Professional Documents
Culture Documents
Problemen Oplossen Met Tweedegraadsfuncties: Wat Je Al Kunt in de Kijker
Problemen Oplossen Met Tweedegraadsfuncties: Wat Je Al Kunt in de Kijker
Problemen Oplossen Met Tweedegraadsfuncties: Wat Je Al Kunt in de Kijker
Inhoud
Instap
1 Kenmerken van de grafiek van de functie
f(x) = ax2 + bx + c (a ≠ 0)
2 Functievoorschriften opstellen
3 Problemen oplossen
Computationeel denken
Signaaloefeningen
Differentiatietraject
Studiewijzer
1
Instap
Opdracht 1
y
De grafiek van de functie f met voorschrift f(x) = -x2 + 4x - 0,4 is gegeven. T
4
•
Bepaal de vergelijking van de symmetrieas van de grafiek van de functie. 3
2
x=2 1
0 x
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
−1
−2
Opdracht 2
y
Als we de grafiek van f met f(x) = x2 achtereenvolgens volgende y = p(x)
4
transformaties laten ondergaan, dan wordt het voorschrift:
3
1
f1(x) = 2x2 0 x
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
• horizontale verschuiving over een afstand 3 naar rechts: −1
−2
f2(x) = 2(x – 3) 2 −3
−5
p(x) = f3(x) = 2(x – 3) 2 – 4
- dom p = �
x 3
p(x) ↘ –4 ↗
2
1 Kenmerken van de grafiek van de functie
f(x) = ax2 + bx + c (a ≠ 0)
Als het functievoorschrift in de vorm f(x) = ax2 + bx + c staat, dan kun je met deze formules de coördinaat van de top van
de grafiek en de symmetrieas van de grafiek bepalen.
Voorbeeld
f(x) = 3x2 − 2x + 1 (a = 3, b = −2 en c = 1) y y = f(x)
4
−b 2 1
α = = = 3
2a 2⋅3 3
2
−b2 + 4ac −(−2)2 + 4 ⋅ 3 ⋅ 1 8 2
β = = = =
4a 4⋅3 12 3 1
•
0 T x
−4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4
Besluit: −1
1 2 −2
De top van de grafiek van f is T , .
3 3
−3
1 −4 1
De vergelijking van de symmetrieas van de grafiek van f is x = . x=
3 3
3
Merk op
• Het is vaak veel eenvoudiger om de y-coördinaat van de top als functiewaarde te berekenen:
f(α) = β
2
1 1 1
In het voorbeeld: f = 3⋅ −2⋅ +1
3 3 3
1 2
= 3⋅ − +1
9 3
3 6 9
= − +
9 9 9
6
=
9
2
=
3
• Met de formules kun je de top van de grafiek van een tweedegraadsfunctie f met voorschrift f(x) = ax2 + bx + c
berekenen.
• De constante term c is de y-coördinaat van het snijpunt van de grafiek van de functie f met de y-as.
(Je berekent de functiewaarde f(0), of met andere woorden f(0) = c.)
Het snijpunt van de grafiek van f met voorschrift f(x) = 3x2 - 2x + 1 met de y-as heeft als coördinaat (0, 1).
Voorbeeld 1
y
f(x) = 0,5x2 + 2x + 1 y = f(x) 14
12
De top van de grafiek is T( -2, -1) want x -2
10
−2
α= = −2 f(x) ↘ -1 ↗
1 8
β = f(−2) = −1 minimum 6
(top)
De grafiek van de functie is een dalparabool. 4
2
0 x
−8 −6 −4 −2• 0 2 4 6
T(−2, −1)−2
Voorbeeld 2
y
f(x) = -x2 + 6x - 3 8
T(3, 6)
6 •
De top van de grafiek is T(3, 6) want x 3
4
−6
α= =3 f(x) ↗ 6 ↘ 2
−2
β = f(3) = 6 0 x
maximum
(top) −6 −4 −2 0 2 4 6 8
De grafiek van de functie is een bergparabool. −2
−4
−6
−8
y = f(x)
4
Verwerkingsopdrachten 1
−b −b2 + 4ac
f(x) = a(x − α)2 + β met α = en β =
2a 4a
2 4 2 −16 + 4
f(x) = 1 ⋅ x − +
2 4
2 −12
= (x − 2) +
4
2
= (x − 2) − 3
T(2, –3)
x=2
2 Gegeven: f(x) = x2 + 2x + 5.
Zijn de uitspraken waar of niet waar? Omkring en verklaar.
b) Het snijpunt van de grafiek van f met de y-as is P(0, 4). WAAR / NIET WAAR
Verklaring:
c) De vergelijking van de symmetrieas van de grafiek van f is x = 2. WAAR / NIET WAAR
Verklaring:
Niet waar, de vergelijking van de symmetrieas is x = –1.
d) Het voorschrift van f kan omgevormd worden tot f(x) = (x + 1) 2 + 4. WAAR / NIET WAAR
Verklaring:
5
2 Functievoorschriften opstellen
2.1 De coördinaat van de top en een willekeurig punt op de
parabool zijn gegeven
y
y = f(x)
Voorbeeld
14
Gegeven: De top van de parabool is T( -3, 5) en het punt P( -1, 13) ligt op de parabool.
P(−1, 13) • 13
12
Gevraagd: het functievoorschrift dat hoort bij deze parabool
11
Oplossing: 10
13 = 4a + 5 3
13 − 5 = 4a 2
8 = 4a 1
0 x
2 = a
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4
• Besluit: f(x) = 2(x + 3) 2 + 5 −1
−2
−5
Voorbeeld
Gegeven: A(0, 3), B(1, 0) en C(5, 8) liggen op de parabool.
14
Gevraagd: Het functievoorschrift dat hoort bij deze parabool. 13
12
Oplossing:
11
We vullen de punten in in de vergelijking van de parabool: y = ax2 + bx + c
10
A(0, 3) ligt op de parabool: 3 = a ⋅ 02 + b ⋅ 0 + c ⇒ c = 3 9 y y = f(x)
2
B(1, 0) ligt op de parabool: 0 = a ⋅ 1 + b ⋅ 1 + 3 ⇒ a + b + 3 = 0 8 C(5, 8) •
C(5, 8) ligt op de parabool: 8 = a ⋅ 52 + b ⋅ 5 + c ⇒ 25a + 5b + 3 = 8 7
a+b+3=0 b = −a − 3 6
⇔
25a + 5b + 3 = 8 25a + 5b + 3 = 8 5
4
b = −a − 3
⇔ 3 • A(0, 3)
25a + 5(−a − 3) + 3 = 8
2
b = −a − 3 1
⇔ 0 B(1, 0) x
25a − 5a − 15 + 3 − 8 = 0 •
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
−1
b = −a − 3
⇔ −2
20a − 20 = 0
−3
b = −4 −4
⇔
a=1 −5
Besluit: f(x) = x2 − 4x + 3
6
Verwerkingsopdrachten 2, 3
3 Gegeven: De punten A(0, -5), B(1, 0) en C(4, 3) liggen op de parabool van de functie f.
Gevraagd: Bepaal het functievoorschrift dat hoort bij deze parabool.
y = ax2 + bx + c
f(x) = −x2 + 6x − 5
4 Gegeven: T(3, 4) is de top van de parabool en A(2, 3) en C(4, 3) liggen op de parabool van de functie f.
Gevraagd: Bepaal het functievoorschrift dat hoort bij deze parabool.
7
3 Problemen oplossen
Voorbeeld 1
De som van twee getallen is 10. Wanneer is de som van hun kwadraten zo klein mogelijk? Bereken die som.
Probleem begrijpen:
We kiezen een aantal willekeurige getallen en berekenen de som.
getal 1 getal 2 kwadraat van getal 1 kwadraat van getal 2 som van de kwadraten
-2 12 4 144 148
-1 11 1 121 122
0 10 0 100 100
1 9 1 81 82
2 8 4 64 68
3 7 9 49 58
4 6 16 36 52
5 5 25 25 50
2 2
x 10 - x x (10 - x) x + (10 - x)2
2
Probleem oplossen:
Getal 1: x
Getal 2: 10 - x
β = f(5) = 2 ⋅ 52 − 20 ⋅ 5 + 100
= 50 − 100 + 100
= 50
Antwoord: Als de beide getallen 5 zijn, dan is de som minimaal, namelijk 50.
8
Voorbeeld 2
Met 40 m draad wil ik een zo groot mogelijk rechthoekig kippenhok maken. Hoe groot moeten de lengte en de breedte
zijn zodat de oppervlakte maximaal is?
Probleem begrijpen:
We maken een tekening:
20 - x
Probleem oplossen:
breedte: x
lengte: 20 - x
Antwoord: De maximale oppervlakte is 100 m2 als zowel de lengte als de breedte 10 m is.
9
Verwerkingsopdrachten 4, 5
Getal 1: 2x − 1
Getal 2: 2x + 1
Getal 1: 2 ⋅ 0 − 1 = −1
Getal 2: 2 ⋅ 0 + 1 = 1
Antwoord: Het product van twee opeenvolgende oneven getallen is minimaal als de getallen −1 en 1 zijn.
10
Computationeel denken
De top van de grafiek van een tweedegraadsfunctie
Hieronder vind je een stuk code om te bepalen wat de coördinaat van de top van de grafiek van een
gegeven tweedegraadsfunctie f is:
Begrijp je de code?
a) Verklaar waarom er op lijn 5 en 6 haakjes worden gebruikt in zowel de teller als de noemer.
Zonder de haakjes zal de berekening van links naar rechts gebeuren. Er wordt geen rekening gehouden met
___________________________________________________________________________________________________________________
teller en noemer.
___________________________________________________________________________________________________________________
a) Wijzig de code zodat β berekend wordt door gebruik te maken van het functievoorschrift in plaats van de formule
voor β.
11
b) Schrijf extra code zodat er een extra uitvoer komt waarbij er wordt bepaald of er een minimum of maximum is.
Bijvoorbeeld: “Het minimum wordt bereikt in -3.”
c) Schrijf extra code zodat je ook de vergelijking krijgt van de symmetrieas van de grafiek van de functie.
12
Signaaloefeningen
1 a) Vorm het functievoorschrift van de functie f met voorschrift f(x) = x2 - 6x + 1 om tot de vorm
f(x) = a(x - α) 2 + β.
−b 6
α = = = 3
2a 2
−b2 + 4ac −36 + 4 −32
β = = = = −8
4a 4 4
f(x) = (x − 3)2 − 8
x=3
T(3, –8)
d) Welke samenstelling van transformaties beeldt de grafiek van de functie g met voorschrift g(x) = x2 af op
de grafiek van de functie f ?
2 Gegeven: T(1, 4) is de top van de parabool en A(0, 1) ligt op de parabool van de functie f.
Gevraagd: Bepaal het functievoorschrift dat hoort bij deze parabool.
1 = a(0 − 1)2 + 4
1 = a+4
a = −3
f(x) = −3(x − 1)2 + 4
13
(4, 11)
3 Een basketbalspeler gooit een bal naar de korf volgens deze tekening.
De baan van de bal benadert een parabool. (0, 9) (6, 9)
4 Een projectiel wordt afgevuurd. De baan van het projectiel wordt beschreven door de functie h(t) = -t2 + 12t
(met t de tijd in seconden en h de hoogte in meter).
Bij maximale hoogte bevindt het projectiel zich op een hoogte van 36 meter.
5 Een varkensboer wil een zo groot mogelijk rechthoekig stuk grond afspannen voor zijn varkens. Hij beschikt
hiervoor over 32 meter afspanning. Bepaal de maximale oppervlakte van het afgespannen stuk als de wand
van de varkensstal mee het rechthoekige stuk bepaalt.
breedte: x
lengte: 32 − 2x
A(x) = x ⋅ (32 − 2x)
= −2x2 + 32x
We bepalen het extremum van deze functie.
−b −32 −32
α= = = =8
2a 2 ⋅ (−2) −4
β = f(8) = −2 ⋅ 82 + 32 ⋅ 8 = −128 + 256 = 128
14
Differentiatietraject
1 Ana bepaalde de coördinaat van de top van de grafiek van de functie f met voorschrift f(x) = 2x2 - 8x + 7 op de
volgende manier.
Ana Œ = ߿ࡪ Ŷ = −ࠅ Ɵȣ ƀ = ࠄ
= ڍ
−Ŷ
=
ࠅ
= ߿ =ڍ
−Ŷ
ü()ڎ ࡪڍ
߿Œ ࠁ ߿Œ
= ڎDž()ڍ −Ŷ߿ + ࠁŒƀ Dž(ڎ = )ڍ
=ڎ
߿ ࠁŒ
= Dž(߿) = ߿ Ӛ ߿ − ࠅ Ӛ ߿ + ࠄ
= ࠅ − ߾ࠃ + ࠄ
De top van de grafiek heeft
= −߾ als coördinaat T(2, -1).
Bepaal telkens voor de grafiek van de functie van Brooklyn, Cobe, Eleni en Dieuwke de coördinaat van de top
op dezelfde manier.
Brooklyn Dieuwke
Cobe Eleni
15
2 Gegeven:
3
f1 (x) = 4(x − 2)2 + 1 f3 (x) = x2 − 4x + 5 f5 (x) = (x − 1)2 + 2
5
f2 (x) = (x − 1)2 f4 (x) = x2 − 2x + 3 f6 (x) = x2 + 1
16
3 Bepaal het snijpunt van de grafiek van de functie met de y-as.
3
f1 (x) = 2(x − 4)2 + 3 f3 (x) = (x − 1)2 + 2 f5 (x) = x2 − 2x + 3
5
f2 (x) = x2 − 4x + 5 f4 (x) = (x − 1)2 f6 (x) = x2 + 1
• f2 (x) = x2 − 4x + 5
f2 (0) = 02 − 4 ⋅ 0 + 5
= 5
Snijpunt met de y-as: (0, 5)
3
• f3 (x) = (x − 1)2 + 2
5
3
f3 (0) = (0 − 1)2 + 2
5
3
= ⋅1+2
5
13
=
5
13
Snijpunt met de y-as: 0,
5
• f4 (x) = (x − 1)2
f4 (0) = (0 − 1)2
= 1
Snijpunt met de y-as: (0, 1)
• f5 (x) = x2 − 2x + 3
f5 (0) = 02 − 2 ⋅ 0 + 3
= 3
Snijpunt met de y-as: (0, 3)
• f6 (x) = x2 + 1
f6 (0) = 02 + 1
= 1
Snijpunt met de y-as: (0, 1)
17
4 Bepaal de coördinaat van de top van de grafiek van de gegeven functie.
x2
f1 (x) = x2 − 6x + 5 f3 (x) = 5x2 + 8x + 1 f5 (x) = − + 4x + 3
2
√ √ √ 5
f2 (x) = x2 + 8x + 1 f4 (x) = 2x2 − 8x + 3 2 f6 (x) = − x2 + 15x
2
√ √ √
• f1 (x) = x2 − 6x + 5 • f4 (x) = 2x2 − 8x + 3 2
√ √
−b 6 8 2 2
α = = = 3 α =
−b
= √ = √ = 1
2a 2 2a 2 2 2 2
−b2 + 4ac −(−6)2 + 4 ⋅ 1 ⋅ 5 √ √
β = = 2
−b + 4ac −8 + 4 2 ⋅ 3 2
4a 4⋅1 β = = √
−36 + 20 4a 4 2
=
4 −8 + 24
−16 = √
= 4 2
4 4
= −4 = √
2
Coördinaat van de top: (3, −4) √
= 2 2
√
• f2 (x) = x2 + 8x + 1 Coördinaat van de top: 1, 2 2
−b −8
α = = = −4 x2
2a 2 • f5 (x) = − + 4x + 3
−b2 + 4ac −82 + 4 ⋅ 1 ⋅ 1 2
β = = −b −4
4a 4⋅1 α = = ⋅ (−2) = 4
−64 + 4 2a 2
= 1
4 2 −42 + 4 ⋅ − ⋅3
−b + 4ac 2
= −15 β = =
4a 1
4⋅ −
Coördinaat van de top: (−4, −15) 2
−16 − 6
• f3 (x) = 5x2 + 8x + 1 =
−2
−b −8 −4
α = = = = 11
2a 2⋅5 5
−b2 + 4ac −82 + 4 ⋅ 5 ⋅ 1 Coördinaat van de top: (4, 11)
β = =
4a 4⋅5
5
−64 + 20 • f6 (x) = − x2 + 15x
= 2
20 −b −15 2
−44 α = = ⋅ − = 3
= 2a 2 5
20 5
−11 2 −152 + 4 ⋅ − ⋅0
= −b + 4ac 2
5 β = =
4a 5
Coördinaat van de top:
−4 −11
, 4⋅ −
5 5 2
−225
=
−10
45
=
2
45
Coördinaat van de top: 3,
2
18
5 Bepaal de vergelijking van de symmetrieas van de grafiek van de gegeven tweedegraadsfunctie f.
f1 (x) = x2 − 4x + 3 f3 (x) = −x2 + 3x f5 (x) = πx2 + 4πx − 3
4 2 −9 2 2 5
f2 (x) = −2x2 + 6x − 1 f4 (x) = x − 6x + 1 f6 (x) = x + x+
3 2 3 6
4 2
• f1 (x) = x2 − 4x + 3 • f4 (x) = x − 6x + 1
3
−b 4
α= = =2 −b 6 3 9
2a 2 α= = ⋅ =
2a 2 4 4
Vergelijking van de symmetrieas: x = 2 9
Vergelijking van de symmetrieas: x =
4
• f2 (x) = −2x2 + 6x − 1
−b −6 3 • f5 (x) = πx2 + 4πx − 3
α= = = −b −4π
2a 2 ⋅ (−2) 2 α= = = −2
3 2a 2π
Vergelijking van de symmetrieas: x = Vergelijking van de symmetrieas: x = −2
2
• f3 (x) = −x2 + 3x −9 2 2 5
• f6 (x) = x + x+
−b −3 3 2 3 6
α= = = 2
2
2
2a −2 2 α=
−b
=− ⋅ − =
3 2a 3⋅2 9 27
Vergelijking van de symmetrieas: x = 2
2 Vergelijking van de symmetrieas: x =
27
6 Bepaal het functievoorschrift van een tweedegraadsfunctie g waarvan de grafiek een dalparabool is met
dezelfde top als de grafiek van de functie f met voorschrift f(x) = -3x2 + 6x - 5.
f(x) = −3x2 + 6x − 5
−b −6
α = = = 1
2a −2 ⋅ 3
2
−b + 4ac −62 + 4 ⋅ (−3) ⋅ (−5)
β = =
4a 4 ⋅ (−3)
−36 + 60
=
−12
24
=
−12
= −2
Bv. De grafiek van de functie g met voorschrift g(x) = (x − 1)2 − 2 is een dalparabool met dezelfde top
als de grafiek van de functie f (het punt (1, −2)).
19
7 Welke transformaties zijn uitgevoerd met de grafiek van de functie g met voorschrift g(x) = x2 om de grafiek
van de gegeven functies te verkrijgen?
f1 (x) = 5x2 + 20x − 12 f3 (x) = −3x2 + x f5 (x) = 5πx2 + πx − 2
4 2 9 2 2 5
f2 (x) = 1,5x2 − 6x + 4 f4 (x) = x − 2x + 5 f6 (x) = x − x−
3 2 3 6
• f2 (x) = 1,5x2 − 6x + 4
−b 6
α = = = 2
2a 2 ⋅ 1, 5
−b2 + 4ac −62 + 4 ⋅ 1, 5 ⋅ 4
β = =
4a 4 ⋅ 1,5
−36 + 24
=
6
= −2
2
f2 (x) = 1,5(x − 2) − 2
• f3 (x) = −3x2 + x
−b −1 1
α = = =
2a −2 ⋅ 3 6
−b2 + 4ac −12 + 4 ⋅ (−3) ⋅ 0
β = =
4a 4 ⋅ (−3)
−1
=
−12
1
=
12
1 2 1
f3 (x) = −3 x − +
6 12
- verticale uitrekking met factor 3
- een spiegeling om de x-as
1
- horizontale verschuiving naar rechts met eenheid
6
1
- verticale verschuiving naar boven met eenheid
12
20
4 2
• f4 (x) =x − 2x + 5
3
−b 2 3 3
α = = ⋅ =
2a 2 4 4
4
−b2 + 4ac −22 + 4 ⋅ ⋅ 5
β = = 3
4a 4
4⋅
3
80
−4 +
= 3
16
3
12 80
− +
= 3 3
16
3
68
=
16
17
=
4
4 3 2 17
f4 (x) = x− +
3 4 4
4
- verticale uitrekking met factor
3
3
- horizontale verschuiving naar rechts met eenheid
4
17
- verticale verschuiving naar boven met eenheden
4
• f5 (x) = 5πx2 + πx − 2
−b −π −1
α = = =
2a 2 ⋅ 5π 10
−b2 + 4ac
β =
4a
−π2 + 4 ⋅ 5π ⋅ (−2)
β =
4 ⋅ 5π
−π2 − 40π
β =
20π
−π
β = −2
20
1 2 π
f5 (x) = 5π x + − −2
10 20
- verticale uitrekking met factor 5π
1
- horizontale verschuiving naar links met eenheden
10
π
- verticale verschuiving naar onder met − 2 eenheden
20
21
9 2 2 5
• f6 (x) =x − x−
2 3 6
−b 2 1 2 2
α = = ⋅ ⋅ =
2a 3 2 9 27
2 2 9 5
2 − − +4⋅ ⋅ −
−b + 4ac 3 2 6
β = =
4a 9
4⋅
2
4
− − 15
= 9
18
139
−
= 9
18
139
= −
162
9 2 2 139
f6 (x) = x− −
2 27 162
9
- verticale uitrekking met factor
2
2
- horizontale verschuiving naar rechts met eenheid
27
139
- verticale verschuiving naar onder met eenheid
162
8 Bepaal de top van de parabool die ontstaat door de grafiek van de functie f met voorschrift f(x) = x2 - 6x + 1 …
a) te spiegelen ten opzichte van de x-as.
b) te spiegelen ten opzichte van de y-as.
f(x) = x2 − 6x + 1
−b 6
α = = = 3
2a 2
−b2 + 4ac −(−6)2 + 4 ⋅ 1 ⋅ 1
β = =
4a 4⋅1
−36 + 4
=
4
= −8
De top van de grafiek heeft als coördinaat (3, −8).
a) Na spiegeling ten opzichte van de x-as zal de top van de grafiek (3, 8) als coördinaat hebben.
b) Na spiegeling ten opzichte van de y-as zal de top van de grafiek (−3, −8) als coördinaat hebben.
22
9 Geef het verloop (stijgen en dalen) voor de grafiek van de functies.
3x2
f1 (x) = −4x2 − 8x + 2 f3 (x) = −0,2x2 + x + 1,25 f5 (x) = − + 6x + 1
4
f2 (x) = x2 + 5x + 3 f4 (x) = 9x2 − 4 f6 (x) = −7x2 + 3x
• f1 (x) = −4x2 − 8x + 2
−b 8
α = = = −1
2a −8
β = f(α) = f(−1) = −4 ⋅ (−1)2 − 8 ⋅ (−1) + 2
= −4 + 8 + 2
= 6
x -1
f(x) ↗ 6 ↘
• f2 (x) = x2 + 5x + 3
−b −5
α = =
2a 2
−5 −5 2 −5
β = f(α) = f = +5⋅ +3
2 2 2
25 25
= − +3
4 2
25 50 12
= − +
4 4 4
13
= −
4
−5 13
x −
2 4
−5 13
f(x) ↘ − ↗
2 4
• f3 (x) = −0,2x2 + x + 1,25
−b −1 5
α = = =
2a 2 ⋅ (−0, 2) 2
2
5 5 5
β = f(α) = f = −0,2 ⋅ + + 1,25
2 2 2
1 25 5 5
= − ⋅ + +
5 4 2 4
5 5 5
= − + +
4 2 4
5
=
2
5
x
2
5
f(x) ↗ ↘
2
• f4 (x) = 9x2 − 4
−b
α = = 0
2a
β = f(α) = f(0) = 9 ⋅ 02 − 4
= −4
x 0
f(x) ↘ –4 ↗
23
3x2
• f5 (x) = − + 6x + 1
4
−b −6 4
α = = ⋅ − = 4
2a 2 3
3 ⋅ 42
β = f(α) = f(4) = − +6⋅4+1
4
= −12 + 24 + 1
= 13
x 4
f(x) ↗ 13 ↘
• f6 (x) = −7x2 + 3x
−b −3 3
α = = =
2a 2 ⋅ (−7) 14
2
3 3 3
β = f(α) = f = −7 ⋅ +3⋅
14 14 14
9 9
= −7 ⋅ +
196 14
9 18
= − +
28 28
9
=
28
3 9
x
14 28
3 9
f(x) ↗ ↘
14 28
10 Bepaal de top van de parabool die ontstaat door de grafiek van de functie f met voorschrift f(x) = x2 - 4x + 1 …
a) te spiegelen ten opzichte van de oorsprong.
b) te spiegelen ten opzichte van de rechte a met vergelijking y = -3.
c) te spiegelen ten opzichte van de rechte b met vergelijking x = 4.
f(x) = x2 − 4x + 1
−b 4
α = = = 2
2a 2
β = f(α) = f(2) = 22 − 4 ⋅ 2 + 1
= 4−8+1
= −3
De top van de grafiek heeft als coördinaat (2, −3).
a) Na spiegeling ten opzichte van de oorsprong zal de top (−2, 3) als coördinaat hebben.
b) Na spiegeling ten opzichte van de rechte a zal de top nog steeds (2, −3) als coördinaat hebben.
c) Na spiegeling ten opzichte van de rechte b zal de top (6, −3) als coördinaat hebben.
24
x2
11 De grafiek van de functie f met voorschrift f(x) =− 8x + 1 wordt achtereenvolgens 3 eenheden horizontaal
2
naar rechts verschoven en 4 eenheden verticaal naar onder verschoven.
a) Geef de vergelijking van de symmetrieas van die grafiek.
b) Geef de coördinaat van de top van die grafiek.
x2
f(x) = − 8x + 1
2
−b 8
α = = ⋅2 = 8
2a 2
82
β = f(α) = f(8) = −8⋅8+1
2
= 32 − 64 + 1
= −31
1 2
f(x) = (x − 8) − 31
2
• Na horizontale verschuiving met 3 eenheden naar rechts wordt het functievoorschrift
1
f1 (x) = (x − 11)2 − 31.
2
• Na verticale verschuiving met 4 eenheden naar onder daarna wordt het functievoorschrift
1
f2 (x) = (x − 11)2 − 35.
2
a) x = 11
b) T2 (11, −35)
12
−31
Bepaal de waarde van a zodat T −3, de top is van de grafiek van de functie f met functievoorschrift
2
2
f(x) = ax + 9x - 2.
f(x) = ax2 + 9x − 2
−b
α = −3 =
2a
−9
−3 =
2a
−9
a =
2 ⋅ (−3)
9
a =
6
3
a =
2
25
13 Bepaal de waarde van c zodat T(4, -2) de top is van de grafiek van de functie f met functievoorschrift
f(x) = -1,5x2 + 12x + c.
Te bewijzen : f(α + 1) = β + a
• f(α) = β
= a ⋅ 12 + β
= β+a
f(x) = x2 − mx + n
−b
α = 3 =
2a
m
3 =
2
m = 6
β = −8 = f(α) = f(3)
− 8 = 32 − 6 ⋅ 3 + n
n = −8 − 9 + 18
n = 1
26
16 Gegeven: p1 ↔ y = 3x2 + 6x - 9, p2 ↔ y = x2 + 2x - 3 en p3 ↔ y = -x2 - 2x + 3
• p1 (x) = 3x2 + 6x − 9
−b −6
α = = = −1
2a 2⋅3
β = p1 (α) = p1 (−1) = 3 ⋅ (−1)2 + 6 ⋅ (−1) − 9
= 3−6−9
= −12
De top heeft als coördinaat T1 (−1, −12).
• p2 (x) = x2 + 2x − 3
−b −2
α = = = −1
2a 2
β = p2 (α) = p2 (−1) = (−1)2 + 2 ⋅ (−1) − 3
= 1−2−3
= −4
De top heeft als coördinaat T2 (−1, −4).
• p3 (x) = −x2 − 2x + 3
−b 2
α = = = −1
2a 2 ⋅ (−1)
β = p3 (α) = p3 (−1) = −(−1)2 − 2 ⋅ (−1) + 3
= −1 + 2 + 3
= 4
De top heeft als coördinaat T3 (−1, 4).
• De 3 toppen hebben als x-coördinaat −1, en liggen dus alledrie op de rechte x = −1.
De 3 toppen zijn dus collineair.
27
17 Van de gegeven tweedegraadsfuncties werd de grafiek getekend.
−1 2
f(x) = −x2 + 3x + 2 g(x) = −2x2 + 12x − 16 h(x) = x +2
2
5
Noteer het juiste functievoorschrift bij de passende parabool. Kijk hiervoor naar de bijzondere punten.
4
4 y y 3 y
3 5 2
2 4 1
y = h(x) 0 x
1 3
0 x −10 −9 −8 −7y =−6f(x)−5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
2 −1
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
−1 1 −2
0 x
−2 −3
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
−3 −1 −4
−4 −2 −5 y = g(x)
−5 −3 −6
• f(x) = −x2 + 3x + 2 −4
−b −3 3 −5
α = = =
2a 2 ⋅ (−1) 2
2
3 3 3
β = f = − +3⋅ +2
2 2 2
9 9
= − + +2
4 2
9 18 8
= − + +
4 4 4
17
=
4
3 17
De top van de grafiek heeft als coördinaat T1 , .
2 4
β = g (3) = −2 ⋅ 32 + 12 ⋅ 3 − 16
= −2 ⋅ 9 + 36 − 16
= 2
−1 2
• h(x) = x +2
2
−b
α = = 0
2a
−1
β = h (0) = ⋅ 02 + 2
2
= 2
28
f(x) = −2(x − 4)2 + 1
1 2
18 f(x) = −2(x − 4)2 + 1
Kleur telkens de functievoorschriften die voldoen aan de voorwaarde. g(x) =
2
x − 4x + 9
1
a) De top van de parabool is T(4, 1).= −2(x − 4)2 + 1
f(x) g(x) = x2 − 4x + 9 h(x) = x2 + 4x + 21
2 f(x) = 3(x − 1) + 2
1
f(x) = −2(x − 4)2 + 1 g(x) = x2 − 4x + 9 h(x) = x2 + 4x +21 k(x) = −x22 + 8x + 1
2 f(x) = 3(x − 1) + 2 g(x) = x + 2x + 3
1 2 2
g(x) = x − 4x + 9 h(x) = x + 4x +21 k(x) = −x22 + 8x + 1
b) De vergelijking
2 van de symmetrieas van−de
f(x) = 3(x 1) parabool
+2 is x = - 1. = x + 2x + 3
g(x) 3 + 1)2
h(x) = (x
f(x) = − (x + 2)2 + 2
2
h(x) = x + 4x +2 1 k(x) = −x22
+ 8x + 1 4
f(x) = 3(x − 1) + 2 g(x) = x + 2x + 3 h(x) = (x3+ 1)2 2 k(x) = 3x2 − 6x
f(x) = − (x + 2) + 2 g(x) = −0,25x2 + 3x + 2
k(x) = −x2 2 + 8x + 1 4
g(x) = x + 2x + 3 h(x) =3 (x + 1)22 k(x) = 3x2 − 6x2
in het
c) De parabool snijdt de y-as f(x) = −punt P(0,
(x + 2) 2).
+2 g(x) = −0,25x + 3x + 2 h(x) = 4x2 + 2
4
3 + 1)2 2
h(x) = (x k(x) = 3x2 − 6x
f(x) = − (x + 2) + 2 g(x) = −0,25x2 + 3x + 2 h(x) = 4x2 + 2 k(x) = (x + 1)2 + 1
4
k(x) = 3x2 − 6x
g(x) = −0,25x2 + 3x + 2 h(x) = 4x2 + 2 k(x) = (x + 1)2 + 1
1 2 3
a) • g(x) = x − 4x + 9 c) • f(x) = − (x + 2)2 + 2
h(x) = 4x2 +22 k(x) = (x + 1)2 + 1 4
−b 4 3
α = = ⋅2 = 4 f(0) = − (0 + 2)2 + 2
k(x) = (x +2a1)2 + 12 4
3
1 = − ⋅4+2
β = g (4) = ⋅ 42 − 4 ⋅ 4 + 9 4
2 = −3 + 2
= 8 − 16 + 9
= −1
= 1
• g(x) = −0, 25x2 + 3x + 2
2
• h(x) = x + 4x + 1 g(0) = −0, 25 ⋅ 02 + 3 ⋅ 0 + 2
α =
−b
=
−4
= −2 = 2
2a 2
• h(x) = 4x2 + 2
β = h (−2) = (−2)2 + 4 ⋅ (−2) + 1 h(0) = 4 ⋅ 02 + 2
= 4−8+1 = 2
= −3
• k(x) = (x + 1)2 + 1
• k(x) = −x2 + 8x + 1 k(0) = (0 + 1)2 + 1
α =
−b
=
−8
= 4 = 1+1
2a 2 ⋅ (−1) = 2
2
β = k (4) = −4 + 8 ⋅ 4 + 1
= −16 + 32 + 1
= 17
b) • g(x) = x2 + 2x + 3
−b −2
α = = = −1
2a 2
• k(x) = 3x2 − 6x
−b 6
α = = = 1
2a 2⋅3
29
19 Geef telkens twee mogelijke functievoorschriften.
a) De parabool snijdt de y-as in het punt (0, -1).
b) De vergelijking van de symmetrieas van de parabool is x = 3.
c) De top van de parabool is T( -1, 2).
a) Bv. f(x) = x2 − 1
g(x) = (x − 1)2 − 2
b) Bv. f(x) = (x − 3)2 + 2
g(x) = 4(x − 3)2 − 5
c) Bv. f(x) = (x + 1)2 + 2
g(x) = −3(x + 1)2 + 2
3 −2 1 •
0 x
2 −3
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8
1 • −4 −1
0 x
−5 −2
−10 −9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 −1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
−1 −6 • −3 •
−2 −7 −4
−3 −5
−4 −6
−5 −7
−6
−7 •
a) y = ax2 + bx + c
A(0, 1): 1 = a ⋅ 0 + b ⋅ 0 + c ⇒ c = 1
B(2, 5): 5 = a ⋅ 4 + b ⋅ 2 + 1 ⇒ 4a + 2b = 4
C(3, 1): 1 = a ⋅ 9 + b ⋅ 3 + 1 ⇒ 9a + 3b = 0
4a + 2b = 4 4a + 2 ⋅ (−3a) = 4
⇔
9a + 3b = 0 b = −3a
4a − 6a = 4
⇔
b = −3a
−2a = 4
⇔
b = −3a
a = −2
⇔
b = −3 ⋅ (−2)
a = −2
⇔
b=6
2
y = −2x + 6x + 1
30
b) y = ax2 + bx + c
A(0, −6): −6 = a ⋅ 0 + b ⋅ 0 + c ⇒ c = −6
B(3, 0): 0 = a ⋅ 9 + b ⋅ 3 − 6 ⇒ 9a + 3b = 6 ⇒ 3a + b = 2
C(6, 0): 0 = a ⋅ 36 + b ⋅ 6 − 6 ⇒ 36a + 6b = 6 ⇒ 6a + b = 1
3a + b = 2 b = 2 − 3a
⇔
6a + b = 1 6a + 2 − 3a = 1
b = 2 − 3a
⇔
3a = −1
b = 2 − 3a
⇔ 1
a=−
3
1
b=2−3⋅ −
⇔ 3
a = −1
3
b=2+1
⇔ 1
a=−
3
b=3
⇔ 1
a=−
3
1
y = − x2 + 3x − 6
3
c) • T(0, −3)
α=0
β = −3
f(x) = a(x − 0)2 − 3 = ax2 − 3
• A(4, 1) ∈ f ⇒ f(4) = 1
1 = a ⋅ 42 − 3
1 = 16a − 3
16a = 4
1
a=
4
1
f(x) = x2 − 3
4
21 Stel de vergelijking op van de parabool die door de oorsprong gaat met top T(3, -4).
• T(3, −4)
α=3
β = −4
f(x) = a(x − 3)2 − 4
• O(0, 0) ∈ f ⇒ f(0) = 0
0 = a(0 − 3)2 − 4
0 = 9a − 4
9a = 4
4
a=
9
4
f(x) = (x − 3)2 − 4
9
31
22 Stel het voorschrift op van de functie van de tweede graad met als nulwaarden -4 en 1 en die door P( -2, 3)
gaat.
• Aangezien de parabool −4 en 1 als nulwaarden heeft, loopt de symmetrieas door het midden
van deze 2 nulpunten:
−4 + 1
x= = −1,5 = α
2
−b
• α = −1, 5 =
2a
b = 3a
23 Een functie van de tweede graad heeft een extremum van 3 voor x = -2. De grafiek gaat ook door P(2, 1).
Stel het voorschrift op van de functie.
• T(−2, 3)
α = −2
β=3
f(x) = a(x − α)2 + β
f(x) = a(x + 2)2 + 3
• P(2, 1) ∈ f ⇒ f(2) = 1
1 = a(2 + 2)2 + 3
1 = a ⋅ 42 + 3
16a = −2
1
a=−
8
1
f(x) = − (x + 2)2 + 3
8
32
24 Een autoweg over het water verbindt twee stukken land met elkaar. De afstand tussen de twee steunpilaren
is 1280 meter. De steunpilaren zijn 160 meter hoog. Tussen de steunpilaren is een kabel gespannen die een
parabolische vorm aanneemt. Net in het midden van de twee steunpilaren raakt de kabel de autoweg.
Hoe hoog bevindt de kabel zich van de autoweg als je 500 meter verwijderd bent van een steunpilaar?
(640, 160)
y
x
160 m
1280 m
• T(0, 0)
α=0
β=0
f(x) = a(x − α)2 + β
f(x) = ax2
Antwoord: Op 500 meter van een steunpilaar is de kabel ongeveer 7,66 meter hoog.
33
25 De doorsnede van een rivier is parabolisch. Over welke afstand is de rivier dieper dan 1 m als de rivier 6 m
breed en 2 m diep is?
y
3
1
6m
x
–5 –4 –3 –2 –1 0 1 2 3 4 5 6
2m –1
–2
• De parabool gaat door de punten (−3, 0), (0, −2) en (3, 0):
(0, −2): −2 = a ⋅ 0 + b ⋅ 0 + c ⇒ c = −2
(−3, 0): 0 = a ⋅ (−3)2 + b ⋅ (−3) − 2 ⇒ 9a − 3b = 2
(3, 0): 0 = a ⋅ 32 + b ⋅ 3 − 2 ⇒ 9a + 3b = 2
9a − 3b = 2 3b = 9a − 2
⇔
9a + 3b = 2 9a + 3b = 2
2
b = 3a −
⇔ 3
9a + 3 3a − 2 = 2
3
b = 3a − 2
⇔ 3
9a + 9a − 2 = 2
b = 3a − 2
⇔ 3
18a = 4
b = 3a − 2
⇔ 3
a= 2
9
b=3⋅ 2 − 2
⇔ 9 3
a= 2
9
2 2
b = −
⇔ 3 3
a= 2
9
b=0
⇔ 2
a=
9
2 2
f(x) = x −2
9
34
• We bepalen de snijpunten van de parabool met de rechte y = −1:
2 2
−1 = x −2
9
2 2
x = 1
9
9
x2 =
2
9 9
x = of x = −
√2 2
√
3 2 3 2
x = of x = −
2 2 √ √
3 2 3 2
De rivier is dus dieper dan 1 meter tussen de punten − , −1 en , −1 .
√ 2 2
3 2 √
• 2⋅ = 3 2
2
√
Antwoord: De rivier is dieper dan 1 meter over een afstand van 3 2 meter.
26 De doorsnede van een schaal is parabolisch. De schaal is 20 cm breed en 10 cm diep. In de schaal staat 3 cm
water. Wat is de breedte van het vloeistofoppervlak?
y
15
10
5
3
x
–15 –10 –5 0 5 10 15
–5
• T(0, 0)
α=0
β=0
f(x) = ax2
35
27 De gewelven van een kerk zijn parabolisch van vorm.
We laten de steunpilaren buiten beschouwing.
Op 1 m horizontale afstand is het gewelf 0,5 m hoog
en op 2 m horizontale afstand is het gewelf 0,9 m
hoog.
a) Hoe breed is deze kerk?
b) Hoe hoog is het gewelf als je weet dat een
steunpilaar 9,8 m hoog is?
36
28 De rechte a met vergelijking x = 3 is de symmetrieas van een parabool die aan de x-as raakt en door P(6, -1)
gaat. Bepaal de vergelijking van de parabool.
• x = 3 is de symmetrieas.
→α=3
• De parabool raakt aan de x-as.
→β=0
• f(x) = a(x − 3)2
Het punt (6, −1) ligt op de parabool:
−1 = a(6 − 3)2
−1 = a ⋅ 32
9a = −1
1
a = −
9
1
f(x) = − (x − 3)2
9
29 De parabool p raakt in zijn top aan p′ met vergelijking y = 2x2 - 4x + 1. Bovendien gaat de parabool p ook
door het punt A( -1, 2). Bepaal de vergelijking van p.
• p′ (x) = 2x2 − 4x + 1
−b 4
α = = = 1
2a 2⋅2
2
β = p (1) = 2 ⋅ 1 − 4 ⋅ 1 + 1
′
= 2−4+1
= −1
De top van de parabool p′ en bijgevolg ook de parabool p is het punt (1, −1).
37
30 Vicky lanceert een voorwerp vanop 5 meter hoogte. Het voorwerp legt een parabolische baan af. De hoogte
van het voorwerp kan beschreven worden in functie van de tijd met behulp van de functie h met voorschrift
h(t) = -0,25t2 + 2t + 5. Geef de betekenis van de drie aangeduide punten.
10 h(t) b
9 • • •
8 • •
7 • •
6
5 • •
4 a
3 •
2
1 c
0 t
•
−9 −8 −7 −6 −5 −4 −3 −2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
a:
−2 het beginpunt van het voorwerp
b:
−3 het hoogste punt van het voorwerp
c:
−4 het punt waarop het voorwerp de grond raakt
−5
−6
−7
a) β = 2,25
De maximale hoogte is 2,25 meter.
b) De dolfijn verlaat het water bij x = 0. Het hoogtepunt wordt bereikt bij x = 3 (want α = 3).
De dolfijn duikt terug het water in bij x = 6. De dolfijn duikt dus 6 meter verder terug in het water.
38
32 Na t seconden bereikt een bal een hoogte van h meter. Het verband wordt weergegeven door de functie h
met voorschrift h(t) = 1,44t - 16t2.
a) Bereken de maximale hoogte van de bal. Controleer je antwoord met ICT.
b) Bereken na hoeveel seconden de bal zijn maximale hoogte bereikt. Controleer je antwoord met ICT.
−b −1,44
b) α = =
2a 2 ⋅ (−16)
1,44
=
32
= 0,045
De maximale hoogte wordt bereikt na 0,045 seconden.
33 Vanop een helling, 2,4 meter boven de zeespiegel, wordt vuurwerk afgeschoten. Het vuurwerk ontploft
op zijn maximale hoogte. De hoogte van het vuurwerk ten opzichte van de zeespiegel (in meter) kan
weergegeven worden in functie van de tijd (in seconden) door de functie h met voorschrift
h(t) = -48t2 + 192t + 2,4.
a) Na hoeveel tijd bereikt het vuurwerk zijn maximale hoogte?
b) Wat is de hoogte op dat tijdstip?
39
34 In een rechthoek is de halve omtrek 80 cm. Voor welke lengte en breedte is de oppervlakte van de rechthoek
maximaal?
• breedte: x
lengte: 80 − x
• A(x) = x ⋅ (80 − x)
A(x) = −x2 + 80x
−b −80
• α = =
2a 2 ⋅ (−1)
= 40
β = A(40) = −402 + 80 ⋅ 40
= −1600 + 3200
= 1600
Antwoord: De maximale oppervlakte is 1600 cm2 als zowel de lengte als de breedte 40 cm is.
35 Twee getallen hebben als som 20. Wanneer is hun product maximaal?
• getal 1: x
getal 2: 20 − x
• f(x) = x ⋅ (20 − x)
f(x) = −x2 + 20x
−b −20
• α = = = 10
2a 2 ⋅ (−1)
β = f(10) = −102 + 20 ⋅ 10
= −100 + 200
= 100
36 Het verschil van twee getallen is 30. Voor welke getallen is het product minimaal?
• getal 1: x
getal 2: x + 30
• f(x) = x ⋅ (x + 30)
f(x) = x2 + 30x
−b −30
• α = = = −15
2a 2
β = f(−15) = (−15)2 + 30 ⋅ (−15)
= 225 − 450
= −225
40
37 Uit een onderzoek blijkt dat de opbrengst van duizenden kilogram
groenten afhangt van de hoeveelheid gebruikte mest per hectare
(in ton). Het verband kan beschreven worden met de functie f met
voorschrift f(x) = 1 + 1,08x - 0,3x2.
Antwoord: De opbrengst is maximaal als er 1,8 ton mest per hectare wordt gebruikt.
38 Via een website kun je T-shirts voor het goede doel kopen. Er worden op deze site maandelijks 100 T-shirts
verkocht voor een prijs van 20 euro per stuk. Uit onderzoek blijkt dat telkens men het T-shirt 1 euro
goedkoper zou maken, men 10 T-shirts meer zou verkopen.
a) Stel een functievoorschrift op dat de totale inkomsten uitdrukt in functie van de toegekende
vermindering van 1 euro.
b) In welke situatie zijn de inkomsten maximaal?
Antwoord: De inkomsten zijn maximaal als de T-shirts voor 15 euro per stuk verkocht worden,
dan worden er 150 T-shirts verkocht.
41
39 Je hebt een omheining van 300 m. Hiermee wil je een zo groot mogelijk rechthoekig stuk grond afzetten.
Wat zijn de afmetingen van dat stuk grond?
• breedte: x
lengte: 150 − x
• A(x) = x ⋅ (150 − x)
A(x) = −x2 + 150x
−b −150
• α = = = 75
2a 2 ⋅ (−1)
β = A(75) = −752 + 150 ⋅ 75
= −5625 + 11 250
= 5625
42
40 Van een rechthoek ligt een hoekpunt in de oorsprong en een hoekpunt op de rechte a met vergelijking
y = -2x + 6. Voor welke lengte en breedte is de oppervlakte maximaal als de rechthoek in het eerste
kwadrant moet liggen?
y
10
x
–5 –4 –3 –2 –1 0 1 2 3 4 5 6
–1
y = -2x + 6
• lengte: x
breedte: −2x + 6
• A(x) = x ⋅ (−2x + 6)
A(x) = −2x2 + 6x
−b −6
• α = = = 1,5
2a 2 ⋅ (−2)
β = A(1,5) = −2 ⋅ (1,5)2 + 6 ⋅ 1, 5
= −2 ⋅ 2,25 + 9
= 4,5
• x = 1,5
−2x + 6 = −2 ⋅ 1,5 + 6
= −3 + 6
= 3
Antwoord: De oppervlakte is maximaal bij een lengte van 1,5 en een breedte van 3.
43
41 Een tuinarchitect legt een parallellogramvormig grasperk aan in een x
rechthoekige tuin van 17 m bij 7 m. Hij bepaalt een afstand x op elke zijkant en
plaatst daar de hoekpunten van het grasperk. De resterende grond wordt
beplant met bloemen. Voor welke afstand x is de oppervlakte van de
bloembedden zo groot mogelijk?
x ⋅ (17 − x) x ⋅ (7 − x)
• A(x) = 2 ⋅ +
2 2
= −x2 + 17x − x2 + 7x
= −2x2 + 24x
−b −24
• α = = = 6
2a 2 ⋅ (−2)
β = A(6) = −2 ⋅ 62 + 24 ⋅ 6
= −2 ⋅ 36 + 144
= −72 + 144
= 72
1
42 Voor welke waarde van x bereikt f met voorschrift f(x) = een extremum?
−x2 + 4x − 7
Is dit een minimum of een maximum? Maak gebruik van ICT.
1
De functie bereikt een minimum in het punt 2, − .
3