Professional Documents
Culture Documents
Opdrachten Nederlands
Opdrachten Nederlands
1. Applicatie : softwareprogramma
2. Slurpen: zuigen
3. Synchroniseren: gelijk zetten of gelijk laten lopen
3.a. door naar instellingen te gaan, batterij om te zien welke applicaties het meeste energie
gebruiken.
3.b. door een applicatie uit te zetten die je nauwelijks tot niet gebruikt.
4. d
5. opsomming
6. Voor mensen met een android-toestel
Tekst 4
3. doel: dat de kinderen later ook Windows fans zullen blijven en winst maken
4.
Tekst 5
2. google glass
3. Zie de zin in alinea I: Google Glass splitst de wereld der techniek: sommigen
beschouwen de videobril nu al als hét apparaat in deze wereld van internet, anderen
verafschuwen de bril alleen.
4. Wat is volgens deze zin de mening van de voorstanders en wat is de mening van
de tegenstanders?
Voorstanders: die hebben een positieve reactie
Tegenstanders: dat ze niet mee gaan/doen met de nieuwe ontwikkelingen
Tekst 6
6. Zie alinea IV
a. Welk verband komt voor in deze alinea? Tegenstelling
b. Motiveer je antwoord : maar
7. Zie alinea I
“ Zij vinden de scholieren minder taalvaardig en schrijven dat toe aan de hoge
frequentie waarmee die onder elkaar sms’en.” In deze zin is er een oorzaak en een
gevolg. Noteer de oorzaak en het gevolg.
Oorzaak: hoge frequentie
8. Zie alinea I
“Deze angst is nu ook naar Nederland overgewaaid.” Waarvoor is men in Nederland
bang?
Dat de scholieren minder taalvaardig zullen zijn
10. Wat zijn volgens jou de twee belangrijkste redenen dat jongeren ultrakorte
berichtjes via de mobiele telefoon versturen?
Tekst 7
1a. Uit welke alinea (‘s) bestaat de inleiding van de tekst? 1b. Motiveer je antwoord.
Neem deze zin over en maak af: Alinea … is de inleiding van de tekst,
omdat het onderwerp … in deze alinea wordt ingeleid d.m.v. een … en vanaf
alinea … word uitgewerkt.
5a. Zie het signaalwoord daarom in alinea VI. Welk verband geeft dit signaalwoord
aan? 5b. Motiveer je antwoord.
6a. Zie alinea III, reg.15: maar en reg. 18: want. Welke verbanden horen bij deze
signaalwoorden?
6b. Verklaar het verband bij elk signaalwoord.
7. Zie alinea VII regel 43/45: “Zo …veranderen.” Waarbij is deze zin een
voorbeeld?
8. Zie alinea II. ‘Hebben…smaak?’ Wat is het antwoord op de vraag gesteld in deze
alinea?
10. Zie alinea III regel 18: Wat wordt bedoeld met de uitdrukking “kleren maken de
man”? A. Je kleding bepaalt niet hoe je beoordeeld wordt.
B. Mooie kleren maken een gunstige indruk.
C. Mannen ontwerpen kleren.
D. Kleren staan mannen leuker.
Tekst 8
1a. Welke alinea (‘s) vormt (en) de inleiding van de tekst? b. Motiveer je antwoord.
2a. Welke alinea (‘s) vormt (en) het slot van de tekst? b. Motiveer je antwoord.
3a.In alinea 1 staat een typfout. Welke? Wat is de juiste spelling, en waarom?
b. In alinea 2 staat een lidwoordfout. Welke?
c. In alinea 7 staat een typfout. Welke? Wat is de juiste spelling?
4a. Welk verband bestaat er tussen de laatste zin van alinea 2 en de eerste zin van
alinea 3? b.Motiveer je antwoord.
7. Zie alinea 4.
a. Om welke reden raadt de reclamewereld ons aan om iets nieuws te kopen in
plaats van iets ouds te reparen?
b. Welke gevolgen kan het kopen van iets nieuws hebben?
10. De woorden ‘inferieur’ en ‘superieur’ in alinea 4 zijn het tegengestelde van elkaar.
a. Wat is de betekenis van deze woorden?
b. Welke twee andere woorden in deze alinea vormen het tegengestelde van
elkaar?
14. Zeg met eigen woorden (het antwoord in een zin formuleren).
Zie alinea 8 ‘....de hartvochtige, grootscheepse afslachtingen...’