Professional Documents
Culture Documents
Herstel Gaaitradities
Herstel Gaaitradities
IN WESTKAPELLE
Bevindingen en aanbevelingen
van de
Commissie Herstel Gaaitradities
Ko Gabriëlse
Jan Kaland
1. Inleiding
2. Het begin
Hoewel een exacte oorsprong en achtergrond van het gaaischieten in Westkapelle niet zijn te
geven omdat hiervan vrijwel geen oude stukken of documenten bewaard zijn gebleven, mogen
we, gelet op de overeenkomsten met schutterijen elders, als een gegeven aannemen dat het gaai-
schieten is voortgekomen uit de middeleeuwse (handboog)schutterij en de schuttersfeesten. Dat
in Westkapelle een schutterij heeft bestaan, is in ieder geval af te leiden uit een historisch be-
trouwbare vermelding in het archief van het Middelburgse schuttersgilde Sint Sebastiaan, van een
uitwisseling met het handboogschuttersgilde van Westkapelle in 1441. 1).
De schutterij was een soort burgerwacht, gewapend met pijl en boog, belast met het verdedigen
van de stad en de handhaving van de openbare orde. Zij was militair en hiërarchisch georga-
niseerd. Een hoogtepunt van het schuttersjaar waren de schuttersfeesten, waarbij spijs en drank
in niet geringe mate werden aangesproken. Het schuttersfeest is in Westkapelle net als in veel
andere steden altijd nauw verbonden geweest met de jaarlijkse kermis. Ter gelegenheid van de
kermis hield men wedstrijden door “naar de vogel” te schieten. Het “upwaarts” schieten naar de
vogel op een stang of aan de wieken van een molen dateert op zichzelf al van lang voor het
ontstaan van de schuttersgilden en ook anderen dan leden van de schutterij hielden zich daar
mee bezig op tal van plaatsen. Sommigen denken dat het woord “gaaischieten” verwijst naar een
Vlaamse gaai, maar in vroeger tijd sprak men van “papegaai-schieten”. De papegaai is door de
Kruistochten in Europa bekend geraakt en was geliefd bij de adel vanwege het exotische uiterlijk.
Via deze weg kon zo'n bont versierde vogel van hout een aantrekkelijk doelwit worden voor de
gaaischieters. 2)
1) G.N. De Stoppelaar, Het Schuttengilde van den edelen handboog, confrèrie van St. Sebastiaan te Middelburg, 1886
2 ) M. Carasso-Kok e.a., Schutters in Holland, kracht en zenuwen van de stad, 1988
1
Voorstelling van gaaischieters uit de 16e eeuw
De meest vooraanstaande schutter was uiteraard de commandant of kapitein. Net als de andere
officieren was hij gewapend met een zwaard of sabel maar bovendien had hij het privilege als
eerste te drinken, te eten en te schieten. Het gaaischieten kon pas beginnen na een openings-
schot van de kapitein.
De relatie tussen de schutterij en de stad was altijd erg sterk. Tot lid van de schutterij waren alleen
de vooraanstaande en stoutmoedigste poorters van de stad toegelaten. De schutterij was de trots
van de stad en die tooide en toonde zich met het stedelijke wapen, vlag en vaandel en de daarin
gebruikte kleuren, in Westkapelle geel, blauw en wit.
2
3. Veranderingen en ontwikkelingen in de loop van de tijd
We zullen met grote stappen een wandeling maken door de geschiedenis van Westkapelle,
deze in verband brengen met de algemene geschiedenis en die tegelijkertijd vertalen naar het
gaaischieten. We proberen ons daarmee een beeld te vormen van het gaaischieten in de loop
van de eeuwen, wat de oorsprong en achtergronden zijn van de gaaitradities en ook inzichtelijk te
maken welke consequenties en veranderingen de historische gebeurtenissen (vermoedelijk) met
zich mee hebben gebracht.
a. Middeleeuwen
De bloeitijd van Westkapelle lag tussen de jaren 1250 en 1400. Overal in de Nederlanden bloeide in
die tijd ook het gildenwezen en de schutterijen. In die tijd moet het Westkapelse schuttersgilde zijn
opgericht.
De Zeeuwse eilanden waren in de middeleeuwen een twistappel tussen de graven van Vlaanderen en
Holland. Op 1 juli 1253 werd een invasie van een Vlaams leger bij Westkapelle afgeslagen door de
burgerij waarbij ook de Westkapelse schutterij (of een voorloper daarvan) een belangrijke rol moet
hebben gespeeld. Volgens de geschiedschrijving van K. Baart 3) trokken de Westkappelaars ten
strijde met de strijdkreet “Sint Willebrord”. Indachtig dat een schuttersgilde altijd naar een bescherm-
heilige werd genoemd, zou Sint Willebrord dus niet alleen de naam van de kerk maar ook die van
onze schutterij geweest kunnen zijn. 4)
Ter nagedachtenis aan deze overwinning in de Slag bij Westkapelle werd jaarlijks op 4 juli een
processie gehouden, gecombineerd met een kerkmis. Ziedaar: de oervorm van de Waschappelse
kerremesse. Vanaf 1361 maakte een “vrije jaarmarkt” de kermis compleet.
Al voor het jaar 1400 kwam er een einde aan de bloei van Westkapelle doordat de kust steeds verder
afkalfde. Nadat Westkapelle in 1453 werd verkocht aan de heer van Veere (ook toen al) was het geen
grafelijke stad meer en kwam het steeds verder in verval. Na 1400 stelde de schutterij als stedelijke
militaire organisatie niet veel meer voor en behield zij alleen haar symbolische functie, het opluisteren
en begeleiden van de processie op 4 juli, die nog tot 1572 in ere werd gehouden en, niet minder
belangrijk, het schuttersfeest met gaaischieten.
3
b. De strijd met Spanje en de kerkelijke reformatie in de 16e eeuw
Maar in het berooide Westkapelle moesten we wel de nodige concessies doen aan de aard en de
omvang van de kermis- en schuttersfeestelijkheden. Ook de religieuze en aan het stadsbestuur
gebonden functie van de schutterij was nu geheel verdwenen en over bleef alleen het schuttersfeest in
een uitgeklede vorm. Het gaaischieten werd stap voor stap een randverschijnsel, veracht door de
eerzame burgerij. De Roomskatholieke achtergrond van kermis en gaai bleven er tot op de dag van
vandaag de belangrijkste reden van, dat hervormd kerkelijken zich daar totaal van distantieerden en
ook herhaaldelijk maar zonder succes probeerden dat alles helemaal afgeschaft te krijgen.
4
c. De Gouden Eeuw en de hoogtijdagen van de VOC; 1650-1800
In de 17e eeuw bloeide de overzeese handel en kenden handelssteden als Middelburg en Vlissin-
gen een grote welvaart. Een belangrijke rol in deze economische hoogcultuur speelde de Ver-
eenigde Oostindische Compagnie (VOC), die een dependance had in Middelburg. Deze multi-
national met ook militaire taken had doorlopend veel scheepsvolk en soldaten nodig en moest
daarvoor mensen ronselen in de haven- en kustplaatsen. Waarschijnlijk dus ook in Westkapelle
en Domburg. In ieder geval wijst de herbergnaam “Het Kasteel van Batavia” op een relatie met
de vaart op Indië.
Hoewel er weinig of geen historisch betrouwbare informatie over bestaat, mogen we aannemen
dat maritieme activiteiten ook hun weerslag hadden op de schutterijen en (gaai)schietingen. In
Domburg houdt men die marine-activiteiten (naast de VOC worden in dit verband ook de
Watergeuzen genoemd) zelfs voor het begin en de oorsprong van het gaaischieten. 6). Histori-
sche bronnen hiervoor ontbreken en erg logisch is het niet omdat ook in Domburg al veel eerder
een schutterij bestond en het verband tussen gaaischietingen en schutterijen wel historisch
vaststaat. Ook op de in 1871 afgeschafte Veerse kermis werd de gaai geschoten en ook hier was
er geen twijfel aan dat het gaaischieten zijn oorsprong vond in de oude schuttersgilden al was
het in de 19e eeuw een herbergier die dat met commerciële bedoelingen organiseerde. 7)
Hoe dan ook, een aantal van de heden ten dage nog bestaande gaaigebruiken en –tradities
kunnen wel logisch worden teruggevoerd op VOC-activiteiten. Je kunt je voorstellen dat de
ronselpraktijken en schietoefeningen van de VOC en de daarmee samenhangende drankgelagen
op enig moment gelijk begonnen te lopen met de gaaischietingen van de schutterij.
De overstap van de handboog op vuurwapens, waarover geen historische informatie bekend is,
zou in deze tijd gemaakt kunnen zijn. Immers het scheepsvolk was niet meer bewapend met pijl
en boog, dus de schietoefeningen zullen wel met musketten of soortgelijke vuurwapens zijn
gehouden. Er bestaat wel een zgn Kruitlijst uit 1688, waarin wordt vermeld dat aan 114
schutters schietkruit was uitgereikt. 8) Van toen af dateert dus ons gebruik van buskruit, anders
genaamd zwart kruit. Willem Gabriëlse, oud-wethouder en oud-kapitein van de gaaischieters,
stelt dat de handboog nog gebruikt werd ten tijde van de bouw van de dijkmolen in 1773. 9),
maar dat is dus niet zo waarschijnlijk.
5
Een ander fenomeen dat rechtstreeks verwijst naar het zeemansleven is de rolle. De rolle is ook
een nu nog wel gebruikte oude naam voor een lijst van bemanningsleden, of, in ruimere zin een
deelnemerslijst. Anders dan velen nu denken is de rolle dus niet het document met bepalingen
dat door de kapitein wordt voorgelezen, maar de lijst, waarop de deelnemers hun naam plaatsen.
Natuurlijk staan en stonden de richtlijnen en voorwaarden ook op de rolle, om er geen
misverstand over te laten bestaan waarvoor men tekende. Het is dus beter om op de zondag voor
de kermis te praten over “de rolle opmaken” (tot voor korte tijd was dat de gangbare
terminologie) in plaats van “de rolle voorlezen”, wat je tegenwoordig veel hoort. 10)
De nog bekende (maar niet altijd nagevolgde) traditie “Op deze rol staat 2 liter jenever” kan een
restant zijn van het aanbieden van drank om de mensen laveloos te voeren en ze zo te strikken
als schepeling. Maar deze rolbepaling had ook ten doel om het drankgebruik tijdens het rol
opmaken te beperken: 2 liter en niet meer.
Een echt oude rolle is niet bewaard gebleven. De rolbepalingen stonden tot 1973 geschreven op
een vel papier dat in het Kasteel van Batavia werd bewaard. Bij de kapiteinswisseling in 1973 (Ko
Gabriëlse volgde Ries van Rooijen op) werd de rolle vernieuwd en geactualiseerd met de toen
van kracht zijnde bepalingen.
Als de VOC bij het gaaischieten de dienst heeft uitgemaakt, zal er weinig tijd en zin geweest zijn
om zoals in vroeger tijd, houten papegaaien te gaan maken. Men gebruikte eenvoudigweg
“tronken”. Een tronk is letterlijk een gedeelte van een (afgeknotte) boomstam, voor het schieten
bij voorkeur van essenhout. Gaandeweg werd het “tronken zagen”en “tronken boren” een vast
ritueel behorende bij de voorbereiding van het gaaischieten.
Hoewel er ook al functie- en rangbenamingen werden gebruikt in de middeleeuwse schutters-
gilden zullen de meeste nu nog bekende benamingen als kapitein, foerier, tamboer, bottelier,
oppasser e.d., van die tijd of mogelijk van nog later, uit de Franse tijd, dateren.
10) Toen Ries van Rooijen nog kapitein was eindigde hij het voorlezen van de rolbepalingen altijd met
“De deelnemers zijn:..... ...en noe komme julder”, daarmee aangevende dat de deelnemers geacht werden
daarna hun naam op de rolle te (laten) plaatsen.
6
d. De Franse overheersing tussen 1795 en 1813
Walcheren was een strijdtoneel tussen Napoleon en Engeland en stond daardoor bloot aan diver-
se Engelse bombardementen vanuit zee. Vlissingen werd zo voor een groot deel verwoest in 1809
en ook Westkapelle en andere kustplaatsen kregen hun deel van de ellende. De schrik voor deze
kustbombardementen bracht de gaaischieters ertoe om op de gaai als “hoofdvogel” een model
van een Engels oorlogsschip te gaan gebruiken, kortom “het scheepje”. En van zo’n schip is al-
leen wat te vrezen als het vanuit zee, dus “naar binnen” komt d.w.z. met de boeg naar het zuiden
is gericht. Destijds symboliseerde het schieten op het scheepje de vijandige gevoelens die de be-
volking jegens de aanvallers koesterde. Nu nog verwijzen de namen van de scheepjes naar bij-
zondere voorvallen liefst uit de plaatselijke of landelijke politiek, waarmee, net als toen, de gaai-
schieters met cryptische bewoordingen een negatief oordeel of een vorm van protest uiten. Maar
niet steeds is dat het geval geweest. Soms was de naam een soort eerbetoon aan iemand of wist
men totaal niets te bedenken dan een gewone jongensnaam. Recenter waren er ook namen van
scheepjes (of poppen) waarmee niet de politieke of maatschappelijke toestand of een hoogwaar-
digheidsbekleder op de korrel werd genomen, maar een gewone burger die een scheve schaats
had gereden. In het licht van de traditie kun je zo'n naam minder geslaagd noemen.
Nederland was ingelijfd bij het Franse
keizerrijk en, anders dan later vaak werd
beweerd, stond de Nederlandse bevolking
niet alleen maar negatief tegenover het
bewind van Napoleon; de afkeer van de
Engelse oorlogsschepen is daarvan een
uiting maar waarschijnlijk ook het over-
nemen door de gaaischieters van een
opvallend militair kledingstuk, de witte
broek. 11)
Aan de militaire praktijk in de Franse tijd
zijn waarschijnlijk ook ontleend het wek-
ken van de deelnemers door de tamboer
om tot een soort appèl te komen en het
gebruik van gekleurde sjerpen als onder-
Goed voorbeeld doet goed volgen. scheidingstekens van functionarissen en
prijswinnaars.
De bedoeling van het koninkrijk was dat Nederland anders dan voorheen een eenheidsstaat
moest worden. De overheid zette zich in om de Nederlanders een nationaal besef en een
nationale trots bij te brengen.
Hoewel de Westkappelaars traditoneel nogal wantrouwig zijn tegen de overheid werden toch
enkele symbolen van de nieuwe natie ingevoerd:
- de oranje sjerp van kapitein en foerier (hoewel die vroeger ook nog wel eens rood was)
- de yell bij het hulde brengen aan een prijsgever (“Daar is de man, wat heeft ie aan, rood, wit,
blauw).
11) Er bestaat ook een heel wat banalere verklaring voor de witte broek, n.l. de noodzaak in tijden van armoede
om zuinig te zijn op je goede (pilo) broek; als die vuil of kapot kon raken, bijv. bij vuil werk, drankfestijnen
en bij omgang met dieren, werd die omgeruild voor een gemakkelijk wasbare en goedkope, dus witkatoenen
broek. Bij het gaaischieten werd het risico om vuil te worden in de loop van de dag groter, reden om pas
tussen de middag te verkleden.
7
f. 1840-1940; armoede en verval en begin van modernisering
De 19e eeuw was voor Westkapelle een donkere tijd, gekenmerkt door armoede, verval en
verruwing. De mensen hadden wel andere prioriteiten dan zich druk te maken over historie en
tradities. Het historisch besef nam af en aan traditie en monumenten hechtte men (overigens niet
alleen in Westkapelle) nauwelijks meer enig belang. Ook veel gaaigebruiken en –tradities raakten
beetje bij beetje op de achtergrond en in de vergetelheid. Ongetwijfeld zullen er diverse gebrui-
ken zijn geweest waarvan we nu niet meer weten dat ze ooit hebben bestaan.
Aan de teloorgang van de tradities zal nog hebben bijgedragen dat het gaaischieten geen zaak
was van de gegoede burgerij maar een jaarlijkse uitspatting van de dijkwerkers en ambachts-
lieden, zeg maar het niet zo ontwikkelde maar wel anarchistische werkvolk.
Het stamcafé en de plaats van uitbetaling van de dijkwerkers was Het Kasteel van Batavia, dus
lag het voor de hand dat deze herberg ook het thuishonk werd van de gaaischieters.
De kermis duurde in oorsprong officieel een week, van zaterdag tot en met zaterdag; de feitelijke
kermisviering werd door de Calvinistische invloed steeds verder ingekrompen tot uiteindelijk
slechts de laatste vrijdag en zaterdag. In de loop van de 19e eeuw werd aan feesten en kermissen
soms een extra afsluitende dag toegevoegd. In Domburg en Westkapelle werd dat de maandag
na de kermisweek; men noemde dat beloken kermis. 12) Voor de gaaischieters was die beloken
kermis een uitgelezen dag voor de afsluiting van hun evenement. De beloken kermis stond later
in de 19e eeuw overigens weer ter discussie, vooral omdat er juist op die dag, doordat het ker-
misgeld op was, veel vechtparijen waren. In Domburg is die dag in 1877 zelfs weer afgeschaft 13)
maar later kennelijk weer teruggekomen.
Bij de slotdag behoorde nu ook het bedanken van de burgemeester voor de verkregen toestem-
ming. Want mede door het ruwe karakter van de dijkwerkers/gaaischieters, het drankgebruik en
daarmee samenhangende vechtpartijen en de regelmatige onlusten op en bij de dijk, was de
overheid in de tijd nogal bevreesd voor de openbare orde en sprak die toestemming zeker niet
vanzelf. Van toen af zijn we eigenlijk voortdurend ongerust geweest over het voortbestaan van
het gaaischieten.
De relatie tussen de dijk en de gaaischieters was erg sterk. Op en bij de dijk waren altijd wel oude
houten palen te vinden (pieten van d’n diek) om er tronken van te maken. Echte essen tronken
had men nauwelijks meer nodig.
8
In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was Nederland neutraal maar wel in staat van mobili-
satie. Daarom mocht er vanaf 1915 vier jaar geen gaai geschoten worden. In 1919 kon het tot
veler opluchting weer. Volgens de door Bo Verstraate, gaaischieter en lader tot 1987, door-
vertelde overlevering stond toen op de gaai geschilderd: ”Na 4 bange jaren, 't oog helder en de
tromp omhoog”, een slogan die door de vader van Bo (Fien de Buin, foerier van 1919 t/m 1926
en kapitein in 1927 en 1928), zou zijn verzonnen. Als dit toen al niet het gaaischietersmotto was,
dan werd het dat tot op de dag van vandaag. Soortgelijke motto's zijn later speciaal bedacht voor
de dan toegevoegde 2 banen: “Een vaste hand en goed gericht” en “Een scherpe geest en het
doel getroffen”. Inmiddels kunnen we ook die slogans tot de traditie rekenen.
In de vooroorlogse jaren wisselden anders dan tegenwoordig de functies van kapitein, foerier en
tamboer vrij snel, sommigen bekleedden zo'n functie maar 1 keer.
De nu nog in gebruik zijnde sabel van de kapitein, een soort klewang, was ooit het wapen van de
dijkwachter-commies 14). Er was nog een tweede sabel, voor de foerier, maar die is naar eigen
zeggen door Willem Gabriëlse in de jaren 30 kapotgeslagen op de rug van een stoute gaai-
schieter. 15 )
Zoals gezegd hadden de gaaischieters het niet zo breed. Hierin ligt ook de oorsprong van de
vrijgaai. Vindingrijke (oud)gaaischieters zagen een mooie gelegenheid voor een bijverdienste
door buitenom het gaaiverband gelegenheid te geven om te schieten tegen betaling. Pas in de
jaren 60 van de 20e eeuw was er geen particulier meer te vinden die de vrijgaai voor zijn
rekening nam en hebben de gaaischieters dit onderdeel in eigen beheer genomen. Een andere
gewoonte die terug te voeren is op de armoede en de sociale positie van de gaaischieters, is het
geven van prijzen door meer bemiddelde dorpelingen en de burgemeester. Als tegenprestatie
mochten de prijsgevers enige schoten op de gaai lossen en enkele borrels meedrinken. De prijs
van de burgemeester promoveerde tot de “eerste” prijs. Maar ondanks de plichtplegingen aan de
burgemeester bleef het scheepje eigenlijk de hoofdgaai; en daar schoot je pas op als het gaai-
schieten en de kermis hun climax hadden bereikt, dus direct na de middag.
Na 1900 kreeg Westkapelle het wat beter en drongen de eerste moderniseringen door. Maar het
gaaischieten veranderde tot 1940 niet veel ten opzichte van de 19e eeuw. Er waren
ondergeschikte veranderingen; zo gingen we in de lijn van de Westkapelse cultuur spreken van
“slokjesjoen” in plaats van het meer officiele bottelier of 2e foerier.
9
g. De verwoesting van het dorp en de evacuatie van de bevolking van 1944-1947
In de oorlog was er geen kermis en ook geen gaaischieten. Met de verwoesting van het dorp
waren ook de gehele “infrastructuur” en de meeste geweren van het gaaischieten verdwenen. De
veranderde omstandigheden betekenden door verschillende oorzaken ook het einde van diverse
vooroorlogse gebruiken en tradities. We noemen de volgende punten:
a. Het terrein bij de dijkmolen, dat al eeuwen als schietbaan werd gebruikt was letterlijk verdwe-
nen; in de naoorlogse jaren moest de baan herhaaldelijk worden verplaatst: aanvankelijk bij
de nooddijk, waar nu de Rabobank staat, daarna het terrein van het huidige polderhuis, het
parkeerterrein aan het eind van de Zuidstraat, een schietbaan boven op de dijk, achter de
“katterik” en tenslotte, na de dijkverzwaring in de jaren 1986-1988, het Abraham Calandplein
b. De vooroorlogse gedragslijn waarbij de ongetrouwden 2 dagen schoten, op vrijdag èn
zaterdag, en de getrouwden 's zaterdags een tweede ploeg vormden, werd, vermoedelijk om
pragmatische redenen en door het aanvankelijk zeer geringe aantal deelnemers, losgelaten en
de zaterdag werd voor iedereen de gaaischietdag.
c. De deelnemers hoefden niet meer individueel voor een geweer en munitie te zorgen maar dit
werd collectief geregeld; men had de beschikking over een zeker aantal jachtgeweren van ver-
schillend kaliber (12 en 16); patronen ging men gezamenlijk maken. 16). Gaaischieters die
geen eigen geweer hadden, leenden er één; als met dit geleende geweer een prijs werd
geschoten kreeg de eigenaar na de kermis het lintje; ook dit gebruik bestaat niet meer.
d. Het gebruik om één van de deelnemers de eer te gunnen (soms met drank of geld als
tegenprestatie) het scheepje te maken en de naam daarvan te verzinnen, was verdwenen.
e. De functie-inhoud van kapitein, foerier en slokjesjongen veranderde en de functie van
oppasser verdween. De kapitein kreeg naast het handhaven van de orde meer
organisatorische en representatieve taken; bij de foerier kwam de nadruk nog meer te liggen
op het beheer van de financiën, terwijl hij niet meer de vanzelfsprekende loco-kapitein was; de
slokjesjongen die vroeger de drank uitschonk en in wezen het drinktempo van de schutters
bepaalde, werd nu meer een soort barkeeper bij wie je een consumptie kan bestellen. De
foerier verloor zijn onderscheidingsteken, de oranje of rode sjerp, nadat voor de oorlog ook al
zijn sabel letterlijk was gesneuveld.
f. het kermisonderscheid tussen de maatschappelijke standen, in die zin dat de dijkwerkers en
andere arbeiders de gaai schoten en de boeren en middenstanders de ring reden, verdween.
16 ) Het gebruik van bovenlaads geweren, wat in Domburg nog tot de traditie behoort, is in Westkapelle al sedert
1924 door de burgemeester verboden, nadat een gaaischieter (Jakob Tanker) door een onverantwoord zwaar
geladen geweer een deel van zijn hand was kwijt geraakt; illegaal werd zo'n “ganzeroer” soms nog wel gebruikt
10
g. De maatschappelijike veranderingen en technologische ontwikkelingen tussen 1950 en heden
- De vaste momenten om een rondgang langs de café’s te maken, n.l. telkens wanneer een
prijs was afgeschoten, konden wegens praktische problemen niet meer worden aangehouden.
- Was het gaaischieten direct voor en zeker in de eerste jaren na de oorlog een soort
randverschijnsel geworden, waar “eerzame” mensen zich van distantieerden, in de loop van
de jaren 60 werd het meer en meer populair bij de jongere generaties en groeide het uit van
ca. 10 deelnemers in 1947 tot 100 in 2007, gesplitst in 3 groepen/banen.
- Door het geringe aantal deelnemers en het weinige belang dat velen aan historie en traditie
hechtten, raakte ook de witte broek in onbruik. In 1970 waren er nog maar een paar
gaaischieters (Bo Verstraate en Ko Gabriëlse) die deze traditie hoog hielden. Een groepje
jonge gaaischieters sprak, nadat één het goede voorbeeld had gegeven, toen met elkaar af de
witte broek weer te gaan dragen, waarna velen volgden. In 1973 werd het als verplicht
gebruik in ere hersteld door opname in de rolbepalingen.
- Het gaaischieten en alle voorbereidingen en afrondende activiteiten werden geleidelijk aan
strakker georganiseerd en gereglementeerd, nu al jaren in verenigingsverband.
11
Kapitein Ko Gabriëlse roept een prijs af in 1975
- Doordat het ringrijden na 1957 als kermistraditie was afgeschaft bestond ook de uitwisseling
van wederzijds prijzen schenken, schieten door de ringrijders en een ommekeer in de ring-
baan door de gaaischieters, niet meer.
- Klederdracht, tot in de jaren 50 nog algemeen gangbaar, werd niet meer gedragen, waardoor
het uiterlijk van de gaaischieters als geheel van karakter veranderde. De flitsende combinatie
witte broek met pilo onderbuis is een ideale outfit voor de tamboer; als die combinatie
ontdekt wordt door de hedendaagse mode-ontwerpers .....
- De goede gewoonte om een rondje te geven als je een prijs had gewonnen maar die in de
praktijk ook veel gedoe opleverde, werd omstreeks 1980 losgelaten, omdat dat door het grote
aantal schutters praktisch onmogelijk werd en ook omdat door de toegenomen welvaart alle
verteer voor rekening van de gaaischieters kon komen.
- Alle facetten van het gaaischieten zijn gemoderniseerd, handwerk komt nauwelijks meer voor
en alle technologische verworvenheden worden waar nodig ingezet.
- Vanaf 2008 geen vrijgaai meer.
- De gaai is gedemocratiseerd; aan alle voorbereidingen en activiteiten doen veel schutters
mee, terwijl vroeger een kleine elite groep de dienst uitmaakte; tegelijkertijd werd ook aan
regels, tradities en gewoonten strakker de hand gehouden.
12
4. Traditie en gebruiken zonder herkenbare historische achtergrond
Naast de vele onderdelen en tradities van het gaaischieten die hiervoor zijn vermeld, zijn er nog
talloze gebruiken en gedragswijzen, waaraan niet direct een historische achtergrond is te
verbinden. Vele zullen in de loop van de jaren spontaan zijn ontstaan, door de omstandigheden
gedwongen of uitgenodigd of gewoon omdat men het leuk vond.
De baan in 2006
Gay-shooters in 2006
- Bij rondgangen door het dorp loopt de tamboer voorop, daarachter de gaaischieters arm in
arm over de volle breedte van de straat; de prijswinnaars lopen op de eerste rij, in ieder geval
bij de maandagrondgang
13
- Scheepjes maken op maandag
- Baan en kot opzetten, voorheen ook tronken zagen en boren op donderdag
- Op vrijdag schietbaan afmaken, namen op de scheepjes zetten en afleveren van de poppen
- Prijsuitreiking op zondag
- De aard en de tijdstippen van de gehele voorbereiding met kogels smelten, patronen vullen,
tronkhout uitzoeken op de dijk en tronken zagen
- Gebruik van de kogeltang van Arjaan van Vaardegem 17)
- Altijd eten en drinken in overvloed
- Kip met brood eten na het afschieten van de eerste prijs.
Dit is ontstaan in de beginjaren 60 toen er cafetaria's in Westkapelle kwamen; kip werd toen
nog beschouwd als een delicatesse. Omdat er toentertijd bij de gaaistaf mensen waren die
geen kip lustten, is ook de keuzemogelijkheid ingevoerd van “een biefje”. Tot de traditie
hoort ook dat de bestellers van een biefje op hoongelach worden getracteerd en voor teken
worden uitgemaakt. De maaltijd en ook het overvloedige eten op de zondagmiddag staan wel
in de traditie van de schuttersmaaltijden in vroeger eeuwen
- Het zingen van “aauwerwesse”
De is een algemeen Westkapelse traditie maar in het bijzonder wel tijdens de kermis en het
gaaischieten
- De gaaischieters bedanken 's maandags de burgemeester voor diens medewerking en gaan
daarna in de draaimolen (kuresel), de laatste jaren in de zweef.
17 ) Deze kogeltang is inmiddels legendarisch, vooral omdat de eigenaar daar telkens bij vertelde dat zijn vader die
ooit had gekocht voor een dubbeltje.
14
5. Ideeën en suggesties
In de loop van de eeuwen zijn veel tradities en gebruiken verdwenen en zijn we de kenmerken en
achtergronden van het gaaischieten in zijn oorspronkeljke vorm uit het oog verloren. Van veel
van die vergeten en verdwenen gebruiken is het is praktisch onmogelijk en in veel gevallen ook
onwenselijk om die weer in te voeren. Toch kunnen enkele kleinere dingen wel worden hersteld
of door een andere werkwijze nieuwe verbindingen met de historie worden gelegd.
We doen daarvoor enkele suggesties.
15
6. De poppen krijgen meer vorm
Wat we nog steeds poppen noemen zijn de laatste jaren beschilderde platen geworden. De
originaliteit, de humor en de kunstzinnigheid waarmee ze gemaakt worden, zijn prima, maar echt
poppen of andere vormen zijn het niet.
We zouden recht doen aan de bedoelingen om meer werk te maken van de voorstelling door
deze waar nodig een aangepaste vorm te geven en uit te zagen. Daarbij is het zeker nodig dat
zichtbaar is waar de tronk van de pop zich bevindt. Ideaal zou het zijn als het echt poppen waren,
dus een voorstelling van een op de korrel te nemen persoon, maar andere voorstellingen zijn
zeker ook niet verkeerd. Wie zulke fraaie beschilderingen kan maken als de poppen van de
laatste jaren, achten we zeker in staat om aan het geheel ook meer vorm en reliëf te geven.
8. Baanformaliteiten
Het afroepen van een prijs en het afschieten van een tronk was ooit iets bijzonders. De laatste
jaren gaat veel van deze formaliteiten in de massa verloren. Ga hieraan meer aandacht besteden
en meer mensen bij betrekken. Leg zo nodig het schieten daarvoor stil en als dat niet kan, benut
dan de tijd dat het schieten is stilgelegd voor passerende schepen.
16
10. We dragen bij aan andere kermistradities
Ook onze laatste suggestie gaat niet over het gaaischieten op zichzelf maar richt zich op de kermis
in het algemeen. Historisch gezien is de kermis niet beperkt tot de bekende drie dagen maar de
gehele daaraan voorafgaande hoort week erbij. Ter illustratie laten we Baart aan het woord: 19)
"Het algemeen volksfeest is de Westkappelsche kermis, die invalt op den eersten Zaterdag in Juli
des middags te 12 uren en den volgenden Zaterdag eindigt, alzoo een geheel octaaf duurt. Het
eigenlijke feest wordt gevierd op het eind, des Vrijdags en Zaterdags. De hoofddag is de Zaterdag.
[]
Het oorspronkelijke voorschrift om de opening der vrije jaarmarkt door eenig teeken kenbaar te
maken, aanvankelijk door het oprichten van een kruis en later door het stadswapen op een paal
te plaatsen met het onderschrift "vrije jaarmarkt" heeft te Westkapelle tot den jongsten tijd stand
gehouden. Des Zaterdags vòòr de kermisweek zag men, des middags te 12 uren, den gemeente-
bode uit het stadhuis komen met een paal op den schouder, waaraan bovenaan een bordje was
bevestigd. Deze paal werd tot groot pleizier van de bijstaande kinderen, recht voor het stadhuis in
den grond geplant. Weinige jaren geleden is de paal door het kermisgedrang onder den voet
geraakt en sedert niet meer opgericht. Dit teeken uit de oudheid is verdwenen en uitgewischt. "
De dagen voor de kermis en zeker de zaterdag ervoor, zijn dus historisch gezien belangrijke
dagen, maar daar is, met uitzondering van de gaaiactiviteiten, de muziekrondgang en de
brandweeroefening in die week, weinig meer van te merken. Het Vrije jaarmarkt-bord wordt al
een aantal jaren door de gemeente weer geplaatst maar dat kan enkel stand houden omdat een
medewerker van de gemeente sterk bij de kermis en de gaai betrokken is 20). Als die man weg is,
is ook die traditie (weer) weg, zo valt te vrezen. Onze suggestie is dat we dat als gaaischieters
gaan overnemen en daar een bijzonder ritueel van maken. We maken daarvoor een nieuw bord,
waarop zowel de symbolen van Westkapelle als die van de gaai zijn geschilderd. De meest in
aanmerking komende dag om dit kermisteken te rechten, is de zaterdag voor de kermis, maar we
zien het niet als haalbaar op die dag daarvoor mensen te enthousiasmeren. Wat wel zou kunnen
is de maandag. Naast een ploeg scheepjesmakers is dan een tweede ploeg actief op de markt.
Een dergelijk ritueel levert een extra gezellige avond op voor een grotere groep schutters en zal
ook de nodige aandacht trekken, hetgeen weer bijdraagt aan instandhouding van de traditie.
6. Ten slotte
't Zal aanstonds kermis zijn; geniet er van, schiet de kogels dat ze rollen en spaar ze maar niet.
17