Maw Samenvatting h6 Havo 5

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 5

6.

Denk aan politieke stabiliteit als het 'evenwicht' in een land. Het hangt af van
veel dingen, zoals hoe goed de regering problemen aanpakt, of mensen
vertrouwen hebben in de regering en de wetten, en hoezeer mensen zijn gewend
aan hoe dingen werken in de politiek. Als deze dingen goed werken, blijft het
land stabiel.

Dit gaat over mensen die ons in de regering vertegenwoordigen. Representatie


betekent simpelweg dat iemand door anderen is gekozen om hun belangen te
behartigen. Representativiteit is iets complexer; het gaat erom of die mensen in
de regering echt een goede afspiegeling zijn van alle verschillende soorten
mensen en meningen in ons land.

Soms voelen mensen zich niet begrepen door de mensen in de regering. Dit kan
gebeuren als de regering dingen doet waar mensen het niet mee eens zijn, als
beloften niet worden nagekomen of als mensen gewoon geen vertrouwen hebben
in hoe de regering dingen doet. Dan kunnen mensen lid worden van een partij of
hun eigen partij starten.

Het is superbelangrijk dat mensen vertrouwen hebben in hoe de regering werkt


en dat de wetten eerlijk worden toegepast. Als mensen dat vertrouwen
kwijtraken, kan dat problemen veroorzaken, zoals protesten of ontevredenheid.
Dit vertrouwen is als een basis voor hoe ons land werkt.

6.2

Politieke Partijen zijn georganiseerde groepen mensen die vergelijkbare ideeën,


waarden en doelen delen met als doel invloed uit te oefenen op het beleid en de
richting van een land. In Nederland zijn verschillende politieke partijen actief die
zich positioneren binnen verschillende poltieke stromingen.

Dit zijn brede ideologische richtingen waarin politieke partijen zich kunnen
bevinden. In de tekst worden enkele belangrijke Nederlandse stromingen
beschreven: confessionalisme, liberalisme, socialisme/sociaaldemocratie, en ook
pragmatisme en populisme als meer recente ontwikkelingen.

De kernprincipes van elk van deze stromingen aan de hand van


specifieke politieke partijen:

Confessionalisme:

Gericht op christelijke waarden, ethische normen en naastenliefde. Voorbeelden


zijn SGP, CDA, ChristenUnie.

Liberalisme:

Nadruk op individuele vrijheid, beperkte overheidsbemoeienis en marktwerking.


Voorbeeld: VVD.

Socialisme/Sociaaldemocratie:
Streven naar gelijkheid, solidariteit en een actieve rol van de overheid in het
oplossen van sociale ongelijkheid. Voorbeeld: PvdA.

Pragmatisme en Populisme:

Pragmatisme kijkt naar praktische oplossingen en het populisme claimt de


exclusieve vertegenwoordiging van het volk tegenover de gevestigde elite.

De vijf functies van politieke partijen zoals beschreven in de tekst zijn:

1. Rekrutering en Selectie: Het aantrekken en selecteren van geschikte


kandidaten voor verkiezingen.

2. Mobilisatie: Het betrekken van burgers bij politieke processen en


besluitvorming.

3. Articulatie: Het vertegenwoordigen en verwoorden van standpunten die leven


in de samenleving.

4. Aggregatie: Het samenvoegen van verschillende belangen en standpunten tot


een samenhangend verkiezingsprogramma.

5. Bemiddeling in Communicatie: Het faciliteren van communicatie tussen


overheid en burgers en tussen kiezers en gekozenen.

Ontwikkelingen van Politieke Partijen

Verandering in focus van politieke partijen

Partijen zijn meer gericht op het verkrijgen van politieke posities, zoals
burgemeesterschappen, dan op het betrekken van hun leden bij de
besluitvorming en politiek.

Deze ontwikkelingen hebben invloed op hoe politieke partijen functioneren en


hoe ze met kiezers en de samenleving omgaan. Het veranderende landschap van
zwevende kiezers, afnemend lidmaatschap, invloed van media en veranderende
prioriteiten van partijen zelf zijn essentiële factoren in de hedendaagse politiek.

Zwevende kiezers

Veel kiezers beslissen pas laat op welke partij ze stemmen, zelfs op de


verkiezingsdag zelf. Dit maakt het moeilijker voor politieke partijen om
verschillende groepen in de samenleving te verenigen en hun wensen te
begrijpen.

Afname van partijlidmaatschap

Minder mensen worden lid van politieke partijen. Leden kunnen de koers van een
partij beïnvloeden, maar steeds minder mensen zijn actief betrokken bij partijen.
Hierdoor wordt het lastiger om geschikte kandidaten te vinden voor politieke
functies.
Toenemende concurrentie van media en pressiegroepen

Media en andere groepen krijgen meer invloed in het communiceren van


standpunten en het beïnvloeden van politieke debatten. Partijen richten zich nu
meer op het binnenhalen van politieke posities en minder op de betrokkenheid
van hun leden.

6.3

Systeemmodel:
Beschrijving van het Systeemmodel:
- Het systeemmodel wordt voorgesteld als een proces waarin informatie door
verschillende fasen gaat.
- De fasen worden geïdentificeerd als invoer, omzetting, uitvoer en
terugkoppeling.

Invoer:
- Informatie, zoals wensen, eisen en steun, wordt in het politieke systeem
geïnjecteerd.
- Steun kan komen van actoren zoals pressiegroepen die bepaalde wensen
ondersteunen.

Omzetting:
- Dit is het proces waarin de ingevoerde informatie wordt omgezet in besluiten.
- Omvat sub fasen zoals politieke agendavorming, beleidsvoorbereiding en
beleidsbepaling.

Uitvoer:
- Het resultaat van het systeemmodel, waar besluiten, wetten of maatregelen
worden geïmplementeerd.
- Uitvoer wordt gerealiseerd door ambtenaren en organisaties op de
verschillende beleidsniveaus.

Terugkoppeling:
- Na uitvoering vindt er een evaluatie plaats, waarbij de effecten van het beleid
worden gemeten.
- Dit kan leiden tot nieuwe invoer van wensen en eisen, waardoor het proces
cyclisch is.

Barrièremodel:

Beschrijving van het Barrièremodel:


- Het barrièremodel verdeelt het politieke besluitvormingsproces in fasen
waarin actoren obstakels moeten overwinnen.

Barrière 1: (H)erkennen van problemen:


- Burgers en partijen moeten politieke wensen en verlangens bekendmaken.
- Het (h)erkennen van problemen zet het proces in gang.

Barrière 2: Afwegen van wensen en verlangens:


- Politieke partijen moeten bepalen of een probleem belangrijk genoeg is voor
debat.
- Afwegen van verschillende onderwerpen op de politieke agenda.

Barrière 3: Besluitvorming:
- Op het moment dat politici over een politiek probleem spreken, moet er een
besluit worden genomen.
- Politieke redenen kunnen besluitvorming beïnvloeden, zoals
meningsverschillen tussen coalitiepartijen.

Barrière 4: Uitvoering:
- Na besluitvorming moet het beleid in de praktijk worden uitgevoerd.
- Uitvoerbaarheid wordt getest, en er kan tegen besluiten in beroep worden
gegaan.

Nadruk in beide modellen:

Systeemmodel: De nadruk ligt op het beschrijven van politieke besluitvorming


als een machine, waarbij invoer resulteert in uitvoer. De focus ligt op het
begrijpen van het proces als een gestructureerd geheel.

Barrièremodel: De nadruk ligt op het proces als een reeks fasen waarbij actoren
obstakels moeten overwinnen om vooruitgang te boeken in politieke
besluitvorming.

Realisatiemacht en Hindermacht:

Realisatiemacht: Het vermogen van actoren om beleid te implementeren en uit


te voeren. Bijvoorbeeld, ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering
van wetten.
Hindermacht: Het vermogen van actoren om de voortgang van beleid te
belemmeren. Bijvoorbeeld, pressiegroepen die beleid proberen tegen te houden.

Dit zijn de kernpunten van het systeemmodel en het barrièremodel, samen met
de begrippen realisatiemacht en hindermacht.

6.4
Invloeden op Besluitvorming

In het besluitvormingsproces worden verschillende omgevingsfactoren


meegenomen:

Demografische Factoren:
Bevolkingssamenstelling beïnvloedt beslissingen, zoals bij vergrijzing en
zorgbeleid.

Ecologische Factoren: Milieukwesties, zoals de stijging van de zeespiegel, kunnen


investeringen in infrastructuur beïnvloeden.

Culturele Factoren: Veranderingen in culturele opvattingen, zoals acceptatie van


het homohuwelijk, leiden tot nieuwe wetgeving.
Sociale Factoren: Besluiten kunnen de sociale cohesie en gelijkheid beïnvloeden,
zoals bij de openstelling van het burgerlijk huwelijk.

Economische Factoren: Economische groei of crisis bepaalt de mogelijkheden


voor beleidsbeslissingen.

Technologische Factoren: Nieuwe technologieën vragen vaak om aangepaste


wetgeving, bijvoorbeeld in reactie op de opkomst van het internet.

Pressiegroepen en politieke partijen spelen een rol:

Pressiegroepen: Ze oefenen druk uit op politiek om specifieke belangen te


behartigen, zoals vakbonden of werkgeversverenigingen.

Politieke Partijen: Nemen deel aan verkiezingen en hebben bredere ideologische


doelen voor de samenleving.

Massamedia beïnvloedt de besluitvorming:

Cultivatiehypothese: Overmatige blootstelling aan negatieve mediaberichten kan


leiden tot een vertekend wereldbeeld.

Opinieleidershypothese: Invloed van media gaat via opinieleiders die normen,


waarden, en gedrag beïnvloeden.

Media Framing Hypothese: De manier waarop media een onderwerp presenteren,


bepaalt hoe mensen erover denken.

Selectiviteits Hypothese: Mensen kiezen welke informatie ze volgen, wat hun


mening kan beïnvloeden.

Globalisering is een groeiende invloed:

Definitie: Toenemende internationale relaties beïnvloeden besluitvorming.


Effecten: Verhoogde invloed van multinationals, veranderingen in handel,
migratie, en meer onderlinge afhankelijkheid tussen landen.

Positieve en Negatieve Aspecten: Voorstanders benadrukken economische groei


en samenwerking, terwijl critici zich zorgen maken over overconsumptie,
milieuproblemen, en culturele veranderingen.

You might also like