Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 15

FACULTEIT LETTEREN

ONDERZOEKSGROEP ARCHEOLOGIE
BLIJDE-INKOMSTSTRAAT 21, BUS 3313
B – 3000 LEUVEN

Maya blue bereiding, bronnen en verspreiding

Kelvin Vanlinthout
0889786
Archeologische schrijfoefening

2022-2023
Inhoud

0
Inleiding ………………………………………………………………………..……….………….2.
1. Algemene historische context ……………………………………………….……….3.
2. Maya Blue en culturele gebruiken…………………………………………………..4.
3. Chemische samenstelling …………………………………………………….……..….4.
4. Bereidingstechnieken ………..………………………………………..…………………6.
5. Palygorskiet bronnen ………………………………………………………..………….10.
Besluit ………………………………………………………………………………….…..………13.
Bibliografie ……………………………………………………………………………………….14.

1
Inleiding

Al bijna één eeuw sinds de ontdekking van Maya Blue in 1931 door H. E. Merwin houden onderzoekers
zich bezig met het achterhalen van de vele mysteries dat het pigment met zich meebrengt. Maar toch zijn
onderzoekers nog altijd niet zeker over het exacte vormingsproces of hoe het pigment zich verspreidde
over de verschillende culturen in Meso-Amerika. Daarom is het dus van het hoogste belang dat de bijna
eeuwenlange fascinatie wordt voortgezet en verder onderzoek wordt gedaan.1

Binnen deze literatuurstudie zal een herziening gedaan worden van de Littmann hypothese en de
Shepard/Arnold/Bohor hypothese die beide stellingen doen over de verspreiding van Maya Blue. Ze
beweren enerzijds respectievelijk dat het de technologie was die verspreidde en dat Maya Blue gemaakt
werd uit materiaal van lokale bronnen en anderzijds dat het pigment zelf verhandeld werd en dat de
bestanddelen afkomstig waren van maar enkele beperkte bronnen op het Yucatan schiereiland. Dit
onderzoek zal proberen te achterhalen of de nieuwe literatuur die doorheen de jaren gepubliceerd is nog
altijd de Shepard/Arnold/Bohor hypothese verkiest en of het mogelijks deze discussie tot een eind kan
brengen. Hierbij zullen de verschillende productietechnieken onderzocht worden die mogelijk waren voor
de Meso-Amerikaanse culturen en in welke mate deze gekend waren. Ook zullen de mogelijke bronnen
onderzocht worden om te achterhalen in hoeverre de bestanddelen van Maya blue toegankelijk waren.
Hierbij wordt een tijdspanne beperkt van de Late Preklassieke Periode (400 BCE-200 BCE) tot de
Postklassieke Periode (900 AD -1539 AD).2

Vervolgens is het ook van belang om transparant te zijn over de tekortkomingen van deze paper. De
onderzochte literatuur houdt zich in deze studie beperkt tot Engelstalige werken. Ook was er bij deze
studie niet de mogelijkheid om bepaalde belangrijke literatuur te raadplegen zoals Torres haar werk over
de chronologische spreiding van Maya Blue wat voor een grote meerwaarde had kunnen zorgen. De meest
hulpvolle bronnen zullen hier kort worden aangehaald. Voor de chemische samenstelling van Maya Blue
waren Chemical Stability and Dehydration Behavior of a Sepiolite/Indigo Maya Blue Pigment (2011) van
R. Giustetto et al, en Pre-Columbian Nanotechnology: Reconciling the Mysteries of the Maya Blue Pigment
(2008) van G. Chiari et al van groot belang.3 R. Giustetto besprak de chemische samenstelling van zowel
palygorskiet alsook sepioliet en gaf hiertussen de verschillen. In de publicatie van G. Chiari werd dan weer
gesproken over de twee mogelijke modellen voor het binden van palygorskiet en indigo.4 Vervolgens was
ook het boek van Manuel Sánchez Del Río et al; The Maya Blue Pigment (2011) en het werk van Antonio
Doménech-Carbó et al; Discovery of Indigoid-Containing Clay Pellets from La Blanca: Significance with
Regard to the Preparation and Use of Maya Blue (2014) van significant belang.5 Dit was vanwege hun

1
Manuel Sánchez Del Río et al., “The Maya Blue Pigment,” in Developments in Clay Science, vol. 3 (Elsevier, 2011),
453.
2
Manuel Sánchez Del Río et al., “The Maya Blue Pigment,” in Developments in Clay Science, vol. 3 (Elsevier, 2011),
471-472.
3
R. Giustetto et al., “Chemical Stability and Dehydration Behavior of a Sepiolite/Indigo Maya Blue Pigment,”
Applied Clay Science 52, no. 1–2 (April 2011): 41–50.
4
G. Chiari et al., “Pre-Columbian Nanotechnology: Reconciling the Mysteries of the Maya Blue Pigment,” Applied
Physics A 90, no. 1 (January 1, 2008): 3–7.
5
Manuel Sánchez Del Río et al., “The Maya Blue Pigment,” in Developments in Clay Science, vol. 3 (Elsevier, 2011),
453–81, https://doi.org/10.1016/B978-0-444-53607-5.00018-9.

2
uitgebreide theorieën over de mogelijke bereidingstechnieken van Maya Blue en het archeologisch bewijs
dat hiervoor werd voorgesteld.6 Daarnaast waren de werken van Dean E. Arnold en Leslie G. Cecil van
grote warde vanwege hun onderzoek naar bronnen van palygorskiet binnen en buiten Yucatan.7 Ze
schreven respectievelijk Maya Blue and Palygorskite: A Second Possible Pre-Columbian Source (2005) en
Central Petén Blue Pigment: A Maya Blue Source Outside of Yucatán, México (2010).8

De studie zal beginnen met een synopsis van de algemene historische context waarbinnen de twee
hypotheses werden gevormd. Daarna zullen de culturele gebruiken van Maya Blue en zijn bestanddelen
kort worden beschreven binnen de relevantie van deze paper. Vervolgens zal de chemische samenstelling
van Maya Blue overlopen worden en de bindingsmogelijkheden tussen zijn bestanddelen. Daaropvolgend
worden de verschillende bereidingstechnieken besproken met of zonder archeologisch bewijs. Tenslotte
zullen de verschillende Palygorskiet bronnen worden behandeld die in verband staan met Maya Blue
productie.

1. Algemene historische context

Maya Blue is een pigment dat niet alleen door de Maya werd gebruikt (zoals de naam zou doen geloven)
maar is een kleurstof die door vele Meso-Amerikaanse culturen gebruikt werd. Uit recent onderzoek bleek
zelfs dat het zijn oorsprong niet vindt bij de Maya maar bij de Chupicuaro cultuur in de Late Preklassieke
Periode (400 tot 200 BCE).9 Het pigment werd voor het eerst ontdekt in de tempel van de krijgers in
Chichén Itza d́ oor H.E Merwin in 1931 en werd later in 1942 Maya Blue genoemd door Gettens en Stout.
Het pigment werd al snel opgemerkt door andere onderzoekers vanwege zijn merkwaardige
bestendigheid tegenover zuren waarna veel onderzoek verricht werd. Daarentegen duurde het echter tot
in de jaren zestig tot dat de bestandsdelen konden achterhaald worden door Tae Young Lee (een
medewerker van Gettens) namelijk palygorskiet en indigo. Daaropvolgend zou Shepard in 1962 geboorte
geven aan de Shepard/Arnold/Bohor hypothese waarin hij stelde dat Maya Blue verhandeld werd uit het
Yucatan schiereiland. Hierna zou Littmann dan weer in 1982 zijn hypothese stellen dat Maya Blue gemaakt
werd uit lokaal palygorskiet en de productiemethode zelf verspreidde en niet het eindproduct zelf.10

6
Antonio Doménech-Carbó et al., “Discovery of Indigoid-Containing Clay Pellets from La Blanca: Significance with
Regard to the Preparation and Use of Maya Blue,” Journal of Archaeological Science 41 (January 2014): 147–55.
7
Dean E. Arnold, “MAYA BLUE AND PALYGORSKITE: A Second Possible Pre-Columbian Source,” Ancient
Mesoamerica 16, no. 1 (January 2005): 51–62.
8
Leslie G. Cecil, “Central Petén Blue Pigment: A Maya Blue Source Outside of Yucatán, México,” Journal of
Archaeological Science 37, no. 5 (May 2010): 1006–19.
9
María Luisa Vázquez de Ágredos-Pascual et al., “Multianalytical Characterization of Pigments from Funerary
Artefacts Belongs to the Chupicuaro Culture (Western Mexico): Oldest Maya Blue and Cinnabar Identified in Pre-
Columbian Mesoamerica,” Microchemical Journal 150 (November 1, 2019): 2-6.
10
Manuel Sánchez Del Río et al., “The Maya Blue Pigment,” in Developments in Clay Science, vol. 3 (Elsevier, 2011),
453–457.

3
2. Maya Blue en culturele gebruiken

Zoals eerder gezegd had Maya Blue een wijd gebruik en grote significantie bij vele precolumbiaanse
culturen zoals Olmeken-Xicalanca, Totonac, Huastec, Azteken en natuurlijk de Maya.11 Zo werd het in
verband gebracht met de Maya regengod Chaac en zijn Azteekse tegenhanger Tlaloc aangezien de blauwe
kleur voor regen en water stond. Daarnaast zou de kleur ook symbool hebben gestaan voor de Maya
oppergod Itzamna aangezien hij voedsel bracht en voor genezing zorgde. Verder speelde het een
belangrijk rol bij mensenoffers die vooraleer ze op de chac mool, of offerblok, werden gelegd blauw
geverfd werden.12 Het pigment was zelfs van zo’n groot belang dat tijdens de Postklassieke Periode er in
de offer cenotes (water bevattende open grot) in Chichén Itzá lagen van tot wel 4 m werden afgezet.
Daarnaast werd het natuurlijk ook nog gebruikt voor de decoratie van aardewerk en muurschilderingen.13

Een ander belangrijk aspect van Maya Blue heeft te maken met zijn bestanddelen namelijk palygorskiet
en indigo aangezien beide significante gebruiken hadden buiten de productie van Maya Blue. Zo werd
indigo, Ch’oh in Yucatan Maya, gebruikt voor medicinale doeleinden tegen bijvoorbeeld krampen en
koorts. Dit was ook het geval met palygorskiet dat onder de naam sak lu ‘um (witte aarde) werd gebruikt
als medicatie tegen infectie waarbij het kon gegeten worden of direct op de wond kon worden
aangebracht. Verder werd het ook nog aan zwangere vrouwen gegeven en kon het hulp bieden tegen
buikpijn. Naast het medicinaal gebruik was palygorskiet ook nog een belangrijk onderdeel van sah kab
magering bij het maken van aardewerk. Het is zeker niet onwaarschijnlijk dat de precolumbiaanse
culturen deze eigenschappen van palygorskiet en indigo in associatie brachten met Maya Blue. Vooral het
medicinaal gebruik van beide ingrediënten zullen bijgedragen hebben aan de ritueel en symbolieke
significantie van het pigment.14

3. Chemische samenstelling

De exacte chemische samenstelling van Maya Blue is al gekend sinds de jaren zestig, het bestaat namelijk
enerzijds uit een klei component palygorskiet of in sommige gevallen sepioliet en anderzijds uit een
organische component indigo (2 tot 3%). Verder kan Maya Blue ook nog kleine hoeveelheden lamellaire
kleien bevatten zoals nontroniet, vermiculiet en montmorilloniet en sporenelementen zoals strontium en
niobium die belangrijk zijn voor bronbepaling. Wat echter nog geen consensus bereikt heeft is hoe deze
twee met elkaar gebonden zijn waarover er op dit moment twee heersende theorieën zijn. Palygorskiet
vroeger ook wel attapulgiet genoemd heeft een ideale formule van Si8(Al2Mg2)O20(OH)2(OH2)4.4H2O

11
M. Sánchez Del Río, M. Suárez, and E. García-Romero, “The Occurrence of Palygorskite in the Yucatán Peninsula:
Ethno-Historic and Archaeological Contexts*,” Archaeometry 51, no. 2 (2009): 215.
12
Manuel Sánchez Del Río et al., “The Maya Blue Pigment,” in Developments in Clay Science, vol. 3 (Elsevier, 2011),
475-476.
13
Dean Arnold et al., “The First Direct Evidence for the Production of Maya Blue: Rediscovery of a Technology,”
Antiquity 82 (March 1, 2008): 153-159.
14
Dean E. Arnold, “MAYA BLUE AND PALYGORSKITE: A Second Possible Pre-Columbian Source,” Ancient
Mesoamerica 16, no. 1 (January 2005): 51–55.

4
en sepioliet van (Mg8Si12O30(OH)4(OH2)4•nH2O; n ≤ 8. 15 Net zoals de meeste natuurlijke kleien bestaat
zowel palygorskiet alsook sepioliet uit twee polymorfen namelijk monokliene en orthorhombische. Beide
polymorfen bestaan uit discontinue octaëder en continue tetraëder lagen.16 Bij zowel sepioliet als
palygorskiet zorgt de druk van de octaëder en tetraëder lagen ervoor dat er lintstructuren ontstaan wat
microkanalen tot stand brengt waarbinnen zich zeoliet water (zwak gebonden, niet structureel water)
bevindt. De grootte van deze kanalen zijn wel verschillend voor de kleien aangezien palygorskiet twee
pyroxene-achtige tetraëder kettingen heeft en sepioliet er drie, wat ervoor zorgt dat palygorskiet een
kleiner kanaal heeft. Hierbij is het wel belangrijk om mee te dellen dat Maya Blue geconstrueerd met
sepeoliet niet alle eigenschapen bevat die het wel heeft met palygorskiet zoals bevoordeeld
bestendigheid tegen verschillende zuren.17 Indigo met als chemische samenstelling C16H10N2O2 wordt
in Maya Blue in twee vormen teruggevonden namelijk indigo en dehydroindigo. Al maakt meestal het
totaal gehalte aan indigo maar 2 tot 3% uit van het pigment, zou het toch dehydroindigo zijn dat Maya
Blue haar hue zou bepalen. Verder is het ook nog van belang dat de aanwezigheid van indirubinen een
aanwijzing kan zijn van het gebruik van verschillende bereidingsmethodes van indigo of zelfs mogelijks
kan wijzen op de herkomst van de indigo maar dit moet nog door verder onderzoek uitgewezen worden.18

Figuur 1: Binding palygorskiet met indigo (Maya blue). Indigo (geel) bindt zowel in de kanalen als in de
groeven (H = wit; C = geel; N = blauw; O = rood; Si = lichtblauw; Mg = grijs)19

15
R. Giustetto et al., “Chemical Stability and Dehydration Behavior of a Sepiolite/Indigo Maya Blue Pigment,”
Applied Clay Science 52, no. 1–2 (April 2011): 41–47.
16
Roberto Giustetto, Davide Levy, and Giacomo Chiari, “Crystal Structure Refinement of Maya Blue Pigment
Prepared with Deuterated Indigo, Using Neutron Powder Diffraction,” European Journal of Mineralogy 18, no. 5
(November 9, 2006): 630.
17
R. Giustetto et al., “Chemical Stability and Dehydration Behavior of a Sepiolite/Indigo Maya Blue Pigment,”
Applied Clay Science 52, no. 1–2 (April 2011): 42
18
Antonio Domenech, Maria Teresa Domenech-Carbo, and Maria Luisa Vazquez de Agredos Pascual,
“Electrochemical Monitoring of Indigo Preparation Using Maya’s Ancient Procedures,” Journal of Solid-State
Electrochemistry 11, no. 9 (September 2007): 1335–46.
19
G. Chiari et al., “Pre-Columbian Nanotechnology: Reconciling the Mysteries of the Maya Blue Pigment,” Applied
Physics A 90, no. 1 (January 1, 2008): 4.

5
Zoals eerder gezegd ligt de onzekerheid over de structuur van Maya Blue in hoe dat palygorskiet en indigo
met elkaar gebonden zijn. De eerste hypothese stelt dat bij het binden het zeoliet water binnen de
microkanalen moet worden verwijderd waarna het indigo kan binden aan de kanaalwand wat gebeurt
door middel van twee waterstofbruggen (zie figuur 1). Het probleem dat hier echter mee tevoorschijn
komt is dat als een tweede indigo molecule zou willen binden binnen het kanaal, eerst binding met het
eerste indigo molecule 3 keren verbroken zal moeten worden zodat deze ver genoeg het kanaal kan
binnendringen. Dit zou dus beteken dat de twee waterstofbruggen tegelijkertijd moeten gebroken
worden wat heel onwaarschijnlijk is en dus betekent dat in de meeste kanalen maar 1 indigo molecule zal
kunnen binden. Een verdere complicatie hierbij is dat het indigo binnen het kanaal energetisch ongunstig
is en er dus veel energie nodig is om de binding tot stand te brengen, wat dus vraagt om hoge
temperaturen. Om deze redenen werd er dus een alternatieve hypothese voorgesteld voor de binding
waar indigo niet zou binden binnen de kanalen maar aan de groeven die zich bevinden aan de buitenkant
van de kristalstructuur. Deze bindingen zouden verkozen worden boven die in de kanalen aangezien hier
de indigo moleculen zelfstandig en gelijktijdig kunnen binden. Ook zou deze manier van binden verklaren
waarom Maya Blue kan geproduceerd worden met temperaturen van rond de 100 graden Celsius. Hoewel
deze laatste theorie dus heel belovend lijkt zal de exacte manier nog moeten worden uitgewezen door
verder onderzoek.20

4. Bereidingstechnieken

Om beide standpunten van zowel de Littmann hypothese als de Shepard/Arnold/Bohor hypothese te


begrijpen is het van groot belang om inzicht te hebben in de bereiding van Maya Blue en in welke mate
deze kennis verspreid was. Al is de exacte wijze van de bereiding verloren gegaan tijdens de kolonisatie
van Amerika zijn er nog wel enkele archeologische vondsten en bijna een eeuw aan onderzoek dat ons de
mogelijkheid geeft om deze te proberen reconstrueren.21

Als we naar de chemische samenstelling kijken van Maya Blue zijn er verschillende mogelijkheden voor
de productie naargelang het model voor de binding tussen palygorskiet en indigo. Voor het eerste model
waar de indigo moleculen binden binnen de kanaalstructuur van het palygorskiet kristal moet zoals eerder
vermeld het zeoliet water verwijderd worden. Hiervoor zou palygorskiet verwarmd moeten aan een
temperatuur van 350 °C voor enkele uren waarna indigo zou moeten worden toegevoegd vooraleer het
een temperatuur bereikt van onder de 100 °C. Deze techniek gaat echter in tegen het feit dat Maya Blue
geproduceerd kan worden aan temperaturen van 100°C. Daarmee lijkt het tweede model waarschijnlijker
aangezien het bewezen is dat het al mogelijk is voor indigo om in de groeven van de kristalstructuur te
binden van palygoroskiet rond deze temperatuur.22 Deze mogelijkheid opent een hele nieuwe wereld aan
productiemethodes die uitbundig bestudeerd werden door Cabrera Garrido. Hij beweerde dat ze

20
G. Chiari et al., “Pre-Columbian Nanotechnology: Reconciling the Mysteries of the Maya Blue Pigment,” Applied
Physics A 90, no. 1 (January 1, 2008): 3–7.
21
Antonio Doménech-Carbó et al., “Discovery of Indigoid-Containing Clay Pellets from La Blanca: Significance with
Regard to the Preparation and Use of Maya Blue,” Journal of Archaeological Science 41 (January 2014): 147–149.
22
G. Chiari et al., “Pre-Columbian Nanotechnology: Reconciling the Mysteries of the Maya Blue Pigment,” Applied
Physics A 90, no. 1 (January 1, 2008): 3–5.

6
mogelijks palygorskiet rechtstreeks konden verven met indigo maar dit lijkt heel onwaarschijnlijk wegens
de bovengenoemde redenen. Wat echter wel mogelijk lijkt te zijn is het opwarmen van een mix van indigo
en palygorskiet of mogelijks zelfs enkel alleen de indigo met waterdamp waarna deze kan binden met het
palygorskiet. Verder stelde hij ook nog voor dat het mogelijks in rituele verbranding kan geproduceerd
worden met ingrediënten zoals Copal. Voor deze methode is zelfs archeologisch bewijs dat zo dadelijk zal
besproken worden.23 Daarnaast stelde Reyes-Valerio nog de droge verplettering methode voor waarbij
een mix van indigo (1 tot 2%) en palygorskiet verpletterd wordt en daarna verwarmd wordt tussen een
temperatuur van 130 tot 180 °C.24 Tenslotte zijn er nog enkele gevallen gekend waarbij Maya Blue is terug
gevonden met sepioliet in plaats van palygorskiet, maar in zover deze studie kon uitwijzen is er nog geen
onderzoek gedaan naar de productie ervan al zijn er wel enkel chemisch studies geweest.25

Figuur 2. Maya-schaal met copal uit de Cenote der offers uit Chichén Itzá (foto door John Weinstein).26

Naast chemische onderzoek naar bereidingsmanieren van Maya Blue is er ook nog archeologisch bewijs
die ons meer kan vertellen. De eerste belangrijke vondsten zijn wierookbranders die op verschillende
plaatsen werden teruggevonden zoals bevoordeeld Tlatelalco, Tikal en als belangrijkste vondstplaats de

23
Manuel Sánchez Del Río et al., “The Maya Blue Pigment,” in Developments in Clay Science, vol. 3 (Elsevier, 2011),
472-473.
24
Antonio Doménech-Carbó et al., “Discovery of Indigoid-Containing Clay Pellets from La Blanca: Significance with
Regard to the Preparation and Use of Maya Blue,” Journal of Archaeological Science 41 (January 2014): 148.
25
R. Giustetto et al., “Chemical Stability and Dehydration Behavior of a Sepiolite/Indigo Maya Blue Pigment,”
Applied Clay Science 52, no. 1–2 (April 2011): 41–50.
26
Dean Arnold et al., “The First Direct Evidence for the Production of Maya Blue: Rediscovery of a Technology,”
Antiquity 82 (March 1, 2008): 155.

7
offercenote in Chichén Itzá (zie figuur 2). In deze laatst vermeldde wierookbranders werden restanten van
wat waarschijnlijk indigo en palygorskiet was gevonden, samen met kopal alsook blauwe verf, wat zou
wijzen op een ritualistische verbranding voor de productie van Maya Blue. Het was zelfs zo dat na
aardewerk, kopal wierook met 160 exemplaren het meest gevonden voorwerp was. De opgraver Edward
Thompson beweerde dat de containers voor de wierook blauw werden geverfd vooraleer ze in de cenote
werden geworpen maar nieuw onderzoek wees uit dat deze eerst werden verwarmd tot het smeltpunt
van kopal. Dit samen met het feit dat Thompson beweerde dat een structuur naast de cenote als
wierookbrander (zie figuur 3) kon geïdentificeerd worden (waar de offers gekookt werden), ziet het er
naar uit dat het weldegelijk om productie van Maya Blue gaat.27

Figuur 3: structuur aan de rand van de cenote geïdentificeerd als wierookbrander door Edward
Thompsen.28

Een tweede interessant archeologisch bewijs is terug te vinden in La Blanca (Peten, Guatemala) in de vorm
van 32 groene bolvormige korrels van 4 tot 8 mm groot. Deze korrels werden teruggevonden als
structuurvulsel binnen een Terminaal klassieke (800-950 AD) structuur genaamd 4H1. De korrels bestaan
uit palygorskiet, bestanddelen van indigo zoals dehydroindigo en een waterpasta. Deze materialen komen
overeen met wat normaal verwacht wordt als residu materiaal bij het maken van een pigment wat samen
met aanwezige muurschilderingen kunnen wijzen op een tussenstap in het maken van Maya Blue. Volgens

27
Dean Arnold et al., “The First Direct Evidence for the Production of Maya Blue: Rediscovery of a Technology,”
Antiquity 82 (March 1, 2008): 151–64.
28
Dean Arnold et al., “The First Direct Evidence for the Production of Maya Blue: Rediscovery of a Technology,”
Antiquity 82 (March 1, 2008): 159.

8
Doménech en zijn team zou deze tussenstap mogelijks deel zijn van een proces die verschillende
pigmenten kan produceren namelijk Maya Yellow en Maya Blue en ook een groene plaaster. Ze stellen
twee mogelijk productie routes voor in hun onderzoek. Beide routes beginnen met indigofera bladeren
die in een suspensie van gebluste kalk in water worden gelegd. Hierna wordt in route A langdurig geroerd
in het mengsel totdat het van kleur verandert. Tijdens dit proces kunnen de groene, gele en blauwe (indigo
pigment) van elkaar gescheiden worden. Vervolgens kunnen ze respectievelijk met palygorskiet gemengd
worden en daarna gedroogd om Maya Green, Maya Yellow en Maya Blue te verkrijgen. In route B wordt
het palygorskiet in het aanvankelijke mengsel van indigofera bladeren toegevoegd wat gelijkaardige
pigmenten zou geven. 29

Figuur 4: Mogelijke productiemethodes voor de bereiding van Maya Blue en gerelateerde materialen.30

Er zijn bereidingsmethodes die zowel de Littmann hypothese als de Shepard/Arnold/Bohor hypothese


verdedigen. Enerzijds steunt de complexiteit van het productieproces en de rituele associatie de
Shepard/Arnold/Bohor hypothese aangezien dit zou kunnen duiden dat dit niet wijdverspreide kennis was
en dus mogelijks beperkt bleef tot Yucatans schiereiland.31 Anderzijds lijken de verschillende
productietechnieken wel eerder Littmann’s hypothese te steunen wegens de overvloed aan
mogelijkheden voor de bereiding van Maya Blue. Daarnaast zijn de korrels van La Blanca duidelijk bewijs
dat er ook een niet religieus circuit bestond en dit zelfs buiten het Yucatan schiereiland, wat duidt op een
relatief wijde kennis van de procedure voor het maken van Maya Blue.32

29
Antonio Doménech-Carbó et al., “Discovery of Indigoid-Containing Clay Pellets from La Blanca: Significance with
Regard to the Preparation and Use of Maya Blue,” Journal of Archaeological Science 41 (January 2014): 148–154.
30
Antonio Doménech-Carbó et al., “Discovery of Indigoid-Containing Clay Pellets from La Blanca: Significance with
Regard to the Preparation and Use of Maya Blue,” Journal of Archaeological Science 41 (January 2014): 153.
31
Dean Arnold et al., “The First Direct Evidence for the Production of Maya Blue: Rediscovery of a Technology,”
Antiquity 82 (March 1, 2008): 151–64.
32
Antonio Doménech-Carbó et al., “Discovery of Indigoid-Containing Clay Pellets from La Blanca: Significance with
Regard to the Preparation and Use of Maya Blue,” Journal of Archaeological Science 41 (January 2014): 153-154.

9
5. Palygorskiet bronnen

Aangezien beide hypotheses een andere houding aannemen tegenover de toegankelijkheid dat de
precolumbiaanse culturen hadden tot bronnen van palygorskiet is het cruciaal om een verder begrip te
ontwikkelen van welke bronnen mogelijks gebruikt werden. Over de bronnen van indigo daarentegen is
een algemene consensus dat het gebruik ervan wijdverspreid was aangezien er 23 verschillende soorten
planten voorkomen in Meso-Amerika waarvan dit geproduceerd kan worden en zal dus niet verder
besproken worden.33

Figuur 5: Noord-zuid dwarsdoorsnede van de cenote in Sacalum en mijn.34

Er zijn veel bronnen van palygorskiet gekend binnen het Yucatan schiereiland zoals Maxcanu, Mama,
Uxmal, Sacalum en Yo’ Sah Kab maar hiervan zijn er maar 2 met duidelijk bewijs dat deze ook weldegelijk
gebruikt werden door de Maya. De belangrijkste van deze bronnen is een cenote gelegen in het dorpje
Sacalum. In deze cenote werden in de wand banden van palygorskiet gevonden maar dit zou echter een
onbelangrijke bron geweest zijn. Een bron dat daarentegen wel van belang is, was een tunnel die zich in
de noordwest wand van de cenote bevond (zie figuur 5). De tunnel met een hoogte van 35 tot 50 cm leidt
naar een kamer met een grootte van ongeveer 307 vierkante meter en een gemiddelde hoogte van 1 m.
De hoogte van de mijn komt overeen met de hoogte van de palygorskiet afzettingen wat doet blijken dat
het hier over een deels gemijnde ader gaat. Binnen de kamer vinden we teken van een instorting waarna
men begon aan het ontginnen van de cenote wand. Op een later moment is de mijn dan opnieuw geopend
maar het is onzeker wanneer dit gebeurde. Al werden er geen artefacten gevonden binnen de mijn zelf is
er wel indirect bewijs dat hij gebruikt werd in de precolumbiaanse periode. Zo is de naam van het dorp
Sacalum een rechtstreekse verspaansing van het woord sak lu’um (witte aarde) wat Yucatan Maya is voor
palygorskiet. Daarnaast werd er ook nog aardewerk gevonden binnen de cenote zelf die dateert van 800

33
Dean E. Arnold, “MAYA BLUE AND PALYGORSKITE: A Second Possible Pre-Columbian Source,” Ancient
Mesoamerica 16, no. 1 (January 2005): 51–62.
34
Dean E. Arnold and Bruce F. Bohor, “Attapulgite and Maya Blue: An Ancient Mine Comes to Light,” Archaeology
28, no. 1 (1975): 26.

10
tot 1000 AD wat bewijst dat alleszins de cenote toen in gebruik was.35 Tenslotte zou het dorp ook vermeld
staan in het boek van Chilam Balam van Chuma onder de naam Zacluum-cheen. Dit zou de plaats zijn waar
de migrerende Itza Maya die op trek waren naar Chichén Itzà gestopt waren voor een geneesmiddel tegen
dysenterie wat mogelijks dus palygorskiet zou kunnen geweest zijn.36

Een tweede belangrijke bron vinden we terug op 3.3km afstand van het dorp Ticul genaamd Yo’ Sah Kab.
Zoals de naam al beweerd werd hier palygoroskiet ontgonnen voor de eerdergenoemde magering Sah
Kab.37 In 1967 werd hier een site geïdentificeerd met dezelfde naam door Dean E. Arnold. De site bestond
vooral uit kleine heuveltjes van minder dan 5m hoog waartussen enkele chultuns (ondergrondse
opslagplaatsen) gelegen waren. Ook werden er gesneden blokken steen gevonden op de heuvels gelijkend
op de stenen blokken uit de Terminaal Klassieke Periode. Daarnaast werden er ook scherven terug
gevonden die in slechte staat verkeerden zonder slib of verf. De meest interessante vondst op deze site
was een gat met een diameter van ongeveer 4 m en een diepte van 2 m die waarschijnlijk werd gebruikt
voor het ontginnen van palygorskiet. Deze theorie wordt bevestigd door het feit dat de site zich vlak boven
een palygorskiet laag bevond en de naam Yo’ Sah Kab die letterlijk over de Sah Kab betekent. Spijtig
genoeg werd de site vernietigd door recente ontginningsactiviteiten en is zo goed als al het
vondstmateriaal verloren gegaan.38

Naast bronnen in Yucatan is er ook nog bewijs voor minstens 2 bronnen die zich buiten dit gebied
bevinden. De eerste vinden we terug in Guatemala in de Yaxhá-nakum regio die geïdentificeerd werd door
een studie onder leiding van Leslie G. Cecil. De studie bestudeerde een Maya Blue monster dat
opgegraven werd op de archeologische site van Ixlú. Het monster werd vergeleken met negen
verschillende klei afzettingen in de regio als ook 68 Clemencia Cream Paste Ware monsters. Hierbij konden
ze door middel van chemisch onderzoek naar spoorelementen zoals barium (Ba), koper (Cu), mangaan
(Mn), strontium (Sr), en zink (Zn) de herkomst bepalen en een mogelijke bron in Yucatan uitsluiten. Hierbij
werd bepaald dat het Maya Blue monster deel was van de niet-vulkanische asmagering Clemencia Cream
Paste Ware groep. Met deze groep kwamen drie klei bronnen overeen namelijk één gelegen nabij de site
van Yaxhá en twee aan de site van Nakum.39

Tenslotte is er nog een recente studie die onder leiding van M. Sáncheze Del Río 8 Azteekse Maya Blue
monsters onderzocht waarvan zeven uit Tenochtitlan en één van op de piramide van Santa Cecilia
Acatitlán. Deze werden door verschillende technieken vergeleken met stalen klei die genomen werden in
Ticul, Maxcanú en Sacalum. Daarbij werd door middel van Röntgendiffractie het verschil tussen
orthorhombische en monocline polytypes van palygorskiet bepaald door de afwezigheid van bepaalde

35
Dean E. Arnold and Bruce F. Bohor, “Attapulgite and Maya Blue: An Ancient Mine Comes to Light,” Archaeology
28, no. 1 (1975): 23–29.
36
Dean E. Arnold, “MAYA BLUE AND PALYGORSKITE: A Second Possible Pre-Columbian Source,” Ancient
Mesoamerica 16, no. 1 (January 2005): 56.
37
Dean E. Arnold et al., “The First Direct Evidence of Pre-Columbian Sources of Palygorskite for Maya Blue,”
Journal of Archaeological Science 39, no. 7 (July 2012): 224.
38
Dean E. Arnold et al., “The First Direct Evidence of Pre-Columbian Sources of Palygorskite for Maya Blue,”
Journal of Archaeological Science 39, no. 7 (July 2012): 2256–58.
39
Leslie G. Cecil, “Central Petén Blue Pigment: A Maya Blue Source Outside of Yucatán, México,” Journal of
Archaeological Science 37, no. 5 (May 2010): 1006–19.

11
pieken in het lichtspectrum. Deze twee groepen kwamen respectievelijk overeen met de Azteekse
monsters en monsters uit Yucatan. Hierna werd verder onderzocht of deze afwijking kon liggen aan een
verschil in de bereidingsmethode van Maya Blue. Hieruit werd geconcludeerd dat de verwarming
inderdaad een effect heeft op de pieken maar dat deze hierbij niet verdwijnen en dus niet de oorzaak zijn
van de differentiatie. Dit wijst er dus op dat het weldegelijk de bron is die verschilt en dat de Azteken dus
een andere bron utiliseerden. Tot nu zijn er maar twee bekende bronnen in het Azteeks gebied die beide
gelegen zijn in Chihuahua maar of dat dit de bron is moet nog uitgewezen worden door verder
onderzoek.40

Het onderzoek van mogelijke bronnen van palygorskiet heeft een belangrijke betrekking op zowel de
Littmann hypothese als de Shepard/Arnold/Bohor hypothese. Langs de ene kant is het archeologisch
bewijs uit Sacalum en Yo’ Sah Kab heel overtuigend voor de Shepard/Arnold/Bohor hypothese aangezien
deze de enige twee sites zijn met duidelijke ontginning sporen door precolumbiaanse culturen. Verder
wordt deze hypothese ook nog ondersteunt door het feit dat vele andere ontginningsplaatsen zoals in
Uxmal gevonden zijn door insnijdingen van wegen en waarschijnlijk niet bereikbaar waren voor de Maya.41
Dit gezegd zou de Shepard/Arnold/Bohor hypothese niet kunnen verklaren waarom er duidelijk chemisch
bewijs is voor bronnen buiten de Yucatan. Dit kan veel beter verklaard worden door Littmann’s hypothese
waarbij de technologie zou overgenomen zijn door de Azteken en de Maya. Al is er nog geen direct bewijs
van ontgonnen bronnen in deze regio’s lijkt het heel onwaarschijnlijk dat deze culturen hier geen gebruik
van zouden maken. Dit is zeker het geval in Yaxhá-nakum regio aangezien zij deze ook al benuttigden voor
hun aardewerk wat het gebruik ervan voor de productie van Maya Blue realistisch maakt.42

40
M. Sánchez del Río et al., “Crystal–Chemical and Diffraction Analyses of Maya Blue Suggesting a Different
Provenance of the Palygorskite Found in Aztec Pigments*,” Archaeometry 63, no. 4 (2021): 738–52.
41
Dean E. Arnold et al., “Sourcing the Palygorskite Used in Maya Blue: A Pilot Study Comparing the Results of INAA
and LA-ICP-MS,” Latin American Antiquity 18, no. 1 (2007): 44–58.
42
Leslie G. Cecil, “Central Petén Blue Pigment: A Maya Blue Source Outside of Yucatán, México,” Journal of
Archaeological Science 37, no. 5 (May 2010): 1016-18.

12
Besluit

Het doel van dit literatuuronderzoek was om een herziening te doen van de Littmann hypothese en
Shepard/Arnold/Bohor hypothese aan de hand van recente literatuur om te achterhalen welke van deze
twee hypotheses meer vatbaar is. In eerste instantie lijkt er voor de Shepard/Arnold/Bohor hypothese
veel bewijs te zijn. Maya Blue speelde namelijk een grote rol in religieuze rituelen voor verschillende
precolumbiaanse goden en werd hoogstwaarschijnlijk geproduceerd tijdens dit gebeuren. Verder is het
productieproces op eerste zicht ook een heel complex proces en is er enkel bewijs voor bronnen van
palygorskiet in Yucatan waar tekenen zijn van ontginning. Dit alles zou er dus mogelijk op kunnen wijzen
dat het hier gaat over een restrictief elite product dat verhandeld werd vanuit Yucatan.

Niks is echter minder waar want deze theorie wordt al snel teniet gedaan door het overwelmend bewijs
dat de Littmann hypothese ondersteund. Ten eerste zijn er heel veel mogelijkheden voor de bereiding van
Maya Blue en is er archeologisch bewijs voor een niet religieus circuit waarmee potentieel zelfs andere
pigmenten zoals Maya Yellow geproduceerd kon worden. Ook zijn er tekenen van de bereiding van Maya
blue in zowel Tenochtitlan (Mexico) als La Blanca (Guatemala) die zich beiden buiten Yucatan bevinden.
Verder werd palygorskiet zowel in Yucatan als andere streken gebruikt voor het produceren van
aardewerk en voor medicinale redenen wat een wijder gebruik ondersteund. Tenslotte is er nog
onderzoek dat aantoont dat er bronnen van palygorskiet buiten Yucatan werden gebruikt bij de productie
van Maya Blue in zowel Guatemala als Mexico. Al werd tot kort de Shepard/Arnold/Bohor hypothese
verkozen kan uit deze data toch geconcludeerd worden dat de Littmann hypothese waarschijnlijk het
dichtste bij de waarheid zit wat ook wordt ondersteund door de meest recente literatuur.

13
Bibliografie

Arnold, Dean, Jason Branden, Patrick Williams, Gary Feinman, and Jp Brown. “The First Direct Evidence for
the Production of Maya Blue: Rediscovery of a Technology.” Antiquity 82 (March 1, 2008): 151–64.
Arnold, Dean E. “MAYA BLUE AND PALYGORSKITE: A Second Possible Pre-Columbian Source.” An-
cient Mesoamerica 16, no. 1 (January 2005): 51–62.
Arnold, Dean E., and Bruce F. Bohor. “Attapulgite and Maya Blue: An Ancient Mine Comes to Light.” Ar-
chaeology 28, no. 1 (1975): 23–29.
Arnold, Dean E., Bruce F. Bohor, Hector Neff, Gary M. Feinman, Patrick Ryan Williams, Laure Dussubieux,
and Ronald Bishop. “The First Direct Evidence of Pre-Columbian Sources of Palygorskite for Maya
Blue.” Journal of Archaeological Science 39, no. 7 (July 2012): 2252–60.
Arnold, Dean E., Hector Neff, Michael D. Glascock, and Robert J. Speakman. “Sourcing the Palygorskite Used
in Maya Blue: A Pilot Study Comparing the Results of INAA and LA-ICP-MS.” Latin American Antiq-
uity 18, no. 1 (2007): 44–58.
Cecil, Leslie G. “Central Petén Blue Pigment: A Maya Blue Source Outside of Yucatán, México.” Journal of
Archaeological Science 37, no. 5 (May 2010): 1006–19.
Chiari, G., R. Giustetto, J. Druzik, E. Doehne, and G. Ricchiardi. “Pre-Columbian Nanotechnology: Reconcil-
ing the Mysteries of the Maya Blue Pigment.” Applied Physics A 90, no. 1 (January 1, 2008): 3–7.
Domenech, Antonio, Maria Teresa Domenech-Carbo, and Maria Luisa Vazquez de Agredos Pascual. “Electro-
chemical Monitoring of Indigo Preparation Using Maya’s Ancient Procedures.” Journal of Solid State
Electrochemistry 11, no. 9 (September 2007): 1335–46.
Doménech-Carbó, Antonio, María Teresa Doménech-Carbó, Cristina Vidal-Lorenzo, María Luisa Vázquez De
Agredos-Pascual, Laura Osete-Cortina, and Francisco M. Valle-Algarra. “Discovery of Indigoid-Contain-
ing Clay Pellets from La Blanca: Significance with Regard to the Preparation and Use of Maya Blue.”
Journal of Archaeological Science 41 (January 2014): 147–55.
Giustetto, R., O. Wahyudi, I. Corazzari, and F. Turci. “Chemical Stability and Dehydration Behavior of a Sepi-
olite/Indigo Maya Blue Pigment.” Applied Clay Science 52, no. 1–2 (April 2011): 41–50.
Giustetto, Roberto, Davide Levy, and Giacomo Chiari. “Crystal Structure Refinement of Maya Blue Pigment
Prepared with Deuterated Indigo, Using Neutron Powder Diffraction.” European Journal of Mineralogy
18, no. 5 (November 9, 2006): 629–40.
Sánchez del Río, M., J. García-Rivas, M. Suárez, and E. García-Romero. “Crystal–Chemical and Diffraction
Analyses of Maya Blue Suggesting a Different Provenance of the Palygorskite Found in Aztec Pig-
ments*.” Archaeometry 63, no. 4 (2021): 738–52.
Sánchez Del Río, M., M. Suárez, and E. García-Romero. “The Occurrence of Palygorskite in the Yucatán Pen-
insula: Ethno-Historic and Archaeological Contexts*.” Archaeometry 51, no. 2 (2009): 214–30.
Sánchez Del Río, Manuel, Antonio Doménech, María Teresa Doménech-Carbó, María Luisa Vázquez De
Agredos Pascual, Mercedes Suárez, and Emilia García-Romero. “The Maya Blue Pigment.” In Develop-
ments in Clay Science, 3:453–81. Elsevier, 2011.

14

You might also like