Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 92

Historische Kritiek

Deel I: De bron, bouwstof voor de kennis van het verleden.

1. De notie bron
Bronnen:
- voorwerpen (artefacten) die uit het verleden tot ons gekomen zijn (overblijfselen)
=> door hun bestaan een spoor van het verleden (meestal* objectief)

* VB: Bibliotheek KU Leuven: “subjectief voorwerp”


(http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/2899536/afleveringen/2868080/items/2874067/)
- gebouwd ter vervanging van de in WO I verwoeste bibliotheek (1914)
- WO I: traumatisch => heel Leuven wordt verwoest, ook de bib vele oude ME handschriften
o ‘Poor Little Belgium’: symbool voor de wreedheid van de Duitsers (ook op cultureel
gebied) (vooral in GB) => Leuven wordt propagandamateriaal
- na WO I: bezoek van staatshoofden aan ruïnes (1921/22)
o nieuw gebouw: architect = Warren Whitney (VS) = francofiel, afkeer voor Germaanse
cultuur
 neorenaissancestijl: allure v/e stadspaleis (cf. hoogtijden v/d Nedln)
 gevelversieringen maken het een oorlogsmonument + anti-Duitse tekst op balustrade
“Furore Teutonico diruta, dono Americano restituta” (door Duits geweld geveld, met
Amerikaans geld hersteld)
 ’20: klimaat tgov. Duitsland verandert: Rector Ladeuze won de strijd om de balustrade
=> neutraal, zonder tekst
 Felix Morren: ging neutrale balustrade (= ontkenning Duitse oorlogsschuld) te lijf :
“nationale held”
- WO II: de nieuwe bibliotheek brandt uit (1940) (GB en Du geven elkaar de schuld)

- getuigenissen over het verleden (overleveringen)


=> mondelinge of geschreven getuigenissen (zowel banaal als complex)

1.1. Bronnen: bewuste creaties?

Het hoe, wat en waarom komen niet in alle bronnen even intens voor

Artefacten en getuigenissen:
- meestal duidelijke en specifieke functie voor de tijdgenoten in de periode waarin ze
ontstonden.
- niet gemaakt om ooit als historische bron te dienen
- met opzet gecreëerd (bewust) of per ongeluk/ onbewust ontstaan

Unwitting testimony: bronnen die ontstaan met een bepaalde intentie (bewust), maar voor de
historicus een totaal andere functie krijgen

VB: Opname Spaanse televisie van de putsch van kolonel Tejero (23/02/1981)
- camera’s waren in het parlement (Cortes) aanwezig voor een debat
- gewapende putschisten werd gefilmd en live in heel Spanje uitgezonden
 weerstand kon tijdig + efficiënt georganiseerd worden
- cruciaal televisieoptreden van Spaanse koning Juan Carlos

CASUS: Abraham Zapruder filmt de moord op J.F. Kennedy (22/11/1963)


- geen klank
- essentieel element voor de onderzoekscommissies
- beelden worden pas in 1975 aan het publiek getoond

Bewust gecreëerde bronnen:


- objectief of subjectief
- vaak bedoeld om tijdgenoot en historicus wat voor te houden
- ook subjectieve bestanddelen zijn waardevol (opinies, gevoelens van die tijd)

1
1.2. De vormeigenschappen: geschreven of ongeschreven bronnen

1.2.1. Geschreven bronnen:


1.2.1.1. Verhalende of literaire teksten – egodocumenten

kronieken of traktaten, opgesteld in verhalende of narratieve vorm om een bepaalde boodschap te


doen overkomen

Motieven
- inlichten
- opinie opdringen (overtuigen)
- deelgenoot maken van eigen juiste inzichten via egodocumenten
- ontspanning

Egodocumenten (‘uitgevonden’ dr Jaques Presser naast de feiten heb je nog de interpretatie v/d
feiten)
- bronnen met een opzettelijk ik- of wij-perspectief (brief, memoires)
- werden aanzien als ‘onbetrouwbaar’ => kan ook positief worden benut
- het is Dichtung, maar ook Wahrheid voor de auteur
- o.i.v. postmodernisme: teksten kunnen op ≠ niveaus gelezen worden:
o ’80: Carlo Ginzburg: micro-storia
e
o ’80-’90: Peter Gay: ≠ ego-docs om totaalbeeld te krijgen v/d 19 eeuwse burgerij
e
o begin 21 eeuw: onderzoeksproject ‘Controlling time and shaping the Self’ o.l.v. Arianne
Bagger
e
- vanaf 19 eeuw: exponentiële groei van egodocumenten => versnelling pol, soc + econ
ontwikkelingen: nood om indiv + collectief geheugen vast te leggen
o Rousseau: Confessions (1784)
o Goethe: Dichtung und Wahrheit (1811)
- gevaren:
o zelfbedrog: tendens naar teleologiesering + rationalisatie post factum (*)
o functioneel vergeten (selectieve operatie v/h geheugen)
o narcisme

(*) vb. memoires van Leopold III (1983): herinterpreteert het verleden in functie van latere
gebeurtenissen, beperkte waarde over de feiten, maar wel over karakter + ingesteldheid v/d vorst
- vorm: vrij
- literair ≠ fictie (maar kan ook historische bron zijn, al is ze primair niet zo bedoeld)

‘Het bureau’ J.J. Voskuil: milieu van beroepshistorici is voorwerp van fictieromancyclus

CASUS: Virginie Loveling (1836 – 1923) (geëmancipeerd)


‘ In oorlogsnood. Dagboek 1914 – 1918’:
- weinig feitenmateriaal over de oorlog, wel over de oorlog in haar eigen omgeving
- losse blaadjes => angst dat de bezetter ze zou vinden
- humane afkeer van de oorlog, voor iedereen die erin wordt meegesleurd = antinationalistisch
(zorgt enkel voor bloedvergieten)
- Vgl: oorlogsmemoires Cyriel Verschaeve + Stijn Streuvels
o Verschaeve:
 Veurne, getuige van massadood = offer/boete/zuivering voor zonden van het
moderne verderfelijke Westen = verheerlijking v/d kracht v/d oorlog
 VNV, sympathie voor nazi-bezetting
 schrijver citaat Ijzertoren: "Hier liggen hun lijken als zaden in het zand, hoop op
den oogst O Vlaanderland"
o Streuvels:
 1st begrip voor Duitse bezetting, daarna negatiever tgov. de oorlog

≠ toonaarden/interpretaties van de oorlog (niet af te wijzen => andere aspecten van de oorlog komen
aan bod)

2
1.2.1.2. Diplomatische teksten
- stellen rechtssituatie vast of scheppen een nieuwe

klassiek vb.: oorkonde: bewijsstuk in rechte bij ev. betwisting tss betrokken partijen
- vorm: niet vrij => strikte en formele vormeigenschappen
o bepaald door normen van het recht + traditie: wisselend in tijd en ruimte
- drie delen:
o protocol
o context
o eschatocol
- kunnen getuigenis afleggen van:
o wetgevende activiteiten
o juridische activiteiten
o vrijwillige rechtspraak
- specifiek bestudeerd door hulpwetenschap v/d diplomatiek

1.2.1.3. Bronnen van de sociale boekhouding


- schriftelijke neerslag van de uitvoerende macht of beheer van openbare/private administraties,
ondernemingen of verenigingen (econ,soc,pol of gerechterlijk)
- brengt verslag uit
- bvb bevolkingregisters

1.2.2. Ongeschreven bronnen


1.2.2.1. Materiële voorwerpen

4 soorten
a. archeologische
o materiële vwn die een spoor zijn van menselijke activiteit i/h verleden
o onder het aardoppervlak, moeten worden opgegraven
o leren ons aanwezigheid van een welbepaalde cultuurgroep
o brengt ons op het spoor van commerciële en culturele verbindingswegen
o kunnen ook bron worden voor niet-materiële aspecten

VB: Picasso: Schilder t.o.v. model


=> takelt af tot oude man, tot dier! => blijft mooi, jong

VB: Woody Allen: maakt film over NY, maar gedragen deze ‘inwoners’ zich wel als echt NY’ers of
eerder naar het beeld van Woody Allen?

vb: Palast der Republik (symbool oud DDR regime) werd vervangen door replica v/h oude
‘Stadtschloss’ v/d dynastie der Hohenzollern (symbool Pruisisch koningschap)

b. munten
c. met de hand vervaardigde afbeeldingen
d. mechanisch vervaardigde afbeeldingen

1.2.2.2. Orale tradities


- zowel uit een verleden als uit de eigen tijd
- hedendaagse vorm: interview
- oorspronkelijk zuiver en exclusief oraal, recent vaak vastgelegd in geschreven vorm of
geluidsband, film…

2. Onderscheid tussen bron en historisch werk

- Bron: voorwerp/getuigenis ui of over het verleden, waaruit de historicus een beeld schept
- (Historisch) werk: resultaat van die scheppingsdaad (kan ook bron worden bij grote schaarste)
e
Galbert van Brugge: klerk van graaf van Vlaanderen (12 -eeuwse bron): “dagboek” over impact van
de spectaculaire gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld in zijn omgeving.

3
e
R. Van Caenegem + J.Dhondt: 20 -eeuwse historici: uitspraken over de mentaliteit en wereldbeeld
van Galbert
 primaire informatie: directe informatie (brieven, kronieken)
 secundaire informatie: indirecte informatie (inventarissen van bibliotheken + testamenten) (minder
zekerheid: noodgedwongen deductie)

grenzen tussen bron en werk niet steeds duidelijk te trekken


e
R. Aerts en H. Te Velde: 20 eeuw: o.i.v. de tv-journalistiek kwam de privé-persoon naar vooren =>
stroom memoires + autobiografieën

Herodotos: etnoloog: vergelijkt gelijkenissen en verschillen tussen Grieken en niet Grieken


Thucidides: stelt feiten vast en zoekt naar logische en causale verbanden => grondlegger van een
wetenschappelijke geschiedbeoefening.
 vinden zichzelf historiografen, maar schrijven over gebeurtenissen uit eigen tijd (eerder bron)

Eusebius v Caersarea: basismateriaal waarop hij steunt = verloren gegaan => indirecte bron

Hoe verder we teruggaan in de tijd => bewaring van bronnen wordt problematischer => grenslijn
tussen bron en historisch werk vervaagt

fundamentele deontologie v/e wetenschapper/journalist: duidelijk onderscheid weergeven tussen wat


letterlijk uit bronnen stamt + persoonlijke verwerking en interpretatie
=> geheel van citaten en bronverwijzingen = kritisch apparaat

3. Van gesproken naar geschreven woord en terug? Evolutie van de bronnentypes en


hun complementariteit.
3.1. Schrift en alfabet
3.2. Drukpers
3.3. Woord en beeld
3.4. Mondelinge bronnen: orale overlevering, orale geschiedenis

orale bronnen werden lang misprezen => nochtans: Homeros’ Ilias + Odyssee door mondelinge
overlevering

’60: door contacten met niet-westerse culturen (dekolonisatie) bemerken we nieuwe


communicatiemethodes
 Jan Vansina: docent in VS; (1961) historische juistheid van de mondelinge tradities = West-
Europese geschreven kronieken + egodocumenten
 orale traditie kan als enige traditie betrouwbaar zijn
o externe tests: behoort de getuigenis tot een overleveringsketen gecontroleerd
door een groep? bereikt de overlevering ons via een sociale instelling of gesloten
kaste?
o interne tests: tekstkritiek, komt het overeen met de normen van tijd en milieu
waaruit het beweert te stammen.

VB: Nigeria: 600 jaar oude verhalen over figuren met afgeschoren hoofdhaar
 religieus?
 vernedering? (cf. WO II)
= beeldjes in terracotta (ca. 600 jaar oud) => decodering: een bode, herkenning = afgeschoren haar

primitieve volkeren bleven niet statisch


mondelinge overlevering kan een complex sociaal-politiek verkeer impliceren!

- in bepaalde sectoren is mondelinge communicatie nuttig: tijdens oorlogsituaties, … (veiliger


om niets op te schrijven)

4
- CASUS: De techniek van de handige interviewer – Interview toegepast door
productiekern WO II van BRT – Maurice De Wilde
o ’70: nog veel getuigen van WO II met de nodige afstand tgov. de feiten
o Marcel Ophuls: (1969) ‘Le Chagrin et la Pitié’: inwoners van Clermont-Ferrand a/h
woord over hun ervaringen van WO II
o Lou de Jong: ‘De Bezetting’
o 1970 – 1991: productiekern WO II (BRT)
o Maurice De Wilde (1974): veel commotie veroorzaakt
 begeleid en afgeschermd door een wetenschappelijke commissie van
beroepshistorici
 maatschappijkritisch
 heel goed voorbereide gesprekken => het harde interview (*) (pitbull terriër)
 interviewde Léon Degrelle (REX)
o was verbannen uit België + levenslang verbod op propaganda maken => kan
deze man wel geïnterviewd worden? = juridisch
o voorzorgen van de BRT: tijdens het interview worden de woorden van Degrelle
door een criticus uitgelegd/weerlegd.
 wordt zelf onderwerp van studie (dr. Veerle Vanden Daele): interviewtechnieken op
de grens van deontologie (bvb Mr. Naessens: collaborateur i/h establishment van
Degrelle): De Wilde doet hem dingen zeggen die hij liever niet had gezegd)

- interferentie tussen ondervrager en ondervraagde:


o (*)harde interviews:
 ondervrager = actief medespeler in het reconstructiewerk (grondig geïnformeerd, wijst
bvb op tegenstrijdigheden)

4 lagen van communicatie


- fatische laag/cognitieve laag: feitelijk uitgesproken tekst
- muzische laag: intonatie, rustpauzes => info over gemoedsgesteldheid (moeilijk geschreven
weer te geven)
- paralinguale laag: wat niet door taal kan worden weergegeven: mimiek, bodylanguage
- extra-linguale laag: randomstandigheden die het interview kunnen beïnvloeden (bvb iem die
binnenkomt, telefoon, geluiden …)

4. Impact van communicatie- en informatietechnologie op de productie van bronnen

- hoe komt de tijdgenoot aan zijn informatie? rekening houden met…


o mogelijkheden en beperkingen (technische, …) , eisen, verwachtingen
 bepaalt mee de waarde van de bron!

4.1. Snelheid en kwaliteit van de overdracht: 3 fases

4.1.1. Eerste fase: te voet (voor het gebruik v/h paard)


- snelheid: 5 à 10 km/uur
- media: mens
- boodschap: visuele of auditieve signalen
- nauwkeurigheid: gering => mondeling karakter + onduidelijkheid v/d tekens

4.1.2. Tweede fase: gebruik v/h paard


- snelheid: 20 à 25 km/uur
- media: koerier met geschrift
- boodschap: schrift
- nauwkeurigheid: groter
e
> sinds 13 eeuw: eerste vaste verbindingen tussen Italiaanse handelsfirma’s (Toscane)
e
> 15 eeuw: eerste net van postverbindingen (firma Thurn en Taxis – Milaan)
e e
> tussen 15 en 19 eeuw: bouw van grote afstandswegen

5
> geheime correspondentie: geheimschrift
> openbare brieven:
e
- avisi en Zeitungen (16 eeuw): brieven met handelsdoeleinden (ook bij VOC)
e
- 17 eeuw: eerste kranten in Duitsland en Antwerpen (Abraham Verhoeven)

4.1.3. Derde fase: mechanische media


- trein: 50 à 60 km/uur (vanaf 1830)
- telegraaf: quasi gelijktijdig (1844)
- recentere technieken: praktisch gelijktijdig + universeel
e
- nieuw element in 19 eeuw: organiseren van berichtgeving door gespecialiseerde
persagentschappen
o beslissen wat er nieuws is: objectiviteit te controleren?

4.2. Functies van de communicatiemedia:

- beïnvloeden van de massa => politieke controle + censuur


- relatieve persvrijheid: Republiek der Verenigde Provinciën + Engeland (na Glorious
Revolution – 1688)
e e
- bespreken van 1 kranten in koffiehuis: groei publieke openbare cultuur (1 Italiaanse
tijdschrift: Il Caffé, idee ook later door Du socioloog J Habermas)
e e
- 2 helft 17 eeuw: eerste echte nieuwsbladen + tijdschriften voor geleerden
e
- eind 17 eeuw: tijdschriften voor vrouwen
- verspreiding van informatie wordt afgeremd: taks = dagbladzegel (werd afgeschaft onder druk
e
van publieke opinie in 19 eeuw)
- tot voor kort: vele kranten eigendom van politiek systeem (bvb Pravda – SU)
o boodschap overbrengen door hersenspoeling (verborgen of propaganda)
o ’30: totalitaire regimes (zoals nazi-Duitsland): algemene ideologische Gleichstaltung
(uniforme berichtgeving)
 Goebbels: minister voor propaganda (pers, film: Leni Riefenstahl: Sieg des Glaubens
+ Triumph des Willens)
 navolging: China, Noord-Korea

VB: ZAÎRE: president MOBUTU: eenheidsdenken


Joseph Désiré Mobutu
e e
- a/d macht door de eliminatie van Lumumba (1 verkozen 1 minister)
- legergeneraal
- zaïrisatie: om macht te vergroten
o authenticiteit: westerse invloeden gaat men verwerpen bvb christelijke namen worden
verboden
o J.D.Mobuto => Mobutu Sese Seko Kuku Ngbendu Wazabanga
- mobutisme: (leer, gedachten en daden van stichtingsvoorzitter v/d MPR) personencyclus: alle
media in dienst van Mobutu
- partij: MPR (Mouvement Populaire de la Révolution) => iedereen is verplicht lid
- Sakomhi Inongo: minister van informatie = propaganda (cf. nazi Du)

- L Riefenstahl: films over nazi-partijdagen (Sieg des Glaubens, Triumph des Willens)
 om nazi-ideologie als normaal te laten overkomen bij het brede publiek
- door overheid betaalde omroepen: gevaar! (bvb Silvio Berlusconi)
- laatste jaren: meeste kranten gedepolariseerd (bvb De Standaard: AVV VVK)
o ontzuiling of commercieel doel?
o jacht op kranten door financiële groepen, multinationals
o enkele media: vrij/onafhankelijk (bvb Le Monde)
o VS: mediawereld volledig gecommercialiseerd, maar: Washington Post + New York
Times => kritisch!: verslaggevend + actieve rol bij politieke problemen (cf. Watergate)

6
- CNN (Ted Turner, 1980): 24/24u
o Golfoorlog (‘90/’91)
 Saddam Houssein: positief imago (opname waar hij in Bagdad Engelse gegijzelde
kinderen vertroetelt)
 Norman Schwarzkopf: rapport over de doeltreffendheid van ‘slimme’ raketten

o Breaking news: direct overschakelen naar een spectaculair gebeuren, zonder


redactionele begeleiding of verwerking

- Al Jazeera (Quatar):
o 1st: geslaagde imitatie v/h westers model
o doorgeefluik voor boodschappen v leiders uit de Arabische wereld

VB: 11 SEPT 2001


=> breaking news: berichtgeving worden onderbroken door een interview (bijna onverstaanbaar, geen
vertaling/uitleg) met een woordvoerder van de Taliban (Afghanistan) => causaal verband wordt
gesuggereerd = manipulatie! (kijkers zijn immers emotioneel, dus minder kritisch) => vijandbeeld is in
de maak!

VB: attitude tgov. Saddam Hoessein:


e
- 1983 (1 Golfoorlog): Irak wordt beschuldigd van het gebruik van chemische wapens tegen
Iran + eigen volk => Irak krijgt steun van VS (wist dat Saddam chemische gassen
produceerde!!!)
- na 11/9: Hoessein wordt ervan beschuldigd massavernietingswapens te bezitten + link met
aanslagen

o navolging CNN:
 Euronews (1993)
 MBC (pan-Arabisch, 1991)
 BBC World (1993): rivaliseert met CNN
 Al Jazeera (Arabische wereld, Quatar) => na 11/9: “doorgeefluik” voor boodschappen
van leiders uit de Arabische wereld

- Elke berichtgeving is deformerend want de journalist moet altijd selecteren.


o belangrijk gevolg:
 weinig aandacht van de pers => onbelangrijk feit
 veel aandacht van de pers => belangrijk feit
o tegenstrijdige commentaar en interpretatie staat de eerbied voor de feiten niet in de
weg!
- interferentie en contaminatie tussen het normale verloop van de gebeurtenissen en de
informatie:
o informatie komt na de feiten
o verstoring:
 informatie = gelijktijdig
 informatie loopt vooruit op de feiten (bvb verkiezingen)
o moratorium: verbod om gedurende een bepaalde sperperiode voor de
verkiezingen nog langer opiniepeilingen publiek te maken.

4.3. Impact van de communicatiemedia

4.3.1. De wereld van de communicatie: a global village?

snelheid v/d correspondentie + alomtegenwoordigheid v 1zelfde nieuwsitem: bepalen trefkracht

global village: steeds meer mensen krijgen hetzelfde te horen/zien => gaan identiek handelen

- vroeger: nieuwe richtlijnen voor het verloop v/e militaire actie kwamen hopeloos te laat
e e
vb 16 , 17 eeuw: richtlijnen vanuit Madrid naar Spaanse troepen in Zuidelijke Nederlanden tegen de
rebelse gewesten in het N en Fr (René Vermeir)

7
- nu: incidenten dwingen tot een onmiddellijke politieke besluitvorming, met alle risico’s van dien

vb: Varkensbaai Cuba: 1961:


- SU wilde raketten op Cubaans gebied installeren waarmee de VS direct geraakt zou kunnen
worden, zonder tijd voor reactie
- dwingt meteen tot politieke besluitvorming in Moskou en Washington, op erg korte termijn, met
alle risico’s vn dien

trefkracht v/h doorstromen van technische innovaties: afhankelijk van…


- snelheid v/d boodschapper
- kwaliteit v/d wegen
- bereidheid van de ontvanger om vernieuwing te accepteren

De overlevingskans v/d boodschap stijgt naarmate de orale communicatie plaatsmaakte voor


handschrift + druk, maar neemt ze weer af met recente vormen

Marshall McLuhan (Canadees literatuurwetenschapper)= ‘the medium is the message’, de vorm is


belangrijker dan de inhoud => technologisch determinist (onder de indruk v/d impact v tv, vergelijkbaar
met de ‘Gutenberg galaxy’ = overgang van geschreven naar gedrukte teksten)

4.3.2. De impact v/d communicatiemedia: naar een collectief geheugen en de verleiding van
de manipulatie

overgang van individuele communicatie => massacommunicatie: ontstaan v/e collectief geheugen
naast een historisch geheugen
bvb vredesbeweging in de VS (’70) door dagelijkse nieuwsspots over de wreedheid v/d Viëtnam-
oorlog.

collectief geheugen berust op een reële basis, gedeelde ervaringen, en nog vaker op gedeelde
beelden bvb moordaanslag op JFK, val v/d Berlijnse muur, 11 september

beelden: objectief? vaak elementen van subjectiviteit


- positief: bvb fotograaf Nick Ut: Kim Phuc => haalt wereldpers: krachtige aanklacht tegen de
waanzin v/d oorlog + slachtofferrol v kinderen
- negatief: communicatie beïnvloeden of manipuleren
bvb politieke campagnes (spin doctors: verantwoordelijk voor communicatie)
o belangrijk: imago, hoe men overkomt (meer dan inhoud)
o persoonlijke debatten: hoogtepunten van georkestreerde media-impact
o replieken en oneliners (bvb Giscard en Mitterand; Mitterrand en Chirac)

VB: BEWUSTE MANIPULATIE: FOTO LENIN met TROTSKI en KAMENEV


Trotski en Kamenev worden in opdracht van Stalin weggeretoucheerd (vijanden)

VB: JOHN KERRY & JANE FONDA


- staan tezamen op een foto als sprekers op een anti-Vietnamoorlog manifestatie
- tijdens verkiezingscampagne is patriottische ijver een belangrijk punt
- = gemanipuleerde foto: 2 ≠ foto’s werden samen geplaatst
=> bewijst een groot geloof in de overtuigingskracht van BEELDEN !!!

VB: “Dood van een republikeins soldaat”, foto door oorlogsfotograaf Robert Capa
- soldaat: Frederico Borrell, 24 jaar, front van Cordoba, Spanje (5 sept. 1936)
e
- aan het front van de Spaanse Burgeroorlog: Republikeinen vs. Franco: 1 grote confrontatie
tussen communisten en fascisten
- controverse: echt? positie soldaat? vanuit Francistische hoek getrokken? (kan niet: Capa = anti-
fascist) => probleem: geen negatief bewaard, maar wel bewijs dat Frederico Borrell inderdaad op
die dag gestorven is op dat front
- Capa: trekt ook mee met Amerikaanse troepen (landing van Normandië: veel mislukt door slechte
behandeling van de band); sterft door landmijn

8
Media kan zorgen voor een andere werkelijkheid
VB:
inspelen op vooroordelen en creatie van perceptie en ‘nieuwe’ werkelijkheid door Fox News:
 campagne Bush – Gore (VS; 2000): Fox News (voorzitter: Bush’ neef) duidt als eerste Bush
aan als nieuwe president, maar! er was nog steeds geen duidelijkheid! => veroorzaakt een
kettingreactie bij de andere zenders (later: hertellingen, maar het is al te laat, de publieke
opinie ziet Bush al als hun president)
 campagne Bush – Kerry (VS; 2004): Fox News maakt van president Bush een held (“only
… days before Bush is re-elected”: lopen al vooruit op de feiten!), terwijl Kerry onbetrouwbaar
wordt voorgesteld (“looks French”, past niet in het Amerikaanse beeld, ongeschikt)

4.4. Kortsluitingen in de informatiestroom

- onderzoeker moet aandacht hebben voor: kortsluitingen in de informatiestroom + verminking


van informatie
- overdracht van orale boodschappen: als kwetsbaar en bedenkelijk beschouwd; afhankelijk
van accuratesse v/h geheugen => Vansina: vele factoren (bvb sociale controle binnen de
volksstam) zorgen precies voor betrouwbaarheid
- Jack Goody: studie overgang v mondelinge nr geschreven traditie in ME  mondelinge
culturen zijn onderhevig aan erosie v/h geheugen, pas na invoering v.h schrift wordt het
moeilijker en minder evident om elementen uit het verleden zomaar aan te passen aan nieuwe
omstandigheden
- culturen met schrift: ontwikkeling van een historisch en kritisch bewustzijn
- probleem van verbastering: voor alle informatie en bronnen aan de orde

- communicatiemodel van Shannon en Weaver: noise op basis van…


o pragmatische problemen (impact v/h bericht op de ≠ ontvangers)
o technische “”: kwaliteit van de overdracht, stoorzenders?
o sematisch-semiotisch (geeft de tekst de inhoud goed weer?)
o bijzondere vorm van noise: geheimtaal + legercodes

- entropie: informatiegraag het hoogst, weinig voorspelbare boodschap


- redundantie: hoge graad van voorspelbaarheid => talrijk, maar niet zonder betekenis!

5. Stockeren en produceren van informatie

5.1. Waarom bronnen bewaren?

- staat: gestroomlijnde sociale boekhouding + continuïteit (‘geheugen v/d staat’)


e
- oudst bewaarde registers: tijd van 1 staatscentralisatie
e
vb: Middeleeuwen (12 eeuw):
- Fr koning Filips-August
- paus Innocentius
 essentiële documenten in koffers (namen die overal meer naartoe)
e
vb: slag van Fréteval (eind 12 eeuw, bij Vendôme) Filips-Augus  Richard Leeuwenhart:
Frankrijk verloor schat + deel v/h koninklijk archief
 staatsarchief: verzameling rechtstitels, oorkonden
( = trésor des chartes: religieuze symboliek /ME : arca = archief + bijbelse ark v/h verbond )

- Lodewijk IX : oorkonden, handschriften en juwelen in ‘Sainte Chapelle’


- Filips IV de Schone (staatskundige centralisatie): Pierre d’Etampes wordt benoemd tot ‘garde
des chartes’: eerste officieel archivaris van het koninkrijk
o toezicht over trésor des chartes
o toezicht over gerechtelijke (Parlement v Parijs) en financiële collecties (Rekenkamer)
- navolging in Nederlanden, onder Bourgondische hertogen:
e
o 14 eeuw: graafschap Vlaanderen krijgt ‘garde des chartes’
 samenbrengen van bestaande collecties
 inventariseren

9
- oudste archivalia: rechtspraak en fiscaliteit

- belang voor individuele burgers: bewaring van notarisakten en –registers


o werd verplicht naar de opvolgende notaris overgeheveld, of uiteindelijk naar het
staatsarchief
- belang voor ondernemingen en andere privé-organisaties: goed retrospectief inzicht in
structuur en activiteit v/d zaak (basis voor prognose en investeringsstrategie)

- overlevering van literaire, artistiek, religieuze, wetensch teksten: afhankelijk van


verzamelinteresse + organisatie van bibliotheken
- wetenschappelijk onderzoek: verloren of door zorgeloosheid in stukken uiteengevallen private
archieffondsen te reconstrueren/ samen te brengen
(bvb archieven van ideologische/politieke groepen – documentatiecentra in Vlaanderen/
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis)

5.2. Waarom gingen zovele bronnen verloren?


e
1. te banale of te evidente feiten: niet of slechts mondeling doorgegeven (20 eeuw: telefoon)
2. de bestemmeling vond ze niet belangrijk genoeg (bvb uitnodigingen,…)
3. verloren via rampen, branden en oorlogen
(bvb WO I: stadsarchief van Ieper en Dendermonde; WO II: rijksarchief Bergen en
stadsarchief Doornik; bibliotheek van Alexandria, staatsarchief van Napels)
4. afwezigheid van archiefdwang (vooral particulieren, privé-firma’s)
=> gunstige omstandigheden:
• faillissementen (archieven in procesbundels): bvb grootboek van Willem Ruweel
• overhevelen van bezit (dus ook archieven) v/e privé-firma naar een caritatieve instelling:
bvb firma Datini in Prato (It)
• lange continuïteit v/e onderneming in handen van 1 familie: bvb drukkersfirma Plantijn-
Moretus in Antwerpen
5. ongewilde, puur technische oorzaken: kwaliteit v/d grondstof (bvb papier, inkt)
(bvb originelen v/h proces van Nürnberg v 1945, grot van Altamira: wordt beschermd)
6. opzettelijke vernietiging met slechte bedoelingen:
geheugen + weerstand v/d politieke tegenstander raken
• bvb: Kosovo: Servische troepen zouden documenten v burgerlijke stand vernietigd
hebben, zodat niet-Serviërs geen aanspraken op het gebied zouden kunnen formuleren
e
• bvb: Jan zonder Vrees: 15 eeuw: stadsarchief Luik
e
• bvb: Keizer Karel V: 16 eeuw: stadsarchief Gent
• bvb: VS: controle over Nationaal Directoraat voor Controle in Bagdad (info over
wapenprogramma’s Hoessein) => terugtrekking VS: archief wordt geplunderd en
vernietigd (vergetelheid? info vinden over massavernietingswapens was toch prioritair? )
7. opzettelijke vernietiging met goede bedoelingen: door massificatie van archivalia
• te grote papiermassa: kan niet meer opgevangen worden
• oplossingen: elektronische opslag (cd-rom, microfilm: originele stukken worden vernietigd,
films vormen dan een schaduwarchief)
• tussenarchief (record centres, cité interministérielle): selectie tss wat wel en niet moet
opgeslagen worden
o wnn document administratieve waarde verliest in levende instelling, maar z’n
actualiteit nog niet helemaal: naar tussendepot
o wnn de actualiteitswaarde helemaal verdwenen is (hoogstens 30j): naar klassiek
archief
• tussenfase dicht bij de levende administratie: consulteerbaarheid verzekerd (ambtenaren,
historici en sociale wetenschappers)

- World Wide Web: oplossing voor verlies van historische bronnen?


o nog vluchtigere vorm van communicatie, moeilijk te controlen
o VS: commerciële diensten stockeren websites
o Google: biedt boeken, tv-beelden, video aan => gaat in tegen het wettelijk depot (radio
en televisie)

10
5.3. Toename v/h bronnenbestand

 door (her)ontdekking van archivalia of archeologische voorwerpen

bvb WO II: confisqueren van archivalia door nazi’s => buitgemaakt door SU
- huidige Rusland biedt deze (vaak te koop) aan
- vb. deel v/d archieven v/d Belgische Werkliedenpartij

VB: KGB-archieven van de Russische Geheime Dienst (vanaf Stalin) – 1992


- Vassili Mitrochin: archivaris van SU
o frustratie: van geheim agent naar archivaris
o onvrede over ‘official lie’
 leven in SU was mensonwaardig: systematische repressie
 Westen was niet zo decadent
- gaat met stukken (gekopieerd in jaren ’70,’80) archief naar de CIA: wordt afgescheept
- gaat ermee naar de Britse Geheime Dienst: MI6 => geven Mitrochin een nieuwe identiteit +
woonplaats
- in archieven ontdekt men spionage
- schrijft boek met Christopher Andrew
- kritiek:
o vele spionnen waren al verdacht
o Mitrochin heeft enkel kopieën onthuld: selectief? desinformatie? (vb. inlassen van info,
ongemerkt invoegen in notities, is toch al eigen handschrift)

 door het ontcijferen v/e schrifttype waarvan de kennis verloren was gegaan

bvb: linear-B en syllabisch schrift op Kreta door Britse architect Michaël Ventris (kennis van
Griekse geschiedenis voor Homeros, 1952)
(Kreta: vanaf 1900 opgravingen dr sir Arthur Evans)

 creëren en provoceren van historici (bvb interviews)

vele aspecten zullen nooit oplosbaar worden: vraagstelling is vandaag totaal anders
bvb. inzicht in demografie: moeten we afleiden uit bronnen met een ander doel (bevolkingstellingen
voor staatsfiscaliteit)
e
wel: parochieregisters (16 eeuw, christelijk Europa), registers van burgerlijke stand (na Franse
e
revolutie, 19 eeuw)

5.4. Consulteerbaarheid van de bronnen

- consulteerbaarheid van privé-bronnen: afhankelijk van de eigenaar


- openbare archieven: beperkingen
o (A) om privacyredenen/vrees voor indiscretie: min. 30 jaar ontoegankelijk
 bvb Archivio Segreto Vaticano: onder Leo XIII voor het eerst gedeeltelijk publiek
ste
toegankelijk: geleidelijk aan komen er steeds nieuwe delen vrij (nu tot begin 20
eeuw, pontificaat paus Benedictus XV)
 bvb UN in New York: dossiers van personen die betrokken waren bij oorlogsmisdaden
in WO II komen vrij voor wetenschappelijk onderzoek

- versnelling v/h proces in heel bijzondere situaties


o bvb Watergate: bandjes van Nixon:
 eerst ter beschikking v/h gerecht
 gekuiste versie a/h publiek (door Nixon’s staf)
 integrale versie online: William Doyle
o bvb: parlementaire onderzoekscommissie: Belgische betrokkenheid bij de moord op
Patrice Lumumba => bronnen (o.a. KA) ter beschikking gesteld aan 4 experten
(historici)

- kennis van eigen tijd/recente verleden is vrij gering door niet-consulteerbaarheid van bronnen

11
o de kennis groeit dus wanneer ooggetuigen verdwenen zijn en interviews niet langer
mogelijk zijn (kritisch toetsen van getuigenis)

- (B) door massificatie: nieuwe dossiers kan men niet direct ordenen =>
ontoegankelijkheid
e
o 1 reactie: tussenarchief
e
o 2 reactie: digitale stockering:
 eenvoudig scannen
 volwaardige invoering (opzoeking via keywords, data en rubrieken, online of cd-rom)
bvb Archivo General de Indias in Sevilla: online archivalia van Spaanse koloniale handel
e e
i/d 16 tot 19 eeuw
bvb Instituut voor Nederlandse Geschiedenis: correspondentie v Willem v Oranje
bvb Koninklijke Commissie voor Geschiedenis: foto’s en transcripties van oorkonden in Z-
Ndln voor 1200

- explosie WWW: ‘het definitieve archief’, ‘ de ultieme bibliotheek’?


o pogingen (alle kennis op 1 plaats cenetraliseren):
 bib van Alexandrië
 Archives Universelles (Napoleon, wilde dit oprichten in Parijs)
e
 Imperial Archive (GB, 19 eeuw)
 Très Grande Bibliothèque (Mitterand)
e
 idee v historisch panopticum (eind 19 eeuw- positivistische historici: Langlois):
 één ordening voor alle mogelijke bronnen!

5.5. Waar worden bronnen bewaard? Het archief als zingevende instelling

archieven: diplomatische bronnen + bronnen v sociale boekhouding


bibliotheken: verhalende bronnen

(uitzonderingen: omgekeerd)

Archief: verschillende betekenissen


a. algemene zin: geheel van documenten dat werd ontvangen door een natuurlijke of een
rechtspersoon (ev. dubbels naar derden)
b. technisch institutionele betekenis: instelling die tot taak heeft de archivalia te bewaren, te
inventariseren en consulteerbaar te maken
 levend archief: groeit continu aan met nieuwe documenten
 oud/historisch archief: heeft zijn ambtelijke/juridische betekenis verloren
c. filosofische zin: geheel van bronnen die door de bewuste daad van diegene die wil getuigen het
karakter v/e getuigenis krijgen (uitgewerkt door hermeneutische auteurs: Paul Ricoeur, beïnvloed
door postmoderne auteurs: Michel Foucault en Michel de Certeau)
een bron wordt niet zomaar neutraal door een archiefinstelling ter beschikking gesteld

 de manier waarop ze bewaard wordt is verre van neutraal!

 aandacht hebben voor de manier waarop collecties zijn totstandgekomen


e
 voor eind 18 eeuw (Ancien Régime): archivalia bij bezitter/levende instelling bewaard
(speciale kamer, kisten), reisden mee naar de zetels v/d instellingen
bvb Raad van Vlaanderen (centrale rechtbank v graven v Vlaanderen)
 Franse Revolutie: ommekeer => plotse massale toevloed van documenten naar de
overheid => net van openbare rijksarchieven => navolging ‘Frans model’ in Europa:
beginpunt v/d archivistiek

bron: twee onstaansmomenten


 document in een levende instelling
 archiefstuk in een archiefinstelling
- provinciaal depot: archivalia v/d afgeschafte gewestelijke instellingen, binnen de provincie
(vb. families, notariaten)
- Algemeen Rijksarchief (Brussel): dubbele functie
o provinciaal archief van Brabant

12
o centraal Belgisch rijksarchief met archivalia v/d Belgische instellingen na 1830 +
centrale instellingen uit de Z-Ndln voor 1830
- aantal grote steden, bisdommen, het hof en particulieren: eigen archiefdepots
- (Ned: Nationaal Archief –Den Haag; regionale historische informatiecentra)
- kunstmatige archieven:
o om bepaald verleden te reconstrueren
 bvb. Nederlands Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie: origineel v/h dagboek
van Anne Frank
 bvb Belgisch Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de
Tweede Wereldoorlog (nu SOMA)
 bvb Archivalia over holocaust in collecties v/d nazi-overheid + vroegere KGB,
maar ook in holocaustmusea Jeruzalem/Washington
 USA: na dood v/e president: memorial (ter bewaring v/h archief)
o om collecties veilig te stellen
 bvb. archieven v/h P.L.O. van Arafat (heimelijk bewaard in Beyrouth zodat de
Mossad, Isr Geheime Dienst, geen cruciale informatie zou veroveren)
- specifieke bewaringscentra
o musea: archeologische voorwerpen, schilderijen, …
o munten – en medaille-kabinetten
o discotheken (bvb Nationale Discotheek van België)
o radio-instituten
o cinematheken
o fototheken
o bvb Bundesarchiv (Koblenz): geschreven en audiovisuele nalatenschap v/d
bondsregeringen en van Hitlers Derde Rijk

5.6. De bewaarplaats van de archivalia is niet onschuldig

de vindplaats/bewaarplaats is van essentieel belang om de draagwijdte v/h spoor of v/d getuigenis te


bepalen en om ze precies te identificeren naar intellectuele herkomst, in de tijd en ruimte.

VB: notaboekje van James McCord in de zaak Watergate (1972)


- per ongeluk achtergelaten in flat die werd ingehuurd door hem en andere republikeinse
‘inbrekers’ in het Watergate gebouw in Washington om de inval in het hoofdkwartier v/d
democraten in dezelfde building voor te bereiden.
- link met het Witte Huis (Nixon)
- door de vindplaatscontext was het boekje een kroongetuige en essentiële schakel in de
ontrafeling v/d Watergate-affaire

- herkomstbeginsel: de stukken blijven geklasseerd in de orde waarin ze zaten toen het


archief nog levend was
e
- begin 19 eeuw: men hield geen rekening met de oorspronkelijke orde! (vb. ordenen in
chronologische volgorde, systematisch per thema, stukken perkament werden gescheiden…)
e
- midden/eind 19 eeuw: eerbiedigen v/h herkomstbeginsel in inventarissen archiefbestanden
(fondsen)
o groot belang: aanduiden van vroegere archiveringen + vermeldingen v oude
inventarissen (toen het archief nog levend was)
 zicht op evolutie van ‘bron’  ‘archiefdocument’
o inventarissen v bronnencollecties die in de loop v/d geschiedenis verspreid zijn geraakt

- vb: archieven in het bezit v/d dynastie v/d Bourgondische hertogen (Bautier-Sornay):
o overzicht van alle bronnen door de overheid i/d Bourgondische periode
o collecties tengevolge v/d ‘Bourgondische staat’ (bv. Graafschap Vlaanderen, Holland-
Zeeland, hertogdom Brabant, Bourgondië…)

13
5.7. Het drukken van historische bronnen

- boekdrukkunst (ca. 1450): bronnen op vele plaatsen ter wereld tegelijkertijd consulteerbaar
e
- 16 eeuw: eerste uitgaven van oorkonden => allesbehalve kritisch
e
- 17 eeuw: bewust kritisch => vragen over betrouwbaarheid van teksten (religieuze context:
intellectuele strijd tss katholieken en protestanten)
o bollandisten (jezuïeten, Z-Ned): geven op kritische wijze heiligenlevens/verering uit:
Acta Sanctorum
o mauristen (benedictijnen, Fr): bronnencollecties in archieven
 abdij: Saint-Germain des Prés (nabij Parijs)
 Dom Jean Mabillon :
 De re diplomatica : aandacht voor diplomatische + paleografische kenmerken,
superioriteit v/d originele versie
e
- 19 eeuw: gouden eeuw v prestigieuze reeksen v bronnenuitgaven (romantiek + positivisme)
o romantiek: hulde a/d nationale staat (nood aan legitimatie v jonge staten)
 bvb Monumenta Germaniae Historica
 Belgische Koninklijke Commissie voor Geschiedenis (KCG) gesticht in 1834,
meteen na de Belgische onafhankelijkheid
o positivisme: elke bewering hard maken, beeld maken van hoe het echt geweest is, eis
voor een solide uitgaventechniek (kritisch dankzij inbreng van filologen)
ste
- 21 eeuw:
o digitale invoering van teksten: elektronische databanken
e
o bvb Rijmkroniek van Melis Stoke (grafelijke klerk,14 eeuw, klassieke verhalende bron,
Holland)
o ING (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag)

14
Deel II: Technische analyse van de bron

voor de bron te gebruiken: nauwkeurige + kritische analyse: 3 overwegingen

- de concrete vorm en het voorkomen (taal, schriftvorm, drager = grondstof)


- situering: tijd (datering) en ruimte (waar en wanneer, auteur: ook bedacht?)
o komt dit overeen met de werkelijkheid?
 situering: aanduiding op de bron zelf?
 zo niet: andere middelen: datum; terminus post quem/terminus ante quem
(grensmoment)
- authenticiteit:
o inhoudelijk: inhoud kan waar of vals zijn, waarheid of leugen
o vormelijk: echt (conform aan de normen en tradities v/d periode waaruit ze beweert te
stammen) of onecht (falsum)

vragen rond authenticiteit en datering v/e bron = traditioneel arsenaal v/d historische kritiek
- vaak een kwestie v gezond verstand
o hyperkritisch in vraag stellen van alles
o maniakale drang om overal vervalsers a/h werk te zien
o makkelijker om twijfel te zaaien omtrent de echtheid/waarheid, dan om overtuigend het
valse van een bron te bewijzen
o aanvoelen van bedrog en leugen wisselt in de tijd

1. De vele vormen van vervalsing

gradaties onderscheiden: inhoudelijk waar/vals + vormelijk waar/vals

1.1. Totaal onbetwistbare bronnen

Inhoudelijk waar en formeel echt

1.2. Intellectueel falsum

Vormelijk echt, inhoudelijk vals


- fraude: om alle lezers te misleiden
- met medeweten v/d destinataris (bestemmeling): bepaalde lezers bedriegen/ leugen om
bestwil (juridisch en morele normen lagen niet altijd gelijk)

1.3. Materieel falsum

- Vormelijk vals
- pseudo-origineel (soms door imitatie v echte documenten uit die tijd waarin de falsum wordt
gesitueerd)
- soms stemt de inhoud overeen met de realiteit
- doel: fraude met winstbejag

CASUS: Valse dagboeken van Hitler – Der Stern (1983): intellectueel en materieel falsum
- Duitse weekblad ‘Der Stern’ koopt (onbekende) dagboeken van Hitler van Konrad Kujau
(Duits antiquair)
- publicatie in afleveringen (zelfs Engelse versie Newsweek + Times)
o nieuwe visie op de figuur van Hitler: zou niet geweten hebben v/d Entlösung (immers:
geen passages over vernietigingskampen) => zo’n radicale visie dat het kritisch
bewustzijn tijdelijk werd uitgeschakeld
- Duitse historici bevestigen de authenticiteit v/h handschrift + Engelse specialist Hugh Trevor-
Roper, die laatste trekt zijn woorden weer in
- nieuwe tests: VALS!
o vormelijk: anachronismen: geen juist handschrift (+ niet gevarieerd), papier en inkt
waren (veel) te jong, kaft (initialen: FH i.p.v. A.H., gotisch lettertype)

15
o inhoudelijk: overeenkomsten met boeken van Max Domarus (speechen Hitler) => nam
ook de historische fouten over!
- auteur: Konrad Kujau, pseudoniem voor Konrad Fisher
- na het proces wordt het valse dagboek geconfisqueerd en in archieven bewaard (Archief
Koblenz).
- na zijn veroordeling:
o vals handschrift v/h Duitse volkslied verkocht a/h Ministerie van Cultuur
o einde van zijn leven: vervalste schilderijen
- na nieuwe reeks veroordelingen: vervalste schilderijen met 2 namen (ook zijn eigen naam) =>
een ‘echte valse Kujau’

1.4. Pastiche

- nabootsen of combineren van kenmerken van 1 of meer originelen; stemt in enkele opzichten
overeen met de modellen
o motief: oneerlijk of bewuste Spielerei/ kunstzin
- ‘La gloire de l’empire’: Jean d’Ormesson (Fr) : complete geschiedenis v/e verzonnen rijk uit
de Oudheid => waarschuwing tegen geposeerde geleerddoenerij

CASUS: Diego Velazquez (1656) en Pablo Picasso (1957): ‘Las Meninas’


• Las Meninas
 beroemd schilderij van Diego Velasquez
 dochter van de Spaanse koning temidden haar twee hofdames (meninas).
• Velasquez (1599-1660)
 schilder aan het hof van Filips IV..
 Las Meninas is deels een zelfportret.
 We zien de schilder bezig met een gigantisch portret v/h koningspaar.
 De koning en de koningin worden weerspiegeld in de spiegel op de achtergrond.
 De toeschouwer ziet dus net hetzelfde als wat het koningspaar ziet.
 Picasso maakte in 1957 verschillende Pastiches naar voorbeeld van Diego’s ‘Las
Meninas’.
- Picasso speelt met thema’s v Velasquez
o schilderij over kunst
o relatie kunstrealiteit
- terugkomen centrale figuur,…

Pastische: succes in atavistische periodes (pasticheren: demonstreren van technische kunde): bvb
Middeleeuwen, Renaissance (humanisten vulden de werken aan)
bvb ‘De firma Breughel’: thema’s werden binnen de familie doorgegeven

Kritisch staan tgov. neostijlen, restauraties

16
Tentoonstelling ‘Fake or not to fake’ (Brugge; 2004): rond de restauratie v/d Vlaamse Primitieven:
discussie over materiële studie v/h schilderij als object
 verschillende analyses vullen elkaar aan => technische benadering v/h voorwerp (UCL-labo;
Van Schoutte, Verougstraete) + onderzoek v archiefdocumenten (i.v.m. restauraties)
 doorheen de tijd: ≠ opvattingen i.v.m. restauratie:
 hyperrestauraties (kunstmatig verouderen d.m.v. craquelures)
 omkeerbare restauraties (huidige opvatting)

J-M Van der Veken (1872 – 1964): (casus: niet talen, geschiedenis)
- meester-restaurateur
- verving gestolen paneel ‘de rechtvaardige rechters’ uit het Gentse Lam Gods van Van Eyck door
een kopie

Michelangelo (toen nog geen beroemde artiest)


- ‘Slapende Cupido’: in stijl v/d Klassieke Oudheid
- begraaft het en laat het ‘per toeval’ opgraven => antiquair (ver)koopt het
- bewees zo dat hij op hetzelfde niveau kon werken als de klassieke meesters

1.5. Kopie

vele gradaties:
- kopie kan authentiek zijn: bvb door bevoegde oorkonder, notaris, historicus
- kopie als variant v/e pastiche => maar: probeert nu alle kenmerken te kopiëren, om het mss voor
een pseudo-origineel laten doorgaan (door de handtekening mee te kopiëren)
o het valse karakter zit hem hier in de bedriegende intentie, frauduleus gebruik!
o ‘vals’ is niet noodzakelijk met frauduleuze intentie, het kan eventueel louter een foute
toeschrijving zijn v/e kunsthistoricus
o een voorwerp is altijd echt en uniek
vb De Storm werd geïdentificeerd als een Breughel, maar het hout was van na het overlijden v/d
schilder, het schilderij is natuurlijk tegelijk het echte werk van een andere schilder

Lijkwade van Turijn


e e
- 3 onafhankelijke koolstof-14 testen: vervaardigd tussen midden 13 een eind 14 eeuw => kan
onmogelijk van Christus zijn!
- wel: spoor van echt, middeleeuws gebeuren (bloed, sporen van kruisiging)

CASUS: Han Van Meegeren – Vermeer


- schilder in ’30, wordt niet geapprecieerd door zijn klassieke stijl (opkomst abstractie)
- gaat pseudo-Vermeer werken maken om kunstcritici voor schut te zetten
e
- gebruikt Vermeer’s schildertechniek + zorgt ervoor dat het er oud uitziet (17 eeuws doek,
maakte zijn eigen verf,…) => verkocht ze als Vermeers
e
- 17 eeuw: glorieperiode voor Nederlandse kunst: verkocht ook doeken aan nazi-kopstukken bvb
Göring (daardoor lichtere straf: vijand bedrogen!)
- wordt pas in 1945 ontmaskerd
- psychologische kenmerken als falsaris: frustratie

De kist van Oxford: 1302 of niet?


- 1905: Charles Oman ‘ontdekt’ de kist nabij Oxford: afbeelding Gulden Sporenslag
- 1952: Jan Verbruggen: unieke, echte bron
o critici:
 er ontbreken gelijkwaardige meubels
 het valt uit de toon/stijl van die tijd
 het is té goed bewaard
 => namaak: context = Gothic Revival in Brugge
- Verbruggen (optimist): Jan Breydel + stelen v/d sporen komts niet voor op de kist => wordt pas
e
later belangrijk (Conscience, 19 eeuw)
e
- Critici (pessimisten): materiaal op kist (hout) = 19 eeuw
- 1978: onderzoekers buigen zich over de zaak
o Marynissen (Kon. Instituur Kunstpatrimonium): pastiche o.b.v. het tapijt van Bayeux;
e
fresco van Gentse militie (Leugemeetekapel, mid 14 eeuw)

17
o J.M. Fletcher (Oxford): dendrochronologie (via jaarringen) en C 14 – methode: panelen
(vooraan): Vlaams hout uit ca. 1280 (kan dus in ME gebeeldhouwd zijn!)
- 1988: UGent: chemische analyse: polychromie in ME traditie => onderlaag: sporen van
kleurelementen (goud en zilver): ME miniaturen
- Recente bevindingen:
o dendrochronologie: hout is echt
o röntgen opnames: homogene tekening, geen nabootsing
o archeologische analyse: front en rug originele onderdelen van complexe kist met dubbele
bodem
o chemische analyse: polychromie: loodwit als deklaag, daarop goud- en zilversporen
(miniatuurkunst)
o meubelanalyse: type van ‘coffre de Flandre’, statuten (max. afmeting?) van Brugs
schrijnwerkerambacht
o herkomstbeginsel: band met familie van Saint John (1297: John St. John vs. Robrecht
van Artois) – mss relatiegeschenk van Vlaamse graaffamilie aan Engelse familie (John
St John) => afbeeldingen op de kist leggen nadruk op de vernedering/dood van
Robrecht van Artois

2. Het ontmaskeren van de falsaris


1. Anachronismen: terminologie en taal
2. Anachronismen: materiaal (bvb jonger hout, verfsoort die nog niet bestond…)
(radiocarboonanalyse: verf al dan niet recentelijk geproduceerd)
3. Anachronismen: schrift
4. Onbewaakte momenten: nabootsen van evidente kenmerken, maar vergeten van details

CASUS: Giovanni Morelli (alias Lermolieff): ‘theorie v/h oorlelletje’


> musea hangen vol met schilderijen gelinkt aan de verkeerde kunstenaar, doordat men enkel let
op de opvallende kenmerken (vervalsers weten dit!) => men moet letten op details (vingers, tenen,
oorlelletjes)
> was arrogant en niet gespecialiseerd (arts): wordt niet serieus genomen
> elke schilder heeft een individueel patroon (vgl. handschrift) = spontaan! (vervalser niet, want
moet steeds opletten)
 Freud: uit het afval v/d waarneming aanwijzingen vinden
 Doyle: Sherlock Holmes ‘The Cardboard Box’: vanuit het detail nr het algemene
 Saddam Houssein: onderzoek oorlelletje door Buhmann (Du medicus) => sinds 1998
lookalikes in de media
e
 Ginzburg & Eco: idee v/d sporen geactualiseer in hun laat 20 eeuwse samiotiek, over het
handteren v tekens als symptoom v dieper liggende realiteiten
 Carlo Ginzburg: micro storia (vanuit de details aan geschiedenis doen)
 Van Dantzig: aanleggen van databanken met maximaal pictologische kenmerken voor elke
kunstenaar => voor falsaris is het erg moeilijk om alle kenmerken tegelijk onder controle te krijgen
+ illusie van spontaniteit te creëren

Handige falsarissen omzeilen dit door…


- grote vertrouwdheid met brede waaier van modellen + fragmenten v eigen vinding
- gebruik van gerecupereerde materialen
- pseudo-kopie te maken: hoeft maar conform te zijn aan de vormeigenschappen van haar
periode
- databank aan te leggen van de nagebootste schilder
- andere: toeschrijven aan de school van…; verkopen als authentieke pastiche

vb. perfide kunsthandelaar John Drewe + getalenteerd schilder in geldnood John Myatt
- meer dan 200 vervalsingen van moderne meesters!
- Myatt maakte voordien al kopieën, maar openlijk (niets mis mee)
- Drewe maakte er frauduleus gebruik van
o vervalste catalogi van galerijen (vernietigd tijdens WO II)
o werd uiteindelijk toch ontmaskerd (later onderzoek: chemische bestanddelen van na
WO II)

18
falsa en pastiches blijven nuttige bronnen

problemen van de interpretatie: hulp van aantal technieken (hulpwetenschappen), andere


menswetenschappen en aantal kritische vragen a/d individuele bron.

3. Clio’s laboratorium

3.1. Paleografie
e
- 1 /primaire functie: ontcijferen van de vele alfabetten + letterbeelden
o wisselende vormen in de tijd
o kaligrafie (geposeerd schrift) en snelschrift (cursief schrift)
 Oudheid: capitalis elegans, bijbels: unciaal
 snel Romeins nieuwcursief
o verschillen
 graad v cursiviteit
 modulus (formaat)
 ductus (aantal en volgorde v/d letteronderdelen)
 verkortingssystemen
 versieringen
e
o soms 1 schrift: vbv carolina (Karolingische Renaissance, 9 eeuw, ME)
e e
=> Renaissance (15 ,16 eeuw): standaard schrifttype, basis voor de drukkunst (en
drukletter, lettertypes vandaag)
e e
o allerpersoonlijkste varianten op schrifttype van hun tijd: vb gotisch cursief (16 – 18
eeuw)
e
- 2 functie: dateren en lokaliseren v ongedateerde teksten
o via vgl met gedateerde schriftstukken
 databank
 dateren: altijd benaderend (aangeleerd schrifttype wordt heel leven gebruikt)
e
- 3 functie: echtheidsproces v/e tekst maken
o negatieve zin: falsa ontmaskeren (grafische kenmerken latere tijd,…)
o positieve zin: toeschrijven aan een auteur

CASUS: Het dagboek van Anne Frank († 1945: Bergen-Belsen): authentiek?


- egodocument van Anne Frank
- leefde ondergedoken in het Achterhuis te Amsterdam  dagboek gevonden door vrouw bij wie
ze onderdook, Miep Gies  overhandigt het na WO II aan Anna’s vader Otto
- 1947: Otto toont het aan historicus Jan Romein (Amsterdam)  publicatie
- authentiek?
o archief v nazi-documenten v groepen joden die op transport naar concentratiekampen
zijn gezet: familie Frank
o waarheid? subjectieve interpretatie v/d gebeurtenissen rond Anne Frank: psyche v/e
pubermeisje + personages => kloppen
o echtheid? vorm:
 papier uit de tijd v/d oorlog
 inkt van uit die tijd
- Anne wordt symbool v/d holocaust
- 1998: nieuwe pagina’s duiken op (5p: nog hardere passages over moeder, huwelijk ouders)
o Jan Romein had ze gekregen v Otto Frank voor zijn dood
e
o men dacht dat men het hele dagboek al had samengesteld: 1 versie (1947) was
“gecensureerd”: harde uitspraken over moeder + ontluikende seksualiteit
o 2001: kritische editie (Bernauw, Paape)
- ’60: twijfels over authenticiteit uit rechtse hoek a.d.h.v. vroegere kritiek  rechtzaken
- Robert Faurisson: negationist: “Le journal d’Anne Frank, est-il authentique?” (1980)
o argumenten:
 verschillende handschriften  => blokletters (geposeerd) en vloeiend schrift
(cursief) => analyse van postkaarten familie Frank: paleografische details (ductus)
kloppen!
e
 passages in balpen v Otto Frank: voor 1 publicatie

19
o (uitspraak 2005 op Iraanse televisie: wordt in oktober 2006 weer veroordeeld.)
- gebroeders Verbeecke : Belgische Vereniging van Vrij Historisch Onderzoek (publiceerden
Nederlandse versie v boekje Faurrison) : veroordeeld
- Roeland Raes (VB, raad van bestuur UGent): 2001; interview over Anne Frank: balanceerde op
het randje v negationisme  heeft zich door groot protest teruggetrokken
- dagboek: bewaard in Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD; Amsterdam)

slecht leesbare teksten of ongeschreven woorden: ultravioletstralen v/e Wood-lamp of via image-
processing

3.2. Diplomatiek

= oorkondeleer: studie v/d stijlkenmerken v/d oorkonden


- interne kenmerken: formulering variabel in de tijd (andere rechtsnormen, modes)
- formules variabel per redactiecentrum (vb servus servorum Dei: enkel voor pauseljke kanselarij)
=> helpt datum en geografische herkomst v niet-gedateerde oorkonden te bepalen + falsa te
ontdekken
- externe diplomatische kenmerken: inktsoort, type pen, beschrijfstof, waarmerken
e
o vb papier pas eind 13 eeuw in Nederlanden
e e
o periode v 10 – 13 eeuw: ME falsa (onrechtmatige toe-eigening)
o cf. Anne Frank (inkt, papier)
e
- vanaf 17 eeuw: diplomatiek als hulpwetenschap (dom Jean Mabillon): efficiënt ontmaskeren
- vb: diplomatieke vervalsingen: Vrain-Lucas (zaak Chasles 1870) (notarisklerk) heeft in de
e
19 eeuw talloze vervalsingen geproduceerd en aan de man gebracht vb. hoogleraar wiskunde
Chasles (onder andere brief van Julius Caesar aan Cleopatra, Pontius Platus)
- vb. ‘Sources of Holocaust Research’ (New York, 2001):
o Raul Hilberg: diplomatische benadering v nazi-documenten kan ‘banale stukken
correspondentie’ doen spreken over de massale executies
o analyse: afkortingen (paramilitair), stempels, niveaus v bevelvoering, handtekeningen

3.3. Archeologie: ontrouwe minnares v Clio

3.3.1. Geschiedenis v/d archeologie: van antiquarische interesse tot wetenschap

- Renaissance: groei voor belangstelling voor artistieke objecten uit Oudheid


e
- vanaf 18 eeuw: archeologische sites worden blootgelegd: Pompeï en Herculaneum
(beschreven door Plinius de Oudere)
- vondsten in musea (vaak in buitenland)
o Napoleon Bonaparte: Egypte (1798): verzameling Egyptische kunstvoorwerpen in
Louvre + ontcijferen v/d hiërogliefen door Champollion
o Lord Elgin: friezen v Parthenon (Athene) in British Museum (begin 19e eeuw)
- grondvesten v steden:
o Troje: Heinrich Schliemann (19e eeuw)
o Knossos (Kreta): sir Arthur Evans (1900)
- westerse naties: scholen en onderzoeksinstituten (Rome, Athene): steeds werkzaam
e
- archeologie: koninklijke weg tot kennis voor verdwenen beschavingen (voor 1 4 miljoen jaar v/d
mensheid = enigste bronnen)
e
- vanaf 16 eeuw: NW-Europa: belangstelling voor eigen monumenten => nationale archeologie
o begon met antiquarisme (romantisch gekleurde belangstelling voor eigen verleden)
e
o begin 18 eeuw: Engeland; society of antiquaries  meest bestudeerde sites:
Stonehenge
e
o 19 eeuw: verwetenschappelijking en professionalisering
 C J Thomson (Kopenhagen): drieperioden indeling: steen-, brons- en ijzertijd
=> kader om vondsten/artefacten te classificeren (vorm, productietechniek,
andere kenmerken)
 geologie: stratigrafie: onderliggende laag is ouder, zelfde laag = zelfde periode
 Charles Darwin en Thomas Malthus: menselijke vwn + resten  studie v/d
menselijke soort
e
o 20 eeuw: gegevens in grote interpretatieve theorieën

20
- archeoloog: essentieel geschiedenis schrijven op basis van materiële relicten
o oorsprong Europese beschavingen centraal
o cultuurhistorische of evenementiële archeologie: 2 vragen
 wat zijn culturen?
 hoe verspreiden culturele veranderingen zich? (diffusionisme; Vere Gordon
Childe)
• determinerende visie op het verloop v/d prehistorie: culturen
verspreiden zich via contacten, migraties, technische uitwisseling in de
richting v superieure naar minder ontwikkelde beschavingen (vb. O Mid-
Zeegebied: beelden meest perfecte vorm – W Eur: minder geraffineerd)
• idee: oorsprong v Europese beschaving in Nabije Oosten
- na WO II: diffusionisme wordt in vraag gesteld.
o nieuwe dateringsmethodes vb. koolstof 14-datering: ook autonome ontwikkeling
o vb in Amerika => New archeologie (Lewis Binford)
 archeologie: verklarend (niet descriptief) en deductief (niet inductief)
 men vertrekt uit hypotheses die i/h onderzoek moeten getoetst worden
 projectgericht: belang v
• kwantitatieve verwerking v gegevens
• depositionele en postdepositionele processen (wat na het achterlaten
met het object is gebeurd)
• aanvulling met etnografisch onderzoek (eskimo’s, aboriginals: in praktijk
observeren)
 kritiek
• Fr reactionaire tegenbeweging (1960, ’70): menselijke samenleving is te
complex om als natuurkundig feit te kunnen bestudeerd/beschreven
worden
• ’80: contextuele aanpak (Ian Hodder): mens = te passief element (in
new archeology)
> herwaardering voor menselijke activiteit en creativiteit
> context = cruciaal, maar geen alles determinerende kracht

- moderne wetenschap v/d archeologie: opeenvolging v dominerende paradigma’s


o cultuurhistorisch paradigma: archeologie = beschrijvend + inductief, hulpwetenschap v/d
geschiedenis
o new archeology: archeologie = verklarend + deductief, komt los v/d geschiedenis
o contextuele paradigma
- archeologische argumenten om maatschappijvisie te propageren: vb Israël en Palestina:
ouderdom v aanwezigheid v bevolkingsgroepen te bewijzen of bijbelse overgeleverde tradities
te weerleggen/bewijzen

3.3.2. De archeoloog aan het werk (I): prospectie

- archeologische sites en relicten: vaak bij toeval ontdekt


- vb. ÖTZI (1991)
o ontdekt door Duits echtpaar Simon tijdens bergwandeling in Oostenrijks-Italiaanse
Alpen (Ötzdal)
o opwarming v/d aarde: effect op ijsmass’s  heeft lichaam blootgelegd
o tussen 3350 en 3100 jaar v C (late steentijd)
o door uitzonderlijke weersomstandigheden: voorwerpen v organische aard (kledij,
wapens) + lichaam bewaard
o bijstelling kennis over levensomstandigheden in het Neolithicum
e
o 1 datering: door voorwerpen die hij bij zich had (diffusionisme)
o later: C 14-methode: 2 terminie
o endoscopie: laatste maaltijd
o doodsoorzaak: pijl (eind lente/begin zomer: pollen op kledij)
o (ca. 46j oud, 1m59, geen wijsheidstanden, aderverkalking, huidtatoeages, ca. 50)

- ook actieve detectering: prospectie = basiswerk v/d archeologie


- (gevaar: grote infrastructuurwerken zorgen voor het verloren gaan v archeologisch patrimonium)

21
o systematische prospectie: actief opsporen v sites
 veldprospectie: systematisch terreinen aflopen
 concentratie v scherven: sporen/resten v menselijke activiteiten
lokaliseren/registreren
 oude kaarten/toponiemen (plaatsnamen)
 luchtfotografie: (na WO II: Engelsen)
• slagschaduwen in late namiddag (shadowmarks)
• verkleuringen in de bodem dr dempen v putten (soilmarks)
• verschillen in plantengroei (cropmarks)
• verschillend smeltproces v sneeuw (snowmarks)
• overschot grond- of regenwater (watermarks)
 geofysische en geochemische methodes:
• metaaldetector (in ploeglaag)
• elektrische weerstandsmeting (weerstand neemt af bij vochtiger
ondergrond)
• elektromagnetische prospectie: veranderingen in constant niveau v
aardmagnetisme
• meting v fosfaatgehalte (mest v mensen en dieren)
 mechanische prospectie: actief i/d ondergrond: deel v/d site w zo vernietigd
• grondboren, … (aardverkleuringen verdwijnen door het licht)

3.3.3. De archeoloog a/h werk (II): opgraving v/d sites en interpretatie v/d vondsten en
bevindingen

- systematische opgraving
o originele site en evolutie w gereconstrueerd
o eenmalig en destructief ( historicus) : grondige voorbereiding + vraagstelling
o grondlagen respecteren
o nauwkeurig noteren welk voorwerp in welke grondlaag = cruciaal voor datering
o opgravingsarchief: stratigrafie v/d grondlagen, verstoringen, verkleuringen (metingen,
beschrijvingen)
o laboratoria: grondmonsters
o artefacten: speciale technieken (volgens materiaalsoort en artistieke criteria:
mircroscopie, micro- en macrofotografie, chemische en fysische analyse, radiografie)
o menselijke resten: info over fysische demografie (gestalte, ziekteverschijnselen door
paleopathologie)

3.3.4. Datering v/d gegevens

- nieuwe dateringstechnieken: nieuwe inzichten (in de ban v/d natuurwetenschappen)


o vb. Lijkwade v Turijn
- relatief dateren:
o observeren v/d lagen: stratigrafie
o typologie en seriatie: artefacten v bepaalde periode/plaats hebben aantal = kenmerken,
veranderen slechts geleidelijk + chronologische gelijklopende verbanden met reeks vwn
o gesloten vondst en synchronisme: sporen die ooit samen voorkwamen
- absoluut dateren (natuurwetenschappelijke methodes)
o koolstof-14 methode (William Libby; Nobelprijs):
 elk levend organisme: constante verhouding koolstof 12 en 14
 bij sterven: omzetting koolstof 14  stikstof 14
 AMS (meettechniek: accelerated mass spectrometry): istopenverhouding
(concentratie resterend radioactief materiaal): 2 termini (ook vr hout, stof)
 toetsing vgl met goed dateerbare vwn  C 14 curve
 tot ca. 70 000 j
o kalium-argon-methode
 afbraak v radio-actieve kaliumisotopen volgens een regelmatig ritme
 tot 100 000 j oud (oudste menselijke sporen)
o thermoluminescentie:
 datering gebakken aarde- en kleiwerk
 bij bakken: kristallen in klei verliezen energie in vorm v licht

22
 na afkoeling: opnieuw opname v energie door mineralen: vastbepaald ritme
 tot 350 000 j geleden
o archeomagnetisme
 moment v bakking v kleipotten
 richting v aardmagnetisch veld = tijdsgebonden
o pollenanalyse:
 jaarlijkse neerslag v stuifmeelkorrels/pollen in archeologische sites
 vegetait, stratigrafie, evolutiecurve v vegetatie en klimaat
o Fission Track:
 kristalglas en kwartsen: hoeveelheid uranium 238: splijting verloopt met gekende
en meetbare regelmaat
o dendrochronologie:
 precisie tot op een jaar! (enkel bij behoud v schorshout)
 doorsnede boom: concentrische cirkel (jaarringen)
 klimatologische omstandigheden: dunnere/dikkere ring
 terugtelling nr het centrum: ouderdom v/d stam bepalen
 enkel structuren uit dezelfde klimaatzones kunnen met elkaar w vgln
 Laboratoire de dendorchronologie (Luik, Hoffsummer): dakkap v Bijloke in Gent
(eiken geveld 1251 – 1255)
 cf. Kist v Oxford
o biochronologie:
 meet afstand tussen 2 diersoorten door studie v bloed en genen (toekomst:
biogenetica)

3.4. Statistiek
3.4.1. Doel

- één v/d meest uitgesproken uitingen v/h streven naar de verwetenschappelijking v/d
geschiedenis (statuut vglbaar met positieve wetenschappen)
- geschiedenis beschrijft + verklaart
- kwantitatieve geschiedenis: het systematisch aanwenden v/d statistiek
o sociale wetenschappen als inspiratiebron
o vnl. tweede Annalesschool (na WO II)
 doel: historische evolutie duidelijker weer te geven
 aandacht voor wat niet direct uit bronnen af te leiden viel, ongrijpbare en
onzichtbare elementen voor de tijdgenoten vb economische conjuncturen
 door statistiek: nieuwe interpretaties, nieuwe verbanden (tss ≠ grafieken)
=> indirect: vb seksueel gedragspatroon via demografische statistiek

3.4.2. Methode

bij het verwerken v gegevens moet men rekening houden met enkele spelregels:
 nog dwingender m.b.t. ME: onvolledige, onderbroken reeksen cijfers

- (1)alleen homogene gegevens mogen tot 1 tabel/grafiek worden verwerkt


- (2) betrouwbare evolutiegrafiek: gegevens doorlopend (onvolledige reeksen kunnen worden
gebruikt, maar met voorbehoud + duidelijke vermelding v hiaten)
- (3) basis v/d telling opsporen en kritisch wegen:
e
o voor 19 eeuw: cijfergegevens zonder statistisch doel
e
o vanaf 19 eeuw:
 Quetelet (statisticus; Gent): bevolkingstellingen = oudste statistieken
• l’homme moyen (nieuw concept)
• maar: basis: wat impliceert de beroepsnaam vb négotiant
(handelaar)?
e
o Walter Prevenier: statistieken over relatieve betekenis v ambachten (bron:14 eeuw)
 !!!: is geen statistische oefening => verantwoording voor uitgave v
stadsgelden
 is enige bron die de stadsbevolking benadert (door extrapolatie: schatting,
voorspelling)
o zekerheidsgraad blijft overal verschillend

23
- (4)herhaling v/d proefnemeningen: + profpersonen moeten gereduceerd beeld zijn v gehele
bevolking = representatief
- (5) evolutie v koopkracht:
o niet enkel loon- en prijsgegevens
o ook precieze weging v elementen v voedings- en levensonderhoudspakket
e
o armoede en crisis: wnn graanprijzen stijgen (voor de aardappel/18 eeuw)
- (6) trend (stijging, daling): jaarlijkse gegevens verwerkt tot 5 à 10-jaarlijkse gemiddelden
- conclusies: altijd uiterst delicaat
o Thomas Malthus: (grote invloed op politici en economisten)
 parallelle toename v/d bevolkingen met meetkundige reeks (1, 2, 4, 8 enz)
 toename v voedselproductie met rekenkundige reeks (1, 2, 3, 4 enz)
 daardoor: hongersnood, mortaliteit
=> foute methode
o juist: matige groei v het voedselaanbod zorgt voor afremming bevolkingsgroei
- (7) conclusie: kunst is v/d dode cijfers (bron) levende getallen (historisch werk) te maken!

3.4.3. Enkele resultaten en problemen

- demografische evoluties
e
o Malthus (eind 18 eeuw): late huwelijken = rem op overbevolking (preventive check)
=> waarheidsgetrouw
o demografisch onderzoek (Louis Henry, Peter Laslett, Chris Vandenbroeke + lln) v
Vlaamse platteland:
 a.d.h.v. parochieregisters: totale reconstructie v families in samenstelling en
dynamiek
 in AR: huwelijksleeftijd verschoven  gemiddeld 2 à 3 kinderen minder
 kinderaantal: ook beïnvloed door kennis/onwetendheid contraceptietechnieken
o Jean Louis Flandrin: laathuwende jongeren  voorhuwelijkse seksualiteit (prostitutie,
flirts zonder coïtus)

- crimineel gedrag
o TR Gurr:
 these op basis v rechtbankstatistieken
e e e
 steeds minder moorden in de geschiedenis (vgl 13 , 16 , 20 eeuw)
 dr N Elias & navolgers beschreven als fundamenteel cultureel verschijnsel:
groeiende affectbeheersing en toenemende staatscontrole v/d late ME
o J. Sharpe:
 menselijk gedrag evolueert weinig
 misdaadstatistieken verbergen de realiteit: meer spiegel v evoluerende repressie
dan v verschuivende misdaad
o A Farge
 evolutie v criminalité de sang  criminalité anti-propriété (gevolg v opvatting om
geweld meer als bedreiging te zien vr eigendomsrecht/openbare orde)
o dark number: onderrapportering door slachtoffers (bvb zedendelicten)
o studie v criminaliteit in verleden: herneemt, relativeert vele debatten, en stelt ze in een
breder perspectief

- Religieuze geschiedenis
o domein bij uitstek voor kwalitatieve benadering
o ook hier kwantitatieve resultaten:
 actueel onderzoek: enquêtemethodes
 ME
• J Toussaert: ‘Le Sentiment religieux en Flandre à la fin du moyen-âge’
(Paris, 1963) : pionierswerk betwist(baar)
• J Chiffoleau :
o onderzoek over massale investeringen in uiterlijke tekenen v
religiositeit (bvb schenkingen…)
o via kwantitatieve analyse v testamenten
o ‘la comptabilité de l’au delà’ (boekhouding v/h hiernamaals)

24
oobsessie v/d dood + gedrag v grote groepen mensen door
mortaliteitscrisissen (bvb pest) w begrijpelijk
e
 19 eeuw: Jan Art ( onderzoek over bisdom Gent)

- Malthus wordt politiek misbruikt  Vichy regime: (zie ook deel 3: rassen en racisme)
o Regering die collaboreert met Duitsers
o Bestuurt klein deel Frankrijk, gevestigd in kuuroord Vichy
o antisemiet
o voor
 orde, hiërarchie, respect voor het gezag,
 centrale leider: oud-veldmaarschalk Pétain
o Propagandafilm met “statistische” demografische gegevens
 Rudimentair gebruik Malthuïstische theorie/statistiek
 niet goed:
• Enige kinderen
• Celibatairen  w vergeleken met jood
• Gezinnen zonder kinderen
 wel:
• vrouwen aan de haar  meer kinderen maken  v Frankrijk een
sterkere natie maken

3.4.4. Cliometrie v/d New-Economic History

- cliometrie:
o vanaf ‘60
o uitgebouwd in New-Economic History
o methodiek waarin statistische invalshoek radical wordt doorgetrokken  historische
gebeurtenissen w bijna herleid tot abstract formules  totale terugdringing v kwalitatief
element
o grafieken (!: sterke reductie v/d werkelijkheid!) w afgeleid door computerverwerking (
klassieke historische statistiek: altijd element v persoonlijke interpretatie)
o integratie v alle componenten in de samenleving (concrete individu = verdwenen)

- ingezet door tweede Annales-school (Fernand Braudel):


o vragen over globale evoluties over lange periodes

CASUS: Jan Luiten Van Zanden: (Ne historicus en economist)


- cliometrie: het individu wordt vervangen door het globale
- waarom westerse economie/samenleving ander traject (Sonderweg) dan vb Aziatische landen,
die nochtans op bepaalde momenten even productief waren als W Europa
- waarom ontwikkelen sommige landen zich anders/sneller dan andere?
e
(vraag al sinds 18 eeuw: Adam Smith)
- inkomensongelijkheid? verdeling rijkdom?
- bevolkingsstijging ca. 1100, 1200 (kruistochten, steden)  wrm blijft de mens toenemen (
dieren)?
 intellectuele capaciteiten: nog sterker door ontstaan v netwerken
- D North: new institutional economics: W Europa: ca 1450 – 1550: vroege kenniseconomie als
basis voor take-off?

3.5. Andere hulpwetenschappen en technieken

- ontwikkeling v geschiedenis is permanent


- quasi autonome ontwikkeling v archeologie: nieuwe benaderingen dichter bij archeologische
onderzoek gebracht
o zegelkunde: (sigillografie, sfragistiek)
 zegel = waarmerk oorkonde  kostbare verklikkers v ideologische beelden
o chronologie:
 kennis v/d wijze waaarop i/h verleden tijd berekend/geformuleerd werd
 vroegere data om rekenen in ons huidige systeem (bvb andere beginmomenten
jaartelling, …)

25
o codicologie: studie handschriften als archeologische voorwerpen
o papyrologie: studie v schrift op papyrus
o epigrafie: studie v teksten (inscripties) op harde materialen
o heraldiek: wapens, die dienden als herkenningstekens op schilden, boeken, …
 voorwerpen koppelen aan persoon/familie + dateren
o numismatiek: studie v munten
o taalkunde:
 grammatica
 woordenschat
 etymologie (herkomst woorden)
 toponymie (studie v plaatsnamen)
 antroponomie (studie v persoonsnamen)
 semantiek (betekenisleer)
 semiologie (studie v tekens(systemen))
o genealogie: studie v familieverwantschappen (basis vr studie v familienetwerken,…)
o prospografie: systematisch opsporen v biografische elementen bij studie v sociale
groepen (elites sterker aan bod: meer bronnen)
o foto-, film- en videofilmtechniek: kennis v retouche-, montage- en
manipulatietechnieken (nuttig vr kritische appreciatie v opnamen)

4. Kritische diagnose v/d individuele bron

de bron moet worden gewogen in haar externe en interne aspecten

- externe kritiek (tekst als voorwerp)


o waar, wanneer, door wie opgesteld?
o origineel of ontleend?
o herstellings- of tekstkritiek, oorsprongskritiek, ontlenings- of oorspronkelijkheidskritiek

- interne kritiek (tekst inhoudelijk)


o juiste betekenis?
o eigen ervaring? ervaring v anderen?
o auteur = bevoegd? bereid om waarheid mee te delen?
o interpretatiekritiek, gezagskritiek, bevoegdheidskritiek, rechzinnigheidskritiek
e
- 19 eeuw: deze vraagstelling (7 kritieken)
o in boeken verwerkt
o verheven tot historisch dogma (E Bernheim, CV Langlois, C Seignobos)
o door school v Leopold Ranke (19e eeuw) ontwikkeld als essentieel onderdeel v/d
klassieke historische eruditie
o afgewezen door Annales-school

- vandaag: deze gestelde vragen = té beperkt! nuttig, onmisbaar onderdeel v/h totale kritische
proces

4.1. Herstellingskritiek of tekstkritiek

4.1.1. Diverse vormen van de teksttraditie

- gedaante v overlevering: erg uiteenlopend, vele vormen


o eenvoudigste toestand: bewaard in de vorm v creatie (origineel)
 auteur v de bron zelf (autograaf) of opgetekend door apograaf
 vertoont alle formele kenmerken (schrift, zegel, formules)v/d tijd/administratie
waaruit het beweert te stemmen
 pseudo-origineel: falsum dat zich voordoet als origineel
o afschrift of kopie
 minder gewaardeerd
 voorzorg: bij ev. verlies

26
 authentiek verklaren door bevoegde instantie om rechtskrachtiger karakter te
geven  vaak ingekapseld in raamtekst (begint met ‘videmus’: we hebben de
tekst gezien (en gekopieerd))
 bekrachtigingsoorkonde (?) = …
 kopie v/e akte met het oog op het aanleggen v archief  bestemmeling:
destinaris kopieerde het bij ontvangst i/h oorkondeboek (cartularium) v de
instelling

- algemene regel: bron raadplegen in originele vorm, of beste teksttraditie  geen enkel
afschrift is totaal gelijk a/h origineel: elke kopiist maakt fouten
 doel v tekstkritiek: oorspronkelijke tekst zo goed mogelijk herstellen zoals de auteur hem
bedoelde of hoe hij hem heeft neergepend (ook auteur kan fouten gemaakt hebben)

vb.: videobanden Dutroux


- december 1995:
o '95: huiszoeking Michaux bij Dutroux: vindt videobanden
o begin 1996: videobanden worden gekopieerd  enkel ‘essentiële’ passages bekeken
 geen resultaat
o origineel  Chalerloi
o kopieën worden opgestuurd naar de onderzoeksrechter
o 1999: zaak Dutroux
 originele videobanden worden opgevraagd: tekenfilm, met op bepaalde plaatsen
iets overgezet:
• verkrachting vrouw
• Dutroux a/h werk in zijn kelder
o onderzoek was dus gebaseerd op slecht gekopieerde banden. (kopie  origineel)
o ? misschien meer slachtoffers kunnen redden

4.1.2. Techniek v/d herstellingskritiek

origineel is voorhanden
- enige probleem: nauwkeurig ontcijferen v/d tekst
- ook fouten mogelijk: via voetnoot gesignaleerd of aanduiding ‘sic’ na fout
- gedrukt werk: alle exemplaren v een editie zijn gelijkwaardig
- handschriftelijke bronnen: meer originelen van 1 tekst kan

één enkel afschrift is voorhanden: mogelijke fouten


- onbewust/slordigheid: herhaling v woorden, verwarren v gelijkaardige woorden, weglaten, slecht
begrijpen
- bewuste correcties (positief): wijzigingen om het begrijpelijker te maken (moeilijk te achterhalen:
logisch)
- bewuste correcties (negatief): doel: correcties om ideologie te verdedigen of zich bepaalde
rechten toe te eigenen = interpolaties (kunnen geruisloos worden ingelast i/e kopie)

enige aanpassing aan unieke kopie:


- conjectuur: correctie op grond v gissing en hypotheses, of signaleren v interpolaties (op grond
v/d kennis v uitgever)

meerdere afschriften zijn voorhanden: wat is de beste kopie?


- kwaliteit is afhankelijk v haar graad v afwijking v/h model  archetype (rechtstreekse kopie v/h
origineel) is beter dan afschrift v/e afschrift
- stemma codicum (stamboom): onderlinge verhouding, afstamming (filiatie)
o op grond v gissen en hypothese (conjectuur)
o op grond v gemeenschappelijke fouten: methode Lachmann (Carl Lachmann)
 familie v afschriften: gemeenschappelijk fouten v 2 onafhankelijk schrijvers ≠
toevallig  afschriften waar de fouten nog niet voorkomen: vroegere generatie
 2 of meer families v afschriften: onderling onafhankelijk  stamvader v elke groep
onafhankelijk + ander tijdstip kopie v het origineel
• emendatie: op bepaalde plaatsen is de ene versie beter, op een
andere plaats de andere versie

27
4.1.3. Kritiek op de methode Lachman
e
- J Bédier (begin 20 eeuw):
o methode Lachmann: ontoereikend om varianten te groeperen/ordenen
o Lachmann gaat steeds slechts 2 teksten vergelijken
o open afschriften: kopie op basis v meerdere modellen
e
- Dom Quentin (begin 20 eeuw)
o hoe weten we wat fout is als het origineel niet voorhanden is?
o fouten bepalen = eind v/d procedure
o eerst: reconstrueren v archetype, niet het origineel
o selectie: bruikbare en niet-bruikbare varianten
o bruikbare: moeten in ≠ onafhankelijk v elkaar ontstane HS’en voorkomen
o vergelijkingswerk: via schema (snijpunten tekst – variant) overeenstemmingen zoeken
(geen = onafhankelijk)
o achteraf hanteren v/d stemma:
 classici: woordkritiek (werken met ≠ tradities)
 mediëvisten: bepalen beste HS  benutten het maximaal (min gebruik v andere
tradities)

- Marc Bloch (Apologie 1914) en Giorgio Pasquali (1952)


o open kopiëren, niet slaafs/mechanisch nabootsen
o Pasquali: de moeilijkere lezing is de beste: kopiist bij twijfel  neiging om tekst simpeler
+ begrijpelijker te maken
- andere:
o verwantschappen door gemeenschappelijk taalgevoel, gelijke mentaliteit  ook al
werken ze onafhankelijk

4.1.4. Correctie en haar grenzen en toekomst

- doel tekstuitgever: niet-voorhanden origineel maximaal reconstrueren  niet aanpassen waar


het niet nodig is!
o gebeurt vooral bij conjectuur (correctie a.d.h.v. gissen):
 passages met allusies op toestanden en instellingen die niet overeenstemmen
met de datum v/d redactie v/d bron
 wees beducht voor conjecturen met taalvirtuositeit en eruditie  meestal niet de
reconstructie v wat de auteur bedoelde
 ME auteurs zijn vaak naïef, slecht geïnformeerd, onbeholpen en foutief in
taalgebruik
 men moet ze uitgeven in hun onvolmaaktheid
 koppig proberen a/d tekst zoals ze is zin geven
 onduidelijke tekst na enige inspanning de beste (geldt ook bij emendatie)
- phylogenetische analyse:
o experimenteren: complexe computerprogramma’s ontworpen om de hoeveelheid
variatie bij genetisch onderzoek (~ DNA mutaties) te koppelen a/h verwerken v/d
varianten in handschriftelijke tradities
o waardering v/h intelligent kopiëren (Pasquali)  collage uit ≠ HS’en
o niet langer een klassieke stamboom  phylogenetische boom

afbeelding: phylogenetische boom


 middelpunt = origineel

28
- toekomst v/d teksteditie: dit soort v testen waarbij methodologische bevindingen (in de context v
andere wetenschappen ontwikkeld) met nut de traditionele techniek v tekstedities zullen
vervangen

4.1.5. Kritisch apparaat


- kritisch apparaat v/d tekstuitgave: signaleren v elke conjectuur, emendatie, anomalie (afwijking
v/e - regel) i/d teksttradtitie door de tekstuitgever aan de gebruiker
o regest: informatie over de teksttraditie
o voetnoten: identificeren v personen, plaatsen + vermelden v correcties, varianten

4.2. Oorsprongskritiek

- Waar, wanneer, door wie werd de bron opgesteld? = erg belangrijk


- 2 mogelijkheden:
o de bron deelt zelf mee waar, wanneer en door wie ze werd opgesteld
o de bron doet dit niet of onvolledig

- identificatie ≠ waarborg voor juistheid => valse identiteit behoort tot de essentie v/d falsa
 valse datum, valse auteur, …  situering in min of meer lang voorbije tijd
(controleerbaarheid neemt af naarmate de pseudo-getuigen toch al overleden zijn en men hun
naam zonder gevaar kan gebruiken als autoriteit)

o falsa op grond v echte oorkonde: inhoud w plaatselijk aangepast = interpolatie


o gehele tekst + inhoud vals
o pseudo-kopie: makkelijker te vervalsen

- valse identiteit ontmaskeren


o testen ten gunste: opsporen v technische bijzonderheden i/d bron die overeenstemmen
met de vermelde herkomst
o testen ten laste: zoeken v elementen i/d oorkonde die niet overeenstemmen met het
taalgebruik (techniek, schrifttype, stand v/d wetenschap…)
 steunt op de veronderstelling dat in een zelfde generatie een dwingende gelijkenis v
opvattingen en techniek op het vlak v vormrespect heerst
 !!!: hyperkritiek: makkelijker een document verdacht maken dan valsheid te bewijzen
 elke generatie telt non-conformisten die bewust v de norm afwijken !!!

- auteur:
o intellectueel auteur: iemand die tekst uitdenkt en opstelt (veelal kladversie of concept)
o materiële auteur: schrijft de netversie v/d tekst (= scriptor, vaak secretaris, typist)
o juridisch auteur: verschijnen als auteur zonder intellectuele of materiële medewerking
 nemen de verantwoordelijkheid v/d tekst (vorsten, ministers, directeurs)
 reeks auteurs is dus mogelijk: nuttig om identiteit v elk v hen te bepalen voor het
achterhalen v ontstaansgronden en motieven v/d redactie

- anonieme teksten: erg moeilijk a/e auteur toe te wijzen


o oorkonden: wel officiële, zelden de intellectuele, materiële auteur bekend
o via woordstatistisch onderzoek: vgl met werken v bekend auteur, ander anoniem werk
o anonieme krantenartikels: door grondige kennis v redactie v/d krant of politiek milieu

- datering: soms geen/onvolledige datum  geen of nauwelijks belang voor de tijdgenoot


o schriftkenmerken: zeer tijdsgebonden
o watermerk = filigraan i/h papier (schepbak: metalen raster met identificatiesymbool;
veiligheidsmarge v ca. 20 jaar)
o (niet) vermelden v historische gebeurtenissen of personages
 levert terminus ante quem en/of terminus post quem op

29
vb Villa des Roses (W Elsschot): datering ontbreekt

- op basis v/d inhoud


o Frans-Duitse oorlog : 1870
o personage Brulot : 65 jaar  was 20 in tijdens de oorlog
o verhaal: speelt zich af tussen 1905 en 1915
o sprake v Eifeltoren: gebouwd in 1889
o dé oorlog = Fr Du oorlog  NIET: WO I  geschreven voor 1914

4.3. Ontleningskritiek of oorspronkelijkheidskritiek

- auteur : rechtstreeks getuige of getuigenis ontleent aan vroegere auteur (gewone ontlening of
plagiaat) ?
- 2 mogelijkheden
o geen vermelding v/e model: auteur = eerste getuige
 maar: model kan verloren/verzwegen zijn!
o wel vermelding v/e een model:
 voorhanden
 verloren: datum, plaats en auteur v/d redactie v/d modelbron opsporen
 hele verdere kritiek staat in functie v oorspronkelijke bron (niet v ontlenende
auteur)
- ontlening: partieel of op grond v geheugen (ME; vaak zwak en deformerend)
- ontleende tekstdelen: klein gedrukt in tekstuitgave  nuttig: waarschuwing
o oorkonden: vaak letterlijke ontlening
o literaire teksten: parafraserend (omschrijven met andere woorden)
e
- vb Einhard (9 eeuw): Vita Caroli (levensbeschrijving v Karel de Grote, zowat enige verhalende
tekst met uitgebreide info):
e e e
o model: Vita Caesarum v Suetoniues (2 helft 1 - mid 2 eeuw)
o soms heel verregaand  maar: unieke bron (anders: a/d kant geschoven)
e
- Jacques Derrida (20 eeuw):
o tekst verwijst niet naar werkelijkheid, maar naar andere teksten  intertekstualiteit

- ontlening of plagiaat? hypothese v/d gemeenschappelijke fouten: 2 bronnen die zich in dezelfde
zin vergissen => afhankelijk

4.4. Interpretatiekritiek

- in traditioneel schema v/d HK (zoals hb’en v Langlois & Seignobos): interne kritiek
 inhoud v/d bron staat voorop!
o wat is de juiste betekenis v/d getuigenis: tweedelig
 primaire betekenis
 wat schuilt er achter de letterlijke bewoording v/d bron?
e e
- historici (19 + stuk 20 eeuw):
o door toepassen v/de regels v klassieke HK  objectief vanuit de bestudeerde bronnen
de realiteit v/h verleden weergeven = historisch realisme
o kennisleer (epistemologie): woorden verwijzen naar begrippen  begrippen verwijzen
naar reëel bestaande werkelijkheid (ontologie: leer v alg eigensch v/d dingen, zijnsleer)
o bestaande wereld: voor mens toegankelijk  zekerheid dat je met taal de werkelijkheid
kunt bevatten
- historici v/d postmoderne strekking: (Derrida, Barthes, Lyotard)
o elke voorstelling v/d werkelijkheid = tijdelijk, gekoppeld aan individuele lezer
o taak v/d wetenschapper: constructie ontmaskeren/deconstrueren
o verschillende betekenislagen: decoderen
e
vb. gouden votiefbeeld  schenking Karel de Stoute (15 eeuw) aan Luikse kathedraal
- beeld: kokertje met reliek v H. Lambertus = patroonheilige v Luik

30
- w aangereikt door personage  sprekende gelijkenis met Karel de Stoute (zie ook: portretten
Rogier Vander Weijden)
- achter de hertog: H. Joris, die draak vertrapt => ook trekken v/d hertog
- schenking: amper enkele jaren nadat zijn leger Luik had vernietigd (op naamfeest v H. Hubertus
“stichter” v/d stad)
- J Huizinga (Ned historicus): plompe pronk
- Hugo Vandervelden (kunsthistoricus): verschillende betekenislagen
o element v wraak: begin v/d opstand: Luik en Dinant hadden eer v/d hertog bespot
(‘bastaard!)
o greep v/d vorst op de cultus v/d patroonheilige: essentiële cultus voor Luik 
aanbidding v H. Lambertus = aanbidden v beeltenis Karel de Stoute
o politieke metafoor: demonstratie v/d vorst dat hij een stad kon verwoesten + naar zijn
inzicht en wensen weer opbouwen = absolute koninklijke macht

- vragen interpretatiekritiek: inbreng v taalkunde en semiotiek (tekenleer) fundamenteel +


complex (linguistic turn: zie Deel III: 4.3.)
e
Decoderen iconografie: straatscènes in 19 eeuwse kunst

VB; Jan Verhas ‘La revue des écoles en 1878’ (Brussel, K Museum voor Schone Kunsten)

- parade v schoolkinderen in Brussel op het zilveren jubileum v Leopold II en Marie-Henriette


- beeld v/d Belgische jeugd: ‘de toekomst’  het gaat goed! (patriottisme)
- familie, continuïteit, moderniteit, patriottisme  populair werk: vele reproducties!
- symbool voor “ Belle Epoque”

context: groot economisch succes, maar scherpe ideologische en soc/econ tegenstellingen (Fr  Ne)

VB. James Ensor ‘L’ entrée du Christ à Bruxelles’ (1889) (LA, Getty Museum) + Les XX

- jaren onder Leopold II : veel vernieuwing


- ca. zelfde afmetingen als schilderij Verhas
- straatscène: carnaval  Christus staat niet centraal
- cynische humor
- tegen het regime v Leopold II, tegen het Belgisch establishment
- leuzen voor stemrecht en schoolplicht
- Voltaire, Marquis de Sade: teken v Verlichting
- wordt pas in 1929 a/h publiek getoond: haalt tentoonstelling ‘les vingt’ niet
- tekst op vlag weggewerkt: ‘Uitvinder van de onoverwinnelijke Belgische insecten’

Les XX: Leopold II wordt voorgesteld als God  volk staat onder hem (betoging)

Decoderen van filmtaal

The Graduate (M Nichols; 1967) cf. p 111 bewustzijnsgraad


- film: kan verschuivingen/keerpunten i/d mentaliteit tonen: taboedoorbrekend
(seksualiteitsbeleving, nieuwe relatievormen)
- geeft op treffende wijze aan waarover het in de jaren ’60 ging
- bespreekbaar maken van zaken die in puriteins Amerika onbespreekbaar waren
 ‘Eerste keer’ – ‘Seks buiten het huwelijk’ (ontrouw)
- Het verhaal gaat over een jonge, juist afgestudeerde jongeman “relationeel groen blaadje”
(Dustin Hoffman ) die door een(getrouwde) vriendin van zijn ouders ‘geïnitieerd’ zal worden in
het echte leven
- allegorie (symbolische voorstelling v/e idee) op ontwaken v/d Amerikaanse jeugd

31
4.5. Gezagskritiek

- ooggetuige of niet?
o kritisch onderzoek: want schijn wekken: meer krediet a/h verhaal
 elementen uit oorsprongskritiek: kennis over levensloop auteur
 onbewaakte ogenblikken: passage waarin de auteur zichzelf verraadt
 gezagsgehalte v/e bron: kan verschillen in ≠ onderdelen  spreekt met gezag
over dingen waarmee hij te maken krijgt, maar niet als hij slechts indirect
geïnformeerd is
o getuigenis v ooggetuige meer gezag: navertellen zorgt voor vervormingen
 hoe meer tussenschakels, hoe meer kans op onjuiste informatie
e
 opsporen v 1 reële ooggetuige
e
- positivistische geschiedschrijving v 19 eeuw
o idealisering v/d ooggetuige: voldeed a/d voorwaarde v/d observatie (= enige
aanvaardbare methode in exacte wetenschappen
-  maar: observatie = betrekkelijke waarde: kwaliteit verschilt erg volgens aard v/d observator +
mogelijkheid tot observatie voor historicus = beperkt/uitgesloten als het niet om eigen tijd gaat!
- bij betekenisvolle gebeurtenis: vele ooggetuigen observeren elk ≠ stukje
 naïef om te denken dat we onze tijd beter kennen dan het verleden
 beelden: global village  iedereen tijdgenoot en getuige  meer inzicht ?

VB: Onderzoek G. Wells voor National Science Foundation (USA, 1997) p. 123
- 28 Amerikanen kwamen in 1996 vrij nadat DNA-testen hun onschuld hadden bewezen
- 24 waren in de cel beland door onbetrouwbare herkenning v ooggetuigen
o falend geheugen, vooroordelen
- verklaring statistisch onwaarschijnlijke overrepresentatie v allerlei minderheidsgroepen
- (cf. videobeelden bij moord Joe Van Holsbeeck: “Noord-Afrikanen”  Polen)

4.6. Bevoegdheidskritiek

- bevoegdheid hangt af van


o nauwkeurigheid v/d waarneming
o het begrijpen v/d waargenomen feiten
o (on)geloof in de feiten

4.6.1. Nauwkeurigheid v/d waarneming

- wordt verhinderd door tal v oorzaken:


o psychologische en karakterologische vooringenomenheid:
 slordig  secuur
o selectie bij observatie op grond v interesse:
 waarnemer merkt slechts op wat binnen zijn specifieke belangstellingssfeer valt
 onthouden is reëel bij zaken die men tijdens de observatie al als belangrijk
beschouwd  vaak verschillende waarnemingen v dezelfde feiten
o vooringenomenheid
 ‘wishful thinking’ syndroom: men neemt vaak andere zaken waar dan de echte
omdat ze beter beantwoorden aan iets interessants…
o emotionele omstandigheden
 bij emotioneel geladen gebeurtenissen: meer of minder zien dan de realiteit
o invloed v/h gezag v officiële en andere informatiemedia
 wijziging v waarneming wanneer ze niet klopt met versie v media (vooral: officiële
instanties)
 vb: noodzaak om leden v assisenjury’s te isoleren
 VB. moord op JFK: getuigen pasten hun getuigenis over het aantal schoten aan
door de andere verslaggeving op de radio
o optekenen na verloop v tijd
 meer kans op vergissing, verschraling of contaminatie door ander bronnen

32
 historicus gaat na of de optekening gelijktijdig is …
 VB: Galbert v Brugge: klerk v graaf v Vlaanderen (zie ook 2.)
> dagboeknotities (1127-1128) over dramatische gebeurtenissen in Vlaanderen
… of geruime tijd post factum
 kan steunen op vroegere aantekeningen + bestaande documenten
 nadelen:
• vervagen v gebeurtenissen
• menselijke mythomanie (neiging om te gaan liegen)
• zwakheid om het verleden te gaan kleuren:
bvb ongunstige feiten wegcijferen om eigen heldendaden bij te werken
(cf. memoires Leopold III)
o onmogelijkheid v/e secuur overzicht v/d feiten:
 aantal aspecten niet nauwkeurig waargenomen door gewone getuige
(afgezien v/d vooringenomenheid en rechtzinnigheid v/d auteur)

4.6.2. Begrijpen v/d feiten

- wordt ook verstoord door allerlei factoren


o gebrekkige kennis
o ontbreken v enige kennis
o sociale en culturele praktijken v/d mens: gebonden aan conventies  moet je kennen
om het handelen te begrijpen
o technisch karakter: slechts toegankelijk voor insiders
o meeste auteurs: tegelijk bevoegd en onbevoegd voor een deel v hun betoog
o beroepsmisvorming: uitsluitend oog voor wat in de beroepssfeer valt

4.6.3. Glaubensunwilligkeit

- gebeurtenissen die zo afschrikwekkend wreed zijn, dat het publiek weigert ze te geloven
- hoe groter de gruwel, hoe groter de onmacht om het te geloven
- men is slechts geneigd iets als waar te aanvaarden wat in een vertrouwde context
geloofwaardig klinkt

CASUS: Thomas Mann: Glaubensunwilligkeit (onwil om te geloven)

- onwil in joodse kringen om realiteit v holocaust te onderkennen


- Endlösung: Wannseeconferentie (1942)
 al in de loop v/h jaar onthuld: via Poolse weerstand & BBC-world
 eind 1942: Roosevelt op de hoogte + berichten in NY Times
 publieke opinie in Engeland gelooft het nauwelijks
o hooggeplaatste Britten ontkennen het: verwijzen nr foute Du gruwelverhalen WO I
- bedreigde joden onderschatten het gevaar: onwaarschijnlijk schrikwekkende feiten
( onderzoek Lou de Jong na oorlog)
- geallieerde militaire en politieke besluitvormers wisten wat er gebeurde
 foto’s v Britse luchtmacht (RAF) (pas in 2004 publiek): vernietigingskamp v Auschwitz:
duidelijke rijen v gevangenen + rookpluim v verbrandingsoven
 men had de kans de aanvoerlijnen te bombarderen (It luchthavens in handen v geallieerden):
wrm niet genomen???
- anders => Robert Faurisson: onwil om te geloven = bedoeld om nazi-verleden goed te praten
(negationisme)

4.6.4. Bewustzijnsgraad

- juist inschatten v gebeurtenissen = afhankelijk v bewustzijnsgraad v/d observerende tijdgenoot


o bewust doorleefde werkelijkheid: werkelijkheid die de tijdgenoot zich bewust ervaart en
beleeft (oorlog, natuurramp…)  expliciet vermeld i/d bron
o onbewust ondergane werkelijkheid: werkelijkheid die grotendeels aan de
observatiemogelijkheid v/d tijdgenoot ontsnapt (cf. geleidelijke mentaliteitsverschuiving
rond seksualiteit  vb: the Graduate)

33
4.7. Rechtzinnigheidskritiek

- gaat op zoek naar verdraaide of verzwegen zaken, opzettelijke en onopzettelijke getuigenissen


 blootleggen

4.7.1. Feiten verdraaien of verzwijgen: vele motieven

- politiek:
o politieke memoires: laat weg wat zijn politieke lijn niet dient
- dwang
o materiële of morele dwang: journalist = gedetermineerd in wat hij (niet) meedeelt door ≠
factoren
- massale impact v/d media in onze samenleving:
o verdraaiing op grotere schaal
o vb. Colin Powell (voormalig Am minister Buitenlandse zaken):
 bewijzen voor bestaan v programma voor aanmaken/gebruiken v wapens v
massavernietiging (WMD’s: weapons of mass destruction) voor de UNO (2003)
 leek erg overtuigend: tastbare + zichtbare bewijzen
 maar: berustte op uit de context gehaalde informatie + veronderstellingen
 element in opbouw brede coalitie rond Bush & Blair met als doel: omverwerpen v het
regime v Hoessein in Irak

VB: Film Francesco Maselli over rellen in Genua


- G8 top in Genua (It): 20 – 22 juli 2001
- straatprotest van antiglobalisten  1 jongeman wordt gedood: Carlo Guiliani
o Italiaanse media (Berlusconi): antiglobalisten worden zwartgemaakt (eenzijdige
verslaggeving)
o reactie: Francesco Masseli ‘un altro mundo e possibile’
 op basis v 270 uur amateurfilmmaeriaal v ooggetuigen  getuigenissen v
mensen ter plaatse

2001: Zweedse politie had zich proberen wit te wassen voor het neerschieten v jonge betoger bij
betoging tegen Europese top  beelden v betoging mét bedreigende klankband: om situatie v
zelfverdediging te ondersteunen

- vooroordelen:
o onbewuste verdraaiing door milieu, ras, sociale aard
e
o Alpertus van Metz (kroniekschrijver, 11 eeuw): geen goed woord over voor optreden v
kooplieden v Tiel  winstbejag is tegen de regels v/h kerkelijk recht
- sympathie/ antipathie:
o bewuste verdraaiing

4.7.2. Opzettelijke en onopzettelijke getuigenissen

- opzettelijke getuigenissen: quasi altijd engagement mee gemoeid (vb memoires v Caesar,
Churchill)
- onopzettelijke getuigenis kan onbewaakt en volkomen oprecht zijn

4.7.3. Ontmaskering v/d verdraaiing

- historici: opinie, dwang en vooroordelen deduceren uit de levensloop v/d auteur v/d bron
- het blootleggen v inconsequenties (in vgl met andere bronnen)
- veelheid aan informatie in onze samenleving: vloek, maar ook zegen voor wie zoekt naar de
waarheid achter de realiteit  altijd wel iemand een fototoestel (bvb Abou Ghraib, 2004) of
camera (bvb videobeelden v executie moslims in Srebrenica, Bosnië, 1995)

34
Deel III: De historische bewijsvoering: van klassiek historisme naar
interdisciplinariteit

Inleiding

- problemen die opduiken bij het confronteren v verschillende bronnen


- klassieke observaties: nieuwe oriëntaties na confrontatie met andere wetenschappen (humane
en sociale wetenschappen)

1. Kritische juxtapositie van de bronnen

1.1. Confrontatie v getuigenissen: relativiteit v/d formele regels: de casus WATERGATE

- confrontatie v ≠ getuigenissen over 1 gebeurtenis: nagaan welke bronnen v elkaar afhankelijk


zijn
- ontlening: plagiaat, parafrase, allusie (toespeling), citaat
- uiteindelijke confrontatie v bronnen: vgl-en v onafhankelijke bronnen (auteurs observeerden en
rapporteerden los v elkaar)
e
- Bernheim en Langlois&Seignobos (eind 19 eeuw): principes over afwegen getuigenissen
o (1) wanneer getuigenissen allemaal overeenstemmen: verhaald feit = bewezen
o (2) niet de meerderheid haalt het  wel de versie die het best aan kritieken weerstaat!
o (3) wnn bron = betrouwbaar op controleerbare plaatsen, ook betrouwbaar op niet-
controleerbare plaatsen
o (4) wanneer 2 bronnen elkaar tegenspreken: voorkeur aan bron die meeste waarborgen
biedt of meeste gezag bezit
o (5) getuigenissen over feiten die zeer algemeen bekend waren in die tijd hebben meer
kans om nauwkeurig te zijn
o (6) wnn A en B onafhankelijk én identiek zijn, versterken ze elkaars de geloofwaardigheid
o (7) wnn B A tegenspreekt: beide meningen afwegen door te toetsen aan algemene logica
in het menselijk handelen
-  negeren groot aantal problemen in de bewijsvoering!!!

WATERGATE-affaire (1972 – 1974)


- uitvoerig gedocumenteerd: zowat alles is ondertussen vrij beschikbaar en toegankelijk
- 2005: anonieme tipgever v onderzoeksjournalisten Woodward & Bernstein (deap throat)
bekend  Mark Felt (FBI agent)
- model voor situaties waarin ‘big government’ (context: gemediatiseerde samenleving) een greep
wilt krijgen op de informatiestroom en zo op het collectief geheugen v natie
o vb. Irangate: eind ’80: Reagans uitleg over financiële transfers naar Iran
o vb. Monicagate: eind ’90: politieke implicaties v seksuele escapades v Clinton en
Lewinsky
- film: All the president’s men (1976, A J Pakula; met Robert Redford en Dustin Hoffman als
onderzoeksjournalisten)
- 2004: aanloop naar Am presidentsverkiezingen  mediamanipulatie door republikeinse
administratie v Bush  NY Times: ‘will we need a new ‘all the president’s men?’

de feiten:
- juni 1972: 5 loodgieters (inbrekers) worden betrapt in flat, gehuurd door de Democratische Partij
in Watergate-gebouw (Washington D.C.)
- context: aanloop naar de verkiezingen: herverkiezing Nixon (republikein) stond op het spel
- doel v/d inbraak: documenten stelen + afluisterapparatuur herstellen
- onderzoeksjournalistiek Washington Post + onderzoekscommissie Am Senaat  betrokkenheid
Nixon en omgeving a/h licht
- Nixon zweert van niets te weten  wordt in november herverkozen
- vanaf november: waarheid komt a/h licht

35
- augustus 1974: smoking gun = finale harde bewijs  bandopnames uit Nixons bureau i/h Witte
Huis  president te maken met organisatie v/d inbraak + doofpotoperatie!  impeachment
procedure  aftreden in augustus 1974
- we kunnen 3 fasen onderscheiden…

FASE 1: Mythe v/d unanimiteit

- alle getuigenissen bevestigen de niet-betrokkenheid v Nixon


 was collectieve leugen, alle bronnen liegen in éénzelfde richting
- (a) sterke gelijkenis kan het gevolg zijn v het letterlijk ontlenen = zwakke bewijsvoering
- (b) sterke gelijkenis kan ook gevolg zijn v het feit dat de getuigen op het zelfde tijdstip, plaats
(Washington) dezelfde feiten op dezelfde wijzen observeerden = sterke bewijsvoering
-  vaak niet uit te maken of het om (a) of (b) gaat (zoals in Watergate)
- onderzoek:
o James Mc Cord: één v/d inbrekers:
 sleutel op zak v naburige flat in Watergate-gebouw
 in flat: geld, Nixon-propaganda
+ adresboekje: H.H.,W.W. = Howard Hunt, White House
= juridisch adviseur v Nixon
o  bewijst betrokkenheid in hoogste kringen!  nog niet v Nixon
o onderzoekscommissie v senaat: wil medewerkers Nixon ondervragen
 ‘vrijwillige’ ontslagen: bedanking in tv-toespraak v 2 topmedewerkers: Ehrlichman en
Haldeman
 minder uitvoerig John Wesley Dean: ontslagnemend adviseur

FASE 2: Meerderheid krijgt ongelijk: woord tegen woord; een onoplosbare patstelling?

- 1973: gefrustreerde Dean getuigt voor senaatscommissie


o  medewerking president aan doofpotoperatie
- alle andere Nixon-medewerkers ontkennen dit
-  over 1 feit: 2 totaal tegenstrijdige versies door 2 even bevoegde en geïnformeerde getuigen
- meerderheid haalt het hier

FASE 3: Hard bewijs

- Alexander Butterfield (medewerker Haldeman) in juli 1973:


o verhoor in senaatscommissie: in prime time op tv
o “hoe komt het dat u alles zo gedetailleerd onthoudt?”  president neemt alle gesprekken
op  praat zo zijn mond voorbij met het onthullen v/h bestaan v de bandjes
- Nixon weigert om bandjes ter beschikking te stellen v onderzoek
e
- dan selectief  daarna algemeen: toen bleek dat in 1 instantie de bandjes waren bewerkt
- bandjes = harde bewijs v betrokkenheid v Nixon
- getuigenis v Dean w bevestigd (6)
- juli 1974: impeachment procedure tegen Nixon
- augustus:
o Nixon overhandigt de omstreden banden (juni 72): gesprek Haldeman – Nixon, 6 dagen
na inbraak = bezwarend  smoking gun  Nixon = inspirator v doofpotoperatie
o Nixon treedt af als president

jongste variant v hard bewijs: DNA – analyse (Human Genome Project)  positivistische
bewijsvoering (zie CASUS: G Wells: National Science Foundation)

1.2. Redeneringen in het positieve

1.2.1. Analoge inductie (inductie: specifieke  algemene)

- verhelpt hiaat in de informatie door vgl met andere bronnen over explicietere analoge feiten
- steunt op de overtuiging dat de mens in analoge omstandigheden op identieke wijze reageert

36
- Woodward & Bernstein: getroffen door analogie met zaak v ‘Pentagonpapers’
o journalist Ellsberg had geheime dossiers uit Pentagon (ministerie v Defensie) over
Vietnam-oorlog buiten gesmokkeld
o op proces: bij hem + zijn psychiater ingebroken door Watergate-inbrekers
o Ehrlichman (Nixons topmedewerker: zie boven): betrokken

- Milosevic (voormalig Joegoslavische leider):


o vele gelijkenissen tussen oorlogen v Servië met Kroatie en in Bosnië en in Kosovo
o houding westerse mogendheden:
morele opstelling (Kosovo)  afwachtende wijze (Bosnië): massamoorden Srebrenica
 redeneren naar analogie kan gevaarlijk zijn!

1.2.2. Redernering met hypothesen


e e
- C. Bernard (2 helft 19 eeuw): eenvoudig model van redenering in 4 fasen
o observatie: analyse + kritiek v bronnen
o hypothese: poging tot verklaring
o analyse v/d consequenties v/d hypothese
o verificatie v die hypothese met andere feiten
- vooruitgang = dialectisch
o om probleem op te lossen: aantal bronnen
o lectuur v die bronnen: roept vragen op  vervormen/kleuren het probleem

vb: Moskou (aug 1991)


- observatie: coupleiders gaan stuntelig om met sovjettelevisie, laten Jeltsin (toen nog 1e
minister) met Am president Bush sr. telefoneren
- hypothese: de coup mislukte door geklungel met media door organisatoren, het handig
bespelen v/d communicatie door Jeltsin + publieke opinie, die de coup niet ernstig nam
- consequentie v hypothese: er moet achtergrond zijn voor Glaubensunwilligkeit v Moskovieten
 6 jaar glasnost (openheid): de klok kon niet meer terug gezet worden naar voor Gorbatsjov,
zoals putschisten dachten
- verificatie met oudere of latere feiten:
o vroeger: analoge emancipatieprocessen in gewezen Oostbloklanden (1989)
o later: stuntelige media-aanpak en leugenstrategie tijdens ramp met Koersk (aug 2000)
- onderweg: nieuwe hypothesen (door bronnen…)

VB: David Protess


o hoogleraar onderzoeksjournalistiek a/d Medill University v Chicago
o eindwerk: natrekken v afgehandelde moordzaken  toetsing v aard en kwaliteit v/d
werkmethodes
o onthutsende vaststelling: vaak slechts 1 hypothese vooropgesteld, waar men zelden nog
e
op terugkomt  een 2 of 3 hypothese plaatste de zaak direct in een ander daglicht
o 1999: bewijs v onschuld v Anthony Porter
 toen al 16j i/d cel
 enige kroongetuige: moordenaar vuurde met linkerhand  Potter was
rechtshandig
 echte dader kon worden geïdentificeerd en gearresteerd
 Porter ging vrijuit

- nieuwe ontdekking komt op ‘geschikt moment’, wnn de context ‘rijp’ is

1.2.3. Falsificatietechniek

- heel wat historici + wetenschapsfilosofen: oorzakelijke verklaring v voorval  men mag niet
enkel steunen op aantal vastgestelde feiten, ook op universele wetten en gedragsmechanismen
(psychologie)
-  onzekerheid

37
- Karl Popper (filosoof):
o twijfelt aan universele geldigheid  slecht observatie bij beperkt aantal gevallen  geen
echte kans tot verificatie
o daarom: falsificaties (pogingen tot weerlegging) nuttig  leiden tot verisimilitudo of
veriproximitas (benadering v werkelijkheid)
- Max Weber
o benaderende causaliteit => causale adequaatheid
- ook inductie: = noodzakelijk door veelheid v feiten  afleiden v algemene these 
falsificatietechniek (pogen te weerleggen)
- A.C. Doyle: Sherlock Holmes:
o abductie: eerst raden, daarna verifiëren:  eerst falsifiëren daarna pas deductie
o assistent dokter Watson: : ‘gezonde verstand’  moet Holmes’ hypotheses toetsen
o 19e eeuw: groot geloof in kenbaarheid v dingen
 via experiment en intellectuele inspanning konden alle problemen w aangepakt
 wetenschappelijk optimisme (door grote medische vooruitgang)
 hedendaagse variant: optimisme rond de genetische analyse v DNA
(bvb controverse rond afstamming v L XVI  kind was erfopvolger; via haarlok Marie-
Antoinette + bewaard hart v kind  onderzoek vernietigd voor aanspraken ‘valse’
Lodewijks)

1.2.4. Waarschijnlijkheidsredenering

- 2 hypothesen A en B over feiten uit 1900: beide argumenten pro en contra


 analogie-redenering
o zoeken naar context waar A en B eveneens mogelijk waren, maar de ene succesvoller
bleek dan de andere
o succescurve: in stijgende lijn  hypothese wordt waarschijnlijker: er zullen meer
argumenten moeten gevonden om ze te weerleggen dan om ze te bewijzen
- Blainey: “The Causes of War” (1973)
o Turkije  Rusland: tussen 1678 en 1878  10 oorlogen, geen beslissende overwinnaar
o hypothese: verkeerde inschatting v militaire potentieel v tegenstander  drm telkens
conflict
o pas 1878: beslissende overwinning Rusland  machtshiërarchie w duidelijk  geen
oorlog meer
o validiteit door succescurve in analoge casussen
 vb WO I: verkeerde info over Du vloot bepaalde de Engelse strategie  nodeloos
lange oorlog
- 2 hypothesen: volle bewijslast berust op wie in vgl met analoge gevallen minder succesvol bleek

1.2.5. Tegenfeitelijke redenering (counterfactual reasoning)

- theoretisch antwoord op vraag ‘Wat indien?’


o nut: relatieve belangrijkheid v/d feiten die wel hebben plaatsgevonden beter in te schatten
o ev. ook om impact v/e persoon/gebeurtenis, situatie beter in bepaalde context te situeren
- Geoffrey Barraclough: (eind ’60)
o mogelijke impact v militaire reactie v Eng + Fr  Du militarisering v Rijnland (tegen
vredesverdrag Versailles)
o achterliggende redenering: mss vertragen of verhinderen v WO II
o conclusie:
 krachtige reactie zou de nationale trots binnen Du nog meer opgezweept hebben
- enkel door goed geïnformeerde historici uit te voeren

1.3. Redeneringen in het negatieve: het zwijgen v/d bron

= argumentum ex silentio  conclusies

vgl v bronnen: opvallend zwijgen v bron  zwijgen wss opzettelijk: motief


- opsporen context v feiten: kan onthullend zijn voor motieven v/h zwijgen

38
- voorwaarden
o de zwijgende auteur moet in staat zijn geweest het feit te kennen
o moet de intentie gehad hebben alle elementen op te sommen uit klasse v/h verzwegen
feit
o mag niet materieel/moreel zo geremd zijn dat hij het niet kon meedelen

totale afwezigheid v informatie/documenten  vermoeden dat het wel gebeurd is


- de vermoede feiten waren zo essentieel dat ze hadden moeten worden vermeld indien ze ook
werkelijk zouden zijn gebeurd
- Langlois&Seignobos: hoe groter de kans dat documenten verloren gingen, hoe kleiner de
e
waarschijnlijkheid v argumentum ex silentio (dus zwakker argument voor ME dan voor 19
eeuw)
o juiste stelling, maar restrictie nodig:
 ME: er werd veel gekopieerd
 ME: veel perkament werd herbruikt  tekst werd uitgekrabt
 dus: overlevingskans v documenten = grillig gegeven
o andere restrictie:
 niet opgetekend wegens te evident of niet relevant
 niet alle opgetekende feiten zijn gebeurd
o zwijgen kan schijn zijn: niet-perfecte overlevering: verdwijning v deel v/d bron
- ontmaskeren v zwijgen: aangepaste techniek
o 3e fase Watergate: bandjes Nixon  zwijgen = selectief censureren

CASUS: Libanon, Sabra & Chatilla, donderdag 16 – zaterdag 18 september 1982

Bechir Gemayel (Falangisten) vermoord op 14 sept. 82


Menahem Begin (premier Is)
Ariel Sharon (min defensie Is)
Yitzak Shamir (min buitl Is)

wat vooraf ging:


1967: zesdaagse oorlog: Israël wordt aangevallen
 bezetting v Palestijnse gebieden PLO: aanhang in vluchtelingenkampen
1973: Yom Kippoeroorlog: Israël wordt aangevallen
1982: peace in Galilea: inval in vluchtelingenkampen: Israël = agressor
 PLO uit Libanon, Hamas & Hezbollah (terreur) nemen rol over
 Shraron wil persoonlijk afrekenen met Arafat: frustratie

- 1982: Israëlisch leger o.l.v. Sharon (min defensie); rechtse Likoetregering onder Begin
(premier)
- inval in Libanon tegen PLO  stoten door tot in Beiroet: kampen worden omsingeld
- 12 augustus 1982: PLO-strijders moet wapenbestand tekenen en verlaten Beiroet
- 14 september: moordaanslag op Gemayel (falangisten): Sharon schuift dit in de schoenen v
PLO
- 16 september tot 18 september: genocide in kampen v Sabra & Chatila
- berichtgeving op 18 september: BBC (camoufleren en toegeven)
e
1 reactie: premier Begin (Israël) zegt dat dit het eerste is wat hij er van hoort  genocide was
al 2 dagen bezig!
- later: falangisten waren enkel op zoek naar PLO strijders => waren uit op bloedbad, wraak
- snel toegeven: brutale reactie
- pers mag niet bij de kampen door het Israëlische leger  wisten v/d inval door falangisten, maar
deden niks om het moorden te stoppen
- vervolg: Sharon trekt zich politiek terug (als minister v defensie)  wordt verantwoordelijk
gesteld vr gebeurtenissen Sabra & Chatilla (niet ingrijpen) door Commissie Kahane (okt – dec
1982)
- Sharon vindt 1982 gerechtvaardigd + schuift het in de schoenen v zijn politieke tegenstanders
e
- 2001 (?): Shraron wordt verkozen als 1 minister
- België: klacht tegen Sharon: zaak Sharon (2001 – 2003)

39
o nieuwe getuigenissen: bvb Robert Fisk (The Independent):
“De grote beschavingsoorlog, De verovering v/h Midden-Oosten (Amsterdam, 2005):
 verband met zijn persoonlijke geschiedenis
 ‘clash of civilizations’ + inscriptie op medaille van zijn vader (WO I): zoektocht
naar waarheid over zijn eigen vader in WO I + zijn eigen leven als journalist in
het Midden-Oosten
 11/09: artikel aan het verbeteren over S & Ch en de escalatie v/h geweld in
Midden-Oosten  aanslagen WTC: schrijft artikel met link naar toestand i/h
Midden-Oosten: niet enkel wie? ook waarom?: link met S&Ch: wat Amerika
als symbool is gaan betekenen in het Midden-Oosten
o mogelijke motieven:
 Palestijnen verdrijven, Libanon onderwerpen
 confisceren v/h PLO archief
- 24 jan. 2002: moordaanslag in Beiroet op Elie Hobeika: betrokken bij alle contacten tussen de
milities en Israëlische geheime dienst
o schuldige: Israëlische geheime dienst: Hobeika was getuige, had bewijzen tegen
Israël
- Ooggetuige op site: Souad Drour: spreekt over slachtingen, verkrachtingen… in Sabra &
Chatilla

wat volgt: 1982: PLO uit Libanon, Hamas en Hezbollah nemen rol over
1985: Israël trekt zich terug uit libanon
1987: eerste intifada
2000: tweede intifada
2005: ontruiming Gaza-strook
2006: Is offensief in Libanon (tegen Hezbollah)

2. De feiten: Bouwstoffen voor de historicus

2.1. Zijn feiten eenmalig of recurrent?

- theoretisch: historische gebeurtenissen = uniek en eenmalig  onweerlegbaar


-  abstractie v bijkomstigheden: situaties herhalen zich gelijkaardig ~ recurrentie
- wnn mens in analoge situaties analoog reageert op dezelfde uitdagingen  veralgemening +
relatieve voorspelbaarheid v gedrag  geschiedwetenschap stijgt dan uit tot ± verklarende
gedragswetenschap (niet meer louter beschrijvend)
- als historici: enkel eenmalige feiten vaststellen
e
 dan: opstand Luddieten (begin 19 eeuw) (industriële machines: verantwoordelijk voor onheil)
 nu: gebeurtenis op lange lijn v protest tegen onbeperkte economische groei (Club v Rome,
anti-globalisten): krijgt betekenis
- Gaus: Opgang en verval v extreem-rechts. Bijdrage tot de studie v politieke cycli (2004)
o Gents historicus, politicoloog
o meer uitgesproken op zoek naar recurrenties (zoals Jan Dhondt al in ’70)
o studie (2004): autoritair syndroom: extreem rechtse politieke bewegingen in meeste
Europese landen  irrationalisme, leidersbeginsel, totalitair, gewelddadigheid, extreem
nationalisme, religie, anti-feminisme,…
o ’30: Freud (Das Unbehagen in den Kultur), Reich en Huizinga (In de schaduwen v
morgen. Een diagnose v het geestelijk lijden v onze tijd): gelijkaardige ideeën: collectieve
psychologische attitude gekenmerkt door regressie
o verband tussen opstoot autoritair syndroom en dieptefase in Kondratieffcycli (econ cycli v
lange duur, 50 à 60j, onzichtbaar vr tijdsgenoten)
o afwegen v impact en nut v strategieën waarmee democr regimes met extreem-rechts
omgaan mogelijk
o naast economische, ook politieke cycli
o verdere toetsing v toe-en afname v maatschappelijke en individueel beleefde spanning:
fictie (roman en films)  Gaus & Van Hoe: Film en tijdsgeest (1939-2004). Filmgenres,
conjunctuur en het gevoel v/d massa

40
2.2. Grote en banale feiten en hun kenbaarheid

- verschillende soorten feiten met verschillende diepgang


e
- positivisme 19 eeuw: probleem waar-vals enkel voor harde en relatief eenvoudige feiten:
gebeurd of niet gebeurd

- het eenvoudig-evenementiële: nog gradaties v zekerheid


o eenvoudige materiële waarheid: enkel vaststellen v/d feiten
bvb transporten v joden  eenvoudig vast te stellen: gedetailleerde transportlijsten
o statistische waarheid:
bvb het aantal slachtoffers v/d holocaust  discussie negationisten
o psychologische en emotionele waarheid: intenties en belevingswereld v hist acteurs
bvb. de verwerking v de holocaust, vele motieven mogelijk
- het algemeen-evenementiële: moeilijker
o wat deed WO II uitbarsten?  uiteenlopende antw (ideologisch, militair, economisch,
sociale en politieke factoren)  wie bepaalt dit?
- het niet-evenementiële: andersoortige zekerheid
e
bvb Bassani (20 eeuw): romans en novellen: stuk waarheid + stuk fictie
e
- 19 eeuw: meeste historische werken over grote politieke gebeurtenissen
o Fr: jaren 60, 70: ‘histoire-batailles’ (bvb Duby): geschiedenis beperkt tot verhaal v
politieke en militaire dominantie  maar: kritische ingesteldheid aangewezen
o 2004: groep o.l.v. Offenstadt: gereputeerde veldslag uit WO I:

Slag bij Le Chemin des Dames, 1917(CASUS) – studie v Offenstadt “de l’évènement à la
mémoire’
- = weg op heuvelrug  strategische plaats in WO I (genoemd naar dochters v koning Lodewijk XV)
- verzamelnaam offensieven 1917: Fr  Du : veel doden en gewonden: symbool voor
oorlogswaanzin v WO I
- 16 april: Nivelle lanceert groot offensief  grote ramp  muiterij
- Pétain neemt op 15 mei het bevel over van Nivelle = keerpunt v mentaliteit
- muiterij in het Fr leger
o voor Pétain: 26 incidenten
o na aanstelling Pétain: 229 incidenten
o niet causaal: meeste achter het front + verband stakingsgolf fabrieken, Oktoberrevolutie
- La chanson de Craonne: anti-oorlogslied (ongenoegen)  Craonne = verwoest dorpje
o chanson palimpseste: populaire liedje (voordien banaal liefdesliedje)
- poilus
De franse soldaten verbleven een periode van twee weken in de voorste linies, vaak onder zéér erbarmelijke omstandigheden. Onder
vuur van de vijand, uitgeput, vervuild en verhongerd keerden de soldaten terug naar de achterste linies om na een korte repose terug te
keren naar de hel van de loopgraven. De naar de achterste linies terugkerende soldaten waren helder te onderscheiden van hun
collega's van de aflossing: naast de door modder doordrenkte uniformen camoufleerde een baard van twee weken de gelaten
gezichtsuitdrukking. Deze mannen, die zich twee weken nauwelijks hadden geschoren, kwamen terug als 'bebaarden' ofwel 'poilus'.
Het werd hun geuzennaam.

> afzondering v reeks militaire feiten als aparte veldslag = problematisch


> slag in verband brengen met het grote offensief: nederlaag w overwinning
(1918: doorbreking v vijandelijke linies)
 in april/mei was het een nederlaag, maar in september olv Pétain een overwinning
 veldslag andere status naargelang het moment
 Nivelle krijgt de schuld, Pétain de heldenstatus
- film Stanley Kubrick: ‘Paths of Glory’ (1957): Colonel Dax verzet zich tegen generaal en
verdedigt de bestrafte soldaten
o reactie: woede v Fr militairen
o tot ’75 mag film niet openbaar vertoond worden in Fr (anti-oorlogsfilm)
o 1998: officiële toespraak: eerherstel van soldaten (Jospain)
e
- 19 eeuw: succes v/h kapitalisme  interesse vr geschiedenis v grote industrieën /
handelsvenootschappen i/h verleden
- na WO II: moderne sociale welvaartsstaat: interesse voor sociale fenomenen, soc/econ
kortsluitingen en mentaliteiten

41
- later: o.i.v. (neo)marxisme: aandacht voor de kleine man:
o banale handelingen + sociale codes (Brecht, 1e helft 20ste eeuw)
o Elias: omvangsvormen i/h AR (’39)  pas in ’68 impact
- archeologie v/h meest eenvoudige  het alledaagse:
o slechts waarneembaar op een afstand in andere tijd/ruimte/milieu
o determinerend, tiranniek  we ontsnappen er niet aan
o was voor tijdgenoot vaak niet spectaculair genoeg om op te schrijven
o relatief begrip: opstapeling v wreedheden kan leiden tot bagatellisering
bvb Eichmann: konvooien v gedeporteerde joden = banaal logistiek & boekhoudkundig
probleem

2.3. Harde feiten en opinies

2.3.1. Van mentaliteitsgeschiedenis naar geschiedenis v/d representatie

- Ranke en meeste positivisten: interesse voor de harde feiten  uitwendig waarneembare


handelingen
- Langlois&Seingnobos: ‘pas de documents, pas d’histoire’  gesch w met geschreven
bronnen gemaakt  opinies, dromen, ideeën: te ongrijpbaar voor wetenschappelijke analyse;
stemmen niet overeen met de reële gang v zaken
o opinies: vaak in strijd met werkelijkheid, maar! drm waardevol studieobject  zie: sociale
wetenschappen (opiniepeilingen…)
o foutieve kennis/geven v onjuiste info vaak even/meer determinerend vr hist verloop

 bvb mediaberichten over massagraf v Timisoara (Roemenië): meer dan 5000 doden door
Securitate (geheime dienst) = non-event  bewuste manipulatie om Roemeense leider Ceaucescu
sneller te kunnen uitschakelen: grote invloed in O en W Europa

- interesse voor psychologische en affectieve factoren die massa/individu in beweging brengen


= mentaliteitsgeschiedenis (nieuwe tak) (vanaf ’60, Fr)
o voorloper: Huizinga (Herfsttij der ME)  ontdekt door Fr na 2e vertaling (ingeleid door
Annales topman: Le Goff)
o definitief ontgonnen door de Annales: Febvre & Bloch (vanaf 1929)
o onbewuste mechanismen, niet gepersonaliseerde en automatische sociale praktijken
o groot commercieel succes bij breed publiek: geschiedenis over seksualiteit, sentimenten...
o Fr historici: trendsetter: Vovelle, Aries, Le Goff, Duby, Muchembled
o resultaten door kwantitatieve methodes (ontwikkeld dr soc-econ geschiedenis ’50)
 evoluties op lange termijn
- vanaf ’90: o.i.v. linguistic turn: zwakheden v mentaliteitsgesch ingezien
o simplistische generalisaties/veralgemeningen
o te weinig gevoel voor individuele variatie (bvb lange termijn evoluties)
o  geschiedenis v/d representatie: theoreticus: Chartier
 sociale gesch v/h culturele w culturele gesch v/h sociale
 door erfenis v mentaliteitsgeschiedenis + kwalitatieve benadering
 via representatie: gedifferentieerde ‘lezing’ v samenlevingen
 herwonnen belang v kennisleer + hermeneutiek (regelleer bij uitlegkunde) +
constructivisme in andere menswetenschappen

2.3.2. Opinies, geruchten en legenden

hoe kunnen mentale feiten die zich in het niet direct tastbare bevinden gekend worden en afgeleid
worden uit bronnen?

OPINIES

klassieke mentaliteitsgeschiedenis:
- indirect materiaal wordt op seriële basis uit bronnen gehaald, die niet bewust ontworpen werden
met een vraagstelling die naar mentale processen peilt
- bvb uit bevolkingsregister (soc boekhouding) w info over kinderen vr het huwelijk gehaald 
peilen nr opvatting over seksualiteit + impact kerkelijke leefregels

42
opinies en representatie:
- inbreng v mediawetenschap: Silbermann: onderscheid tss factoren vr meningsvorming
o media activeren/versterken bepaalde meningen
o persoonlijke factoren: milieu, materiële en geestelijke omstandigheden,…
o invloed v opvoeding en onderwijs
e
 vb sociale opvatting v 19 eeuw achterhalen via schoolboeken v lager onderwijs:
normen (waarderen v werklust…)
e
A De Baets: systematisch onderzoek v schoolboeken over voorstelling v 3 wereld in het
onderwijs
- mentaliteiten: kenmerken
o lage bewustzijnsgraad
o traag evolutieritme
o collectief karakter
- fictie: bron om binnen te dringen in mentaliteit + representatie v bepaalde samenleving (meter v
sociale en mentale mutaties)
bv Engelse film tussen ’50 en ’70: v Victoriaanse preutse samenleving (50)  open permissive
society (60)  multicultureel (bvb films Ken Loach)
 met veel omzichtigheid gebruiken
- fictie: kan ook heilzame escapade zijn (bvb stationsromannetjes vr arbeiders 19e eeuw) of
bevestiging v angsten/vooroordelen (bvb Zola: zelfkant v MY + proletariaat)
(laat ME toneel: vertier + bevestiging vooroordelen)
 prominent aanwezig bij medio-neerlandicus H Pleij
- tussen fictie en realiteit: merkwaardige dialectische relatie
 romans/films: provoceren imitatiegedrag (vb. NY-ers: Woody Allen-humor? of Woody Allen:
NY-er humor in zijn film na observatie?)

- rol v massamedia in ontstaan v opinies bij brede publiek:


o ambitie: individuen/groepen winnen voor bepaald standpunt;
4 elementen:
> bron (zender)
> ontvanger (publiek)
> medium
> boodschap
o hoe groter de autoriteit, hoe groter de impact v d bron
o kan eerst negatief werken (ontvanger wordt geforceerd zich tegen zn overtuiging te
gedragen)  daarna: verandering overtuiging om overeen te stemmen met groep
o doel: boodschap tot wezenlijk deel v verstandelijke structuur v ontvanger te maken
 door (volgens cognitieve dissonante theorie):
e
> beide zijden v geschilpunt te presenteren aan niet-overtuigden (soms 1 overtuigender,
e
soms 2 )
> boodschapper: speculeren op emoties, angst en verwachtingen

VB: CASUS: Val v Berlijnse muur


- DDR: sociaal-politieke onrust: betogingen voor meer vrijheid, politieke hervormingen
- DDR komt onder druk te staan
- 9/11/ 1989: Egon Krenz roept zitting v Centraal Comité v/d communistische partij bijeen
 nieuw reglement over uitreisvisa voor korte duur (aanloop nr sterkere liberalisering)
- foute communicatie: nieuws wordt voor deadline vrijgegeven op persconferentie
- woordvoerder: Günther Schabowski: krijgt papiertje mee  begrijpt de inhoud niet helemaal
- vertegenwoordiger belooft veel meer dan beslist in de partij  wordt uitvergroot door de media
 kettingreactie  aan grensposten: grote massa Oost-Berlijnse burgers  leidt uiteindelijk tot
de val van de Muur: door volksmassa bepaald

GERUCHTEN
- belang v/h gerucht in opinievorming v brede massa (zie CASUS)
- (vaak) vals gerucht: basis v ontelbare handelingen en reacties

43
VB: La rumeur d’Orléans: 1969 (Fr pers): joodse winkeliers zouden meisjes aanwerven als
winkelbediendes om ze te laten verdwijnen i/h prostitutienetwerk
 geen enkel meisje was vermist

- gevolgen kunnen bestudeerd worden, niet de herkomst  meestal anoniem


- zeer vaak in speculatieve context bvb beurs

VB: 2005  gerucht dat Am frisdrankengigant de Fr zuivelgigant Danone zou overnemen


 waarde van aandelen Danone direct een recordhoogte

- specifiek studieterrein: wisselende effectiviteit v ‘geruchten’


o op dit vlak: mentaliteit sluit aan bij representatie
o in bereidheid om geruchten als waar aan te nemen: ≠ elementen i.v.m. collectieve
zelfbeeld en identiteit
o onderzoek: Lecuppre (Fr mediëvist; 2005): valse koningen in ME (miraculeuze
terugkeer v kruistocht)  men was bereid de dood gewaande vorst i/e bedrieger te
herkennen
e
> graafschap Vlaanderen (13 eeuw): valse Boudewijn IX (keizer v Lat keizerrijk in Byz)
: grote bereidheid om zich (tijdelijk) met de bedrieger te identificeren
> Duitse Rijk: dood v Frederik I Barbarossa: onderbouwt heilsverwachting + hist roeping v
e
Du volk  nefaste rol  misbruik door Hitlers 3 Rijk

- opstapeling v geruchten tot coherent geheel dat collectief patrimonium w v/e groep/volk =
LEGENDEN

2.3.3. De afstand in tijd tussen historicus en feiten: spagaat v/d eigentijdse geschiedenis

historicus v/h recente verleden (eigen tijd)


- voordeel:
o kan gegevens verifiëren via interviews met nog levende ooggetuigen + situatie o/h terrein
 WO II: belangrijke onderzoeksresultaten (bvb B De Wever en lln)
- nadeel:
o nog niet alle archivalia zijn toegankelijk
o moeilijk zich volkomen passieloos op te stellen tgov. zelf beleefde gebeurtenissen
 nog geen gebruikelijke afstandelijkheid tgov. de feiten/hoofdrolspelers

 wordt blijven in vraag gesteld


- tegenover klassiek sociologische onderzoek (publieke opinie)
- vanuit behoefte om aansluiting te vinden bij de gesch v/d representatie + los te komen v/d
dominant geworden politieke gesch

historicus v eigen tijd


- rol v ‘rechter’: dr discussies over nog niet verwerkte trauma’s uit recent verleden
 vb Lumumba, Srebrenica, Nederlandse VN blauwhelmen, wet op koloniale verleden (Fr,
nadruk op positieve effecten v/h Franse optreden)
- moeten duidelijkheid scheppen in politiek erg openlijk gevoerd en emotioneel geladen debat
- maatsch rol als intellectueel + behoeder v deel v collectief patremonium
- tss reconstructie en interpretatie v/d feiten: grote kloof
e
sinds 19 eeuw: spanning binnen de geschiedenis
- hermeneutische aanpak:
o essentieel beschrijvend
o noodzakelijk: intuïtief inleven in opvattingen, gevoelens v tijdgenoot

- geloof in bestaan v zekere wetmatigheid in gesch
o herkennen v recurrente verschijnselen
o gesch beschrijft + verklaart

 scherpe spanning in hist benaderen v verschijnselen met grote emotionele impact/betrokkenheid

44
VB: Holocaust
- E A Cohen (1979):
o analyse v/d situatie is niet mogelijk voor wie het niet a/d lijve heeft meegemaakt
o Sobibor (perfide concentratiekamp): Arbeitsjuden: collaboreerden met Du  werden zelf
slachtoffer  volgens hem helemaal niet aanvaardbaar
o hoge muur tussen overlevenden v/d kampen en anderen
o slachtofferperspectief = allesoverheersend

- Guy Van Den Berghe:


o verlaat strikt slachtofferperspectief  ook daderperspectief
o niet enkel waarom (ik)? maar ook het hoe is cruciaal
o => zijn mening vormt een minderheid

- D Goldhagen:
o Hitler’s willing executioners. Ordinary Germans and the holocaust (1996): Du volk was
voortbestemd om massaal aan antisemitisme + holocaust schuldig te maken
o extreem doortrekken v slachtofferperspectief
o extreem intentionalistische visie: alles in functie v vooropgesteld doel
o scoort goed bij grote publiek

ILL: foto joods ghetto in Warshau: jongentje met handen in de lucht


- slechte levensomstandigheden  joden in opstand: straatgevechten met Duitsers
- normale foto: hele groep joden onder schot gehouden door militairen
- bijgesneden foto: enkel het jongetje met zijn handen in de lucht  wekt meer medelijden
 slachtofferperspectief
- wordt misbruikt door negationisten: argument voor manipulatie

- hoe meer bronnen beschikbaar, hoe minder evident hun consulteerbaarheid


- grote dosis geheimhouding uit veiligheidsmotieven
vb ’64: dossiers Vietnam-oorlog ontoegankelijk  ’71: Pentagon papers (gestolen door David
Elsberg): beslissing om Vietnam te bombarderen was al voorbereid voor de aanval op VS
vaartuig (voorwendsel om bombardementen uit te voeren)
- beïnvloeding v beeldvorming: dr toekomst weten v feiten
o ander oordeel
o elk feit hangt samen met hedendaagse feiten, voorafgaande feiten
o ware betekenis door de toekomst
vb Commune v Parijs  pas later zag men welke betekenis dit heeft gehad voor het
denken en handelen v velen, o.a. uitbouw v marxistisch gedachtegoed
o heden = niet bestaande raaklijn tussen verleden en toekomst
o gebeurtenissen v verleden blijven vaak het heden determineren => we leven permanent
met het verleden

3. Decoderen van de motivaties v/d historische acteurs

- de mens wordt tot handelen gebracht dor vele ‘motoren’  de modale mens ‘l’homme moyen’ =
eerder methodologisch hypothese dan een in de werkelijkheid voorkomend gegeven
- in praktijk: mengeling v uiteenlopende drijfveren als verklaringsmotief voor het voorkomen v/e
historisch feit

3.1. Ideologie, godsdienst, klerikalisme, antiklerikalisme

- aantal Griekse auteurs: opperwezen grijpt willekeurig in in het historisch proces  mens is niet
vrij
e e
- Augustinus (mid 4 – mid 5 eeuw): leven en geschiedenis = strijd v Godsrijk (licht) en aards
rijk (duisternis) (lineair denker: gesch = goddelijk plan)
o directe invloed op ME denken
o basiswerk: Civitas Dei (de stad Gods): ca. 500 HS in ME
o ook invloed latere eeuwen:

45
 gedachte strijd tussen goed en kwaad = fundamenteel kenmerk v vele religieuze
opvattingen
 geloof = richtsnoer, bepalende zingever v handelen  doel. gunstige status na de
dood
 heilige oorlogen: kruistochten, reconquista
o Golfoorlog: Saddam Hoessein en Bush sr:  beriepen zich op God
o Strijd tegen internationaal terrorisme = strijd tussen goed en kwaad:
Bush jr.:’born again Christian’
o WO I en II: Gott mit uns
 godsdienstconflicten:
o 16e eeuw: prot  kath
o 19e eeuw: klerikalisme  anti-klerikalisme (Verlichting)
Fr: Kerk als instituut op pol & soc vlak voor het eerst gebroken
- behaviourism: via studie uiterlijke gedragingen (bv. hoeveel mensen niet nr kerk), innerlijke
zaken te weten komen
- professionalisering v geschiedenis: o.i.v. ideologische discussie tussen klerikaal – anti-klerikaal
o staatsbestuur: conservatief – liberaal?
o welke klemtonen leggen in hist legitimeren v bloeiende natie
- verdedigers v kerkelijk apparaat: stuk v macht gerecupereerd via rol v/d Kerk in onderwijs/soc
voorzieningen  tot 1958: politieke optie bepaald door keuze geloof/ongeloof
- secularisering v westerse wereld sinds ’60  rol v godsdienst GEEN onherroepelijk dalende
curve  1970 - 2000:
spanningsveld tss fundamentalisme  vrijere interpretatie v godsdienst
o zowel binnen christendom als islam
o westerse wereld: blijft fundamenteel zingevende factor:
vb media-aandacht bij overlijden paus Johannes-Paulus II (2005)
o terreur: islam (NY, Bali, Madrid, London)  reactie: Bush ‘war on terror’: religieuze
motivatie  geven beeld alsof onze MY w gedomineerd door strijd goed  kwaad
o = clash of civilizations: S P Huntington (1996)
o ‘global village’: religie blijft sterke motivatie om handelen v indiv/groepen te verklaren
o religie: vlucht om moeilijke omgang met vervreemdende elementen uit leven te herstellen
 onvrede met hedendaagse, moderne samenleving (= decadent, bedreigend) 
godsdiensten verkondigen herstel v verloren gouden tijd door leven volgens
religieuze regels
 cultuurpessimisme: eigen tijd = slecht, goede oude tijd kan terugkeren mits religie
 vb. jezuïet K Van Isacker ‘Mijn land in de kering’ (1978-1983): laat zijn religieuze
visie op de ontwikkeling v/d Belgische MY domineren

VB: Bush en het religieus discours


Bush sr.
- 1988: na 8 jaar Ronald Reagan (religieus geïnspireerd)
- George Bush sr. stelt zich kandidaat
- Pat Robertson: tv-predikant doet ook een gooi naar de nominatie
o maakt het Bush erg moeilijk
o politiek discours wordt religieus
- voorverkiezingen ’88: onthullingen bij tv-predikanten (overspel, fraude)
- Robertson verdenk Bush v/h ensceneren v de onthullingen
- Bush wint de verkiezingen  Robertsons invloed: politiek discours erg religieus

Bush jr.
- na 11/9: overdreven christelijk discours en taalgebruik
- kan de echte problemen niet oplossen
- predestinatie v VS: one nation under God
- Goed en kwaad, de missie v Americ
- for or against us
- niet meer het licht v Christus, maar het licht v Amerika
- Midden-Oosten ziet dit als een heilige oorlog

46
3.2. Sociaal-economische situatie

mens is sterk bepaald door sociale context

- Norbert Elias: Über den Prozess der Zivilisation:Het Civilisatieproces (1939): analyseerde het
geheel v sociale codes, grote invloed bij historici vanaf de late ‘60
o omgangsvormen ME & Ren: felle contrasten
o gedrag v eetgewoonten en dagelijkse lichamelijke verrichtingen
o niet kunnen ontsnappen a/d druk v sociale codes = kwestie v persoonlijkheid
• analyse v (non)conformisme nodig
- sociale verhoudingen/omgangsvormen: ontleend aan de sociologie
- Marxisme: discussie of de mens wel/niet handelt als lid v/d klasse waartoe hij behoort
o Marx: onderscheid objectieve en subjectieve klasse  het bij elkaar horen v mensen op
grond v/e gelijke positie i/h productieproces en op grond v/h bewustzijn v die gelijke
positie
o Lenin: 2 types v klassenbewustzijn

3.3. Rassen en racisme

- Jean-Marie Le Pen (2002): bleef één v/d 2 overblijvende kandidaten voor het presidentschap
- succes v/h Vlaams Blok (nu: Belang)
- Leefbaar Nederland: Pim Fortuyn
- revisionisme & negationisme (ontkennen v bepaalde dr historisch onderzoek aangetoonde feiten
& verbanden: vb Holocaust, Endlösung, steun v Vichy & Italië)
- België: veroordeling tegen de stichting ‘Vrij Historisch Onderzoek’
- Frankrijk: wetgevende initiatieven tegen racisme, antisemitisme
- rassenrellen in Zuid-Afrika & VS: apartheid, niet heftiger dan straatgeweld in N-Ierland
(tegenstrijdige godsdiensgroepen)
- echte basis v conflicten: (noch ras of godsdienst)meestal hidden agenda  v wil tot politieke
overheersing of sociaal- economische belangen
- niet biologische, maar politiek geconstrueerde notie ‘ras’ = cruciale factor
- zwarten & blanken in grootsteden: vertonen culturele/sociale gedragspatronen die leiden tot
wederzijds onbegrip & intolerantie
Wallerstein & Balibar (1991):
o dubbelzinnige identiteit v term ‘ras’ blootgelegd
o een irrationeel oordeel kan realiteit w: ‘self-fulfilling prophecy’
o 1965: Van Kappen: asociaal gedrag v zigeuners door rasfactor  sociologisch
onderzoek: vijandige overheid/omgeving dwingt deze groep tot dit gedrag: outcast-positie
- mensen hebben behoefte aan vijandsbeeld
o ME: op grond v godsdienst
o Verlichting: wortels v racistisch vijandbeeld: gaf aan alle wezens een vaste plaats in de
kosmos, schoonheidsideaal verbond met arische ras, Gr cultuur als enige grote
• Hyppolyte Taine: positivisme
• Thomas Carlyle: romantiek: ophemeling v Angelsaksisch element
• Augustin Thierry: theorie v perpétuité des races - Kervyn de Lettenhove
(Vlaamse tegenhanger)
• romantisch idee v Volksgeist : nationalisme, irrationalisme, racisme in de
politiek
• Darwin : ontwikkeling v/d soorten  wetenschappelijke legitimatie dat het ene
ras superieur is boven het andere
• Nietzsche: Übermensch: nazi-Du gebruikt als superras

CASUS: ZAAK DREYFUS (ca. 1890), anti-semitisme in Fr


- Frans legerofficier Dreyfus (joodse afkomst) wordt beschuldigd v doospelen v militaire info aan
de Duitse vijand (context: Fr Du oorlog)
- wordt naar strafkolonie gestuurd
- Emile Zola: brief a/d president in de krant waar hij de beschuldiging aanklaagt

47
visie op Joden in Vichy-Frankrijk
- Chiraq: als eerste president toegegeven dat de staat heeft meegeholpen aan de vernietiging v/d
joden in WO II (1995)
- ’30: opstoten v anti-semitisme
- 1940: nederlaag tegen de Duitsers: Fr bevolking wordt gemakkelijk slachtoffer voor propaganda:
men zoekt zondebok voor de nederlaag (bij linkse regering, o.l.v. jood (?))
- ’40: Vichy-regime:
o olv Pétain
o dienstbaarheid a/d Duitsers: ook specifieke wetten/vervolging voor/van Joden
o (ook in onbezet Fr: anti-semitisme: door ‘verlies’ zaak Dreyfus, afrekening met Fr
regering)
o Noord-Afrikaanse kolonies: veel joden  verliezen hun burgerschap
o joden = ziekte, plaag, die moest uitgezuiverd w:
• joodse goederen w aangeslagen
• joodse advocaten (intellectuele) w uitgezuiverd
• tentoonstellingen: ‘de jood’ = bedreiging, interne vijand
• propaganda, bevestigen stereotypes
o 1942 (januari) Wannsee conferentie: Endlösung wordt beslist
o april: in Vichy Fr: deportaties naar Auschwitz
o later: ook in onbezet Fr
o ook veel weerstand: ¾ kon ondergedoken leven bij vrienden
o Fr: dieper werkende politieke Verliching dan in Du: bredere basis voor verzet
o ¼ werd gedeporteerd: 2/3 daarvan waren vreemde joden (bvb gevlucht uit Du)

België: Lieven Saerens: Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis v Antwerpen en


zijn joodse bevolking (1880 – 1944) (2000)
- hoe is Antwerpen omgegaan met zijn joden?
- 1880: keerpunt: lokale gewelddadige acties tegen joden in Rusland
- joden vluchten naar W Europa (bvb Antwerpen): overzet nr Amerika, velen blijven zijn in vele
sectoren actief
- al na enkele jaren in de pers: anti-joodse artikels
- interbellum: ook in Vlaamse kringen joodse deelname
- 1929: economische crisis: keerpunt
o amnestiewet voor activisten/collaborateurs (Vlaamse zaak)  keren terug nr Vlaanderen
(met antisemitisme)
- 1930: voelbare economische crisis: ‘immigranten (joden) komen ons geld afnemen!’
- 1936: Antwerpen: incident  aanstelling joods rechter: groot protest v VNV & katholieken
- 1939: Vlaamse Advocaten Associatie: joodse advocaten w uitgesloten
- evolutie naar fysiek lastigvallen
- vanaf ’40:
o 1941: wetten: jodenster, mogen niet meer in het stadspark wandelen
o razzia’s rond Antwerpen: joden worden opgepakt  op transport naar Mechelen
o 2e razzia: anonieme waarschuwing door politie
o ca. 25000 joden worden gedeporteerd nr Auschwitz vanuit België (meerderheid uit A’pen,
daarna Brussel en Luik)
o Vlaanderen: grotere onverschilligheid door Kerk  grote instanties/autoriteiten zwijgen:
negatief voor publieke opinie

3.4. Ecologie en biologie

- ecologische geschiedenis: bij uitstek gediend v/e benadering over de lange duur
o eerste beoefenaars: Annalesschool (of toch door haar beïnvloed)
o voorlopers i/d lijn v Thomas Maltus: de relatie tss aantal te voeden monden & de evolutie
v/d voedselvoorraad als probleem geformuleerd
o centraal: de voor tijdsgenoten onzichtbare evoluties over lange termijn + resoluut
gekwantificeerde aanpak
o E Le Roy Ladurie: in AR was de mens in hoge mate gevangene v/h demografisch en
biologisch ecosysteem => nl. verhouding tss bevolking en landbouwproductie
 demografie en ecologie

48
• na 1300: recurrente verstoring v evenwicht tss bevolking en voedselvoorraad
(hongersnood)
• contactname v W met gebieden met ander ecologisch systeem: externe bacillen
& virussen: pest en syfilis
• derde demografische remfactor: oorlog  niet zozeer directe slachtoffers, maar
systematisch vernietigen v agrarisch productiepotentieel
 rol v biologie
• onderzoek v Crosby (Ecological Imperialism), Diamond en Mc Neill
• menselijke migratie, ontdekkings- en handelsreizen: oorzaak v verstrekkende
biologische uitwisseling :
o prehistorie: occasionele immigranten: insecten, microben
o verspreiding landbouwtechnieken: biologische uitwisseling tss Eurasia
en N Afrika: planten, dieren, microben
o na 1400: biologische globalisatie  Columbian Exchange: “ecologisch
imperialisme”:
 slavenhandel v Afrika: malaria & gele koorts
 Azteken & Inca’s: Europese epidemieën: pokken
 omgekeerd: syfilis

- afkomst Syfilis  HERZIENING: sporen v voor ontdekking v Amerika gevonden


e
(600 v C: Z Italië, 14 eeuw: Hull)
o onderzoekers hebben ontdekking v Amerika en medische beschrijving a/h einde v 15e
eeuw ‘morbus Gallicus’ foutief oorzakelijk met elkaar verbonden
o ziekte: religieus  straf v God => oorzaak: andere volkeren bvb indianen
o wordt eeuwenlang als waar beschouwd: men zoekt geen andere hypothese, tot de
archeologie met harde bewijzen kwam

- ecologische geschiedenis: nu
o op basis v hedendaagse globale problematiek zoals de effecten v global warming up 
discussies over al dan niet gericht optreden hiertegen (bvb Kyoto)
o er zal nog heel wat onderzoek gebeuren

3.5. Wetenschap en techniek

- ontwikkeling v schrift (ca 3300 v C)


e
- boekdrukkunst (15 eeuw)
-  twee essentiële momenten in de evolutie v/d mensheid
- drukken:
o veilig stellen voor toekomst
o systematische vergelijking
o voorbouwen op bevindingen en vondsten v vorige generaties
o gewonen mensen leerden lezen en schrijven: bevordering emancipatie
- Elisabeth Eisenstein: The printing press as an agent of change
o boekdrukkunst fundamenteel voor opbloei v Renaissance in 15e, 16e eeuw
• succes v Reformatie: pamflettenoorlog
• natuur- en menswetenschappen: versnellingsritme v intellectuele overdracht
o inspiratie voor het verkennen heel wat analoge historische processen v overdracht v
cultuur & technologie (bvb koloniale expansie, migratie, ontdekkingsreizen…)
- ESF (European Science Foundation; 2005): breed programma rond ‘cultural transfers, 1400-
1700’
o olv Robert Muchembled
- A Pacey (1990): toonde aan hoe dr de ‘ontmoeting v continenten’ technologie een dynamische
factor geweest is in de wereldgeschiedenis.
o elke beschaving: eigen dynamiek + invloed v andere culturen
o vb contacten dr kruistochten, uitbouw v feodale westerse bruggenhoofden in Nabije
Oosten  agrarische innovaties nr Europa
o Willem v Ruusbroec: bracht buskruit mee uit Mongolië (1215)
o islam: (Arabisch Spanje): papier en uurwerken + teksten (wetenschap, filosofie)
o Europese mijntechnologie nr Peru & Mexico (16e eeuw)  goud & zilver

49
e ste
- Europeanen (tss 16 en 20 eeuw): theorie v superioriteit tgov. niet-Europese volkeren, op
grond v wetensch en technologische creativiteit
- M Adas: Machines as the Measure of Men (1989): onjuiste beeldvorming
o discours om koloniale overheersing te legitimeren
o vanaf 19e eeuw (Industriële Revolutie): technologische innovatie w geïdentificeerd met
beschaving
o na publicatie Darwin (eind 19e eeuw): intelligentie en techniek w gekoppeld aan biologie
en ras
3.6. Macht

machtsverhoudingen berusten op sociale verhoudingen en zijn dwingend


macht kan bestudeerd w, door bvb machtsbronnen als criterium te nemen: macht kan gebaseerd zijn
op: geld, prestige, eigendom, competentie enz.

- klassieke sociologie (M Weber): macht :


o waarschijnlijkheid dat iemand zijn/haar wil kan opleggen niettegenstaande weerstand
bij de medeactor
o eenrichtingsverkeer en asymmetrie => traditionele manier v interpreteren
 macht w politiek benaderd
 klemtoon op instellingen die verantwoordelijk zijn voor het totstandkomen v de
regels en waken over het respecteren ervan
o politieke geschiedenis blijft beperkt tot studie v werking v instellingen

- nieuwe sociale geschiedenis: (’60):


o in groepen rond tijdschriften ‘Annales’ & ‘Past and Present’: belangstelling voor
machtsbouw v onderen uit
o ‘History from Below’:
 macht w niet langer beschouwd als van bovenaf opgelegd
 noch als evidente constructie v sociale verhoudingen
 macht w gezien als maakbaar & beïnvloed door wie haar onderging
 => hernieuwde belangstelling vr collectieve bewegingen, opstanden,
voorlopers v volksvertegenwoordiging = representatieve organen (late ME:
belichaamden vaak op georganiseerde wijze de officiële oppositie tegen de
vorstelijke macht ‘from above’
o Charles Tilley (socioloog): studie over Fr contra-revolutie uit 1793 in W Fr + sociale
e
onrust in Fr i/d 17 eeuw
 nieuwe impulsen a/d studie v/d staatsvorming
 kernthema v Europese gesch na 1500: opmars v kapitalisme en processen v
staatsvorming: Big structures, large processes, huge comparisons, 1985
• onderscheid tss
o capital intensive path: concentratie v kapitaal, via fiscaliteit =
doorslaggevend (bvb Nederlanden)
o coercion intensive path: pure dwangmiddelen =
doorslaggevend (bvb Fr)
• sociologen & historici groeien nr elkaar toe: methodologische
interactie  As sociology meets history (1981)
 grote invloed op recente Europese historiografie
• vb resource mobilisation theory (1978): isoleert 5 componenten die
toelaten politieke actie nu en in het verleden te evalueren (belangen,
organisatie, mobilisatie, mogelijkheden en collectieve actie zelf)
• vb European Science Foundation (ESF): onderzoeksprogramma olv
Wim Blockmans & Jean-Philippe Genet:
o onderzoek nr bvb oppositionele bewegingen in Gent
o in ME door M Boone
e ste
o in 19 en 20 eeuw dr Gita Deneckere
• manier v kijken/luisteren naar wat oppositiebewegingen te vertellen
hebben sluit aan bij manier waarop de linguistic turn teksten op
verschillende niveaus leest en decodeert
o vaak geen directe verslagen  hidden transcripts (Scott)

50
o de echte bedoelingen blijven verscholen
o geruchten,liedjes, toneelteksten, gebaren, hele theater v/d
machtelozen krijgt een belangrijke rol toebedeeld 
verklikker v opvattingen waarvr i/h officiële discours gn plaats
is

4. Van verhaal naar structuur en terug naar het verhaal: de geschiedenis op de


golven v/d interdisciplinariteit

- Paul Valéry (1931): krachtige kritiek op het misbruik v/d geschiedenis met ideologische/politieke
doeleinden
o geschiedschrijving was ongeloofwaardig en diende nergens toe
- WO I: had gefaald dit te voorzien, laat staan te verklaren
- interbellum: pogingen tot vernieuwing, lange strijd tegen instituten
- WO II: aanloop  intellectuele verwarring
- na WO II: Nouvelle Histoire rond het tijdschrift Annales + New Left + nieuwe sociale
geschiedenis + nieuwe cultuurgeschiedenis
o geloofwaardigheid: niet door voorbarige wetmatigheden, ‘objectivisme’, ‘pure feiten’
o (1) zoeken naar politieke, sociale, culturele systemen en diepere oorzaken  niet
verhalend, maar geschiedenis vanuit vraagstelling, antwoorden op MY vragen
* verhaal  structuur
o (2) overnemen v theorieën en verklaringen uit de sociale wetenschappen om
mechanismen in de MY te begrijpen
 statistici: systematisch
• Kondratieff: long run bewegingen
• J Forester: 1 v/d auteurs v Rapport v Club v Rome:
o onzekerheid in MY en wetenschap door geografisch en
chronologisch te kortzichtige visie o/d geschiedenis
o men zocht antwoorden v crisissen op korte termijn + in
conjectuurgolven v nationale economieën = dubbele fout
o er is wederzijdse dynamiek tss industrie- en
ontwikkelingslanden + observatie v lange termijn = vereist
 kritiek: Fukuyama: het einde v/d geschiedenis
 grote verhalen zeker sinds 11/9 terug
 grote syntheses en samenhangen v/d nieuwe gesch werden aan
deconstructie onderworpen  door linguistic turn ontmaskerd als een
zoveelste visie op gesch
o (3): inschakelen v verworvenheden v/d studie v taal, teksten en tekens
* structuur  verhaal
 de geschiedenis wordt voorwerp v bevraging en kritiek
 zelfreinigend mechanisme: autokritiek  nog verre v uitgewerkt
• elke methode kent haar overdrijvingen en beperkingen
• gevaren en risico’s v interactie met soc wetensch:
o valkuil v anachronisme: elke tijd stelt nieuwe vragen aan 1
zelfde verleden, telkens nieuw beeld v dat verleden  fataal
gebruik v termen/begrippen die de tijdgenoot niet kende
o modelmatige, conceptualisering  gevaren v fout
generaliseren

4.1. De sociale wetenschappen: de invloed v grote theorieën

- jongste 50 jaar: gesch doet beroep op sociale wetenschappen


- oorspronkelijk verschil tss gesch en sociologie
o gesch: minder het accent op het wetmatige  zagen in dat de evolutie v/d mens ook
een biologisch-genetisch en sociaal-cultureel proces is
o socio: focus op handelingen v mensen in collectief verband  zagen in dat het verleden
een enorm reservoir is voor diepgaande verklaringen, dat niet zomaar kan terzijde
gelaten w

51
- combineren v diverse soc wetenschappen  vernieuwende visies op mens en MY en
provoceerde nieuwe vraagstellingen

4.1.1. De grote theorieën: Marx, Weber en Durkheim


e
Marx (19 eeuw)
- enorme invloed op alle sociale wetenschappen, ook niet-marxistische vb H Pirenne
- door synthese over het verband tss econ structuur, sociale strevingen en politieke systemen
- denkt volgens dialectisch paradigma v Hegel: these, antithese en synthese
o weigert om in de eenvoudige oorzaak vs gevolg relatie te denken
o wederkerigheid staat centraal: ook relatie theorie en praxis  past dit toe op de
historische evolutie: de dialectische relatie tss materiële productiekrachten en sociale
productieverhoudingen is de basis v alle sociale mutaties. de geschiedenis is in deze
redenering een opeenvolging uiteenlopende productievormen en maatschappijvormen
die daaraan vast zaten = historisch materialisme
o ook andere determinerende factoren: techniek, ideologie, het spirituele
o naast economische structuur  ideologische bovenbouw: dialectische relatie
- na WO II: Oostbloklanden: verstarde doctrinaire versie v marxistische geschiedschrijving
- W Europa: boeiende variaties
o J Romein & K Wittfogel
e
o 2 Annalesschool: F Braudel  sterk beïnvloed door marxisme zoals dit verder is
uitgewerkt door Sartre, Althusser, Mandel enz.
o sinds ’70: discussie tot vernieuwing v marxisme
o F Furet: epigoon v Annales school (volgt enkel na, gn nieuwe ideeën): meer liberale
opstelling
o Bourdé en Martin: hoofdstuk over inspiratiebronnen v Annales-school
e ste
M Weber (Du socioloog-historicus) (19 , 20 eeuw)
- sociologie = wetenschap die de concepten en empirische regelmaten moet aanreiken waarmee
de gesch tot verantw causale relaties moet komen
- probeerde Methodenstreit tss nomothetische denkers (wetmatigheden ontdekken) en
ideografische denkers (enkel beschrijven) te overbruggen
- basisidee: nuttige concepten kunnen als ‘ideaaltypen’ fungeren, die de basis zijn voor
typologieën, gepuurd uit de abstrahering op basis v de observatie v vele empirische gegevens
o vb v historisch ideaaltype: kapitalistische markt, vb v/e algemeen sociologisch
ideaaltype de bureaucratie
- causale relaties = belangrijk => causale adequaatheid: verder dan waarschijnlijkheidsuitspraken
kunnen we niet komen
- rationalisatie v/d samenleving: de zin die actoren aan hun daden geven, halen ze niet in 1e
plaats uit hun individuele psychische gesteldheid, maar uit de cultuur v/d sociale organisatie
waartoe ze behoren
e
o intrinsieke samenhang: Wirtschaf und Gesellschaft (1922): verband tussen 16 -
eeuwse kapitalisme en de mentaliteit v calvinistische milieus (ascese +
levensverzekering vr het zielenheil)  het protestantisme zou dé voedingsbodem v/h
moderne kapitalisme geweest zijn
e
 ontwikkeling v/h kapitalistisch systeem in de 16 eeuw w ondersteund door
een uit het calvinistisch volgende ethos (aanvaarde en rationele levenswijze)
 ethisch rationalisme is de basis voor een actieve levensinstelling 
calvinisme is dus een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan v/h
kapitalisme
 er is geen monocausale relatie tss het kapitalisme en calvinisme, maar wel
een causale adequaatheid (geschiktheid)
 (nuanceert Marx’ strak dogmatische samenhang)
- invloed
o R H Tawney: Religion and the Rise of Capitalism (1926) + A Fanfani: hebben dit
genuanceerd door erop te wijzen dat het kapitalisme even sterk is opgebloeid in de
e
katholieke landen v/d 16 eeuw en zelfs al voordien voorkwam

52
 doet niets af aan het bestaan v specifieke relaties tussen bepaalde sociale en
godsdienstige groepen en de invloed v ideologie op econ bezitsvormen en
gedragingen
o EE Hagen: On the Theory of Social Change (1964): dergelijk verband voor methodisten
en dissenters  minder te wijten aan de godsdienstige factor, dan aan de achievement
op sociaal economisch vlak (ingeprent bij kinderen v minderheidsgroepen)
 kapitalistische ondernemers zouden in essentie uit marginale groepen v/d MY
komen  grenssituatie is factor die leidt tot inspanningen om uit de marginale
situatie op te stijgen: A Hepburn (Minorities in History, 1978)
o P Gay (1985): Webers kapitalistische zakenman psychoanalytisch benaderd
e e
Durkheim: (19 , 20 eeuw)

- grondlegger v structurele benadering binnen de sociologie


- jood & actief participant aan het publieke debat rond Dreyfus  optreden = trendsettend voor
de publieke rol die Fr intellectuelen sindsiden waarnemen
- centraal concept in de sociologie: sociale feiten = alle feiten die voortkomen uit het
georganiseerde sociale leven => extern a/h individu en dwingend
o door statistische regelmaat gekenmerkt  op deze wijze bestudeerbaar
o 2 soorten
 materiële
 immateriële: vooral waarden en normen die door een individu worden
geïnternaliseerd, maar die niet tot zijn/haar psyche behoren
- Le suicide. Etude de sociologie. (1897) :
o vergelijkend verschillende samenlevingen en periodes in beschouwing
o toont aan hoe via het collectief bewustzijn, samenlevingen zich de wereld voorstellen en
ervaren
o hoe en in welke uiteenlopende mate een bepaalde samenlevingsvorm individueel
gedrag integreert dan wel reguleert.
- invloed:
o Fr: Annales-school: rol v 2 directe lln
e e
 François Simian (19 , 20 eeuw): economische sociologie  studie v
arbeiderswereld + hist studie v lonen
e ste
 Marcel Mauss (19 , 20 eeuw): maatschappelijke betrokkenheid v/d
intellectueel  via enquêtes die door de actuele problemen zijn geïnspireerd
+ sterk door antropologie is beïnvloed
• werk over de gift (Essai sur le don, 1923-24): nog steeds
inspiratiebron vr actueel historisch onderzoek
- wisselwerking sociologen en historici (e.a.): in de context v/h tijdschrift dat H Berr in 1900 opricht
Revue de Synthèse  nieuwe wind door de sociale wetenschappen

4.1.2. Methodologische vernieuwing

- voor alles komt een ‘histoire question’: geschiedenis die vertrekt uit een kritische
vraagstelling, een problematiek
o wil niet beperkt blijven tot een histoire récit: chronologisch verhaal dat ahw automatisch
komt bovendrijven nadat men de bij voorkeur geschreven bronnen volgens de regels
v/d kunst en de recepten v/d histoire historisante (of histoire positiviste) heeft behandeld
o na decennia v hervormingen & interdisciplinaire aanpak i/d traditie v Annales-school 
A Prost (1996): geen observatie zonder hypothese, geen feit zonder vragen
statistiek
- laat toe complexe fenomenen in cijfers/grafieken om te zetten en een precisie te bereiken
- laat toe bewegingen op lange termijn te onderkennen, die vaak voor de tijdsgenoot onzichtbaar
waren
- 1932: F Simiand: Les fluctuations économiques et la crise mondiale
- 1939 : J Schumperer : Business Cycles : 3 types v bewegingen in de economie
o korte cycli (ca 3j)
o tussencycli (10j)
o langetermijn cycli (50 à 60 jaar)

53
e
- C Juglar (Fr economist): 1862  definieerde als 1 de cycli v middelmatige duur, visueel
waarneembare crisissen, de door de tijgenoot ervaren afwisseling v welvaartsjaren en crisissen,
de opeenvolging v euforie & depressie = evenementiële niveau
- Kondratieff: long-run-bewegingen: opeenvolging v
o fase A: waarin prijzen en productie stijgen
o fase B: waarin stagnatie optreedt of de prijzen & productie dalen
o verklaring v afwisseling: muntomloop, goud-en zilverproductie, oorlogen en
demografische crisissen of meteorologische verschijnselen
o = conjunctureel niveau
- op nog langere termijn: seculaire trends:
e
o 1 fase waarin nieuwe factoren de vooruitgang veroorzaken
e
o 2 fase waarin die factor verdwijnt
- statistische aanpak: problemen met nieuwe ogen gaan bekijken
o C E Labrousse: La crise de l’économie Française à la fin de l’A R (1943): Fr revolutie is
niet enkel door filosofische/politieke factoren gedetermineerd, maar ook door
e
economische factoren en conjuncturele bewegingen  de lange groeibeweging v 18
eeuw w doorsneden door recessie + voedselbevoorradingscrisis => uitbarsting in 1789
 niet waarneembaar voor de tijdgenoot (hoge broodprijzen)
 directe prikkel tot revolutie is hoge broodprijzen, de onbewuste prikkel werkt
op lange termijn, maar is zeker even determinerend voor de evolutie!
 door marxisme + Annales school beïnvloed
o Onderzoek v P Goubert (over Beauvais; 1960) + E Le Roy Ladurie (Languedoc, 1966):
demografische analyse en doorgedreven kwantitatieve analyse v geboorte-, sterfte- en
huwelijksstatistieken
- nu: politici en economisten willen zich de structurele en conjuncturele bewegingen realiseren,
om de arbeidsmarkt, munt… te beheersen en te regelen

de intuïtieve en behaviouristische aanpak


- zich verplaatsen in de hersenkronkels van een ander individu, de begrijpende tijdgenoot
- vergt een open mind  alles behalve eenvoudig
- ook voor historische acteur: vervagen de herinneringen uit zijn verleden snel  mbv ‘oral
history’ (interviews): helpen om zich opnieuw in te leven in zijn eigen ‘geschiedenis’
o dmv: provocatie v/d site: ondervragen op de plaats waar de getuige een dramatisch
gebeuren meemaakte
- observeren v historische sites is ook nuttig om als historicus je in te leven in de geest v toen +
om ruimtelijke grenzen v/d interpretatie die geschreven bronnen uitlokken juist in te schatten
- interview, dieptegesprek, vragenlijst,…  ontleent aan sociologie
- de onderzoeker mag niet redeneren in het licht v/d afloop v/h verhaal
- intuïtief begrijpen = onderdeel v hermeneutiek, de leer v/h decoderen en begrijpen v/d
tekens
- J Huizinga: best en vroegst intuïtieve methode toegepast
o 1905: Het aesthetische bestanddeel v geschiedkundige voorstellingen: aan de zijde v
de ideografische geschiedbeoefenaars (beschrijvend) (niet nomothetisch)
o grote discussie in context v Methodenstreit:
 neo-kantianen: Dilthey, Windelband, Rickert: ideografisch (beschrijven)
 Karl Lamprecht: nomothetisch (wetmatigheden)
o Herfsttij (1919): gekenmerkt door een bijzondere zorg om het esthetisch en literair
genoegen dat het diende te verschaffen

- behaviouristische benadering: reactie


o vooral in Angelsaksische landen succesvol
o R Berkhofer: Behavioral Approach (1969): oiv inzichten v toegepaste psychologie
 intuïtieve aanpak = onmogelijk, te complex
 leidt fataal tot het door elkaar haspelen v het niveau v/d historical actors en
dat v/d observer (historicus)
 in ruil: behavioural approach: de interne componenten die het handelen
bewust of onbewust bepalen en de extern waarneembare manifestaties w uit
elkaar gehouden
• de onderzoeker komt op grond v/h externe tot inzicht i/h interne

54
• strikte scheiding tss actor’s conceptions & observer’s constructs
• mens & milieu moeten gezien w als 1 te analyseren schema
(situational approach): gedrag is bepaald door tijdskader

het uitdenken v typologieën: de Begriffsgeschichte

- sociologen houden v mooie definities v MY vormen & historici passen die toe op vorige eeuwen
- deze opvattingen zijn niet waardevrij, noch ideologisch ongebonden
- verschillende opvattingen over de dynamiek die tot het overgaan v/d ene vorm v samenleven
naar een andere voert tgov. elkaar
- T Parsons (1961): The evolutions of societies: sociale mobiliteit & adaptive upgrade (vermogen
v MY om hun fysische omgeving e domineren om zo minder afhankelijk te w v wisselvalligheid
v/d natuur)
o grote rol voor privé-initiatief en vrije markt (consensus in de MY)
- E Wallerstein: wereldsysteemanalye: tegengestelde belangen en conflicten
o invloed v marxisme + Annales school
e
o evolutie v/h kapitalisme sinds 16 eeuw centraal
 motor v MY evolutie: systeem v internationale arbeidsverdeling
 inkadering: wereldmarktsysteem
 kern, periferie en semi-periferie in dialectische relatie met elkaar
 periferie blijft in een quasi permanente staat v onderontwikkeling

- groot strijdpunt: gebruikt historici beter …


o de classificatie v/d tijdgenoot: leert iets over toenmalige waardeschalen
ste
o of eigen 20 eeuwse woordenschat? helpt de recurrenties over de eeuwen heen te
ontdekken
- M Weber: ideaaltypen
- Pirenne en Espinas: studie v aantel indiviutele kooplieden-ondernemers in late ME
o kapitalisten als sociale groep  komen niet onmiddellijk voort uit de voorafgaande
groep kapitalisten  elke economische fase creëert haar eigen nieuwe generatie v
ondernemers
o daaruit gegroeid: these over stereotiep gedragspatroon v burgerlijke elites = trahison de
la bourgeoisie: meeste kooplieden na 1 generatie willen hun winsten al beleggen in
onroerende goederen + commerciële status waaraan ze hun soc promotie te danken
hadden op te geven
- T Mann: Buddensbrooks: Verfall einer Familie (1901): over koopliedengeslacht in Lübeck
- = geen algemeen en permanent geldend model
e
- H Soly: gaat niet op in de 16 eeuwse Nederlanden
- J Romein: andere erfenis v Webers ideaaltype: formule v/h algemeen menselijk patroon
- pogen om bepaalde algemene begrippen historisch accuraat te definiëren  zeer waarde vol,
maar leidt onvermijdelijk tot veralgemening
o te sterke gelijkschakeling v historische termen = gevaarlijk  verwaarloost
nuanceringen, begrippen hebben niet steeds dezelfde inhoud doorheen de eeuwen
o aanbeveling: tijdsgebonden begripsomschrijvingen op te stellen en aan te geven wnn de
inhoud wijzigt
- Begriffsgeschichte (Du): poogt brug te slaan tss structurele benadering v verleden + rijke
erfenis v filologie en hermeneutiek + linguistic turn
o Du: Brunner, Conze, Koselleck: lexicon: Geschicteliche Grundbegriffe. Historisches
Lexikon zur politisch-sozialen Sprache in Deutschland (1972-1997)
o Ne: Huizinga-onderzoeksschool: thematische aanpak v begripsgeschiedenis

applicatie v econometrische modellen

- model building: belangrijk kenmerk v cliometrie


- computer: nieuwe oefeningen mogelijk
o simulatietechniek: bepaalde factoren als constant beschouwen en andere laten variëren
o bij uitstek het terrein v tegenfeitelijk redeneren (counterfactual reasoning, What if…):
 R W Fogel (1964): over economische groei v VS

55
• zou die groei even groot zijn als de factor v aanleg v spoorwegen +
slavenarbeid er niet zou geweest zijn
• bleken uiterst rendabele investering
 veel scepsis
 toch merkwaardige resultaten:
• A Perrenoud (1979): demogr weberiaans model ivm correlatie die hij
e
voor Zwitserland en Hongarije bij de aanvang v 18 eeuw vaststelde
tss protestantse opvoeding en moraal enerzijds en een vroegtijdige
malthusiaanse praktijk anderzijds (= late huwelijken, spreiding
geboorten, inkorting vruchtbhfase als bewuste ingreep op
bevolkingssituatie)
• J L Van Zanden (Ne hist): onderzoek op basis v grote
geaggregeerde gegevensbestanden
o sociale modellen:
 opiniepeilingen
 analyseren v prosopografische databanken waarbij de gemeenschappelijke
kenmerken v/e bepaalde groep op systematische kwantitatieve basis w
ontleed
• collectieve biografie als eindresultaat: benadering die de soc en pol
geschiedenis v Oudheid, late ME en AR fundamenteel heeft verrijkt
• factoranalyse: H Millet: onderzocht het kapittel v kathedraalschool v
Laon in ME
psycho-analyse en de psycho-history

- Freud en Jung: kans om deel v/h handelen v bestudeerde personages te verklaren door de rol
v/h onderbewuste
- psychoanalytische aanpak: in staat te komen tot een inventaris v/d waarden, tot het ontdekken v
fundamentele reflexen, gemeensch idealen bij groepen of psych analyse v leidende figuren
- psycho history
o MIT ( Massachusetts Institute of Techn): onderscheid tss
 life-history: pscyhoanalyse v motieven v/h individu
 group-history: motieven die groepen drijven
o Annales (vnl. grondleggers): L Febvre:
 mentale kaders waarbinnen mensen uit het verleden werkten te benaderen 
manier om komaf te maken met meest courant voorkomende anachronismen
e e
= psychologie v individuen uit 20 , 21 eeuw op vroegere eeuwen terug te
projecteren
 Le problème de l’incroyance au XVI e siècle: la religion de Rabelais (1942)
• psychol anachronisme : Rabelais als ongelovige, rationalistische
vrijdenker
• volgens F: moet bij kritische christenen (zoals More, Erasmus) w
ondergebracht
 toepassing v outillage mental (mentale uitrusting) werd door de Annales-
school uitgebreid tot het collectieve op het terrein v/d mentaliteitsgeschiedenis
 vele studies over collectieve en individuele sentimenten

historische antropologie
- vanaf ‘70
- voordien hielden de antropologen zich vooral bezig met niet-westerse culturen, die
fundamenteel leken te verschillen v/d westerse
- relativeren v/d (veronderstelde) superieure waarde v/d westerse cultuur in periode na
dekolonisatie is niet vreemd aan deze ontwikkeling
- boerengemeenschappen en hun cultureel erfgoed:  antropologische benadering vr
bronnenarme periodes (bvb v groot deel ME) = heel verrijkend
- J Le Goff (Fr mediëvist + Annales epigoon) (opvolger: J C Schmitt): meest uitgsproken &
vroegste vertegenw
o grijpen op theoretische en methodologisch vlak terug naar denkbeelden v CL Strauss
(Anthropologie structurale, 1958)
o L Milis en lln: de heidense ME, 1994

56
- uitgesproken interesse voor thema’s die tot de antropologie behoorden: mythen, lichamelijkheid,
rituelen, gebaren, verwantschap
- sociale & culturele antropologie: soc-culturele systemen zijn v alle tijden
o cultuur w aangeleerd: niet erfelijk
o druk v soc milieu kan als verklaringsfactor dienen voor soc-cult verschuivingen
- C Geertz (Am antropoloog; The interpretation of cultures, 1993):
o hoe religies door het activeren v symbolen vr een ingrijpende voorstelling v/h menselijk
leven zorgen en zingeving aanreiken die krachtige langdurige collectieve
gemoedsgesteltenissen teweegbrengt bij de ontvangers v/d signalen
o reageert fel tegen methode v vele antropologen om het handelen v/d bestudeerde
individuen/groepen te verklaren door te refereren nr structuren/concepten, die deze
personen nooit zelf bedachten om hun handelen te verklaren
o Negara.The theatre state in 19th century Bali, 1980: toonde aan hoe de politieke
dramaturgie a/d koninklijke hoven in Bali bepalend is geweest vr het karakter v/d
machtsrelaties tss vorst & onderdanen
 symbolen & rituelen zijn essentiële onderdelen v/d macht
- P Arnade: (Realms of Ritual)
o staat als spektakel w toegepast op de wijze waarop de spektakelstaat v/d
Bourgondische hertogen zich in de voor hen vaak vijandige context v/d grote Vlaamse
steden in de loop v/d 15e eeuw heeft gemanifesteerd en daarbij geleidelijk de
burgerlijke rituelen v/d stedelijke elities heeft ondergraven en uiteindelijk opzij geduwd

4.2. De interdisciplinariteit a/h werk: een historiografische wandeling I

- Thomas Kuhn (1962: The structure of scientific revolutions): een paradigma is een complex v
normen, veralgemeningen en filosofische uitgangspunten en veronderstellingen die aanvaard w
door een groep v wetenschappers
- er bestaat evenwel geen systematische en algemeen aanvaarde procedure om binnen een
gegeven tak v/d wetenschap elke beoefenaar bij eenzelfde paradigma te doen aansluiten
- ligt de rijkdom in het pluralisme v paradigma’s?
- wat misloopt: worden niet vaak geëxpliciteerd
o sommige historici zeggen zelfs dat er geen paradigma a/d basis ligt v hun werk: is niet
zo
e ste e
o  bvb “neutraliteit” v positivisme/historisme v 19 , 20 eeuw (L Von Ranke, 19 eeuw)
 beweerden dat hun verhaal was zoals het geweest is, zonder ingreep v/d
onderzoeker
 rankeaans paradigma: auteurs v “objectief” verhaal, neutraal tgov. pol en soc
(wan)toestanden: eigenlijk impliciet die (wan)toestanden goedkeuren
 Ranke kan antiklerikalisme niet verhullen
o Revue Historique: Fr tijdschrift (opgericht door G Monod, 1878): positivistische-
objectieve school:
 verdedigt het Fr staatsnationalisme
 nam zelfs de Du eruditie v Ranke en Monumenta Germaniae Historica als vb!
e
 antiklerikalisme, ondersteuning v 3 Fr republiek
 nr aanleiding v begrafenis staatsman Gambetta (1883): Monod in de
rouwstoet
 hieruit kwam ook de historische methode v Langlois en Seignobos voort
 historisme huldigt ook impliciet het paradigma v/d rol v sterke individuen
 na WO I: heftige reactie

4.2.1. Annales & ‘nieuwe sociale gesch’

- 1929: reactie krijgt gezicht  tijdschrift: Annales d’histoire économique et sociale


- na WO II: Annales: Ecnomies, sociétés, civilisations
- vanaf 1989 : Annales. Histoire, sciences sociales
e
- 1 Annales-school : L Fevbre en M Bloch
o pleiten voor interdisciplinaire samenwerking met andere menswetenschappen
o historici: vb Pirenne (leermeester)
o geograaf, economist, socioloog, politicoloog

57
o ontwikkelingen over lange duur centraal  vooral gepeild nr econ activiteit, soc
organisatie en collectieve psychologie (ten nadele v politiek)
e
o Fevbre oversteeg het feitenniveau door intellectuele klimaten in de 16 eeuw te
reconstrueren en zo basis v mentaliteitsgeschiedenis te leggen
o Bloch: op zoek nr sociale structuren i/d ME
o essentieel met mentale of sociale structuren
o methodologische beschouwingen + uiteenzettingen beginselen v Annales school
 vb Apologie pour l’histoire ou le métier d’historien (1941): manifest v/d
Annales school (gemaakt tijdens onderduiking WO II) = antwoord aan de
school v/h historisme en haar bijbel ‘introduction’ v Langlois en Seignobos
 Febvre heeft het na zijn dood laten uitgeven
e
- 2 Annales school (Braudel)
o invloed v kwantitatieve dominant
o 1949: La Méditeranée et le monde méditerraniéen à l’époque de Philippe II: Braudel
 M Zee staat voorop, niet F II
 geogr samenhang primeert op de politiek/dynastie
 “drietrapsmotor”: onderscheid tss structuren, conjuncturen en feiten =
dialectiek v tijd en ruimte: zeer diverse gegevens op een organische wijze en
in een brede synthese met elkaar in verband te brengen
o droom v/d stichters: totale geschiedenis, komt dichterbij: Braudel:
 onderste laag: langetermijnverschijnselen of geografische tijd (bijna immobiel,
onzichtbaar vr de tijdsgenoot: klimaat, landschap…)
 middenduur, sociale tijd: economische organisatievormen op voorgrond +
conjuncturen
 korte of individuele tijd: politiek, militair
o driedelige synthese: (Braudel) Civilisation matériele, economique et capitalisme du XVe
au XVIIIe siècle
o grote en decesieve invloed op de ontwikkeling v/d geschiedennis
o ook door verankeren v tijdschrift en school in universitaire instelling
o 1947: Ecole pratique des Hautes Etudes (later: et Science social) (EHESS)
o vele Annales historici: directe band met media, breed publiek
e
- 3 Annales school (Le Goff)
o nog meer commercialisering en popularisering v nouvelle histoire
o sociale geschiedenis: aandacht voor mentaliteitsaspecten
 interesse vr het kind, seksualiteit, waanzin
o syntheses waar alles samenkomt: het socio-culturele
 vb Le chevailier, la femme et le prêtre. Le mariage dans la Fr ME (1981) :
Duby
 vb Montaillou, village occitan de … (1975): Le Roy Ladurie
• mooi vb v/d socio-culturele analyse v/h gedragspatroon v bewoners
e
v/e ME dorpje in Z-Fr (begin 14 eeuw)
• gevoelens, … v vorige eeuwen: moeilijk te achterhalen
• unieke bron: register met ondervragingen v 94 v ketterij beschuldigde
e
dorpelingen (Katharen) (door bisschop v Pamiers, Fournier, 14
eeuw)
• hoogst efficiënte getuige voor historici
o uitwendig waarneembare feiten + niet-observeerbare samenhang en structuren (diepere
verklaring v reacties, gedrag v mens als individu en groepswezen)
o in handelen v/d mens: gemeenschappelijke patronen  invloed etnologie en
atropologie
o grote invloed: capaciteit zich aan te passen aan nieuwe trends (bvb linguistic turn)
o gesch is nog steeds een individuele aangelegenheid  uiteenlopende benaderingen
o Ginzburg en Levi:
 analyse op schaal v/h lokale en globale wordt voorop gesteld
o VK: vernieuwen demografisch onderzoek: Group of Population and Social Structure in
Cambridge
 klemtoon op de structurele Annales invloed + globale
 back-projection techniek: structurele kenmerken v goed bestudeerbaar
moment terug projecteren nr een minder goed gedocumenteerd verleden

58
• Schofiel en Wrigley: demogr kennis v 1871 om structuren tot 1550 te
reconstrueren
e
o bevolkingsgroei v Eng 18 eeuw: door toename v huwelijken,
dus grotere vruchtbaarheid en koopkracht
o D Herlihy + C Klapisch-Zuber: unieke fiscale gegevens over gezinssamenstelling en
familiale toestanden in het ME Toscane in een computerbestand  bevindingen over
gedrag in en buiten het huwelijk
o Stone, Hanawalt, Chiffoleau, Muchembled: nieuwe visies op familie, criminaliteit, soc
netwerken en elites i/h AR
o C Lis & H Soly: armoede

4.2.2. Nieuwe links en new history

- Engelstalige Westen: invloed Annales + eigen onafhankelijke ontwikkelingen


- na WO II: ongeorganiseerde groep historici: experimenten met de marxistische theorie om het
lot v/d gewone man i/h verleden bloot te legen
o neo-marxisten: riepen hulp in v sociale wetenschappen
o progressief politiek engagement bleef prominent aanwezig in deze zoektocht naar de
‘vergeten’ groepen i/d hisoriografie: de armen, arbeidersklasse,v vrouwen, etnische
minderheden, zieken, ouderen, kinderen
- Past & Present (tijdschrift, opgericht in 1952 dr communistisch gezinden)
o ook veel niet-marxistisch werk
o debatten over het marxistische thema v overgang v feodale nr kapitalistische MY =
transitiedebat
o Marx + Weber: vastelling dat dit proces zich het 1st voltrok in NW Europa en niet
daarbuiten
o bijdrage v Brenner (1976): Agrarian class structure and economic development:
Brennerdebate
 sleutel v probleem ligt i/d structuur v klassenverhoudingen
  tegenstelling tss klasse v rechtstreekse producenten (arbeiders) en
dominerende klasse v niet-producenten (eigenen zich de meerwaarde v
arbeiders toe)
 soc tegenstelling determineert de demografische beweging en econ trends =
monocausale interpretatie (niet omgekeerd)
o G Bois: zoekt naar externe factoren: vergeten (dr Brenner) rol v nieuw agrarische
productiemethodes en daaruit de verhoging v/d arbeidsproductie
o andere neo-malthusiaanse critici v Brenner: zoals Postan, van der Wee, zagen
demografie wel als prime mover!
o Wallerstein (sterk door Braudel beïnvloed):
 kapitalisme = grootschalig sociaal wereldsysteem, dat zonder overgang
voortgekomen is uit de crisis v/d laat-ME feodaliteit
 Marx’ idee v/h grote gewicht v/h handelskapitalisme als het impact v/d Ind
Omwentelling moet w geminimaliseerd
 (geleerd v Braudel) nieuwe historiografische richtingen w best
geïnstitutionaliseerd als ze een blijvende functie willen uitoefenen
 in NY State University richt hij in 1976: Fernand Braudel center … op met een
eigen tijdschrijft: Review = basis voor school v/d ‘wereldsysteemanalyse’
 3 delig synthese werk: The modern World System (1974-1989): verklaart
evolutie v kapitalisme door de uitbuiting dr IL v/d onderontwikkelde perifere
gebieden
• kernlanden: hooggeschoolden zorgen voor geavanceerde industrie
en gedifferentieerde landbouw
• perifere landen: monocultuur, slavernij, laaggeschoolde arbeid
• kapitalistisch systeem = dynamisch
• wrm verliezen/veroveren sommigen de status?
 hernieuwde grote verhalen: The end of the World as we know it: social
st
science for the 21 century (1999): de massa’s zullen zich, ontgoocheld v/h
comm + kapital systeem afwenden
• historische kapitalisme staat voor een nieuwe belangrijke
transformatie: pleit voor herenigde historical social science in zijn

59
rapport ‘open the social sciences’ uit 1996: appel waarin de ambities
v Bloch en Febvre uit 1929 duidelijk nazinderen

- Nieuwe links: forceerde de doorbraak vr de zoektocht nr wat voordien als oninteressante sociale
groepen werd gezien, studie v taboe-onderwerpen, bvb homoseksualiteit
- vrouwenstudies: uit feministische hypothese dat het verschil man-vrouw in de MY essentieel
een sociale constructie is, en hoe vrouwen ontsnapten aan de traditionele rollen waarin een
male dominated systeem hen vastspijkerde.
- studie v/d Afro-Amerikaanse gemeenschap en etnische minderheden
- gender studies  proces v academische institutionalisering
- oiv postmodernisme: VS: sociale wetenschappen verder verbonden geraakt met nieuwe sociale
bewegingen: ‘cultural studies’
- naarmate in de westerse wereld de emancipatiestrijd vordert en de MY druk afneemt, komt er
opnieuw ruimte: nieuwe unitaire identiteit w op haar beurt door het postmod ondergraven

4.2.3. Micro Storia, nieuwe cultuurgesch en narrativisme

- nieuwe cultuurgesch: grotendeels geboren uit frustratie bij vele sociaal-historici, er was weinig
gezegd over de verklaring wrm de evolutie deze weg was ingeslagen en nog minder over hoe
tijdgenoten dit alles hadden ervaren en beleefd
e
- 2 Annales-school herleidt het individu tot een product v/d systemen waartoe het behoorde
- (2005): aandacht verschoven naar de representatie, de perceptie, taal en betekenis
e
1 mogelijke ontsnappingsroute: micro-storia
- Ginzburg: paradigma indiziario
- de idee is dat een schijnbaar nietszeggend detail uit de bron te hanteren als een spoor v/e
onderliggende realiteit en het in verband te brengen met een mysterie dat men wil oplossen
- fascinatie voor het detail (cf. Morelli)
- in praktijk: Il Frommaggio e i Vermi (de Kaas en de wormen, 1976):
e
o het proces v een Italiaans molenaar in 16 eeuw door de inquisitie (ontkent de maagd
Maria en het bestaan v Christus)
o gedrag & wereldbeeld v molenaar zijn bepaald door
 tradities v volkscultuur (metafoor schepping = kaas & wormen)
 boekenwijsheid (elitecultuur)
 => construeert zo zelf zijn wereldbeeld
o mentaliteitsgeschiedenis komt hier sterk naar boven
- beoogt vanuit een zeer bijzondere, individuele situatie, de werkwijze te achterhalen waarmee
personen hun sociale wereld opbouwen dmv bondgenootschappen en conflicten, waardoor ze v
elkaar afhankelijk zijn of met elkaar botsen
- = studie v interactie v personen
- ontdekt rationele, irrationele en subjectivistische strategieën v individuen die netwerken
inschakelen om hun doel te bereiken ( sociol, structrual scholen)
- gebruikt heel wat iconografische en picturale bronnen
o beelden en voorstellingen laten toe ≠ standpunten v waaruit de werkelijkheid zich laat
benaderen in beeld te brengen
- noodzaak om vanuit een kunstmatige afstandelijkheid inzicht te krijgen
- heel wat onderzoekers: ontgoocheld in het stereotiepe karakter v/h structuralistische onderzoek
e
o N Davis: The Return of Martin Guerre (1983): Z Fr familiedrama uit 16 eeuw  wil
kernachtige analyse v toenmalige leefwereld (leent zich tot verfilming)
 Le retour de Martin Guerre (1982, Vigne, Depardieu & Baye)
ste
o G Mak : In Europa, Reizen door de 20 eeuw (2004):
 relaas v reeks reizen door Europa in 1999 (columns) iov het NRC
ste
Handelsblad om een stand v zaken a/d vooravond v/d 21 eeuw op te maken
ste
 narratieve element = heel belangrijk: wat zich in de 20 eeuw in Europa heeft
voorgedaan in een soort chronologisch geordende reisimpressie
 geen duidelijke vraagstelling, geen echte synthese
 succes bij het publiek

60
 illustreert de kloof tss het professioneel historisch bedrijf en het brede
historisch geïnteresseerde publiek door de onvolkomenheid v/h
geschiedenisonderwijs
 onderstreept de succesformule v het sterk gebrachte verhaal en de insteek
vanuit de micro storia

2e ontsnappingsroute: interesse voor de confrontatie v volks- en elitecultuur


- R Muchembled (Culture populaire et culture des élites, 1978)
- P Burke (Popular Culture in Early Modern Europe, 1979)
- C Ginzburg (De kaas en de wormen)
- = kind v/d vernieuwde interesse voor cultuurgeschiedenis
- niet essayistisch, maar oiv de antropologie en v/d theorie v/d socioloog N Elias
(civilisatieproces)
- thema’s die succes bij een breed publiek waarborgt
- S Schama:
o boek over Hollandse Gouden Eeuw: Overvloed en onbehagen, 1987
e
legt de betekenis bloot die de Nederlanders uit de 17 eeuw gaven aan hun culturele
omgeving en meerbepaald de schaamte die de elite koesterde over haar nieuwe
rijkdom
o episch verhaal over Fr Revolutie in 1989 (Citizens, A chronicle of the Fr Revo)  ook
hier: band met de media
o succesvolle reeks over Britse geschiedenis voor BBC

- Muchembled:
o invloed v Annales + Elias Civilisatieproces
o historicus v hekserijen (’80)
o Une histoire de diable (2000): allesomvattende geschiedenis v collectieve culturele
fenomenen: bvb idee v/d duivel in de gesch v/h Westen (zie ook: 11/9: rookpluimen)
o video: duivel: onstaat in kerkelijke context, groeit uit tot collectief angstbeeld in ME
 door collectieve angst kan men groepen als zondebok gaan aanduiden
e
3 facet v/d nieuwe cultuurgeschiedenis: revival of the narrative
- door L Stone in Past & Present vastgesteld
- F Ankersmith: men moet als historicus een goed stylist zijn ( voorloper)
e ste
o 2 helft 20 eeuw: opvatting dat men zich weer op teksten ging concentreren en dat
naast de feitelijke info die in deze hist teksten te vinden is, de tekst op zich een
afspiegeling biedt v/d hist MY die de tekst heeft voortgebracht
- narrativisme: geen poging om HK en literaire kritiek in elkaar te laten overgaan, maar wel om
aandacht te vragen voor het feit dat gesch gemaakt w en dat de maker + context waarbinnen
deze creatieve daad haar beslag krijgt essentieel een onderdeel v/h volledige verhaal zijn
- tijdschrift: Feit & Fictie. Tijdschrift voor de geschiedenis v/d representatie
- geen nieuwe trend, reeds door J Huizinga verdedigd: wetensch betoog dient een vlot leesbaar
verhaal te zijn met literaire kwaliteiten
- een goed historicus begint bij zijn analyse v/e historische sensatie => men moet gegrepen zijn
door geschiedenis!
- ander symptoom v heropleving v/h narratieve in 3e Annales-school: mentaliteitsgeschiedenis
+ passie vr het werken met bronnen met een hoog narratief gehalte, bvb egodocunten
- hernieuwde aandacht voor taal en discours = linguistic turn heeft narrativisme bevorderd
o J Tollebeek en T Verschaffel: De vreugden v Houssaye (1992): historische sensatie
en historische interesse
 Houssaye: vergeten historicus: aandacht voor vreugde in & herwaardering v
geschiedenis
o geschiedenis is nutteloos (niet waardeloos) en bevredigt, via het narratieve element,
in essentie een behoefte aan historisch inzicht die een fundamentele culturele
levensbehoefte is
- het nieuwe tgov. de vroegere aanpak v romantiek en Huizinga:
nieuwe cultuurgesch bouwt voort op de verworvenheden v/d nieuwe sociale gesch, onderbouwd
door solide, nieuw bronnenmateriaal

61
o vroeg vb v/h koppelen v marxistische tradities + nieuwe soc gesch a/d actuele trends
v cultuurgesch: EP Thompson (medestichter P & P):
 The Making of the English Working Class (1963)  verschoof het accent v
structuur nr cultuur
 sociale klasse = geen conditie, voortgebracht door de positie i/h
productiesysteem, klasse = cultureel product, gemaakt door mensen uit
elementen v hun levensloop, en arbeiders zijn wel degelijk in staat controle uit
te oefenen op hun eigen gesch

4.3. De linguistic turn: taal, tekst en tekens of de gesch en de verlokkingen v/h postmoderne
denken

- historici geneigd om te aanvaarden dat woorden, teksten en discours tijdgebonden codes


bevatten
- woorden = conventies, moeten geïnterpreteerd w in functie v een concrete maar wisselend hist
context
e
- oiv moderne linguïstiek: (sinds de Saussure, 19 eeuw): ook binnen 1 zelfde tijdsbestek kunnen
diverse decoderingen v 1zelfde tekst denkbaar zijn
- elke realiteit = talige realiteit, geen ruitme voor wetmatigheid i/d gesch
- historicus kan de realiteit slechts benaderen via talige voorstellingen
- w radicaal doorgetrokken door H White: Metahistory. The historical imagination in 19th century
Europe, 1973.  leidt tot de opvatting dat gesch = literair genre, niet noodz een groter
waarheidsgehalte dan bvb een roman
- voor de consequent radicale postmodernist is de realiteit v/h verleden slechts een subj creatie
v/d historicus

4.3.1. Belang v linguïstiek, semantiek en semiotiek

- linguïstiek: bestudeert vele sociale functies v taal


- semantiek: wisselende inhoudelijke betekenis v woorden
- semiotiek: verklaring v tekens en symbolen
- woorden & tekens zijn conventies die wisselend zijn in tijd
- lectuur v woorden/tekensi is dus tijds- en vooral cultuurgebonden
- onderwijs, massamedia zorgen voor unificatie v lectuur- en kijkattitudes

bvb Adecco reclame “Laat je niet te snel verleiden” (dikke naakte man op bureau)
=> slecht onthaald in Wallonië

4.3.2. Traditie en vernieuwing i/d filologische methodes

- filologisch-kritische methode:
e e
o gaat terug op een lange traditie v eruditie vanaf Mabillon (17 eeuw) & Lachmann (19
eeuw)
o interpreteren v letterlijke en dubbele taalkundige betekenis v teksten binnen hun
wisselend tijdskader
o bepalen v/h al of niet authentiek karakter v/d bron bvb adhv anachronistisch
woordgebruik
- Mabillon: ging op zoek naar ontleningen, aanpassingen aan veranderde omstandigheden
o stelde de (romantische) gedachte v/d autonome auteur zeker in de ME, al geruime tijd
in vraag
o ook verschillende versies v/e ME tekst in evenveel verschillende HS’en zijn als even
zovele ‘performances’ van aan verandering onderhevige teksten te beschouwen
- conclusie: het vele postmodernistische analytische geweld is (afgezien v/h specifieke jargon)
vaak i/d praktijk minder ‘vernieuwend’ voor historici die met de traditionele hulpwetenschappen
e
(1 plaats: diplomatiek) vertrouwd zijn
- interesse voor interpretatietechniek (werden voordien enkel i/d taalanalyse en
communicatiewetenschap gehanteerd)
o inhoudsanalyse: verfijnd door Berelson (1971) en Budd (1967)

62
ste
 vatten deze analyse in 1 plaats kwantitatief op, via het tellen v woorden
 telbare gegevens: woorden, thema’s, correlaties tss begrippen en thema’s
 men analyeert de boodschap, maar niet haar impact

vb: televisiedebat tussen Kennedy en Nixon


- woordanalyse: duidelijke verschillen in ideologisch-gevoelige termen bvb war bij Nixon en treaty
bij Kennedy
- (nu: spindoctors: minder spontaniteit)
- radioluisteraars: Nixon kwam het best over
- televisiekijkers: Kennedy kwam het best over  sterke invloed v look, oogcontact
- (K: mooi gebruind, kostuum contrasterend met decor/ Nixon: herstellend v griep, kostuum ~
decor)
- elke media heeft zijn eigen conventies en impact
- onderzoeker moet dus ook de interactie tss boodschap en bestemmeling analyseren

- naarmate het inzicht in de werking en de effecten v/d media groeit, wordt ook de mogelijkheid
op manipulatie en op het bewust najagen v zijdelingse effecten groter, ev. zelfs ten nadele v de
oorspronkelijke boodschap die men wou overbrengen

vb: Campagne Am presidentschap 2000: Gore vs Bush jr.


- republikeinen brachten spot op tv waarin de democratische plannen inzake sociale zekerheid
als typische producten v bureaucrats werden voorgesteld
- bureaucRATS werd langer en apart in beeld gebracht: met doel een onbewuste negatieve
associatie met ratten tot stand te brengen
- werd snel ontmaskerd en speelde toen in het nadeel v de republikeinen

vb: Publiciteitsreclame CDU (Du christen-democraten)


- tegen Schroeder: w voorgesteld als crimineel (foto zijkant, frontaal)
- associatie met slachtoffers Auschwitz (~foto) + aanpak linkse studentenrevolte
- grote kritiek tegen campagne

4.3.3. Belang v semantiek


- historische semantiek = klassiek hulpmiddel vr de historicus:
o studie v hoe een term diverse betekenissen kan aannemen
 vb grève:
• Vroege ME: rivieroever met kiezelsteentjes
• Late ME:: waar arbeiders zich voor werk aanboden, place de grève:
anlegsteigers in het centrum naast het stadhuis, Parijs
e
• 19 eeuw: grève: staking
o soms verwijst dezelfde term naar een afwijkende nuancering
- men moet een bron dus lezen met het taalgevoel v/d tijdgenoot
- leidt tot afwijkingen: een auteur gaat vaak vroegere auteurs lezen en imiteren en dus een
archaïsche of anachronistische woordenschat hanteren die de interpretatietechniek vertroebelt
- ook nuttig omdat het gebruik v bepaalde termen door personen en groepen een bruikbare
graadmeter is voor het ontdekken v politieke & geestelijke klimaten
- vb: V Klemperer (Du filoloog; 1947): studie: LTI (Lingua tertii imperii): Notizbuch eines
Philologen
o joods auteur, product v/d Du filologische school
o heeft dag na dag bijgehouden hoe het taalgebruik een essentieel onderdeel was v/d
manier waarop het naziregime geleidelijk bezit heeft genomen v/d geesten en
opvattingen heeft gekneed
o oorlogsdagboek: noteerde dat het woord ‘volk’ verschrikkelijk vaak werd gebruikt 
woorden kunnen nietig zijn, maar ze worden ongemerkt ingeslikt en lijken geen
werking te hebben, maar na enige tijd is die werking er toch!
o WO II: gevierd hoogleraar in de DDR: registreerde de taalverloedering en dito
politieke manipulatie door het communistisch regime waarvan hij vervreemde en
weggroeide (kampferisch, gigantisch)

o woord kan in gebruik blijven maar totaal v inhoud veranderen

63
o verschraling of beperking v betekenis
o overdracht op affectieve basis bvb helder: vroeger helder, nu op kleur

4.3.4. Belang v semiotiek

= systematische studie v tekens (verbale of niet-verbale gegevens)


- tekens w ontcijferd en gedecodeerd
o omdat teken gelijkt op voorwerp
o omdat teken en voorwerp een rechtstreekse band hebben
o omdat er een goed ingeburgerde conventie bestaat, waardoor de lezer bereid is het
teken te aanvaarden als symbool voor een zaak/boodschap
- breder dan sector v taal
- Barthes, Eco, e.a. wezen op het belang v/d niet-verbale tekensystememn: bvb lichaamstaal,
uiteenlopende ‘rituele’ kledij, het verheffen v/d stem en andere spelletjes met toonhoogte
- tekens kunnen optisch, mechanisch of akoestisch zijn
- centraal bij decoderen v iconografische bronnen
- Panofsky: Studies in Iconology (1939): methode met 3 componenten
o herkennen v realistische gegevens (personages)
o identificeren v uitgebeelde personen
o zoeken naar de intrinsieke betekenis en boodschap
o pionier i/d studie v/d film: maken v/e film = even collectieve onderneming als het
bouwen v/e kathedraal in de ME
- P Bourdieu: Panofsky’s methode bekritiseerd als te ‘automatisch’ en te eng beperkt tot het
standpunt v diegene die interpreteert: ook het standpunt van de producent en het min of meer
vrijblijvende artistieke verdient erkenning

decoderen v beeldmateriaal

eerste valkuil: in schilderijen en tekeningen: gebruik v symboliek en metaforen

vb. Les demoiselles d’ Avignon v Pablo Picasso (1907, MOMA NY)


- mijlpaal i/h ontstaan v/h kubisme
- C Ginzburg: ‘rapports de force’ (2003):
o neemt dit schilderij als vb om de complexe beïnvloeding vanuit vroegere tradities i/d
schilderkunst
 groepsportret Hollandse schilderkunst
 naakten v Ingres
 familieportretten v Le Nain
 sculpturen v Michelangelo
o bovenal: inspiratie v reeks koloniale foto’s v Afr vrouwen gemengd met erotische en
e
etnografische inslag (postkaart E Fortier, Dakar, begin 20 eeuw)
 te danken a/e machtsproces: de kolonisatie v Afrika door Europa
 tegelijkertijd dialoog tussen culturen = i/e kosmopolitische traditie (wortels bij
Goethe en Verlichting)

tweede valkuil: het anachronisme


e e e
vb. een 15 eeuwse miniatuur stelt een Karolingische ridder uit de 9 eeuw steevast in 15 eeuwse
e
kledij voor maar blijft nuttig als bron voor de 15 eeuw

derde valkuil: dubbele bodem en ironie

vb Boccaccio: de clichés v ME humor (de bedrogen echtgenoot)  laten toe de ironische tekeningen
accuraat te decoderen
(ook hier: werken met Ginzburgs techniek v/d onopvallende kenmerken, die aanwijzingen zijn v
verscholen realiteiten)

64
analyse v foto’s en films

- er w heel verschillend gelezen naar gelang de contex en de montage, en het al dan niet
voorkomen v onderschriften
- filmtaal: cineast kan tweemaal ingrijpen
o bij de opname: domineert de mise-en-scène
o bij de montage
- heeft heel wat andre kunsten sterk beïnvloed
- film hanteert elementen zoals iconen en symbolen: tekens waarvan de vorm verwijst naar ons
bekende dingen en telkens als die dat niet doen, maar die we uit conventie associëren met ons
bekende realiteiten
- P Wollen: Sings and Meaning in Cinema (1969): indexen, tekens die indirect verwijzen naar
een moeilijk uit te beelden realiteit (bvb hitte suggereren met close-up van parelend zweet)
- Fr structuuranalysten: behandelden de film als een tekst, inzake vormelijke en inhoudelijke
aspecten, als een stuk gesch v ideeën en mentaliteiten
- Angelsaksiche contextuele benadering: aandacht a/d productie en de receptie v/d film +
ideologische elementen  onderbelichten elkaars invalshoeken
o K Fledelius (1980, Denemarken): model (de klok) dat aan alle aspecten tegelijk recht
doet wedervaren
- de historische film:
o R Rosenstone (1995): = een soort geschiedschrijving
o in vele gevallen de enige visie op het verleden waarmee een belangrijk deel v/h
publiek ooit in aanraking komt
o invention: het fictionaliseren v hist feiten en het verrijken v/h verhaal met geheel
fictieve elementen; onderscheid
 true invention: fictie brengt geen schade toe aan hist inzicht
 false invention: fictie brengt wel schade toe aan hist inzicht
o cruciale vraag: hoe en in welke mate stelt de hist speelfilm de wijze waarop de kijker
nr het verleden kijkt en zijn opvattingen over dat verleden bij?

filmtaal: Hannah and her sisters (Woody Allen, 1986)


- film als variant van geschiedschrijving
- decoderen: subtiele manier v taalgebruik  ≠ niveaus v taal
o tegen zichzelf praten
o de leugen: taalspelletjes
o ironie: dr regisseur
o effecten door montage: zoals in stomme film
- man van Hannah: heeft verhouding met zus v Hannah  wil het uitmaken
- zus belt hem: doet alsof het een zakenrelatie is

4.3.5. Belang v hermeneutiek: beschrijven of speuren naar wetmatigheden?

- hermeneutiek: de leer v/d regels en huklpmiddelen bij uitlegkunde, de theorie v exegese, de


bijbeluitlegging
ste
- scherp geformuleerd door: W Windelband & W Dilthey (19e/ 20 eeuw)
o Dilthey: knipoog nr Kant: Kritiek der historischen Vernuft  klemtoon op het
ideografische i/d gesch (op het eenmalige en beschrijvende karakter v gesch)
- directe invloed op J Huizinga
o historicus moet fieten & handelingen pogen te verstaan (Verstehenslehre) door ze
aan te voelen, intuïtief en introspectief, zodat een zekere identifictie ontstaat tussen
subject en object
o accent: individuele (ipv algemene & universele)
e
- HG Gadamer (20 eeuw)
o interpretatie-hermeneutiek bouwde op de Verstehensleer voort
o er moet behoorlijke tijdsafstand liggen tss de observator (historicus) en het object
(verleden)
=> slechts achteraf kan men verstaan wat een tijdgenoot niet verstond

65
=> elke interpretatie is een vertaling i/d termen v/d eigentijdse gedachtenwereld v/d
historicus
- noodzaak om te onderzoeken of de voorgestelde hypothesen over relaties tss sociale
gebeurtenissen al dan niet gefundeerd zijn  daarna zal het leggen v/e correlatie meer een
kwestie v wetenschappelijke analyse zijn  dan zal het verstaan uitstijgen tot het verklaren
- toch blijft de hermeneutische aanpak (geloof in wetmatigheden) waardevol en inspirerend
e
o P Ricoeur (20 eeuw)
 La mémoire, l’histoire, l’oubli (2000): onderscheid tussen…
• herinnering : vooral recente gesch, w door media aangewakkerd
• geschiedenis: zoektocht nr waarheid, blijft reëel en bereikbaar
 tegen extreem postmodernisme stelt hij:
• sinds L Valla (ca 1440) de Donatio Constantini als een falsum
ontmaskerde  de hist beschikt over argumenten & methodes om
bvb het negationisme & andere opvattingen die tot het domein v/d
leugen behoren te ontmaskeren
• (beklemtoont het ideografisch element)

- ook de aanhangers v/e nomothetische gesch opvatting bleven actief: wetenschapsfilosofen die
vanaf WO II i/d context v/d analytische geschiedfilosofie wetmatige verklaringen zochten
o C G Hempel: The function of general laws in history (1942)
o P Gardiner: The nature of historical explanation (1953)
o => extreem:
 covering law model: elke losse handeling moet w uitgelegd binnen een
bredere basisstructuur of model
 elk feit kan w vastgehaakt aan één of andere overkoepelende wet
 verschil met NW is grotendeels opgeheven
- => veel kritiek
o RG Collingwood: Engels gesch theoreticus en archeoloog
 NW zoeken nr uitwendige oorzaken overeenkomstig wetmatige verklaringen
 MW zoeken nr motieven voor menselijk handelen en deze zijn v/e andere
orde
• baseert zich in laatste instantie op een verbeeldingsvol begrip om te
vatten welke overwegingen en gedachten a/d basis liggen v/e
bepaald soort gedrag

o WH Dray (meer gematigd) (1964): rationele aanpak


 algemene wetten kunnen niet alle handelingen uitleggen
 wel wel nog steeds verklaren en niet enkel verstaan, zonder steeds naar een
overkoepelende wet te refereren
 het volstaat dat de onderzoeker uitlegt wrm de handelingen vanuit het
standpunt v/h hist personage met het oog op het bereiken v zijn doel rationeel
waren
 de mens handelt altijd obv een aantal normatieve handelingsbeginselen
 => en irrationele handelen (vb crimineel gedrag?)????

o variant op de rationele aanpak= analytisch rationalisme: A Danto:


 historicus moet gewoon de feiten utieenzetten in de volgorde waarin ze
plaatsvonden
 door chronologie: automatische samenhang
 volstaat om te verklaren wrm een personage een traject doorloopt v begin tot
einde

4.3.6. Structuralisme, poststructuralisme en postmodernisme: aandacht voor het discours

taalkundige analyse
- de Saussure:
o verlaat de de taalwetensch die de taal in haar hist evolutie bestudeert
o taal als functionerend systeem
 taalfeit moet in zijn relatie tot het taalsysteem als geheel worden bekeken, als
een synchroon gegeven

66
o grondlegger v structuralisme + semiotiek i/d taalwetensch
o taal = systeem met duidelijke relaties tss de onderdelen ervan
o binnen de taaltekens: onderscheid
 vormaspect: signifiant: datgene wat betent  de woorden
 betekenisaspect: signifié  het onderliggende begrip
 zijn dialecties gekoppeld
o onderscheid
 langue: gesystematiseerde taal synchronisch bestuderen
 parole: het taalgebruik i/d dagelijkse praktijk diachronisch te bestuderen
o problematiseren v/d verhouding taal-werkelijkheid i/d moderne wetenschap

- klassieke literaire kritiek: speurde naar bedoelingen v/d auteur


- structuralisme & poststructuralisme: aandacht op dat elke lezer/toehoorder de tekst leest en
begrijpt op zijn eigen wijze
o vb abstracte techno: ontbreken v tekst  elke jongere kan de muziek op zijn eigen
wijze decoderen en er zijn allerpersoonlijkste vorm v fysiek genot in beleven
- J Derrida: Marges de la philosophie (1972) & poststructuralisten
o verschoven klemtoon dr deconstrueren v tekens
o aantonen dat de relatie tss signifiant en signifié steeds onzeker en wisselend is
o betekenis v teksten verander al naargelang de context = door andere teksten
waarnaar de tekst verwijst
 intertekstualiteit: teksten verwijzen niet naar een werkelijkheid, maar naar
andere teksten
 disseminatie: onbeperktheid v betekenisssen
 lezen en interpreteren is een proces v decontstructie: er is geen correcte
interpretatie => binnen de deconstructie w de interne tegenspraak,
spanningen, dubbelzinnigheden bloot gelegd
 elke tekst ondermijnt in laatste instantie zijn eigen betekenis  levert een in
beweging zijnd beeld op v machtsverhoudingen waaraan de tekst uiting heeft
(man/vrouw, rede/gevoel, ik/ander, publiek/privé)

moderne lectuur v iconografisch materiaal


- N Goodman: The language of art (1976):
o methodiek verfijnd adhv bevindingen v/d leer der tekens (semiologie)
o probleem v werkelijkheidsgehalte en gelijkenis v/d afbeelding met het afgebeelde

vb. portret v Erasmus door Holbein: dubbele waarheid


- waarheid-Erasmus: portret gelijkt op andere Erasmus-portretten
- waarheid-Holbein: het portret lijkt op andere Holbein-portretten (spiegel v H creatieve
persoonlijkheid)

literatuurtheorie
- aandacht aan realiteitswaarde v tekesten
- R Barthes:
o aandacht op het historisch discours: vooronderstellingen die de historicus bewust en
vaker onbewust inlast en van uit eigen inzichten afkomstig zijn (niet v bronnen)
o historische beschrijvingen v/h verleden handelen niet noodzakelijk over dat
verleden, maar geven enkel weer wat de historici zich voorstellen bij dat verleden
o bestaat het verleden wel buiten het verhaal?

- JF Lyotard: La condition postmorderne. Rapport sur le savoir (1979)


o fundamenteel wantrouwen tgov. de grote verhalen (méta-récits): omdat ze de gesch
steeds vanuit een enkle interpretatiekader benaderen, wat onvermijdelijk tot
vervorming & beperkingen voert
o gesch schrijven is niet onmogelijk
o maar de teksten die zij voortbrengen en de gebeurtenissen uit het verleden zijn
2 verschillende zaken
- M Foucault
o studie v/d waanzin + seksualiteit
o in de kern v/d poststructuralistische culturele theorie

67
o Les mots et les choses: une archeologie des sciences humaines (1966)
o Archeologie du savoir (1969)
o centraal : studie v hoe de MY via de werking v bepaalde instellingen specifieke
groepen en individuen behandelt mediatisering v bepaalde groepen zorgt voor
sociale realiteit: taal ≠ neutraal  bepaald mee de determinatie (hokjesdenken)
o feiten bestaan nooit afhankelijk v/d edachtewereld die een bepaald feit denkbaar
maakt
o moderniteit is als een gevangenisachtig universum dat de controle over het individu
en over het sociale leven alsmaar uitbreidt

- M de Certeau (Fr jezuïet):


o belangstelling voor pogingen om alsnog aan deze controle en disciplinering te
ontsnappen
o psychoanalyticus en historicus
o L’invention du quotidien (1980): aandacht vr ontsnappingspogingen, voor listige en
subversief ondermijnen v/d dominante orde. taal = een wapen én een verklikker
o La prise de parole (1968): hoe protest in grote mate een symbolische daad was
- P Bordieu: Fr socioloog
o in de Foucault traditie
o zeer specifieke sector v/d rechtspraak, zoals het genaderecht kenmerkt zich door een
al even specifiek discours waarin, naast de oorspronkelijke veroordeling, plots ook de
overweginen en redenen voor het verlenen v gratie aan bod moeten komen
o groot oeuvre, grote invloed
- N Z Davis: 1987 studie: Fiction in the Archives: Pardon Tales and Their Tellers in 16th century
France
- N Chomsky: onderscheid tss
 kennisniveau dat een taalgebruiker passief v zijn taal bezit (competence)
 (on)handigheid in het effectieve gebruik v die kennis in de praktijk
(performance)
o 1v/d scherpste critici v/h Amerikaanse (buitenl) beleid
o kritische aandacht voor discours hoeft niet tot een alles domineren postmodern
relaitivsme te voeren  kan ook heel direct politiek engagement onderbouwen en v
inzicht voorzien
o Hegemony of survival. America’s questfor global dominance (2003)

4.3.7. Het kritisch realisme als uitleg?

- 1 v/d meest radicalee postmodernisten: K Jenkins


o Refiguring history. New thoughts on an old discipline (2003):
 verleden is niet zomaar gelijk te stellen aan geschiedenis
 kloof tss verleden en gesch kan nooit overbrugd w: het verleden is
voorbij elke historicus bouwt een eigen verhaal
 the before now (verleden v hist) hangt ook af v toeval, v/d invalshoek v een
historicus en v het eigen persoonlijke heden v/d onderzoeker
 neutraliteit, objectiviteit, waarheid doen hier niet ter zake
 geschiedschrijving is op haar best in zinvolle fictie!!!

- tss positie: F Spiegel


o theory of the middle ground
o tss het positivistische geloof (teksten verwijzen nr buitentekstelijke realiteit) en de
postmoderne scepsis (teksten verwijzen naar teksten) is er een tussenweg!
 bronnen verwijzen ook naar een werkelijkheid die buiten andere teksten
bestaat
- C Steedman:
o aparte karakter waarmee historici doorgaans werken
o historicuse is de niet geïntendendeerde lezer (tekst was niet voor haar bedoeld)
o i/d techniek v zinsanalyse en deconstructie: de auteur is er niet meer bij om te
protesteeren als we hem verkeerd lezen
o we herlezen teksten binnen een denkwereld v huidige tijd  we moeten pogen een
lezer v toen te zijn met zijn associaties

68
- bepaalde deconstructivisten gaan ver
o tekst = machine
o lezer kan een eindeloos aantal interpretaties geven om de constructie v die machine
bloot te leggen
o men moet zowel de intentie v/d maker v/d tekst + de vele uiteenlopende perceptie v/d
talloze consumenten v teksten/schilderijen erkennen
o => !!!: grote verleiding om totaal vrije, afwijkende interpretaties te geven over de
intenties v/d maker v/d tekst
- Eco:
o (The Limits of Interpretation)
o zowel de rechten v/d interpreterende lezer als de rechten v/d geïnterpreteerde tekst
moeten beschermd worden!
o we kunnen niet om het even hoe lezen
o grens = gedeelde wijsheid v aantal competente lezers: obv hun collectieve kannis
v codes, conventies, allusies, understatements, obv vertrouwdheid met de realiteit van
toen
- J Deploige:
e e
o onderzoek over ME heiliglevens in de Nederlanden v 10 – 14 eeuw
o heeft over de lange duur aan MY en religieuze verandering een gezicht
o illustreert de positieve gevolgen v/d linguistic turn

- gevaren v extreem postmoderne geschiedschrijving:


o gesch = slechts constructie v/d historicus
o wetenschap = slechts een intellectueel vrijblijvend spelletje
o dan wordt bvb het negationistisch discours als even valabel beschouwd
o discussie gevoerd in Du: Historikerstreit (’86,’88)
 White + Ginzburg: antw op de vraag op gesch nr de realiteit verwijst
 de zwakheden v/h postmodernisme om met aan de grens v/h
representeerbare liggende hist fenomenen om te gaan aan bod
o nog meer heilzame, kritische reacties tegen de uitwassen v/e radicaal postmod
 R Bhaskars: alternatief voor het wetensch of kritisch realisme
• Reclaiming reality (1989), The Possibility of naturalism: a
philosophical critique of the contemporary human sciences (1998)
• terug naar de redelijkheid v weleer, de wereld en feiten bestaan wel
degelijk onafhankelijk v onze kennis v/d gebeurtenissen
• elke observatie v een onderzoeker iw weliswaar theorie-geladen,
maar kan steeds aan empirische controle onderworpen worden
• zelden definitieve waarheden

69
Deel IV: de historische synthese of het specifieke v historische kennis

1. De factor tijd: verandering en continuïteit. Een historiografische wandeling II

hoe werkt de tijd als factor?

1.1. Teleologie of theologie: rechtelijntheorieën. Geschiedenis en filosofie als tweelingen

- lineaire opvatting: de historicus is er van overtuigd dat de hist verandering loop in de richting v/e
vooraf vaststaand begin- en eindpunt (teleologisch)
o overwaardering van het begin v/h historisch proces: ordenend beginsel (bvb Plato)
o overwaardering van het einde v/h historisch proces: christelijke eschatologie
(heilsverwachting)
 Augustinus:
• gesch = door God vooraf vastgesteld heilsplan
• gesch v de mensheid = continue strijd tss goed en kwaad
 eeuwenlange dominante opvatting
e
 Greogorius v Tours: Historia Francorum (538 – 594): 1 rangsbron vr gesch
v Merovingische koningen  laten gesch beginnen met scheppingsverhaal uit
Genesis, waaraan de eigen gesch w gekoppeld
- Marx: 4 periodes
o oertijd met gemeenschappelijk bezit v productiemiddelen
o fase v privé-eigendom berustend op eigen arbeid
o kapitalistische privaateigendom v productiemiddelen
o de toekomstvisie: gemeenschappelijk bezit v productiemiddelen

- = permanent proces v vooruitgang  evolueert nr beter bestaan of ideaal eindpunt


o hoeksteen v christelijke historiografie
e
o ook v rationalisten v 18 eeuw (Kant, Lessing, Voltaire)
o idealisten (Hegel): gesch = proces waarin de rede de mensheid nr een toestand v
steeds meer bewust beleefde vrijheid brengt
o hele marxistische geschiedschrijving, vanaf A Comte: grenzeloos vertrouwen in de
wetenschap
o verlichtingsfilosofen (markies de Condorcet): mensheid bereikt in 10 stadia de fase
v/d rede
o laatste fase = triomf v ideologie

- w verworpen door
o cultuurpessimisten: Rousseau
o cyclushistorici: Spengler, Toynbee: op- en neergaande cyclusbewegingen in de
beschavingen
e
- tot 18 eeuw: gesch = filosofies gefundeerde activiteit
e
- ook in de 19 eeuw: rechtelijndenken nooit helemaal weg
o nieuwe staten: bloei v nationale geschiedenis

1.2. De nationale gesch: verwetenschappelijkt geloof in de rechte lijn? Van de natiestaat naar de lieux
de mémoire
e e
- hoogtepunt: 19 , begin 20 eeuw  in essentie: teleologisch
- gelijkschakeling op sociaal-cultureel vlak + eenzelfde gesch  bewust nagestreefd door
centralistische, autoritaire en dictatoriale naties
- Hitler: Gleichschaltung: ontelbare varianten
- stroom tegen nationalisme: massacultuur, - communicatie en –toerisme: vervaging v nationale
identiteiten (bvb veramerikanisering)
- W Europa meende dat de grootste en enige homgeniteit v/d feiten te vinden was binnen de
vertrouwde kaders v/d eigen, goed gekende beschaving => eurocentrische opvatting

70
- kolonisatie:bewijs v superioriteit v blanke ras
- imperiale domren  eigen natie met hogere zending: onderworpen volkeren civilariseren
(christianiseren)
e
- 16 eeuw: Hollando-centrische gesch (na scheiding Ndlen):
o E van Meteren (1599): Historie der Nederlandscher ende haerder naburen oorlogen
o P Corneliszoon Hooft (1642,54): Nederlandsche Historiën
o H de Groot (1657): Annales et historiae Belgicis
o => bedoeling : Republiek der Verenigde Provinciën een nationaal gevoel bijbrengen
ste
 accent op het N (graafschap Holland) => tot 20 eeuw!!!
o kritiek: P Geyl (hoogleraar gesch): Gesch v/d Nederlandse stam (1930/62):
 eng Ned perspectief w na WO II vervangen door een Groot-Nederlandse
optiek
 leunde aan bij Vlaamse beweging
- Algemene Geschiedenis der Nederlanden (’50): verleden v B en N w samen behandeld
- politieke overheden in nieuwe staten moedigden een vorm v geschiedschrijving aan, waarin de
nationale gemeenschap en de nationale helden w opgehemeld
o vele romantishe werken:
 Michelet: Histoire de France (1830/67): totale gesch: nationale staat =
volk(sziel)
• antiklerikaal, liberaal, keert terug naar de bronnen
• veel aandacht vr verhaallijn (w door Annales geactualiseerd)
• verrassend modern voorloper:
o ME: in functie v zijn MY engagement en actualiteit rondom
hem
o herontdekken v creatieve, vernieuwende impulsen
o zelfkant v/d gesch, het irrationele gedrag

 Pirenne: Historie de Belgique (1900/32)


• realiteit v België v 1830 zo ver mogelijk in het verleden terug te
projecteren
• opvatting: Belgische eenmaking vanuit het onbewust naar elkaar
toegroeien v ME vorsendommen + bewust politiek eenmakingsproces
e
v Bour hertogen (in 14 eeuw)

- globaliseren, Europese eenmaking: aandacht voor het lokale, regionale en nationale


o vele stads- en regiogesch
o ’80: nieuw type nationalistisfche gesch
 F Braudel: Identité de la France (1986) : in volle Annales traditie
• nuchtere analyse v demogr, soc en institutionele componenten
 (olv) P Nora : Les lieux de mémoire
• erudiete inventaris v plaasten, symbolen en teksten die cruciaal zijn
voor de nationale identiteit v Fr
• 3 delen
o republiek
o natie
o de Frankrijken
o niet meer een totaal epos, maar fragmenteren tot een bloemlezing waarbij de lezer
naar eigen inzicht een parcours doorheen de lieux de mémoire kan uitstippelen
 = postmoderne kijk op gesch  commercieel succesvol
- E Hobsbawm (The invention of tradition, 1983) en B Anderson (Imagined communities.1983)
o toonden aan dat nationaal gevoel ook een hist constructie is
o  nationalisme aan postmod twijfel onderhevig
- te versplinterde kijk op de gesch
o televoting: de grootste Belg, Nederlander, Duitser…
o presentisme: uitgesproken voorkeur voor figuren die tot de eigentijse gesch behoren
en waaraan nog een groot deel v/d levende stemgerechtigde kijkers herinnering
hebben
e
- 1 systematische reacties tegen nationalisme
o Verlichting:

71
 G Vico: Scienz nuova (1725): mensheid = eenheid
• gemeenschappelijke herkomst
• (voorstellingen v) werkelijkheid = mensenwerk
 => w als voorloper beschouwd v structuralisten + postmod (vb White)
 Voltaire (1756): Essai sur les moeurs et l’esprit des nations
 Montesquieu : (1748) L’esprit des lois
 => verlaten radicaal eurocentrisme en betrekken andere werelddelen
ste
= aanloop voor universele gesch (sinds begin 20 eeuw)
(in die lijn: cyclustheorieën v Spengler en Toynbee
o terugval: door ineenstorting (1989) v communistisch blok + verdwijnen vijandbeeld v
KO

1.3. Lineair denken en indelingen v/d gesch: de evidentie v historische periode

- zelfs schijnbare neutrale rechtelijnopvatting: OH – ME – NT – NsteT => ideologische


achtergrond!
o gaat terug op It humanisten: ME = barbaarse tussenperiode
o = bijzonder aanvechtbaar
- andere wijze lineairiteit: contrasten tss politieke en sociale systemen, MY vormen of periodes
o these v complementariteit:
 vooruitgang onstaat door aaneen schakelen v 2 componenten i/e
gezamenlijke activiteit die ze afzonderlijk niet zouden kunnen vervullen

o these v dichotomiethese
 2 modellen tgov. elkaar bij wijze v contrastwerking: ene component is meestal
primitiever dan het andere
 E Durkheim:
• statische tgov. dynamische MY
 F Braudel:
• stedelijke tgov. landelijke bewoning

 => moderniseringsthesen: moderne W Eur = model voor ontwikkelingslanden


  deuk door dekolonisatiegolf
e
  2 uitdaging: religieus fundementalisme in de islamwereld (’70)

- B R Barber: (Am politicoloog)


o Jihad vs Mc World. How globalisation and tribalism are reshaping the world(1995)
o toekomst: 2 scenario’s
 economische commerciële globalisering
 verkrampt religieuze reactie
o beide erg bedreigend vr democratie & verlichtingsdenken
- S Huntington:
o Clash of civilizations and the remaking of world order (1996)
- M Castells
o The information age
o al dan niet toegang hebben tot de moderne comm middelen en info netwerken
veroorzaakt een totaal nieuwe beleving v ruimte en tijd (space of flows) en geeft ook
aanleiding tot de groei v nieuwe machtsrelaties
 toegang tot info: indruk (illusie) tijdloos heden
 geen toegang: indruk constant verleden
o 3 soorten identiteiten
e
 legitimizing identity: legitimiteit ontleend a/d staat (19 eeuwse trad)
 resistance identity: identiteit geboren uit doorgaans religieus gefundeerde
weerstand
 project identity: identiteit geboren uit idealistisch gefundeerde projecten (bvb
vrouwenbeweging, groene bew…)

72
1.4. Cyclus-theorieën

- essentiële processen herhalen zich, al dan niet met regelmaat + er heerst in de evolutie een
zekere wetmatigheid (nomothetisch)
o cultuurpessimisten  het catastrofe-idee
e
 Polybius (2 vC): politieke regimes v jeugd  decadentie, waarbij het ene
wereldrijk het andere uitschakelt
e
 Ibn Chaldoen (islam-hist, 14 eeuw): pollitiek + klimaat & geografie
e
 O Spengler (19,20 eeuw): na WO I: Untergang des Abenslandes
• zag geliefde tweede Du Rijk instorten
• verwachtte fatale curve v aftakeling en dood
• gekleurd door nihilisme en racisme
 J Huizinga (interbellum): In de schaduwen v morgen (1935)
• waarschuwing voor verlies aan ethische, esthetische & intellectuele
normen
• (niet ronduit pessimistisch)
• WO II: Geschonden wereld
 Toynbee: A Study of History
• onder indruk v ondergang v Brits koloniaal imperium
• niet 1 continue, maar vele parallelle beschavingen, met elk een
analoge evolutie: 4 stadia
o (1): natuurlijke omgeving = uitdaging  reactie (wnn niet te
kleine/grote uitdaging: primitieve groep  beschaving)
o (2): groei: actie v stoffelijke  geestelijke
o (3): ineenstorting door tekort aan creatief vermogen
o (4): ontbinding (soms vervangen dr verstening)
• westerse beschaving zal standhouden, mits reactie op uitdagingen v
Christelijke godsdienst
• groot eerbied vr hist feiten, toch bijna theologische visie op gesch
o positieve noot:
 Vico: elk volk 3 fasen
• goden
• helden
• mensen: wijsheid en rede voor iedereen

- ander cyclus-theorieën: steunen op factoren buiten de mens


o vb sociaal-econ fenomenen gedetermineerd door natuurverschijnselen
 ongeloof en weerstand
o aantal klimatologen
e
 1 fase: i/h kader v Foundation for the Study of Cycles
• regelmatige fluctuaties i/d biologische/klimatologische sector
• A Dauvillier (1958): curve v zonnevlekken: max 11j 
dendrochronologie: max groeopolen v bomen om de 11j
e
 2 fase:
• voorbarige relaties met sociologische verschijnselen
• J Schove (1955): samenvallen v zonnevlekken en revolutiejaren
• E Le Roy Ladurie (1967): correlatie tss curve v plukdate v druiven en
die v graanprijzen (late pluk = koude zomer = koude groeitijd graan =
hoge prijzen)
o 2004: in tijdschrift Nature verdedigd
• druivenoogst + dendrochronologie: verklikker voor klimatologische
evoluties

1.5. L’histoire immobile: gesch zonder verandering

- (1): histoire immobile: in het menselijk gedrag stereotiepe elementen die altijd terugkeren
 individu = gedetermineerd + in handelingen min of meer voorspelbaar
o kan leiden tot naïef zelfbedrog + vooroordelen
o bvb antropologie in navolging v C L Strauss

73
- (2) histoire immobile: dusdanige trage ontwikkeling dat ze in het dagelijkse leven en zelfs binnen
de termijn v 1 generatie niet opmerkbaar is
o structuralisme en mentaliteitsgesch voor soc-econ + soc-cult fenomenen
o vb doorleven v hiërarchische structuuropvatting (ME driestandentheorie)
e
 in 14 eeuw nog slechts een theorie: nuttig om voorrechten v adel en clerus te
legitimeren
e e
o vb E Le Roy Ladurie (1974): opgemerkte bevolkingsstabiliteit in ruraal Fr (14 tot 18
eeuw)
o wat van op grote afstand immobiel lijkt, is vaak het resultaat v stormachtige
ontwikkelingen
o immobiliteit wordt pas goed merkbaar nadat een stormachtige ontw a/e lange situatie
een bruusk einde heeft gesteld
 vb open society revolte (1968): legde gezagsmech + seksuele taboes bloot
 situaties waarin culturen plots met elkaar geconfronteerd w (bvb kolonisaties)
bieden een uitgelezen kans om immobiliteit te illustreren

vb N Wachtel: La vision des vaincus. Les indien du Pérou devant la conguête espangnole (1971)
- keek als etnograaf + historicus naar de Spaanse conquistadores door de ogen v/d inca’s
(kronieken + orale verhalen reconstrueren)
- voor inca’s: breuk met hun histoire immobile
o confrontatie  overnemen (acculturatie) + weerstand
o géén eenrichtingsverkeer!!! (niet passief overnemen v westerse cultuur)
o speelden vaak komedie en namen oppervlakkig over
o veem pre-koloniale structuren & culturele attituden overleefden de kaap v/d
kolonisatie
o actuele folklore: ruimte om trauma’s v kolonisatie te verwerken
- tweemaal histoire immobile
o één die verdween in de acculturatie
o één die overleefde over de breuk v/d kolonisatie heen

2. Oorzakelijkheid

de val van ‘post hoc ergo propter hoc’: omdat B na A komt, is A de oorzaak v B

2.1. De ondraaglijke onzekerheid v/d ongrijpbare oorzaak

wat is oorzaak?
Aristoteles: kleine wijzigingen kunnen oorzaak zijn v grote veranderingen

slechts vage definities

- een bepaald motief determineert niet noodzakelijk tot één, en slechts één soort daad
- er is een onderscheid tss de noodzakelijke en voldoende voorwaarden waaraan moet voldaan
zijn, wil men tot een gevolg komen
- een motief is een oorzaak waaruit geen noodzakelijk gevolg voortkomt
- eenzelfde motief kan leiden tot verschillende gevolgen
- een resultaat kan het gevolg zijn van verschillende motieven
e
vb succes v/d nazi-partij: Machtsovername v Hilter op de verkiezingen v 1933 (1 minister =
kanselier)
- 1929 – 1933: succes v nazi-partij
o 1929: beurscrash in VS  zware inflatie  bedreiging welvaart
 middenstanders: klanten verliezen koopkracht
 gevoelig voor propaganda vb. joodse handelaars = concurrent
o industriële bewapening
o monarchisten: heimwee naar keizersfiguur (gaan mee in het idee Fuhrer)
o militaire kringen: Lebensraum

74
o nationalisten: tegen het verdrag v Versailles
o katholieken: elitair samenlevingsmodel + anti-communistisch

om oorzaak door een meer wetenschappelijke notie te vervangen: diverse wegen

- (1)zoeken naar daden waarin duidelijk de rol v/e bewust en verantwoordelijk handelend persoon
optreedt
o vrijheid v handelen impliceert evenwel dat de handelende persoon een motief heeft tot
handelen, maar dat hij op het motief zowel positief als negatief kan reageren
o wie causale verbanden in deze sector zoekt, staat meer open voor theorieën die de
rol v/h individu en van de sterke persoonlijkheid beklemtonen en voor het
beklemtonen v/h eenmalige en evenementiële karakter v/d gesch
- (2) oorzaak beschouwen als de som v alle factoren die in relatie staan tot het feit waarvan mn
de oorzaken wil kennen  diverse factoren moeten echter afgewogen worden om hun relatief
aandeel te bepalen
o om de fundamentele trends v/d oppervl factoren te onderscheiden schakelt men de
structurele behandeling in, in de overtuiging dat dierpere tendensen de sociale
evolutie grondiger beïnvloeden dan concreet waarneembare, accidentele
gebeurtenissen
- (3) analytische wijsbegeerte
e
o Leo Apostel (20 eeuw):
 het specificeren v taal v/d aard v oorzaak door het onderscheiden v een
aantal begrippen (zoals aanleiding, motief, middel, oorzaak, voorwaarde,
invloed, verklaring) is zinloos omdat de inhoud v/ deze begrippen toch
verschillend is naar gelang v/d concrete hist context waarop ze betrekking
hebben
 vertrekken v bestaande hist case-studies  daarin criteria opsporen die de
historici gebruiken om een oorzakelijkheidsverband te bevestigen/ontkennen
 einddoel: bekomen tot formules
- inductie is aangewezen: algemene uitspraken doen obv een zo groot mogelijk aantal
individuele gevallen of waarnemingen v hist feiten
- vb E Witte: ‘Politieke machtsstrijd in en om de voornaamste Belgische steden’ (1973)
o onderzoek naar de machtswisseling v contrarevolutionaire naar een revolutionaire
meerderheid tss 1830 en 1848
o comparatieve studie nr partijorganisatie, interne aantasting v/h gevestigde gezag,
infiltreren v overheidsinstellingen, aan- of afwezigheid v legerkorpsen
o factoren en voorwaarden konden gepromoveerd w tot oorzaken en constanten

2.2. De zoektocht naar oorzaken v verandering


2.2.1. De oorzaak v/d interne dynamiek, het individueel gedrag en publiek optreden

- R A Nisbet: The Social Bond. An introduction to the study of society (1970):


o crisis kan ook essentieel uit externe factoren ontstaan
o vb uitschakeling v/d oude SU (1991):
 gevolg van interne spanningen: voedselproblematiek, nationalisme
 maar evenzeer externe factoren: zoals de mislukte Afghanistan-oorlog,
ontwapeningsgespreken met de VS en de instorting v/d Oostbloklanden in
89/90
o hist mutaties zijn schoksgewijs en onvoorspelbaar

- ≠ sociologische beschouwingen: gepeild naar het verband tss individueel gedrag en de wijze v
publiek optreden v hetzelfde individu in collectief verband
o P Bordieu (Fr soc): studie v de rol v/h onderwijssysteem in het consolideren en
reproduceren v sociale verhoudingen
 onderscheid tss econ kapitaal (eigendomsverhouding), soc kapitaal (soc
netwerken) en cult kapitaal (status)
 habitus: door opvoeding doen mensen schema’s op, ingesteldheden die hen
toelaten op ≠ situaties te reageren en dit te doen binnen de MY aanvaade
gedragspatronen

75
 elke individuele habitus = product v gesch, brengt zelf individuele en
collectieve handelingen voort
 MY ruimte: verdeel in ‘velden’  zich v velden al dan niet meester maken en
aan anderen betekenissen opleggen
 sociale wereld: gekenmerkt door structuren die na verloop v tijd zelf
structurerend gaan werken
o E Goffmann (Canadees soc)
 dramaturgische kant v/h dagelijks leven + rollen die het individu speelt
 onsderscheid
• performance: spelen v/e rol
• competence: hebben v/e rol
 The presentation of self in every day life (1959) & Relations in public (1971)
• hoe een individu zich in de MY vertoont en het beheersen van de
indruk die men wil nalaten
• vb spiegels die laat ME & Ren vorsten voorgeschreven kregen:
constructies over gedrag om indruk te maken  ook voor het
verleden een erg nuttige invalshoek
• ook bij inschatten v collectief gedrag: rollen die binnen een groep,
(on)bewust w gespeeld
o A Giddens: pol denker
 ontwerpen v/d ‘third way’ (tss neolib en oude soc)
 structuratietheorie ‘The constiution of society: outline of theory of structuration
(1984)
• structuren zijn zowel oorzaak als gevolg v acties
• handelingen en structuren: dialectische relatie
• de mens heeft relatieve vrijheid v handelen getemperd door het
sociaal veld
• individuen gedragen zich in de MY als gevolg v/e praktisch
bewustzijn, dat groeit uit de knowhow, soc gedrag aangeleerd door
dat v anderen te imiteren
 mens is vaak niet bewust van zijn motieven
men doet iets omdat men denkt dat hun gedrag aangepast is en
getolereerd w
o J Habermas: Du soc
 beïnvloed door marxisme
 originele synthese v Marx & Weber: poging om zin te geven a/h proces v
reconstructie v/e MY in W Du na WO II
 Strukturwandel der Öffentlichkeit (1962)
• onderzoekt waar burgers obv collectieve en rationele keuzes gestalte
kunnen geven a/d MY en met hun project over hoe de MY best
georganiseerd w in de openbaarheid kunnen komen

2.2.2. De uitleg v/h conflictmodel


e
- 2 reeks oorzaken
- beroemdste theorie: Marx  gebaseerd op klassenstrijd: economische belangen botsen:
o gelooft dat de gesch wetmatig nr een superieure, klassenloze MYvorm evolueert
waarin er opnieuw een gemeenschappelijk bezit v/d productiemiddelen zal zijn
- na Marx (neomarxisme) : niet lineair proces, maar met ups en downs
o vele invloeden uit andere soc wetensch
o enkel landen uit het ex-sovjetblok hadden nog een strakke variant
o Brenner-discussie: bespreekt enkele vbn v deze theoretische uitbreiding
- niet-marxistische conflictmodellen:
o R Dahrendorf: (1959): Class and class conflict in industrial society
 niet lineair
 botsende groepen: niet alleen econ, maar ook psychologische
tegengestelde belangen:
al dan niet over autoriteit beschikken  quasigroepen  belangengroepen
ste
 botsing in een 1 fase: latent (verborgen)

76
e
 botsing in een 2 fase: manifest (zichtbaar): waarbij de groepen zich bewust
zijn v hun positie
 groep a/d macht streef naar status-quo, de andere naar verandering (probeert
machtsmiddelen te veroveren om het bestaande heerschappijsysteem te
wijzigen)
 (eerder Weber dan Marx)
- grote theorieën zijn inspiratiebronnen: worden telkens op hun toepasbaarheid getoetst
- Nirenberg (1996):
o studie naar het vervolgen v joodse en islamitische minderheden in het laat ME
Catalonië
o strategisch aangewende reeks sociale gedragingen: periodes v gewelduitbarsting en
vreedzaam samenleven volgen elkaar op  geweld & tolerantie moeten samen in
beschouwing genomen w
o via tijdelijk oplaaiende conflicten w posities ingenomen + communicatie
o vele collectieve manifestaties v gewelddadigheid in laat ME en vroeg moderne steden
zijn te lezen als claims op macht en sociaal aanzien v groepen

2.3.3. Evolutie of revolutie? het volk of de elite?

revoluties: belangrijke keerpunten waarbij de relatie tss overheid en burger herijkt werd
revolutietheorieën
- Michelet:
o Fr revolutie: gemaakt door de anonieme massa, gedreven door een vrijheidslievende
idee
- Marx:
o vrijheidsidee in zijn dialectisch-marxistisch schema
o met Engels: veel aandacht aan latere revoluties (zoals Commune v Parijs, 1871)
- C E Labrousse (Annales hist)
o na WO II : Fr revolutie = resultante v economische cycli
- Skocpol :
o neo-marxist
o revoluties = geheel v sociale processen waarbij het gaat om én politieke conflicten én
veranderingen i/d verhoudingen tss sociale klassen
o resulteren in snelle fundamentele en geweldadige omschakeling v dominante
waarden en mythen in een MY en van instellingen, leiding en soc structuur
- ook uit conservatieve hoek…
- C Brinton (1938)
o The anatomy of revolution
o op zoek naar factoren die maken dat revoluties fatale kringlopen zijn met fasen zoals
‘voortekens v verstoring’, ‘ziekteverschijnselen’, ‘revolutiekoorts”, ‘terreur’, ‘genezing’
o revolutie = lang ziekteproces

- Mosca en Pareto:
o elitetheorieën binnen de conflictsociologie ontwikkeld
o drijvende kracht achter de gesch: vervangen v elites en rekruteren v nieuwe leden
voor deze elites
o denken sociologisch + politicologisch  politiek processen die tot het vervangen v
elites voeren
o geformuleerd in intellectuele ontredddering na WO I + opkomst nieuwe ordes in Du en
It
- C Mills: (Am soc):
o past deze elitetheorie toe op de situatie i/d VS
o The power elite (1956): vervlechting v econ, pol en militaire elites die zich a/h normale
democr spel v controle onttroken  het industrieel-militaire complex (waarvoor
Eisenhower in zijn afscheidspeech voor waarschuwde, 1961)
o sommigen decoderen de conflicten rond 9/11 en war on terror overigens ook vanuit
deze hoek
 merkwaardig toeval dat op 11 sept. de Carlyle groep een vergadering had
met haar belangrijkste investeerders, o.a. Bush sr. en halfbroer Bin Laden

77
 CG: enorme belangen in bewapeningsindustrie, vele leden v Bush
administratie in haar rangen + Saoedisch establishment
evolutietheorieën
- Condorcet (verlichtingsfilosoof)
o gesch als lineair proces naar een eindfase v rationaliteit
- optimistische vooruitgangstheorieën:
e
o definitief gestalte i/d positivistische labo’s v biologen uit de 19 eeuw
o Darwin:
 evolutietheorie met meeste invloed op ons genetisch denken
 Origing of Species by Means of natural Selection (1859)
 alle dieren & planten komen voort ui voorafgaande vormen
 motor: proces v natuurlijke selectie (survival of the fittest)  determinisme v
milieu en erfelijkheid (struggle for life)
o Spencer
 idee v ontwikkeling naar steeds meer geraffineerde MY (voor Darwin)
 sociaal evolutieschema v eenvoudige naar complexe MYen
 MY proces waar niet moest worden ingegrepen: natuur zou voor een selectie
v fit en het elimineren v unfit zorgen
 overheid mocht niet tussenkomen in dit proces door bvb soc of MY diensten
te leveren of onderwijs te voorzien
e
 legitimeerde het radicale liberalisme v/h 19 eeuwse Victoriaanse Engeland

- gaan terug op T Maltus (1798) over overlevingswil bij crisissen wegens het spanningsveld tss
bevolkingsomvang en voedsel

2.2.4. Generatie als uitweg

- hist verandering: wnn de ene generatie de andere opvolgt


- generatietheorieën zonder globalisatie per eeuw
o scheidingspunten: sociale generaties (dwz groepen v mensen die omstreeks dezelfde
tijd zijn geboren en dus door dezelfde omstandigheden zijn beïnvloed en analoog
zouden hebben gereageerd)
o genaraties: op 33,3 jaar vastgelegd = 3 gen/eeuw
- veel kritiek mogelijk:
o afbakeningen zijn vooronderstellingen: inhoud v/d fasen is niet gedefinieerd
o hist perodiciteit w gebaseerd op een biologische periodiciteit, is niet gelijk in tijd &
ruimte, niet overal identiek
o beginpunt v de ‘generaties’ is ook meestal willekeurig of in functie v/e grote
gebeurtenis gekozen
o recurrent gedrag: dat iedereen door een bepaald feit zou zijn getekend
- Van Isacker: Mijn land in de kering (1983)
o het generatiebegrip om Vlaamse idealisten te karakteriseren
o reageerde i/h interbellum tegen de MY verloedering die met WO I definitief was
doorgebroken
o behoorde zelf tot die generatie (vergoelijkt de uitwassen, bvb collaborateurs bij WO II)
- uitgerekend in het interbellum kon de generatietheorie op succes rekenen
o Mannheim
o Ortega y Gasset: koppelt de notie generatie aan de thema’s v conflict en elite
o twee generaties in MY echt actief: zij die de macht hebben (45 tot 60j) en zij die de
macht ambiëren (30 tot 45j) => uit hun onderlinge confrontatie: dynamiek
- generatie = hist realiteit, maar het isochronisch bundelen gaat te ver!
- wel reëel: bepaalde gebeurtenissen w gekoesterd door groep als collectief geheugen
o vb Fluwelen revolutie (Praag 1989): collectieve ervaring v/d oudere generatie die de
Praagse Lente (1968) had meegemaakt, heef een mobiliserende kracht gehad in het
Tsjechoslovakije v 1989

2.2.5. Individu en de anonieme massa als verklaring: de massa of de sterke man?

maakt het individu de geschiedenis of de gesch het individu? zijn de ontwikkelingen meer een zaak
v/d massa of v/h individu? => wisselwerking tussen massa en individu

78
vooropstellen v/d held

vb. 1989: Val v Berlijnse muur: uit de hand gelopen communicatieblunder


 maanden vooraf: Leipzig: volksbeweging met betogingen ‘Wir sind das Volk’
 wilden grondige hervormingen v/h systeem
 achteraf: toegeschreven aan de actie v enkele wereldleiders
(zie ook officiële herdenking 1999: leiders op de voorgrond, terwijl een betoging v ontgoochelde
burgerbewegingen a/d gang)

- rol v dominante persoonljkheden w graag gehanteerd door historici:


o concrete bewijsvoering
o voor breed lezerspubliek toegankelijk
o personalistische en voluntaristische interpretatie: sterke nadruk op de psychologie v/d
personages
e
- Thucydedes (5 eeuw vC): mens = maatstaf der dingen  verklaart oorlog vanuit de rol v
dominante persoonlijkheden
e
- Philippe de Commynes (eind 15 eeuw): handelingen v Fr Lodewijk XI  Karel de Stoute,
vanuit hun specifieke psychische structuur
- J Huizinga (1919): Herfsttij: verklaring v evolutie in het kleurrijke schouwspel v vorsten en
hovelingen, hoewel hij een studie wou doen v/d levens-en gedachtenvormen
- => mythevormen rond helden + overschatting v hun invloed
- T Carlyle: On Heroes, hero worship and the heroic in history (1841)
o ging het verst in de heldenopvatting en misprijzen v/d rol v/d anonieme kleine mensen
o de held maakt het volk, niet het volk de held (Cromwell, Frederik de Grote  leidde
tot cultus in Du)
o typisch exponent v/h romantisch individualisme
o superioriteit v/d held  ondenkbaar dat zij door banale soc en econ factoren
gedetermineerd zouden kunnen zijn
- men mag niet alles op de rekening v grote figuren zetten, toch is hun invloed op evolutie
reëel en diepgaand (bvb Mohammed, Christus, Marx)

vooropstellen v/d collectieve, anonieme krachten


- E Gibbon (1776/78):
o The decline and fall of the Roman Empire: kortsluiting tss beschavingen en groepen
(meer dan een bewust door politici geschreven scenario)
o romantiek: ‘Volkgeist’  collectief geheugen en cultuur dat elk volk als geheel in zich
heeft en dat tot handelen drijft  nationale zelfstandigheid centraal
- methodologisch probleem: afwegen v/d impact v beide factoren: individu en massa
o hoe kunnen sommige ideeën de massa in hun ban krijgen, terwijl anderen de grootste
last ermee hebben?
 demagogische kwaliteiten
 technische en materiële omstandigheden
e
(vb Fr Encyclopedisten, 18 eeuw  unieke verspreidingskansen door
internationeel georiënteerde boekhandels)
 geschiktheid v voedingsbodem
 bereidheid tot receptie
o J Stengers (1984) & T Lacqueur (2005): studie over hoe een “geneesheer” (begin
e
18 eeuw, wss John Marten) masturbatie als ziekteverschijnsel karakteriseerde
 w overgenomen door door geneesheren en filosoof-pedagogen uit de Verlichting
e
 19 eeuw: door het dominante religieuze parcours
 wereldwijde obsessie met masturbatie
(behoefte aan proageren v/e schuldig bewustzijn  w aanvaard door de MY)
 pas na WO II: uitgedoofd
- doordringen v nieuwe revolutionaire ideeën
o sneller in gewesten die al aan de spits staan v vernieuwing
o sterkst in grote stedelijke centra binnen die gewesten
o concentratie v non-conformistische, kosmopolitisch en creatieve groep v kunstenaars,
ideologen en geleerden in de relatief beperkte ruimte v/e wereldstad

79
 vb het Wenen v Freud, Klimt en Schiele ca 1900
 Parijs v Picasso, Apollinaire voor en na WO I
 Amsterdam, Brussel en Kopenhagen voor de Cobra-schilders en auteurs i/d
jaren ‘50
 ESF: project over cultural transfers in Europe (1400 – 1700) olv Muchembled
 steden als theater voor culturele overdrachten
 opvang en activiteit v minderheden en vreemdelingen centraal
o J Romein:
 niet enkel locaties, ook geprivilegieerde momenten, waarin de interactie tss
sectoren en figuren heftiger is dan normaal
 Op het breukvlak v 2 eeuwen (1967): tijd rond 1900 = typisch moment voor
omslag
• herfsttij v Europese werelhegemonie/burgerlijke cultuur
• ontwaken v anti-Europese gevoelens in andere werelddelen
e
• verguizen 19 eeuwse zekerheden door rationalisme en positivisme
via revolutionaire bewegingen in de politiek en in de kunst
• inzoomen op zo’n fase = integrale gesch
- hoe kunnen we de betekenis v dominante personen wetensch aflijnen?
o HA Simon:
 onderzoek rond het probleem v hoe beslissingen w genomen, op het vlak v
beheer v bedrijven
 neemt afstand v idee dat mensen louter rationele keuzes maken  meer
behaviouristische aanpak
 kwantitatieve formule: de macht v/e persoon w gemeten a/h aantel personen
dat gebonden is of zich materieel of moreel gebonden acht door een
beslissing v/ die persoon
 probleem: bronnen vermelden meestal niet de naam v/d reëel inspirerende of
beslissende persoon v wie de idee v/e pol besluitvorming stamt, slechts die
v/e fictieve auter in wiens naam theorisch beloten w
o reële creatieve rol v centrale figuren bepalen adhv correspondenties en boeken
o is het individue een gedetermineerd wezen of een vrije vogel?
=> meningen lopen uiteen
 Carlyle: romantiek
• accent op het impulsief handelend individu + heldenfiguren die aan
alle wetten ontsnappen
 positivisten:
• vgl individuele menselijke gedrag met fenomenen uit de NW,
analyseerbaar en voorspelbaar
 Marx:
• wetmatig determinisme v/d mens door de economische context
 Pirenne
• afwisseling in de econ gesch tss periodes v vrijheid en tijden v
strenge reglementering
• geen wetmatigheid, maar feitelijkheid
e
 erfgenamen v/h 19 eeuwse historisme
• gesch = eenmalig, continu en irreversibel
• enkel het unieke = reëel  kan zich noot 2maal op identieke wijze en
in identieke orde voordoen
• = ideografisch
• gericht op het bijzondere en individualiserend
• nadruk op toeval
 erfgenamen v/h marxisme & structuralisten
• toeval = subjectief en relatief
• mens = gedetermineerd, handelen = in zekere mate wetmatig, zelfs
voorspelbaar
• nomothetisch en generaliserend

CASUS: Oorzakelijkheid: 11/9

80
3. De geschiedenis: nuttig en nodig?

3.1. Manipulatie v/h verleden


3.1.1. De gesch gemanipuleerd: Clio als hoer

- alle culturen en volkeren: behoefte om een verhaal over zichzelf te schrijven


- specifieke figuren/groepen belast met het bewaren en doorgeven v dit verleden
- moderne westerse MY:
o kennis: professioneel doorgegeven, door instellingen bewaard
o doorgeven v hist kennis = zaak v prof gevormde historici geworden
o toch: toegang tot het verleden en tot meeste bronnen = vrij, voor iedereen
o amateur-hist/archeologen: dragen mee de MY verantw op het bewaren v/h verleden +
discussie over dat verleden in leven te houden  gedeeld patrimonium v/d mensheid
o alle historici weergspiegelen in hun beeldvorming de interesse v eigen tijd/groep
 Oudheid/vroege ME: adel en clerus  hist werken v militaire/relig aard
 late ME: meer burgerij
e
 pas 19 eeuw: burgerlijke geschiedschrijving
e
- 19 eeuw:
o nationaal pol en parlementaire gesch
 rol v grote pol leiders
o opkomende klasse v arbeiders
 grote balangstelling voor soc en econ verschijnselen (Marx)
 oog voor de naamloze massa en onzichtbare determinanten v econ en MY
- elke sector: nieuw beeld
o nieuwe bronnen
o dezelfde bronnen met andere ogen
- wisselende keuzen en belangstellingen  criteria voor bewaren v bronnen verschuiven
e
o vroeger: fiscale doc als nutteloos weggegooid (19 eeuw)
o nu: angstvallig bewaard  maar: kwaad = geschied

- politiek gebruik/misbruik v/d geschiedschrijving  forse kritiek


o P Valéry (1939):
 vernietigend oordeel over de vele vormen v prostitutie waartoe historici zich
leenden (*)
e
 2 dimensie: ontgoochelde intellectueel over de geringe bruikbaarheid v/d
geschiedwetensch
e
• gevolg v falen 19 eeuwse positivisme: menselijk handelen in te
voorbarige wetten + historisme & histoire evenementiele die alleen
maar eenmalige feiten wilden begrijpen zonder samenhang of
verklaring
• + Camus: ontgoocheld: wilde dat de gesch operationeel zou zijn en
het mechanisme v/h menselijk handelen zou verklaren
o Spengler
o Huizinga: (1935): Schaduwen v morgen
 analoge klacht (*)
 tegelijk profetische waarschuwing voor het brutale misbruik dat v preudo-hist
argumentatie gemaakt zal w in nazi-Du, Stalins SU en later bij de pseudo-hist,
negationisten v jaren 80

o G Noiriel (1996):
 studie a/d crisis waarin de gesch zich zou bevinden
 terwijl het MY aanzien even groot blijft (oplagecijfers, media-aanwezigheid en
belangstelling + hernieuwde belang v/h hist aspect in soc en hum wetensch)

- hist trekken morele lessen uit het verleden en houden hun tijdgenoten vbn, voorbeeldige fig uit
het eigen verleden als na te volgen exempla vooor
o deze functie v gesch als een spiegel
o Romeinen: Plutarchus en Suetonius: vorm v/e biografie over na te volgen
prototypen
e
o Einhard (9 eeuw): Karel de Grote als model

81
e
o Carlyle (19 eeuw): portretten v hist helden

- gesch: om godsdiensten en ideologieën te becommentariëren en goed te praten


o pol en relig legitimaties versterkten elkaar bovendien nog, naarmate bepaalde
godsdiensten staatsgodsdientst w
o deconstrueren v dit samengaan, in de ontmaskering als falsum v ‘donatio Constantini’
door Valla (1440): decesieve stap in de ontw v/e kritische geschiedwetensch
e
o Augustinus (5 eeuw):
 meest ambitieuze compositie v christelijke heislgesch
e
 onderbouw bij uitstek in de 16 eeuwse polemiek tss kath en prot
o Toynbee:
 heil vr W Europa slechts mogelik indien Europa trouw blijft aan christelijke
godsdienst
o joden en christenen: opvattingen hist willen funderen als een stuk v/e zinvol door God
gepland proces
 overgenomen in geseculariseerde vorm door Ren en Verlichting
 via Hegel  marxisme: gesch = verhaal v ononderbroken lotsverbetering v/d
condition humaine

- gesch: om rationalistische MY te stutten


o Machiavelli: (1513): verlegde het zwaartepunt voor het handelen v God naar de
renaissancistische cynische politicus
o Vico (1725): meest coherente geseculariseerde vooruitgangsvisie

- duidelijke impact v pol elites en redderidealen op de geschiedschrijving


o ridderromans: functie v elite onderstuenen in haar soc statusaanspraken
o zo ook de geschiedschrijving
e
 13 eeuw: 2 edelen uit Champagne (Villehardouin & Joinville: ooggetuigen
e
v 4 kruistocht nr Byz + kruistocht v L IX)  hart onder de riem v edelen die in
kruistochten hun ideaal waarmaakten
e e
 14 , 15 eeuw: Froissart en Bourg officiële hofgeschiedschrijvers 
creëerden voor de vorstenhuizen en edele families een verleden dat hun
prominente rol in de MY als prinsen, diplomaten en raadsheren legitimeerde

- bijna alle pol systemen: historici in dienst v staatgezag en doctrine


o Romeinen: Caesar en Livius  les in patriotisme
e
o 16 eeuw : Machiavelli : ophemelen v/d It (Florentijnse) stadstaat
e
o Romantiek: Michelet en Macaulay: voor het 19 eeuwse Fr & Eng
e
o 19 eeuw:
 Pirenne: Histoire de Belgique: teleologisch determinisme
• a/d andere kant : geen naïeve teleologie

3.1.2. Gesch en engagement: Clio als bevrijdster

- mens: vragen over herkomst, identiteit in heden & toekomst


- wisselende antw in zoektocht nr essentiële drijfveren en verklaringen
o afhankelijk v wisselende impact v godsd en ideologieën
o kritische behoefte aan kennis v werkelijkheid anderzijds
- fundamentele bronnen
o Gr/Rom cultuur
o joodse/christelijke trad
o islamitische beschaving
o => allemaal bijgedragen + schaduwen vertoond (bvb vervolgen v ideologische
tegenstrevers)
- Renaissance:
o W Eur mens: “navel v/d wereld”  superioriteit : unieke plaats voor het doorgeven v
kennis
o bewondering voor en kennis v de antieken (in ME, niet enkel in christelijke westen)
 Maimonides (joods geleerde)
• introduceerde Aristoteles i/d islam wetensch

82
• invloed op Thomas v Aquino

- Verlichting: mensen gingen analyseren uit eigen menselijke logica


o mens als uitgangspunt en einddoel v/h onderzoek
e e
- 19 eeuw: culturele en wetensch stromingen & 20 eeuwse nouvelle histoire
o variaties op het thema v Europees humanisme
o inspiratie uit Verre Oosten,…
ste
- 20 eeuw: hist inzicht in het verzet tegen totalitaire regimes
o A De Baets:
 network of concerned historicians
 databank over het vervolgen v historici en over hun optreden tegen
e
totalitarisme in de loop v 20 eeuw
 2004: pleidooi: ethisch bewust zijn voor historici
 dode mensen recht op respect inzake herinnering, getuigenis en gesch
 zoektocht naar waarheid moet alle kansen krijgen en door een zo wetensch
mogelijke hist methode ondersteund w
o H Pirenne en M Bloch
 in WO I en WO II door Du bezetter opgepakt
 bleven in gevangenis gesch doceren en over de essentie v hun vak
publiceren
o Nehru:
e
 later 1 minister v India
 tss 1921 & 1945: 9 j in Britse gevangenissen
 schreef in briefvorm aan zijn dochter (opvolgster I Ghandi): Flimpes of World
History, eerste wereldgesch vanuit niet-westers perspectief
o Braudel
 grote stukken v Méditerraneeé in Du krijgsgevangenschap tijdens WO II
o Mbeki
 schreef in gevangenschap op Robbeneiland hist werken tijdens zijn 23j
gevangenschap
- hist problemen en situaties dienen vaak als metafoor of dekmantel om over de eigen situatie te
schrijven
o Shariati:
 Iraans soc en hist
 kritiek op het regime v de Sjah in ‘70 in lessenreeks over het Egypte en
farao’s
 2002: Aghajari: kritische geluiden over moslimgeestelijkheid en herdacht
leermeester Shariati  doodstraf (voorkomen door intern protest)
o Kantorowicz
 Duits mediëvist
 weigerde een anticomm eed te onderschrijven (1950)
 kostte hem zijn job aan univ v Berkely (door senator Mc Carthy)
o Geremek
 joods, Pools mediëvist
 hongerstaking (1982)
 actief lid v/d vakbond Solidarnosc
 was lid v KP geworden na oorlog  Stalin: raakte zijn illusies over het comm
kwijt
 bestudeerde arbeidsorganisaties in de ME ambachten en processen v
marginalisering
 betrokken bij oprichting v eerste vrije vakbonden in Polen
o Quide
 Du
 kreeg Nobelprijs voor vrede
 activiteit in vredesbeweging
 studie over keizerlijke waanzin (Caligula): te veel allusies op keizer Wilhelm II
 gevangenisstraf
 bij het a/d macht komen van Hitler  ging vrijwillig in ballingschap

83
o Grégoire
 verplicht tijdelijk het land te verlaten nadat zijn commissie een rapport bekend
had gemaakt over de activiteiten v Leopold II in Kongo
 actief in het verzet v WO I
 WO II: hielp B en Fr vluchtelingen aan werk in de New school for Social
Research in NY

- Nabije Oosten: onderzoek naar ontstaansmoment v Israël


o new historians: kritisch onderzoek over conflictueuze ontstaansmoment
 Morris, Pappé en Shlaim
 doorprikten de positivistische analyse (hoe het geweest is) v/d concrete
omstandigheden waarmee de joodse staat ten koste v/d Palestijnse bewoners
gevestigd werd, stichtingsmythes over Israël
 ondergroeven de pose v/h in vgl met zijn Arab buren moreel superieure land
die Israël graag tgov. de buitenwereld aanneemt

o al dan niet relig karakter v joodse staat: in het oog v/d storm
 2000: Katz
• na rechtzaak zijn doctorstitel ontnomen
• argument:omdat zijn bevindingen over het afslachten v bewoners v
Tantura (Palestijns dorp, 1948) door Israëlische brigade, louter op
Palestijnse bronnen was gefundeerd
• ook Pappé, die Katz verdedigde werd met verwijdering v/d univ
bedreigd (voorkomen door intern protest)

CASUS: De historicus tijdgenoot en participant tegen wil en dank: H Pirenne en J Huizinga


- Pirenne: wetenschappelijk geschiedschrijver  enorm MY aanzien na WO I (postzegel 100j na
zijn geboorte, staatsbegrafenis)
- Huizinga: cultuurhistoricus  adhv hermeneutiek: intuïtief, narratief
- 1908: Huizinga komt naar Gent (Pirenne)
- WO I:
o H zit in het neutrale Nederland
o zonen P in het Belgische leger
o => briefcontact: pakjes met boeken, levensmiddelen
o Pirenne en Friedrich: verzet tegen de vernederlandsing v/d bezetter
 w opgepakt  Du gevangeniskamp
 wnn terug in België: w rector in Gent (eredoctoraten Oxford)
• = nationaal symbool v poor little Belgium
- ’20: P: opmerkelijke teksten: ‘wat moeten wij afleren v Du’  waarschuwt tegen het effect v
doorgedreven nationalisme, raseigenheid (vbn uit Du gesch + Du manier v geschiedschrijving)
- P is mede-stichter v Annales school (vernieuwing in het cultuur hist onderzoek)
- UGent vernederlandst: gaat naar de ULB
Huizinga: Herfsttij der ME (1919)
- H w rector in Leiden
o 1933: internationaal studentencongres
 Du deligatie weigert v nazistische tekst afstand te doen  diplomatieke rel
 P reageert op dit conflict, springt in de bres voor H
- 1935: H: In de schaduwen v morgen
o racisme: te weinig ratio, onvolwassen
o w symbool v kritisch verzet tegen wat in veel landen v Europa a/d gang is
- 1938: H: Homo ludens: zet zich af tegen racistische opvattingen
- WO II: wordt gedeporteerd
o internationale gemeenschap reageert: w verplaatst naar verbanningsoord (betere
omstandigheden)
o schrijft er zijn laatste werk: Geschonden wereld (1943/45)
 ook positieve noten: waarden v religie, sociaal  pacifistisch orgaan (vb
UNO)
- P & H: twee verschillende historici: toch wederzijds respect, en beiden kritische stemmen

84
3.2. De wortels v/d West-Eur gesch: een historiografische wandeling III
3.2.1. Religie en staat: in den beginne waren de grote verhalen

antieke geschiedschrijving
- oudste griekse epossen: geen onderscheid tss realiteit en verbeelding
- Herodotos:
o zoekt samenhang en oorzaken
o differentieert het essentiële v/h bijkomstige
- belganstelling voor het genetisch verband  grootse syntheses over heden en verleden
e
o Thucydides (5 eeuw v C):
 Peloponnesische oorlogen
 verhaallijnen te danken aan fictieliteratuur: psychologische analyse en
dialectisch werken met contrasterende personages
 kritische distantie en methode
e
o Polybius (2 eeuw vC):
 in elke beschaving evolutie v groei-rijpheid-decadentie
 later: Machiavelli, Toynbee, Montesquieu
- Romeinen: scheppers v/d nationalistische geschiedschrijving
o Caesar: verheerlijkte trefkracht + eigen talenten
o Augustus: over wil v Rome om bekende wereld te veroveren
e
o Salllustius: (1 eeuw vC):
 historische argumenten
 klaagt het zedenverval aan + politieke crisis
o Titus Livius: Romeins chauvinisme via gesch vanaf de stichting v Rome (8 eeuwen)
o Tacitus:
 etnografische belangstelling voor Germanen
 Annalen & Histories: psychologisch portret v eerste eeuw keizertijd
 bestreven met stilistisch grote klasse
 met oude Romeinse deugden uit voorbije Republiek als maatstaf

Middeleeuwen
- joodse en christelijke godsdiensten: zin voor hist dimensie
- Augustinus (5e eeuw):
o Civitas Dai
o menselijke gesch = deel v goddelijke heilsplan
- Eusebius v Caesarea (4e eeuw)
o elk feit/personage v OT en NT chronologisch vastgemaakt aan gebeurtenissen v/d
Romeinse gesch waarin het christendom zich kwam nestelen
- geschiedschrijving in christelijke westerse ME = dienstmaagd v/d religie
- niet kritiekloos  auteurs hechten weinig belang aan kritische controle
e
o Flodoard v Reims (10 eeuw)
 heiligenlevens en gesch vloeien quasi geruisloos in elkaar
 gesch = instrument om kerkelijke ambities met alle middelen kracht bij te
zetten
e e
o Guibert v Nogent (11 /12 eeuw)
 auteur v verslag over eerste kruistocht: Gesta Dei per Francos
 Mohammed = booswicht
- ook niet religieuze overwegingen en zeer menselijke motivaties komen het verloop v/d feiten
mee verklaren
e
o Galbert v Brugge (12 eeuw)
 opvolgingscrisies door moordaanslag op graaf Karel de Goede
 twijfel: ziet zekerheden i/h gedrang komen door gruwelijkheid v/d feiten
e
- Geoffroi de Villehardouin (13 eeuw)
e
o relaat voor adel over de ridderlijke exploten tijdens de 4 kruistocht
e e
- Froissart (14 , 15 eeuw)
o riddereer = primaire drijfveer in kroniek
o grand reporter: ooggetuige v/h society gebeuren a/h hof => w voorgesteld als
richtinggevend voor het hist verloop

85
- Late ME: nieuw stedelijk publiek als producent en consument v geschiedenis
o verstedelijkte gebieden gaven de toon aan (N en Mid Italië, Z Ned)
 Italië: officiële stadsgesch: ‘ricordanze’ (herinneringen) (auteurs vaak bankiers
of ondernemers)  anders omgaan met de tijd & ruimte
e e
- Jacob v Maerlant (13 , 14 eeuw)
o Spiegel historiael: wereldgesch i/h Nederlands
- Jan v Boendale (14e eeuw):
o Brabantse Yeesten

- invloed v joodse wetesnch en geschiedschrijving: Maimonides


e
- Ibn Chaldoen (14 eeuw)
o islam geleerde
o gesch = cyclisch proces v beschavingen gedomineerd door klimaat & geografie
(~Polybius)
- historiografen v/h Bourg hof: Georges Chastellain & Oliver de le Marche:
o sterk beeld v hofcultuur
o invloed op J Huizinga: MY waarin het vormelijke en het demonstreren v uiterlijke
status schijnbaar alles domineerde
o moesten v hertogen via verslag v hun grootsheid en rijkdom hun pol ambities
ondersteunen
- Philippe de Comynes:
o doorprikt de schone schijn in Mémoires
o intrigerend portret v pol intriges en psych confrontatie a/d hoven
o voorloper v Machiavelli
o 1 vd eerste pol auteurs v/d vroege Ren

3.2.2. Renaissance en Verlichting

Renaissance
- 2 nieuwe factoren
o loskomen v/d enge nationale en Europese horizont (dr kolonisatie)
o loskomen v/e monopoliserende ideologie en Kerk (dr reformatie)
- paradoxale situaties
o geschiedschrijving emancipeert zich voor het 1st v/d Kerk, maar heeft zich nooit meer
e
in dienst gesteld v/d godsdienst als in de 16 eeuw => kath  prot
 prot: M F Illyricus
 kath: C Baronius
o felheid v dit ideologisch duel zorgde voor een kritischere aanpak
 om argumenten te ontzenuwen  hyperkritiek
 Valla: humanist
• falsum ‘Donatio Constantini’  keizer Constantin laat hierin een
belangrijk deel v zijn bezittingen na aan paus Sylvester
• voorloper v Ginzburg, Ricoeur
• deur open voor verdere ontwikkeling v bronnenkritiek
- vanaf 17e eeuw: niet enkel obv inhoud, maar ook op grond v vorm en bron vals verklaren
o bollandisten (Brusselse jezuïeten): Act Sanctorum  kritisch
o mauristen: Dom Jean Mabillon: De re diplomatica (1681)
 eeuwenlang kritische regels v/d hist hulpwetenschappen
o => rationele HK
e
Verlichting: 18 eeuw
- moderne dimensie: kosmopolitisme
- christelijke Westen = niet meer centrum v/d wereld
- Voltaire (alias FM Arouet): Indische, Am en Chin beschavingen waren vaak superieur
- door ontdekkingstochten
- optimistisch geloof in de positieve creativiteit v/h individu
- vervangen v/d christelijke voorzienigheid als determinerende factro door rede en natuurwetten
- vooruitgangsidee
o Vico: Scienza nuova: cyclische beweging: theocratisch-hereoïsch-rationeel

86
- Montesquieu:
o meer pessimistische cyclustheorie van Polybius
o bewondert opgang v Rom beschaving, maar realiseert zich de kwetsbaarheid ervan
o w hernomen door Gibbon:
 val v Rome door botsing v 2 beschavingen: Rome en het christendom
o cultuurpessimisme: ook bij Spengler, Toynbee en Huntington

e ste
3.2.3. 19 en 20 eeuw: vaktechniek, professionalisering en atomisering
e
- grote ideologieën v 19 eeuwse westerse samenleving
o ontstaan gegeven aan politieke partijen
o ontstaan gegeven aan specifieke wetenschapsbeoefening met uiteenlopende finaliteit
en methodes
 christelijke historiografie: verdedigende historiografie verder v Ren en ME,
maar minder defensief
 liberale en socialistische historiografie: aandacht voor groepen in MY
 stedelijke burgerij & volksklasse

liberale geschiedschrijving
- binnen stroming v romantiek (1e helft 19e eeuw)
- accent op nationalisme en irrationalisme
- schakel tss Verlichting en romantiek: Herder  verlicht kosmopoliet
o Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit (1784/91): romantisch concept
dat de ontw v/ elk volk w gedomineerd door het alles verklarende begrip v volksgeest
o verschillend bij elke natie, cult, pol, econ en gods elementen
- rol v gevoelens en affecties in het handelen v hist figuren => helden
o Carlyle: fundamentele rol v/h individu
o Michelet
 pure liberale geschiedschrijving om Fr Revolutie te verheerlijken
 Histoire de France
 de anonieme masse, vleesgeworden volksziel
e e
positivistische, erudiete historiografie (2 helft 19 eeuw)
- Ranke: grondlegger
o geen documenten, geen gesch
o streeft naar de gesch : hoe het eigelijk geweest is
o nochtans: fel liberaal antiklerikalisme
o verheerlijkt de staat en dienstbaarheid aan de staat
- A Comte
o culturen w bepaald door sociologische wetten
- determinisme
o Darwin: biologisch determinisme
o Wundt: psychologisch determinisme
o Marx: economisch determinisme
- optimistisch geloof in de verklaarbaarheid v/h menselijk handelen + wetmatigheden i/d gesch
- H Taine:
o elke hist figuur is gedomineerd door de elementen ras, milieu (geogr) en moment (hist
omstandigheden)
o anti-Michelet: de volk is niet de held, de revolutie = symptoom v MY ziekte
o zorgde voor een geseculariseerde geschiedenisvisie voor antirevolutionair rechts
- Marx:
o gesch = gedetermineerd door de econ infrastructuur  door 2 stromingen
overgenomen
 historicisme: Ranke
• onderzoeker kan alle ideolog vooroordelen en waardeoordelen
achterwege laten
• geloofde in het soc-econ determinisme
 neomarxisme

87
- Lamprecht:
o invloed v/d econbewegingen in soc groepen
o Lamprechtianen: nomothetische opvatting  neo-kantianen: ideografisch 
Methodenstreit of Lamprechtstreit
o geloof in geheel v soc-psych wetmatigheden die een totale gesch toeliet 
belichaamde de radicale opvatting
o wilde geschiedwetensch bevrijden uit de impasse die het positivisme en zijn
overdreven aandacht voor een steriele vaktechniek had gevoerd
- Pirenne:
o oiv Lamprecht: introduceerde seminarie-onderwijs + innoverende werken over hist
demografie en synthesen over de econ gesch v ME en onstaan v steden
o het soc-econ werd voor het eerst geïntegreerd in de pol en cult evolutie v/e land
o liberaal, maar sterk oiv marxisme
o economische evolutie: door rol v opeenvolgende generaties v kapitalistische families
en hun interne dynemiek
o Histoire de Belgique: staatsbevestigend  België is de logische eindfase v/e lang
proces v geleidelijke eenwording v vorstendommen v/d Z Ned sind de ME

- historisme: om het pure weten zelf


o passie voor archeologische exploraties
o perfectioneren v archiefwezen: archiefscholen (Ecole des chartes, Parijs, 1821)
o betere universitaire vorming: seminari-onderwijs, praktica op grond v bronnen
 Du: Ranke
 Be: Kurth (Luik) & Pirenne (Gent)
 Ne: Blok en Oppermann

- tijd v/d vaktechniek en hulpwetenschappen  academische contex, professionalisering

ste
20 eeuw
- New History, Nouvelle histoire
- interesse voor nieuwe territoria en voor nieuwe methodologische invalshoeken
- interne discussies: oud dispuut  nomothetisch, ideografisch? …
- Oexle:
o analyse (1996): aanvallen op het historisme op de wetensch filosofie v Weber
o toont aan hoe de opvatting dat dat gesch voor alles uitdrukking dient te geven a/d
vitale expressie v/d volkswil en recht dientde te doen a/h optreden v grote figuren,
e
mee de 1 uitdrukking v/e democr staatsorg n Du heeft ondergraven ten voordele v
het nazi-regime
 vb studie v E Kantorowicz (1927): Kaiser Friedrich II
• geliefkoosd werk v Hitler, Himmler, Göring
• jood  slachtoffer v nazi-terreur: The king’s two bodies (1957): nam
afstand v/d pol mystiek die in zijn Fr II nog het zicht op feiten en rede
had belemmerd
• hedendaagse postmodernisme: juichen het werk toe als van een Du
Marc Bloch
 toont aan hoe ver de verwarring is toegeslagen en hoe de Methodenstreit nog
steeds actueel is

3.3. Objectiviteit: a noble dream?


e e
- postmoderne twijfel: tonen hoe naïef de zekerheden uit de 19 , 20 eeuw waren
- Relativisme
o P Novick:
 objectiviteit blijft een noble dream
 ≠ historici  ≠ interpretaties die nog voor herinterpretatie vatbaar zijn
 er is gefundeerde en eenduidige kennis uit de gesch te distilleren, als de
onderzoeker bereid is afstand te nemen v zijn vooroordelen en persoonlijke
overtuigingen

88
- Objectiviteit => door pijnlijk kritisch wetensch observatie
o perceptie ≠ neutraal
 structurele verschillen: dezelfde stimuli zorger voor ≠ effecten i/h zenuwstelsel
 functionele en conjuncturele elementen: stemming, ervaring, geheugen
 => werkt subjectiviteit i/d hand
- Psychologie:
o identificeren en detecteren = aangeleerd
o verschillen in opleiding, taal, cultuur = bepalend
o mens creëert niet de feiten, maar wel de referentiekaders v/d feiten

3.3.1. Subjectiviteit, bewust of onbewust?

- bewust uitgelokte subj => meestal eindproduct v bewuste censuur


- ondanks de persvrijheid: comm die grote pol, prof en financ belangen raakt blijft een teer punt
- kansen v/d vrije pers zijn niet te onderschatten
o Woodward en Bernstein: Washington Post (1974): Watergate
o vrije Israëlische pers (The Jeruzalem Post, Ha’aretz): bepalende rol bij S & C
o Abu Graib  samengaan v digitale camera’s + WWW

- inhoudelijk gevoelige thema’s


o  ideologie v/d onderzoeker speelt grote rol
o  sympathie, antipathie, … v onderzoeker hebben impact in het bepalen of iets wel of
niet nieuws is
- Ideologie:
o kan bewust
o ook onbewuste ideologische subjectiviteit  attitudes (ontelbare opvattingen rond
waarden die aanleiding geven tot handelen) = aangeleerd
- M Sheler (1924):
o verbreken v Kerk en Staat in Late ME en opduiken v vele religieuze groepen =>
schiepen een grotere vrijheid v wetenschapsbeoefening
e
o ook ontstaan v 19 eeuwse parlementaire democr  vrije discussie en dialectische
uitwisseling v ideeën  wetensch: scherpere benadering v werkelijkheid en waarheid

- bepaalde gevoelige discussies tonen hoe moeilijk het is om afstand te doen v ideologische
vooroordelen of impliciete subjectiviteit
o Van den Berghes: de uitbuiting v/d holocaust (1990): minder weerklank
o Finkelstein (2000):
 joodse NY-er
 holocaust-industrie: commercieel exploiteren v joodse lijden in WO II 
enorme controverse
 critici stelden zijn werk gelijk met die v negationisten
o op hetzelfde ogenblik: proces tegen D Irving (negationist)  w veroordeeld
o kunnen ze op dezelfde hoogte geplaatst w?
 Irving: liegt over evidente onweerlegbare feiten
 Finkelstein: ontmaskert op een geëngageerde wijze een op attitudes
berustende subj bij een groot deel v/h Am publiek
 scepticisme

3.3.2. De historicus als rechter

- reputatie v hist: dat ze op objectieve wijze kunnen uitmaken of iets al dan niet gebeurd is+
aangeven wrm het gebeurd is
o gevoelige dossiers worden aan hen doorgespeeld
o verwachting: dat ze pol of juridische autoriteiten adviezen geven ivm inschatten v
doorgaans recent verleden
- vb De Witte: De Moord op Lumumba (zie CASUS)
- vb. Srebrenica
o Ne blauwhelmen hadden de controle over het door de VN als safe area benoemde
Bosnische stuk grondgebied Srebrenica

89
o 11 juli 1995: slachting v duizenden moslimmannen door de troepen v Servische
generaal Mladic
o Ne hebben dit niet kunnen tegenhouden  schuldcomplex
o onderzoeksinstituut (oorspr voor WO II)
o rapport NIOD (Nederlands Instituut voor oorlogsdocumentatie): amper 7 jaar na de
feiten
o weinig kritisch tegenwerk  korte afstand in tijd tss historicus en de feiten
ste
o positivistische reconstructie  1 eis voor elke ernstige beschouwing over
oorzakelijkheid
 boven de politiek verheven, de zaken mooi op een rijtje gezet

3.3.3. Is objectiviteit dan toch bereikbaar?

- elke generatie historici: nieuw beeld v verleden in functie v kennismogelijkheid v die generatie
en v haar interesses
- reeds de selectie v feiten impliceert een standpunt
- kunnen we het element standpunt uitschakelen?
- gematigde perspectieftheorie: legt zich neer bij het bestaan v ≠ standpunten naast elkaar
o de hist moet erover waken dat hij max de lezer v zijn hist arbeid de kans geeft tot
kritische verificatie
o een minimum aan intuïtief aanvoelen en zich kunnen verplaatsen in andere
gedachtewerelden is dus noodzakelijk
(overdrijving J Romein: historicus moet MY geëngageerd zijn)

CASUS: Moord op Patrice Lumumba

Casus: de moord op Lumuba

In welke mate was België betrokken?


Patrice Lumumba = 1e vrij verkozen minister in recent onfhankelijk geworden Congo
incarneerde de Afrikaanse variant vd jonge, talentrijke en radicale leider van een recent
gedekoloniseerd land (internationaal symbool!)
wil onafhankelijkheidskoers varen: anti-koloniaal, nationalistisch, waardering v/d Afrikaanse identiteit
17 Januari 1961: in de handen van de afgescheiden autoriteiten van de provincie Katanga geraakt:
geëxecuteerd
30 juni 1960: overdracht soevereiniteit van Boudewijn aan Lumumba en Kasavubu (is pro
Westen)
speech Kasavubu (nieuwe president)
speech Boudewijn: heeft het over het civiliserend werk van België, het goede werk van
Leopold II => paternalistisch
Lumumba (mocht normaal gezien niet speechen) stond recht en gaf een speech
“we hebben beledigingen, slagen gekend”  over exploitatie
Boudewijn = razend, wil onmiddelijk weg
 Begin van het einde voor Lumumba

Onmiddelijk hierna: diabolisering van Lumumba in de (belgische) pers  de RODE duivel (rood =
communisme), Libre Belgique: “niet ontwikkeld”
Men heeft de zaak proberen te herleiden tot een persoonlijke zaak ( ex-premier Eyskens in z'n
memoires: de toestand was een slag in het gezicht van Boudewijn)
 Theorie = niet houdbaar: Men riskeert geen grote crisis voor een persoonlijk probleem
Was het een optel som van verschillende factoren?
interne politieke crisis in congo: Katanga en Kasaï willen zich afscheiden (1heidsstaat
Lumumba) => VN moet tsskomen
geo-politieke context: Lumumba vindt alleen nog steun bij Oostblok (self-fulfilling
prophecy: pers zei 'het is een rode duivel', is er ook 1 geworden)
bedreiging voor wereldvrede?

Rol Amerika en CIA  onrust: - nieuwe castro???


Lumuba = potentieel bondgenoot voor Sovjet-Unie: Congo = grondstoffen

90
=> SU kan ze gebruiken om autoombommen te maken (koude oorlog)
Aug ’60 : telegram van hoofd CIA (Allen Dulles, CIA topman) --> 'REMOVAL' van Lumumba
komt aan het licht door Church-commissie : onderzoekt zake waarin CIA betrokken is
conclusie: top van Amerikaanse politiek, o.m. Eisenhower was op de hoogte en keurde
goed
2000 : Washington post: getuigenis van Johnson (national security council)
 Eisenhower sprak op 18 augustus 1960 van 'ELIMINATION'
Betekenis verschoven van politiek onschadelijk maken naar moord?
INTERNE CHAOS in congo: er breken secessies uit, rivaliserende groepen = gedroomde
achtergrond voor een moord
5 sept '60: Lumumba wordt door Kasavubu afgezet
6 sept '60: Lumumba zet parlement en Kasavubu af --> legeropstand
 Chaos: Mobutu trekt macht naar zich toe en Lumumba krijgt huisarrest
Belgische minister Afrikaanse zaken, graaf H. d'Aspermont Lynden, stuurt telegram: eist definitieve
eleminatie
27 november '60: Lumumba ontsnapt (tesamen met Mpolo en Okito)
1 december '60:
terug aangehouden
UNO troepen (bestaande uit Ganezen), hielpen hem niet (was hen bevolen), hoewel ze
hem bewonderden
hoe ver gaat betrokkenheid UNO?
wordt door soldaten opgesloten in Leopoldstad
Lumumba blijft een bedreiging voor Leopoldstad, blijft een belangrijke politieke tegenstander
(bedreiging interne rust en vrede)
stemmen rijzen om hem uit te leveren aan Kataï of Katanga
Belgische raadgevers (eensgezind) raden Tsjombé aan Lumumba niet te ontvangen =>
einde Lumumba = einde secessie  Katanga weigert
Leopoldstad vraagt het opnieuw (boodschappen w. uitgewisseld dr Belgen): het wordt (door onder
meer druk België, telegram minister Lynden 15 januari: Juif- Satan) Katanga
Er zijn hier veel getuigenissen over: in Congo had je Belgische adviseurs (achter elke zwarte man,
een blanke), zo ook in Katanga, veel van hen leven nog .
16 januari: Tsjombé aanvaardt voorstel (op aanraden van minister Lyden  deze had dus zeer veel
invloed op de laatste uren van Lumumba)
17 januari: Tsjombé geeft kapitein Gat opdracht tot exectutie PL
na marteling geëxecuteerd (door een ploeg onder leiding van een Belgische kapitein)
Cover-up operatie: lijken uit de weg geruimd (door Belg. pol.)
Publieke verontwaardiging: instinctief, zonder veel bewijzen, keren ze zich tegen de Belgische
ambassades
'91: Brassine:
"enquête sur la mort de Patrice Lumumba", doctoraat ULB
pleit Belgische staat zo goed als vrij
steekt het op de mentaliteit van de zwarten (neiging politieke tegenstanders te
elemineren)
'99:
De Witte "De moord op Lumumba" --> benadrukt rol België
zaak weer in politieke belangstelling, stroomversnelling (nieuwe gegevens)
christen democraten uit regering + machtswissel in Zaïre: Mobutu  Kabilla
= goede voedingsbodem om eens wat onderzoek te gaan doen
2000: parlementaire onderzoekscommissie geïnstalleerd door belgisch parlement ( + team
historici-experten)
februari 2002: rapport aan parlement voorgelegd, werd door de voltallige kamer en regering
overgenomen
(wel nog twijfels: er blijven nog donkere vlekken  o.a. internationale betrokkenheid?)
Conclussies rapport:
grote waarschijnlijkheid: moord PL = belgische betrokkeheid (vlucht naar Katanga)
dan wel georganiseerd door belgische INSTANTIES, niet door regering zelf
op alle niveaus Belgische adviseurs betrokken (waren op de hoogte!) --> geen pogingen
hem te beschermen
ministerie van buitenlandse zaken = schuldig aan gebrek aan voorzorg
leden vd regering hebben zich niet correct opgesteld na feiten (leugens

91
verspreiden)
Vaststellingen:
rol staatshoofd: Boudewijn heeft zaken gedaan die poletiek niet helemaal afgedekt waren
grote vrijheid v onderzoek: ze hebben niet toegankelijke bronnen kunnen aanboren
(koninkl. archieven)
inbreuken op het internationale recht
vermenging politieke, economische en persoonlijke belangen

Besluit van dit alles: Louis Michel heeft excuses namens belgië aangeboden aan de familie v
Lumumba en Congolese bevolking (een stuk morele schuld ingelost)
doek is nog niet gevallen maar veel stappen vooruit
Nog geen def. punt/def. objectiviteit (bv. onderzoekscommissie kon alleen maar Bel. koninkl.
archieven raadplegen, die van de VS niet)

De zwart-wit tegenstelling van Brassine is weggewerkt


 GRIJS (  franrijk die nog worstelt met koloniaal verleden)

92

You might also like