192 Idem.
193 ‘FBI Releases 2014 Hate Crime Statistics’, FBI National Press Office, Washington DC (16
november 2015). Zie: www.fbi.gov/news/pressrel/press-releases/fbi-releases-2014-hatecrime-
statistics.
194 Idem.
195 Lawley-Bergey, Tara, ‘“My Heart Died”: A Sister Writes about Losing Her Brother to a
Drug Overdose’, NBC10 (8 februari 2016). Zie: www.nbcphiladelphia.com/news/local/My-
Heart-Died-A-Sister-Writes-About-Losing-Her-Brother-to-a-Drug-Overdose-367969281.html.
196 Idem.
197 Idem.
198 Rachel Carson was maritiem bioloog en milieuactivist. Haar boek Silent Spring (Houghton
Mifflin, New York, 1962) werd oorspronkelijk gepubliceerd als een reeks artikelen in The New
Yorker. Hierdoor kreeg de milieubeweging bekendheid bij het grote publiek, wat uiteindelijk
leidde tot een verbod op pesticiden zoals DDT.
199 ‘Rose Schneiderman’, Wikipedia (bezocht op 30 januari 2017). Zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Rose_Schneiderman.
200 ‘Domestic Violence Statistics’, Hope Rising (bezocht op 20 januari 2017). Zie:
http://hoperisingtx.org/about/domestic-violence-statistics.
201 Yardley, Jim. ‘Report on Deadly Factory Collapse in Bangladesh Finds Widespread Blame’,
New York Times (22 mei 2013). Zie: www.nytimes.com/2013/05/23/world/asia/report-on-
bangladesh-building-collapse-finds-widespread-blame.html.
202 Schweitzer, Albert, Reverence for Life, Reginald H. Fuller, vert., Harper and Row, New
York, 1969.
203 Idem.
204 Tutu, Desmond, ‘Made for Goodness’, Huffington Post (13 maart 2012). Zie:
www.huffingtonpost.com/desmond-tutu/made-for-goodness_b_1199864.html.
Hoofdstuk 8 Hoe gaan we verder?
Epig raaf: Miller, Henry, Big Sur and the Oranges of Hieronymus Bosch, New Directions, New
York, 1957, blz. 25.
205 Men twijfelt tegenwoordig aan de precieze woorden van deze uitspraak, die doorgaans wordt
toegeschreven aan Opperhoofd Seattle. Hoewel de woorden kunnen variëren, komt de essentie
ervan overeen met zijn manier van denken, die tot uitdrukking komt in zijn beroemde toespraak
uit 1854. Voor de toespraak met commentaar van Walt Crowley zie:
www.historylink.org/File/1427.
206 Gibran, Kahlil, The Prophet, Alfred A. Knopf, New York, 1963, blz. 28.

You might also like