Powerpoint NL Alles

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

Presentatie Nederlands:

Maram: Werkwoordspelling, meervouden

Flora: apostrof en trema

Maria: weglatingsstreepje, hoofdletters

Emma: koppelteken, leestekens

Marleen: verkleinwoordjes, tussenklank in samenstellingen

Verkleinwoordjes: Verkleinwoorden zijn woorden waarmee iemand of iets als klein wordt
voorgesteld. Er zijn verschillende uitgangen die meestal achter een zelfstandig naamwoord worden
geplakt. Dit zijn -tje, -pje, -je en -kje. Voor afkortingen en woorden die eindigen op ‘y’ gebruik je ‘tje,
zoals bij cd’tje of baby’tje. Bij woorden die eindigen op een klinker wordt de klinker verdubbeld. Bij
woorden die eindigen op ‘e’ krijg je bijvoorbeeld machine – machientje. Korte klanken worden lang,
zoals gat – gaatje.

https://onzetaal.nl/taalloket/verkleinvormen-algemene-regels

Tussenklank in samenstellingen: Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling,
soms moet je een letter tussen die woorden toevoegen, zoals (e)n, n, e of s. Een s voeg je toe als die
hoort in de samenstelling zelf, zoals bij het woord dorpsstraat. Als het tweede deel van de
samenstelling begint met een sisklank dan kun je de tussen-s niet horen. Vervang dan het tweede
gedeelte door een woord dat niet met een sisklank begint. Hoor je nu een –s, dan schrijf je voor de
sisklank ook een -s.

Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is, dat alleen een meervoud op
-en heeft, schrijf je -en tussen de woorden, zoals paardenbloem.

Er zijn ook wat uitzonderingen:

Als het eerste deel een persoon of zaak is, komt er geen -n of -en, als het 1 e deel geen meervoud is
komt er een ‘e’ tussen. Er is geen -n of -en als het eerste deel eindigt op een ‘e’ en meervoud heeft op
‘n’ en ‘s’. Als het eerste deel van de samenstelling alleen een meervoud heeft op –s, dan komt er geen
tussenletter. Als het eerste deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is of Als de
samenstelling in zijn geheel een bijvoeglijk naamwoord is, waarbij het eerste deel van de
samenstelling een versterking is van het tweede deel dan wordt de -n weggehaald. Als het tweede
deel van de samenstelling“ –loos” is, dan krijg je bijvoorbeeld bij idee-loos het woord ideeëloos.

Trema en Apostrof: Trema= Het trema is eigenlijk 2 puntjes op een klinker met het doel om een klank
te veranderen en zo een verkeerde uitspraak te voorkomen. Een trema plaats je bij
meervoudsvormen die eindigen op –ee en –ie als het woord uit een lettergreep bestaat zoals fee of
als de klemtoon op de laatste lettergreep valt zoals industrie. Als de klemtoon dus niet op de laatste
lettergreep valt dan schrijf je alleen een –n en komen de twee puntjes op de –e van –ie of –ee. Als je
twee klinkers op een verkeerde manier kunt uitspreken plaats je ook een trema zoals bij officiële. Als
er twee klinkers naast elkaar staan die je maar op een manier kunt uitspreken krijgen die natuurlijk
geen trema. Ook woorden die we uit een andere taal hebben overgenomen zoals museum krijgen
geen trema.
Museum
Petroleum
Elektricien

Er zijn natuurlijk nog meer maar dit is alleen een voorbeeld.

Apostrof:

De apostrof is eigenlijk een ‘hoge komma’ en wordt in de volgende gevallen gebruikt:

- In woorden zoals DNA's en x’en


- Als vervanging van een s achter een x of een s; Max'
- Om te laten zien dat je letters weglaat: 't regent (het regent)
- Woorden met uitgangen op -a, -i, -o, -u en -y krijgen een apostrof in het meervoud.

Werkwoordspelling:

Bij werkwoordspelling hebben we het gehad over vier verschillende soorten vormen.
1. De infinitief: Dat is het hele werkwoord.
2. Het onvoltooid deelwoord: Dat is het hele werkwoord + D
3. Voltooid deelwoord: taxikofschip
4. De persoonsvorm.:
- De persoonsvorm verwijst naar een persoon
- De persoonsworm bepaald of de zin in de verleden en of tegenwoordige tijd staat.
- Je hebt het tegenwoordige tijd en het verleden tijd, enkelvoud meervoud.
- Je hebt bij tegenwoordige tijd enkelvoud ik-vorm of ik-vorm + t.
- Je hebt bij tegenwoordige tijd meervoud het hele werkwoord.
- In de verledentijd heb je sterke en zwakke werkwoorden.
- Bij zwakke gebruik je het taxikofschip. Als de stam eindigt op een van die
medeklinkers, dan heb je te enkelvoud en ten meervoud, niet, dan de in het
enkelvoud en den in het meervoud.
- Bij sterke werkwoorden is het onthouden.
- Het bijvoeglijk naamwoord: zo kort mogelijk schrijven
Het stappenplan
1. Is het een werkwoord? Nee, bijvoeglijk naamwoord. Ja: 2
2. Is het de pv? JA:
- Tegenwoordige tijd: JA:
▫ Meervoud enkelvoud
- Nee: Verledentijd. Zwak of sterk
3. Zeen voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, infinitief
Meervouden:

Bij meervouden heb je verschillende regels. De meest voorkomende is het ‘en’ regel.
- Bij dubbel klinker haal je bij meervouden een klinker weg. Voorbeeld: haan - hanen
- Bij 1 klinker heb je twee medeklinkers. VB: kip – kippen
- Bij woorden die eindigen op een s of f, heb je in de meervoud z of v.
▫ VB: huis – huizen, brief – brieven
Bij sommige woorden moet je s of ‘s gebruiken. Daar zijn duidelijke regels voor:
- Als het woord eindigt op e – el – er – em – ie – eau, dan krijgt het woord in het
meervoud een s
• Bv:
o egel – egels
o Vlinder – vlinders
o Niveau – niveaus

- Als het woord eindigt op de a, o, u, i, en y, krijgt het woord in het meervoud een ‘s
• Bv:
o Camera – camera's
o Auto – auto's
o Accu – accu's
o Taxi – taxi's
o Baby – baby's

Weglatingsstreepje.
Je gebruikt het weglatingsstreepje als je een deel van een woord weglaat.
- Als je een deel van het woord weglaat.
> voor- en nadelen (voordelen en nadelen)
> basis- en voortgezet onderwijs (basisonderwijs en voortgezet onderwijs)
Je gebruikt geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat.
Kleine en grote bedragen (en niet kleine- en grote bedragen)
- Uitzondering: Als je de afkorting als woord uitspreekt, dan schrijf je de woorden wel
vast.
> havoleerling
Maar het is: vwo-leerling
Hoofdletters.
Je gebruikt een hoofdletter:
- Aan het begin van de zin.
> Jan fietst naar school.
Namen van personen, landen, gebieden, rivieren, talen, inwoners, heiligennamen, historische
gebeurtenissen, feestdagen, bedrijven en titels.
> Carry Slee, Nederland, Kerstmis

- De initialen van een voornaam moeten ook met een hoofdletter geschreven worden.
> R.A. Kollewijn

Uitzonderingen:
- Als een zin begint met een apostrof, dan krijg het eerstvolgende woord een hoofdletter.
> 's Middags gaan we zwemmen.

- Als een zin begint met een cijfer of symbool, schijf je geen hoofdletter.
> 4 dagen geleden was het nog mooi weer.

- Voorvoegsel bij achternamen (bijvoorbeeld 'van') krijgt een hoofdletter als er geen voornaam of
voorletter voor staat.
> Nynke van der Sluis, meneer Van der Sluis, meneer Van Dam

- Namen van windstreken moeten met een kleine letter geschreven worden.
> noorden, westen

You might also like