Professional Documents
Culture Documents
Ver Trou Wen
Ver Trou Wen
Het adagium van organisatieveranderaar Bart Stofberg is: als je ideeën wilt
vermenigvuldigen, moet je ze delen. Daarom helpt hij als senior-adviseur bij
Quint ondernemingen om mensen beter te laten samenwerken. Bart is spreker
en auteur van 'Iedereen kan innoveren'.
Inhoud
Voorwoord
Hoofdstuk 1 • Het nut van wantrouwen
Amuse
Hoofdstuk 2 • Taylor-made of maatwerk?
Hoofdstuk 3 • Alles went, als je maar wendt
Hoofdstuk 4 • We moeten veranderen veranderen
Hoofdstuk 5 • SMART is niet altijd slim
Hoofdstuk 6 • Samen werken of samenwerken?
Hoofdstuk 7 • Toekomstmuziek
Hoofdstuk 8 • Samen voor ons eigen
Hoofdstuk 9 • Vertrouwen, doe het maar eens
Hoofdstuk 10 • De tien geboden voor samenwerken op basis van vertrouwen
Hoofdstuk 11 • De ultieme randvoorwaarde
Epiloog
Dankwoord
Leestips
Bart Stofberg
VERTROUWEN
Waarom alles beter werkt als je mensen vertrouwt
Eerste druk februari 2020
Uitgeverij Haystack
www.haystack.nl
needle@haystack.nl
ISBN: 9789461263780
NUR 801
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke
toestemming van de uitgever.
Hoewel dit boek met veel zorg is samengesteld, aanvaardt schrijver noch uitgever enige
aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventuele fouten en/of onvolkomenheden in dit boek.
Voorwoord
In een luchtgevecht moet een piloot een heleboel dingen doen: hij moet zien
wat de tegenstander doet, zijn eigen positie en die van de tegenstander in de
gaten houden (waar is de grond, waar zijn gebouwen of bergen?) en hij moet
beslissingen nemen en uitvoeren. Wie al die dingen het snelst doet, wint het
luchtgevecht. Zo’n vliegtuig is duur, om niet te zeggen knetterduur. Eén Joint
Strike Fighter kost ongeveer tachtig miljoen dollar. Eén foutje kan dus
zomaar tachtig miljoen kosten, plus alle bijkomende schade. Toch durft de
hogere legerleiding die piloot te vertrouwen op elk van de genoemde
gebieden, hij doet het allemaal en helemaal zelf. Natuurlijk krijgt hij een
goede training en natuurlijk is er lerend vermogen georganiseerd, maar
uiteindelijk krijgt de piloot alle vertrouwen.
Ze moeten wel, ze hebben geen keus. Eén keer terugkoppelen (met het
‘hoofdkantoor’) of één keer toestemming vragen en hij is langzamer dan zijn
tegenstander. En dan is hij verloren. Hij moet dat vertrouwen krijgen, anders
reageert hij te traag: dan beslist hij te traag en handelt hij te traag. Overleg
met een hoger orgaan zou hem zijn wendbaarheid kosten, ten koste van de
overwinning. Ze moeten hem wel vertrouwen, omdat het alternatief leidt tot
vernietiging en nederlaag. Natuurlijk is het resultaat onzeker, maar het enige
dat extra wantrouwen zou opleveren, is meer zekerheid… van de nederlaag.
De legerleiding moet hem wel vertrouwen en daarom hebben ze het
omgedraaid: wat moeten we doen om zo veel mogelijk terecht vertrouwen in
hem te hebben? Hoe selecteren we de meest geschikte kandidaten voor deze
rol? Hoe kunnen we hem zo goed mogelijk trainen, opdat hij op alle situaties
is voorbereid? Kunnen we hem laten beschikken over het allerbeste
materiaal, zodat hij er op cruciale momenten altijd op kan terugvallen? Hoe
kunnen we de positieve en negatieve ervaringen van iedere piloot ten gunste
laten komen van alle piloten? Hoe zorgen we ervoor dat hij altijd op zijn best
is als het erop aankomt? Op die manier zorgt de luchtmacht er zelf voor dat
ze daadwerkelijk durven te vertrouwen op hun piloten. Ze moeten wel.
Heel lang kon je als onderneming (en de overheid is ook een (hele)
onderneming) succesvol zijn als je maar betrouwbaar, efficiënt en effectief
was. Maar die tijd is geweest. Net als bij een luchtmachtpiloot kunnen de
verrassingen van alle kanten komen: veel goedkopere Chinese concurrentie
of productiemogelijkheden, een slimme start-up, disruptie in de markt,
wispelturige en veeleisende klanten, wispelturige partners of leveranciers,
wijzigende markten, veranderende wetgeving. Je moet als onderneming
alerter zijn dan ooit. Wat gebeurt er allemaal? Wat is onze positie in al die
veranderingen? Welke keuzes maken we? En wat gaan we daadwerkelijk
(anders) doen? Hoe sneller je verandert, hoe groter de kans op succes. En net
als bij de luchtmacht en zijn piloten geldt: alleen als we elkaar kunnen
vertrouwen, zijn we wendbaar genoeg om succesvol te zijn. Strategisch
wendbaar. Tactisch wendbaar. En operationeel wendbaar.
Vertrouwen is geen zachte kracht, en het is ook niet voor mietjes – kijk maar
naar de luchtmacht en zijn piloten. Vertrouwen heeft een enorme
economische potentie en de vraag is wie die potentie als eerste en als beste
weet te benutten. Ondernemingen zullen hun dienstverlening moeten bouwen
op vertrouwen: vertrouwen in medewerkers, in partnerorganisaties en in
klanten. Op straffe van verlies van belangrijke medewerkers, partners en
klanten.
Durf te vertrouwen op vertrouwen. Lees dit boek, kijk om je heen. Maak
keuzes. En verander wat er moet veranderen.
Bart Stofberg
Hoofdstuk 1 •
Het nut van wantrouwen
Facebook, LinkedIn, Twitter: ik gebruik ze regelmatig. Ik voel me thuis op
sociale media. Als een vis in het water… Vis? Ja, vis. Precies daar zit hem de
pijn. Ik ben erin gestonken. Rotte vis. Phishing! Ha, dat is iets waar alleen
oude mensen intrappen en ik ben nog lang niet oud. Toch? Ik kreeg van een
vriend een direct message via Twitter: ‘Did you see this tweet about you!?
http://t.co/VLCeH8u.’ Ach wat leuk, ik word weer eens genoemd!
Nieuwsgierig klik ik op de link. Maar waarom in het Engels, waarom zo
algemeen? Hè, Twitter ligt eruit, net nu. Ongeduldig, nieuwsgierig en op mijn
hoede typ ik snel mijn password in. Geen contact. Nog een keer. Weer niet.
Maar wacht eens? Het zal toch niet dat… Snel wijzig ik mijn Twitter-
password.
Uren later word ik platgebeld en -getwitterd door vrienden. Wat zijn dat voor
rare berichten? En die link werkt niet. Ik ben er ingetrapt. Ik vertrouwde een
vriend. Ten onrechte. En nog veel erger: ik heb mijn vrienden verraden.
Schuldbewust stuur ik talloze waarschuwingstweets de wereld in. Vertel ik zo
veel mogelijk vrienden wat er aan de hand is, wat ze moeten doen en wat ze
niet moeten doen. Ik was te laat, had mijn vrienden moeten waarschuwen, zij
zijn ook te laat, maar kunnen hun vrienden misschien nog wel op tijd
waarschuwen. Enfin, zo ging het een paar jaar geleden. Ik was, ondanks
gezonde argwaan, te goed van vertrouwen geweest.
1.1 Natuurlijk moet je wantrouwen…
Meer dan ooit moeten we alert zijn, de wereld is vol bedreigingen. Potentiële
zakenpartners zitten misschien wel aan de andere kant van de wereld, wat als
ze niet te vertrouwen zijn? Cybercrime verplaatst zich razendsnel over de
aardbol en verandert continu van gezicht. Een mail van de CEO blijkt later
helemaal niet van de CEO afkomstig te zijn. Jammer van al dat geld dat we
op haar verzoek hebben overgemaakt. En onder al die betrouwbare collega’s
kunnen er een paar zitten die enorme schade kunnen veroorzaken. Als we niet
beschikken over gezond wantrouwen, worden we heel erg kwetsbaar. Om
succesvol te zijn moeten ondernemingen continu alert, argwanend en
wantrouwend zijn.
Misbruik ligt op de loer. Te vaak ligt asociaal eigenbelang aan de basis van
allerlei handelen. De voorbeelden zijn legio. Banken, farmaceuten, de
tabaksindustrie, hedgefondsen, politici en vele anderen laten zich
onbeschaamd leiden door eigenbelang, ten koste van individuen, ten koste
van grote en kleine ondernemingen, ten koste van de samenleving en
eigenlijk ten koste van alles en iedereen. Dan kun je maar beter goed van
wantrouwen zijn, altijd op je hoede, de ander zou zomaar misbruik van je
kunnen maken.
Samenlevingen kampen met vergelijkbare dilemma’s. Nederland staat jaar in
jaar uit in de top vijf van de gelukkigste landen ter wereld. Europa is het
meest welvarende werelddeel. Maar toch, de onzekerheid neemt toe, de
welvaart wordt niet eerlijk verdeeld en de kloof tussen arm en rijk groeit snel.
Onvrede en argwaan nemen toe en de politieke tegenstellingen worden steeds
groter. We wantrouwen ons zo uit elkaar dat we politiek onbestuurbaar aan
het worden zijn. Om met Bassie te spreken: ‘Ik snap het wel, maar ik begrijp
het niet.’
Je moet voorzichtig zijn voor je met iemand in zee gaat. Je kunt niet zomaar
iedereen in je huis laten, er zijn er te veel die je niet kunt vertrouwen.
Wantrouwen is nuttig en noodzakelijk. Het zorgt ervoor dat je onbetrouwbare
partijen niet te dichtbij laat komen.
1.2 … Maar je kunt niet bouwen op wantrouwen
Het is waar, zonder wantrouwen loop je in zeven sloten tegelijk. Je móét wel
wantrouwen, de wereld is vol met potentiële vijanden. Wantrouwen is een
defensieve kracht, het voorkomt fouten, maar je maakt er samen niks moois
mee. Als je meer wilt, als je mooie dingen tot stand wilt brengen, moet je
elkaar durven en kunnen vertrouwen. Het Ajaxteam 2018-2019 is een mooi
voorbeeld. Ze durfden elkaar te vertrouwen, sterker: ze gingen voor elkaar
door het vuur. Natuurlijk waren ze allemaal fantastische voetballers en
natuurlijk hadden ze allemaal een eigen belang, maar ze waren vooral een
team. En samen maakten ze (bijna) het onmogelijke waar. Omdat ze het
wantrouwen ver achter zich lieten, omdat ze het aandurfden om elkaar te
vertrouwen, om óp elkaar te vertrouwen. Vertrouwen is een offensieve
kracht, je kunt er mooie dingen mee maken. Er kan zoveel meer als je
wantrouwen los kunt laten en als je elkaar echt durft te vertrouwen.
Pythagoras heeft ooit gezegd: ‘Als je vreugde wilt vermenigvuldigen, dan
moet je het delen.’ Dat is natuurlijk helemaal waar, maar het onderliggende
principe geldt voor zoveel meer. Als je kennis wilt vermenigvuldigen, dan
moet je kennis delen. Als je succes wilt vermenigvuldigen, dan moet je
succes delen. Als je geluk wilt vermenigvuldigen, dan moet je geluk delen.
Als je iets met elkaar durft te delen, kun je het groter maken. Daarom maakt
wantrouwen zoveel kapot: het voorkomt dat je dingen deelt.
Wantrouwen breekt af, en dat is soms hard nodig. Maar het is niet genoeg.
Anders dan wantrouwen bouwt vertrouwen op. Dat is de kracht van
vertrouwen. Als we elkaar binnen een bedrijf durven te vertrouwen, zijn we
samen creatiever, leveren we samen een hogere kwaliteit en kunnen we
sneller reageren. Samenwerkingsvormen als agile, scrum, OKR, dagstarts en
zelfsturende teams kunnen niet bestaan zonder onderling vertrouwen. Zonder
vertrouwen is elke vorm van samenwerking zo goed als ondenkbaar. In een
wereld die in een rap tempo ingrijpend verandert en complexer wordt,
kunnen we niet zonder elkaar. We moeten samenwerken met elkaar en we
moeten elkaar kunnen en durven vertrouwen.
Soms betreft dat heel concrete vraagstukken. Thuiswerk lijkt een oplossing
voor een heleboel problemen, en dankzij allerlei technologie kan het ook heel
goed. Maar levert thuiswerk niet heel erg veel productieverlies op? Kunnen
we onze medewerkers wel vertrouwen? Hoeveel mandaat geef ik een collega
die namens ons met anderen overlegt? Als we haar veel mandaat geven,
kunnen we snel zakendoen, dat is handig en vaak nodig. Maar wat als ze de
verkeerde afspraken maakt? Moet ik precies weten wat iemand doet om te
weten dat ze de goede dingen doet? Of moet ik erop durven vertrouwen dat
ze dat zelf veel beter kan beoordelen?
Ondernemingen maken steeds vaker deel uit van een ecosysteem – niet voor
niets een hypewoord. In een ecosysteem werken partijen samen in een steeds
wisselende rolverdeling en samenstelling en onder steeds wisselende
omstandigheden. Dat lukt niet als je elkaar niet kunt vertrouwen. Als je al die
samenwerking in argwanende contracten vastlegt, ben je op zijn best
voortdurend bezig de vorige oorlog te winnen, maar klaar voor de actuele
uitdagingen ben je nooit. Contracten kunnen nou eenmaal niet zo goed
meebewegen met veranderingen. Maar als je elkaar kunt vertrouwen, kun je
in samenhang en in overleg wel heel snel meebewegen. Als…
De Europese Unie is een complexe samenwerking van een heleboel
verschillende landen met heel specifieke en verschillende eigenbelangen.
Samen vormen we de grootste consumentenmarkt ter wereld en als we
willen, zijn we ook een visionaire, politieke, economische en militaire macht
van formaat. Als we bij relevante zaken als immigratie, terrorisme,
belastingontduiking, klimaat en vervuiling samen kunnen optrekken, kunnen
we heel veel bereiken. We moeten economisch, politiek en militair een
positie verwerven in de wereld, en dat gaat gemakkelijker samen. Europa is
in potentie een wereldspeler van formaat. Maar we hebben het over Brexit en
euroscepsis en we vergroten de verschillen, omdat elk land wordt gedreven
door eigenbelang en we elkaar dus niet vertrouwen. Als we wel hecht
samenwerken met elkaar, in de Europese Unie, maar ook in de Verenigde
Naties, kunnen we veel beter reageren op al die globale problemen, maar
omdat we elkaar niet vertrouwen, lossen we de problemen niet op.
Het gekke is, op internet, waar iedereen toch min of meer anoniem is, kunnen
we het wel. Op Marktplaats kopen we spullen van mensen die we niet
kennen, op Werkspot huren we vakmensen in die we niet kennen, via
BlablaCars carpoolen we met mensen die we niet kennen en via Airbnb gaan
we logeren bij mensen die we niet kennen of nemen we mensen in huis die
we niet kennen. We kennen hen niet, maar we durven hen wel te vertrouwen,
omdat we reviews lezen van mensen die we ook niet kennen, maar toch
vertrouwen. Op internet delen we allerlei vertrouwelijke gegevens met
allerlei partijen, soms heel veel en soms erg privacygevoelig.
In de reële wereld gebeuren vergelijkbare zaken. Judith Manshanden heeft
jarenlang het GEEF Café gehad. In dit restaurant bepaal je zelf hoeveel je
voor je maaltijd betaalt. Als je geen geld hebt, kun je ook vrijwilligerswerk
doen. Het bleek een rendabele formule te zijn, het gegeven vertrouwen
betaalde zich letterlijk terug. In veel andere restaurants kun je alleen nog
maar kiezen voor een drie-, vier-, vijf- of zesgangenmenu. Wat je krijgt,
vertellen ze er niet bij, je moet er maar op vertrouwen dat ze er iets moois van
maken. In de meeste gevallen is het resultaat boven verwachting. Vertrouwen
is productief en hip, veel moderne trends bouwen voort op vertrouwen.
We moeten niet alleen op mensen of organisaties durven vertrouwen, maar
steeds meer ook op technologie. Er zijn al zelfrijdende auto’s, vliegtuigen
landen beter zelf dan door besturing van een piloot, we praten met chatbots,
en volgen de geautomatiseerde adviezen van Netflix. Robots, uitgerust met
kunstmatige intelligentie, nemen werk van ons over. Algoritmes, gebaseerd
op patroonherkenning, bepalen hoe organisaties op ons reageren.
Patroonherkenning? Dat is een ander woord voor discriminatie. Dat hoeft niet
erg te zijn, discriminatie betekent verschil maken, en dat doen we allemaal
voortdurend. Maar het is wel goed om alert te zijn om dat algoritme goed te
snappen, we moeten er tenslotte op kunnen vertrouwen. Een vorm van
kunstmatige intelligentie is machine learning; dan gaat de computer zelf op
zoek naar patronen en kent niemand het algoritme. Durven we er dan nog op
te vertrouwen?
Vertrouwen én wantrouwen staan aan de basis van bijna alles wat we doen,
wat we niet doen en wat ons overkomt. Onze ideeën erover bepalen hoe we
bereid zijn samen te werken, met mensen en met machines. Er zijn genoeg
partijen om te wantrouwen, maar er zijn er nog veel meer om te vertrouwen.
Heel vaak kun je een partij in het ene geval wel vertrouwen en in een ander
geval niet. Vertrouwen is kennelijk situationeel. Hoe vaak hoor je de buren
van een crimineel niet verklaren dat het zo’n aardige man was? Vertrouwen is
complex, maar heel erg belangrijk. Te veel vertrouwen is gevaarlijk, daar
kunnen mensen misbruik van maken, maar als je te weinig vertrouwt, laat je
een heleboel kansen liggen, of je nu een persoon, een onderneming of een
andere samenwerkingsvorm bent. Alle reden dus om vertrouwen en
wantrouwen goed te begrijpen, om te snappen welke mechanismen eronder
liggen, en welke principes. Dit boek gaat daarover.
1.3 Wereldrijk voor een dag
In Wereldrijk voor een dag beschrijft Amy Chua de opkomst en ondergang
van acht wereldrijken, zoals het Romeinse Rijk, de Tangdynastie in China,
het Mongolië van Dzjengis Khan, het Britse Rijk en de Verenigde Staten.
Kort samengevat gaat het steeds hetzelfde. Eerst is er heel veel tolerantie, er
is veel ambitie, het gaat steeds beter. Talenten en vakmensen uit de hele
wereld worden erdoor aangetrokken en zijn meer dan welkom. Ze krijgen alle
kansen om carrière te maken. Dzjengis Khan had Italiaanse generaals. Al die
nieuwkomers dragen bij aan nog verdere groei. Al die goede mensen
stimuleren en inspireren elkaar. Nederland komt ook in het boek voor. In de
Gouden Eeuw was het kleine Nederland de beste van de wereld in zeevaart,
scheepsbouw, handel, financiële dienstverlening, allerlei vormen van
fabricage, openbaar vervoer (de trekschuit!), oorlogsvoering, wapenindustrie,
cartografie, kunst en nog veel meer. En zo ging het steeds, in al die rijken.
Maar geen enkele groei is eindeloos; op een gegeven moment stagneerde de
groei. Dan ontstond er steeds een ‘eigen volk eerst’-reactie, en bloeiden
wantrouwen, na-ijver en intolerantie. En dan stortte het eens zo machtige rijk
in verrassend korte tijd helemaal in. Dat gold voor alle genoemde rijken.
Alleen met Nederland ging het een klein beetje anders. En in de Verenigde
Staten is het verhaal nog niet af, maar ze volgen op een adembenemende
manier het scenario van de rest.
In heel veel bedrijven gaat het net zo. Er is een tijd van opkomst, met veel
ruimte voor talent, vakmensen en initiatief, en er is een periode van groei. Er
komt een keer een piek en dan komt er onherroepelijk een periode van
stilstand en achteruitgang, gekenmerkt door wantrouwen, controle en
bezuinigingen – het V&D-scenario. Die eerste periode noemen we
tegenwoordig een start-up-mentaliteit. Je moet je daarbij afvragen of er
zoveel ruimte is omdat er zoveel groei is, of dat er zoveel groei is omdat er
zoveel ruimte is. In de laatste periode heeft de onderneming het moeilijk en je
moet je afvragen of er zoveel wantrouwen heerst omdat de onderneming het
moeilijk heeft, of dat de onderneming het zo moeilijk heeft omdat er zoveel
wantrouwen heerst. Als wantrouwen de fundamentele manier van denken is,
zijn maar weinig bedrijven nog succesvol.
1.4 Een kwestie van balans
Hoe dan ook, ondernemingen die veel vertrouwen, zijn tegenwoordig
succesvoller dan ondernemingen die vooral wantrouwen. Maar
ondernemingen die veel wantrouwen, worden veel minder vaak en veel
minder erg opgelicht dan ondernemingen die veel vertrouwen. Wantrouwen
maakt het leven moeilijk, vertrouwen maakt het riskant. Soms kun je beter
vertrouwen, soms kun je beter wantrouwen, maar wanneer doe je nou wat?
Al Capone zei ooit: ‘You can get more with a kind word and a gun, than with
a kind word alone.’ In de kern is dit nog steeds een belangrijke pijler van het
Anglo-Amerikaanse MBA-denken: sturen op macht, gebaseerd op
wantrouwen en angst. Je moet ervoor zorgen dat het individuele belang
vanzelf samenvalt met het gezamenlijke belang, door zware sancties te zetten
op desertie. De omerta (zwijgplicht, op straffe van de dood) van de maffia is
een succesvolle uitwerking van dit principe, maar vriendelijkere varianten
zijn ook mogelijk. Wantrouwen wil zekerheid. Wantrouwen wil meten.
Wantrouwen stelt spelregels op. Wantrouwen dreigt met sancties.
Wantrouwen haalt zelden het beste uit mensen.
Daartegenover staat Seneca: ‘Als je iemand vertrouwt, maak je hem
betrouwbaar.’ Vertrouwen is besmettelijk (dat bedoelt Seneca), maar niet
iedereen is er vatbaar voor (dat bedoelt Al Capone). Vertrouwen vergt een
gedeeld en doorleefd gezamenlijk belang, nog veel meer dan wantrouwen.
Vertrouwen is een steunpilaar in onzekere tijden. Vertrouwen vraagt veel
overleg. Vertrouwen is iets heel anders dan desinteresse en vertrouwen is
nooit ongelimiteerd.
Zoals zo vaak is het een kwestie van balans. Natuurlijk moet je wantrouwend
zijn, maar als je iemand niet vertrouwt, waarom zou je dan met hem willen
samenwerken? Als iets heel erg belangrijk is, waarom zou je het dan
overlaten aan iemand die je niet vertrouwt? Wantrouwen is een destructieve
kracht, vertrouwen is een constructieve kracht. Wantrouwen zorgt ervoor dat
je niet gaat samenwerken met iemand die niet deugt. Vertrouwen zorgt ervoor
dat je met mensen en partijen die wel deugen mooie dingen voor elkaar
krijgt.
Láát het dan ook zo werken. Vraag je meteen aan het begin af: durf ik deze
partij te vertrouwen op dit gebied? Is het antwoord op die vraag ‘nee’, begin
er dan niet aan. Ga niet samenwerken met een partij die je niet vertrouwt, het
wordt niks. Is het antwoord ‘ja’, ga dan samenwerken op basis van een
passende vorm van vertrouwen. Maar zet dan ook in op dat vertrouwen, zoals
de USAF met die piloten. Hoe? Dat staat in de rest van dit boek.
Georganiseerd wantrouwen heeft een lange geschiedenis en we zijn er star en
kortzichtig door geworden (hoofdstuk 2), terwijl we in deze tijd van
verandering juist heel wendbaar moeten zijn en voortdurend van richting
moeten kunnen veranderen (hoofdstuk 3). Dat lukt alleen maar als we zelf
snel en effectief kunnen veranderen (hoofdstuk 4). Meetbare doelstellingen
zitten dan heel erg in de weg (hoofdstuk 5), want we moeten heel anders en
veel losser samenwerken (hoofdstuk 6). Dat lukt alleen maar als we een
duidelijke en gezamenlijke richting hebben (hoofdstuk 7) en als we acteren
als een consistent en slagvaardig geheel (hoofdstuk 8). Dan moeten we er wel
voor zorgen dat we elkaar kunnen vertrouwen (hoofdstuk 9). Gelukkig weten
we tegenwoordig goed hoe we dat moeten doen (hoofdstuk 10), want zonder
zelfvertrouwen is het allemaal niet mogelijk (hoofdstuk 11).
1.5 In een notendop
De wereld is vol bedreigingen. Misbruik ligt op de loer. Asociaal eigenbelang
staat maar al te vaak aan de basis van allerlei handelen. Dat maakt
ondernemingen en samenlevingen kwetsbaar. Om succesvol te zijn moeten
ondernemingen op heel veel plaatsen alert, argwanend en wantrouwend zijn.
Wantrouwen is nuttig en noodzakelijk. Het zorgt ervoor dat je onbetrouwbare
partijen niet te dichtbij laat komen.
Wantrouwen is een defensieve kracht, het voorkomt dat het fout gaat.
Wantrouwen beschermt ons, het waarschuwt ons voor gevaar. Maar
wantrouwen brengt zelden het beste in mensen naar boven, wantrouwen is
geen goede basis voor samenwerking. Vertrouwen is een opbouwende kracht,
het zorgt ervoor dat het goed gaat. Om succesvol te zijn – privé, in
ondernemingen en in de samenleving – moeten we mensen, ondernemingen,
instituten en andere samenwerkingsverbanden kunnen en durven vertrouwen.
Vertrouwen is situatie-afhankelijk. Een partij is in de ene situatie wel te
vertrouwen en een andere niet. Het wordt alleen maar noodzakelijker dat we
snappen welke principes en welke mechanismen er onder vertrouwen (en
wantrouwen) liggen.
Vertrouwen is gemakkelijk als het goed gaat. Als we groeien en succesvol
zijn, geven we veel ruimte en dus ook vertrouwen. En omdat we ruimte
geven en vertrouwen, groeien we en zijn we succesvol. Als het minder wordt,
neemt het vertrouwen af. En omdat het wantrouwen groeit, versnelt de
afbraak. Als het slecht gaat, hebben we elkaar meer dan ooit nodig. Alle
reden om juist in slechte tijden nieuwe wegen in te slaan en elkaar extra te
vertrouwen.
Wantrouwen maakt het leven moeilijk, vertrouwen maakt het riskant.
Wantrouwen vraagt zekerheid, vertrouwen vraagt veel overleg. Wantrouwen
zorgt ervoor dat je niet gaat samenwerken met iemand die niet deugt,
vertrouwen zorgt ervoor dat je met mensen en partijen die wel deugen mooie
dingen voor elkaar krijgt.
Amuse
We leven in een tijd van grote veranderingen. De dynamiek neemt alleen
maar toe, evenals de complexiteit. Politieke tegenstellingen zijn groter dan
ooit. Het klimaat, het milieu en de economie vragen om ingrijpende
oplossingen en de digitale revolutie brengt de ene disruptieve verandering na
de andere voort. De wereld verandert ingrijpend en snel. Het duurde vijftig
jaar voor de telefoon vijftig miljoen gebruikers telde. Dat kostte internet
zeven jaar, Twitter twee jaar en Pokémon Go negentien dagen. En omdat
veranderingen zo snel gaan, moeten we zelf ingrijpend en snel veranderen,
samen, in ondernemingen, in politieke systemen en in alle andere
samenwerkingsverbanden.
Die veranderende omgeving stelt nieuwe eisen aan ondernemingen, eisen die
we tot voor kort tegenstrijdig vonden: voorspelbaar én wendbaar, stabiel én
vernieuwend, goedkoop én innovatief. Ondernemingen moeten zichzelf
voortdurend verbeteren, ze moeten adequaat kunnen reageren op disruptieve
nieuwe spelers en op nieuwe marktomstandigheden. Tot voor kort was het
genoeg als je betrouwbaar, voorspelbaar, efficiënt en effectief was, en dus als
je processen en standaards op orde waren. Die blijven belangrijk, maar de
nieuwe tijd kent nieuwe fundamenten: samenwerking tussen medewerkers en
met andere organisaties is belangrijker dan ooit. Vertrouwen is een essentiële
bouwsteen van die samenwerking.
Uit onderzoek 1 blijkt dat ondernemingen met veel onderling vertrouwen
(high-trust companies) veel succesvoller zijn dan ondernemingen die dat niet
hebben. Toch willen we in ondernemingen vooral ‘in control zijn’ en elkaar
dan ook echt controleren. Strakke processen en protocollen beperken de
speelruimte van vakmensen en als er iets fout gaat, willen we, net als in de
politiek, dat iemand ‘zijn verantwoordelijkheid neemt’, want er moet
natuurlijk wel worden afgerekend.
Privé kampen we met dezelfde dilemma’s. Natuurlijk moeten we op onze
hoede zijn. Natuurlijk moeten we op de juiste momenten wantrouwen. Maar
wat voor leven heb je als je vooral wantrouwt? Op nog veel meer plaatsen
moeten we juist durven vertrouwen. Het leven lacht ons toe als we onze
familie, vrienden, collega’s, clubgenoten en anderen kunnen vertrouwen,
zelfs als dat vertrouwen soms wordt beschaamd. Wantrouwen lijkt zoveel
makkelijker, vertrouwen levert zoveel meer op.
Precies hetzelfde geldt voor de politiek. Nederland, Europa en de hele wereld
zouden veel kunnen bereiken als we durven samen te werken, als we elkaar
durven te vertrouwen, maar dat doen we niet. Ooit onaantastbare instituten
als banken, de pers, de wetenschap en de rechtspraak hebben ons vertrouwen
verloren, en tegelijkertijd vertrouwen we massaal op erkende dwaallichten.
Wie kunnen we nog vertrouwen in een tijd van fake news, liegende politici,
de uil van Minerva en overtuigende drogredeneringen? We verdelen ons
wantrouwen en vertrouwen op een rare manier.
Vertrouwen is het fundament van alle mensendingen, van samenwerking,
vriendschap, relatievorming, teamwerk, community-vorming, vernieuwing en
ontdekking. In ondernemingen zijn strategie, visievorming, executie,
wendbaarheid en innovatie de fundamenten van succes. Ze hebben één ding
met elkaar gemeen: ze worden allemaal gevormd door de manier waarop we
elkaar kunnen en durven vertrouwen, op voorwaarde dat we elkaar niet
hoeven te wantrouwen. Een goede balans tussen vertrouwen en wantrouwen
wordt steeds belangrijker, in ons privéleven, in ondernemingen, in de politiek
en in alle samenwerkingsverbanden waar we deel van uitmaken. We moeten
wantrouwen, anders vergaat het ons slecht, maar we moeten vooral ook
vertrouwen, anders gaat het nooit goed. Alle reden om vertrouwen en
wantrouwen verrekte goed te doorgronden. We beginnen met een
geschiedenis van wantrouwen.
1 Onder andere R. Sisodia et al: Firms of Endearment: How World-class
Companies Profit from Passion and Purpose, FT Press 2007; en Jim
Stengel Grow. How Ideals Power Growth and Profit at the World’s
Greatest Companies, Crown Business, 2011.
Hoofdstuk 2 •
Taylor-made of maatwerk?
We zijn gewend geraakt aan wantrouwen, een heleboel mensen weten niet
beter. Onder andere in de zorg en in het onderwijs zijn vakmensen
buitensporig veel tijd kwijt aan administratief werk, want we moeten alles
gedetailleerd vastleggen, omdat we alles moeten kunnen controleren. Op het
werk moeten we voor van alles toestemming vragen en verantwoording
afleggen. In ondernemingen vertegenwoordigen inkoop,
contractmanagement, security, compliance, interne audit en andere
stafdiensten het gestolde wantrouwen van de raad van bestuur. We vinden het
allemaal heel gewoon, omdat we in managementland al meer dan honderd
jaar zo denken.
2.1 The principles of scientific management
Eind negentiende en begin twintigste eeuw vond de tweede industriële
revolutie plaats. Door technologische vernieuwingen konden we beschikken
over staal, elektriciteit, turbines, verbrandingsmotoren, rubber en aardolie.
Dat maakte het mogelijk om de productie van grote aantallen goederen ver
van de afzetmarkt ‘aan de lopende band’ te laten plaatsvinden. Dankzij
schaalvergroting en gestandaardiseerde productie werd voor het eerst
massaproductie mogelijk. Tegelijkertijd ontstonden er nieuwe bestuurlijke
problemen: zo’n fabriek was een behoorlijk complexe constructie en van
medewerkers kon je niet veel verwachten – die werkten in die tijd in de
Verenigde Staten gemiddeld drie weken bij dezelfde baas.
Frederick Taylor
Uiteindelijk kwam Frederick Taylor (1856-1915) met een oplossing die
aansloeg. Hij noemde zijn idee scientific management. De ‘natuurlijke
luiheid van de werknemer’ bestreed hij door beloning naar prestatie in te
voeren en de complexiteit van de productie bestreed hij met ‘rationalisering
van het productieproces’, het maken van een welhaast perfect ontwerp van de
totstandkoming van het product. In feite voerde hij een rigoureuze scheiding
door tussen denken en doen: managers en stafmedewerkers bedachten wat er
moest gebeuren (zij vormden het hoofd van de organisatie) en de rest van de
medewerkers voerde klakkeloos uit (de handen). Per werknemer werd een
programma van opeenvolgende handelingen opgesteld. En die werknemer
moest dat programma uitvoeren. Klakkeloos. Zonder na te denken. Modern
Times, een film van Charlie Chaplin, geeft een indruk van hoe dat toen ging
en de film laat ook zien wat er gebeurt als Charlie wel zelf nadenkt.
Taylors boek, The principles of scientific management, is nog steeds de bijbel
van Anglo-Amerikaans denken en Taylor is de hogepriester. Hij pleit daarin
voor een werkwijze die is gebaseerd op vier principes:
• Samenhangend
• Moreel verantwoord
• Ambitieus
• Richtinggevend
• Toetsbaar
• Tijdloos
Dan kun je tenminste als team optimaal bijdragen aan het beoogde succes. En
hoe complexer en dynamischer de omgeving is, hoe beter dat gaat.
Het heeft geen zin om tegen je manager te zeggen dat hij niet meer aan
SMART moet doen. Dat werkt niet – denk niet aan een roze olifant. Je moet
hem een alternatief geven. Pindakaasfabrieken kunnen nog wel sturen op
SMART, maar wendbare organisaties hebben geen SMART-doelen meer,
maar sets met doelstellingen die SMARTT zijn: samenhangend, moreel
verantwoord, ambitieus, richtinggevend, toetsbaar en tijdloos. SMART 1.0 is
verouderd, wendbare ondernemingen zijn SMARTT 2.0. Vertel dat maar aan
je baas.
5.5 Ja maar…
Ik heb thuis een lijstje met kortetermijndoelstellingen, echt voor de komende
week. Heel concrete, kleine, overzichtelijke, haalbare doelen. Als de
wasmachine stuk is, staat daar niet ‘de wasmachine herstellen’, want bij mij
thuis is zoiets toch meer katverandering dan je zou willen. Het lijkt erop dat
er alleen een klein onderdeeltje moet worden vervangen. Dan is de actie: dat
onderdeel aanvragen bij de leverancier. Heel specifiek, heel meetbaar, heel
acceptabel, heel realistisch en ook nog eens heel erg tijdgebonden. Heel erg
SMART 1.0 dus. Hartstikke handig, want zo kunnen we steeds belangrijke
stappen zetten.
Het aardige is: de echte doelen zijn kwalitatief, en juist niet kwantitatief. Het
echte doel is een goed werkende wasmachine. Daar sturen we echt op, maar
de vertaling naar kleine SMART-doelen maakt het heel overzichtelijk en heel
pragmatisch. Als de echte doelstelling verandert, veranderen de
onderliggende SMART-doelen mee. Als die SMART-doelen niet (b)lijken bij
te dragen aan de kwalitatieve doelstelling erboven, dan veranderen we ze. Zo
komen we uit op een comproraak: we hebben de wendbaarheid van
SMARTT 2.0, en het pragmatische van SMART 1.0. Hartstikke handig!
Er is een methode die precies dit doet. Wendbare, kwalitatieve doelstellingen
(Objectives) die samen zorgen voor succes en overzichtelijke, meetbare
tussenstappen daarnaartoe (Key Results). Met een focus op de resultaten en
niet op de activiteiten. OKR heet die aanpak (Objectives – Key Results).
Hartstikke handig, als je tenminste de wendbaarheid kunt opbrengen om je
Objectives en/of Key Results aan te passen als dat nodig is, want dat is
natuurlijk heel vaak nodig, de wereld verandert waar je bij staat.
Elke doelstelling of elk beoogd resultaat kun je weer opdelen in een aantal
deeldoelstellingen of deelresultaten. Als je die deelresultaten behaalt, dan
behaal je daarmee het bovenliggende resultaat. Cascadering heet dat. Het
mooie van OKR is dat het de kwalitatieve Objectives cascadeert en niet de
kwantitatieve Key Results. Op die manier ontstaat een ‘succesboom’ van
Objectives die net zo ver vertakt als jij wilt, helemaal SMARTT 2.0. De stam
van de boom wordt gevormd door de definitie van succes van de
onderneming, en dat vertakt in de resultaten die nodig zijn om dat succes te
behalen. Allemaal kwalitatief, allemaal verwoord als waarde voor de
onderneming. En dan per Objective een aantal Key Results, die je helemaal
SMART 1.0 kunt definiëren en kunt aanpassen waar dat nodig is. Wendbaar
én pragmatisch, precies wat je zou moeten willen. Een heleboel
ondernemingen, waaronder Intel, Google, LinkedIn en Twitter, werken met
OKR. Larry Page schrijft het succes van Google voor een belangrijk deel toe
aan OKR.
In OKR brengen ze nog een extra nuance aan. Sommige Key Results zijn
committed, die moet je eigenlijk altijd halen, en andere zijn aspirational,
daarvan ligt de lat misschien wel te hoog en we verwachten dat we ze niet
allemaal halen. Op die manier houd je genoeg ambitie in je doelen en worden
de doelen niet te realistisch. Als we Objectives of Key Results niet (gaan)
halen, wordt er niet ‘afgerekend’, maar gaan we kijken hoe het beter kan en
wie er wat voor hulp nodig heeft. Op die manier ingevuld is OKR een
prachtige manier om op basis van vertrouwen en van een gezamenlijke
ambitie doelgericht te veranderen en te verbeteren. Een team krijgt Objectives
en mandaat voor de hele OODA-loop, en vertaalt zijn bevindingen naar Key
Results, steeds andere, als Observatie of Oriëntatie daar aanleiding toe geeft.
Meetbare doelen leiden tot samenwerking op basis van wantrouwen. Zonder
meetbare doelen kun je ineens samenwerken op basis van vertrouwen, op wel
drie verschillende manieren. Het volgende hoofdstuk gaat over de
verschillende vormen van samenwerking.
5.6 In een notendop
Als je voortdurend wilt kunnen bijsturen, zijn onwrikbare, meetbare doelen
een serieuze sta-in-de-weg. Meetbare doelen met bonussen zijn het YOLO
voor grote mensen. You Only Live Once. Ieder voor zich, met een focus op de
korte termijn, ook als dat niet goed is voor de onderneming. Of voor de
samenleving. Vroeger was een KPI een Key Performance Indicator,
tegenwoordig is het een Key Performance Incentive, een heilig en onwrikbaar
persoonlijk doel. Dat is slecht voor de onderneming. Op die manier kunnen
we er niet op vertrouwen dat we allemaal doen wat nodig is.
Meetbare doelen bergen acht grote risico’s in zich. Ze leiden tot blindheid, je
ziet alleen nog maar cijfertjes, niet de wereld om je heen. Ze leiden tot
starheid, je kunt niet meer bijsturen. Ze leiden tot uitputting, de korte termijn
gaat altijd voor de lange termijn. Ze leiden tot verdeeldheid, iedereen is alleen
nog maar bezig met zijn eigen belang. Ze leiden tot onbetrouwbaarheid, je
kunt je eigen cijfers niet meer vertrouwen. Ze doven ambitie, je hoeft niet
meer tot het uiterste te gaan. Ze leiden tot gebrek aan leiderschap, de getallen
gaan boven het verhaal. En ze leiden tot heel veel extra werk, al dat meten
kost ontzettend veel inspanning. Meetbare doelen wantrouwen het oordelende
vermogen van mensen en vertrouwen op de hebzucht van mensen. Natuurlijk
moeten we meten, dat leidt tot meer inzicht, maar meetbare doelen zijn alleen
maar heel gevaarlijk.
Kwaliteit is niet meetbaar. Als kwaliteit meetbaar was geweest, hadden we
het wel kwantiteit genoemd. Kwaliteit is fit for purpose, het moet bijdragen
aan de doelstelling. Als we ons richten op meetbare doelstellingen, zijn we
star, die getallen passen zich niet aan de veranderende omstandigheden aan,
ze sluiten niet blijvend aan op het purpose. Door de OODA-loop verandert
ons beeld van de omgeving en dus willen en moeten we onze plannen
regelmatig veranderen. Als we kwalitatieve doelstellingen gebruiken, kunnen
we erop vertrouwen dat we meebewegen met die veranderende omgeving.
Het oude SMART is niet altijd slim. Ieder voor zich jagen we
kortetermijndoeltellingen na. We leggen de lat niet te hoog, het moet wel
haalbaar zijn en om diezelfde reden leggen we ons bij voorbaat neer bij
invloedrijke partijen uit onze omgeving. Beter is SMARTT 2.0: als je elkaar
durft te vertrouwen, is een groep doelstellingen kwalitatief Samenhangend,
Moreel verantwoord, Ambitieus, Richtinggevend, Toetsbaar en Tijdloos.
Met OKR stuur je op kwalitatieve Objectives en kwantitatieve Key Results.
De Objectives zijn SMARTT 2.0 en cascaderen mooi van succes van de
onderneming naar de Objectives per team. De Key Results zijn SMART 1.0
en worden binnen teams gehanteerd en aangepast waar nodig. Op de juiste
manier toegepast is het een mooie manier om scherp te sturen op resultaten,
op basis van vertrouwen en van ambities.
Hoofdstuk 6 •
Samen werken of samenwerken?
Meetbare doelen zijn dus gevaarlijk, maar toch baseren we onze
samenwerking er vaak op. Dat is helemaal niet nodig. Er zijn vier
fundamenteel verschillende vormen van samenwerking, waarvan er twee
afhankelijk zijn van meetbare doelen. In dit hoofdstuk kijken we expliciet
naar die vier vormen van samenwerking – vier vormen; of drie?
6.1 Samen succesvol
Als de leerlingen in een klas samen een proefwerk maken, wordt er wel
samen gewerkt, maar als het goed is wordt er niet samengewerkt. Bij een
proefwerk is het ieder voor zich. Het feit dat je samen met anderen iets doet,
dat je samen werkt, wil nog niet zeggen dat je samen iets nastreeft, dat je
samenwerkt. Samen werken wordt pas samenwerken als je een gezamenlijk
doel hebt dat je in samenhang nastreeft. Je kunt wel samen een proefwerk
voorbereiden, dan ben je echt aan het samenwerken. Dat samenwerken kun je
op verschillende manieren doen, afhankelijk van de manier waarop je elkaar
durft te vertrouwen. Hoe zorg je ervoor dat mensen of partijen (afdelingen,
bedrijven, landen…) samenwerken?
Het antwoord op die vraag heeft te maken met drijfveren. Om goed te kunnen
samenwerken moet je snappen waarom mensen of partijen aan die
samenwerking mee willen doen, je moet weten wat hun drijfveren, hun
beweegredenen zijn. Wat brengt iemand ertoe om samen te werken? Er
blijken vier verschillende (soorten) drijfveren te zijn, die leiden tot vier
fundamenteel verschillende vormen van samenwerking:
Drijfveer 1: eigenbelang
Deze drijfveer is de hoeksteen van het Anglo-Amerikaanse denken.
Uitgangspunt is dat mensen altijd worden gedreven door direct eigenbelang.
De vertaling ligt voor de hand. We maken duidelijke en eenduidige afspraken
met iedereen en we sluiten het eigenbelang aan op het gewenste resultaat
door (zwaarwegende) sancties in te voeren. Positieve sancties, zoals bonussen
en promotie, en negatieve sancties, zoals boetes en ontslag. Bij deze
samenwerking vertrouwen we elkaar niet (beide kanten op!) en dus worden
de afspraken en de sancties vastgelegd in contracten, zodat beide partijen hun
gelijk ook formeel kunnen claimen. In de praktijk worden er meestal (maar
niet altijd) positieve sancties gezet op het halen van persoonlijke doelen en
negatieve sancties op het overtreden van de spelregels, de kaders waarbinnen
die doelen moeten worden behaald. Deze manier van samenwerken heeft in
ieder geval één groot probleem: als het eigenbelang groter is dan de
afgesproken sanctie, dan houd ik me toch niet aan de afspraak? Dat weten we
van elkaar en dus houden we elkaar argwanend in de gaten. Je kunt deze
vorm van samenwerking daarom het best samenwerken op basis van
wantrouwen noemen. En omdat we elkaar wantrouwen, delen we zo weinig
mogelijk informatie met elkaar.
Heel veel bonusregelingen zijn gebaseerd op deze manier van samenwerken,
net als heel veel contracten met externe leveranciers (denk aan outsourcing),
maar de samenwerking in de Europese Unie heeft ook heel veel kenmerken
van deze vorm van samenwerken. Nederlandse vertegenwoordigers in de EU
krijgen van kabinet en parlement de opdracht om het (eigen)belang van
Nederland daar te vertegenwoordigen en niet dat van Europa.
Drijfveer 2: afspraak is afspraak
En toch kan het gebeuren dat we die sancties helemaal niet nodig hebben. We
maken nog steeds duidelijke en eenduidige afspraken, maar de deelnemers
proberen zich vanzelf zo goed mogelijk aan hun afspraken te houden. De
drijfveer van de deelnemers is afspraakdiscipline, afspraak is afspraak.
Sancties zijn niet nodig, maar de keerzijde van deze manier van samenwerken
is nog steeds dat niemand zich afvraagt of we met die afspraken ook
succesvol zijn. Dat laat iedereen over aan degene die de afspraken ontwerpt.
Deze vorm van samenwerking werkt het best in processen, procedures en
protocollen, als we veel van hetzelfde moeten doen, waar achtereenvolgende
deelnemers steeds een duidelijk vastgestelde bijdrage moeten leveren. Hoe
meer er sprake is van herhaling, hoe beter deze vorm van samenwerken past.
Je kunt deze vorm van samenwerking met recht samenwerken op basis van
betrouwbaarheid noemen, we vertrouwen erop dat anderen zich aan de
afspraken houden, of die nou gaan over wat je doet of over wat je presteert.
Deze vorm van samenwerking werkt het best als er relatief weinig dynamiek
en weinig complexiteit zijn: een hoge mate van voorspelbaarheid. Dat zie je
goed bij ketens en processen, waar achtereenvolgende (teams van)
deelnemers steeds een duidelijk vastgestelde bijdrage moeten leveren. Hoe
meer er sprake is van herhaling, hoe beter samenwerken op basis van
betrouwbaarheid past. Bij samenwerking op basis van betrouwbaarheid houdt
iedereen zich aan de afspraken. We moeten ervoor zorgen dat iedereen de
afspraken kent, maar meer informatie is niet nodig.
Een pindakaasfabriek is een typisch en extreem voorbeeld van samenwerking
op basis van betrouwbaarheid. Daar zijn de instructies zo gestandaardiseerd
dat (zo goed als) de hele fabriek is geautomatiseerd en gerobotiseerd. Maar
allemaal op tijd zijn voor een vergadering, opdat die op tijd kan beginnen, is
net zo goed samenwerking op basis van betrouwbaarheid.
Drijfveer 3: kwaliteit leveren
Vakmensen hebben weer een andere drijfveer, ze willen kwaliteit leveren. In
paragraaf 5.3 hebben we gezien dat kwaliteit niet meetbaar is, omdat het fit
for purpose moet zijn, het moet optimaal bijdragen aan het gezamenlijke
succes. Vakmensen zullen dan ook nooit van je vragen wat je wilt hebben,
maar wel waar het voor is. Fit for purpose tenslotte. Je kunt hun wel wat
toevertrouwen, daar vragen ze ook om. Of vakmensen nou alleen of in teams
werken, ze denken altijd mee, omdat ze fit for purpose willen leveren. Deze
vorm van samenwerking is nodig als de complexiteit groot is. Vooral dan
heeft vakmanschap toegevoegde waarde.
Als wij hun voldoende ruimte geven, als wij hun eerlijk vertellen wat er
allemaal speelt en als wij hun voldoende veiligheid geven, zullen zij
meedenken en de juiste/beste oplossing vinden. Als wij hun een probleem of
een ambitie toevertrouwen, fungeren vakmensen het best. Je maakt nog
steeds afspraken, maar die zijn vaak kwalitatief: ‘Kun je een kast maken voor
al mijn servies, die past in onze keuken?’ ‘Kunnen jullie een proces
ontwerpen dat in één dag een aanvraag verwerkt?’ Samenwerken tussen en
met vakmensen kunnen we op deze manier met recht samenwerken op basis
van toevertrouwen noemen. Bij samenwerking op basis van toevertrouwen
vertrouw je erop dat de ander kwaliteit levert.
Procesontwerp, innovatie en research & development zijn vormen van
samenwerken op basis van toevertrouwen, omdat vakmensen daarbij in een
complexe omgeving intensief met elkaar samenwerken om iets voor elkaar te
krijgen en omdat ze van ons voldoende ruimte krijgen om met oplossingen te
komen. Bij samenwerken op basis van toevertrouwen wil iedereen fit for
purpose meedenken, en dus delen we onze informatie. Hoe meer je weet, hoe
beter je tenslotte kunt meedenken.
Drijfveer 4: bijdragen aan het gezamenlijke succes
Je kunt nog één stap verder gaan. In een team kun je een rolverdeling
afspreken, bij voetbal zouden ze het een opstelling noemen. Van ieder van de
deelnemers beschrijven we hoe hij/zij/het kan bijdragen aan het succes, en we
hebben de overtuiging dat als iedereen op die manier bijdraagt, we dan het
gezamenlijke succes gaan behalen. Daar hebben we een woord voor:
partnerschap. In deze vorm van samenwerking proberen de deelnemers
vanuit een specifieke verantwoordelijkheid of rol zo goed mogelijk bij te
dragen aan het gezamenlijke succes, ze doorlopen voortdurend de OODA-
loop, en ze doen wat er nodig is, zonder het gezamenlijke belang te schaden.
De drijfveer van de deelnemers is samen succesvol zijn. Er is een duidelijke
gezamenlijke ambitie, iedereen heeft een duidelijke verantwoordelijkheid en
er is een duidelijke rolverdeling, gebaseerd op ieders toegevoegde waarde.
Kennis van de omgeving, beoordelingsvermogen, ondernemerschap en
loyaliteit staan aan de basis van deze vorm van samenwerking. Alle
deelnemers denken mee om te kijken hoe ze samen het best succesvol kunnen
zijn. Individueel succes is ondergeschikt aan of helemaal in lijn met het
gezamenlijke succes. Deze vorm van samenwerking is vooral nodig als de
dynamiek groot is. Dan is het belangrijk dat iedereen zelfstandig en snel de
situatie kan beoordelen (Oriëntatie!) en snel de juiste acties kan uitvoeren.
Hoe beter we erin slagen om informatie met elkaar te delen, hoe meer we
erop kunnen vertrouwen dat iedereen de goede dingen doet. We noemen dit
samenwerken op basis van trouw, omdat de deelnemers loyaal zijn aan het
team en het gezamenlijke succes. Omdat we elkaar echt vertrouwen, delen we
in principe en uit principe alle informatie. Let wel, niet alle zelfverklaarde
partnerschappen zijn dat ook daadwerkelijk.
Een goed functionerend voetbalelftal is een goed voorbeeld van
samenwerken op basis van trouw: iedere speler loopt voortdurend de hele
OODA-loop door en neemt dus voortdurend eigen beslissingen, binnen de
tactische kaders van de coach, maar de spelers vragen geen toestemming voor
hun beslissingen. Daar is geen tijd voor. De dynamiek is te groot. ‘Je kunt
beter achteraf vergiffenis vragen dan vooraf toestemming’ komt voort uit dit
soort samenwerking.
6.2 De trouwladder
Op die manier ontstaat er een ladder met vier treden van samenwerking:
• op basis van trouw;
• op basis van toevertrouwen;
• op basis van betrouwbaarheid;
• op basis van wantrouwen.
Elke stap omhoog op de ladder stelt hogere eisen aan de manier waarop de
teamleden elkaar kunnen vertrouwen. Op de onderste twee treden houdt
iedereen zich aan de afspraken, al dan niet gedwongen, maar ook niet meer
dan dat. Die twee manieren van samenwerking zijn niet erg geschikt als de
dynamiek en de complexiteit groot zijn, er wordt niet meegedacht en de
afspraken bewegen niet mee met de werkelijkheid. Van de OODA-loop laten
we hier alleen de A van Act aan de deelnemers over.
Hoe anders is dat bij de bovenste twee treden. De tweede tree, samenwerking
op basis van toevertrouwen, samenwerking tussen vakmensen, is heel erg
geschikt om te reageren op complexiteit, de vakmensen zijn goed in staat om
(samen) een antwoord te formuleren op die complexiteit. De bovenste tree,
samenwerking op basis van trouw, is juist heel erg geschikt om dynamiek te
weerstaan.
Iedereen heeft zijn plaats op de hierdoor ontstane ladder. De ene deelnemer
zal (vooral) acteren op het niveau van trouw, de andere deelnemer op het
niveau van betrouwbaarheid of zelfs wantrouwen. Natuurlijk zal een groep
die samenwerkt op basis van trouw ook spelregels moeten afspreken, maar
die kunnen dan altijd door de groepsleden verklaard en begrepen worden op
het niveau van trouw.
Hoe hoger de groep op de ladder staat, hoe meer vertrouwen er nodig is en
wordt gegeven. En dus ook: hoe meer mandaat de groepsleden hebben. Dat
mandaat geef je niet zomaar, hoe volwassener deelnemers en hoe groter de
loyaliteit, hoe gemakkelijker je dat mandaat geeft, want hoe meer ze dat
mandaat kunnen waarmaken. Volwassenheid = zelfstandigheid,
verantwoordelijkheid, mondigheid, vaardigheid en wijsheid. Loyaliteit =
betrokkenheid naar de groep en naar het gezamenlijke succes. Naarmate de
volwassenheid en/of de loyaliteit binnen een groep toenemen, zal de groep
als geheel (moeten) stijgen op de ladder.
Al met al zijn dit de belangrijkste kenmerken van de vier soorten
samenwerking:
• Tom Poes is een goed voorbeeld van samenwerking op basis van trouw.
Tom Poes is voortdurend bezig in het belang van heer Bommel. Tijdens
het verhaal rekent Bommel dan ook vaak op Tom Poes (‘Tom Poes, verzin
een list!’). Regelmatig is Bommel het niet eens met de gekozen oplossing,
maar Tom Poes doet wel wat er nodig is, ook al is dat niet wat Bommel
wil. Aan het eind van het verhaal is Bommel altijd erg tevreden over de
samenwerking (‘Ik had het zelf kunnen bedenken’). Tom Poes kan zich
heel goed aanpassen aan (snel) wijzigende omstandigheden.
• De kunstschilder Terpen Tijn is een goed voorbeeld van samenwerking op
basis van toevertrouwen, hij is een vakman pur sang en knettereigenwijs.
Hij wil kwalitatieve opdrachten, hij wil weten waar het voor is en hij wil
de ruimte om zijn vakmanschap in te zetten, je moet het hem
toevertrouwen. Als je je met de details bemoeit, geeft hij onmiddellijk de
opdracht terug (‘O, je kan het zelf?!’) Het resultaat is altijd verrassend.
Terpen Tijn is immuun voor complexiteit, tenminste op zijn vakgebied, en
Terpen Tijn is een lastig en explosief personage.
• Kruidenier Grootgrut is een goed voorbeeld van samenwerking op basis
van betrouwbaarheid. Hij komt op afgesproken tijden langs en levert de
gevraagde boterspritsen. Hij vraagt zich niet af of Bommel de spritsen
nodig heeft, dat laat hij aan Bommel over. Als je vijf minuten te laat komt,
is Grootgrut het hele verhaal chagrijnig. Grootgrut kan er heel slecht tegen
als anderen zich niet aan hun afspraken houden en is dan ook heel slecht
bestand tegen wijzigende omstandigheden.
• Bul Super is een goed voorbeeld van samenwerking op basis van
wantrouwen. Hij schetst zonnige vergezichten en is voortdurend in
onderhandeling, geeft nooit zijn echte bedoelingen prijs en doet zich
voortdurend voor als partner. Zijn lijfspreuk is: ‘Zaken zijn zaken,’ en daar
bedoelt hij mee: ‘Had je maar beter moeten opletten toen we de afspraken
maakten.’ Bul Super is de hele dag bezig om misbruik te maken van de
omstandigheden en van de afspraken. Het enige dat telt, is zijn eigen
belang.
Aan het eind van het verhaal is er altijd succes en dat wordt door Bommel
altijd gevierd in de vorm van een maaltijd met iedereen die heeft bijgedragen
aan het succes. Tom Poes is daar altijd bij aanwezig, Terpen Tijn soms,
Grootgrut bijna nooit en Bul Super helemaal nooit.
Onze wereld wordt steeds complexer en dynamischer. In die wereld heb je
heel erg veel Tom Poes en Terpen Tijn nodig, en vaak een combinatie van die
twee, en dus samenwerking op basis van vertrouwen. Op plaatsen waar je die
complexiteit en dynamiek kunt buitensluiten, kom je met Grootgrut ook heel
ver. Maar Bul Super kun je eigenlijk nooit gebruiken, daar heb je vooral last
van.
6.3 Voorspelbaar door standaardisatie
Standaardisatie, synergie, schaalvoordeel
Als de complexiteit overzienbaar is, de dynamiek wel meevalt (veel van
hetzelfde) en er voldoende schaalgrootte is, dan is grootschalige
samenwerking op basis van betrouwbaarheid een belangrijk
organisatieprincipe. Je kunt de samenwerking dan zo inrichten dat je
schaalvoordeel en synergie bereikt. Door middel van standaardisatie kan de
productie of de werkwijze worden gestandaardiseerd en dat maakt het
mogelijk om de kwaliteit van het product te verhogen en tegelijkertijd de
kosten te verlagen. Hoe groter de schaal, hoe groter het potentiële voordeel.
Standaardisatie is de meest voorkomende vorm van samenwerking op basis
van betrouwbaarheid.
Hout kopen, stoelen maken, distributie, verkoop, facturatie en service
verlenen: dat is het kernproces van een bedrijf dat stoelen maakt en verkoopt.
Op die manier heeft elke onderneming een kernproces. In het begin van de
iPhone had Apple zijn kernproces niet op orde. Het bedrijf kreeg de iPhone
niet snel genoeg van de fabriek in de winkels. Ineens ging het niet meer over
de kwaliteit van het product, maar over de kwaliteit van de organisatie. Als je
kernproces perfect loopt, hoor je niemand, dat vinden we logisch, maar als je
kernproces niet loopt, is de wereld te klein, dan deugt je organisatie niet. Je
kernproces levert geen onderscheidend vermogen, maar kan wel
onderscheidend onvermogen opleveren: klanten lopen bij je weg als je
kernproces niet op orde is. Daarom wil elke organisatie dat haar kernproces
betrouwbaar, voorspelbaar, efficiënt, effectief en transparant is. En de
oplossing heet standaardisatie, processen, synergie en schaalvoordeel door
schaalgrootte zoeken: samenwerking op basis van betrouwbaarheid.
McDonald’s is een organisatie met bijna 38.000 restaurants. Er werken bij
McDonald’s nul koks. De kwaliteit van het eten wordt helemaal door het
proces bepaald – samenwerking op basis van betrouwbaarheid bij uitstek.
Daar is geen vakmanschap voor nodig en dus geen samenwerking op basis
van toevertrouwen of trouw. McDonald’s levert relatief hoge kwaliteit tegen
relatief lage kosten. En dat bevalt, als je naar de klandizie kijkt.
Duidelijke afspraken
Bij samenwerking op basis van betrouwbaarheid staat afspraakdiscipline
centraal. Zulke samenwerking heeft het nodig dat mensen zich overal en
altijd aan de afspraken houden, ook als die afspraken niet logisch lijken of
niet uitkomen en zelfs als die afspraken niet bijdragen aan het succes. De
kwaliteit van de samenwerking wordt bepaald door de kwaliteit van de
ontwerper van die afspraken en de discipline van de mensen om zich aan dat
ontwerp te houden. Iedereen hoeft zich alleen maar aan de afspraken te
houden. Dat vergt vooral discipline. Niet het gezamenlijke succes is
bepalend, maar de bereidheid en de capaciteiten van de groepsleden om zich
aan de afspraken te houden. Dat hoeft niet erg te zijn: aan de lopende band
wil je juist niet dat mensen meedenken, daar wil je dat ze doen wat is
afgesproken. Waar je in complexe omgevingen juist verwacht dat
medewerkers op elkaar letten, willen managers bij samenwerking op basis
van betrouwbaarheid juist dat medewerkers ‘binnen hun taak’ acteren.
Concentreer je op jezelf, niet op je omgeving.
Bij samenwerking op basis van betrouwbaarheid staan vaak specifieke en/of
kwantitatieve doelen (spelregels, instructies, targets) centraal. Het
(top)management zet de lijn uit en de rest voert uit, zonder zicht op het
geheel. Taylor-made en dus streng gereglementeerd. De organisatie is
daardoor relatief statisch. De regels zijn heilig.
Er is transparantie binnen het afsprakendomein, maar de deelnemers hebben
weinig animo om hun interne informatie te delen en dat heeft ook weinig zin.
Meedenken is niet nodig. Duidelijke, bij iedereen bekende afspraken en de
bereidheid van de deelnemers om zich daaraan te houden zijn
randvoorwaarden voor samenwerken op basis van standaardisatie.
Samenwerking op basis van betrouwbaarheid is slecht bestand tegen
dynamiek en complexiteit. Eigenlijk is elke vorm van verandering een
bedreiging. Kernprocessen worden dan ook zo veel mogelijk in een
geïsoleerde omgeving uitgevoerd. Bij de realisatie van producten is dat
relatief eenvoudig, een fabriek is eigenlijk altijd geïsoleerd, maar bij de
levering van diensten is dat lastiger. Daar is een proces vaak een combinatie
van vakmanschap, partnerschap en standaardisatie.
Vakmensen en processen
Als je vroeger om 15.00 uur een afspraak had in de polikliniek van een
ziekenhuis, wist je bijna zeker dat je een paar uur moest wachten.
Tegenwoordig niet meer, daar zorgt het proces voor. Dat proces zegt tegen de
vakvrouw (m/v): de afspraak staat ingepland voor een kwartier en als het
langer dreigt te duren, breek je de behandeling af en maak je een nieuwe
afspraak, voor de tijd die je dan nodig denkt te hebben. Dat proces doet nog
meer: er worden, waar zinvol, vragen gesteld: ‘Ben je onlangs nog in
Zuidoost-Azië geweest? Op een varkensboerderij? Heb je een pacemaker?
Zullen we samen een kruis zetten bij de te opereren knie?’ En daarna word je
behandeld door de vakvrouw. Die ongetwijfeld haar eigen checklijstjes heeft,
weer een procesding. Maar het vakmanschap zorgt voor de juiste diagnose
en, daarna, voor de juiste behandeling.
Het proces zorgt voor de degelijkheid, de vakvrouw voor de kwaliteit. Het
proces zorgt ervoor dat er niks fout gaat, de vakvrouw zorgt ervoor dat het
goed gaat. Het proces geeft de vakvrouw ruimte om kwaliteit en
onderscheidend vermogen te leveren, maar voorkomt dwingend dat er geen
onderscheidend onvermogen ontstaat. Het proces zorgt voor de vastlegging,
want die gegevens hebben het proces én de vakvrouw de volgende keer weer
nodig. Nee, de patiënt kan niet zonder de vakvrouw, maar de vakvrouw kan
niet zonder het proces.
Toyota, de kampioen van lean en dus van procesinrichting, zegt het zo: ‘We
get brilliant results from average people 4 managing brilliant processes. We
observe that our competitors often get average (or worse) results from
brilliant people managing broken processes.’ Dat is precies de kracht van
processen. Maar let wel, brilliant betekent hier foutloos.
Samenwerking op basis van betrouwbaarheid kunnen we steeds beter en
steeds vaker uitbesteden aan robots, zeker nu kunstmatige intelligentie ze in
staat stelt om eenvoudige OODA-loops zelf te doen. Mijn robotstofzuiger
valt niet van de trap, hij herkent (Observe, Orient) dat hij bij de trap is en
draait dan om (Decide, Act), maar de robotgrasmaaier van een vriend van me
is wel al twee keer total loss in de sloot terechtgekomen. Dat is net iets
ingewikkelder. Dat neemt niet weg dat hele fabrieken worden bemand door
robots, googel maar eens hoe een autofabriek eruitziet, en vraag je af hoe
jullie kernproces er over tien jaar uitziet. Of volgend jaar. Robots zijn
onverstoorbare Grootgruts, die 24/7 door kunnen gaan. Foutloos, precies wat
we zo belangrijk vinden bij samenwerking op basis van betrouwbaarheid.
Overeenkomsten en verschillen
Standaardisatie maakt gebruik van het feit dat dingen hetzelfde zijn en richt
zich op de overeenkomsten. De Toyotafabrieken produceren allemaal
verschillende auto’s, qua kleur, qua accessoires en eigenlijk qua alles. Vaak
voor één klant op basis van specifieke afspraken. Het standaardproces erkent
de verschillen, maar maakt ze ondergeschikt aan het proces. De verschillen
zijn parameters geworden, onderkende variaties binnen de standaards. 5 Op
die manier levert standaardisatie een voorspelbare, relatief hoge kwaliteit
tegen voorspelbare, relatief lage kosten.
In veel ondernemingen stranden de standaards juist op de verschillen. Deze
klant is anders en deze vakman is anders. Er zijn zoveel verschillen dat er van
die standaards niks meer terechtkomt. Ten koste van die voorspelbare, relatief
hoge kwaliteit en die voorspelbare, relatief lage kosten. Zo beschouwd is
standaardisatie het vermogen en de wil om de overeenkomsten te zien en om
de verschillen te relativeren, om te komen tot de voordelen van
standaardisatie: betrouwbaarheid, voorspelbaarheid, effectiviteit, efficiëntie
en transparantie. En zo voorkomen we het grote nadeel van gebrek aan
standaardisatie: onderscheidend onvermogen.
Er leven in de wereld ongeveer zeven miljard mensen. Allemaal uniek,
allemaal bijzonder. Toch hebben we genoeg aan ongeveer dertig
schoenmaten en dertig confectiematen. En op basis van die schoen- en
confectiematen maken allerlei fabrikanten kleding die ze in grote aantallen
met veel van hetzelfde over de hele wereld verkopen. Confectie: letterlijk in
standaardmaten gemaakte kleding. En met al die confectie, met al die
standaardkleding, onderstreept iedereen zijn eigen eigenheid. Je bent jezelf,
niet ondanks, maar dankzij confectie.
Want dat is de kracht van standaards. Juist omdat standaardproducten op een
standaardmanier worden geproduceerd, zijn ze heel erg goed, want
betrouwbaar en betaalbaar. Echte vakmensen zijn gebaat bij goede
standaards, juist omdat ze zo goed zijn. Dat stelt natuurlijk wel eisen aan de
standaard. De standaard mag het vakmanschap niet belemmeren. Maar het
stelt ook eisen aan de vakmens. Die moet zich plooien naar de standaards die
aan haar beschikbaar worden gesteld en aanpassen aan de mogelijkheden en
onmogelijkheden van de standaard. Waarom? Omdat tegenover dat kleine
nadeel van aanpassen grote voordelen staan: hoge kwaliteit, betrouwbaarheid
en ook nog eens betaalbaar.
Soms zijn er wel degelijk verschillen die ertoe doen, maar dat zijn er minder
dan je zou denken. Ik heb een keer een opdracht gedaan bij de Kamers van
Koophandel. Die wilden standaardiseren, maar er waren zoveel verschillen.
Daar hebben ze het toen uitgebreid over gehad en daar kwam uit dat er twee
echt grote uitzonderingen waren: Rotterdam met zijn haven en Limburg,
omdat iedereen daar zakendeed met Duitsland. Alle andere verschillen waren
veel kleiner dan die twee. Ze hebben toen afgesproken dat alleen Rotterdam
en Limburg uitzonderingen mochten claimen, op voorwaarde dat de
redenering begon met haven of met Duitsland. Door deze twee verschillen te
erkennen konden ze de rest relativeren en dat bleek een goede basis voor
verdere standaardisatie.
Een goede standaard helpt vakmensen en ondernemers om goed te zijn. En
hoe meer mensen die standaard gebruiken, hoe meer marktkennis er is
verankerd in die standaard en dus hoe betrouwbaarder die standaard is. Elke
organisatie wil haar kernprocessen betrouwbaar, voorspelbaar, efficiënt,
effectief en transparant hebben. Elke organisatie zou dus verstandig
gestandaardiseerde kernprocessen moeten (willen) hebben. En niet alleen de
organisatie zou dat moeten willen, maar ook alle vakmensen in die
organisatie. Omdat standaards zo ontzettend goed zijn. Omdat
standaardprocessen en standaardgereedschappen die vakmensen zo enorm
helpen om uit te blinken in hun vak.
Standaardprocessen hebben nog een voordeel: ze zorgen voor betrouwbare
gegevens, en dus voor goede data. Die kun je gebruiken om leuke appjes te
maken, voor je klanten, voor je medewerkers en voor andere stakeholders.
Snel, goedkoop, maar wel betrouwbaar, dankzij de kwaliteit van die data in
het standaardproces.
Bijzondere mensen, of het nu je klanten zijn of de vakmensen in je
organisatie: je kunt hun maar beter goede standaardprocessen geven. Ze
hebben er recht op. Juist omdat ze zo bijzonder zijn.
Als ik autorijd, maak ik van alles mee op de weg, en daar leer ik van. Heel
soms, als ik er thuis over vertel, leert mijn vriendin er ook van. Als een
Google Car iets meemaakt op de weg, dan leren alle Google Cars daarvan.
Als onderneming, als proces of als team wil je het lerende vermogen hebben
van Google Cars en niet dat van mij. Elke keer als je met zijn allen iets leert,
moet het geleerde worden verankerd en samenwerking op basis van
betrouwbaarheid is daar vaak heel geschikt voor. Zo ontstaan best practices,
processen en checklists. Al moet je daar natuurlijk niet in doorslaan – dit
onderwerp komt later nog een keer terug.
Kosten en baten
Samenwerking op basis van betrouwbaarheid heeft een heleboel voordelen.
We bereiken synergie, een voorspelbare, relatief hoge kwaliteit, tegen
voorspelbare, relatief lage kosten. De transparantie is groot, we weten precies
wat er gaat gebeuren en wat er is gebeurd. Dat geeft zekerheid en een hoge
mate van bestuurbaarheid. Processen voorkomen fouten en onderscheidend
onvermogen. In veel ondernemingen werken we dan ook op een heleboel
plaatsen in strak georganiseerde processen en leveren we gestandaardiseerde
producten en diensten. Gestandaardiseerde processen maken een
onderneming gemakkelijk benaderbaar, voorspelbaar, betrouwbaar,
betaalbaar, controleerbaar (compliance!), planbaar, en in zekere zin ook nog
eens sneller. Steeds vaker kunnen robots het werk doen, 24/7 als je wilt.
Daar staan nadelen tegenover. Samenwerking op basis van standaardisatie
vergt een excellent (proces)ontwerp en veel gedetailleerde
managementaandacht. Al die standaards zorgen ervoor dat er uiteindelijk
maar een beperkte keus is. En van de deelnemers aan de samenwerking
vraagt het veel discipline.
Standaardisatie maakt de samenwerking star, het proces zelf pas je niet zo
gemakkelijk aan. Processen hebben bovendien de neiging dingen te
diskwalificeren – dingen die niet passen in het proces. In processenland is het
bon ton om twintig procent van van alles en nog wat te diskwalificeren, met
een verwijzing naar de 80/20-regel. Twintig procent! Als dat maar niet net je
onderscheidende vermogen is. In zulke gevallen heb je eigenlijk altijd te
weinig geparametriseerd of te weinig ruimte gegeven aan vakmanschap in het
proces.
Standaardisatie beperkt zich tot die plaatsen waar je veel van hetzelfde doet,
vaak een groot deel van je kernprocessen, maar ook stukjes in het werk van
vakmensen. Overal waar het niet fout mag gaan, kun je standaardisatie
inzetten. Daarvoor moet je je werkzaamheden afschermen van de dynamiek
van de buitenwereld, want alleen dan kun je standaardiseren en
parametriseren, en kun je schaalgrootte omzetten in schaalvoordeel en
synergie. Daar kun je door te standaardiseren onderscheidend onvermogen
voorkomen. Door de kernprocessen en de staf voor een groot deel te
standaardiseren leg je een solide basis onder het succes van de onderneming.
6.4 Bestand tegen dynamiek: partnerschap
Doen wat nodig is
Steeds vaker is er juist heel veel dynamiek, de omgeving verandert in hoog
tempo op onvoorspelbare wijze. Dan heerst het principe van de chaostheorie.
Kleine veranderingen hebben dan grote gevolgen en alles lijkt daardoor
onplanbaar geworden. Dan is het noodzakelijk dat er onmiddellijk actie wordt
ondernomen en heb je mensen nodig die besluiten durven te nemen, die
weten dat ze het vertrouwen en het mandaat hebben om dat te doen. ‘Heel
veel is bereikt als iedereen erin gelooft, niets als velen aarzelen’ (Paul
Fentener van Vlissingen). Iemand met kennis van zaken, kennis van de
doelen van de onderneming en kennis van de omgeving kan het best zien
(Observe) en begrijpen (Orient) wat er gebeurt. Als die iemand ook nog het
ondernemerschap en het mandaat heeft om snel te besluiten en te acteren,
doet zij precies wat er nodig is.
De onderneming moet voortdurend bijsturen, ook op operationeel niveau,
want alles kan onverwachte gevolgen hebben. Met een duidelijk doel/succes
voor ogen, met voldoende lokale kennis, oriëntatie en zelfstandigheid kunnen
we de snelheid, de wendbaarheid en toch ook de robuustheid realiseren die
nodig zijn om in zo’n omgeving succesvol te zijn. In zo’n geval hebben we
partnerschap nodig, samenwerking op basis van trouw, op loyaliteit
gebaseerd ondernemerschap. Partnerschap is ambitieus, wil samenwerken en
is zeer kritisch, naar zichzelf én naar anderen. Een heldere rolverdeling is dan
ook cruciaal. Partnerschap is initiatiefrijk en creatief, omdát het een duidelijk
doel voor ogen heeft. William Shakespeare verwoordde het verschil tussen
Anglo-Amerikaans wantrouwen en Rijnlands partnerschap als volgt: ‘Als je
een beetje beter wilt zijn, wees dan competitief. Als je exponentieel beter wilt
zijn, wees dan coöperatief.’
Bij partnerschap vertrouw je de ander de hele OODA-loop toe: Observe,
Orient, Decide, Act. Bij partnerschap gaan we ervan uit dat de anderen in
staat zijn adequaat te acteren op alle vier de onderdelen van de OODA-loop.
Natuurlijk hebben we guiding principles met elkaar afgesproken:
gezamenlijke normen en (vooral) waarden, kaders, die helpen en richting
geven. Maar we vertrouwen op de volwassenheid en de loyaliteit van de
anderen, zo goed als die anderen vertrouwen op ons. We moeten wel, want
we willen wendbaar zijn, maar we durven het ook, want we hebben er alles
aan gedaan om elkaar te vertrouwen.
Bij McDonald’s kun je lekker eten, maar bij de Librije (drie Michelinsterren)
leveren ze een heel andere kwaliteit. McDonald’s levert hamburgers, de
Librije een fantastische avond met heerlijk eten. Daar word je van begin tot
eind met veel aandacht in de watten gelegd. En het eten is heel bijzonder.
Vakmanschap in de keuken en in de bediening, maar vooral bijzondere en
heel persoonlijke aandacht bij de bediening en in de keuken. Daar betaal je
ook voor, de Librije is, zacht gezegd, niet goedkoop. Bij de Librije hebben ze
ook wel processen, maar die zijn veel minder strak. Het proces zorgt ervoor
dat het niet fout gaat, de vakmensen zorgen ervoor dat het goed is. Kwaliteit
wordt gegarandeerd door aandacht en perfectiedrang van gedreven
vakmensen. Met oog voor de gast, daar zit het partnerschap. Precies daardoor
kunnen ze ook veel beter reageren op veranderingen in hun omgeving. Als je
bij McDonald’s een hamburger zonder augurk wilt, moet je die er zelf af
halen. Bij de Librije kun je in overleg bijna alles aan je maaltijd veranderen.
Een duidelijk gezamenlijk beeld van succes, loyaliteit aan het team en
volwassen zelfstandigheid zijn randvoorwaardelijk. De transparantie is groot.
Hoe meer relevante informatie beschikbaar is, hoe effectiever meedenken is
en hoe beter de deelnemers kunnen bijdragen aan het gezamenlijke resultaat.
Tegenspreken
Nederland staat al tien jaar in de top tien van meest innovatieve landen ter
wereld en we stijgen langzaam maar zeker. In 2018 stonden we zelfs op de
tweede plaats, na Zwitserland en voor Zweden. Vergeleken met een heleboel
andere landen uit de top steken wij schandalig weinig geld in onderwijs.
Maar wij hebben iets anders. Er is geen land in de wereld waar mensen zo
gemakkelijk hun baas tegenspreken als in Nederland. En er is geen land in de
wereld waar bazen zich zo gemakkelijk laten tegenspreken door hun
medewerkers. En dat is van groot belang. In de Sovjet-Unie van Stalin stond
de ontwikkeling van alles bijna helemaal stil. Er was maar één mening, en op
daarvan afwijken stonden zware straffen die meestal eindigden in Siberië.
Daar veranderde dus nooit wat. Voor verandering heb je meningsverschillen
nodig. Elke verbetering is ooit begonnen met een meningsverschil, met
iemand die vond dat het anders moest. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat elk
meningsverschil leidt tot een verbetering. Het is de kunst om de goede soort
meningsverschillen te herkennen en te koesteren. En wat helpt daar nou beter
bij dan bazen die zich laten tegenspreken? Die oprecht luisteren en zich
afvragen of we deze nieuwe mening moeten koesteren? Die het aandurven op
basis van die nieuwe mening hún baas tegen te spreken? Opdat goede ideeën
zich kunnen verplaatsen door het bedrijf. Opdat goede ideeën zélf ook weer
worden tegengesproken, omdat het altijd beter kan. Zo’n felle dialoog van
mensen die naar elkaar luisteren, maar ook een mening hebben: ook dat is
partnerschap.
Al die verschillende meningen en ideeën die we hier mogen hebben en
verkondigen, ook tegen onze baas, al die felle discussies waarin we elkaar
inspireren, al die ideeën die we daarna samen verder kunnen uitwerken,
dragen allemaal bij aan het economische succes van Nederland. Al die
rebelse gedragingen, dat nooit eens accepteren van de status quo, al die
ambities om het (heel) anders en beter te doen, dragen enorm bij aan onze
welvaart. Misschien goed om je dat te realiseren als je weer eens zo’n
enthousiaste dwarsdenker tegenkomt. Gun hem partnerschap en je maakt nog
wat mee.
We kunnen in West-Europa kiezen uit twee opties: of we proberen goedkoper
te zijn dan China of we proberen beter te zijn. Goedkoper zijn betekent: nog
lagere lonen, nog efficiëntere processen, nog minder goede
arbeidsomstandigheden, nog slechter voor het milieu en de samenleving.
Beter zijn betekent: elkaar waarderen om wat we kunnen, voortdurend
verbeteren en wendbaar zijn. Zullen we elkaar eens flink gaan tegenspreken?
Laten we wel wezen, als het om vernieuwing gaat, geldt: als er twee neuzen
dezelfde kant op staan, is het er één te veel.
Ambitie
Samenwerken op basis van trouw gaat altijd samen met een (brandende?)
ambitie: we gaan samen iets bijzonders doen. Natuurlijk hebben we
vertrouwen in elkaar, natuurlijk gaan we met elkaar scherpe discussies aan.
Bij samenwerken op basis van trouw hebben de deelnemers er om die reden
dan ook geen enkel bezwaar tegen informatie te delen. Al die open discussies
leveren tenslotte gewoon een betere kwaliteit op.
Bij samenwerking op basis van partnerschap ligt de focus bij discussies op de
(nabije) toekomst, op de ambitie: hoe kunnen we optimaal bijdragen aan het
gezamenlijke succes? Bij samenwerking op basis van partnerschap wordt de
dynamiek overwonnen op basis van kwalitatieve argumenten.
Discipline is niets anders dan dat je op elkaar kunt rekenen. Het is
gemakkelijker als je weet waarom we regels hebben afgesproken, zodat je
(zelfstandig) in de ‘geest van de regels’ kunt denken en handelen. Managers
verwachten van hun medewerkers dat ze binnen het concept zelf oplossingen
vinden voor problemen. Medewerkers verwachten dat ze ruimte krijgen van
hun managers om de juiste dingen te doen.
De grootste beloning is dat je vertrouwen krijgt, de grootste sanctie dat je dat
niet krijgt. Werken op basis van partnerschap stelt hoge eisen aan de
medewerkers, vooral op het gebied van volwassenheid en loyaliteit. Daar kun
je maar beter rekening mee houden bij de samenstelling en de ontwikkeling
van je team. Juist bij samenwerking op basis van partnerschap geldt wat Dale
Carnegie ooit zei: ‘People rarely succeed unless they have fun in what they
are doing.’
Je ziet dan ook de laatste jaren een enorme opleving van samenwerking op
basis van trouw. Holocratie, scrum, agile, OKR, zelfsturende teams: ze zijn
allemaal gebaat bij een goede rolverdeling en mandaat voor de OODA-loop.
Van de leiders in zo’n team verwachten we dat ze touwsamenwerking
organiseren en stimuleren en dat ze zorgen voor comproraak-keuzes.
Kosten en baten
Samenwerking op basis van trouw levert veel op. Deelnemers aan de
samenwerking denken mee, ze doen wat nodig is. Dat leidt tot flexibiliteit en
wendbaarheid, en de samenwerking is in staat om snel te reageren op
verrassingen. Al met al levert dat het belangrijkste voordeel op: resistentie
tegen dynamiek.
Dat kost wel wat. Management moet durven vertrouwen op de
samenwerking. Je moet loslaten en onzekerheid toestaan. Je moet mandaat
geven aan de samenwerking om de hele OODA-loop zelf af te lopen, maar je
moet ook regelmatig overleggen. En de samenwerking heeft volledige
transparantie nodig, want iedereen moet alles weten om volwaardig te kunnen
meedenken.
Partnerschap, samenwerking op basis van trouw, is onmisbaar als de
dynamiek groot is.
6.5 Bestand tegen complexiteit: vakmanschap
Als de complexiteit groot is, dan is het niet meer mogelijk om exact te
beschrijven wat er moet worden geleverd, hoe de oplossing eruitziet. Dan
heeft de ‘opdrachtgever’ te weinig kennis van zaken om exact te beschrijven
wat het op te leveren resultaat moet zijn. Dan kan hij alleen nog aangeven
wat hij nodig heeft of wat hij wil bereiken, waarom hij het nodig heeft en aan
welke randvoorwaarden het moet voldoen, in kwalitatieve en in kwantitatieve
termen. De vertaling daarvan naar de echte specificaties moet hij aan de
vakman overlaten. Denk bijvoorbeeld aan de specificaties van Steve Jobs
voor de iPad: maximaal zo dik, maximaal zo zwaar en maximaal twee
knoppen. Dat moest er komen, hoe dat gemaakt kon worden, liet hij graag
aan zijn vakmensen over.
Vakmanschap creëert vervolgens de juiste oplossing, als het tenminste
genoeg ruimte krijgt om zich gepassioneerd en op basis van eigen wijsheid te
ontplooien. Een vakman is kritisch, naar zichzelf én naar anderen. Een
vakman vindt eenvoudige oplossingen voor complexe problemen. Einstein
heeft ooit gezegd: ‘Als je het niet eenvoudig uit kunt leggen, snap je het zelf
niet.’ Een vakman snapt het wel.
De onderneming heeft niet alleen behoefte aan betrouwbare kernprocessen,
maar ook aan onderscheidend vakmanschap. Het procesmatige McDonald’s-
gedeelte van een onderneming zorgt voor voorspelbare levering, maar de
onderneming heeft Librije-kwaliteit nodig om zichzelf steeds weer te
verbeteren. En dan zijn processen ineens niet meer genoeg. Dan worden, net
als bij de Librije, vakmanschap, aandacht en gedrevenheid belangrijk. En dat
is niet goedkoop. Dat kost dure tijd van dure mensen. Maar daar krijgt de
onderneming wel wat voor terug. Vakmanschap kan complexiteit pareren. En
een gedreven vakman kan, met mandaat, ook samenwerken op basis van
partnerschap. Dat levert de onderneming wendbaarheid op, een groot goed in
deze wereld.
Natuurlijk moet elke onderneming een stukje McDonald’s overhouden.
Kernprocessen vormen het hart van de onderneming van vandaag. Maar de
toekomst van de onderneming hangt af van dat andere stuk van de
organisatie: het Librije-gedeelte. Mensen die de onderneming heel goed
kennen en die nieuwe oplossingen of oplossingsrichtingen bedenken, waar ze
in de kernprocessen nooit zelf aan zouden denken. Mensen die nieuwe
concepten kunnen bedenken, waardoor de onderneming zich kan
onderscheiden van haar concurrenten. Mensen die oplossingen zo snel
kunnen doorvoeren of zo gemakkelijk aanpasbaar kunnen maken dat die
snelheid de onderneming een voordeel geeft op haar concurrenten.
Vakmanschap staat bij elke onderneming aan de basis van het
onderscheidend vermogen.
Bij samenwerking op basis van vakmanschap ligt de focus in discussies op de
(nabije) toekomst, fit for purpose. Bij samenwerking op basis van
partnerschap wordt de dynamiek overwonnen, bij samenwerking op basis van
vakmanschap de complexiteit.
Daniel Pink laat in Drive overtuigend zien dat vakmensen drie dingen
belangrijk vinden: mastery, autonomy en purpose – meesterschap, autonomie
en doel. Vakmanschap is meesterschap, dat wisten wij natuurlijk al lang,
dankzij Grolsch, en dat moet je blijven ontwikkelen. Autonomie: laat al die
vakmensen samen nou de beste oplossing bedenken, durf het hun toe te
vertrouwen. Doel: kwaliteit is fit for purpose, dat doel moeten ze goed
kennen om de beste oplossing te vinden, autonoom en op basis van (erkend)
meesterschap. Maar hij toont ook aan dat beloningen bij complexe taken juist
averechts werken. Hoe hoger de bonus, hoe slechter de prestatie. Als je
vakmensen aanspoort met hoge beloningen, gaan ze slechter presteren.
Rembrandt maakte bijzondere schilderijen met heel gewone verf en heel
gewone penselen. Van Gogh ook. Het bijzondere van Rembrandt en Van
Gogh zat hem niet in de verf die ze gebruikten, maar in wat ze deden met die
verf. Op basis van min of meer dezelfde verf konden Rembrandt en Van
Gogh een heel bijzondere eigenheid ontwikkelen, de een heel anders dan de
ander. Die bijzonderheid stelde wel eisen aan de verf, maar geen bijzondere
eisen.
Dat geldt (bijna) altijd. Je kunt heel bijzonder zijn met standaardmiddelen.
Vakmensen doen zichzelf tekort als ze denken dat ze bijzondere dingen nodig
hebben om bijzondere dingen te realiseren. Het is de eigenheid die
vakmanschap bijzonder maakt, niet de dingen die je daarvoor nodig hebt. En
goede middelen hebben één ding met elkaar gemeen: ze worden in redelijk
grote hoeveelheden gemaakt. Standaard. Natuurlijk, Sven Kramer heeft een
speciaal pak nodig en maatwerkschaatsen, dat scheelt tienden van seconden.
Maar de meeste vakmensen lijken meer op Rembrandt dan op Sven Kramer.
Als we vakmanschap optimaal willen benutten, dan moeten we de vakmensen
meenemen in onze ambitie. Hoe meer we een duidelijk gezamenlijk beeld
van succes hebben, hoe meer we alle informatie met elkaar delen. Hoe meer
wij bereid zijn om vakmanschap de ruimte te geven, hoe meer kwaliteit en
uiteindelijk onderscheidend vermogen we ervoor terugkrijgen. De meeste
vakmensen hebben baat bij goede standaardvoorzieningen, hoe graag ze zelf
ook bijzondere dingen willen hebben.
Kosten en baten
Vakmanschap levert kwaliteit op, fit for purpose. Je krijgt wat nodig is, niet
wat er is afgesproken, daar hebben we al samenwerking op basis van
betrouwbaarheid voor. Wat je daar vooral mee krijgt, is resistentie tegen
complexiteit. Waarlijk vakmanschap vindt eenvoudige oplossingen voor
complexe problemen. Zoals Johan Cruijff al zei: ‘Simpel voetbal is het
moeilijkst.’ Daar heb je vakmanschap voor nodig.
Vakmanschap kost allereerst een duidelijk doel, een antwoord op de vraag:
waar is het voor? We moeten ruimte geven en toevertrouwen, de vakmens wil
autonomie. We moeten de vakmens vertrouwen in haar vakmanschap geven.
En dus moeten we eerlijk en transparant zijn in de informatie die we geven.
6.6 Samenwerking(?) op basis van wantrouwen
Wie is de vijand?
Mij werd een keer gevraagd om te kijken naar een vastgelopen
samenwerking, een IT-outsourcingcontract met een contractwaarde van 1,3
miljard euro. Dat was als volgt ontstaan. De grote Nederlandse multinational
A had een heldere strategie. Eén bedrijfsonderdeel was heel erg strategisch en
daarvan werd, wereldwijd, de IT uitbesteed. Dat gingen ze eerst tenderen, alle
aanbieders tegen elkaar uitspelen, en toen bleef de goedkoopste over. Daarna
lieten ze het in Amerika uitonderhandelen, want ‘daar zijn ze daar beter in’.
Het resultaat was een stapel papier van 40 centimeter boeteclausules, die ze
‘het contract’ noemden. Toen de twee partijen het contract tekenden, wisten
ze allebei: een van ons tweeën gaat hierop verliezen. In de jaren daarna
vochten ze onderling uit wie dat ging worden, en dat noemden ze
samenwerken.
Het verrassende resultaat: twee verliezers. Zo zouden jullie het nooit doen,
hè?
Toch?
Toch?
Toch?
Het was natuurlijk geen wonder dat die samenwerking niet goed ging. Het
contract creëerde concurrentie en wantrouwen. Wantrouwen is de slechtst
denkbare basis voor samenwerking. Een huwelijk ontspoort zodra
wantrouwen zijn intrede doet. Een voetbalteam waarin de spelers elkaar
wantrouwen, zal niet veel wedstrijden winnen. Met zijn tweeën op een
onbewoond eiland en elkaar wantrouwen: dodelijk. Als je vraagt: ‘Wie is de
vijand?’ is het antwoord waarschijnlijk: ‘Die ander, mijn teamgenoot,’ of:
‘Die ander, mijn partner.’ Zo ging het ook bij multinational A. Na twee jaar
hadden de twee partijen een geweldige hekel aan elkaar, en daarom werd ik
erbij gehaald. De leverancier maakte verliezen op het contract en de trotse
strategische pijler van de onderneming was verworden tot het grootste
zorgenkindje.
Een andere klant zei een keer: ‘Mijn leverancier rekent gewoon uit wat het
goedkoopst is: zich aan de afspraken houden of de boete betalen.’ Je zult
maar iets belangrijks hebben uitbesteed aan zo’n bedrijf.
Taylors denken wordt gestut door twee basisprincipes. Allereerst: geef de
werknemer weinig ruimte en heel veel detailinstructies. Daarnaast: beloon de
werknemer naar prestatie. Een bezorger van PostNL bijvoorbeeld krijgt
precies te horen in welke volgorde hij de pakjes moet bezorgen en wat hij
moet doen als er niet wordt opengedaan. Als hij beter betaald krijgt als hij
eerder klaar is, zitten we nog echt in tayloriaans denken, de werkwijze
voldoet aan beide principes. Als hij alleen maar instructies krijgt en geen
beloning naar prestatie, zijn we terechtgekomen bij samenwerken op basis
van betrouwbaarheid, gebaseerd op afspraakdiscipline. Als we dat omdraaien,
krijgen we beloning van prestaties en heel veel ruimte om het leveren daarvan
in te vullen. Dan zitten we bij de jongens en meisjes van het grote geld, dan
zitten we in de wereld van de grote bonussen. De te leveren prestaties staan
vast, maar je mag zelf bepalen hoe je die gaat leveren. De hele OODA-loop is
aan jou. Samenwerken op basis van wantrouwen, met heel veel ruimte, gaat
dan ook vaak mis. Als we veel ruimte geven om de prestaties te halen, maar
dat niet koppelen aan beloning op basis van prestaties, komen we uit op
samenwerking op basis van vertrouwen.
De tol van wantrouwen
Bij samenwerking op basis van wantrouwen komen afspraken tot stand door
middel van onderhandeling en wordt naleving afgedwongen door middel van
boetes en bonussen. De partijen vertonen berekenend gedrag: wat is
gunstiger, me aan de afspraken houden of een overtreding maken en het
risico op een sanctie lopen?
Heel veel discussies gaan over het verleden: wie heeft zich wel/niet aan
welke afspraken gehouden en welke positieve en negatieve consequenties
heeft dat?
Steeds weer is de drijfveer van de deelnemers eigenbelang. Ze proberen
autonoom, binnen de spelregels, een voor hen optimale mix van eigen
inspanning, eigen risico’s, binnengehaalde beloningen en opgelopen straffen
te behalen. Er is ook eigenlijk geen sprake meer van deelnemers aan een
samenwerkingsverband, maar van afspraken tussen partijen. De
samenwerking bestaat vooral uit onderhandelen over de afspraken en
escalaties vanwege niet-nagekomen afspraken. Deze vorm van samenwerking
werkt het best als beide partijen precies weten wat ze willen en wat het mag
kosten: bij transacties waarbij geen van beide partijen baat heeft bij een
langetermijnrelatie. In veel gevallen eindigt deze vorm van samenwerking
met een conflict: ‘See you in court!’ Een belangrijke randvoorwaarde, die je
vooraf moet hebben geregeld, is een door beide partijen geaccepteerd
reglement en bevoegd gezag dat uitspraken kan doen bij conflicten. Bij
langetermijnrelaties willen de partijen bijna altijd iets bereiken ten koste van
de andere partij, zero-sum-denken is nooit ver weg. Er is dan ook heel weinig
transparantie, de partijen houden hun kaarten voor hun borst, tot het beste
moment om ze uit te spelen. Bij een veiling kun je alle andere bieders maar
beter wantrouwen, daar is wantrouwen productief en daar kun je je informatie
maar beter niet delen. Als je de enige bent die over informatie beschikt, ben
je in het voordeel. De outsourcesamenwerking van multinational A laat goed
zien hoe samenwerking op basis van wantrouwen kan ontaarden.
Ook voor samenwerking binnen een onderneming is wantrouwen fataal. Als
we willen dat afdelingen en partners optimaal bijdragen aan het succes van de
onderneming, dan moeten die afdelingen en partners goed en wendbaar met
elkaar samenwerken. Wantrouwen leidt tot het vastleggen en daarmee
vastzetten van afspraken in memorandums of understanding, contracten,
procedures, protocollen, intakes, controles en andere gestolde argwaan. Dat
gaat allemaal ten koste van die o zo belangrijke wendbaarheid, met de
onderneming als belangrijkste slachtoffer. Niet wendbaar genoeg. Altijd te
laat. Nooit eens onderscheidend.
Bij samenwerking op basis van wantrouwen ligt de focus in discussies op het
heden of zelfs het verleden: wie heeft zich wanneer niet aan welke afspraken
gehouden? Wat waren precies de afspraken en welke sancties moeten we
opleggen? Bij samenwerking op basis van wantrouwen wordt
onbetrouwbaarheid bestreden met spelregels en kwantitatieve argumenten.
Octrooien en patenten zijn natuurlijk ook vormen van samenwerking op basis
van wantrouwen, en dan is bijna de hele wereld de vijand. Het is niet voor
niets dat Apple en Samsung tegenwoordig meer geld besteden aan juristen
dan aan R&D. Samenwerken op basis van wantrouwen is nog steeds heel erg
populair, met name in Amerika en Amerikaans denkende organisaties.
Bij samenwerking op basis van wantrouwen is het contract heilig, en
eigenlijk wantrouwen we verder iedereen.
Gebrek aan succes is altijd een fout van een van de teamleden. Als er iets fout
gaat, willen we als eerste weten wiens schuld het is. Of de sancties nou
positief of negatief zijn, we willen altijd afrekenen.
Binnen de meeste ondernemingen is één manier van samenwerken dominant
en veel te vaak is dat samenwerking op basis van wantrouwen. Door middel
van bonussen en boetes worden medewerkers, managers en externe partijen
aangemoedigd of gedwongen om hun eigenbelang voorop te stellen en dus
om vooral samen te werken op basis van wantrouwen. Maar samenwerking
op basis van wantrouwen leidt er op den duur altijd toe dat partijen elkaar
steeds minder aardig vinden, dat escalaties aan de orde van de dag zijn en dat
de partijen veelal wel leveren of doen wat er is afgesproken, maar nooit wat
er echt nodig is. Zaken zijn zaken tenslotte. Met gefrustreerde medewerkers,
gefrustreerde managers, gefrustreerde zakenpartners, verziekte relaties en
slechte businessresultaten als gevolg.
Cont(r)act
Als je CEO bent en je wilt snel iets veranderen wat meteen impact heeft, dan
heb ik een tip voor je. Hernoem de afdeling Contractmanagement in de
afdeling Samenwerkingsmanagement. De naamswijziging leidt daadwerkelijk
en onmiddellijk tot ander gedrag en ook nog eens tot echt betere resultaten.
Samenwerking op basis van wantrouwen is eigenlijk heel erg raar. Als je
iemand niet vertrouwt, laat hem dan niet iets belangrijks voor je doen. Als
iets heel belangrijk voor je is, besteed het dan niet uit aan iemand die je niet
vertrouwt. Als je voor iets belangrijks een partner zoekt, richt de
samenwerking dan zo in dat beide partijen iets te winnen hebben bij de
samenwerking. Zodat het leuk is om samen te werken. Zodat je samen die
successen kunt vieren. Zodat je elkaar succes gunt. Zodat je elkaar niet hoeft
te wantrouwen.
Het is elke keer weer hetzelfde. Je kunt niet én een afdeling
Contractmanagement hebben én roepen dat wendbaarheid belangrijk is. Wees
eerlijk: hoe doe je dat thuis, met je partner, je ouders en je kinderen:
contractmanagement of samenwerkingsmanagement? En hoe bevalt dat?
Kosten en baten
Hoewel samenwerken op basis van wantrouwen nog steeds erg populair is,
heeft het verrassend weinig baten. Natuurlijk, je krijgt iets voor een koopje,
de prijs valt ontzettend mee. En verder krijg je er heel veel schijnzekerheid
bij, soms wel een contract van 40 centimeter dik, helemaal vol met
boeteclausules.
Samenwerking op basis van wantrouwen lijkt goedkoop, maar is duur. De
kosten zijn bijna altijd hoger dan de baten. Je moet lang onderhandelen, je
moet alles controleren, en daarna veel escaleren en dat vergt forse en
langdurige organisatie-inspanningen en dus ook organisatiekosten. Door al
dat escaleren krijg je ook nog eens een hekel aan elkaar, daar moet je allebei
maar tegen kunnen. Er is ontzettend weinig transparantie, relevante
informatie wordt niet gedeeld. Maar de belangrijkste kosten zitten in het
tijdsverloop. Je krijgt altijd dat waarvan je vroeger dacht dat je het nú nodig
zou hebben. Dat is natuurlijk alleen maar erg als de wereld verandert.
Samenwerking op basis van wantrouwen kan best bij eenvoudige dingen,
bijvoorbeeld bij de aanschaf van potloden. Maar waarom zou je? Waarom
zou je je relatie met je potlodenleverancier op het spel zetten? Samenwerking
op basis van wantrouwen heeft eigenlijk alleen maar zin als het min of meer
eenmalig is, als je precies weet wat je wilt en als je precies weet wat het mag
kosten. Samenwerking op basis van wantrouwen is niet goed bestand tegen
dynamiek en complexiteit. Bij samenwerking op basis van wantrouwen nodig
je elkaar specifiek uit: maak misbruik van de omstandigheden en maak
misbruik van de afspraken. Eigenlijk is elke vorm van verandering een
bedreiging voor de opdrachtgever. Contractverandering is duur. Zaken zijn
zaken tenslotte.
6.7 De PSV-driehoek
De hiervoor geschetste vormen van samenwerking komen in de natuur
natuurlijk niet vaak in hun allerzuiverste vorm voor. Partnerschap en
vakmanschap gaan vaak samen, dan vragen we aan de vakvrouw niet alleen
of zij kwaliteit wil leveren, maar ook of zij, waar dat nodig is, de juiste keuze
wil maken, het juiste initiatief wil nemen en de juiste acties wil ondernemen –
denk maar aan de Librije. Als je samenwerking op basis van wantrouwen niet
meetelt, heb je in ondernemingen drie soorten samenwerking: op basis van
partnerschap, standaardisatie en vakmanschap. Elke afdeling in een
onderneming heeft een specifieke toegevoegde waarde, die zich laat
beschrijven in termen van partnerschap, standaardisatie en vakmanschap.
Elke afdeling wordt op die manier gekenmerkt door haar eigen balans tussen
partnerschap, standaardisatie en vakmanschap. Daar waar herhaalbare
resultaten moeten worden gehaald en waar het niet fout mag gaan, ligt de
nadruk op levering op basis van standaardisatie. Een afdeling die vooral
kwalitatieve resultaten levert, draait om vakmanschap en wanneer er vanuit
een bepaalde rol of verantwoordelijkheid moet worden bijgedragen aan het
gezamenlijke resultaat, hebben we partnerschap nodig. De verdeling van die
drie soorten bijdragen kun je weergeven in een driehoek, met partnerschap,
standaardisatie en vakmanschap op de punten, de PSV-driehoek. De PSV-
driehoek van een deelnemer aan de samenwerking is de verhouding tussen
die drie samenwerkingsstijlen. Het ideale huwelijk – alleen maar
samenwerking op basis van trouw (100, 0, 0) – is onmogelijk. De een is beter
in koken, de ander in tuinieren en dat bepaalt de taakverdeling. Daarnaast
maken we afspraken over wie de boodschappen doet en wie de kinderen van
school haalt. Dan kom je algauw uit op (60, 20, 20) of zoiets. Als je weet wat
de PSV-driehoek is, kun je de samenwerking beter inrichten, je vindt
gemakkelijker een goede balans tussen vertrouwen en ruimte geven enerzijds
en afspraken maken en je daaraan houden anderzijds.
Touwsamenwerking en cocreatie betreffen bijna altijd partnerschap tussen
vakmensen en natuurlijk hebben die ook betrouwbare afspraken met elkaar
gemaakt. Bij lean zijn de processen heilig, maar juist daarom moeten ze
steeds ter discussie staan. En wie kunnen daar nou bij uitstek met verstand
van zaken over praten? De mensen in die processen natuurlijk. In het proces
werken ze samen op basis van standaardisatie, óver het proces praten ze op
basis van partnerschap en vakmanschap.
Ondernemingen zijn complexe organisaties. De werkwijze van een
onderneming moet (in concept en in de praktijk, globaal en in detail)
consistent en doelmatig zijn. Dat vergt detailkennis voor de uitwerking van
de concepten en dat vraagt gevoel voor het concept bij het uitwerken van de
details. Gezien de omvang, de verschillende technische vakmanschappen en
de scheiding van verschillende vakgebieden binnen de organisatie kan dat
nooit door een paar mensen worden gedaan. Alleen de organisatie zelf,
iedereen samen, heeft voldoende detailkennis en conceptueel vermogen om
die consistentie en doelmatigheid aan te brengen. Dat vergt samenwerking en
actief meedenken van alle betrokkenen, steeds weer met de passende
hoeveelheid en de juiste soort vertrouwen. Management en medewerkers
moeten kennis voor elkaar aandragen waar nodig, en ze moeten bereid zijn
generieke principes altijd toe te passen. Daarom ook selecteren we onze
medewerkers op volwassenheid en loyaliteit. En daarom moeten in een
onderneming vertrouwen en meedenken de basis zijn van veel
samenwerking. Niet overal, maar wel op die plaatsen waar vakmanschap of
partnerschap ruimte nodig heeft. En dus moet een onderneming op allerlei
plaatsen worden aangestuurd op basis van veel vertrouwen en veel mandaat.
Een kwestie van balans
Samenwerking op basis van betrouwbaarheid moet aangestuurd worden door
managers, maar vakmanschap en partnerschap moeten worden geïnspireerd
en dat vergt leiderschap. Vakmanschap en partnerschap vinden hun basis in
passie, voor het vak en voor de goede zaak. Dat vraagt om bestuurders met
passie en durf en dat vergt eerlijke, authentieke, sensitieve bestuurders met
oprechte interesse in hun mensen. Leiders laten je het zelf doen en
ontdekken, managers willen controle. Een leider durft te vertrouwen en los te
laten. Een manager ontneemt ruimte en beroept zich op de regels, een leider
geeft ruimte en spreekt de dynamiek aan. Een manager wil zekerheid, een
leider wil succes. Een manager stuurt straks robots aan en wordt later ook zelf
geautomatiseerd. En natuurlijk, vertrouwen is nooit onbegrensd. Onbegrensd
vertrouwen heet naïviteit. Maar Henri Ford had zeker een punt toen hij zei:
‘Whether you believe you can do a thing or not, you are right.’
6.8 Vertrouwen op computers
Steeds vaker en steeds intensiever moeten we samenwerken met computers.
Al decennia maken we gebruik van applicaties, softwareprogramma’s die ons
ondersteunen met administratieve bezigheden. We maken dan duidelijke
afspraken over wat het programma moet doen. Het programma voert een
beschreven algoritme uit, veel letterlijker kunnen we samenwerking op basis
van betrouwbaarheid niet vormgeven. We moeten wel goed testen of het
programma ook daadwerkelijk doet wat het moet doen, en dat gaat nog steeds
regelmatig mis, maar we hebben hier duidelijk te maken met samenwerking
op basis van betrouwbaarheid. We maken duidelijke afspraken over de
samenwerking – wat moet de computer doen en wat moet de ‘gebruiker’
doen? – en we proberen ons allebei zo goed mogelijk aan die afspraken te
houden. In veel gevallen kunnen we behoorlijk goed bepalen of we goed met
zo’n programma kunnen samenwerken, het wordt meestal uitvoerig getest en
we horen ook van anderen hoe goed het bevalt.
Maar de ontwikkelingen staan niet stil, er komen steeds meer toepassingen op
de markt, die niet zo werken. Robots nemen taken over op een manier die wij
vakmanschap en zelfs partnerschap zouden noemen – samenwerking op basis
van vertrouwen dus. En hoe zorgen we ervoor dat wij die robot kunnen
vertrouwen? En moet die robot ons ook kunnen vertrouwen?
De medische versie van IBM’s Watson kan enorm veel informatie
verwerken. Geef hem alle informatie van een patiënt – en dat is door
computergestuurde apparatuur steeds meer – en hij zal zoiets antwoorden als:
‘De kans is zeventig procent dat het dit is, maar lees vooral deze twee
artikelen, en de kans is twintig procent dat het dat is, maar lees vooral deze
twee artikelen.’ Het duurt niet lang meer of Watson kan al betere analyses
uitvoeren dan de beste artsen. Watson gebruikt kunstmatige intelligentie en
kan daarnaast ongelooflijke hoeveelheden informatie verwerken, veel meer
dan een mens ooit zal kunnen. En dat geldt voor nog veel meer digitale
toepassingen. Met betrekking tot vakmanschap, altijd op een klein domein,
steken computers ons steeds vaker de loef af. En eigenlijk vertrouwen we ze
op dezelfde manier als we vakmensen vertrouwen. We willen hun cv zien:
wat hebben ze al gepresteerd? En we willen die samenwerking uitproberen,
we willen ondervinden hoe goed dat vakmanschap is.
In verschillende hotels word je bij de receptie ontvangen door een robot. Die
weet van alles over je, en dat is erg handig bij in- en uitchecken. Zelfrijdende
auto’s, zelfvarende boten en zelfvliegende drones worden steeds normaler.
Amazons Alexa, Apples Siri en Google Assistent helpen en begeleiden ons in
onze eigen digitale wereld, soms nog onbeholpen en soms spectaculair goed.
Crystal Knows kon vroeger op basis van wat er op de sociale media door en
over jou werd gezegd een profiel en zelfs een gebruikershandeling over je
schrijven. Van mij zei Crystal Knows: ‘Bart is a visionary with lots of ideas
and natural charisma who loves to talk – sometimes a little too much,’ wat
volgens vrienden en collega’s wel een heel juiste typering is. Computers
kunnen steeds beter ook samenwerken op basis van partnerschap, maar
kunnen we ze wel vertrouwen? En kunnen we hun eigenaren wel
vertrouwen?
Veel van die toepassingen nemen het niet zo nauw met onze privacy. Huawei
wordt ervan verdacht informatie door te (kunnen) spelen aan de Chinese
overheid. Facebook werd misbruikt door de software van Cambridge
Analytica, dat daarmee de Amerikaanse verkiezingen in hoge mate
beïnvloedde. Allemaal manieren van doen met een hoog Bul Supergehalte.
Kunstmatige intelligentie leidt tot spectaculaire resultaten, maar het laat ook
een spoor van vernieling na. Gelukkig kunnen we elkaar op sociale media
waarschuwen voor de grootste risico’s. Als we tenminste tussen al dat
nepnieuws de echte feiten nog kunnen vinden…
Bij samenwerken op basis van vertrouwen denkt iedereen mee, zodat we op
de juiste plekken de juiste keuzes kunnen maken. Dan heb je wel een richting
nodig, die bij iedereen bekend is, zodat iedereen ook daadwerkelijk in staat
wordt gesteld om mee te denken. Het volgende hoofdstuk gaat over richting.
6.9 In een notendop
Al die veranderingen stellen andere eisen aan de manier waarop we
samenwerken. Er zijn maar vier soorten samenwerking, elk met zijn eigen
drijfveer. Bij samenwerking op basis van trouw wil iedereen optimaal
bijdragen aan het beoogde succes. Bij samenwerking op basis van
toevertrouwen willen de deelnemers kwaliteit leveren, fit for purpose. Bij
samenwerking op basis van betrouwbaarheid wil iedereen zich aan de
gemaakte afspraken houden. Ten slotte kennen we nog samenwerking op
basis van wantrouwen, de Anglo-Amerikaanse aanpak, waarbij iedereen
wordt gedreven door eigenbelang.
Op die manier ontstaat de trouwladder, met van bovenaf samenwerking op
basis van trouw, toevertrouwen, betrouwbaarheid en wantrouwen. Hoe hoger
op de ladder, hoe meer je elkaar moet kunnen vertrouwen en hoe hoger de
eisen die je moet stellen aan de volwassenheid en de loyaliteit van de
samenwerkers. Maar dat geldt ook andersom: hoe hoger de volwassenheid en
de loyaliteit, hoe hoger het niveau van samenwerking moet zijn. Elk van de
vormen van samenwerking heeft zijn eigen voor- en nadelen en welke vorm
van samenwerking het meest geschikt is, is afhankelijk van de
omstandigheden en het doel van die samenwerking.
De meest voorkomende vorm van samenwerking op basis van
betrouwbaarheid is standaardisatie. Met standaardisatie kun je schaalgrootte
benutten, en daarmee schaalvoordeel en synergie behalen en dat levert een
hoge voorspelbare kwaliteit tegen lage voorspelbare kosten op. Dan moet je
wel alle complexiteit en dynamiek buiten de deur houden, want het werkt
alleen in een voorspelbare omgeving. Bovendien werkt het alleen als je in
staat bent om de verschillen te nuanceren, als je de verschillen kunt
parametriseren. Standaardisatie, protocollering en procesinrichting zorgen
ervoor dat er niks fout gaat, vakmensen zorgen ervoor dat dingen goed gaan.
Als we de resultaten van ons lerend vermogen willen borgen, is
samenwerking op basis van standaardisatie een voor de hand liggende keus.
Partnerschap, samenwerking op basis van trouw, kan adequaat reageren op
dynamiek. Iedereen is gedreven om te doen wat nodig is. De deelnemers zijn
volwassen en ze staan midden in de samenleving, dus ze kunnen doen wat
nodig is, je kunt de hele OODA-loop aan hen overlaten. Ze zijn ook nog eens
loyaal, en daardoor kunnen ze elkaar vertrouwen. Iedereen in de
samenwerking heeft een specifieke rol en vanuit die rol zal iedereen willen
bijdragen aan het gezamenlijke succes. Samenwerking op basis van
partnerschap levert veel wendbaarheid op, maar alleen als je bereid bent
elkaar te vertrouwen.
Vakmanschap, samenwerking op basis van toevertrouwen, is bestand tegen
complexiteit. De drijfveer voor de deelnemers is kwaliteit leveren, fit for
purpose. Door hun vakmanschap zijn de samenwerkers in staat om
eenvoudige oplossingen te vinden voor complexe problemen. Bij deze
samenwerking kunnen en moeten we op elkaars vakmanschap vertrouwen.
Samenwerking op basis van vakmanschap levert (soms tegendraadse)
kwaliteit op, maar alleen als je bereid bent de vakmens ruimte te geven.
Bij samenwerking op basis van wantrouwen is eigenbelang de belangrijkste
drijfveer. Met positieve en negatieve sancties worden mensen en organisaties
verleid om het gewenste gedrag te vertonen of, vaker, het gewenste resultaat
te behalen. Daarvoor zijn ondubbelzinnige, meetbare afspraken nodig, en we
hebben gezien dat daar grote risico’s aan kleven. Daardoor is samenwerking
op basis van wantrouwen bijna nergens meer rendabel. Gek genoeg komt
deze vorm van samenwerking nog heel veel voor, vooral vanwege de
schijnzekerheid die het oplevert.
Als we samenwerking op basis van wantrouwen buiten beschouwing laten,
blijven er drie soorten samenwerking over: op basis van partnerschap,
vakmanschap en standaardisatie. Bijna alle samenwerking is een mixvorm
van die drie, de PSV-driehoek: iedere deelnemer (mensen, afdelingen,
ondernemingen…) aan de samenwerking heeft zijn eigen verhouding tussen
meedenken, kwaliteit leveren en zich aan de afspraken houden. Hoe beter we
in staat zijn de juiste mix te herkennen, hoe beter we de samenwerking
kunnen inrichten.
We kunnen en moeten steeds vaker samenwerken met computers.
Samenwerking op basis van betrouwbaarheid doen we al heel lang, en we
kunnen goed beoordelen of een computerprogramma betrouwbaar genoeg is
om mee samen te werken. Steeds vaker moeten of kunnen we met computers
samenwerken op basis van toevertrouwen of op basis van trouw en ook dan
loopt die samenwerking heel vaak goed. Maar in hoeverre kunnen we die
computers en hun eigenaren vertrouwen?
4 Het zal je maar gezegd worden!
5 Dat heet mass customization.
Hoofdstuk 7 •
Toekomstmuziek
Als standaardisatie ervoor zorgt dat er niks fout gaat en partnerschap en
vakmanschap ervoor zorgen dat het goed gaat, dan moeten we wel precies
weten waar we standaardisatie inzetten en waar partnerschap en
vakmanschap. We moeten een richting uitzetten, opdat partnerschap en
vakmanschap zelfstandig hun OODA-loop kunnen doorlopen, en we moeten
als onderneming al die nieuwe technologische en informationele
ontwikkelingen optimaal benutten. Dat vergt een OODA-loop op het hoogste
niveau: een wendbare ondernemingsstrategie.
7.1 Koersvast?
Een paar jaar geleden was ik op vakantie in Costa Rica. Prachtig land,
overweldigende natuur, maar de wegen waren niet best. Een en al kuil. Je
bleef maar slingeren om in elk geval de ergste kuilen te vermijden. Na een
tijdje word je daar handiger in. Als je niet naar de komende vijf meter kijkt,
maar naar de komende honderd meter, maak je minder bochten.
Ik schreef een keer op Twitter: ‘Koersvast is wel het stomste dat je kunt zijn.
Vraag maar aan de kapitein van de Titanic.’ Een collega van me,
@MartijnVeldkamp, reageerde: ‘Wispelturig?’ Hij bleek wel van koersvast te
houden.
Het hangt natuurlijk echt van je definitie af, en als we nog even naar de weg
in Costa Rica kijken, dan is in mijn definitie rijden in een rechte lijn
koersvast. Eigenlijk is er niks mis met koersvast, zolang de toekomst maar
voorspelbaar is. Je zet de koers uit, er kunnen zich geen verrassingen
voordoen, en je volgt je plan. Op een asfaltweg gaat dat prima, maar in Costa
Rica leidt zo’n aanpak tot een heleboel lekke banden, in het echte leven zal
de schade nog wel wat groter zijn. Koersvast is ook een scheepsvaartwoord,
daar is de toekomst nou eenmaal veel voorspelbaarder dan op land. Op zo’n
ijsberg en het weer na natuurlijk.
Wispelturig is ook niet het antwoord. Dat is in Costa Rica vijf meter
vooruitkijken. Na een tijdje is iedereen misselijk en je krijgt er toch ook nog
lekke banden van.
De gulden middenweg is de combinatie van de twee vorige. Niet in de vorm
van een compromis, maar door de sterke punten van die twee te combineren.
Weten waar je naartoe wilt, honderd meter vooruitkijken en op basis daarvan
steeds een koers uitzoeken voor die honderd meter. Stukjes koersvast en
tegelijkertijd wendbaar. Een comproraak dus: een duidelijk doel voor ogen en
een duidelijke richting. Verder kijken dan je neus lang is. Stukjes kiezen
waarin je (min of meer, tijdelijk!) koersvast kunt zijn. Maar ook bereid om
die koers aan te passen als dat nodig is. Niet koersvast, niet wispelturig, maar
wendbaar, duurzaam wendbaar. Succes is niet de koers volgen, maar het doel
halen. Hoe meer gaten in de weg, hoe groter het aantal verrassingen, hoe
groter het belang van wendbaarheid. En net als in een auto in Costa Rica kun
je wendbaarheid organiseren. Je moet er alleen een beetje op oefenen. En erin
geloven.
Partnerschap en vakmanschap hebben een richting nodig en een doel, opdat
iedereen kan meedenken en opdat iedereen onderling consistent kan acteren.
Het topmanagement laat zien: kijk, daar willen we heen, jullie krijgen
richting, vertrouwen, kaders en mandaat om daar vorm aan te geven. En de
medewerkers krijgen zo vertrouwen in hun topmanagement.
We zijn weer terug bij de kern van ondernemerschap. Ondernemen is niet
meer risico’s vermijden, maar risico’s nemen. Ondernemen wordt weer wat
het was: een activiteit voor ondernemende mensen. Continu gefocust op
succes en onderscheidend vermogen. Op kosten en dus op prijs verliezen we
van een heleboel landen. Dat onderscheidende vermogen zullen we ergens
anders vandaan moeten halen. Uit creativiteit: slimmer dan anderen de
kansen benutten. Belangrijke randvoorwaarde: dan moet je elkaar wel durven
en kunnen vertrouwen.
De wereld draait door
Het begint allemaal bij ambitie. Ik las een keer op Twitter: ‘De beste tijd van
je leven is als de beste tijd van je leven nog moet komen.’ Dat geldt nog meer
voor bedrijven, denk maar aan Wereldrijk voor een dag. 6 Als je beste tijd al
is geweest, dan is elke verandering een bedreiging, maar als je beste tijd nog
moet komen, dan is alles een kans. Bedrijven zonder ambitie, zonder
toekomstbeeld, hébben geen toekomst. De plannen die je hebt voor de
toekomst, moeten altijd groter zijn dan je verhalen uit het verleden. Dat was
het probleem van V&D en het is het probleem van Apple.
Verandering gaat steeds sneller. Het verschil tussen morgen en vandaag
wordt steeds groter. Als je morgen nog hetzelfde biedt en doet als vandaag,
loop je morgen achter. Continue vernieuwing is een must geworden. Het
vermogen om de creatieve krachten in je onderneming te mobiliseren bepaalt
het onderscheidende vermogen van morgen. 7 Hoeveel mensen in jouw
onderneming zouden de hele dag gewoon hun werk doen om ’s avonds
urenlang te twitteren, Wikipedia te vullen en te participeren in allerlei
community’s? Zou je niet willen dat ze al die nieuwsgierigheid,
veelzijdigheid, daadkracht en scheppingsdrang inzetten voor de
onderneming? Overdag én ’s avonds? Dan moet je dat gedrag wel stimuleren
en faciliteren.
7.2 Het V&D-scenario
V&D heeft het tien jaar lang geprobeerd. De inkomsten daalden en dus
moesten de kosten ook omlaag. Dat klinkt logisch, maar trek de lijn eens
door. Als die daling doorzet, kom je een keer uit op nul inkomsten. Hoe laag
moeten dan je kosten zijn om toch nog winst te maken? Alleen kosten
verlagen lost het probleem niet op, het vertraagt hooguit de ondergang.
De wereld verandert, ingrijpend en bijna overal. Bestaande strategieën en
bestaande bedrijfsmodellen staan onder druk. De omzet neemt af, en dus…
En dus moeten we bezuinigen. Toch?
Nee, natuurlijk niet. We moeten ambities formuleren. De echte vraag is: hoe
krijgen we de inkomsten weer omhoog? Het antwoord op die vraag vergt
investeringen, geen bezuinigingen. Het V&D-scenario, bezuinigen zonder
iets aan de omzet te doen, is een heilloze weg.
Eigenlijk is het nog veel fundamenteler. Klanten gaan naar de Action, de
H&M en de Primark, omdat die heel goedkoop zijn. En denk je dat die de
hele dag bezuinigen? Welnee. Die hebben flink geïnvesteerd om dat voor
elkaar te krijgen. Ze hebben een visie ontwikkeld en die visie hebben ze
rücksichtslos uitgevoerd. In doordachte processen, in schaalgrootte en
schaalvoordeel. En natuurlijk hebben ze als gevolg daarvan een heleboel
kosten bespaard en zijn ze heel erg kostenbewust. Maar ze hebben niet
bezuinigd.
In tijden van crisis hebben we allemaal dezelfde reflex: we kruipen in onze
schulp, proberen te bezuinigen en verleggen de aandacht naar binnen:
kostenbesparingen, efficiëntie, ontslagrondes, scherpere besturing, meer
dashboards en nog veel meer. Maar een crisis is geen bui die overtrekt, een
crisis markeert een keerpunt, kijk maar na in het woordenboek. Een crisis is
als een aardbeving: erna is alles anders. In zo’n wereld is een interne focus
het begin van het einde. In een wereld die zo in verandering is, moet je juist
naar buiten kijken. Samen. Wat zien we allemaal (Observe)? Waar brengt ons
dat (Orient)? Welke keuzes maken we (Decide)? En hoe geven we daar
uitvoering aan (Act)? In tijden van crisis moeten we een strategische OODA-
loop doorlopen, we moeten strategisch wendbaar zijn. Wie heeft de beste
visie (Observe, Orient) en executie (Decide, Act)? Wie heeft de kortste
OODA-loop?
De eenentwintigste eeuw wordt gekenmerkt door crises, als bij een
kettingroker: je steekt de ene crisis met de andere crisis aan, de ene nog
rigoureuzer dan de andere. Veel organisaties hebben daarop gereageerd met
bezuinigingen. En dan ook nog bezuinigingen in het teken van wantrouwen:
jullie doen niet je best, we moeten jullie Taylor-made scherp houden. En dat
terwijl je in moeilijke tijden juist de creativiteit, het ondernemerschap en het
vakmanschap van je medewerkers nodig hebt. En dus het vertrouwen. Juist
dan kun je het je niet veroorloven om samenwerking op basis van
wantrouwen af te dwingen. Toch doen ze dat in Amerika al honderd jaar. 8
Als daar de winst afneemt, ontslaan ze meteen een heleboel mensen. Het
onderlinge wantrouwen is groot en eigenbelang is een belangrijke drijfveer.
Als iemand in een Anglo-Amerikaans denkende organisatie een goed idee
krijgt, neemt hij ontslag en begint een eigen bedrijf. In organisaties die
samenwerken op basis van vertrouwen, melden we dat meestal bij onze
manager in de hoop dat ‘onze’ onderneming het gaat uitvoeren. Welke
onderneming zou het meest wendbaar zijn?
De crises worden voor een deel veroorzaakt door ingrijpende technologische
veranderingen. We kennen allemaal de technology push, de vloedgolf van
nieuwe technologieën, onder andere internet of things, biotechnologie,
robotisering, en kunstmatige intelligentie. Daarnaast is er ook nog de social
push, alle sociale media samen, de platformen die uitlokken dat we
informatie, meningen, foto’s en spullen met elkaar delen. Ten slotte hebben
we nog de information push: door al die nieuwe technologieën en door al die
sociale media verzamelen we steeds meer data en door die nieuwe
technologieën kunnen we steeds meer met die data doen. Door die drie
pushes wordt alles steeds sneller, goedkoper, beter, slimmer, eenvoudiger,
opener en kleiner. En dat biedt mogelijkheden. De technology push, de
information push en de social push zijn allemaal bedreigingen als je
concurrenten er meer mee doen dan jij. En het zijn allemaal kansen als jij er
meer mee doet dan je concurrenten.
Gordon Moore was een van de oprichters van Intel. In 1963 voorspelde hij
dat de verwerkingssnelheid van chips elk jaar zou verdubbelen tegen
gelijkblijvende kosten. Iets later maakte hij daar één keer in de twee jaar van.
Die laatste uitspraak staat bekend als de wet van Moore en die voorspelling is
al 56 jaar uitgekomen. 56 jaar! Dat zijn al 28 verdubbelingen. Zo’n reeks
verdubbelingen heet exponentiële groei, en dat gaat heel erg hard: 1, 2, 4, 8,
16…
Het effect daarvan is groot.
Omdat we chips op steeds meer plaatsen gebruiken, wordt alles sneller, beter,
kleiner, slimmer, goedkoper, opener en eenvoudiger. 32, 64, 128, 256, 512…
De groei van het tweede rijtje is/lijkt spectaculair veel indrukwekkender dan
die van het eerste rijtje. Het bijzondere aan exponentiële groei is dat groei in
de toekomst ontzettend veel sneller gaat dan in het verleden. Kijk maar:
1024, 2048, 4096, 8192, 16.384…
En dan hebben we nog maar veertien verdubbelingen gehad. De chip heeft er
al 28 achter de rug. Tegelijk met de eerste chip kwam de Volkswagen Kever
op de markt. Als die zich met dezelfde snelheid had ontwikkeld als de chip,
had een Volkswagen Kever nu 450.000 kilometer per uur gereden, reed hij 9
miljoen kilometer op één liter en kostte hij vier cent. De progressie van de
chip is onvoorstelbaar, en als we iets van het verleden kunnen leren, dan is
het wel: you ain’t seen nothing yet! Sensoren kunnen tegenwoordig heel goed
zien, horen en voelen, en ze kunnen steeds beter proeven en ruiken. Nog even
en we kunnen alles in onze omgeving voorzien van vijf zintuigen,
intelligentie (door kunstmatige intelligentie) en handelend vermogen (door
robottechnologie). We staan aan de vooravond van ingrijpende
veranderingen, en de enige keus die je hebt, is of je het als een bedreiging ziet
of als een kans. Partnerschap (tussen collega’s en tussen ondernemingen) en
vakmanschap worden belangrijker dan ooit.
Het verhaal gaat dat de uitvinder van het schaakspel aan zijn
opdrachtgever/vorst rijstkorrels vroeg: op het eerste veld van het schaakbord
één korrel, op het tweede veld twee, op het derde veld vier en op het vierde
veld acht, steeds verdubbelend, net als de getallen hiervoor. De vorst moest
lachen en zei dat hij wel wat meer mocht vragen, maar hij bleef bij zijn vraag.
Ergens op de helft van het schaakbord moest al de hele wereldgraanproductie
van een jaar op één veldje worden gelegd, en toen moest de tweede helft van
het schaakbord nog komen, met onoverzienbare verdubbelingen. Volgens de
legende kreeg de uitvinder de doodstraf. Er is een uitdrukking die over onze
tijd gaat: we zijn op de tweede helft van het schaakbord gekomen – we zijn
aangekomen in de tijd van de onoverzienbare verdubbelingen. Om te
overleven of om succesvol te zijn moeten ondernemingen zichzelf steeds
opnieuw uitvinden, niet om de ontwikkelingen voor te blijven, maar om ze
optimaal te gebruiken.
Als je het moeilijk hebt, kun je kiezen tussen twee V&D-scenario’s: blijven
bezuinigen, zoals V&D deed, of een sterke focus op Visie & Daadkracht. Het
eerste scenario leidt uiteindelijk op zijn best tot marginalisering, met het
tweede scenario heb je kans op herstel. Geen zekerheid, dat bestaat niet meer,
maar je kunt de kans vergroten met wendbaarheid en innovatie. De
onderneming heeft visie, samenwerking op basis van vertrouwen zorgt voor
de daadkracht. Vertrouwen staat aan de basis van partnerschap en
vakmanschap, en partnerschap en vakmanschap staan aan de basis van
innovatie en wendbaarheid.
Laten we eerlijk zijn, er zijn best veel succesvolle Anglo-Amerikaanse
ondernemingen die werken op basis van wantrouwen of, op zijn best,
betrouwbaarheid. Maar als ze bij Walmart de dag beginnen met een
gezamenlijk lied, dan proberen ze zelfs daar de loyaliteit te verhogen, om
toch in elk geval een beetje partnerschap te kweken. Uiteindelijk moet je je
overal afvragen hoe je mensen op de juiste manier in beweging krijgt, hoe je
mensen ertoe krijgt om de juiste OODA-loopjes te doorlopen. Want zelfs bij
de Walmart kunnen de processen het niet (helemaal) alleen. 9 Ze stellen
expliciet vast waar ze wendbaar willen zijn, strategisch, tactisch en
operationeel, hoe ze dat gaan bereiken en wat ze dan daadwerkelijk gaan
doen. Action, McDonald’s en Walmart, ze doen in elk geval één ding anders
dan V&D: ze zijn Visionair & Daadkrachtig. Zij wel.
7.3 Samenwerkingsdomeinen
Eigenlijk zijn alle organisaties op dezelfde manier georganiseerd. Ze hebben
allemaal kernprocessen, waarin de primaire levering van producten en
diensten is ondergebracht. Ze hebben allemaal een aantal sleutelactiviteiten,
waarin daadwerkelijk de toegevoegde waarde van de organisatie wordt
verhoogd. Ze hebben allemaal contacten met de samenleving en de klanten en
ze hebben allemaal stafdiensten. En dat niet alleen, maar ze stellen er ook nog
eens hetzelfde soort eisen aan.
Kernprocessen
Alle organisaties hebben kernprocessen – denk maar aan de klassieke
waardeketen van Porter: inkoop van grondstoffen, fabricage, distributie,
verkoop en facturering en het verlenen van service. Iedereen wil betrouwbare,
efficiënte, effectieve, voorspelbare en transparante kernprocessen, om
onderscheidend onvermogen te voorkomen. En dus zul je in die
kernprocessen willen samenwerken op basis van standaardisatie of, als je
kwaad wilt, op basis van wantrouwen. We hebben gezien dat we in die
processen vaak ruimte moeten geven aan partnerschap en vakmanschap, maar
als het gaat om de sturing van de procesdoelen, als het erom gaat fouten te
voorkomen, moeten die vakmensen zich gewoon voegen naar het proces.
Neem als voorbeeld maar eens een ziekenhuis. De patiënt komt binnen,
ondergaat een aantal handelingen en gaat beter (niet per se goed…) weer naar
buiten. Allemaal zo betrouwbaar, efficiënt, effectief, voorspelbaar en
transparant mogelijk. Dat lukt natuurlijk alleen maar als de artsen en
verpleegkundigen goed zijn in hun vak, maar het lukt ook alleen maar als ze
werken in een proces. Want dat proces zorgt ervoor dat ze geen relevante
handelingen vergeten, dat ze geen geld verspillen met nodeloze activiteiten,
dat ze de patiënt gezamenlijk leveren wat hij nodig heeft, dat de patiënt op de
afgesproken tijd wordt geholpen en dat de verzekeraars kunnen zien waar ze
voor betalen. Kernprocessen vormen de basis van de dienstverlening van de
organisatie. Kernprocessen moeten worden ingericht op basis van
betrouwbaarheid.
Sleutelactiviteiten
Het lukt zo’n ziekenhuis alleen maar om de kernprocessen zo te laten
functioneren als bijvoorbeeld de afdeling cardiologie beschikt over goed
opgeleide en goed getrainde artsen en verplegers, als ze bekend zijn met de
nieuwste ontwikkelingen op hun vakgebied en als ze beschikken over de
modernste apparatuur. Dat maakt het vinden en begeleiden van medewerkers,
het volgen van ontwikkelingen op het vakgebied en de selectie van
apparatuur tot sleutelactiviteiten van het ziekenhuis. Sleutelactiviteiten zijn
vaak juist geen processen. Sleutelactiviteiten zijn activiteiten die geen deel
uitmaken van het kernproces, maar wel bijdragen aan de kwaliteit ervan.
Sterker nog, het zijn pas sleutelactiviteiten als ze daadwerkelijk bijdragen aan
de toegevoegde waarde van de organisatie. Research & Development is bij
alle organisaties een sleutelactiviteit, net als marketing. Bij McDonald’s zal
supplychain-management zeker een sleutelactiviteit zijn, maar precies weten
waar een locatie aan moet voldoen voor een optimale hoeveelheid ‘traffic’ is
dat zeker. Bij sleutelactiviteiten ligt de nadruk op vakmanschap, er moet
vooral een hoge kwaliteit worden geleverd en dat mag best wat kosten.
Sleutelactiviteiten zijn heel vaak niet in processen in te bedden, omdat
vakmanschap nou eenmaal ruimte en vrijheid nodig heeft. Sleutelactiviteiten
hebben samenwerking op basis van vakmanschap nodig, opdat vakmanschap
er optimaal tot bloei komt. Sleutelactiviteiten vormden de basis van de
onderneming in de toekomst en vakmanschap staat aan de basis van de
sleutelactiviteiten.
Samenleving en klant
Op de plaatsen waar we contact hebben met onze omgeving, met de markt,
met klanten en vaak ook met partners, willen we snel kunnen reageren op
onverwachte gebeurtenissen en we willen zelfs de manier van werken snel
kunnen aanpassen om onze klanten, als groep, steeds weer te verrassen. We
moeten tactisch én operationeel wendbaar zijn. Denk maar aan de
informatievoorziening aan de klanten, die voortdurend actueel moet zijn, en
aan alle klantcontacten via internet en appjes, die we voortdurend willen
kunnen veranderen. Op de sociale media moeten we snel en adequaat kunnen
reageren als dat nodig is. Maar als we in het kernproces direct contact hebben
met klanten, moeten we ons ook snel kunnen aanpassen aan de klant. Het
aanbod van producten en diensten moeten we ook in zekere mate snel kunnen
veranderen. Het domein samenleving en klant draait om een korte OODA-
loop, we moeten er op allerlei manieren wendbaar kunnen zijn. En dus
moeten we hier primair samenwerken op basis van partnerschap. Het domein
‘samenleving en klant’ bepaalt hoe klanten over de onderneming denken en
zorgt dus ook voor onderscheidend vermogen – kijk maar naar Coolblue.
Coolblue is lichtvoetig en grappig en ze doen ongevraagd precies wat je zou
willen dat ze zouden doen. Geen wonder dat Coolblue steeds vaker wordt
genoemd als inspiratiebron voor het domein samenleving en klant.
Staf
Stafdiensten, die geen sleutelactiviteiten zijn, hebben ook een focus op
betrouwbaarheid, het mag vooral niet fout gaan. Net als de kernprocessen
moet ook de staf betrouwbaar, voorspelbaar, efficiënt, effectief en transparant
zijn. Veel processen dus en veel standaardisatie. En natuurlijk heeft ook de
staf zijn omgeving en klanten – de medewerkers van de organisatie – waar de
stafleden vooral wendbaar willen zijn, en dus willen/moeten samenwerken op
basis van partnerschap. En er is vanzelfsprekend ook specifiek vakmanschap
aanwezig bij de stafdiensten. Zo bezien is de staf een klein bedrijfje met zijn
eigen kernprocessen, sleutelactiviteiten en samenleving en klant.
Domeinen
Op die manier ontstaan drie domeinen, elk met eigen specifieke kenmerken
en elk met een primaire eigen vorm van samenwerken: kernprocessen met
een focus op standaardisatie en betrouwbaarheid, sleutelactiviteiten met een
focus op vakmanschap en toevertrouwen, en samenleving en klant met een
focus op partnerschap en trouw. Elke organisatie heeft die drie domeinen met
die drie kenmerken. Alleen de verhouding tussen die domeinen is
verschillend. McDonald’s heeft een heel dik kernproces en dunne
klantinteractie en Apple en Samsung hebben juist heel dikke
sleutelactiviteiten. Maar allebei hebben ze betrouwbare kernprocessen,
sleutelactiviteiten gebaseerd op vakmanschap en een wendbare voorkant
gebaseerd op partnerschap. Net als andere ondernemingen. En dan kun je
maar beter in elk domein de juiste manier van vertrouwen kiezen. En al die
keuzes kunnen maar beter expliciet zijn in plaats van impliciet.
Dat stelt eisen
Die wetenschap stelt eisen aan de manier waarop we met die domeinen
omgaan. In de kernprocessen staan betrouwbaarheid, voorspelbaarheid,
efficiëntie, effectiviteit en transparantie centraal. Processen dus en heel veel
standaardisatie. Elke afwijking van die standaard is een bedreiging voor de
betrouwbaarheid, voorspelbaarheid, efficiëntie, effectiviteit en transparantie,
en kan dus leiden tot onderscheidend onvermogen. Schaalvoordeel helpt dan
enorm, met zijn allen zijn we beter dan in ons eentje.
Juist voor de kernprocessen moet elke organisatie een volumestrategie
hebben. Hoe zorgen we ervoor dat we optimaal schaalvoordeel bereiken door
schaalgrootte? Kunnen we delen uitbesteden aan partijen met een veel grotere
schaal? Moeten we niet investeren in samenwerkingsverbanden? Of
misschien moeten we een fusie overwegen, met een grotere partij of juist met
een heleboel kleinere partijen? Ook voor sommige sleutelactiviteiten moet je
zoeken naar schaalvoordeel – denk maar aan je beleggingsportefeuille. Zelfs
(middel)grote financiële instellingen laten hun beleggingsportefeuille beheren
door gespecialiseerde partijen, omdat die over zoveel meer expertise, kennis,
informatie en middelen beschikken dat ze het in alle opzichten veel beter
doen dan je het zelf zou kunnen.
Bij de sleutelactiviteiten moeten we vakmanschap ondersteunen en de ruimte
geven. De standaards die we in de kernprocessen afdwingen omwille van de
betrouwbaarheid, hoeven hier niet te gelden. Als een vakvrouw hogere
kwaliteit kan leveren door van de standaards af te wijken, dan moet dat
mogen. Precies dat is de reden dat communicatie bij veel ondernemingen als
enige met Appleproducten mocht of mag werken.
In het domein ‘samenleving en klant’ moeten we snel kunnen reageren en
snel kunnen veranderen. Daar moeten we medewerkers en/of teams dus
mandaat geven voor een tactische en/of operationele OODA-loop.
De strategie van Zara is om de collectie voortdurend te veranderen, steeds
weer reagerend op de heersende mode, zodanig dat geen vrouw (sorry) de
winkel voorbij kan lopen zonder even te kijken of er iets nieuws hangt. Als
een kledingstuk is ontworpen, hangt het 48 uur later in alle winkels, in alle
maten. Het ontwerp van dit kernproces, en daarmee het kernproces zelf,
levert wel degelijk onderscheidend vermogen op, maar bij de uitvoering van
het kernproces kan nog steeds alleen maar onderscheidend onvermogen
ontstaan. Bij het bedenken van zo’n proces heb je partnerschap en
vakmanschap nodig, bij de uitvoering standaardisatie. Anders lukt het nooit.
In de kernprocessen mag het niet fout gaan, daar is standaardisatie heel erg
goed; samenleving en klant en de sleutelactiviteiten moeten juist
onderscheidend vermogen opleveren, daar moet het heel goed gaan.
Om in domeinen te kunnen denken moeten we keuzes maken. Wat zijn
eigenlijk precies onze kernprocessen? Waar beginnen ze en waar houden ze
op? Wat zijn onze sleutelactiviteiten? Welke zaken maken deel uit van
samenleving en klant? Zodra we daar op het hoogste niveau keuzes in hebben
gemaakt, kunnen we de juiste vervolgacties definiëren.
Lean is een prachtige manier om de kernprocessen in te richten en
voortdurend te verbeteren. In de processen verwachten we betrouwbaarheid
van onze medewerkers. Voor procesverbetering moeten we uit het kernproces
stappen, naar de sleutelactiviteit procesverbetering. Daar verwachten we van
diezelfde medewerkers partnerschap en vakmanschap, opdat we met elkaar
de kwaliteit van het kernproces kunnen verbeteren. Als het goed is, is het
voor die medewerkers heel helder wanneer er betrouwbaarheid van hen wordt
verwacht en wanneer partnerschap en vakmanschap.
Ook als je niet kiest, maak je keuzes, maar dan impliciet. Dan kun je maar
beter expliciete keuzes maken, zodat je tenminste kunt uitleggen waarom je
die keuzes hebt gemaakt. Dan snap je ook beter wat de consequenties zijn
van die keuzes en weet je beter wat je daarna wel en niet moet doen en
waarom.
Samenwerkingsverbanden
Als we samenwerking zoeken met gelijksoortige organisaties, dan zoeken we
primair schaalvoordeel. Samen kunnen we goedkoper leveren en als we het
goed doen, kunnen we ook nog eens de betrouwbaarheid, voorspelbaarheid,
effectiviteit, efficiëntie en transparantie verhogen. Heel vaak willen we wel
samenwerken, maar niet onze eigenheid verliezen. De oplossing is
eenvoudig: in de kernprocessen werken we samen. Het schaalvoordeel zorgt
ervoor dat bij allebei ons onderscheidend onvermogen wordt verlaagd. Door
niet samen te werken in ons marktcontact kunnen we onze eigenheid
behouden en daarmee ons onderscheidend vermogen verhogen.
7.4 Scherper, feller, beter
Eigenlijk zijn we in Nederland de afgelopen dertig jaar een beetje lui
geworden. Als we de grootste risico’s maar uit de weg gingen en als we maar
betrouwbaar, efficiënt en effectief waren, dan ging het allemaal wel goed.
Maar die tijd is niet meer. Concurrentie komt niet meer uit Europa en de
Verenigde Staten, maar in de hele wereld staan ambitieuze landen,
ambitieuze ondernemingen en ambitieuze jongeren te trappelen om hun
positie in de wereld te bevechten. We leven ineens in een echte darwiniaanse
struggle for life. Met uitsluitend survival of the fittest. Er is alleen nog plaats
voor landen, bedrijven en personen die zich gemakkelijk kunnen aanpassen.
De technology push, de information push en de social push ontwrichten de
ene markt na de andere en steeds opnieuw. En ja, dat is bedreigend, maar het
biedt tegelijkertijd ook een heleboel kansen. En die kansen kunnen we
benutten.
Daarvoor hebben we niet meer genoeg aan betrouwbaarheid, efficiëntie en
effectiviteit. Om (vaak onverwachte) kansen te benutten moeten
ondernemingen wendbaar en innovatief zijn, ze moeten in staat zijn om op
allerlei gebieden van richting te veranderen en zelfs om sprongsgewijs te
kunnen veranderen.
Onze verhalen moeten nog aantrekkelijker zijn, nog onderscheidender en nog
overtuigender. Onze diensten en producten moeten direct en aanwijsbaar
toegevoegde waarde hebben voor onze klanten. Onze commerciële slagkracht
is ervan afhankelijk, maar ook het succes en het voortbestaan van de
onderneming.
Wendbaarheid en innovatievermogen vergen een heel ander soort
onderneming en een heel andere manier van ondernemen, een heel andere
manier van handelen én een heel andere manier van denken. We zullen in de
aanval moeten gaan, we zullen risico’s moeten nemen, we moeten creatief
zijn, we moeten fouten durven maken. Samen, met zijn allen, we hebben het
niet voor niets steeds over cocreatie. We moeten alle partnerschap en alle
vakmanschap in de onderneming mobiliseren, want we hebben het allemaal
nodig. En dat moeten we doen op basis van een goed besef van onze
toegevoegde waarde, we moeten weten wat ons bijzonder maakt en op basis
daarvan moeten we het initiatief nemen. De competitie is zwaarder geworden
dan ooit en we zullen op het scherpst van de snede mee moeten doen. Als we
in onze comfortzone blijven, verliezen we zonder dat het ooit een wedstrijd
werd. We moeten onszelf overtreffen en we moeten onszelf geweld aandoen.
Er is geen plaats meer voor middelmatigheid.
Maar wees eerlijk, dat is toch ook het mooiste wat er is? Samen het uiterste
halen uit de samenwerking. Elkaar vertrouwen omdat het moet, maar ook
omdat het kan. De lat steeds hoger leggen, voor elkaar en voor jezelf.
Scherper, feller, beter. Gedreven. Net als vroeger op het sportveld. Een zwaar
bevochten 2-1-overwinning geeft veel meer voldoening dan een eenvoudige
6-0. En of het nou tegenzit of niet, de volgende keer moet het beter. Samen
ambitieus. Het wordt nooit meer zo gemakkelijk als vroeger. Maar het was
nog nooit zo leuk als nu.
We hebben een duidelijke richting, daarover ging dit hoofdstuk. Het moet
scherper, feller en beter, samen, met zijn allen. Hoe we dat doen, met zijn
allen, daarover gaat het volgende hoofdstuk.
7.5 In een notendop
De onderneming heeft een wendbare strategie nodig, die richting geeft aan
partnerschap en vakmanschap en aan het benutten van nieuwe technologische
en informationele ontwikkelingen.
Als we bij samenwerking op basis van partnerschap en vakmanschap de
verantwoordelijkheid en het mandaat laag in de organisatie leggen, dan
moeten we, om onderling consistent te blijven, wel een duidelijke
gezamenlijke richting hebben. Koersvast is te rigide, de kans op ongelukken
is dan te groot, maar een overtuigende en eigentijdse richting is cruciaal. De
organisatie moet kunnen vertrouwen op de kunde en de visie van het
topmanagement, het topmanagement moet erop kunnen vertrouwen dat de
organisatie die visie vertaalt naar concrete acties en resultaten.
We hebben economisch moeilijke jaren achter de rug. In die jaren zijn we te
vaak blijven hangen in oud denken. Bezuinigen. Controle. Wantrouwen. Het
V&D-scenario. Anglo-Amerikaans denken. Dat kunnen we ons niet meer
veroorloven. Een defensieve strategie die erop mikt dat we alleen maar later
doodgaan, leidt niet tot succes. We moeten een positieve strategie en een
positieve ambitie hebben: zó gaan we succesvol zijn/worden. Door de
technology push, de information push en de social push wordt alles steeds
maar sneller, goedkoper, beter, slimmer, eenvoudiger, opener en kleiner. Er
komen dagelijks nieuwe mogelijkheden bij. Die moeten we benutten. Die
kúnnen we benutten. Samen. Omdat we elkaar durven te vertrouwen. Het
nieuwe motto is V&D: Visionair & Daadkrachtig, een strategische OODA-
loop.
Je kunt elke onderneming verdelen in drie domeinen. Elke onderneming heeft
kernprocessen waarin je streeft naar betrouwbaarheid, voorspelbaarheid,
effectiviteit, efficiëntie en transparantie, waarin je dus standaardiseert en
volgens processen werkt. Samenwerking op basis van standaardisatie staat
dan aan de basis. Vakmanschap staat aan de basis van de sleutelactiviteiten,
en bij samenleving en klant wil je wendbaar zijn, met een focus op
partnerschap. We moeten dus vaststellen wat onze kernprocessen zijn, wat
onze sleutelactiviteiten zijn en waar we contact met de samenleving hebben,
om in elk domein de juiste manier van samenwerking te kunnen inrichten.
Als we samenwerken met soortgenoten, kunnen we schaalvoordeel behalen
als we samenwerken in de kernprocessen. Als we dat niet doen bij ons
marktcontact, kunnen we tegelijkertijd ons eigen gezicht behouden.
We leven meer dan ooit in een echte darwiniaanse struggle for life met
uitsluitend survival of the fittest. Wie zich het best kan aanpassen aan de
nieuwe omstandigheden, wint. Elke dag opnieuw. We moeten wendbaar zijn
en innovatief. Samen, met zijn allen, cocreatie is niet voor niks een
modewoord. We zullen risico’s moeten nemen, we moeten scherper, feller en
beter zijn. We moeten ambitieus zijn en we moeten die ambities vertalen naar
concrete acties. We moeten het samen doen en als een echt team moeten we
op elkaar kunnen vertrouwen. We mogen en moeten het uiterste van elkaar
vragen, er is geen plaats meer voor middelmatigheid. En leuk dat het wordt!
6 Paragraaf 1.3.
7 Van Peter Hinssen krijg je één dag meer: lees The day after tomorrow.
8 Niet overal natuurlijk, maar wel op veel plaatsen.
9 Nou ja, tot ze overgaan op kunstmatige intelligentie. Walmart opent nu
winkels die helemaal worden bemand door robots.
Hoofdstuk 8 •
Samen voor ons eigen
Als we wendbaar willen zijn, moeten we samenwerken op basis van
vertrouwen, met een duidelijke richting als leidraad. Die richting is
gezamenlijk, het is de richting, de strategie voor ons allemaal. Die moeten we
allemaal volgen. Allemaal? Ja, allemaal. Samen.
Veel professionele voetbalteams hebben een probleem. Voetballers willen
niet alleen winnen – het succes van de groep – maar ze willen ook uitblinken
en een contract bij een grotere club verdienen – het eigen succes. En daar
wordt het team niet beter van. In de Europese Unie is het nog veel erger, daar
wil elk land zelf beter worden van de samenwerking. Eigenlijk moet je in
elke samenwerking een goede balans vinden tussen het gezamenlijke succes
en het persoonlijke succes.
Nick Leeson en Jerôme Kervel waren zo gefocust op het halen van hun
succes (een bonus krijgen, ontslag voorkomen), dat ze helemaal geen
rekening meer hielden met het gezamenlijke belang van respectievelijk
Barings Bank en Société Générale. In ondernemingen spelen verschillende
belangen een rol. Ogenschijnlijk is het gezamenlijke belang van de
onderneming leidend voor het gedrag van alle medewerkers, maar in de
praktijk laat (bijna) iedereen zich vooral leiden door eigenbelang. Het succes
van de onderneming is sterk afhankelijk van de manier waarop de organisatie
het eigen belang van de medewerkers kan aansluiten op het gezamenlijke
belang. Het prisoner’s dilemma (het dilemma van de gevangene) uit de
speltheorie laat zien hoe dat komt en wat je eraan kunt doen.
8.1 Het prisoner’s dilemma
Twee verdachten, jij en een andere persoon, zijn gearresteerd op verdenking
van het plegen van een gezamenlijke overval. Jullie zijn uit elkaar gehaald en
er is geen onderling contact mogelijk. De officier van justitie bezoekt jullie,
onafhankelijk van elkaar. Hij vertelt dat er voldoende indirect bewijs is om
jullie allebei twee jaar gevangenisstraf te geven. Maar dan heeft hij zijn zaak
niet rond, en hij wordt natuurlijk ook meetbaar beoordeeld op het aantal
gewonnen zaken. Dus doet hij jou én die ander een aanbod: als jij bekent en
de ander niet, trekt hij jouw aanklacht in en krijgt de ander vijf jaar. Oké, zeg
jij, maar wat als we nu allebei bekennen. Ha, zegt hij, dan heb ik mijn zaak
rond, dan krijgen jullie allebei vier jaar. Jouw situatie is dus als volgt: