D&A-finaliteit NANDO 3

GETALLENLEER

02 REKENEN MET REËLE

GETALLEN

Rozenberg Mol 2023-

K. Maris 2024
 NANDO
3

INHOUDSTAFEL

WAT JE LEERT IN DEZE MODULEWISKUNDETAAL

IN DE KIJKER WAT JE AL KUNT

1. De hoofdbewerkingen in
1. 1 Eigenschappen van de
hoofdbewerkingen
1. 2 gelijksoortige wortelvormen
1. 3 bewerkingen uitvoeren met ICT en CAS

2. Rekenregels voor het rekenen met

machten
2.1 machten van een gehele
exponent
2.2 rekenregels van machten

3. Rekenen met getallen in wetenschappelijke

schrijfwijze
3.1 getallen in wetenschappelijke notatie
3.2 rekenen met getallen in wetenschappelijke
notatie
4. Rekenen met ICT, schatten en
afronden
4.1 rekenen met ICT
4.2 bewerkingen bij het oplossen van problemen
4.3 schatten
4.4 afronden
WAT JE LEERT IN DEZE MODULE

DOELSTELLINGEN:
Resultaten van berekeningen schatten
Een eindresultaat afronden op een bepaalde nauwkeurigheid
De regels voor het rekenen met machten toepassen Dia
10
De rekenmachine gebruiken bij berekeningen met getallen in wetenschappelijke
schrijfwijze
Problemen oplossen aan de hand van een zelfgekozen strategie
De eigenschappen van de hoofdbewerkingen formuleren en gebruiken
ICT gebruiken bij het uitvoeren van bewerkingen Dia
10 en
11

Dia Dia
Dia 27 21
36
Dia
37
 WISKUNDETAAL

VOLGENDE BEGRIPPEN MOET JE BEGRIJPEN EN CORRECT GEBRUIKEN:

Termen
Som
Factor
Dia Product Dia

10 10
Commutatief CAS
Dia Associatief Dia
Afronden
11 10
Distributief Schatten
Neutraal element Vierkantswortel Dia
Dia 10 Opslorpend element Grondtal 18
en
Exponent
Dia 11 Macht
Dia
Wetenschappelijke 27
Dia
schrijfwijze 36
Dia
37
IN DE KIJKER

JE GAAT BIJ DEZE MODULE EXTRA

AANDACHT BESTEDEN AAN HET CORRECT
AFRONDEN VAN JE EINDRESULTAAT OP EEN
GESCHIKTE NAUWKEURIGHEID
 P.5
DE HOOFDBEWERKINGEN IN 
1.2 GELIJKSOORTIGE WORTELVORMEN
DEFINITIE
GELIJKSOORTIGE
Gelijksoortige wortelvormen zijn wortelvormen met hetzelfde grondtal.
WORTELVORMEN

Voorbeeld:  zijn gelijksoortige wortelvormen,  zijn niet

gelijksoortig.

HET
EEN NEGATIEF DIT BETREFT GRONDTAL
GETAL ONDER EEN IS NIET 3
HET DERDEMACHT
WORTELTEKE SWORTEL EN
N MAG NIET DUS GEEN
VIERKANTSW
ORTEL
Door de distributieve eigenschap toe te passen, kunnen we gelijksoortige wortelvormen optellen en
aftrekken met elkaar.
Voorbeeld:   

MERK OP!

Net zoals met gelijksoortige wortelvormen bij elkaar op te tellen of af te trekken, kunnen we dit ook doen bij termen met 
bijvoorbeeld: 
TIP: bij een optelling of aftrekking met verschillende wortelvormen, markeer de gelijksoortige wortelvormen in gelijke
kleuren.bijvoorbeeld:   
DE HOOFDBEWERKINGEN IN  VERWERKING - OPDRACHT 2
1.2 GELIJKSOORTIGE WORTELVORMEN

 

 

 

 
 P.5
DE HOOFDBEWERKINGEN IN 
1.3 BEWERKINGEN UITVOEREN MET ICT EN CAS

Bij het rekenen met reële getallen maken we vaak gebruik van ICT (de app calculator).
Hier is een CAS-functie op aanwezig. Deze laat het exacte resultaat zien.
Je kan met je rekentoestel dit resultaat omzetten naar een decimale vorm en meestel ga je dit dan afronden op
een bepaalde nauwkeurigheid.

Voorbeeld:
  RESULTAAT IN
CAS
 RESULTAAT IN
DECIMALE VORM
 RESULTAAT AFGEROND OP
0,01 NK

BIJ DE APP CALCULATOR KAN JE DE CAS-FUNCTIE

GEBRUIKEN. JE MOET HIER WEL EERST VOOR ZORGEN
CA DAT JE HET JUISTE REKENTOESTEL HEBT
S in GEACTIVEERD. JE MOET IMMERS WERKEN IN DE
calc ALGEBRA-OMGEVING. HOE JE DAT DOET, KAN JE IN
ulat HET FILMPJE ZIEN.
or
DE HOOFDBEWERKINGEN IN  VERWERKING - OPDRACHT 3
1.3 BEWERKINGEN UITVOEREN MET ICT EN CAS

 7,348469 7,35
…

 6,4721359 6,4
… 7

 2,154434 2,1
… 5
 2,236067 2,2
… 4

 10,583005 10,58
…

 113,09733 113,1
5… 0
DE HOOFDBEWERKINGEN IN  VERWERKING - OPDRACHT 4
1.3 BEWERKINGEN UITVOEREN MET ICT EN CAS

 


= 2π ⋅ 2,5
= 5π
≈ 15,71
DE HOOFDBEWERKINGEN IN  VERWERKING - OPDRACHT 4
1.3 BEWERKINGEN UITVOEREN MET ICT EN CAS


≈ 5,66



≈ 46,30
SIGNAAL - 1 DE
HOOFDBEWERKINGEN IN  OPDRACH
T2

 

 

 

CORRECTIESLEUTEL: ZIE
SMARTSCHOOL
1. DE HOOFDBEWERKINGEN IN R VERWERKING
LEERSTOF

TAAK 1: MAAK OEFENINGEN 3-4-5-7-8-9 P. 29-30

(VERBETERSLEUTEL ZIE SMARTSCHOOL - VAK WISKUNDE)

TOETS 1:
KENNEN: ZIE THEORIE P. 5
JE WEET WAT GELIJKSOORTIGE WORTELVORMEN ZIJN. ZIE P.5 (ZIE DIA 6)
JE KENT DE REKENREGELS DIE HOREN BIJ GELIJKSOORTIGE
WORTELVORMEN. ZIE P. 5 (ZIE DIA 6)
JE KAN VLOT GEBRUIK MAKEN VAN DE FUNCTIE CAS OP JE
REKENTOESTEL. ZIE P. 5 (ZIE DIA 8)
KUNNEN:
INSTAPOEFENINGEN 1-2-3-4 P. 2 (ZIE DIA 6 T/M 9)
EXTRA OEFENING - ZIE DIA 12-13
VERWERKINGSOEFENING 1 P. 6 (ZIE DIA 12 T/M 14)
SIGNAALOEFENINGEN 1 P.23 (ZIE DIA 23-24)
OEFENINGEN 1-2-6 P. 28-29 (ZIE TAKEN HIERBOVEN) (ZIE
VERBETERSLEUTEL SMARTSCHOOL)
 INSTAP
WAT JE AL KUNT OPDRACHT 1
 INSTAP
WAT JE AL KUNT OPDRACHT 2

 
=3

 
==
7
 

 
BIJVOORBEELD: 9,
16, 25 EN 100
  ZIJN ALLEN
VOLKOMEN
KWADRATEN.
JE KAN DEZE
NOTEREN ALS:
32, 42, 52 EN 102
 INSTAP
WAT JE AL KUNT OPDRACHT 3
 INSTAP
WAT JE AL KUNT OPDRACHT 4

 

 −1 −1
⋅ ( 2)2 = −
8 4
 P.3
DE HOOFDBEWERKINGEN IN 
1.1 EIGENSCHAPPEN VAN DE HOOFDBEWERKINGEN - OPTELLEN EN
AFTREKKEN

3 + 2 = 3,73205080757... 4 − 5π = 11,7079632679...

TERM TERM SOM AFTREKTAL VERSCHIL

AFTREKKER

3 + 2 ≈ 3,73 4 − 5π ≈ 11,71

HOE AFRONDEN? GEBRUIK DIT MERK OP

BEKIJK DE NAUWKEURIGHEIDSFACTOR OM TE SYMBOOL IN WE RONDEN ENKEL HET
WETEN HOEVEEL CIJFERS JE MOET LATEN STAAN. PLAATS VAN = EINDRESULTAAT AF!
BEKIJK HET EERSTVOLGEND CIJFER DAT ZAL BIJ
WEGVALLEN AFRONDING
IS HET CIJFER KLEINER VAN 5, DAN BEHOUD JE HET
VORIGE CIJFER
IS HET CIJFER GROTER OF GELIJK AAN 5, DAN TEL
JE BIJ HET VORIGE CIJFER 1 BIJ MERK
EIGENSC
HAP
Het optellen van reële getallen is commutatief OP!
Nul is het neutraal element voor de optelling in 
IN SYMBOLEN: Voorbeeld:  IN SYMBOLEN: 
 Er is een verband tussen het optellen en aftrekken:
EIGENSC IN SYMBOLEN: 
HAP
Het optellen van reële getallen is associatief
IN SYMBOLEN: Voorbeeld: 

 P.4
DE HOOFDBEWERKINGEN IN 
1.1 EIGENSCHAPPEN VAN DE HOOFDBEWERKINGEN -
VERMENIGVULDIGEN EN DELEN

3⋅ 5 = 3,87298334621... 3
9 : 2 = 1,04004191153...

FACTOR FACTOR PRODUCT DEELTAL QUOTIËNT

DELER

9 : 2 ≈ 1,04
3
3⋅ 5 ≈ 3,87

EIGENSC
HAP
Het vermenigvuldigen van reële getallen is commutatief
MERK
IN SYMBOLEN: Voorbeeld:  OP!
1 is het neutraal element voor de vermenigvuldiging in 

IN SYMBOLEN: 
EIGENSCHAP Nul is het opslorpend element voor de vermenigvuldiging
Het vermenigvuldigen van reële getallen is associatief in IN SYMBOLEN: 
IN SYMBOLEN:Voorbeeld:  Het vermenigvuldigen is ook distributief tov het aftrekken:
 IN SYMBOLEN: 

EIGENSC
HAP
Het vermenigvuldigen van reële getallen is distributief ten
opzichte van het optellen

IN SYMBOLEN: Voorbeeld: 

DE HOOFDBEWERKINGEN IN 
1.1 EIGENSCHAPPEN VAN DE HOOFDBEWERKINGEN
WE
LK
E
EIG Het vermenigvuldigen van reële getallen is
∀a, b, c ∈ ℝ : a ⋅ (b + c) = a ⋅ b + a ⋅ c
EN distributief tov de optelling
SC
HA
P
∀a,WO
b, c ∈ ℝ : (a + b) + c = a + (b + c) = a + b + c Het optellen van reële getallen is associatief
RD
T
IN
De vermenigvuldiging van reële getallen is
∀a, b, c ∈ ℝ : a ⋅ (b + c) = a ⋅ b + a ⋅ c
SY
distributieftov de optelling
MB
OL
EN
WE ∀a, b ∈ ℝ : a + b = b + a Het optellen van reële getallen is
ER commutatief
GE
GE
VE De vermenigvuldiging van reële getallen is
∀a,
N? b, c ∈ ℝ : a ⋅ (b − c) = a ⋅ b − a ⋅ c
distributieftov de aftrekking

∀a, b ∈ ℝ : a ⋅ b = b ⋅ a Het vermenigvuldigen van reële getallen is

commutatief
DE HOOFDBEWERKINGEN IN 
1.1 EIGENSCHAPPEN VAN DE HOOFDBEWERKINGEN
NO
TE
ER
DEDe vermenigvuldiging van reële getallen is
GE distributieftov de aftrekking ∀a, b, c ∈ ℝ : a ⋅ (b − c) = a ⋅ b − a ⋅ c
GE
VE
N
EIGHet vermenigvuldigen van reële getallen is ∀a, b, c ∈ ℝ : (a ⋅ b) ⋅ c = a ⋅ (b ⋅ c) = a ⋅ b ⋅ c
EN associatief
SC
HA
PHet optellen van reële getallen is ∀a, b ∈ ℝ : a + b = b + a
IN
commutatief
SY
MB
OLDe vermenigvuldiging van reële getallen is
EN distributieftov de optelling ∀a, b, c ∈ ℝ : a ⋅ (b + c) = a ⋅ b + a ⋅ c

Het optellen van reële getallen is ∀a, b, c ∈ ℝ : (a + b) + c = a + (b + c) = a + b + c

associatief

Het vermenigvuldigen van reële getallen is ∀a, b ∈ ℝ : a ⋅ b = b ⋅ a

commutatief
DE HOOFDBEWERKINGEN IN  VERWERKING - OPDRACHT 1
1.1 EIGENSCHAPPEN VAN DE HOOFDBEWERKINGEN

Het optellen van reële getallen is

commutatief

1 is het neutraal element bij de

vermenigvuldiging.

De vermenigvuldiging van reële getallen is distributief tov de optelling

Het vermenigvuldigen van reële getallen is

associatief

Nul is het neutraal element bij de

optelling

Het vermenigvuldigen van reële getallen is

commutatief
SIGNAAL - 1 DE
HOOFDBEWERKINGEN IN  OPDRACH
T 1 P. 23
1. DE HOOFDBEWERKINGEN IN R VERWERKING
LEERSTOF

TAAK 1: MAAK OEFENINGEN 1-2-6 P. 28-29

(VERBETERSLEUTEL ZIE SMARTSCHOOL - VAK WISKUNDE)

TOETS 2:
KENNEN: ZIE THEORIE P. 3-4
JE KENT DE EIGENSCHAPPEN VAN HET OPTELLEN EN AFTREKKEN IN
WOORDEN EN SYMBOLEN. (ZIE DIA 18)
JE KENT DE EIGENSCHAPPEN VAN HET VERMENIGVULDIGEN EN DELEN IN
WOORDEN EN SYMBOLEN. (ZIE DIA 19)
KUNNEN:
INSTAPOEFENINGEN 1-2-3-4 P. 2 (ZIE DIA 14 T/M 17)
EXTRA OEFENING - ZIE DIA 12-13
VERWERKINGSOEFENING 1 P. 6 (ZIE DIA 20 T/M 22)
SIGNAALOEFENINGEN 1 P.23 (ZIE DIA 23)
OEFENINGEN 1-2-6 P. 28-29 (ZIE TAKEN HIERBOVEN) (ZIE
VERBETERSLEUTEL SMARTSCHOOL)
 P.8
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTEN
2.1 MACHTEN MET EEN GEHELE EXPONENT
Een macht is een bewerking die bestaat uit een grondtal en een
exponent
EXPONE
NT

4 =
64
GROND
TAL
We schrijven de macht bij voorkeur met een positieve
exponent.
We werken negatieve exponenten weg door het grondtal om te
keren.
ENKELE
VOORBEELDEN
 

 
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTENVERWERKING - OPDRACHT 6
2.1 MACHTEN MET EEN GEHELE EXPONENT
2. REKENREGELS VAN MACHTEN VERWERKING
LEERSTOF

TAAK 3: MAAK OEFENINGEN 12-13-18 P. 31-32

(VERBETERSLEUTEL ZIE SMARTSCHOOL - VAK WISKUNDE)

TOETS 3:
KENNEN:
THEORIE P. 8 (ZIE DIA 25)
KUNNEN:
VERWERKINGSOEFENING 5 P. 11
OEFENINGEN 12-13-18 P. 31-32
 P.9
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTEN
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN - PRODUCT VAN MACHTEN MET
HETZELFDE GRONDTAL
REKENRE
OMGEL
MACHTEN MET EENZELFDE GRONDTAL TE VERMENIGVULDIGEN, BEHOUD JE
HET GRONDTAL EN TEL JE DE EXPONENTEN BIJ ELKAAR OP.
IN SYMBOLEN:


ENKELE
VOORBEELDEN


 P.9
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTEN
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN - QUOTIËNT VAN MACHTEN MET
HETZELFDE GRONDTAL
REKENRE
OMGEL
MACHTEN MET EENZELFDE GRONDTAL TE DELEN, BEHOUD JE HET GRONDTAL
EN TREK JE DE EXPONENTEN VAN ELKAAR AF.
IN SYMBOLEN:


ENKELE
VOORBEELDEN



 P.9
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTEN
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN - MACHT VAN EEN MACHT

REKENRE
OMGEL
EEN MACHT VAN EEN MACHT TE BEPALEN, BEHOUD JE HET GRONDTAL EN
VERMENIGVULDIG JE DE EXPONENTEN MET ELKAAR.
IN SYMBOLEN:


ENKELE
VOORBEELDEN


 P.1
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTEN 0
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN - MACHT VAN EEN PRODUCT

REKENRE
OMGEL
EEN PRODUCT TOT EEN MACHT TE VERHEFFEN, VERGAF JE ELKE FACTOR VAN
DAT PRODUCT TOT DIE MACHT.
IN SYMBOLEN:


ENKELE
VOORBEELDEN


 P.1
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTEN 0
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN - MACHT VAN EEN QUOTIËNT

REKENRE
OMGEL
EEN QUOTIËNT TOT EEN MACHT TE VERHEFFEN, VERHEF JE HET DEELTAL EN DE
DELER TOT DIE MACHT.
IN SYMBOLEN:

OF

REKENRE
OMGEL
EEN BREUK TOT EEN MACHT TE VERHEFFEN, VERHEF JE DE TELLER EN DE
NOEMER TOT DIE MACHT.
IN SYMBOLEN:


ENKELE
VOORBEELDEN



REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTENVERWERKING - OPDRACHT 5
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTENVERWERKING - OPDRACHT 7
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTENVERWERKING - OPDRACHT 8
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN
REKENREGELS VOOR HET REKENEN MET MACHTENVERWERKING - OPDRACHT 9
2.2 REKENREGELS VAN MACHTEN
SIGNAAL - 2 REKENREGELS
VOOR HET REKENEN MET OPDRACH
MACHTEN T3
SIGNAAL - 2 REKENREGELS
VOOR HET REKENEN MET OPDRACH
MACHTEN T3
SIGNAAL - 2 REKENREGELS
VOOR HET REKENEN MET OPDRACH
MACHTEN T3

CORRECTIESLEUTEL: ZIE
SMARTSCHOOL
2. REKENREGELS VAN MACHTEN VERWERKING
LEERSTOF

TAAK 4: MAAK OEFENINGEN 15 T/M 23 P. 31-33

(VERBETERSLEUTEL ZIE SMARTSCHOOL - VAK WISKUNDE)

TOETS 4:
KENNEN: ZIE THEORIE P. 8-9-10
JE KENT DE ONDERDELEN VAN EEN MACHT ZIE P. 8 (ZIE DIA 25)
JE KENT DE REKENREGELS VAN MACHTEN. ZIE P. 9-10 (ZIE DIA 28 T/M 32)
KUNNEN:
JE KAN EEN MACHT UITREKENEN
JE KAN DE REKENREGELS VAN MACHTEN TOEPASSEN.
VERWERKINGSOEFENING 5-6-7-8-9 P. 11-12 (ZIE DIA 26 EN DIA 33 T/M 36)
SIGNAALOEFENINGEN 3-4-5 P.23-24 (ZIE DIA 37 T/M 39)
OEFENINGEN 14 T/M 17 EN 19 T/M 24 P. 31-33 (ZIE TAKEN HIERBOVEN) (ZIE
VERBETERSLEUTEL SMARTSCHOOL)
 P.1
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN 4
4.1 REKENEN MET ICT

EVEN HERHALEN…
Bij het rekenen met reële getallen maken we vaak gebruik van ICT (de app calculator).
We kunnen hierbij het resultaat als decimale vorm weergeven, of we kunnen kiezen om het resultaat als CAS
weer te geven. (Opgelet: zorg er dan voor dat calculator staat ingesteld op ‘algebra’ en niet op
‘rekenmachine’.
LET OP!

We ronden de tussenresultaten niet af! Enkel het eindresultaat wordt afgerond!.

Wanneer we kiezen om het resultaat weer te geven in decimale vorm en wanneer hier dient afgerond te worden, dan maken
we gebruik van  en niet van .
Afronden doen we als volgt:
Kijk op welke nauwkeurigheid er moet afgerond worden. (Op hoeveel cijfers na de komma moet je afronden.)
Kijk naar het eerstvolgende cijfer:
Is dit cijfer 0, 1, 2, 3 of 4 dan laten we het voorgaande cijfer staan
IS het volgende cijfer 5, 6, 7, 8 of 9, dan vermeerderen we het voorgaande cijfer met 1
 P.1
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN 5
4.2 BEWERKINGEN BIJ HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Bij het oplossen van problemen, herkennen we soms een patroon in de uitwerking van de oplossing.
Wanneer we werken met reële getallen kan het zijn dat dergelijk patroon maakt dat de oplossing eenvoudiger
lijkt dan de gegevens.

BIJVOORBEELD: BEREKEN DE OPPERVLAKTE VAN E

WAARVAN DE LENGTE =  EN DE BREEDT

2
MERK OP:
WANNEER JE GELIJKSOORTIGE WORTELS MET ELKAAR
VERMENIGVULDIGT, MAG JE DEZE SAMENNEMEN ONDER
8 Oppervlakte rechthoek(zie formularium) HET WORTELTEKEN.
= =
A=
A=
De rechthoek heeft een oppervlakte van 4
A=
A=4
 P.1
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN 5
4.2 BEWERKINGEN BIJ HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN

BIJVOORBEELD: BEPAAL DE OMTREK VAN DE

GEGEVEN VLAKKE FIGUUR.

Omtrek = som van de zijdenp = 

p=
p  17,7 MERK OP:
DIT RESULTAAT IS IN CAS
WEERGEGEVEN. HIER WORDT
HET RESULTAAT DUS EXACT
WEERGEGEVEN.

De omtrek van deze figuur is ongeveer 17,7 of de omtrek van deze figuur is exact 
 P.1
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN 5
4.2 BEWERKINGEN BIJ HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN

BIJVOORBEELD: BEPAAL DE OMTREK VAN HET GRONDVLAK VAN EEN

KUBUS MET VOLUME 20 CM3

Eerst berekenenzwe de lengte van 1 zijde. Omdat dit een tussenresultaat in onze uitwerking is, gaan we dit
resultaat
z niet afronden, maar behouden we dit in CAS om nadien hier verder mee te rekenen.
Nu berekenen we de omtrek van het grondoppervlakte.
V = z3 —> z = 
p=
z = —> 1 zijde van de kubus meet dus exact  cm.
p=
p  10, 9 cm
 P.1
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN 6
4.3 SCHATTEN
Wanneer je bij het oplossen van een probleem een berekening moet maken, kan je het verkregen resultaat
altijd aftoetsen aan een eerder gemaakte schatting.

BIJVOORBEELD:
BEREKEN DE PRIJS DIE JE BETAALT VOOR DEZE
AUTO.
Je moet 21% BTW bijtellen bij de 30 000 euro.

21% ligt dichtbij 20% en dit kan je gemakkelijk berekenen, wa

met 1/5.
1/5 van 30 000 is gelijk aan 30 000 : 5 = 6 000

Je telt 6 000 bij 30 000 en zo schat je dat je aankoopbedrag iet

MERK OP! 000 euro

Je kan verschillende methoden gebruiken om een schatting te maken.

Je kan afronden op eenvoudige getallen. Bv: 
Je kan 1 naar boven en 1 naar onder afronden. Bv:
Je kan schatten via halveren of verdubbelen. Bv:
Bepalen tussen welke waarden het getal ligt. Bv:
 P.1
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN 7
4.4 AFRONDEN

Wanneer je een resultaat gaat afronden moet je rekening houden met de context. We kunnen een resultaat
wiskundig/wetenschappelijk nauwkeurig afronden OF we kunnen een resultaat zinvol afronden. Afhankelijk van de
WISKUNDIG CORRECT AFRONDEN
context kies je een van deze beiden mogelijkheden.

ZINVOL AFRONDEN

Bijvoorbeeld:
Mats wil trakteren voor zijn verjaardag met pannenkoeken. In het recept staat dat er 2 eieren nodig zijn voor
16 pannenkoeken. Mats wil 50 pannenkoeken bakken. Hoeveel eieren heeft Mats dan nodig?
Je maakt volgende berekening:

Je maakt bij deze berekening gebruik van

Je hebt dus 6,25 eieren nodig... Je neemt dus 7 eitjes! evenredigheden:
 VERWERKING -
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACHT 13
 VERWERKING -
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACHT 14
 VERWERKING -
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACHT 15
 VERWERKING -
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACHT 16
 VERWERKING -
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACHT 17
 VERWERKING -
REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACHT 18
SIGNAAL - 4 REKENEN MET ICT,
SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACH
T9
SIGNAAL - 4 REKENEN MET ICT,
SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACH
T 10
SIGNAAL - 4 REKENEN MET ICT,
SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACH
T 11
SIGNAAL - 4 REKENEN MET ICT,
SCHATTEN EN AFRONDEN OPDRACH
T 13

CORRECTIESLEUTEL: ZIE
SMARTSCHOOL
4. REKENEN MET ICT, SCHATTEN EN AFRONDEN VERWERKING
LEERSTOF

TAAK 5: MAAK OEFENINGEN 36 T/M 46 P. 36-38

(VERBETERSLEUTEL ZIE SMARTSCHOOL - VAK WISKUNDE)

TOETS 5:
KENNEN: ZIE THEORIE P. 14-15-16-17
JE WEET DAT JE TUSSENRESULTATEN NIET MAG AFRONDEN (IN CAS). ZIE P. 14
(ZIE DIA 41)
JE WEET HOE JE EEN RESULTAAT IN CAS WEERGEEFT. ZIE P. 14 (ZIE DIA 41)
JE WEET HOE JE CORRECT MOET AFRONDEN EN DAT EEN AFGEROND
RESULTAAT GEPAARD GAAT MET HET  EN NIET MET =. ZIE P. 14 (ZIE DIA 41)
JE KAN VLOT DE REKENENREGELS TOEPASSEN BIJ BEWERKINGEN MET
IRRATIONALE GETALLEN ZIE P. 15 (ZIE DIA 42-43)
KUNNEN:
VERWERKINGSOEFENING13-14-15-16-17-18 P. 18-20 (ZIE DIA 47 T/M 52)