Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 12

Blandinia

Studentencursussen V.G.K
.
Studiehulp voor en door studenten

Historische Kritiek
Casuslijst
Prof. dr. Jan Dumolyn
Academiejaar 2022-2023: 1e Bachelor
VOORWOORD
Disclaimer: Deze studentencursus is gemaakt door en voor studenten. Graag wijzen we erop dat
deze studentencursus enkel een hulpmiddel is. Deze stucu mag in geen geval beschouwd worden
als een volwaardige vervanging van ander leermateriaal en we raden van harte aan om de lessen
steeds bij te wonen en kritisch met deze stucu om te gaan.

Beste studenten,

Deze studentencursus biedt jullie een overzicht aan van de te kennen casussen voor het
academiejaar 2022-2023 uit de lescolleges van prof. dr. Dumolyn. De casussen zullen inhoudelijk
besproken worden en deels in verband gebracht worden met de cursus. We willen benadrukken dat
de studentencursus opgevat dient te worden als een hulpmiddel bij het instuderen en dus zeker niet
de hoorcolleges of het handboek ‘Historici en hun métier’ kan vervangen. De casusvraag op het
examen staat slechts op een kwart van de punten, en ook bij die vraag zijn kennis van handboek en
eigen notities uit het hoorcollege onontbeerlijk. De casus moet altijd iets illustreren dat in het
handboek staat. Daarnaast is het ten zeerste aangeraden om ook zelf nog informatie over de
casussen op te zoeken en in verband te brengen met de leerstof.

Verder is zeker een dankwoordje op zijn plaats voor de studiepraesides van de vorige jaren, Matthis
Provoost, Ferre Windey, Niels Fieremans, Andy de Jonghe, Lennert Van Nuffel, Adelien Moens, Roos
Baudewyns, Ilyo Uyttenhove en Milla Sels, op wiens werk deze casuslijst voortbouwt. Ten slotte
willen wij ook benadrukken dat deze casuslijst niet sluitend is. Het boek en lesnotities studeren is en
blijft de basis om te slagen voor dit vak.

Indien je nog met verdere vragen of opmerkingen zit over de casuslijst, kan je steeds terecht op onze
Discord (https://discord.gg/M3yEDkzg9R) en Facebookpagina (Vlaamse Geschiedkundige Kring).
Verder staan we ook op ons e-mailadres (vgkgent.studie@gmail.com) steeds voor jullie klaar.

Verder rest ons alleen nog jullie nog veel goede moed en succes te wensen!

Justine De Rouck en Tybo Vercamer


V.G.K. studiecel 2022-2023

2
Casus: interdisciplinariteit: protestantse werkethiek
Historici moeten vaak interdisciplinair te werk gaan. Vanaf de jaren ‘70 doen ze dan ook gretig een
beroep op de hulp van de sociale wetenschappen. Max Weber (1864-1920) was een Duitse
socioloog-historicus met een groot nalatenschap. Voor hem was de sociologie een wetenschap die
de concepten moest aanreiken waarmee de geschiedenis verantwoorde causale relaties kon
bekomen. Waarom hebben historische processen zich voorgedaan? We zagen al eerder in de
lessenreeks dat men moet oppassen met een te ongenuanceerde causaliteit.
Weber was een evolutionist met gevoel voor nuance en de complexiteit van de historische
realiteit. Hij wou causaliteit begrijpen door middel van ideaaltypen. Dit zijn abstracties van
historische fenomenen op basis van empirische waarnemingen (cfr ook Marx) - daarmee zijn het wel
generalisaties die de essentie weergeven. Voorbeelden van ideaaltypen zijn bureaucratie, de
middeleeuwse stad of de kapitalistische markt. Weber hanteerde de notie ‘causale adequaatheid’:
verder dan waarschijnlijkheidsuitspraken kon men volgens hem niet komen. Die ideaaltypen dienen
als basis voor typologieën: classificaties waarmee historische samenlevingsvormen kunnen worden
gegroepeerd. Bijvoorbeeld de patriarchale maatschappij of de feodale standensamenleving.
Webers vertrekpunt is het individu, en hij concentreerde zich op de rationalisering van de
samenleving. Zo bedacht hij bijvoorbeeld vier ideaaltypen voor het rationeel handelen: vier manier
waarop mensen kunnen handelen. Doelrationeel handelen, waarderationeel handelen, affectief
handelen en traditioneel handelen. De basis voor de rationalisatie van de maatschappij zag hij in het
groter aandeel van doelrationeel handelen tegenover de rest. Maar iemand zal nooit 100%
doelrationeel handelen, of affectief: de ideaaltypes zijn simplificaties, concepten die kunnen helpen
de realiteit te begrijpen.
Webers’ sociologische methode bevindt zich in de hermeneutische traditie: hij doet aan
interpretatieve, descriptieve en historisch-comparatieve sociologie, dat tegenover het
‘nomothetisch’ zoeken naar wetmatigheden staat. Hij doet ook aan actiesociologie: zoeken naar
betekenis van sociale actie. En zoals gezegd, vertrekt hij vanuit het individu: methodologisch
individualisme.
Weber is auteur van Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus (1920), veruit
zijn bekendste werk en meest misbegrepen theorie. Hij wou niet zeggen dat het calvinisme het
kapitalisme heeft veroorzaakt. Hij illustreert geen eenvoudige causaliteit, maar heeft het over
bepaalde houdingen die eerder geneigd zijn tot het ene dan het andere. Weber heeft het over de
mentaliteit in calvinistische milieus. Zijn conclusie kan worden samengevat in het zinnetje
‘Kapitalbildung durch asketischen Sparzwang’: kapitaalvorming door ascetische spaardrang. Het
ethisch rationalisme eigen aan het calvinisme geldt als noodzakelijke maar niet voldoende
voorwaarde voor het ontstaan van het kapitalisme (in de beginfase, want wat is ‘kapitalisme’?). Het
protestantisme geldt volgens Weber als voedingsbodem voor het kapitalisme. Er is geen eenvoudige
causale relatie tussen calvinisme en kapitalisme maar het gaat hier om een causale adequaatheid.
Hij heeft het over de verhouding tussen de culturele/mentale sfeer met de economische: Weber
nuanceert op een manier de relatie die Marx ziet tussen de economie en andere menselijke
activiteiten.

Casus: de landbouwrevolutie en technologie


Deze casus belicht de verschillende visies waarmee we naar de geschiedenis kunnen kijken. De
vroege Annales-School (François Simiand) benadrukte eerder het belang van histoire événementielle,
waarbij de focus vooral lag op gebeurtenissen van korte termijn, veelal deze van politieke aard.

3
Onder Fernand Braudel zou de aandacht komen te liggen op evoluties van longue durée. Om
dergelijke veranderingen te onderzoeken, focuste hij op langere tijdsperioden en trachtte conclusies
te trekken uit historische trends en patronen. Een duidelijk voorbeeld van dergelijke evolutie van
longue durée vinden we terug in de langzaam-veranderende agrarische sector.
Om dit verder te concretiseren kijken we verder naar de evolutie van de windmolen, de
belangrijkste niet-menselijke of dierlijke bron van energie. We zien dat deze technische innovatie
haar roots vindt in het 7de-eeuwse Perzië. Dit betreft echter de horizontale windmolen die steunt op
het panemoon-principe eerder dan de klassieke verticale windmolen. Pas in de 12de eeuw vinden
we de eerste vermelding van dit tweede type. Deze soort zou mogelijk ontstaan zijn in Vlaanderen –
hier vonden we de eerste archeologische resten – maar ook Oost-Engeland en Normandië zijn
potentiële locaties; het is onzeker. Wel weten we dat het een grote hoeveelheid arbeid zou
besparen.
Ook het drieslagstel, waarbij een stuk landbouwgrond in drie percelen werd verdeeld
(zomergewas, wintergewas en braak) is een voorbeeld van een proces van longue durée. Dit principe
werd voor het eerst vermeld in de ‘Le Veil Rentier’, maar zou een lange tijd nodig hebben om zich te
verspreiden. Het is een illustratie van de trage vooruitgang in de structuren die langzaam maar zeker
zorgen voor een veranderende maatschappij. Individuele generaties zullen deze veranderingen
nauwelijks of niet merken, maar op lang termijn zal er een grondige transformatie zichtbaar zijn. We
spreken dus van een histoire immobile.
We zien dat als er een nieuwe innovaties tot stand komen, ook de voedselproductie zal
stijgen, wat voor een groeiende bevolking zorgt. Dit zal op zijn beurt leiden tot overbevolking, wat
migratie (naar de steden) veroorzaakt. Hoewel dergelijke evoluties vaak tientallen jaren of eeuwen
duren, vormen ze de basis voor verdere veranderingen. Dit proces van geleidelijke agrarische
evolutie vinden we ook terug in onze hedendaagse tijd met de opkomst van mechanische tractors en
kunstbemesting.
We kunnen dus besluiten dat zowel de middeleeuwse strijd met systematische
onderproductie, als de hedendaagse problematiek met overproductie voorbeelden zijn van
landbouw evoluties. Deze sector kunnen we steeds analyseren met de methodes van de Annales-
School; vooral processen van longue durée krijgen hierbij aandacht.

Casus: aandacht voor het discours: homoseksualiteit in de geschiedenis


Michel Foucault is een postmoderne, poststructuralistische filosoof, en bestudeerde de geschiedenis
van onder andere de waanzin en de seksualiteit. Hoe ontwikkelen er zich opvattingen over
homoseksualiteit? Wanneer ging men homoseksuelen vervolgen? De omgang ermee is veranderd,
maar een constante is dat die mensen ontmenselijkt worden: marginalisering en disciplinering.
Foucault beschreef doorheen zijn werk hoe verschillende vormen van (discriminatorisch)
discours ontstaan. Zo onderzocht hij hoe deze verschillende collectieve opvattingen tot stand komen
met een sterke focus op de geschiedenis van homoseksualiteit en repressie in het
gevangeniswezens. Hij stelde zich de vragen: hoe ontwikkelen dergelijke opvattingen zich en
wanneer leidden dergelijke visies tot de vervolging van homoseksuelen?
Wanneer we terugkijken naar de geschiedenis van homoseksualiteit zien we dat deze term
pas rond het einde van de 19de eeuw is opgekomen. Dit verklaart hij voornamelijk door de langzame
evolutie van het kapitalisme en de ontwikkeling van de moderne staat doorheen de 16 de-19de eeuw.
Zo zouden dergelijke vormen van discours ontwikkeld zijn, onder invloed van de staat, om meer
macht te verkrijgen.

4
Homoseksualiteit doorheen de geschiedenis kende verschillende opvattingen en vormen van
tolerantie. Beïnvloed door die grote visies van de marginalisering schreef Jonas Roelens een
doctoraat over sodomie, specifiek in laatmiddeleeuws Brugge: nergens in West-Europa werd
homoseksualiteit zo vaak vervolgd als daar en dan, wegens een zeer streng vervolgingsbeleid. In
1578 bijvoorbeeld werden twee mannen ter dood veroordeeld op een marktplein, na een proces,
waarbij kennelijk de details van hun ‘misdaad’ publiekelijk waren gemaakt. Hij toont zo aan dat de
geschiedenis van homoseksualiteit geen verhaal is van geleidelijke vooruitgang. Vervolging verliep
met pieken en dalen. Inzicht krijgen in die golfbeweging uit het verleden kan ons helpen de factoren
te verklaren die vandaag de intolerantie in de hand werken.
We worden dus niet allemaal toleranter. Homoseksualiteit werd veel meer vervolgd in de
de
19 eeuw. De middeleeuwse islamwereld had homoseksuele seks. Het is een verhaal van ups-and-
downs, er is sprake van verschillende ontwikkelingen. ‘Homoseksualiteit’ bestond ook in de antieke
wereld van de Grieken en Romeinen. Daar bestond tolerantie, tot op een zeker niveau, zolang
sociale hiërarchie niet in gevaar kwam (wie wie penetreerde, was van groot belang, en dit bleef
doorwerken tot in de middeleeuwen).
Vooral het christendom zorgde voor een kantelpunt qua tolerantie. Het Bijbels verhaal van
twee steden (Sodom en Gomorra), door God gestraft met zuur en zwavel omdat de mannelijke
bewoners er met elkaar seks bedreven, was bijvoorbeeld een impuls voor veroordeling van
homoseksuele gevoelens. Vrouwelijke homoseksualiteit kwam onder dezelfde noemer van sodomie
(afgeleid van dit Bijbelse verhaal): dit werd minder bestraft, want zonder penetratie was er geen
sprake van seks.
Bepaalde plaatsen en bepaalde codes zijn ontwikkeld om homoseksuele gevoelens een
uiting te geven. Op sommige momenten meer getolereerd dan andere. ‘Gay bars’ dateren van de
18de eeuw. Verschillende scheldwoorden bestonden ook, zoals ‘sodomiet’ - ‘mietje’. ‘Bugger’ komt
van de link die men in de Middeleeuwen legden tussen homoseksualiteit en ketterij. Er werd een link
gelegd tussen verschillende misdrijven. ‘Jeanette’ komt van de Franse meisjesscouts en alludeerde
op verwijfde jongens. ‘Geelschieters’: men legde de link met vulgairdere zaken als plasseks.
De gedachte dat homoseksualiteit een ziekte is, stamt uit de 19de eeuw en bleef nog tot in
de 20ste eeuw bestaan - tot op vandaag de dag zelfs. Het was niet langer een misdrijf, maar een
ziekte. Dat uitte zich in praktijken als lobotomieën en experimentele onderzoeken, en een ziekte kan
je genezen: conversietherapie, dit jaar illegaal gemaakt in België.

Casus: de factor tijd: nationale geschiedschrijving: afbreken standbeelden


We zien herinnering van bepaalde gebeurtenissen op bepaalde plaatsen, onder meer door
standbeelden.
ISIS vernielt allerlei standbeelden in een museum in Mosul, en in de gebieden waar ze
komen vernietigen ze eeuwenoude artefacten, tot 700 v.o.t. Waarom doen ze dit? Ze zien ze als
heidens en een bedreiging voor de admiratie van Allah: geen beelden, noch afbeeldingen die zouden
kunnen vereerd worden.
De Taliban heeft twee grote Bamiyan Boeddhabeelden opgeblazen uit 6 de eeuw in Pakistan.
Ze werden vernield in 2001. Ze wilden alle niet-islamitische standbeelden kapot maken.
Een man spreekt over een standbeeld van Saddam Hussein dat hij kapot maakte en daarvan
heeft hij spijt. Hij viel bij Hussein in ongenade. Maar toen de Amerikanen het land binnenvielen,
ondervond de man dat de corruptie en situatie van Irak erger werd dan wanneer Hussein aan de
macht was.

5
Op verschillende plaatsen in Oekraïne werden in 2014 standbeelden van Lenin vernield: dit
was het jaar waarin Rusland de Krim annexeerde en de oorlog in Oost-Oekraïne van start ging nadat
een pro-Russische president was afgezet in de Maidanrevolutie.
In het Zuidpark in Gent stond een beeld van Leopold II. Het werd twee jaar geleden met rode
verf beklad nadat een schepen had gezegd dat het zou blijven staan, wat de impuls vormde voor het
weghalen ervan. Beelden die mensen eren die zware ontmenselijkende misdrijven hebben gepleegd,
zouden niet moeten blijven staan, en daarbij maakt het weghalen deel uit van het dekoloniseren van
de publieke ruimte. Volgens anderen kon ook door het beeld te laten staan, bijvoorbeeld in
bekladde vorm, als duidelijk signaal.
In de VS werd een standbeeld van soldaat tijdens de Amerikaanse burgeroorlog weggehaald.
Dit verheerlijkte de het slavernijverleden. In de VS ontstond heisa rond verschillende soldaten in de
Amerikaanse burgeroorlog, zoals Robert E. Lee.
De actiegroep ‘Helden van Nooit’ bekladde in Nederland een standbeeld van Piet Hein. Het
zou koloniale nostalgie vertonen en hij werd beschreven als dief en misdadiger.
Hoe gaan we om met het verleden? Memorabilia zoals standbeelden geven aanleiding tot
debatten over hoe we met het verleden moeten omgaan. Onze omgeving zit vol met tekens,
beelden, straatnamen die verwijzen naar historische figuren en gebeurtenissen. We hebben nog
standbeelden van bijvoorbeeld Lieven Bauwens (die stelde kinderen te werk). Wat wordt er
geproblematiseerd, wat niet? Dat is een moeilijk debat. Het gaat hier over de herinnering van de
geschiedenis. Dat kunnen we niet uitwissen. Gebeurt dit wel als je standbeelden weghaalt? Het is
een debat: moeten we de standbeelden weghalen omdat ze bepaalde aspecten van het verleden
eren of zouden we moeten focussen op een betere vertelling van de gruweldaden uit het verleden?

Casus: de factor tijd en nationale geschiedschrijving: de Vlaamse Beweging en extreemrechts


De Vlaamse Beweging vindt haar oorsprong in de jaren 1840-1850. Er werd voor het eerst aandacht
gevraagd voor het Nederlands. Dit was opmerkelijk, aangezien binnenin het onafhankelijke België
het Frans de enige officiële taal was. Hieruit vloeide ook de eis op berechting in eigen taal en de
oprichting van een Nederlandstalige universiteit. Dit laatste zou pas tot stand komen in 1910.
We zien hoe in de Eerste Wereldoorlog een polarisatie ontstaat van de zogenoemde
taalstrijd. Dit kan verklaard worden door het feit dat Frans de enige taal was die kon teruggevonden
worden aan het front. Dit zorgde logischerwijs voor ongenoegen bij Nederlandstalige soldaten,
aangezien er van hen verwacht werd om te strijden voor het vaderland. Deze taalstrijd zal dus
radicaliseren, wat ook zichtbaar wordt met de oprichting van de Frontbeweging die aandacht vraagt
voor culturele emancipatie. Dit laatste zal bovendien tot een idee van een aparte staat leiden.
Later zal het Vlaams-nationalisme gelijkgesteld worden met collaboratie door katholieke
rechtse partijen, maar deze visie is slechts een foute veralgemening. We zien ook hoe het Vlaams
Nationaal Verbond, onder leiding van Staf Declercq, in het Interbellum voor een verdere
gelijkstelling tussen het Vlaams nationalisme en anti-Belgische en anti-nationalistische ideeën
zorgde.
Ten slotte zien we ook hoe de taalstrijd deels vertegenwoordigd werd door een element van
ongelijkheid op zowel politiek, economisch als sociaal vlak. Dit zorgde voor de creatie van een
collectieve identiteit die dus gemakkelijk aansloot bij het streven naar een onafhankelijke Vlaamse
natiestaat. Dit betekent echter niet dat we de belangen van de taalstrijd met dit streven kunnen
gelijkstellen. Het is dus belangrijk dat we bewust blijven van onze geschiedenis opdat we geen

6
incorrecte parallellen trekken. Ook Gunter Demnig, een kunstenaar, probeert dit door de
herinneringscultuur van de wandaden van de SS te versterken.

Casus: oorzakelijkheid: machtsovername door Hitler


Elke historicus/a komt in aanraking met oorzakelijkheid: de geschiedschrijver wil gebeurtenissen in
een logische rij rangschikken en veranderingen in de geschiedenis verklaren. De notie ‘oorzaak’ is
niet zonder complexiteit. Er zijn meerdere manieren om die in te vullen. Een moeilijkheid is dat een
bepaald motief niet noodzakelijk leidt tot slechts één daad: bijvoorbeeld kan een hongersnood
leiden tot diefstal, intensievere landbouw of volksverhuizing. Groepen kunnen hetzelfde resultaat
bereiken, maar door verschillende motieven die meespelen. Diverse oorzaken kunnen configureren
in een kristallisatiepunt. In die context bekijken we de machtsovername door Hitler.
Bij het zoeken naar oorzaak kan je zoeken naar een duidelijke dader: Hitler zelf. Bijvoorbeeld
zijn pathologie. Hij was een gestoord figuur, maar is dat de reden van WO II? Oorzaak kan je ook op
een complexere manier beschouwen als alle factoren die in relatie staan tot het feit waarvan men de
oorzaak wil kennen. In 1919 werd het Verdrag van Versailles afgesloten, dat opgelegd werd aan de
asmogendheden die de Eerste Wereldoorlog verloren. Duitsland werd zware herstelbetalingen
opgelegd en dat woog zwaar op de Duitse economie. In 1929 had Hitler het in zijn speech (filmpje)
over de inflatie, zelfs een hyperinflatie waarmee Duitsland te kampen had. Fascisme is aan de macht
gekomen door grootkapitaal. We kijken eens naar wie Hitler steunde: de bourgeoisie, grote
kapitalisten, hebben Hitler gesteund, tijdens het conflict o.m. met wapens. Ook in de jaren ‘20-’30
steunden ze Hitler tegen links, de vakbonden, waarbij de angst voor communisme meespeelde. In de
Sovjet-Unie kwamen bij de Russische Revolutie de bolsjewieken aan de macht in 1917, met
desastreuze gevolgen voor de welvermogenden. We kunnen dit niet beschouwen als dé oorzaak:
Hitler werd gesteund door industriëlen en monarchisten (de Weimarrepubliek werd in 1918/9
ingesteld), middenklassers, militaire kringen, nationalisten, kerkelijke kringen en natuurlijk arbeiders
(NSDAP: Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij).
Hitler speelt in op de massa. Zijn figuur en persoonlijkheid speelt wel een rol. Historici
hebben lang de geschiedenissen van grote figuren geschreven, en een focus gelegd op hun
persoonlijkheden om historische gebeurtenissen te verklaren (Alexander De Grote, Napoleon,
Hitler). Dit legt de nadruk op de psychologie van de dominante personages. Daarnaast speelt die
aangesproken massa ook een rol: Hitler speelt in op de collectieve angst van de Duitsers.
Massapsychologie komt hier naar de voorgrond. Het afwegen van de impact van individu en massa
vormt hier een zeker methodologisch probleem.
Verschillende benaderingen kunnen elkaar aanvullen: de historicus/a vindt voordeel en
nuance in multiperspectivisme. Je kan vanuit verschillende invalshoeken naar historische
gebeurtenissen kijken, eerder dan één grote wet van de geschiedenis te construeren.

Oorzakelijkheid: conflictmodel: gender *


Enkele belangrijke denkers over gender of feminisme worden onder de loep genomen. Simone de
Beauvoir had een grote invloed met haar Le deuxième sexe. Men wordt niet als vrouw geboren, men
wordt het: ze benadrukt het ‘nurture’-aspect, maar erkent wel de rol van ‘nature’. de Beauvoir
benadrukt dat macht doorheen de geschiedenis is afgenomen van vrouwen, bijvoorbeeld van
vrouwelijke medici met kennis van kruiden die mensen hielpen. De verschillen tussen mannen en

7
vrouwen zijn niet enkel biologisch: we leven in een patriarchale orde waarbij er systematisch sprake
is van ongelijkheid tussen man en vrouw waarbij de man de maatschappelijk dominantie positie
inneemt. De vrouw wordt in een bepaalde rol geduwd, net als de man, en ze duwen ook zichzelf
daarin. Ook de man is slachtoffer van het patriarchaat. De Beauvoir legde basis voor een grote
theorie.
Judith Butler ‘bedacht’ het concept gender, wat voortbouwt op het denkwerk van de
Beauvoir. Deze heeft het over genderperformativiteit. Interseksualiteit is een relatief recent concept.
Het betrekt ook andere vormen van identiteit erbij, zoals huidskleur. Kimberley Crenshaw heeft het
over de gevolgen van vrouw zijn én zwart zijn: de vrouw van kleur is een dubbel benadeelde en
gediscrimineerde groep. Gloria Wekker heeft het over kruispuntdenken of intersectioneel denken,
waarbij de nadruk ligt op inclusiviteit. Het is een manier van denken waarmee je de samenleving kan
bestuderen, ook vanuit een perspectief van machtsverschillen - hoe zijn de machtsposities in de
samenleving te begrijpen langs gender, seksualiteit, etniciteit en klasse? Deze vier zaken moeten
volgens Wekker steeds een rol spelen.

Casus: oorzakelijkheid: heksenvervolging


Deze casus heeft betrekking op de massale heksenvervolging die plaatsvond in de 16 de en 17de eeuw.
In deze periode zagen we dat duizenden personen werden geëxecuteerd onder het mom van
hekserij. De beschuldigingen die dit zouden bevestigen strekten van ‘seks met Satan’ tot ‘kinderen
ontvoeren’. Bij deze vervolging kon ook een duidelijk genderfixatie waargenomen worden: ongeveer
80% van de slachtoffers waren vrouwen. Verder bevonden dergelijke individuen zich vaak aan de
marge van de maatschappij. Vandaag de dag wordt deze vervolgingsgolf toegeëigend aan een golf
van massahysterie en collectieve angst. Dit vond voornamelijk plaats in periodes van
maatschappelijke onrust. We kunnen dus concluderen dat dergelijke periodes een oorzaak waren
van deze ‘hysterie’. Vooral antropologisch onderzoek heeft zich gezet op het zoeken naar
verklaringen voor heksenvervolgingen en het geloof in hekserij. Het zou een verklaringsmodel
bieden voor anders onverklaarbare gebeurtenissen zoals plotse ongelukken, ziekte of dood. Geloof
in hekserij, waar en wanneer ter wereld, zou opvallende gelijkenissen vertonen, waardoor
verschillende theorieën die dat geloof verklaren zijn gecreëerd, zoals de 10 theorieën van Pavlac (de
misogynie-theorie, de ziekte-theorie, etc.).

Casus: objectiviteit: de historicus als rechter: de knieval van Willy Brandt


Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren in allerlei landen oorlogsmisdaden op te merken. Vooral de
verliezende partij, met een grote focus op Duitsland, zou hiervoor de historische schuld dragen. Na
dit wereldwijde conflict bleef deze verbrokkelde natiestaat immers over met een groot deel van de
bevolking die nog sterk de principes van het nazisme steunde, alsook actief was geweest in de
Holocaust. Onder druk van de geallieerde mogendheden zou er vervolgens sterk worden ingezet op
denazificatie en de ontwikkeling van een democratie, een proces dat allesbehalve soepel verliep.
Deze oorlogsmisdaden gingen echter gepaard met een vorm van financiële schuld tegenover
de overwinnende partij. Het is dan ook in deze context dat we de herstelbetalingen moeten
situeren. Deze vorm van materiële reparaties vormt een medium voor de staat om deze historische
schuld af te lossen. Het zou immers de staat zijn, eerder dan het individu, die de
verantwoordelijkheid draagt voor de historische wandaden. Deze opvatting moeten we echter
kritisch aanschouwen, aangezien het merendeel van de bevolking actief voorstander was de
holocaust; de schuld blijft dus niet beperkt tot de regerende elite, maar de volledige natie. Deze

8
uitzonderlijke vorm van schuld werd opgenomen door Willy Brandt, de kanselier van West-Duitsland
in 1969-1974. Dit was uitzonderlijk, aangezien Brandt geen schuld toebehoorde voor de wandaden
in de Tweede Wereldoorlog: hij was weggevlucht tijdens het naziregime.
Het meest frappante voorbeeld van de historische verontschuldiging voor deze
oorlogsmisdaden vinden we terug in het jaar 1970. Op dat moment bezocht de kanselier Polen om
een langdurig grensconflict ten einde te brengen. Hij ging echter ook langs bij een gedenkteken van
een getto van Warschau. Op deze plek ging hij op zijn knieën zitten. Met dit gebaar trachtte hij, in
naam van volledig West-Duitsland, zijn excuses aan te bieden voor de historische schuld die het land
met zich meedroeg.
We zien dus hoe de morele schuld van een natie werd gedragen door één persoon, alsook
hoe dezelfde persoon actief probeerde om deze te af te lossen. Deze casus inspireert ons om na te
denken over historische schuld en tot wie ze toebehoort. Hiervoor dient er grondig onderzoek
gedaan te worden, waarin de geschiedenis – tezamen met haar hulpwetenschappen – een zeer
belangrijke rol speelt.

Casus: objectiviteit: de historicus als rechter: Franco en de herinneringscultuur


In Spanje vinden we een gelijkaardig thema terug als in post-nazi Duitsland, maar met een
verschillende omgang. We zien hoe er in het jaar 1936 een burgeroorlog uitbreekt tussen de linkse
Republikeinse overheid en de nationalistische rebellen, die gedeeltelijke onder leiding stonden van
Francisco Franco. In 1939 zou dit conflict gewonnen worden door de rebellen en al snel zou Generaal
Franco aan de macht komen door een staatsgreep te plegen.
Deze machtsovername ging gepaard met een grote mate van politieke onderdrukking,
alsook schendingen van de mensenrechten. We zien hoe er een klimaat van politieke repressie
ontstond waarbij marteling en executie een gebruikelijk middel waren. Ook zien we hoe er allerlei
minderheden werd vervolgd, waaronder Joden en homoseksuelen. We kunnen dus parallellen
trekken tussen het dictatoriaal regime van Franco en nazi-Duitsland.
Het grootste onderscheid tussen beide casussen ligt echter bij de omgang van de bevolking
met deze misdaden. Een groot deel van de bevolking heeft immers nooit gestopt met Franco te
vereren, desondanks het grote aantal wandaden dat plaatsvond onder zijn regime. Zo zien we hoe
zijn mausoleum in de Vallei van de Gevallenen een soort bedevaartsoord is gebleven voor zijn
aanhangers. Dit monument blijft een controversieel onderwerp vanwege verschillende redenen: het
werd gebouwd met behulp van dwangarbeid van republikeinen en het bevat zowel lichamen van
overleden republikeinen, als nationalisten. Dit laatste is vooral problematisch door de fascistische
connotatie dat het monument heeft. Het zou echter tot 2019 duren tot het lichaam van Franco uit
dit mausoleum werd verwijderd.
Bovendien bestaan er nog talrijke massagraven van politieke dissidenten die geëxecuteerd
werden onder Franco’s regime. De overheid lijkt hier weinig aandacht aan te besteden, wat grote
verontwaardiging veroorzaakt in Spanje. We zien wel hoe particuliere historici, zoals Paul Preston,
hier verandering in proberen te brengen. Hij streeft ernaar om dit onderbelicht thema tot bij het
volk te brengen.

Casus: objectiviteit: de historicus als rechter: de moord op Patrice Lumumba


Deze casus kan in verband gebracht worden met de oorzakelijkheid. Het is een illusie dat hoe dichter
we bij de feiten staan, hoe meer we over de zaak weten of kunnen weten. De politieke actualiteit is
verantwoordelijk voor het kritisch in vraag stellen van de gebeurtenissen en bepaalt vanuit welke

9
invalshoek we het verleden benaderen. Ook toont deze casus aan dat historici steevast in de positie
geduwd worden van rechter over het verleden.
Vijftig jaar geleden, in 1960, verleende België Congo de onafhankelijkheid. Er werden
verkiezingen georganiseerd waarbij Kasavubu als president werd verkozen en Patrice Lumumba (lid
van de Mouvement National Congolais) als eerste minister.
Op 30 juni werd de onafhankelijkheid officieel overgedragen met feestelijke
aangelegenheden. Hierbij hoorde ook een plechtige zitting, waarbij koning Boudewijn en president
Kasavubu gingen spreken voor een groot aantal politieke en religieuze leiders. Koning Boudewijn
sprak echter met iets teveel paternalisme en had teveel lof voor het beleid van Leopold II. Hierop
stond Patrice Lumumba recht en nam zelf het woord. Zijn reactie op Boudewijns speech was erg
hard: hij veroordeelde het beleid van de Belgen in Congo. De speech van Lumumba werd door de
aanwezige Congolezen met applaus onthaald en een woedende Boudewijn verliet de zaal.
Vanaf dan ontstaat de diabolisering van de politieke figuur Lumumba in de Belgische pers.
Lumumba zou het, volgens de een, zelf gezocht hebben door zijn uitdagend gedrag. Aan de andere
kant kwamen er dan weer stemmen zoals ‘Hitler is nooit zo hard aangepakt als Lumumba’. De pers
probeerde de zaak te herleiden tot een probleem tussen personen. Uit een citaat van premier
Gaston Eyskens kunnen we afleiden dat er grote spanningen waren tussen Boudewijn en Lumumba.
Eyskens zou zelfs een minister van Afrikaanse Zaken aanstellen, namelijk graaf d’Aspremont Lynden.
In Congo zelf voerde Lumumba een onafhankelijke nationalistische politiek, in tegenstelling
tot zijn president Kasavubu, die eerder voor een pro-westerse aanpak stond. Hierdoor ontstonden er
verschillende rivaliserende afscheidingsbewegingen, vooral in de rijke provincie Katanga. Congo
werd een speelbal tussen het Westen en de Sovjet-Unie, waarop Lumumba zich steeds meer tot de
Sovjet-Unie ging richten/gepusht werd. Wat volgt is de afscheiding van de provincies Katanga en
Kasaï, die onder westerse invloedssfeer blijven met hun president Moïse Tjombé, terwijl Lumumba
een Congolese eenheidsstaat wil.
Ook in de VS zag men een groot gevaar in Lumumba. Ze vreesden dat hij wel eens een
communistische revolutie zou kunnen starten in Congo, iets wat ze koste wat het kost wilden
vermijden. De paniek in het Amerikaanse kamp blijkt onder meer in een telegram van Allen Dulles,
een toenmalig lid van de CIA, dat verstuurd werd op 26 augustus 1960. Hij sprak hierin over de
‘removal of Lumumba’ (later bevestigd door de commissie-Church in 1975). President Eisenhower
had het op 18 augustus al over de ‘elimination of Lumumba’ (bevestigd door de Washington Post op
8 augustus 2000, door een getuigenis van R. Johnson die ten tijde van de gebeurtenissen bij de
National Security Council werkte). Dankzij de chaos die heerste in het land zou een eventuele moord
op Lumumba kunnen worden verdoezeld. Men zou de moord kunnen laten lijken op een
binnenlandse afrekening.
Wanneer Lumumba op 3 september 1960 officieel de steun ontvangt van de Sovjet-Unie, is
dit voor de Verenigde Staten het bewijs dat Congo overhelt naar het linkse kamp en dat ingrijpen
noodzakelijk is. Op 5 september zet Kasavubu (met steun van de Verenigde Staten) Lumumba af. Een
dag later echter, slaagt hij erin om op zijn beurt Kasavubu af te zetten. Zo zetten beide heren elkaar
buitenspel. In de volgende weken ontstond er enorme chaos in Congo. Met een legeropstand werpt
Mubutu zich op als de nieuwe machthebber. Hij plaatst Lumumba onder huisarrest in Leopoldstad.
Zelfs de Secretaris-Generaal van de VN, Dag Hammarskjöld, komt zich moeien met de zaak, wat wijst
op de grote chaos en belangen die op het spel stond.

10
11

You might also like