Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 6

Tekst 3

1. Applicatie : softwareprogramma
2. Slurpen: zuigen
3. Synchroniseren: gelijk zetten of gelijk laten lopen

2.a. informatie tekst


2.b. informatie verschaffen

3.a. door naar instellingen te gaan, batterij om te zien welke applicaties het meeste energie
gebruiken.
3.b. door een applicatie uit te zetten die je nauwelijks tot niet gebruikt.

4. d
5. opsomming
6. Voor mensen met een android-toestel

Tekst 4

1.a donatie: schenking of gift


1.b generositeit: vrijgevigheid

2. zodat de kinderen genoeg technologie tot hun beschikking hebben om online


technologische vaardigheden te leren

3. doel: dat de kinderen later ook Windows fans zullen blijven en winst maken

4.
Tekst 5

1.a experts= ervarend persoon


1.b transparent= doorzichtig

2. google glass

3. Zie de zin in alinea I: Google Glass splitst de wereld der techniek: sommigen
beschouwen de videobril nu al als hét apparaat in deze wereld van internet, anderen
verafschuwen de bril alleen.
4. Wat is volgens deze zin de mening van de voorstanders en wat is de mening van
de tegenstanders?
Voorstanders: die hebben een positieve reactie
Tegenstanders: dat ze niet mee gaan/doen met de nieuwe ontwikkelingen

5. Met welk doel heeft het Zwitserse bedrijf Sensimed de elektronische


contactlenzen ontwikkeld?
Met als doel display moeten vervangen worden door contaclenzen

Tekst 6

1 a. Welke alinea(‘s) vormt of vormen de inleiding? b. Motiveer je antwoord.


Alinea 1 en 2, omdat het onderwerp daarin
2 a. Welke alinea(‘s) vormt of vormen het slot? b. Motiveer je antwoord.
Alinea’s 7, omdat
3. Zie alinea III
a. Welk verband komt voor in deze alinea?
Het is een opsomming
b.Motiveer je antwoord
het woord ‘ten eerste’ en daarnaast

4. Waarnaar verwijzen de volgende woorden?


a. Zij (alinea 1 regel 2)
de leraren in Groot-Brittanië en Noorwegen
b. hun (alinea 2 regel 10)
grote groep mensen
c. ze (alinea 3 regel 16)
de ouderen
d. die (alinea 5 regel 32)
de e-mailtjes met zakelijke inhouden
5. Zie alinea III
Als ze per se willen weten waar 93,8% van de berichtjes over gaat, hoeven ze alleen
even terug te denken aan de tijd toen zijzelf nog heel jong en verliefd waren. Waar
gaan 93,8% van de berichtjes dus over?
Gaat over verliefheid

6. Zie alinea IV
a. Welk verband komt voor in deze alinea? Tegenstelling
b. Motiveer je antwoord : maar

7. Zie alinea I
“ Zij vinden de scholieren minder taalvaardig en schrijven dat toe aan de hoge
frequentie waarmee die onder elkaar sms’en.” In deze zin is er een oorzaak en een
gevolg. Noteer de oorzaak en het gevolg.
Oorzaak: hoge frequentie

8. Zie alinea I
“Deze angst is nu ook naar Nederland overgewaaid.” Waarvoor is men in Nederland
bang?
Dat de scholieren minder taalvaardig zullen zijn

9. Schrijf de vier vetgedrukte delen in je eigen woorden: “Jongeren hebben meer


moeite dan de vorige generatie(1) om effectief (2) en efficiënt (3) over te brengen wat
ze op hun hart hebben (4).” (Zie alinea II)

10. Wat zijn volgens jou de twee belangrijkste redenen dat jongeren ultrakorte
berichtjes via de mobiele telefoon versturen?

Tekst 7

1a. Uit welke alinea (‘s) bestaat de inleiding van de tekst? 1b. Motiveer je antwoord.
Neem deze zin over en maak af: Alinea … is de inleiding van de tekst,
omdat het onderwerp … in deze alinea wordt ingeleid d.m.v. een … en vanaf
alinea … word uitgewerkt.

2a. Uit welke alinea (‘s) bestaat het slot?


2b. Motiveer je antwoord.

3a. Wat is/ zijn de kernzin (nen) van alinea VII?


3b. Motiveer je antwoord.
4. Zie alinea III: Wat is de hoofdgedachte van deze alinea? A. Grote groepen jongeren
gaan hetzelfde gekleed.
B. De eigen smaak van jongeren is maar beperkt.
C. Jongeren lopen niet graag in kleren van het vorig jaar.
D. De confectie – industrie bepaalt wat te koop is.

5a. Zie het signaalwoord daarom in alinea VI. Welk verband geeft dit signaalwoord
aan? 5b. Motiveer je antwoord.

6a. Zie alinea III, reg.15: maar en reg. 18: want. Welke verbanden horen bij deze
signaalwoorden?
6b. Verklaar het verband bij elk signaalwoord.

7. Zie alinea VII regel 43/45: “Zo …veranderen.” Waarbij is deze zin een
voorbeeld?

8. Zie alinea II. ‘Hebben…smaak?’ Wat is het antwoord op de vraag gesteld in deze
alinea?

9. Zie alinea VII: Waarom is veel reclame op de jeugd gericht?

10. Zie alinea III regel 18: Wat wordt bedoeld met de uitdrukking “kleren maken de
man”? A. Je kleding bepaalt niet hoe je beoordeeld wordt.
B. Mooie kleren maken een gunstige indruk.
C. Mannen ontwerpen kleren.
D. Kleren staan mannen leuker.

11. Schrijf de volgende zin in je eigen woorden.


Regel 29/30 Geen wonder dat de fabrikanten een gevecht ten gunste van de jeugd
voeren.
12. Wat betekenen de volgende woorden:
a. alinea III, regel 16, confectie-industrie
b. alinea IV, regel 24, koplopers
c. alinea III, regel 23, trend
Neem deze zin over en maak af: Het woord confectie-industrie betekent… Doe
hetzelfde met item b en c.
13. Waarnaar verwijzen de onderstreepte woorden:
a. zij - alinea III
b. dit - alinea IV
c. hun - alinea IV
d. ze - alinea VIII

14. De schrijver besluit zijn tekst met twee vragen.


a. Wat is jouw antwoord op de eerste vraag?
b. Motiveer je antwoord in minimaal 25 en maximaal 50 woorden.

Tekst 8

1a. Welke alinea (‘s) vormt (en) de inleiding van de tekst? b. Motiveer je antwoord.

2a. Welke alinea (‘s) vormt (en) het slot van de tekst? b. Motiveer je antwoord.

3a.In alinea 1 staat een typfout. Welke? Wat is de juiste spelling, en waarom?
b. In alinea 2 staat een lidwoordfout. Welke?
c. In alinea 7 staat een typfout. Welke? Wat is de juiste spelling?

4a. Welk verband bestaat er tussen de laatste zin van alinea 2 en de eerste zin van
alinea 3? b.Motiveer je antwoord.

5a. Welk verband bestaat er in alinea 8? b. Motiveer je antwoord.

6. In de zin ‘Misschien ..... gaat.’ in alinea 9 is er een tegenstellend verband.


a. Welk signaalwoord geeft dit verband aan?
b. Welke tegenstelling wordt gegeven?

7. Zie alinea 4.
a. Om welke reden raadt de reclamewereld ons aan om iets nieuws te kopen in
plaats van iets ouds te reparen?
b. Welke gevolgen kan het kopen van iets nieuws hebben?

8. Zie alinea 7. ‘ ... in de huidige wereld zien we aanwijzingen dat het


mensenleven vaak als goedkoop en waardeloos wordt beschouwd...’ Noteer twee
voorbeelden die laten zien dat het mensenleven als goedkoop en waardeloos wordt
beschouwd.
9. Zie alinea 5. ‘Dit moet ons bewust maken...’.
a. Wat moet ons bewust maken?
b. Waarvan moet de mens bewust worden?

10. De woorden ‘inferieur’ en ‘superieur’ in alinea 4 zijn het tegengestelde van elkaar.
a. Wat is de betekenis van deze woorden?
b. Welke twee andere woorden in deze alinea vormen het tegengestelde van
elkaar?

11. Waarom staat “onvergankelijk” in alinea 3 tussen aanhalingstekens?


b. Wat is het tegengestelde van dit woord?

12. Geef de juiste betekenis van de volgende woorden:


a. Assortiment b. Weerzinwekkend
c. Genocide d. Praktisch

13. Waarnaar verwijzen de vetgedrukte woorden die in de tekst onderstreept zijn?


a. die (alinea 2) b. deze ( alinea 4)
c. wat (alinea 4) d. daar (alinea 6)

14. Zeg met eigen woorden (het antwoord in een zin formuleren).
Zie alinea 8 ‘....de hartvochtige, grootscheepse afslachtingen...’

15. Zie alinea 9. ‘Er zal dus altijd afval zijn.’


a. Ben je het eens met deze zin? Ja/Nee.
b. Leg je keuze uit met behulp van gegevens uit de tekst.

You might also like