Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 2

soorten zinnen Nevenschikking Onderschikking

= gelijkwaardige zinnen = rompzin + bijzin (meestal met achter-pv)


 mededelend (.) = betekenisverband tussen 2 zinnen = bijzin heeft een functie in de hoofdzin
 vragend (?)
 uitroepend (!) kenmerken (VGB): kenmerken:
 bevelend (!)  Verbinding tussen 2 zinnen door:  Scheidbaar:
o voegwoord: MOEDDW de bijzinnen hebben een achter-pv (ook uitzonderingen: zie cursus)
passieve en actieve zinnen o reeksvormer: en/en, of/of pv en o staan niet naast elkaar – je kan er een zinsdeel tussen zetten
o leesteken: (;) (:) (,) vb. Ik blijf wie ik ben.
A: Koen maakt fruitsap. o leesteken/voegwoord + bijwoord
 Vervangbaar:
P: De fruitsap wordt gemaakt door Koen.  Gelijkwaardigheid tussen 2 zinnen De bijzin kan je vervangen door een voornaamwoord, voornaamwoordelijk bijwoord, of
voegwoordelijk bijwoord
opgelet:  Betekenisverband tussen 2 zinnen
 onecht passief  Afhankelijk:
(= geen grammaticaal onderwerp)  de
o en pv blijven samen, pv staat op de 2 plaats De bijzinnen kunnen niet alleen voorkomen, ze zijn afhankelijk van een ander gezegde
Er wordt voorgelezen aan de kinderen. vb. Ze eet elke dag fruit, want fruit is gezond.
(o = boek) Bijzinnen met achter-pv ingeleid door:
Soorten: o onderschikkend voegwoord
 Wordt in naamwoordelijk gezegde  aaneenschakelend verband  zonder betekenisverband = dat, of , om
Vb. Marilou wordt alweer beter. vw: en, noch, niet alleen… maar ook, zowel… als  met betekenisverband = als, zodat, hoewel indien
vwbw: bovendien, daarbij, verder, vervolgens (= reden, oorzaak, voorwaarde, toegeving)

 tegenstellend verband o vragend woord


vw: maar, doch, of, hetzij… hetzij  vragend voornaamwoord: wie, wat, welke, wat voor een
vwbw: daarentegen, echter, toch, nochtans,  vragend bijwoord (waar, toen, wanneer, hoe, waar vandaan)
integendeel, evenwel  vragend voornaamwoordelijk bijwoord (waarmee, waarop)

 oorzakelijk verband o bijvoeglijke/betrekkelijke bijzinnen ingeleid door:


vw: want  voornaamwoord (die, dat, van wie)
vwbw: dus, bijgevolg, immers, trouwens  betrekkelijk bijwoord (waar, toen)
 betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord
samentrekking (waarheen, waarvan, waarmee)
= gelijke gemeenschappelijke delen worden slechts 1 keer
genoemd (storing vermijden) Bijzinnen met voor-pv (= bijzinnen met hoofdzinsvolgorde)
= altijd weer herleidbaar tot volledige zinnen o bijzinnen in de directe en semi-directe rede (erlebte rede)
Vb. eerst dronken we witte wijn en daarna (dronken we) direct = De directeur vroeg mij: “weet jij soms waar Ann is?”
rode (wijn). indirect = Of ik wist waar Ann was, vroeg de directeur aan mij.

 samentrekking op woordniveau o bijzinnen van toegeving en voorwaarde


= men laat woorddelen weg Al had je nu geen fout gemaakt, ons besluit stond al vast.
Vb. lees- of rookzalen, dorpsstraten en -pleinen Wist ik het maar, ik zou het je zeggen.

o Achterwaartse = AB + CB = A- & CB o bijzinnen met balansschikking


Vb. lees- of rookzalen = de bijzin staat achteraan en begint met ‘of’
o Voorwaartse = AB + AC = AB - & C = de rompzin bevat een negatie-element (nauwelijks, niet, niets)
Vb. dorpsstraten en -pleinen Vb. Nauwelijks waren we thuis of het regende/ Het scheelde niets of ze had de finale gewonnen.
 samentrekking op constituentenniveau soorten:
(woordgroep)  zelfstandige bijzin
= men laat bestanddelen van woordgroep weg = zinsdeel op zichzelf
Vb. de witte jassen en de zwarte jassen = één functie in de hoofdzin
-> de witte en zwarte jassen Vb. Waar mijn auto is weet ik niet.

!! moeten identiek zijn nr: > soorten zelfstandige bijzinnen:


o vorm functie zelfstandige bijzinnen
o betekenis O-zin (Of ik zal komen) is niet zeker.
LV-zin Koen vertelde (dat hij moe was)
!! de gemeenschappelijke delen mtn MV-zin (Wie nu binnenkomt), bied ik een drankje aan.
onmiddellijk voorafgaan aan of volgen op het BwB-zin (Toen we arriveerden), zagen we haar dochter.
voegwoord, voorzetsel of laatste element van de VzV-zin Ik reken erop (dat mijn dochter flink is).
reeksvormer
 beknopte bijzin
 samentrekking op zinsniveau = kan zinsdeel of zinsdeelstuk zijn
= men laat zinsdelen weg = verzwegen o en pv, vorm van deelwoord of te+ infinitief
Vb. Hij zit in de tuin en hij geniet van de stilte. = in de plaats van pv staat een onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord of infinitief
-> Hij zit in de tuin en geniet van de stilte. = verzwegen onderwerp bijzin moet gelijk zijn aan onderwerp of IO van hoofdzin
Vb. Na afscheid genomen te hebben van zijn vrienden, verliet hij het café.
!! moeten identiek zijn nr: Vb. door gespiekt te hebben, heeft zij haar kans op deliberatie verkeken.
o vorm
uitzondering: pv’s kunnen wel w !! als verzwegen o in hoofdzin ik/wij) of men/je/we/ze/iemand is, dan is het on
samengetrokken als ze vorm gelijk zijn, hoofdzin soms ook verzwegen
maar in getal of persoon verschillen
vb. Theo is vaak weg, maar ik heel  bijvoeglijke bijzin (BVB-zin) = betrekkelijke bijzin = relatief zin
zelden. = deel van een zinsdeel
o betekenis = BVB-zin bepaalt de kern (het antecedent) van het zinsdeel
o functie (lijkt op bijv. naamwoord, zegt iets meer over de kern)
Vb. De auto die daar staat is van mij.

 soorten bijvoeglijke bijzinnen:


opgelet voor:
 foute samentrekking Beperkende BvB-zin Uitbreidende BvB-zin
o fout betekenisverband = niet weglaatbaar = weglaatbaar
o foute functie = antwoord op vraag: ‘wat = van de zin gescheiden door komma’s
o fout gebruik enkelvoud/ meervoud voor?’, ‘welk?’
o fout genus of getal
Vb. Het boek dat we gisteren Vb. Het meisje, dat net vier jaar geworden is,
 tantebetjeconstructie gelezen hebben, won veel praat te veel.
= onterechte inversie prijzen.

You might also like