Professional Documents
Culture Documents
Cartografie Samenvatting
Cartografie Samenvatting
Cartografie Samenvatting
1. INLEIDING
- Nieuwe gebieden
- Ontstaan wereldrijken Azië, Europa en Latijns-Amerika
1
CARTOGRAFIE
Renaissance:
- Technologische ontwikkelingen
- Uitvinding mechanische boekdrukkunst (1450)
- Optische karteerinstrumenten
- Karteren van Noord-Italië → Vlaanderen en Nederland
- WOI: 1e systematische luchtopnames door fotochemische technieken vanaf begin 19e eeuw
- Na WOII: luchtfoto’s voor civiele toepassingen
➔ Ontwikkeling geavanceerde beeldverwerkingsalgoritmen (fotoshop)
- Fotogrammetrie = geheel van technieken:
1. Orthorectificatie = luchtfoto’s geometrisch corrigeren voor deformaties omwille van
opnamehoek en hoogteverschillend op aardoppervlak.
2. Stereo-opname = hoogte verschillen tussen 2 punten meten door stereografische
luchtopname vanuit 2 hoeken.
2
CARTOGRAFIE
Cartografie = studie van alle aspecten van ruimtelijke visualisatiemethoden met technische aspecten:
1. Data-invoer
2. Ruimtelijke datastructuren
3. Statistische analyse
4. Projectiesystemen
5. Weergavetechnieken
Cartografie = communicatiewetenschap:
- Cartografische grammatica
= geheel van regels die mogelijkheden ruimtelijke gegevens weer te geven beschrijven
➔ Veel grammaticale fouten leiden tot verlies (kleurgebruik, …)
= kaartlezers al dan niet doelbewust misleiden
3
CARTOGRAFIE
Webcartografie:
Bij maken van kaarten, rekening houden met wie kaart leest/gebruikt:
Legende:
➔ X-as: doelpubliek (breed of privaat)
➔ Y-as: interactiviteit (veel of weinig)
➔ Z-as: ruimtelijke relaties tussen
kaartobjecten (gekend of niet gekend)
4
CARTOGRAFIE
Transformatie 1: gegevensverzameling
Betekenis figuur:
Oorzaken foutenbronnen?
1. Verkeerde interpretatie brongegevens (cartograaf)
2. Fouten tijdens karteren
3. Verkeerde interpretatie kaartlezer
➔ Belangrijk: zo min mogelijk potentiële informatie verliezen.
5
CARTOGRAFIE
2. GEGEVENSINVOER
Cartograaf visualiseert niet de werkelijkheid maar de gegevens die werkelijkheid zo goed mogelijk
benaderen.
DUS: 2 selectie-operaties bij tot stand komen eindkaart (1. Samenstelling DLM ; 2. Redactie v/d kaart)
DATABRONNEN
6
CARTOGRAFIE
b) Enquêtes
Thematische kaarten (voorbeeld: bevolkingsstatistieken)
c) Luchtfoto’s
d) Satellietbeelden
Weergave spectrale reflectantie aardopp.
Aanmaak middenschalige topografische kaarten
Schaal 1:5000 – 1:50000
Eerst geometrisch corrigeren voor gebruik
e) Bestaande kaarten/papieren
Nieuwe kaarten maken
Kaartdigitalisatietechnieken om van papier naar digitaal om te zetten van informatie
f) Overheidstellingen
Volkstellingen/statistieken
Adressen of administratieve indelingen karteren
RUIMTELIJKE DATASTRUCTUREN
1. Vectordatastructuur (b)
2. Rasterdatastructuur (c)
Vectordatastructuur: (GPS,
elektronische theodoliet)
Gebruik automatische theodoliet: digitale registratie coördinaten van punten, samen met 1 of
meerdere attributen → vnl. geschikt voor vectorverwerking
Vaak in combinatie gebruikt en overgang tussen de twee is mogelijk.
7
CARTOGRAFIE
1. Manuele invoer
Enkel gebruikt voor correcties of zeer kleine gegevensbestanden
2. Scanning
Kleinere documenten
Vaak gebaseerd op 1 of meer lichtgevoelige cellen, per pixel kleur bepaald en doorgezonden
naar computer.
2 types:
-Vlakke scanner = beeld afgelezen van een statisch document door variatie lijn
lichtgevoelige cellen in x-richting
-Trommelscanner = document op roterende trommel, lichtsignaal slechts in 1 richting
verplaatsen (nauwkeurigste maar traag en duur)
8
CARTOGRAFIE
Nadelen spaghettimodel:
TOPOLOGISCHE MODELLEN
Een topologische model voor lijnelementen of polygonen kan
slechts opgebouwd worden indien een minimum aan informatie
wordt meegegeven bij het basisbestand:
Voor polygonen:
DIME-model
Spaghettimodel
Volledige topologie
Polyvrt
2 5
5
1
B 6
2
1 A 3
7
4 C
3
4
8 6
Hoe complexer, hoe efficiënter, hoe meer informatie verkregen kan worden:
- Topologische structuren opgebouwd vanuit bestand georiënteerde bogen dat tijdens het
digitaliseren wordt aangemaakt door bij elk lijnstuk de beginknoop, de eindknoop, de
linkerbuurpolygoon en de rechterbuurpolygoon van elke boog mee te geven.
- Burrough:
➔ Algoritme voor opbouwen volledige topologische structuur
➔ Genummerd bogenbestand en een puntenbestand
9
CARTOGRAFIE
Boog-ID Coördinatenkoppels
1 x1,y1.....................xn,yn.
2 xn+1,yn+1...............xm,ym.
…
Ordenen en verifiëren van de bogen:
Poly-ID Coördinaten
(A) x, y
…
STAP 1: alle bogen en polygonen sorteren i.f.v. hun bereik (min en max x en y waarden)
STAP 2: nagaan of er snijdende lijnstukken zijn, zo ja, bogen opbreken en knopen toevoegen
STAP 3: opbouw knopenbestand met x-y coördinaten van knoop, verwijzing naar bogen die er
toekomen en hoek aansluiting + uitbreiding boogbestand met pointers naar aansluitende bogen in
vertrek- en aankomstpunt.
Identifier van polygoon ; code enveloppe-statuut (ja of nee) ; ringverwijzer = verwijzen naar volgend
polygoon in bestand en de vorige ; verwijzers naar begrenzende bogen
STAP 1: creëren enveloppe-polygoon door kloksgewijs volgen van buitenste boog vanaf een extreem
gelegen knoop en vanaf volgende knoop de meest links gelegen.
➔ Alle doorgelopen bogen krijgen een vlag die meldt dat die boog 1 maal doorlopen is.
STAP 2: opbouw polygoon door starten op zelfde beginpunt en in elke knoop meest rechtsgelegen
vertakking nemen
10
CARTOGRAFIE
Van der Knaap over problematiek rond vector-raster conversie: “Hoe oplossen dubbelzinnigheden?”
- Bij competitie tss. objecten voor een rastercel: eerst punt, dan lijn en dan pas polygoon
- Verschillende objecten van eenzelfde klasse in competitie: vastgestelde prioriteitenlijst:
➔ Polygonen: tot. opp. polygonen in beschouwing nemen dus kleinste voorrang, …
- Lijnen weergeven met zo klein mogelijk aantal aaneengrenzende rastercellen: indien
keuzemogelijkheid dan cel met grootste lijnlengte
- Rastercel pas toegewezen aan polygoon indien 50% van opp. polygoon rastercel bedekt.
- Oorsprong coördinatenstelsel v. rasternet moet samenvallen met linkerbenedenhoek van
rastersysteem
11
CARTOGRAFIE
Links = ideale conversie van een complext punt-lijn systeem Van der Knaap
Rechts = resultaten vector-raster conversie door verschillede software packages (populaire GiS-
systemen
De raster-vector conversie begint doorgaans met een ‘thinning’- of verdunningsoperatie, die de lijnen
terugbrengt tot de dikte van 1 rastercel. Aantal punten dat nodig is om lijn voor te stellen kan
gereduceerd worden met het algoritme van Douglas en Peuker:
Het beginpunt v/e lijn wordt als anker genomen, eindpunt als vlottend punt. Deze 2 punten bepalen
een rechte lijn. Alle tussende punten (beginnend van de verste) wordt afstand tot deze rechte lijn
bepaald. Als geen enkel punt verder van rechte lijn ligt dan vooraf bepaalde tolerantiewaarden dan
wordt aangenomen dat lijnsegment op een afdoende wijze de boog weergeeft. Indien niet het geval:
het meest verste punt wordt dan vlottend punt en dan weer opnieuw proberen. Herhaald tot er
tussen ankerpunt en eindpunt geen punten meer te vinden zijn die buiten de tolerantie afstand
liggen.
12
CARTOGRAFIE
3. KAARTONTWERP
Voorbeeld: bevolkingsdichtheid VS
Niet goed: kleuren zijn afleidend door wanorde, Niet goed: legende niet overeen met rangorde
geen spreiding. variabele (er is er geen), enkel spreiding kleuren
Oplossing: enkel cijfers weergeven Nog slechter dan 1e kaartje
Niet goed: zelfde info kaart 2 Goed: goede weergave ruimtelijke patroon,
spreiding is zichtbaar, antwoord op beide
vragen.
13
CARTOGRAFIE
Jacques Bertin (cartograaf) publiceerde in 1967 ‘Semiologie Graphique’ waarin voor het eerste de
mogelijkheden en beperkingen van de verschillende grafische variabelen geanalyseerd worden.
4 verschillende meetniveaus:
Kwalitatieve variabelen (nominaal meetniveau): bevat kenmerken die niet met cijfers
worden weergegevens en ook geen logische rangorde heeft.
Voorbeeld: geologische kaarten, bodemkaarten, …
Kwantitatieve variabelen
➔ Ordinale variabele: relatieve rangschikking volgens een logische ordening (geen cijfers)
Voorbeeld: klimaat classficiaties (koud, …), risicokaarten (hoog-laag)
➔ Intervalvariabelen: weergave met een cijfers, breukverhouding van variabelen is
betekenisloos.
Voorbeeld: temperatuurmeting 10° = 5° warmer dan 5° en niet dubbel zo warm
➔ Ratiovariabelen: kwantitatieve variabelen, interval en breukverhouding.
Voorbeeld: In België dubbel zoveel neerslag dan in Marokko (700 vs 350 mm)
→ Grafische variabelen: overeenkomen met meetniveau van
attribuutgegevens
14
CARTOGRAFIE
GRAFISCHE VARIABELEN
Symbolen met vormen worden gebruikt om kwalitatieve verschillen tussen objecten weer te geven.
Probleem: grootte van symbool kan door kaartlezer verkeerd ingeschat worden omwille van
naburige symbolen:
-Vorm omgeven door grote objecten lijken kleiner en vorm omgeven door kleine objecten
lijken groter
-Vermijden: opstellen symboolreeksen met vooraf gedefinieerde grootte → range grading
systeem
15
CARTOGRAFIE
Range grading systeem: de grootte van een symbool is niet langer evenredig met de variabelenscore
KLEURMODELLEN
16
CARTOGRAFIE
Kleurenmodellen = beschrijven kleur op kwantitatieve wijze + kleuren gevormd door mengen EM-
golven:
- Voorbeeld: zwart = 0-0-0, wit = 255-255-255, verzadigd rood = 255-0-0 en verzadigd geel
255-255-0. (cursus kubus)
- Afdrukken van een kleurenkaart: RGB-waarden worden omgezet in CMY-waarden
Munsell ontwikkelde een empirische perceptie dat kleuren beschrijft op basis van hun kleur,
verzadiging en grijswaarde:
- Een gearceerde polygoon waarbij 50% v/d oppervlakte bedekt is: gepercipieerde grijswaarde
van 70% hebben.
Cartografische pakketten laten de gebruiker toe om kleurlegende samen te stellen o.b.v. HSV model:
- De perceptie van een kleur of grijswaarde is ook afh. v. kleur of grijswaarde van
buurpolygonen.
Voorbeeld: groene cirkel lijkt blauwer op een gele achtergrond dan op een blauwe.
17
CARTOGRAFIE
KLEURENSCHEMAS
4 hoofdkleurenschema’s:
18
CARTOGRAFIE
19
CARTOGRAFIE
Samenvatting Bertins Semiologie Graphique Slocums tabel met aanvulling van spatiëring en
verzadiging
VISUELE ISOLATIE
20
CARTOGRAFIE
VISUELE HIËRARCHIE
- Juiste grafische variabelen kiezen: intellectuele hiërarchie komt overeen met de visuele
hiërarchie → er wordt een zeker dieptegevoel gecreëerd wat de leesbaarheids verhoogt.
- Kaarten zonder visuele hiërarchie communiceren zijn minder efficiënt.
Opbouw kaartblad:
- Informatie bevindt zich onder de visuele hiërarchie. De typische visuele hiërarchie van een
kaartblad ziet er als volgt uit (van hoog naar laag):
➔ Thematische symbolisatie (eventueel een ordening)
➔ Titel, legende, labeling (= naamgeving symbolen op kaart)
➔ Achtergrondkaart (referentiepolygonen, administratieve indeling, …)
➔ Bijkomende informatie (projectiesysteem, gegevensbronnen, kaartauteur, …)
➔ Rasterlijnen, schaal, …
21
CARTOGRAFIE
Het contrast tss. voorgrond (object) en achtergrond moet zo groot mogelijk zijn
Value
1. Heterogeniteit tussen voor- en achtergrond moet voldoende groot zijn. Visuele verschillen
creëren door middel van grijswaarden. Donkere tinten vallen harder op.
2. Articulatie: object naar voorgrond brengen -> het object met meer details weergegeven dan
achtergrond.
3. Overzichtelijke/gesloten vormen springen sneller in het oog dan open vormen
4. Contourlijnen: objecten met scherp begrensde contourlijnen vallen meer op
5. Gesloten lijnen krijgen meer aandacht dan niet gesloten lijnelementen
6. Interpositie: objecten op voorgrond plaatsen -> de achtergrond loopt niet door op object,
maar achter het object
7. Grijswaarde: donkere objecten vallen meer op dan licht ingekleurde objecten
8. Opeengepakte clusters krijgen meer aandacht dan verspreide clusters
➔ Hoe dichter punten bij elkaar, hoe harder ze opvallen
9. Eenvoudige vormen (cirkel) vallen meer op dan complexe vormen.
10. Gelijkenis tussen na bijliggende objecten valt meer op dan verschillen (onderste figuur)
11. Oriëntatie: nabijgelegen objecten met dezelfde oriëntatie trekken de aandacht (onderste
figuur)
12. Kleuren: opvallende kleuren springen in het oog.
➔ Voorgrond-achtergrond combinaties: rood-groen, blauw-oranje vallen minder op
➔ Beste contrasten met blauw-wit en geel-zwart
➔ Lange golflengten (rood) vallen beter op dan korte golflengte (blauw)
13. Herkenbare vormen vallen op. Een cartograaf kan hiervan gebruik maken indien hij weet
welke vormen het doelpubliek kent.
14. Schaduwrand: objecten met een schaduwrand krijgen meer aandacht
22
CARTOGRAFIE
TYPOGRAFISCHE VARIABELEN
Een lettertype = in de typografie een samenhangende set tekens die meestal letters, cijfers en
leestekens uitbeelden. De set kan ook andere symbolen bevatten of geheel daaruit bestaan
(wiskundetekens).
Componenten lettertype:
- Basislijn
- X-hoogte
- Opgaande lijnen
- Descenders
- Bovenlijn: tellers, kommen, lussen
Cartografische pakketten geven de gebruiker mogelijkheid te kiezen. Populaire lettertypen zijn Times
New Roman, Arial en Helvetica (makkelijk leesbaar). Typografische variabelen zijn onderworpen aan
een aantal grammaticale regels:
23
CARTOGRAFIE
Puntlabels:
- Voorkeurposities (links/rechtsboven, …)
- Bijkomende regels voor topografische
kaarten:
➔ Label horende bij object gerelateerd aan zee/oceaan (havens, …) wordt in zee/oceaan
geplaatst.
➔ Grens land-water mag niet overschreven worden.
➔ Label van riviernederzetting (dorp langs rivier) dient aan de juiste kant v/d rivier
geplaatst te worden (linker of rechteroever)
➔ Labels moeten meebuigen met de kromming van de parallellen.
24
CARTOGRAFIE
Polygoonlabels:
25
CARTOGRAFIE
4. THEMATISCHE KAARTEN
DATABRONNEN EN DATA-ANALYSE
Een thematische kaart = kaart waarop kenmerken (grootheden) van 1 of meerdere thema’s zijn
afgebeeld afhankelijk van kwaliteit brongegevens.
- Spelen belangrijke rol bij analyse diverse verschijnselen met specifiek spreidingspatroon voor
beleidsondersteuning, opleiding en onderzoek.
- Bij maken thematische kaart: cartograaf rekening houden met tijdstip dataverzameling en dit
ook vermelden.
- Voorbeeld: bodem-, bevolkingsdichtheids-, klimaat- en grondgebruikkaarten.
Betrouwbaarheid gegevens:
Ook het karteren van niet-oppervlakte gebonden ratiovariabelen (= variabele waarbij verschillen tss.
de onderlinge waarden in getallen zijn uit te drukken met natuurlijke nulpunt) leidt soms tot
interpretatiefouten.
26
CARTOGRAFIE
DATA CLASSIFICATIE
Leidt tot mogelijk inzicht krijgen in ruimtelijke en statistische verdeling van een bepaalde variabele in
1 oogopslag door de kaartlezer.
Voor classificatie van intervalvariabelen (= variabele waarbij verschillen tss. de onderlinge waarden
in getallen zijn uit te drukken zonder natuurlijke nulpunt) en ratiovariabelen:
1. Grafische benadering
= visuele analyse van frequentieverdelingen waarbij gezocht wordt naar opvallende discontinuïteiten
of breekpunten in de dataset a.d.h.v. lineaire plot of frequentiediagram.
Voordelen Nadelen
Intuïtief Visueel detecteren breekpunten niet altijd
Flexibele methode (toevoegen/weglaten klassen duidelijk
is eenvoudig) Methode niet bruikbaar indien eenzelfde
Statistische verdeling dataset in rekening gebracht classificatiesyst. moet ontworpen worden
27
CARTOGRAFIE
2. Gelijke intervallen
= onderverdelen dataset in klassen met gelijke klassebreedte ‘C’ bepaald door datarange (= verschil
max en min score in dataset) delen door gewenst aantal klassen.
Voordelen Nadelen
Eenvoudig Geen rekening gehouden met statistische
Meest gebruikt verdeling van de te karteren variabele: grote
afwijking kan
leiden tot aantal
klassen met veel
observaties en
andere (bijna) leeg.
3. Kwantiele classificatie
Voordelen Nadelen
Rekening houdend /
met verdeling te
karteren variabele.
Evenwichtig en
attractief kaartbeeld
= variant kwantiele classificatie, streven naar gelijke oppervlakte per klasse dus doorwegen grootte
polygoon. Eenvoudig maar moeilijk te implementeren.
= klassengrenzen laten samenvallen met getallen van een mathematische reeks, de 3 meest
gebruikte mathematische reeksen:
- Aritmetische reeks = verschil tss. 2 opeenvolgende getallen neemt lineair toe (1,2,4,11,…)
- Geometrische reeks = volgende getal product van vorige getal en cte factor (1,2,4,8,16, …)
- Harmonische reeks = inversie waarden getallen volgen aritmetische reeks (1/11, 1/7, …)
28
CARTOGRAFIE
= analoog grafische methode (zoeken breekpunten), opzoek gaan naar grootste verschillen tussen 2
opeenvolgende variabelenscores i/e geordende dataset en klassengrenzen vervolgens geplaats op
plaats maximale breekpunten.
29
CARTOGRAFIE
9. Optimale classificatiemethode
30
CARTOGRAFIE
31
CARTOGRAFIE
Opmaak:
32
CARTOGRAFIE
CHOROPLETENKAARTEN
ISOLIJNENKAARTEN
NOMINALE SYMBOLENKAARTEN
33
CARTOGRAFIE
- Kleingeldmethode
= absolute variabelenscores voorstellen door aantal symbolen met vaste grootte (zie kaartje
boven c)
➔ Eenvoudig voor kaartlezer om absolute aantallen af te lezen
- Puntenkaarten
= variant graduele symbolenkaarten,
standaardsymbool met vaste grootte gekozen dat
een vooraf bepaalde kwantiteit weergeeft.
DIAGRAMKAARTEN
34
CARTOGRAFIE
- Oppervlaktediagrammen
= symbool voor variabelenscore tegelijkertijd ook ruimtelijke spreiding van subtypes van
variabele weergeeft.
FLUXKAARTEN
= beweging (transport, migraties, …) langsheen bepaalde route weergeven, opgebouwd uit pijlen die
richting en route v/d beweging weergeven.
- Vectorkaart
= grootte van bepaalde variabelenvector weergeven door pijltjes in regelmatig grid of op
plaatsen waar er metingen beschikbaar zijn.
35
CARTOGRAFIE
36
CARTOGRAFIE
5. WEBCARTOGRAFIE EN ANIMATIES
Voordelen:
Nadeel:
TYPOLOGIE EN VOORBEELDEN
37
CARTOGRAFIE
1. Javascriptsysteem
38
CARTOGRAFIE
- Vervolgens: processor kaartserver gaat kaart samenstelling o.b.v. parameters die bij query
werden ingegeven.
- Ten slotte: afgewerkte kaart vorm van grafisch bestand (jpg, gif, …) naar de client
Voordeel kaartserver: kaart samengesteld door processor v/d server en de client heeft geen zware
rekencapaciteit nodig.
Tijdsruimtekubus
Tijdscartogram
= vervormt topografische ruimte zodat onderlinge afstand tussen 2 punten op een kaart
overeenkomt met bijvoorbeeld reistijd tussen 2 punten.
39
CARTOGRAFIE
DYNAMISCHE VARIABELEN
Weergavemoment = beschrijft wel tijdstip i/e animatie een bepaald kaartobject veranderd:
40
CARTOGRAFIE
Bij het construeren v/e animatie moet temporele resolutie vastgelegd worden want deze hangt
samen met het aantal kaartbeelden dat in een bepaald tijdsinterval gekozen wordt.
41