Houden van

Miel Cools

                  
  
G G

       
 
1. Hou - den van
2. Hou - den van

  
3. Hou - den van

    
         
6 D7

      
kun je bij Shake - speare niet le - ren, Ro - me - o en Ju - lia die zijn al lang
kun je de buur - man niet le - ren; de e - ne zoent zus en de - an - der zoent

      
kun je maar heel lang - zaam le - ren; hard - lo - pers o - pen zich - zelf vaak voor -

      
12 G G D7

        
dood. Je hoort o - ver lief - de veel on - zin be - we - ren, van
zo. Wie zo mooi mo - del stond, valt straks van zijn sok - kel; soms


     
bij; het staat niet in boe - ken, het staat niet ge - schre - ven, wat

   
18 G G7

           
lief - de in boek - en zijn de let - ters te groot. Het heeft im - mers
is het hard knok - ken, soms krijg je' t ca - deau. Het heeft im - mers
lief zijn wil zeg - gen voor jou en voor mij. Het heeft im - mers

    
                 
24 C A7

  
meer met kof - fie te ma - ken, met twee kou - we voet - en, 's win - ters in
meer met warm - te te ma - ken, met twee zach - te arm - en 's nachts om je
meer met ge - lo - ven te ma - ken, met twee grij - ze o - gen, die kij - ken je

  
                 
30 D B7 Em

   
bed, met e - ven - tjes blij zijn, en dan weer ver - drie - tig, tot op - eens ie - mand
heen, met e - ven - tjes vrij zijn en dan weer ge - bon - den tot op - eens ie - mand
aan, met e - ven - tjes boos zijn en dan weer ver - drie - tig, tot op - eens ie - mand


A 7/ 
   
            
36 E m/ D D/ D/ D/ G
D C C B A

zegt hier een si - ga - ret. Hou - den van,

zegt: ik zeg toch niet neen.
zegt: weg met die traan!
©DDP
2 Houden van

    
            
43


hou - den van, 't is vaak niet bij - zon - der, 't is vaak niet zo'n

  
        
49 D7

     

  
won - der, maar geen mens die zon - der kan. Hou - den van,

        
        
56

hou - den van, 't is wei - nig po - e - tisch, 't is wei - nig pro - fe - tisch, maar geen


        
         
     
G D.C.

   
62

mens die zon - der kan.

©DDP