Professional Documents
Culture Documents
Brochure Vwo 5-6 2023
Brochure Vwo 5-6 2023
Brochure Vwo 5-6 2023
Profielwerkstuk
Vwo 5/6
HOOFDSTUK 5 KEUZEONDERWERPEN........................................................................................................ 8
AARDRIJKSKUNDE..............................................................................................................................................8
BEDRIJFSECONOMIE..........................................................................................................................................8
BIOLOGIE...........................................................................................................................................................9
DUITS...............................................................................................................................................................10
ECONOMIE.......................................................................................................................................................10
ENGELS............................................................................................................................................................ 11
FILOSOFIE........................................................................................................................................................ 12
FRANS..............................................................................................................................................................12
GESCHIEDENIS.................................................................................................................................................13
GRIEKS / LATIJN...............................................................................................................................................14
MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN...................................................................................................................17
MUZIEK............................................................................................................................................................17
NATUURKUNDE...............................................................................................................................................18
NEDERLANDS...................................................................................................................................................19
SCHEIKUNDE....................................................................................................................................................20
TEKENEN..........................................................................................................................................................21
WISKUNDE.......................................................................................................................................................21
BIJLAGE....................................................................................................................................................... 22
BIJLAGE 1 BEOORDELINGSFORMULIER PROFIELWERKSTUK........................................................................................22
BIJLAGE 2 KEUZEFORMULIER PROFIELWERKSTUK....................................................................................................24
BIJLAGE 3 PLANNINGSFORMULIER PWS...............................................................................................................26
BIJLAGE 5 HET KIEZEN VAN EEN ONDERWERP........................................................................................................28
BIJLAGE 6 ONDERZOEKSMETHODEN....................................................................................................................29
1 Natuurwetenschappelijk onderzoek.................................................................................................29
2 Beschrijvend onderzoek....................................................................................................................30
3 Technisch ontwerp............................................................................................................................32
Bijlage 7 Richtlijnen voor de bronvermelding.............................................................................................35
3
Hoofdstuk 1 Inleiding
Eén van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk (pws). Het pws
wordt ook wel aangeduid als de ‘meesterproef’. Je kunt het beschouwen als een
grote praktische opdracht.
Je pws dient vanzelfsprekend te voldoen aan bepaalde regels en voorschriften. Je
zult je moeten houden aan contactmomenten met je begeleider en je krijgt te maken
met een aantal deadlines. Je moet o.a. een planning maken en een logboek
bijhouden.
Het onderwerp van je pws mag je zelf bedenken, maar je kunt ook een onderwerp
kiezen uit de lijst met mogelijke onderwerpen die je in hoofdstuk 5 van deze brochure
aantreft. Overleg altijd eerst met een vakdocent over je keuze voordat je het
keuzeformulier (bijlage 2) invult.
Als je het moeilijk vindt om een onderwerp te kiezen of af te bakenen gebruik dan
bijlage 5: “het kiezen van een onderwerp”. In bijlage 6 is een aantal verschillende
onderzoeksmethoden te vinden. Per methode worden er veel tips gegeven voor het
tot stand brengen van een goed pws.
Het pws wordt door je begeleider nagekeken met behulp van het beoordelingsmodel
(bijlage 1) en wordt ook gelezen door een tweede lezer.
Profielwerkstukkenwedstrijd:
Sinds een aantal jaren wordt op het Han Fortmann de profielwerkstukkenwedstrijd
georganiseerd. Met deze wedstrijd willen we leerlingen aanmoedigen om een (nog)
mooi(er) profielwerkstuk te maken.
Alle leerlingen die een profielwerkstuk hebben gemaakt dat beoordeeld is met een
(afgeronde) acht of hoger worden automatisch genomineerd voor de wedstrijd. Je
wordt dan uitgenodigd om deel te nemen aan een voorronde waarbij je de jury ervan
moeten overtuigen dat je het beste profielwerkstuk van jouw examenjaar hebt
gemaakt. Hierbij speelt ook de presentatievaardigheid een rol.
De finalisten presenteren vervolgens hun pws voor een groter publiek: de leerlingen
van de voorexamenklassen. Publiek en jury bepalen gezamenlijk wie de winnaar
wordt. Er is een aparte prijs voor havo en vwo.
De winnaars ontvangen een mooie prijs die wordt uitgereikt op de avond van de
diploma-uitreiking. Bovendien worden hun namen toegevoegd aan de 'Hall of Fame'
in de bovenbouwaula.
4
Hoofdstuk 2 Wettelijke voorschriften en schoolafspraken
Schoolafspraken:
In principe maak je het pws samen met een medeleerling. Wil je hiervan afwijken dan
moet je toestemming vragen aan de pws-coördinator mevrouw Groot (GRT)
Daarnaast heeft de school bepaald dat het pws wordt gestart in het voorexamenjaar
en in het examenjaar op 17 november de definitieve versie ingeleverd moet zijn. Zie
hoofdstuk 3 en 4 voor de inleverdata.
Voor leerlingen die tweetalig onderwijs volgen, geldt dat het pws bij voorkeur in het
Engels wordt geschreven. De beslissing hierover wordt in overleg met je begeleider
genomen.
De regels m.b.t. het inleveren en de beoordeling van het pws vind je in het volgende
hoofdstuk.
Financiën:
Voor ieder pws geldt dat als je kosten maakt je dit deels kan declareren. De eerste
€25,00 per pws zijn voor eigen rekening van de leerlingen, alles daarboven (binnen
het redelijke en na overleg met begeleider!!!) kan gedeclareerd worden.
Stappen:
- Overleg begeleider over financiën
- Handtekening teamleider en pws-coördinator
5
Hoofdstuk 3 Inleveren en beoordeling
Het keuzeformulier wordt, als je onderwerp goed gekeurd is, door je begeleider
digitaal ingeleverd. Het formulier moet uiterlijk 12 mei ingeleverd worden. Daarna
wordt er bekeken of je keuze gehonoreerd kan worden.
Leerlingen die te laat zijn met het maken van een keuze en het benaderen van een
begeleider lopen het risico dat het gekozen vak/begeleider al vol zitten, mevr. Groot
zal je dan bij een vak indelen waar nog ruimte is.
Je begeleider kijkt het werkstuk na en geeft er een voorlopig cijfer voor (zie bijlage 1
voor het beoordelingsformulier). Het pws wordt ook door een tweede docent gelezen
en beoordeeld. De begeleider en de tweede lezer bepalen samen het definitieve
eindcijfer voor het pws.
Plagiaatcontrole:
Het profielwerkstuk wordt op plagiaat gecontroleerd. Je begeleider weet dan direct of
je werk voldoende authentiek is. De begeleider bekijkt het plagiaatrapport op de elo
en bepaalt welk deel van het plagiaat acceptabel is. Dit kan per vak en/of onderwerp
verschillend zijn en hangt o.a. af van geciteerde bronnen.
Een hoog plagiaatpercentage heeft invloed op het eindcijfer voor het pws. Als het
plagiaatpercentage te hoog is moet je je pws aanpassen. Hierbij gelden de volgende
regels:
1 Plagiaat tot 5% is toegestaan.
2 Plagiaat tussen 6 en 30%: de begeleider bekijkt het plagiaatrapport en
beoordeelt de aard van het plagiaat. De begeleider kan op basis van het
rapport tot 1,5 punt van het eindcijfer van het pws aftrekken.
3 Plagiaat hoger dan 30%: de begeleider bekijkt het plagiaatrapport en
beoordeelt de aard van het plagiaat. De begeleider kan op basis van het
rapport de opdracht geven om het pws te verbeteren/ aan te passen.
NB: Het is toegestaan om uit bronnen te citeren mits de informatie die letterlijk uit
bronnen wordt overgenomen als zodanig aangegeven wordt in het pws. Ook
bijlagen die letterlijk uit bronnen afkomstig zijn, dienen voorzien te zijn van een
bronvermelding (zie ook de ‘Richtlijnen voor de bronvermelding’ in bijlage 7).
6
Hoofdstuk 4 Het stappenplan
Het maken van een pws is niet eenvoudig. Er moet niet alleen veel gedaan worden,
er moeten ook veel beslissingen genomen worden. Om alles overzichtelijk te houden
werk je volgens het stappenplan. Bij elke stap hoort een datum waarop het
betreffende onderdeel uiterlijk afgerond moet zijn. Je krijgt dan van je begeleider te
horen of het werk dat je tot dat moment gedaan hebt in orde is. Dit systeem moet
ervoor zorgen dat noch jij, noch je begeleider aan het eind van het proces voor
verrassingen komt te staan. Gebruik het planningsformulier (bijlage 3) om een goede
planning van je werkzaamheden te maken. De data staan op het planningsformulier,
noteer deze!
Stap 1: Oriëntatie
Kies een vak, een onderwerp en een partner.
Bedenk en formuleer je voorlopige onderzoeksvraag (overleg met vakdocenten, zoek
informatie in mediatheek, enz.).
Laat het keuzeformulier goedkeuren en ondertekenen door een docent van het door
jou gekozen vak.
Keuzeformulier uiterlijk 12 mei digitaal inleveren.
De indeling bij de begeleiders wordt z.s.m. bekend gemaakt op de elo.
Stap 2: Planning
Formuleer je definitieve onderzoeksvraag en de deelvragen.
Maak een plan van aanpak: bedenk hoe je je onderzoek wilt gaan uitvoeren en wat je
ervoor nodig hebt.
Maak een tijdsplan: bedenk wanneer je de verschillende onderdelen gaat uitvoeren;
gebruik het planningsformulier (bijlage 3).
Stap 3: Uitvoering
In deze periode komt het pws te stand:
Je gaat informatie verzamelen, literatuur bestuderen, experimenten uitvoeren,
resultaten verzamelen en ordenen, een bronnenlijst maken, enz.
Je maakt met je pws-begeleider duidelijke afspraken over wat je wanneer af moet
hebben.
Omdat dit de belangrijkste stap is en veel werk omvat, zijn er dit jaar drie
controlemomenten vastgelegd.
Het is verstandig om bij deze stap vaker contact met je begeleider te hebben.
Stap 4: Afronding
Het is mogelijk om je pws nog dit jaar af te ronden en in te leveren; dan heb je in het
examenjaar je handen vrij. Mocht dit niet lukken dan kun je in september je pws afronden.
We raden je aan om dat voor de herfstvakantie te doen; dan is de enige periode waarin er
echt tijd voor is. De uiterste inleverdatum van het definitieve pws is vrijdag 17 november.
Je levert het pws in tweevoud in:
Een papieren versie, netjes in een mapje, bij GRT.
En een digitale versie via de elo bij het vak hf PWS.
Zie ook hoofdstuk 3 van deze brochure.
7
Hoofdstuk 5 Keuzeonderwerpen
AARDRIJKSKUNDE
Voor het maken van een profielwerkstuk bij het vak aardrijkskunde ga je in overleg
met je docent op zoek naar een onderwerp. Het onderwerp heeft steeds een groot
raakvlak met de examenstof. De docent speelt een belangrijke rol bij de keuze van
het onderwerp van het profielwerkstuk.
BEDRIJFSECONOMIE
Onderwerp
Bedenk je eigen product, voer een marktonderzoek uit en schrijf het
bijbehorende marketingplan en maak een reclamefilmpje.
De rekenkamer: wat kost een …… (doe onderzoek naar de kosten van een
product/dienst, zoals in het televisieprogramma De Rekenkamer)
Stel je eigen (fictieve) aandelenpakket samen, volg de koersen en analyseer de
invloed van je beslissingen op je winst of verlies
Een eigen onderneming starten: verzin een product of dienst en breng deze op
de markt.
Wat is de goedkoopste én de meest verstandigste hypotheekvorm. Maak een
vergelijking tussen de verschillende hypotheekvormen.
Hoe ziet het verdienmodel van een youtuber eruit? Vergelijk twee of drie
youtubers om erachter te komen waarom deze personen succesvol zijn en
waarom bedrijven bereid zijn hun te ‘sponsoren’.
Ben jij financieel zelfredzaam? Doe een onderzoek en beoordeel aan de hand
van een aantal zelfbedachte criteria of een persoon zijn financiële huishouding
op orde heeft.
8
BIOLOGIE
Ecologie / planten
biomassa in water m.b.v. objectglaasjes in relatie met diepte, vervuiling, stroming
broeikaseffect nabootsen in het ß-lab m.b.v. Coach
invloed van het milieu (fosfaten, nitraten, wasmiddelen, etc.) op de ontwikkeling, groei en
bouw bij planten (b.v. algen, begonia, bonenplanten, o.i.d.)
osmotische invloeden op de ontwikkeling, groei en bouw bij planten
invloed van compostering op de ontwikkeling, groei en bouw bij planten
invloed van groei remmende middelen en groeihormonen op de ontwikkeling, groei en
bouw bij planten
concurrentie tussen twee of meer plantenpopulaties
honingonderzoek of pollenonderzoek: microscopisch
diversiteit van plantengroei in relatie met abiotische factoren (eutroof, oligotroof)
biogas uit poep van koe, varken, paard, etc. (bv. slimmere opstelling bouwen)
Mens of dier: fysiologie
invloed op lichaamsfuncties van koffie, voedingsmiddelen, etc. (Géén alcohol, drugs,
sigaretten, doping, etc. Invloed op sport / spieropbouw wordt ook afgeraden.)
oog: afstanden schatten, ruimtelijk inzicht, kleurwaarneming, gezichtsbedrog, etc.
oor: bovenste / onderste gehoorgrens, gehoorgrenzen, etc.
smaak: smaakdrempel, smaakverstoring door ouderdom, etc.
neus: geurherkenning van stoffen of mensen, reukdrempel, etc.
reactiesnelheid onder verschillende omstandigheden
Mens of dier: gedrag
voorkeur gezichtsvorm, vorm kin/neus, lichaamsvormen, symmetrie
invloed kleur, geur, reclame
conditioneren van duiven, katten, honden, etc.
integratie proces tussen kippen, konijnen, cavia’s, o.i.d.
lichtinvloed op meelworm, pissebed, etc.
agressiegedrag bij Siamese kempvis
Skinner box bouwen en geconditioneerde reflex meten
Cellen (bacteriën of gist – ook mogelijk met Coach)
invloed van Yakult of Activia (probiotica)
werking van zeep, deodorant, tandpasta, schoonmaakmiddel, etc.
conserveringsmethodes: pasteuriseren of steriliseren van melk, in zuur bewaren, etc.
anaërobe gisting: kaas, wijn, zuurkool maken (optimaliseren productieproces)
Het pws mag geen direct vervolg zijn op een PO dat je in vwo 5 hebt gemaakt.
Laat je begeleiden door een universiteit! Kijk bv. op http://www.itsacademy.nl/
Vul bij de zoekfunctie “profielwerkstukbegeleiding” in en bekijk de
mogelijkheden.
9
DUITS
Andere vakken die met het
Onderwerp Presentatievorm
onderwerp te maken hebben
schriftelijk /
Handel D-NL ec / gs
mondeling
Toerisme/ A – NL D – NL ec / ak Idem
Ungeliebte Nachbarn (vooroordelen) gs / levo / filosofie / maw Idem
Euregio’s: nut? Gs / ec / ak Idem
WO II gs Idem
Hereniging 1990 ec / gs Idem
Duitse wijnen/ bieren ak / ec Idem
Schilderkunst ckv / levo Idem
Architectuur = Bauhaus ckv / wi Idem
Literatuur = D – NL wisselwerkingen ne Idem
Geld = koppeling NL-D ec Idem
Reclame D – NL ec / gs / ckv / levo Idem
Duitsland, Nederland en voetbal Bsm / gs / ec Idem
Duitsland, Nederland en de Hanze Gs / ec Idem
Of overleg voor een onderwerp voor je profielwerkstuk met een docent Duits.
ECONOMIE
10
VERVOLG ECONOMIE
Nog meer landen bij de EU? Europa, EU
Wat leveren alternatieve energiebronnen ons op? Duurzaamheid,
economische groei
Geld maakt wel/niet gelukkig! psychologie, inkomen,
economische groei,
overheid
Economische beslissingen: ratio of emotie? (wordt economisch Psychologie, economische
gedrag gestuurd door psychologische processen of door een theorieën
rationele afweging van voor- en nadelen)
Verlaging van de AOW-leeftijd: liever vandaag dan morgen! Vergrijzing, sociale
zekerheid, ruilen over tijd
Zal de kwaliteit van het (hoger) onderwijs verbeteren als het Overheid
geprivatiseerd wordt?
Klaslokaalexperimenten economie: doe onderzoek naar de Experiment +
effecten van klaslokaalexperimenten onderzoeksverslag
Klaslokaalexperimenten economie: bedenk zelf een nieuw Experiment +
experiment en voer ‘m uit onderzoeksverslag
Wat kost…..? Maak je eigen aflevering van de Rekenkamer en Filmpje + script
zoek uit wat de kosten zijn van ……
ENGELS
11
FILOSOFIE
Het onderwerp voor het profielwerkstuk is een filosofische vraag die aansluit bij de
onderwerpen die tijdens het vak filosofie behandeld zijn: wijsgerige antropologie, ethiek,
politieke en sociale filosofie, kennisleer, wetenschapsfilosofie.
Je hoofdvraag beantwoord je met behulp van het werk van bekende en/of nieuwe filosofen,
die je systematisch bespreekt en bekritiseert.
Mogelijke onderwerpen
Wat maakt de mens tot mens?
In hoeverre verschillen mensen van dieren?
Monisme of dualisme?
Wat is de invloed van taal op denken?
Wat is goed onderwijs?
Ben je eigenlijk een soort computer?/ Kan er ooit een robot gemaakt worden met
bewustzijn?
Hoe kun je jezelf zijn? Wat is je ‘ik’?
Wat is macht? Kan je je onttrekken aan macht?
Hoe moet je omgaan met je emoties?
Wat is (het belang van) kunst?
Wanneer ben je vrij?
Wat is goed samenleven? Bijvoorbeeld: in hoeverre is democratie een goede staatsvorm?
Wat heb je aan filosofie/filosoferen?
Wat zijn normen / waarden / deugden?
Wat is goed leven/handelen?
Wat is wijsheid?
Wat is het belang van geesteswetenschappen?
Wat weet je zeker?
Wat is rechtvaardig? / Is de doodstraf een rechtvaardige straf?
FRANS
Andere vakken die
Onderwerp met het onderwerp Presentatievorm
te maken hebben
Le système scolaire en, ne in overleg met de docent
Politiek Gs Idem
Het Franse chanson mu, ckv Idem
Het stripverhaal te, ckv Idem
Handelsbetrekkingen Ec Idem
Drugs(gebruik) bi / levo Idem
De mode te, ckv een modeshow
De roddelpers Levo In overleg met de docent
Frankrijk en Europa Gs Idem
Cultuurverschillen tussen NL en F ne / levo Idem
Het impressionisme te, ckv Idem
Het existentialisme (1945-1960) ne, en, du, gs Idem
Het surrealisme (1925-1940) ne, te, ckv Idem
Het dadaïsme (1916-1925) te, ckv, ne, en, du Idem
Stromingen uit de 19e eeuw ne, en, du, te, ckv, gs Idem
Franse rap (Argot, Verlan) mu, ckv Idem
12
GESCHIEDENIS
Het onderwerp voor het profielwerkstuk moet gaan over een deel van de examenstof,
namelijk een onderwerp uit de historische contexten:
- China 1842-2001
- Duitsland en Europa 1918-1991
- Verlichtingsideeën en de democratische revoluties 1650-1900
- Steden en burgers in de Lage Landen 1050-1700
Het is de bedoeling dat je daar dan weer een beperkte periode uit kiest bijvoorbeeld:
Ook mag je een biografie maken van een politicus of een ander belangwekkend
persoon uit de tijd van de contexten. Je moet dan wel in een inleidend hoofdstuk een
goed beeld van de tijd schetsen waarin deze persoon leefde.
In heel uitzonderlijke gevallen mag je in overleg met je docent voor een afwijkend
onderwerp kiezen. Dat kan als jij bijvoorbeeld een heel specifieke interesse hebt in
een geschiedkundig onderwerp, maar dat moet je dan wel heel hard kunnen maken.
Door je te beperken tot één persoon of een beperkte periode, willen we bereiken dat
jullie het onderwerp echt goed uitdiepen. Je profielwerkstuk bevat minimaal 25 A4-
tjes tekst (dus zonder titelpagina, bronnenlijst etc.).
Je moet een duidelijke vraagstelling hebben, die aanleiding geeft tot een goed
onderzoek. Je gaat dus niet zomaar een beschrijving geven van een gebeurtenis of
persoon, maar moet echt een onderzoek doen waarbij je verschillende gegevens
over die persoon of gebeurtenis met elkaar vergelijkt. Vervolgens kom je dan tot een
conclusie, het antwoord op jouw hoofd- en deelvragen.
We verwachten ook dat je aangeeft welke soorten bronnen je gebruikt hebt, of ze in
jouw ogen representatief zijn, welke bronnen jij betrouwbaarder/belangrijker vindt
dan andere en waarom je dat vindt. Uiteraard komen ook oorzaak-gevolg
redeneringen aan bod.
Je moet minstens twee, door je docent goedgekeurd, boeken over deze periode
bestuderen. Mocht je maar een heel beperkt deel van die boeken gebruiken dan
moet je nog extra boeken raadplegen. Daarnaast moet je ook artikelen en/of
internetgegevens gebruiken, waarbij je in de bronnenlijst heel duidelijk aangeeft
welke je geraadpleegd hebt.
Je moet minstens één, door je docent goedgekeurd, boek over deze periode
bestuderen. Daarnaast moet je ook artikelen en/of internetgegevens gebruiken,
waarbij je in de bronnenlijst heel duidelijk aangeeft welke je geraadpleegd hebt.
13
GRIEKS / LATIJN
Venus als bron van inspiratie: gs, te, en, mu, fi idem
in de antieke mythologie
in de (Italiaanse) schilderkunst
in de (Engelse) literatuur
in de (klassieke) muziek
Voorstellingen van het hiernamaals: gs, fi idem
vergelijkingen tussen verschillende culturen
vergelijkingen tussen verschillende periodes
Latijn vroeger en nu: ne, en, fa, du, gs, fi idem
leenwoorden in de moderne vreemde talen en het
Nederlands
geschiedenis van het Latijn
Er zijn natuurlijk nog vele andere onderwerpen mogelijk in overleg met je docent.
14
INFORMATICA
15
Vervolg INFORMATICA
16
MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN
Het onderwerp is vrij maar moet wel aansluiten bij een van de hoofdconcepten van
maw: Vorming. Binding, Verhouding of Verandering. Het onderzoek moet voldoen
aan de eisen van een sociaalwetenschappelijk onderzoek Naast literatuuronderzoek
willen we dat je ook een andere onderzoekstechniek zoals een interview of een
enquête gebruikt.
MUZIEK
17
Filosofische/sociale aspecten (bijv: Bach en getallensymboliek, relatie tekst en
muziek bij Schubert, protestliederen, muziek en identiteit, muziekvakopleidingen,
muziekwetenschap, de muziekindustrie, invloed van muziekclips op You Tube,
muziek en oorlog/revolutie, muziektherapie, muziekpsychologie, muziek en religie,
muziekonderwijs op de basisschool/middelbare school, muzikale voorkeuren van
leerlingen op Han Fortmann/ docenten op Han Fortmann, etc.)
NATUURKUNDE
18
NEDERLANDS
Je kunt met het schoolvak Nederlands eigenlijk alle kanten op. Hieronder staan een
aantal voorbeelden voor onderwerpen van een profielwerkstuk gegeven. Uiteraard
kun je ook altijd komen met een ander voorstel!
Neologismen: zoals kleren in of uit de mode zijn, zo zijn ook woorden aan trends
onderhevig. Onderzoek welke nieuwe woorden er het afgelopen jaar zijn bij
gekomen. Hoe ontstaan nieuwe woorden eigenlijk?
Taalverwerving: hoe leren tweedetaalverwervers het Nederlands? Kunnen zij gelijk
vloeiend Nederlands spreken of gaat dit geleidelijk? Ook kun je kijken naar het
verwerven van de taal door jonge kinderen. Hoe ontwikkelt een kind zich op het
gebied van taal?
Engels en Nederlands: wat is de invloed van het gebruik van Engels op het
Nederlands? Engels wordt nu steeds meer gebruikt als voertaal op studies.
Daarnaast is ook op het Han Fortmann gekozen voor T(weetalig) O(nderwijs). Heeft
het Nederlands te lijden onder al dat Engels?
Analfabetisme: wat is het en hoe vaak komt dit verschijnsel in Nederland voor? Je
hebt vast wel eens reclames van mensen die in de supermarkt niks konden lezen op
televisie gezien. Komt dit in Nederland nu echt voor? Waarom kan iemand eigenlijk
niet lezen en schrijven?
Dyslexie: wat is het, hoe gaat de school ermee om, hoe gaat het vak Nederlands
ermee om en hoe gaan Nederlanders ermee om? Zo’n 10 procent van de
Nederlandse bevolking heeft ermee te maken! Is het eigenlijk erfelijk? Zouden we
rekening moeten houden met mensen met dyslexie? Hoe schrijven en lezen mensen
met dyslexie?
Dialecten en talen: welke dialecten en talen worden er in Nederland (of
Heerhugowaard) gesproken? Wat is het verschil tussen een dialect en een taal? Is
het Fries dat gesproken wordt door Friezen van invloed op het gebruik van hun
Nederlands?
Sprookjes en volksverhalen: hoe zijn sprookjes ontstaan en wat voor invloed
hebben deze gehad? Waar staan sprookjes eigenlijk voor (betekenis)? Hoe zijn
sprookjes terug te zien in de Nederlandse literatuur en in films?
Kinderboeken door de jaren heen/jeugdliteratuur: waarom is er literatuur voor de
jeugd ontwikkeld? Zijn er speciale thema’s waarover geschreven wordt? Wat is nou
kenmerkend jeugdliteratuur? Hoe heeft de jeugdliteratuur zich ontwikkeld?
Literatuur: In de bovenbouw lees je een aantal boeken voor je literatuurdossier en je
mondeling. Waarom worden sommige boeken al jarenlang vaak gekozen? Welke
thema’s worden vaak gekozen door leerlingen op HF? Je kunt ook
boeken/thema’s/motieven van literaire werken met elkaar vergelijken of binnen een
tijd plaatsen bijvoorbeeld.
Je favoriete Nederlandse schrijver of jeugdboekenschrijver
19
SCHEIKUNDE
20
TEKENEN
Het profielwerkstuk tekenen bestaat uit een beeldend onderzoek (het maken van
beeldend werk).
De opdrachten die je voor dit onderzoek moet maken, zijn ontleend aan
toelatingsopdrachten voor de verschillende beeldende opleidingen.
Het idee achter deze opzet is, dat je als beginnend ontwerper / kunstenaar goed
voorbereid wordt op een eventueel toekomstig toelatingsexamen van een beeldende
opleiding.
Mocht je niet van plan zijn een dergelijke opleiding te gaan volgen maar vind je het
gewoon leuk om te fotograferen, te filmen of te tekenen, dan ben je natuurlijk ook
welkom.
Als je geïnteresseerd bent, kom dan langs bij één van de begeleiders.
Met de begeleider kun je ook overleggen welke opdracht voor jou het meest geschikt
is.
WISKUNDE
21
BIJLAGE
Bijlage 1 Beoordelingsformulier Profielwerkstuk
Titel: ………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
HET PROCES: beoordeling van de voortgang van het werk (een planning
(10p) maken, je er aan houden, op tijd inleveren, etc.)
max.
score Toelichting / opmerkingen / afspraken
score
Stap 1 Oriëntatie
Opstellen van
2
onderzoeksvraag en
deelvragen
Stap 2 Planning
Maken van een plan van
2
aanpak, tijdsplan en
taakverdeling
Stap 3 Uitvoering
Minimaal 3x overleg met
de begeleider over de
4
voortgang van het pws
Naar behoren bijhouden en
laten aftekenen logboek
Stap 4 Afronding
Op tijd inleveren pws 2
incl. logboek
22
DE INHOUD: beoordeling van de inhoud van het werk (niveau, originaliteit,
(90p) afbakening van het onderwerp, logische opbouw, etc.)
max.
onderdeel score Toelichting
score
INHOUD:
Onderzoeksvraag, theorie,
50
resultaten, conclusie,
discussie, enz.
NIVEAU / INZICHT:
Originaliteit, omvang,
diepgang, creativiteit, 30
aantal + kwaliteit + juiste
weergave van de bronnen
VORMGEVING:
Titelpagina, lay-out, taal, 10
spelling, verzorging, enz.
TOTAAL:
100
(proces + inhoud)
Datum: …………………………
23
Bijlage 2 Keuzeformulier profielwerkstuk
!BEGELEIDER VOERT DIT IN OP HET PERSONEELSPORTAAL!
NB: Indien de vakdocent al vóór de akkoordverklaring een gedetailleerde onderzoeksvraag (evt. met
deelvragen) wenst, noteer deze dan op een apart blad en bewaar dit zelf.
24
(voorkeur voor)
Vak
begeleider
12 juni –
Stap 3 (uitvoering) Je begeleider controleert de voortgang, inhoud en niveau van je werk
30 juni
PROEFWERKWEEK IV
(4) 5 juli –
Afspraak met pws-begeleider maken om voortgang te bespreken
11 juli
24 juli –
ZOMERVAKANTIE
1 sept
11 sept – Deze week bespreek je tot waar je bent gekomen met je pws en wat
Stap 3 (uitvoering)
15 sept jullie plan van aanpak is en ga je verder met de uitvoering.
26
Stap in het
Week Plan je activiteiten
proces (zie H4)
30 okt –
Stap 4 (afronding) Pws in de basis af, doornemen met begeleider (uiterlijk 9 nov)
4 nov
PWS inleveren (uiterlijk 16.05 uur, kantoor 064)
17 nov Pws-dag
Digitaal via de elo en papieren versie bij GRT (17 nov)
27
Bijlage 5 Het kiezen van een onderwerp
Een goed onderwerp kiezen is niet makkelijk. Onderstaande stappen helpen je met
je keuze en zorgen ervoor dat je en back-up hebt, mocht je onderwerp toch
ongeschikt blijken te zijn.
2 De onderwerpen verkennen
Zoek bij elk van je onderwerpen artikelen, nieuwsberichten, afbeeldingen, etc.
van verschillende websites, uit tijdschriften, boeken, etc. Noteer / onthoud /
bewaar de bronnen / bronvermelding.
Bedenk vervolgens bij ieder onderwerp een hoofdvraag en vier deelvragen.
Wat wil je te weten komen over het onderwerp? Hou het realistisch; het
onderzoek moet wel uitvoerbaar zijn.
Noteer voor elk onderwerp de hoofdvraag in het midden van een vel A3 en zet
de deelvragen er omheen. Maak nu met behulp van trefwoorden en pijlen een
mindmap om je hoofd- en deelvragen heen. Gebruik hierbij ook informatie uit
de bronnen die je verzameld hebt.
Hierdoor kom je erachter of je onderwerp realistisch en uitvoerbaar is.
3 Kiezen en perfectioneren
Kies met behulp van je mindmaps het meest veelbelovende onderwerp voor
het project. Bekijk je hoofd- en deelvragen nog eens kritisch; goede
onderzoeksvragen zijn duidelijk, nauwkeurig, eenduidig en specifiek.
- Staat in de onderzoeksvragen wat je te weten wilt komen?
- Leiden de vragen tot een uitvoerbaar onderzoek?
- Moeten er vragen aangepast of vervangen worden?
Kies bij het gekozen onderwerp een passende onderzoeksmethode (zie
de bladzijden hierna). Niet elke onderzoeksmethode is geschikt voor elk
onderwerp. Je kunt bijvoorbeeld niet bij elk onderwerp een experiment
uitvoeren (denk aan de oerknal of evolutie). Ook een technisch ontwerp past
niet bij elk onderwerp. Vraag eventueel hulp aan een docent.
4 De uitvoering
De omvangrijkste fase van het pws waarbij je zelfstandig werkt volgens je eigen
planning. Om je de goede kant op te sturen zijn er per onderzoeksmethode tips
voor de juiste uitvoering (zie de volgende bladzijden). Ga naar de door jou
gekozen methode en volg de stappen. Vraag je begeleider om hulp als je
vastloopt.
28
Bijlage 6 Onderzoeksmethoden
1 Natuurwetenschappelijk onderzoek
Een experiment vormt de basis van je onderzoek. Je hebt van te voren een
verwachting van de uitkomst van je experiment (je hypothese). Deze hypothese
baseer je op de theorie over het onderwerp, waarin je je moet verdiepen. Nadat je de
conclusie uit je resultaten hebt getrokken, bepaal je of je hypothese juist was of niet.
Bronnen
Bij elk soort onderzoek dat je doet zal je bronnen moeten gebruiken. Bij een
theoretisch onderwerp waarbij alle informatie van internet of uit boeken komt, ligt dat
voor de hand. Maar ook bij een onderzoek dat gebaseerd is op een experiment heb
je achtergrondkennis nodig, bijvoorbeeld om een goede hypothese op te kunnen
stellen.
Maak een informatiedossier:
- Zoek op internet informatie over je onderwerp bij elkaar. Je kunt eventueel
starten met de informatie die je voor je mindmap gebruikt hebt (zie blz. 31).
Plak de bronvermelding onder elke bron.
- Naast internet vormen ook boeken en tijdschriften een belangrijke
informatiebron. Maak een lijst van de boeken en/of tijdschriften die je gebruikt.
- Let op het niveau en de betrouwbaarheid van je bronnen. Zorg ook voor
voldoende variatie. Spreekbeurten en werkstukken van internet zijn vaak op
basisschoolniveau. “Google scolar” levert bronnen op het juiste niveau.
Scholieren.com wordt niet geaccepteerd als bron.
Het onderzoek
Je volgt de stappen van de natuurwetenschappelijke methode (zie volgende
bladzijde). Voer alle stappen in de juiste volgorde uit.
1 Onderzoeksvraag
Deze heb je in de voorbereidende fase al opgesteld (zie blz. 31). Bekijk of hier
nog iets aan verbeterd moet worden. Zijn alle vragen duidelijk en eenduidig?
2 Hypothese
Formuleer je verwachting van de uitkomst van de proef. Gebruik hierbij
steekhoudende argumenten. Hierbij is kennis over het onderwerp
noodzakelijk. Gebruik je informatiedossier om hypotheses met goede
argumenten op te stellen. Je moet bij de hoofdvraag én bij elke deelvraag
een hypothese opstellen.
29
3 Materiaal en Methode
Maak een lijst van de materialen die je tijdens het onderzoek gaat gebruiken.
Bedenk vervolgens stap voor stap hoe je de proef precies gaat uitvoeren.
Zorg voor een controle-experiment (de blancoproef).
Voer het experiment minimaal in duplo uit.
4 Resultaten
Geef alle gegevens die je tijdens de proef verzameld hebt overzichtelijk weer.
Orden de gegevens zoveel mogelijk in tabellen en grafieken of
staafdiagrammen. Vergeet niet alle eenheden en grootheden te vermelden;
zowel in de tabellen als bij de grafieken. Geef elke tabel en grafiek een titel.
Let op: Bij een grafiek staat de onafhankelijke variabele altijd op de x-as.
Vermeld ook onverwachte en/of vreemde resultaten.
5 Conclusie
Je conclusie baseer je op je resultaten; het is een logische gevolgtrekking uit
de verzamelde gegevens. Je conclusie is ook een antwoord op de
onderzoeksvraag. Beantwoord eerst de deelvragen en dan de hoofdvraag.
6 Discussie
Bekijk je eigen onderzoek kritisch:
* Is je conclusie in overeenstemming met je hypothese? Zo nee, probeer hier
een verklaring voor te geven.
* Vermeld alle onnauwkeurigheden van het onderzoek. Hadden deze
voorkomen kunnen worden? Geef verbeterpunten.
* Zijn de resultaten van het onderzoek betrouwbaar? Licht dit toe.
* Probeer onverwachte of vreemde resultaten te verklaren.
* Geef suggesties voor vervolgonderzoek: wat kan er nog meer onderzocht
worden over dit onderwerp?
2 Beschrijvend onderzoek
Bij een beschrijvend onderzoek verzamel je een berg gegevens waar je een
conclusie uit trekt. Dit kun je bijvoorbeeld doen door waarnemingen te doen of
metingen te verrichten, door enquêtes of interviews af te nemen of door een
bronnenonderzoek te doen. Een combinatie is natuurlijk ook mogelijk.
Bij dit soort onderzoek is het niet nodig en meestal niet mogelijk om van te voren een
hypothese op te stellen.
Bronnen
Bij elk soort onderzoek dat je doet zal je bronnen moeten gebruiken. Bij een
theoretisch onderwerp waarbij alle informatie van internet of uit boeken komt, ligt dat
voor de hand. Maar ook bij een onderzoek dat gebaseerd is op waarnemingen,
enquêtes of interviews heb je achtergrondkennis nodig om goed voorbereid aan de
slag te kunnen.
Maak een informatiedossier:
- Zoek op internet informatie over je onderwerp bij elkaar. Je kunt eventueel
starten met de informatie die je voor je mindmap gebruikt hebt (zie blz. 31).
Plak de bronvermelding onder elke bron.
30
- Naast internet vormen ook boeken en tijdschriften een belangrijke
informatiebron. Maak een lijst van de boeken en/of tijdschriften die je gebruikt.
- Let op het niveau en de betrouwbaarheid van je bronnen. Zorg ook voor
voldoende variatie. Spreekbeurten en werkstukken van internet zijn vaak op
basisschoolniveau. “Google scolar” levert bronnen op het juiste niveau.
Scholieren.com wordt niet geaccepteerd als bron.
Het onderzoek
Een grote hoeveelheid gegevens vormt de basis van je onderzoek. Deze gegevens
verzamel je door waarnemingen te doen, metingen te verrichten, enquêtes of
interviews af te nemen en/of door bronnen te verzamelen.
Voer onderstaande stappen in de juiste volgorde uit.
1 Onderzoeksvraag
Deze heb je in de voorbereidende fase al opgesteld (zie blz. 31). Bekijk of hier
nog iets aan verbeterd moet worden. Zijn alle vragen duidelijk en eenduidig?
2 Materiaal en Methode
Maak een lijst van de materialen die je tijdens het onderzoek gaat gebruiken.
Bedenk vervolgens stap voor stap hoe je de proef precies gaat uitvoeren.
Zorg voor meerdere testgroepen en werk met grote aantallen. Zie voor het
opstellen van een enquête of interview de info hieronder.
3 Resultaten
Geef alle gegevens die je tijdens je onderzoek verzameld hebt overzichtelijk
weer. Orden de gegevens zoveel mogelijk in tabellen en grafieken of
staafdiagrammen. Vergeet niet alle eenheden en grootheden te vermelden;
zowel in de tabellen als bij de grafieken. Geef elke tabel en grafiek een titel.
Let op: Bij een grafiek staat de onafhankelijke variabele altijd op de x-as.
4 Conclusie
Je conclusie baseer je op je resultaten; het is een logische gevolgtrekking uit
de verzamelde gegevens. Je conclusie is ook een antwoord op de
onderzoeksvraag. Beantwoord in de conclusie eerst de deelvragen en dan de
hoofdvraag.
5 Discussie
Bekijk je eigen onderzoek kritisch:
* Vermeld alle onnauwkeurigheden van het onderzoek. Hadden deze
voorkomen kunnen worden? Geef verbeterpunten.
* Zijn de resultaten van het onderzoek betrouwbaar? Licht dit toe.
* Probeer vreemde resultaten te verklaren.
* Geef suggesties voor vervolgonderzoek: wat kan er nog meer onderzocht
worden over dit onderwerp?
Enquête
Enquêtes zijn vooral geschikt om grote groepen mensen te onderzoeken.
Een enquête is volledig gestructureerd; de vragen zijn van te voren vastgesteld en
hier kan niet van worden afgeweken. Alles draait om de juiste vragen in de enquête.
Een enquête kan face-to-face, telefonisch, schriftelijk of via mail plaatsvinden.
31
Hoe minder mensen je enquête invullen, hoe moeilijker het is om goede conclusies
te trekken uit je onderzoek. Blijf dus altijd voorzichtig met de conclusies die je trekt uit
de antwoorden van een kleine groep deelnemers.
Bepaal eerst de doelgroep van je enquête. Zorg voor meerdere subgroepen en werk
met grote aantallen. Zorg dat elke subgroep voldoende deelnemers bevat.
Alles draait om de juiste vragen in de enquête. Zorg ervoor dat de vragen aan de
volgende voorwaarden voldoen:
- ze zijn eenduidig
- ze zijn helder geformuleerd
- ze geven antwoord op je onderzoeksvraag
- ze zijn makkelijk te verwerken (vooral bij grote aantallen deelnemers)
- bij MKV is er ook een optie “Anders, namelijk ……….”
Interview
Een interview levert andere informatie op dan een enquête. Tijdens een interview
kun je met je vragen de diepte in gaan. Je kunt meer te weten komen over bepaalde
kennis, ervaringen of motieven van mensen. Deze methode wordt vaak gebruikt om
informatie te verkrijgen van deskundigen.
Een interview kan face-to-face of telefonisch plaatsvinden. Email is niet geschikt voor
een interview omdat je niet kunt doorvragen op bepaalde onderwerpen. Het wordt
dan moeilijker om erachter te komen wat de geïnterviewde nu precies bedoelt.
Een nadeel van interviews is dat ze veel tijd kosten. Hierdoor kan je minder mensen
in je onderzoek betrekken dan wanneer je een enquête afneemt. Hoe minder
mensen je onderzoekt, hoe moeilijker het is om (algemene) conclusies te trekken uit
je onderzoek. Blijf dus altijd voorzichtig met de conclusies die je trekt uit de
antwoorden van een kleine groep deelnemers.
Als interviewer stel je van te voren een lijst met vragen op. Je kunt van je vragen
afwijken of op bepaalde antwoorden doorvragen als dit relevant is. Je kunt ook
vragen stellen die aansluiten op de antwoorden die je hoort.
Tips voor het houden van een goed interview:
- Bedenk welke personen je wilt interviewen en waarom.
- Noteer de vragen die je in ieder geval wilt stellen.
- Zorg dat je doorvraagt, waarom heeft iemand een bepaalde mening?
- Maak een opname met telefoon of spraakrecorder.
- Stel bij de verschillende deelnemers zo veel mogelijk dezelfde vragen,
zodat verschillen en overeenkomsten aan het licht komen.
- Kies deelnemers die iets met elkaar gemeen hebben, maar ook
verschillend zijn, zodat je iets hebt om te vergelijken.
- Zorg dat je een antwoord krijgt op je onderzoeksvraag.
3 Technisch ontwerp
Maak zelf het ontwerp voor een product dat nuttig is of het leven makkelijker maakt.
Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen een duurzaam ontwerp te maken of een
bestaand ontwerp te verbeteren/ milieuvriendelijker te maken. Van je ontwerp bouw
je een prototype dat je ook gaat testen. Je gebruikt hierbij de stappen van de
ontwerpcyclus.
32
Bronnen
Bij elk soort onderzoek dat je doet zal je bronnen moeten gebruiken. Bij een
theoretisch onderwerp waarbij alle informatie van internet of uit boeken komt, ligt dat
voor de hand. Maar ook bij een technisch ontwerp heb je achtergrondkennis nodig
om goed voorbereid aan de slag te kunnen.
De ontwerpcyclus
Je gaat zelf een ontwerp maken en een prototype bouwen volgens de stappen van
de ontwerpcyclus (zie hieronder). Voer alle stappen in de juiste volgorde uit.
33
Wees nauwkeurig en volledig. De eisen moeten uitvoerbaar zijn (je moet een
prototype kunnen bouwen) en ze moeten te testen zijn (je moet je prototype
kunnen testen).
3 (Deel)oplossingen bedenken
In deze fase ben je aan het brainstormen over mogelijkheden voor (delen van)
je ontwerp. Voor elke probleem zijn vaak vele mogelijke oplossingen. Maak
(klad)schetsjes van mogelijke oplossingen. Bedenk welke voor- en nadelen
elke oplossing heeft. Maak keuzes.
4 Ontwerpvoorstel formuleren
De uitkomst van stap 3 wordt je uiteindelijke ontwerpvoorstel. Dit ontwerp
voldoet aan zoveel mogelijk van de opgestelde eisen, heeft zo min mogelijk
nadelen en zoveel mogelijk voordelen. Dit is het product dat je wilt gaan
bouwen! Bedenk welke materialen je hiervoor nodig hebt.
34
Bijlage 7 Richtlijnen voor de bronvermelding
Noteer je direct bij alle gevonden informatie de bron, dan scheelt het je later veel
werk. Het is zo vervelend als je denkt klaar te zijn en dan nog je bronvermelding
moet doen. Dat betekent dat je alle gebruikte informatie opnieuw op moet zoeken.
Daarom de tip: doe het direct.
Dit overnemen van delen van andermans werk kan op twee manieren: door te
parafraseren (in je eigen woorden weergeven) of door te citeren (een stukje van de
tekst letterlijk overnemen). Een citaat plaats je altijd tussen aanhalingstekens.
Achterin je werkstuk neem je een lijst op van alle bronnen die je hebt geraadpleegd:
de bronvermelding. De publicaties in deze bronnenlijst staan in alfabetische
volgorde van (eerstgenoemde) auteur. Er zijn verschillende soorten bronnen, die je
als volgt beschrijft:
Voorbeelden:
Meijden, B. van der, Schiphol als thema voor een geschiedenis-, internet- en/of
profielwerkstuk. 1998. Geraadpleegd op 7 juli 2005,
http://www.histopia.nl/schiphol.htm
35
Voorbeelden:
Dijk, P. van en F. Jansen, Wereldgids. Reisgids door de literatuur. Amsterdam,
Prometheus, 2003.
Beijnum, Kees van, De oesters van Nam Kee. Amsterdam, Nijgh en Van Ditmar,
2000. (11e druk, 2002).
Voorbeelden:
Ouwerkerk, D. van en J. van der Grinten, De kracht van zacht. Wat mannen over
vrouwelijke vergaderstijlen kunnen leren. In: Interne Communicatie 4, 2004, p. 11-13.
Dongen, Menno van, Bestuur hoofdstad is niet effectief. In: Volkskrant, 7 juli 2005.
Voorbeeld:
Dongen, Menno van, Bestuur hoofdstad is niet effectief. In: Volkskrant, 7 juli 2005,
[Elektronische versie].
36