Gramatica NL Zo Geschreven 1 Pelckmans

You might also like

Download as pdf
Download as pdf
You are on page 1of 88
NEDERLANDS VOOR ANDERSTALIGEN Els Mertens ! Zo geschreven 1 Met dank aan: Christine Boeken i, Els Le Page Ingrid Peeters Grammaticale struikelblokken + oefeningen t i t t UITGEVERI) ‘ Pelckmans a rT ‘Voor wie kopiézen wil! U vinde dit boe® exg good en wenst er kepetn van te maken, Bedenk dan eens dat dit boek de vrucht is van intense arbeic: sutenris) en uitgever hebben er heel wat geld en energie in gestoken; = dat kopigren zonder voorafgaande achrifteliike toestermming onwettig en strafcaars, ‘voor meer info: wwwpelckinans.be (© 2007, Uitgevertj Yelckmans Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden. verveelvoudigé, opgeslagen in eon geautomatiseerd gegevencbestand of epenbaar gemaakr, op elke wijze cok, zonder de uitdrukkeljke ‘voorafgaande en schtiftelike toestemming van de uitgever. Informatie over kopicerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op wwwzeprobel.be All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made publle by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, “without prior permission in writing from the publisher. ‘Oislagontwerp: Studio UitgeverijPelekmans Lay-out: Andrea Goessens, Ascender py2007/0055/40 ISBN 978 90.788 4439 8 NUR 14 Met Zo geschreven 1 willen we tegemoetkomen gan de vraag van cursisien en docenten. Zo geschreven 1 biedt extra materiaal op niveau 1.1 en niveau 1.2 0m de vaak moeilijke structuren van het Nederlands in te cefenen. Voor de cursist Zo geschreven 1 is een zelfstudie-pakket. Dankzij de oplossingen achteraan in het boek kun je thuis op je eigen tempo oefenen en jezelf corrigeren. Elk hoofdstuk begint met een grammaticaal kader met voorbeelden. Hierdoor kun je het boek ook als naslagwerk gebruiken. ‘ In het register zoek je op wat je wil oefenen. Je vindt er grammaticale termen, maar ook verwijswoorden (bv. aan het, die, presens, artikel, lidwoord, de ...) Voor de docent Zo geschreven 1 sluit aan bij Zo gezeqd 1.1 en Zo gezegd 1.2, maar je kan het ook los van die methode klassikaal gebruiken als aanvulling bij het lesmateriaal, De oefeningen staan van receptief naar productief in stijgende moeilijhheidsgraad. Elke oefening is een Klein ‘verhaaitje’. Geen losse zinnen dus, maar een zinvolle context. De foto ondersteunt de verhaallijn en stimuleert de cursist om na de correctie van de oefening los te komen van de geschreven tekst en het ‘verhaaltje’ mondeling en/of schriftel reproduceren. Op die manier kan de cursist zich de grammaticale structuren productief eigen maken. De auteur voonwoorp Pioocee 1.4 Artikel 1.2 Substantief 121 Pluralis 1.2.2 Spelling van het pl 1.23 Diminutief 1.3 Adjectief 13.1 Met of zonder -e 1.3.2. Spelling van het adjectief + -e 13.3 Vergelijken 14 Werkwoord 141 Modale werkwoorden 142. Reflexieve werkwoorden 14.3. Scheidbare werkwoorden 15 Pronomen 115.1 Persoonlijk pronomen 1 152 153 a Possessief pronomen b Prepositie van + pronomen Demonstratief pronomen 154 Reflexief pronomen 15.5 Rélatief pronomen 1.6 Telwoord 1.6.1 Hooftelwoorden 1.6.2 _Rangtelwoorden Se EE 2.1 De gewone zin < inversie 2.2 Vraagzin nyrounstars arco woent in een sppartement, Het sppartement ‘van Marco is op de tweede verdieping. 1n mijn Klas zitten veel studenten De huizen in mijn strat hebben allemeal dezelfe ie Zo geschreven 2 Die blonde jongen heeft con mo ogen zijn blauw. ‘Anna heeft een grote witte hond. De rode trui vind ik mooier dan de gele, maar de roene trui vind ik het mooist. broek aan. Zin Mohammed wil Nederlands leven, ij kam het al ean beetje apreken. ij moet elke week naar de les. Im de las mag fi goen Arabicch sprolean. ij zal zijn best doen. Fj geat elke deg een uur studeren, Mario scheert ich één keer pet week, Moria stast elke dag om zeven war op. Wie ben jij? eben Els sit jouw jas? Ja, dat is mijn jas Is deze jas van Jou? Ja, die jas is wan mi Is deze jas van jou? Nee, dts min jas, ts dat jouw a8? Ja, ie jas is van el) vie 142 zie Zo geschreven 2 én keer om de vif jaar geeft hj har twintig Hi verjacrt op de derde mei, Maria gaat vandaag naar Brussel. Ze is daar nog nooit geweest. ‘Vendaag gaat Maria naar Brussel. Daarisze nog nnoolt geweest. Gat Maria vandaag naar Brussel? Waarom gaat 2e met de tein? 10 12 14 4 16 18 20 20 23 4 26 26 28 31 32 ge BBR Bun eae pees = we a 2.3 Twee zinnen combineren 2.4 Bijzinconstructies na als, toen, dat, of, en in de relatieve bijzin oo 3.1 Heden 3.11 Presens (OTT) 3.2 Aanhet+infinitiet 3.2 Verleden 3.21 Perfectum (VTT) 3.24.1 Regelmatig participium 3.2.1.2 Onregelmatig participium 1.3 Wanner gebruik Je hebben en ‘wanneer gebruik je ziin? 3.2.2 Imperfectum (OVT| as 3.3 Tockomst 3.3.4 Gaan + infinitief 3.3.2 Zullen + infinitiet 3.33. Presens 3.4 Imperatief 3.5 Zou + infinitief 3.6 Passief 6.2. Grarnmaticale termen 6, Zin en zinsdelen 4_Negatie Ea “8.1 Li}st onregelmatige werkwoorden Maria woont in Gent en zelsert Nederlands. Vorige 42 ‘week is ze naar Brugge geweest, maar vandaag gaat ze naar Brussel, Ze gaat met de trein omdat 22 fbeen auto he ‘Met de trein rijden is heel leuk, want je staat nooie inde fle. Zie Zo geschreven 2 46 46 Mijn broert studeert Nederlands, 46 Lariss [s Nederlands aan het studeren, Ze hacft 50 ‘morgen examen, 4 54 Ikheb 1 jeer Nederlands gestudeerd, 54 Tk heb vanmorgen niet ontbeten, 56 1k ben met de bus naar school gereden. Ikheb er 58 Nederlands gestudeerd. ‘Toen ik jong was, studeerde ik aan de universitet 60, in Brussel 62 Sahr geat Nederlands studeren. 62 zie ook 1.41 Hi zal nin best doen. 63 ricook 1.42 Morgen begint hij met de eerste les, 64 Studeer elke dag een half war Nederlands! 65 ‘le Zo geschreven 2 rie Zo geschreven2 Teworke niet. Ins heeft ook geen werk. 68 zie Zo goechreven2 3 75 76 79 80 NHOUDSTATEL van Marco is op de tweede verdieping, 1 Het gebruik van het artikel: een, de, het. Een artikel staat altijd bij een substantief, (zie 1.2) | ‘een dokter een book cen kat de dokter het book. de kat de dokters de boeken de katten =z ‘Wanneer gebruik je EEN? Marco woont in een appartement. Hi) heeft een auto, + Een =algemeen, niet specifiek + Het artikel ‘een’ kan je gebruiken bij elk substantief in het singularis, 3 Wanneer gebruik je DE en HET? Het appartement van Marco is op de tweede verdieping, De auto van Marco staat achter het huis. « De, het = specifiek. + De meerderheid van de substantieven zijn DE-woorden, ‘ 4 DEof HET? Voor het gebruik van ‘de’ of ‘het is er geen logica. MAAR: a De naam van een person is altijd een DE-woord. de man, de vrouw, de dokter, de lerares Let op! het kind, het meisje b_ Een diminutief is altijd een HET-woord, het snoepje, het briefje © Een woord in het pluralis is altijd een DE-woord. de studenten, de boeken, de kinderen 1 Weet je het niet? Zoek het op in een woordenboek! sOORTEN | Artikel Marco woont in een appartement. Het appartement A Wanner gebruik je geen artikel? a Bij namen van personen, steden, landen, talen en maanden Marco woont in Antwerpen. Hij komt uit Frankerijke Hij verjaart in juli. Hij spreekt Nederlands en Frans. b_ Bij substantieven die je niet kan tellen. Ik drink graag koffie met suiker. © Bij een beroep of functie. 1 ben lerares 4 Bij woorden (singularis en pluralis) als ze een meer algemene betekenis hebben. Jn Belgié moeten kinderen vanaf 6 jaar naar school. Brood hoop je bij de bakker. een rares. Ze heeft twee kinde: Dit is Marga. Ze is meisje en een jongen. Het meisje heet Margot en de jongen heet Eli, Marga spreekt Nederlands, Frans, Engels, Duits en een beetje Spans. oponacT 2 Lees de tekst en vul een, de, het of niets (/) in. I oppracu? : Lees de tekst en onderstreep de artikels en de substantieven. Marga komt uit / Italié. Ze is al 3 jaar in / Belgié. Ze woont in 1 eet dorp in cett klein huis bij (1)... rivier. 2)... dorpis klein en gezellig. [3]. huis is wit en (4)... rivier is heel mooi. 3 I 4 i oppracur; Lees de tekst en vuleen, de, het of niets (/) in. i ‘Voor en achter [5]... huis van Marga is [§]... 5 9 tuin, Nast {7}... huis staat [S].. Klein houten 10 huisje. In (9)... houten buisje staan (10)... : i { tafel en [11]... stoelen om in [12]... tuin te zetten. 8 12 woOORDSOORTEN | Artikel es Lees de tekst en vul een, de, het of niets (/) in, oC Dit is Nathalie. Ze komt uit Polen. Ze is B poetsvrouw. Ze is geboren in Krakow. Ze is jarig in “4 Si. mei, ig 16 Acut 3 Lees de tekst en vul een, de, het of niets (/) in. Nathalie heeft (17... zoon. (18)... zoon van Nathalie heet 7 Wan. Hij is geboren in [19)... Belgié, Hij is 14 jaar en hij wil 18 graeg (20)... dokter worden. = 20 Lees de tekst en vul cen, de, het of niets (/) in. ‘Mijn grootmoeder heeft [21)... winkel in 21 24 {22}... Engeland, Het is (23)... bakkerij, Ze 22 25 verkoopt er [24...lekkere taartjes en [25]... 4 a6 cake en natuurlijk ook (26... brood, Lees de tekst en vul een, de, het of niets (/) in. (27)... bakkerij van mijn grootmoeder is in 2 31 {28}... leuk stadje aan de zee, Saint-Yves,in 2g... 2 Cornwall 29)... man van mijn grootmoeder BY is (30)... bakker en mijn grootmoeder staat in [34]... winkel. Ze verkoopt [32]... beste 30 groententaartjes van [33]... stad! Lees de tekst en vul een, de, het of niets (/) in. Dit is mijn vriend, Oleg. Hij komt uit [24]... Rusland. Hij spreekt 34 me [25)... Russisch en een beetje Nederlands. Hijis [36]. ingenieur 35 ef zoals zijn vader. [27]... vader van mijn vriend heet Ivan, Hij ze e * bees, woont in [38] ... Gent. Ivan en Oleg verjaren allebei in (39] gar 37 @ os mel ease 08OS % 39 wooRpsoorTEn | Artikel ‘SS SB See RSS eee Pee Substantief Het gebruik van het substantief Als je personen, dingen, dieren of plaatsen een naam wil geven, gebruik je een substantief by. namen voor MENSEN DINGEN DIEREN FLAATSEN dokter boek kat stad Anna Nederlands Nestor Brussel Het substantief in het woordenboek Klas (v.;-sen) 1 groep van leertingen van een zolfde leerjaar die gezamentij onderwijs ontuangen student (m.; en), studentte (v.;-s) 1 iemand die studeert Genus: mannelijk, vrouwelijk, onzijdig In veel woordenboeken vind je na een substantief de aanduiding (m), (v) of (0). (m) _ isdeafkorting van mannelijk een DE-woord (vw) isdeafkorting van vrouwelijk = een DE-woord (©) isde afkorting van onzijdig een HET-woord In het Van Dale NT2 Woordenboek staat het artikel DE of HET altijd véér het woord. Singularis In het woordenboek staan de substantieven altijd in het singularis. Pluralis In het woordenboek vind je achter elk substantief ook: de uitgang van het pluralis. oppracur _Kijlemaar het voorbeeld uit het woordenboek en beantwoord de vragen. tok (eon) ken sent hist of doos znederdckoe, ‘raarin flere nt zee, lggen of opbergen 1 1, Wat is het genus van bak? % 2. Is bak cen de-woord of een het-woord? 3. Wat is het pluralis van bak? 3 orpracnt2 _Kijk naar het voorbeeld uit het woordenboek en beantwoord de vragen. het hue (huizen) en geboow om in te wonen = de wo- fing @hy woont i con groot huis in Gent 4.1s huis een de-woord of een het-woord? 5. Wat is het pluralis van huis? 5 | Substant Pluralis In mijn Klas zitten veel studenten. 1 —_Regelmatige substantieven: + -en, + -sen+-'s. a De meeste substantieven: +-en. het boek de stoel de boeken de stoelen 1b Woorden op -el, -em, -en, -er, -e, ~&, “ier: + -s. de tafel het meisje het café de jongen de baker de winkelier de tafels de meisjes de cafés de jongens de balkers de winkeliers ¢ Woorden op ~consonant + lange Klinker (a, i, 0, u, y): + ’s. de sofa de taxi de auto de menu de baby de sofa’'s de taxis de auto's de menu's de baby's 2 Onregelmatige substantieven. a de stad de steden b Enkele substantieven karijgen -eren, het kind de kinderen het ei de eieren het tied de liederen wooxpscoxten | Substantief oe eee eee ee ee eee o Lees de tekst en onderstreep de substantieven in het pluralis, De huizen in mijn straat zijn allemaal identick. De deuren en de ramen hebben dezelfdie kieur en de garages en de tuinen zijn even groot. De mensen die er wonen zijn allernaal verschillend. Ze hebben allemaal kinderen en sommige mensen hebben huisdieren. Mijn buurvrouy heeft drie katten, twee honden en meer dan 50 vissen en vogels in haar tuin, Er rijden veel auto's in mijn straat. Er zijn veel straten in mijn dorp, maar in mijn straat wonen de leukste mensen! Lees de tekst en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in. waar je Europa in het Klein ken bezoeken. Je wandelt er langs mini (trein) (5)... en mini (taxi) {6}, Mini-Europe stromen mini (rivier) | langs mini (gebouw) (8)... Ken je Mini-Europe? Dat is een park (plein) pleinen en overal rijden mini (auto) auto's. Je ziet er mini (mens) [1]... lopen met mini (baby) [2]... in hun (arm) Er rijden mini (fiets) [4]... mini In 1 a wr Lees de tekst en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in. In de mini (karner} [9]... staan mini (zetel) 9 (10)... rond mini (tafel) (13)... en overal staan 10 mini (Kast) (12)... . In de mini (kemex) {43} a liggen mini (tepijt) (14)... en hangen mini (lamp) 12 WOORDSOORTEN 13, 14 Wfcsvseccs Substantief oPDRAcHT Spellingsproblemen van het pluralis De huizen in mijn straat hebben allemaal dezelfde ramen. a en soz de brieven het huis de huizen Let op! de les de lessen de kous de kousen de kers de kersen de tas de tassen de fles de flessen de fotograaf de fotografen b Lange vocaal + één consonant: aa + a, €e-> €,00 0, uu > w. de straat de straten de week de weken het oor de oren de muur de muren © Korte vocal: a/e/0/u +2 consonanten, deklas de Klassen depen de pennen depor de potten debus de bussen Letop! de dag de dagen het glas de glazen de weg de wegen 1 __Lees de brief en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in. Beste sia 16 th heb ve in corste les Arabisch |. th. ale paar (Letter) letters Wks sehordjven en tk kan ook ad wat (word) a8} [16]... legen. thham ok ad cen 19. (cia) [FF nego sulla pon oleh 20 Ev zije. grote (tam) [18]... en er staan howten (bank) (12)... en (ere) [20]... . OpDRACKT > Lees de brief verder en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in. ‘wooRDsoc! We cajn met 23 (student) (21)... :acht 21 (mai) [22]... on vofftien (vrewm) [23]... . Onze lerures spreekt vif (taat) [24 a Misschiien kan ik je volgend jaar (brief) 73 25)... tn het Avabisch schrijoen! Maat 4 dan xak ik 104 veel modton tuderetn.. 96 o Lees de tekst en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in Op mijn school zitten meer dan 3000 (student) © 9... Er zijn veel (kas)... en natuurlijk ook veel (leerkracht) De (les)... 2ijn heel interessant. Vorige week hebben we (liedje) geleerd die de (kind) {21}... in Belgié voor Sinterklaas zingen. Dat was echt heel leuk! 26 a 28 29 30 31 Lees de tekst en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in Lisa en Augustine gaan verhuizen. Ze zijn alles in (doos) (32)... aan het steken, Ze hebben al een doos gevuld met Kleren: (broek) [93}..., (jas) (24)... en (trui) (35... zitten samen in én dos. (Jurk) [36]... (hema) {37}... en (kous) [26]... zitten in een andere dos. Nu zijn ze bezig met het servies, Augustine steekt alle (bord) (35). en (Kopje) [40]... samen in een grote doos. Lisa helpt mee want ze hebben nog heel wat werk! 32 33 34 35 36 Lees de tekst en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in = ee ee Pee orpzacr 6 Anna en Leo zijn al twee (week) [21] ... in de keuken aan het werken. Anna heeft de (muur) [42}... rood geschilderd en Leo heeft nieuwe (kast) [45]... met glazen (Jeurtje) [44]... opgehangen, Anna heeft zelfs nieuwe (pot) [25]..., (pan) [¢5}... en (ghas) (47)... gekocht. Als de keuken helemaal Klar is, geven ze een feestje, Dan nodigan ze al hun (vriend) [48]... en (vriendin) [49]... uit. Anna's broer, Carlo, vindt de nieuwe keuken super! Lees de tekst en vul het pluralis van de opgegeven substantieven in In grote (stad) [50]... zijn dikwijls mooie (park) (54)... met heel oude (boom) (52)... . Er leven veel (vogel) [53]... en soms zie je er ook (Konijn) {54}... . In de ardennen zijn er nog veel grote (bos) {55}... Daar kan je nog veel meer (dier) [56]... zien als je geluk hebt en heel stil bent. 50 SL 52 53 54 55 56 woornsooxten | Substantief Adjectief Het gebruik van het adjectief: het adjectief geeft informatie over een persoon ofeen ding. bbv.: mooi, groot, dik, oud, klein, leit, lang, sterk, jong, hoog, rood, wit... Met of zonder -e Die blonde jongen heeft een mooie broek aan. Zijn ogen zijn blauw. 1 _ hetadjectief staat NA een vorm van het werkwoord zijn: nooit + -e. De jas is nieuw, Het water is koud. De jas en het hed zijn nieuw. 2 het adjectief staat VOOR het substantief waarover het informs even nadenken! ie geeft: eerst a het substantief = een DE-woord of pluralis: altijd + -e (de jas, de koffie, de hemden (pluralis)) een nieuwe jas zwarte koffie nieuwe hemden de nieuwe jas de zwarte koffie de nieuwe hemden nieuwe jassen zwarte koffies de nieuwe jassen de zwarte koffies, b_ het substantief = een HET-woord: + -e, behalve na een of niets (/) (het hed, het water) een nieuw herd oud water het nieuwe hemd het koude water een adjectief dat vé6r een substantief staat, schrijf je bijna altijd + -e oporacut: Lees de tekst en onderstreep de adjectieven, Dit is mijn vriendin Anna, Ze komt uit Noorwegen. Het is heel koud in Noorwegen. De muts en de wanten van Anna zijn rood. Haar sjaal is langen warm, Hear trui is gestreept. Het haar van Anna is bruin, Haar ogen zijn ook brain. wooRDsoor en | Adjectief oe semen egeneese Vul de tekst aan met het adjectief tussen haakjes in de juiste vorm. Onderstreep de persoonsvorm (het werkwoord ‘zijn’). Dit is Mark. Hij is de vriend van Anna. Hij komt ook uit Noorwegen. Zijn haar is (kort) ~ en (blond) , 2ijn gezieht is (smal) en zijn ogen zijn (blauw).... De muts van Mark is (warm)... . Zijn sjaal is, (lang)... en {| (gestreept)... .Zijn truiis | (blauw)... en zijn handschoenen zijn ook: (dene) (gestreept)... . Zijn broek is (") (ewart)...en Onderstreep de juiste vorm van het adjectief: met of zonder -e. Controleer het artikel in het kader. orpaacur 4 hethaer - de ogen + het gezicht » demuts + de sjaal + detrui « dehandschoenen + de broek I rt Dit is Mark, Hij is de vriend van Anna. Hij komt ook uit Noorwegen. Hij heeft kort/korte, blond/blonde haar en blauw/blauwe ogen. Hij heeft een {9} smal/ smalle gezicht. Mark draagt cen (10) warm/warme muts, een [11] lang/lange, [12] gestreept/gestreepte sjaal, cen {13] blauw/blauwe trui en (14) gestreept/ gestreepte handschoenen. Hij draagt een (15] zwart/zwarte, [15] lang/lange broek. Onderstreep de juiste vorm van het adjectief: met of zonder -e. Gontroleer het artikel in het kader. het haar « deogen « het gezicht » de muts « de sjaal Dit zijn Maria en Benny. Maria heeft lang/lange haar en het haar van Benny is kort/korte. Benny heeft [17] blauw/tlauwe ogen en de ogen van Maria zijn [18] bruin/bruine. Ze hebben allebei een [19] smal/smalle gezicht. Maria en Benny gaan wandelen in de sneeuw. Ze dragen een [20] warm/warme muts en een [21] dik/dikke sjeal Onderstreep de juiste vorm van het adjectief: met of zonder -e. Controleer het artikel in het kader. de muts + de trui + hethemd « de broek De muts van Mark is [22] gestreept/gestreepte. Anna draagt een [23] gestreept/gestreepte trul. De truti van Mark is [24] blauw/blauwe, Onder zijn trui draagt Mark een [25] wit/witte hemd en een [26] zwart/zwarte broek, De broek van Anna is [27] wit/witte. WOORDSOORTEN | Adjectief Spelling van het adjectief +e ‘Anna heeft een grote witte hond. Spelling: let op als je een adjectief + -e schrijft: 1 Hoor je een lange vocaa vocaal én keer: vev. consonant (c) in het midden, dan schrijf je de buzgroot > grote geel > gele veu zwaar > zware duur > dure 2 Hoorje cen korte vocal, dan schrijf je die altijd én keer. Na een korte vocaal schrijf je altijd minimum twee consonanten védr een. andere vocaal: vecv. bu.:knap 3 knappe snel > snelle veeu wit > witte vlug 9 vlugge ‘vol > volle orpracit x Vul de correcte vorm van het adjectief in: met of zonder -e. Controleer het artikel in het kader. Let op de spelling! de lade dekast » delade de deur Mijn vader heeft gisteren een (groot) grote 28 Kast gekocht. Hetis cen (breed) bredekast 9 met twee deuren. De [28} (breed)... deuren zijn heel {29] (zwar)... . De kast heeft a drie {30} (groot)... laden. Het is een (31] 31 (laag)..., [22] (gwaar)...kast.Dekastisheel 39 [33] Guay)... . 33 oppRackr 2 Vul de correcte vorm van het adjectief in: met of zonder Controleer het artikel in het kader. Let op de spelling! de pinguin + het dier « debek + de buik « de vieugel + de zwermmer Dit is Pingu. Het is een (gek) gekkke pinguin 34 met cen (dik) diklee bek. Hij heeft [24] (wit). vieugels en ook zijn buik is[35] (wit)... De pinguin is een [36] (snel)... zwemmer, maar op het land is hij niet zo (37} (sne))... 7 ‘WOORDSOORTEN | Adjectief °. ue eee penn oppRracey 4 Vul de correcte vorm van het adjectief int: met of zonder -e. Controleer het artikel in het kader. Let op de spelling! de brock » depijp deriem — de schoen | Ivan gaat vanavond een pizza eten met 38 Tanja. Hij weet niet goed welke kleren hij = moet kiezen. Hij heeft een (mooi) ‘0010, (geel) gete broek met (35 (breed)... pijpen 9: eneen [29]... (bruin) riem. Hij heeftookeen 41 {a0} (gestreept)... broek met |21| (smal). 2 pijpen en een [42] (zwar)... riem, ‘Vul de correcte vorm van het adjectief in: met of zonder -e, Controleer het artikel in het kader. Let op de spelling! opbRacuT 5 het T-shirt » het hemd Ivan heeft een [43] (geel)... T-shirt en 8 = cen [44] (wit)..., een [45] (rood)... en een oases so {86] (groen)... hema. Het [17] (wit)..heméen 4. 7 het [48] (gel)... T-shirt 2ijn [49] (vuil).... Het ae [80] (r00d) hema is {51} te (modern)... . Het 46 52 152] (groen)... herd is (53] (prachtig). 7 53 48 Vul de correcte vorm van het adjectief in: met of zonder -e. Controleer het artikel in het kader. Let op de spelling! de broek + deriem + hethemd + de schoenen + dedas « de man Ivan heeft beslist: hij kiest voor de (54) 54 56 (smal)... broek met de [55] (zwart)... riem, si “eae BT bosses het [56] (groen)... hemd en de {57} (wit)... schoenen! Nu nog een (moo).../53] das kiezen. Wat cen (59) (knap)... man! BB ese 58. wooansooRTENn | Adjectie? Vergelijken De rode trui vind ik mooier dan de gele, maar de groene trui vind ik het mooist. 1 Regelmatige adjectieven adjectief : = ‘comparatief__| _superlatief oud even oud als ouder dan het oudst Ge oudste student het oudste kind ‘adjectieven op -r duur even duur als duurder dan het duurst zwaar even zwaar als zwearder dan de duurste auto proper even proper als —_| properder dan het duurste huis 2 Onregelmatige adjectieven adjectief, = comparatief superlatief | veel even veel als meer dan het meest de meeste studenten | het meeste fruit ‘weinig even weinig als minder dan het minst de minste koekjes L - het minste werk graag even graag als liever dan het liefst goed even goed als beter dan | het best de beste dokter | het beste recept orpxactit 1 Lees de tekst en onderstreep de comparatieven en superlatieven. Irina is verhuisd. Haar nieuwe appartement is groter dan het vorige. De woonkamer is mooier en lichter dan in haar oude appartement en er zijn ook meer slaapkamers. De badkamer is veel moderner, De keuken is kleiner, maar dat vindt ze niet erg, Het toilet vindt ze het mooist. Het is er zo gezellig. dat iedereen altijd langer blift zitten dan nodig is. En dat zorgt wel eens voor problemen. Se ‘WOORDSOORTEN | Adjectief | (oud) [2] (dar) {2} (goedkoop) [3] (groot) (a] (klein) [5] (veel) 6] (snel) (7) (graag) OPDRACHT 3 (eroot) (groot) [2] (klein) {9} (oud) {10} (oud) [11] Gong) [12] Gong) [13] (veel) [14] (veel) Bekijk de foto's. Lees de informatie en vergelijk de twee auto's. Gebruik het opgegeven adjectief. oldtimer sportauto bouwjaar: 1954 bouwjaar: 2006 8.000 euro prijs: 63,000 euro max. personen: 6 max. personel verbruik: 12 liter De oldtimeriis ... de sportauto. > De oldtimer is oder dan de sportauto. De sportauto is ... de oldtimer. De oldtimer is dus ... de sportauto. De oldtimer is ... de sportauto. De sportauto is dus ... de oldtimer. De oldtimer verbruikt ... de sportauto, De sportauto is ... de oldtimer. Ik zie de oldtimer ... de sportauto. En jij? verbruik: 12 liter Beene Bekijk de foto. Lees de informatie en vergelijk de drie personen. Gebruik het opgegeven adjectief. Margot is... John, + Margot is groter daw John. Maar Jonathan is .. > Maar Jonathan is Inet qrootst. Margot is ... Jonathan. Margot is ... Jonahtan. Maar John is .. Margot is ... John. En Jonathan is .. Margot spreekt ... talen ... John en Jonathan. Jonathan spreekt.... talen ... john. John: 1,62m, 71 jaar, spreekt 3 talen. 10 Ww 12 13 uw Margot: 1,72m, 16 jaar, spreekt 4 talen. Jonathan: 1,85m, 14 jaar, spreekt 3 talen, WooRDsooRTEN | Adjectief a . E ee Werkwoord Modale werkwoorden Mohammed wil Nederlands leren. Hij kan het al een beetje spreken. Hij moet elke week naar de les. In de klas mag hij geen Arabisch spreken. Hij zal zijn best doen. Hij gaat elke dag een uur studeren. 1 —_willen, meeten, kunnen, mogen, gaan, zullen + infinitief willen _|moeten [kunnen |mogen |zullen | gaan >| ie wil [moet kan mag | zal ga ~ [ij | withwntt [moet [kan/kunt [mag | zal/ault | gaat hijizij_|wil/witt [moet _|kan/kunt [mag | zal/eult_ [gaat wij__[willen |moeten [kunnen _|mogen |zullen | gaan jullie |willen | moeten [kunnen |mogen | zullen | gaan i |zij | willen[moeten [kunnen |mogen |zullen [gaan ‘Maria wil iets drinken, 3 moeten + infinitief noodzaak — Maria kriigt hezack. Ze moet boodschappen doen verplichting Als het licht rood is, moet je stoppen stam wa eweer 4 vaardigheid Mijn dochter kan zwemmen mogelijiheid Je kan/hunt hier informatie vinden. Je kandkunt op deze school geen Chinees leren. 5 toelating Het licht is groen, je mag oversteken verbod Je mag niet roken. Be WOORDSOORTEN | Werkwoord F i i i i te La oe a gaan + infinitief (zie ook 3.3.1) plan, intentie Juan gaat Nederlands ieven Let op!_ gaan gebruik je maar één keer in een zit Carla gaat volgende zaterdag naar de cinema gaan 7 mullen + infinitief (zie ook 3.3.2) belofte Ik zal morgen voor jou boodschaypen doen. Lees de tekst en onderstreep de persoonsvorm (werkwoord 1) één keer en de infinitief (werkwoord 2) twee keer. Als je gezonde tanden wil hebben, moet je je tanden elke dag minimum 2maal poetsen, Je mag niet te veel suiker eten en je moet 2 maa] per jaar op controle naar de tandarts gaan. Hij kan een gaatje in een slechte tand vullen maar soms moet hij een tand trekken. Je kan je tanden met een elektrische tandenborstel of met een gewone tandenborstel poetsen. Lees de quiz en duid het juiste werkwoord aan. Quiz: hoe goed ken je Belgié en de Belgen? 1 In Belgié moeten/mogen kinderen van 3 jaar 2 naar de kleuterschool. 3 [1} In Belgié moeten/mogen kinderenvan 4 6 jaar naar school 5 {2] In Belgié moeten/mogen volwassenen naar school. {(3] Elke Belg ouder dan 18 moet/mag gaan stemmen als er verkiezingen 2j (4) In Belgié moet/mag je rechts rijden. [5] In Belgié moet/mag je trouwen als je achttien jaar bent. Kijle naar de foto's en schrijf op wat je allemaal kan doen en wat je niet mag doen in het park. In ons dorp is een mooi park. In het park 6 kant je wandelen, maar je mag er niet : - 7 fietsen. Je [6]... gezellig op een bank zitten met je vrienden en de kinderen (7)... er 8 spelen. Sportieve mensen {8I,.. erjoggen.In het park (9)... je niet op het gras wandelen 7 en honden [10)... niet in het park komen. ‘Voér de ingang van het park [11]... je niet a parkeren, orpracar 4 Lees de tekst en vul het juiste werkwoord uit het kader in. zal + wil < kan = moet » moet + mag Bericht op de voicemail van Erika: 2 Hallo Erika, ik heb werk gevonden en ik = mnoet maandag beginnen. Ik [12]... dus niet 4 meet naar de tennisles gaan. Tk [13]... de leraar wel verwittigen. (14)... mijn zoontje 15 maandag naar jou komen na schooltijd? Ik yg [15]... het liever niet aan mijn moeder vragen want die [16]... maandag al voor de drie kinderen van mijn zieke cus zorgen. woorDsoorTen | Werkwoord Reflexieve werkwoorden Mario scheert zich één keer per week. Reflexieve werkwoorden zijn werlwoorden met een reflexief pronomen (me, je, zich, ons, je, zich), Het reflexief pronomen staat achter de persoonsvorm (werkvoord 1), bij inversie staat het reflexief pronomen achter het subject. zich wassen zich wassen : ™ 7 zich aankleden singularis 2s zich uitkleden ike _| was me zich aftrogen wast jelzich _| zich scheren wast zich deh karamen * ane - zich goed/slecht voelen ‘OPDRAGHT I eit a t i a a a . le a a a a OPDRACHT 2 Lees de tekst en onderstreep de persoonsvorm (werlwoord 1) en het reflexief pronomen (me, je, zich ...), Marker het subject in de zinnen met een reflexief pronomen. Mia en Jan hebben 4 kinderen. Mia staat op om 6 uur. Ze kleedt 2ich aan zich en daarna roept ze Jan, Jan roept de kinderen, De 2 oudste kinderen wassen zich samen en de ? jongste kinderen wassen zich daarna. Ze Kleden zich allemaal aan na het ontbijt. Wij hebben twee kinderen. Wij wassen ons voor het ontbijt en we ontbijten samen, Na het ontbijt kleden we ons aan, Wanner was jij je? V6ér of na het onthijt? Lees de tekst en vul aan met me, je, zich of ons. 's Morgens sta ik op om 7 uur. erst Kleed fk me uit, dan was ik we en dan droogik [1]... af. Dan ontbijt ik. En ji? Hoe laat sta jij op? Was jij (2)... eerst of ga je eerst ontbijten? Mijn mama staat om 6 wur op. Ze wast [3]... ersten dan wast mijn papa [4]... . Daarna scheert hij [5]... en komt ook ontbijten. Na het ontbijt kleden we (6)... aan. Kleden jullie 7)... ook aan na het ontbijt? Om 8 wur is iedereen klaar om te vertrekken, Nawnune wwoorpsoorten | Wer Scheidbare werkwoorden Maria staat elke dag om zeven uur op. | Een scheidbaar werkwoord bestaat uit twee delen: cen werkwoord en (meestal) een oppRacue 1 | prepositie (aan, af, binnen, in... In het presens (OTT) staan deze twee delen los van elkaar. Het ‘werkwoorddeel’ staat naast het subject en het ‘prepositiedeel’ staat meestal achteraan, INFINITE FRESENS (OTT) aandoen Tk doe mijn jas aan. aankomen De trein komt om 6 uur aan. afspreken Waar spreken we af? innenkomen De lerares komt de klas binnen. inademen Ikadem diep in, meegaan Ga je mee naar de cinema? opendoen Papa doet de deur open. oppassen Maria past goed op als er veel verkeer is. opstaan Johan staat elke dag om 7 uur op. oversteken Wij steken de straat over. uitademen Ikadem langzaam uit. Ze doet haar jas uit, Jan steekt zijn tong uit, Lees de tekst en onderstreep de scheidbare werkwoorden (2 delen: werkwoord en prepositie!), Let op: er staan negen scheidbare werkwoorden in de tekst en 2 zijn al onderstreept. Maria en Luisa wonen in Spanje. Maria woont in Madrid en Luisa woont in Barcelona, Elke maand spreken ze af, Vandaag zien ze elkaar in Barcelona. De trein van Maria komt om 10 uur aan. Om 8 wur staat Luisa op. Ze gaat naar de keuken en zet koffie. Ze doet de kast open. Ze neemt een beker en gaat zitten. Daarna gaat 2e naar boven en doet haar pyjama uit, Ze doet haar kleren aan en gaat naar het station. Er is veel verkeer. Luisa past goed op en steckt de straat voorzichtig over. Dan komt de trein aan, Daar is Maria al! Dit wordt een leuke dag! @ a os =m au ae oo ao = & HS Gebruik het presens (de OTT), Lees de tekst en vul het scheidbaar werkwoord in, Manvel voelt zich niet goed. Hij gaat naar de dokter, De dokter (binnenkomen) komt Liven. Hj praat met Manuel en wil hem onderzoeken. Manuel [ij (uitdoen) ... zijn Jas... . Berst [2] (inademen) ... hij diep en daarma (3] (uitademen) .... hij langzaam Hij [4] (opendoen) ... zijn mond ... en [5] (uitsteken) ... zijn tong... Manuel heeft een longontsteking. Hij moet een week in het ziekenhuis blijven. ween Lees de tekst en vul het scheidbaar werkwoord in. Gebruik het presens (de OTT). (meekomen) .., ... naar de invullen) ... wat documenten Dan [8] (binnenkornen)..... de verpleegster ... .Ze meet de koorts van Manuel. Dan [9] (weggaan) ... ze ... . Ze [10] (toedoen) ... de deur van de kamer....Nu 10 Xan Manuel goed rusten. Manuel vindt de verpleegster heel lief en knap. oppracaT.4 Lees de tekst en vul het scheidbaar werkwoord in. Gebruik het presens (de OTT). Manuel is genezen en mag naar huis. Hij a [11] (oversteken) ... voorzichtig de stract .. 2 maar plots 12] (aankomen) ... er een auto De auto kan niet meer stoppen en rijdt oa Manuel omver! Manuel [13] (dichtdoen) ... 14. zijn ogen ... . Zin hoofd doet pijn! Hij [14] (opstaan) ... ... maar hij voelt zich niet goed. De chauffeur brengt hem terug naar het ziekenhuis, Manuel is een beetje blij want nu zal hij de lieve verpleegster terugzien! Ik ben Els. u (formeel) 3 hij(1man) 3 xij = ze (1 vrouw) het OpDRACHT t Lees de dialoog en markeer de persoonlijke pronomina. ‘Twee jonge vrouwen ontmoeten elkaar op school en maken kennis, Annemarie: A Tanja: T A. Ikheet Annemarie. Hoe het jij? 1 Ikheet Tanja. A. Uitwelk land kom jij? Ik kom uit Rusland. Waar woon je? ee] Ik woon hier, in Hasselt, in een rijhuis, Het is een oud maar mooi huis met 3 slaapkamers. Ben je getrouwd? Ja, ik ben getrouwd met Aleksander. Hebben jullie kinderen? Ja, wij hebben twee kinderen: een jongen, Ivan en een meisje, Nadja. Hoe oud zijn ze? Ivan is de oudste, Hij is 5 jaar. Nadja is twee jaar jonger. Ze is dus drie. Gaan ze al naar school? Spa rparad Ja, Ze gaan naar de kleuterschool. Nadja is nog klein. 2ij gaat alleen 's morgens. oppRacuT 3 Vul de dialoog aan met een persoonlijk pronomen uit het kader. E B63) = iif 63) Na de les gaan ze iets drinken in een café. Annemarie stelt Tanja voor aan haar vrienden. Annemarie Dit is mijn nieuwe vriendin, Tanja. Vrienden Dag Tanja, ik ben Maria, En ik ben Ofelia. Ik 1 heet Carla, En ik ben Manuel. Uit welk land 2 kom [1]... ? Tanja (2)... kom uit Rusland, uit Moskou. 2 Maria Ben [3)... getrouwd? 4 Tanja Ja, (4)... ben getrouwd met Aleksander, 5 Ofelia Welke talen spreek [5]... ? Tanja {6}... spreek Russisch en een beetje 6. Nederlands. Lees de dialoog en maak de zinnen complet. Kies een woord uit het kader, jullie = hi Qc4) © we » ze (x3) | Carla Komt Alexander ook uit Rusland? Tanja Ja. [7]... komt uit Sint Petersburg z Manuel Spreekt [8]... ook al Nederlands? Tanja Ja. (9)... studeert al 4 jaar Nederlands en. ig spreekt het beter dan ik. Ofelia Hebben !10}... kinderen? 10 Tanja Ja, [11]... hebben twee kinderen: een jongen 4, eneen meisje. Maria Hoe heten 12]... ? a Tanja Ivan en Nadja 13 Maria Hoe oud zijn [13]... ? Tanja Ivan is de oudste. |14]... is 5 jaar. Nadja is aa twee jaar jonger. [ is drie jaar. 15 Lees de tekst en maak de zinnen complet. Kies een pronomen uit het kader. faa. -_ a 16 | Be c2) + GH» hij + het » we (x2) © ze (x2) LEP aan a 17 Mijn naam is Paula, kom uit Italié. Mijn 18 broer heet Vincenzo. |17]... is vif jaar jonger. 18} . wonen al drie maanden in Belgié. [19]...hebben 19 -. nogeen zus. 20)... heet Antonia. Antonia woont 0 ...... nog in Italié bij mijn ouders. (23)... wonen niet ver van Rome, Rome is een prachtige stad! [22)...iser 24 altijd erg druk want er komen heel veel toeristen. 22 Ben {2% ... alin Rome geweest? Neen?! Dan moet. 23 jeer dit jaar zeker eens naartoe gaan! |... zal je 24 gids zijn! Possessief pronomen @ | Is dit jouw jas? Ja, dat is mijn jas. Singularis (enkelvoud) Pluralis (meervoud) 1 mijn + substantief 1 ons/onze +substantief* l 2 jeljouw +substantief 2 jullie + substantief uw + substantief [| 3 zijn + substantief 3 hun + substantief haar + substantief * ons + HET-woord onze + DE-woord / pluralis oppracst : _ Onderstreep de possessieve pronomina. Tine en Julia kijken naar foto’s van hun familie en vrienden. Tine Julia, ben jij dat? Jali Ja, dat ben ik. Tine Enis dat jouw zus? Tine Ja, dat is mijn aus, Dit ben ik en datis mijn zus, Julia Dus dit ben jj en datis jouw zus? Tine Ja, dat Klopt, &n hier is mijn broer, Julia 1s dat jouw brosr? En is dat 2ijn vrouw? 1 Tine Ja, ditis zijn vrouw. u Julia Hoe heet ij? 7 Tine 23) heet Clara. Hier zie je Clara en dat is haar moeder. LU Julia Is dat de moeder van Clara? 7 Tine Ja, dat is haar moeder. j oppRAcHT 2 _Lees de tekst bij de foto. Vul het juiste possessief pronomen in, Dit ben ik. Ik heet Els. k kom uit Belgié. tk woon in 1 Aartoelaar, Mijit hobby’s zijn wandelen, lezen enreizen. Ik 2 spreek 4 talen, (2)... moedertaal is Nederlands. (2}..manhest Johan. Ik heb twee kinderen, een zoon en een dochter. (3 dochter heet Margot en |+/... zoon heet Jonathan. 4 aoe Lees de tekst bij de foto. Vul het juiste possessief pronomen in. Dit is Johan met ijn fiets. (5)... moedertaal is ook 5 Nederlands. [6]... hobby's zijn lezen en reizen. Hijhoudt veel van lekker eten. Chocolade is |... favoriete dessert! (3) 5 beste vriend woont niet ver van [9]... huis. Hij gaat hem soms bezoeken met [10]... fiets. 8 9 10 Lees de tekst bij de foto. vul het juiste possessief pronomen in. Dit is mijn dochter, Margot. Ze is bijna 16. Ze studeert nog, it Har favoriete kleuris gel. Ze heeft veel vriendinnen, maar 4 {1t... beste vriendin heet Sarah en woont nasst ons, Ze praat 5 graag en is altijd bij. [12]... lievelingseten is spaghetti en n.. [13]... hobby's 2ijn praten, reizen, chatten op de computer met (14... vriendinnen, gedichten schrijven en accordeon spelen. Lees de tekst bij de foto. Vul het juiste possessief pronomen in. Dit zijn mijn dochter, Margot en haar vriendin, Sarah. Ze gaan elke dag samen naar school. Een paar van hist vriendinnen wandelen mee. {15}... school is niet ver. Ze gaan altijd te voet. Soms maken ze samen {16)... huiswerk. In het weekend doen ze leuke dingen samen, Soms kijken ze tv. of gaan ze naar de cinema met [17]... vriendinnen. [28}... hobby’s zijn naar muziek luisteren en badminton spelen. Lees de tekst bij de foto. Vul het juiste possessief pronomen in. 15 Dit ben ik met mijn man. Op deze foto staan we voor het 19 Sint-Pietersplein in Rome. We wonen al 12 jaarin Aertselaar. 29 Ons dorp is niet heel groot. We wonen er graag. Onze ~ strat is heel rustig. Sarah is 19}... buurmeisje. We werken 2 allebei in Antwerpen. We gaan elke dag met de bus werken. De bushalte is niet ver van (20)... huis en we laten [24J... auto 93 thuis. Dat is veel goedkoper. buren werken in Brussel, 24j nemen elke dag de auto, |23)... kinderen gaan te voet naar school. } i orosscht > Vul de onderstaande dialoog aan met possessieve pronomina uit het kader. @. ; a = mijn (3) © zijn (x4) » haar (x2) [ im Ge) « alin (et) » haar (eZ) — Ditio mijn gz. man egee5.-arm 2 2, l jouder van [26]. 27) rond de schouder van [26]... zoon en 27} = i dochter legt (221... arm ook rond de schouder van Jonathan. Jonathan staat dus tussen 26 31 [29}... vader en (30... zus en Margot staat 27 32 naast [31]... broer. Johan staat naast [22]... zoon = 8 == oppkaceT 8 —_ Vul de onderstaande dialoog aan met possessieve pronomina uit het kader. jouw (x3) + haar(x2) » 2ijn + mijn(x3) Tine en Julia kijken naar foto’s van hun familie en vrienden. 33 a julia Tine, ben jij dat? Of is dat [23]... zus? aS Tine Dat ben ik. En hier is [34]... zus. 35 Julia (35)... zus heeft hetzelfée haar als = f Tine Ja, maar [36]... ogen zijn blanw. - Julia En is dat [37]... moeder? Biase 1 Tine Ja, dat is [38]... moeder. [39]... ogen zijn ook 38 u bruin, zoals die van mij 39 Julia En wie is dat? 1 Tine Dat is (40)... vriend. Hij heeft een broer. Kijk, 40 Li hier zie je mijn vriend en [ij.. broer. a... oppeactt 9 _Vul de tekst aan met possessieve pronomina uit het kader. | wun» mijn » onze (2) » aijn In [42}... klas zitten studenten uit veel verschillende landen. 42 {43}... buurvrouw komt uit Mexico. Ze heet Patricia. [44]... 8 man kornt uit Chili. Hij heet Pablo, Ze hebben een dochter van 6 jaar. (45)... dochter heet Maria, (46)... lerares heet Els. 4 2e is een Relgische. (47)... manis ook een Belg. [48]...naamis 45. Johan. as 47 48 9 Prepositie + pronomen Is deze jas van jou? Ja, die jas is van mij. Prepositie + Pers. pronomen (object) possessief pronomen van mij mijn van jou jouw van u uw van hem/haar haar van ons ons/onze van jullie jullie van hen hun orpRact Onderstreep de prepositie + persoonlijk pronomen in de dialoog. Margot heeft een feestje gegeven voor haar verjaardag. Alle jassen liggen op een hoop in de zetel. Na het fest geeft Johan iedereen zijn jas. ‘Van wie is deze jas? Sarah, is die van jou? Nee, die is niet van mij. Dat is de jas van Marie. Ja, die is van haar. En deze? Is die van Jonathan? Ja, die is van hem! En deze twee Korte jassen? Yanah en Feline, zijn die van jullie? Ja, die zijn van ons! En waar liggen de jassen van Peter en Yves? Hier, deze jassen zijn van hen. Hoe kan je het ook zeggen? Vul de dialoog aan met het juiste persoonlijk Pronomen (object) of possessicf pronomen. Margot bekijkt de verjaardagskaarten die ze gekregen heeft met haar broer, Jonathan. J Isdeze kaart van mama? 3 M Ja, die kaart is van hina. Dit is hetsir kaart, 2 J. En deze? Is die van Cedric? 5 M Ja, dieis van [i]... . Datis (2... keart. J Endie mooie lange? Is die van Sarah? 7 M Ja, die is van (3)... Datis {4}... kaart, 5 J in deze supergrote? Is die van Madina en Mariam? 7 M Ja, die is van (5)... . Datis ()... kaart J En deze leuke heb ik gestuurd! 7 M Ja,dieis van"... Datis ).. kaart 8 Demonstratief pronomen Is dat jouw jas? Ja, die jas is van mij. Demonstratief pronomen bij een substantief _ DE-woorden HET-woorden singularis (hier +) deze pen dit bock (daar 2) die pen dat boek pluralis (hier +) deze pennen deze boeken (daar 2) die pennen die boeken _ Demonstratief pronomen zonder een substantief: iemand of jets voorstellen DE-woorden HET-woorden Dit is mijn man. Dit is mijn potlood. > Dat is onze lerares. Dat is mijn boek. orpracut © Lees de tekst en onderstreep de demonstratieve pronomina. Kijk naar het artikel van de woorden in het kader. Is deze jas van jou? Nee, dit is mijn jas. dekoffer + de sleutel + het doosje + hetsieuteltje + hettouw(:je) Dit is een oude koffer van mijn opa. Deze koffer staat al jaren bij ons op zolder. Niemand weet wat erin zit want de sleutel is weg. In dit doosje heb ik deze oude sleutels gevonden. Misschien past die lange gouden sleutel er wel op? Nee, niet gelukt. Of die kleine sleutel met dat bruine touwtje? Nee, ook niet goed. Dat kleine sleuteltje met het witte touw is misschien het juiste! (Ook niet! Is het dan die verroeste sleutel? Even proberen: ja, die sleutel is het! Nu kan ik eindelijk die oude koffer openmaken!! En, wat zit erin?? Oh nee: allemaal oude sleutels ... 7 Lees de tekst. Vul in: deze, die, dit of dat. Kijk naar het symbool voor hier (4) of daar (). Kijk naar het artikel bij de woorden. het meisje » de jongen + depet + de rugzak + het park « de boom Dit is een foto van de klas van Mary. Mary woont in Engeland. Ze is 7 jaar. Op (2) céeze foto staan al haar Klasgenootjes. Zie je |1, | meisje met lang, rood haar? 2, 9] is Mary. En zie je [3, 3... grote jongen met [4, +} peten (5, #]... rugzak? (6, 2]. is Jeff, haar beste vriend, Het is mooi weer en de kinderen gaan picknicken in een groct park aan het water. In het park staan grote bomen. Onder {7, 1] bomen is het lekker fris. Kijk naar de foto en lees de tekst. Vul in: deze, die, dit of dat. Kijk naar het symbool voor hier (1) of daar(+). Kijk naar het artikel bij de woorden, demande vrouw é Dit is een foto van al mijn collega's. Deze vrouw in het witte mantelpakje is Hilde. En (S, +] vrouw met de rode jurk heet Micke, 7° 1B, *]-. man achteraan met degeledas is 11 Patrick. Hijisdeman van (10, +}... vrouw 49 met lang blond haar. Met (11, >)... viouw a , daar werk ik elke dag samen.En zie je l ' (02, 4)... man daar achteraan, links van 14 Patrick? [13, >]... is Robert. Hij is onze grote baas. En [14, 4]... vrouw is zijn echtgenote. 2ij werkt op een andere afdeling. orpaacit 4 Rij maar de foto en lees de tekst. Vul in: deze, die, dit of dat, Kijlc naar het symbool voor hier (+) of daar(). Kijk naar het artikel bij de woorden. het boek(je)__ de boeken 15 Mijn buurman is dokter. Hj verzamelt oude medische 16 boeken. {15, +] ... kleine roze boekje heeft hij in Frankrijk gekocht. [16, +] ... grote boek links achteraan is het oudste 2” boek. [17, 4] ... grote boeken vooraan heeft hij van zijn 18 2 grootvader gekregen. Die was ook dokter. [18, +}... boeken is i daar zijn nog niet zo oud. Zijn favoriete boek is (19, >| ...boek a daar, in het midden, Het is meer dan 100 jaar oud. Al 29, « ‘boeken staan in een boekenkast in zijn kabinet. Telwoord Hoofdtelwoorden Eén keer om de vijf jaar geeft hij haar twintig rozen. 1 Gijfers/getallen tot en met 100 0 nul 1 én 11 elf 21 eenentwintig 2 twee «12 twaalf 22 tweeéniwintig 50. vijftig 3 drie 13. dertien 23 drieéntwintig 60. zestig 4 vier 14 24 vierentwintig 70 zeventig | 5 vit 15 28 vijfentwintig 80. tachtig 6 26s 16 zestien 26 zesentwintig 90. negentig 7 zeven 17 zeventien 27 zevenentwintig 100 honderd 8 acht 38 achttien 28 achtentwintig 9 negen 19 negentien 29. negenentwintig | 20 tien 20_twintig 30_dertig 2 Gijfers/getallen groter dan 100 113. honderddertien 101 honderden " of honderdéén. 176 honderdzesenzeventig Lf 102 honderdentwee 693 zeshonderddrieénnegentig of honderdtwee 103 honderdendrie --1000_duizend [| of honderddrie 1798 duizend zevenhonderdachtennegentig 104 honderdenvier 2431 tweeduizend vierhonderdéénendertig @ ofhonderdvier 54693. vierenvifftigduizend {} zeshonderddrieénnegentig 112 honderdentwaalf of honderdtwaalf = 1.000 000 _één miljoen ‘Meestal worden getallen tot twintig en ronde getallen (10, 20, 30, 40, 50, 60, 70,... 100, 1000, 2000,... 1000 000) in een tekst voluit geschreven. De andere getallen worden meestal in cijfers geschreven aa Pluralis na cen cijfer/getal Na een getal groter dan ‘één! gebruik je pluralis (meervoud), Er zitten veertien vrouwen en zeven mannen in de klas. We zitten dus met 21 studenten. ‘Mijn zus heeft vier kinderen Letop! _Naeen getal gebruik je jaar, uur, euro, eurocent, kilogram, liter, gram, meter, centimeter altijd in het singularis. Janis drie jaar, Het boek kest 97 euro, orpracht: Lees de tekst. Kies het juiste woord na het getal (singularis of pluralis). Gerard is al tien jaar/jeren chocolatier. 1 Elke dag maakt hij meer dan 2000 preline/ 2 pralines. 100 gram/grammen (1] pralines kost 2,7 eurc/euro’s [2). Gerard werkt elke 3 dag van zeven uur/uren [3] 's morgens tot 4 = 4 es uur/uren [4j 's avonds, 7 opprace Lees de tekst. Kies het juiste woord na het getal (singularis of pluralis). ' In de winkel werken drie vrouw/vrouwen 5 5 Cle [5]. Ze verkopen ongeveer 50 kilo/kilo’s (6) 6 a > pralines per dag, In de winkel kan je 112 soort/soorten [7] kopen. Vier klant/klanten 4 (3] van de tien zijn mannen. 8 oronacnt 3 Lees de tekst. Kies het juiste woord na het getal (singularis of pluralis). Gayane is zenuwachtig, Het is acht uur/ 9 uren 9} en ze wacht op de kapper.Haardrie zus/zussen [10] zijn al bij haar want Gayane trouwt vandaag met Kingsley. Gayaneis 73.11 jaarfjaren (11| en Kingsley is vier jaar/jaren 49, | [12] ouder. Kingsley speelt basketbal en is biina tere meter/meters {13} groot. Hj is = twintig centimeter/ centimeters /1j grater 14. dan Geyane! Maar dat vindt ze helemaal 15 niet erg. Ze vindt lange mannen sexy! Ze hebben meer dan honderd gast/gasten uitgenodigd. Het wordt een geweldige dag! Rangtelwoorden Rangtelwoorden van eerste tot en met duizendste. Hij verjaart op de derde mei. Getallen tot en met 19: getal + -de Getallen vanaf 20: getal + -ste Letop! Aste, 3de en Bste INCHFERS VOLUIT IN cyFERS 1ste eerste 20ste 2de tweede 2aste 3de derde 30ste 4de vierde 100ste Sde vijfide 1000ste 6de zesde 7de zevende Bste achtste de negende 10de tiende ide elfde 12de twaalfde 13de dertiende Ade veertiende 15de vijftiende 16de zestiende a7de zeventiende 18de achttiende 1sde negentiende ‘Meestal worden getallen tot twintig en ronde getallen (10, 20, 30, 40, 50, 60, 70... vouurr twintigste vierentwintigste dertigste honderdste duizendste 00, 1000, 2000,... 1000 000) in een tekst voluit geschreven. De andere getallen worden meestal in cijfers geschreven. oppRacur 2 Lees de tekst en onderstreep de rangtelwoorden. Belgié is een klein land maar het heeft grote tennisspelers! Vooral de vrouwen doen het goed. In 2003 werd Kim Clijsters als eerste Belgische de absolute nummer één in de wereld. Drie weken later nam Justine Henin de erste plaats over. Clijsters werd toen tweede, In september 2006 stond Clijsters op de vierde plaats en Henin op de tweede. Ook de mannen doen het prima! In 2006 stonden drie mannen in de top 40. Olivier Rochus was toen de beste Belg: hij stond op de cenendertigste plaats. 2ijn broer Christophe stond op de vierenzestigste plats, Lees de tekst en kijk naar de kalender. Schrijf het juiste rangtelwoord voluit Dit is een foto van een speciale familie: iedereen verjaart in juni! Mama neemt de foto. Zij is jarig op de vierentwintigste juni, Oma verjaart de (1)... juni, Cedric is jarig op de {2}... juni en Nico verjaart de (3)... . Dan is het de beurt van papa: hij verjaart de [4)... juni, Twee dagen later is Annie jarig, Zij wordt 4 jaar op de [5]... juni. Opa is de oudste en hij verjaart het laatst. Hi is jerig op de (6)... juni. Hij wordt dan 65! En wanneer ben jij jarig? ane one De gewone zin < inversie Maria gaat vandaag naar Brussel. Ze is daar nog nooit geweest. Vandaag gaat Maria naar Brussel. Daar is ze nog nooit geweest. 1 Degewone zin In een ‘normale’ Nederlandse zin staat het subject op de eerste plaats en de persoonsvorm (werkweord 1) op de tweede plaats. Subject en persoonsvorm staan ALTUD naast elkaar Werkwoord 2 (infinitief of participium) staat meestal achteraan, 2 Inversie Als het eerste, woord van de zin = het subject, komt de persconsvorm v6ér het subject, en dan volgen de andere zinsdelen (met extra informatie). Dit noemen we inversie In een vraag is er ALTYD inversie. (zie 2.3) Letop! inversie met jij/je: GEEN -t! ‘ook naar mijn feest? ij ook in Antwerpen? oppackr: Lees de volgende tekst. Markeer het subject, onderstreep de persoonsvorm (werkwoord 1) en onderstreep werkwoord 2 (infinitief of participium) twee maal. Vorige zomer zijn we naar Oostenrijk geweest. We gingen elke dag wandelen. Eerst gingen we met een kabellift naar boven tot op 3000 meter hoogte. Dar stonden we in de sneeuw! We hebben dear ook nog iets gedronken. Het was erheel mooi. Volgend jaar willen we teruggaan. l ‘t ‘I [a0] oS ijk naar de foto. Lees het verhaal en zet het subject en de persoonsvorm (werkwoord 1) op de juiste plaats in de zin. (4-2) Els/gaat « (3-4) ze/kan » (4-5) het weerfis » (6-7) Fis/vindt » 6-9) ze/voelt ii}. (2)... elle jaar metPasen eenweeknaar 1 6 zee, Daar (5)... [4].. na een drukke periode y a uitrusten, 5)... 6)... niet altijd mooi in april, maar dat [7]... [5]... niet erg. Aan zee [2] 5 ® {10 zich altijd goed, 4 9 5 10 oronacit3 ijk naar de foto. Lees het verhaal en zet het subject, de persoonsvorm (werkwoord 1) en werkwoord 2 op de juiste plaats in de zin. (11-22) Jan/is + (13-14-15) hijfis/gegaan » (16-17-18) U2/kwam/ geven © (19-20-21) vele fans/wilden/zien « (22-23-24) Jan/is/gereden ee ee {21}... 12)... cen grote fan van derockband 11 18 U2. Vorige maand [13]... [l4j...metde tren om 9 naar Parijs (15)... .[26]...[47]... daar een concert [18]... [19]... [20)... het concert a ” 224)... .Na het concert (22... [23]... met de 4 2 trein terug naar huis [24|... = ms 16 23 Wrenn 28 orpRacut4 Lees het verhaal bij de foto. Schriff elke zin opnieuw maar begin telkens met het opgogeven wocrd. Het is feest in onze klas. In onze Klas... . => In onze klas is het feest. ‘We gaan vandaag specialiteiten van andere landen proeven. Vandaag [25}.. Iedereen heeft iets lekkers klaargemaakt. Daarom [26}. Madina heeft’s morgens een tart gebakken. 's Morgens Tijdens de pauze heeft Zina drank gekocht. Zina [28] Natuurlijk wilde iedereen proeven! ledereen [22]... 2s 26 a 28 29 a aa Vraagzin : Gaat Maria vandaag naar Brussel? Waarom gaat ze met de trein? =a 1 Ineen vraag is er altijd inversie (zie 2.1) Gaat Maria vandaag naar Brussel? Waarom gaat ze met de trein? 2 Ineen vraag krijgt de persoonsvorm (werkwoord 1) bij jij = je geen -t in het presens (OTT). Kom jij ook naar mijn feest? ‘Woon jij ook in Antwerpen? 3 Ben vraag begint met een vraagwoord (wie, wat, hoe...) of met de persoonsverm (werkwoord 1). ‘Waarom gaat 22 met de trein? Gat Maria vandaag naar Brussel? 4 Als en vraag met de persoonsvorm (werkwoord 1) begint, is het antwoord altijd ‘ja’ of ‘neen’. (ja/neen-vragen) Gaat Maria vandaag naar Brussel? Ja, dat Kopt cepracsT1 Combiner de vraagwoorden met de antwoorden + wie a 1 keer per week/2 maal per dag . R 2 wat b Jan/Ina en Maria/2ij ace Cj 3. waar © 2jaar/S minuten/3 weken a 4 uitwelkland deen potlood/een nieuwe auto a [; 5 welketaa/talen e _uit Peru/uit Rusland/uit Belgié % 6 hoeveel fom 5 uur/morgen/in juli/’s avonds sj {| 7 hoe lang g tMeuro/94/2 6 : hoe h_ goed/interessant/moeilijk 7 [i wanneer i op school/thuis/in Genk B ve 40 hoe dikwijls j_ Nederlands/Engels en Hindi/Turks 9 [ oe =, ororacnt 2 Kies het juiste vraagwoord uit het kader en maak de vragen compleet. Let op de volgorde van de worden (inversie)! wat « hoe » waar + wie - hoe oud + welke » waarom « waar | .. woont je zus? In Austral at wanr woont je zus? In Australié. 42 [1]... is dat? Dat is mijn nichtje. heet ze? Ze heet Feline. is ze? Ze is 15 jaar. u“ ‘woont ze? Ze woont in Nederland. 6 taal spreekt ze? Ze spreckt Nederlands. ‘woont ze in Nederland? Omdat haar vader daar werkt. a6 zijn haar hebby's? Gitar spelen en chatten. w7 ompeacsT 3 Lees het dialoogje en zet het werkwoord in de juiste vorm en kies lle het juiste vraagwoord. hoe * wie » welke » waar hoeveel + wat Ikben Anna. En wie (zijn) ben jij? Tkben Jacqueline. 1° Ik woon in Minsk. En [18]... [19] (wonen) ... ji? 20 Tk woon in Belgi a Ic heb €n zus. En [20]... broers en zussen [21] 5 (hebben)... jij? Ik heb twee broers. 2 J Ik spreck Russisch en een beetje Nederlands, 23 En (22)... talen [23] (epreken)... ji? I spreek Frans 94 | en Nederlands ad Tk ben 23 jaar. En [24)... oud [25] (zijn)... jij? Te ben a 22 jaar. 26 fl Tk cet het liefst pasta. En [26]... (27) (eten)... jij 27 _ het liefst? Ik eet het liefst frieten. me U orpnact 4 —Zet de woorden in de juiste volgorde en maak een ja/neen-vraag. Het antwoord staat er al. ‘VRAAG ANTWooRD 4it/is/Feline? 1 Is dit Feline? Neen, dit is haar zus, Yanah, ‘Yanab/is/haar tweelingzus? (28}.., ? Ja, Yanah is de tweelingzus van Feline. ze/hebben/dezelfde ogen? 2°) 2 Ja, 2e hebben dezelfie ogen. hun hear/is/even lang? (30 sere scan? Nee, het haar van Yanah is langer. Yanah/heeft/hetzelfte karakter/als Feline = = ? Neen, Yanah heeft cen ander karakter. Yanah/speelt/ook/gitaar 2 Neen, Yanah speelt piano, oo -& Twee zinnen combineren Maria woont in Gent en ze leert Nederlands. Vorige week is | ze naar Brugge geweest, maar vandaag gaat ze naar Brussel. | Ze gaat met de trein omdat ze geen auto heeft. : Met de trein rijden is heel leuk, want je staat nooit inde file. | EN: opsomming (+) Tk ben niet getrouwd. Te heb geen kinderen. Th ben niet getrouwd en ile heb geen kinderen. ao Bs az MAAR: tegenstelling (><) Tomaten zijn goedkoop in de zomer. Ze ain dtuur in de winter. ‘Tomaten zijn goedkoop in de zomer maar ze zijn duur in de winter. WANT / OMDAT: reden (waarom?) Tk kan niet naar de les komen. Th ben zieb. Tk kan niet naar de les komen want ik ben zie. Ik kan niet naar de les komen omdat ik zick ben, 1 zinsconstructie Na EN, MAAR, WANT verandert de zinsconstructie niet. @ De normale zinsconstructie biijft de normale zinsconstructie Maria woont in Gent Ze leert Nederlands. Maria woot in Gent en —_ze leert Nederlands. b Inverse bit inversie. Vorige week is ze naar Brugge geweest. Vandaag gaat ze naar B. Vorige week is ze naar Brugge geweest maar vandaag gaat ze naar B. oo ca 2 Na OMDAT volgt er een speciale zinsconstructie: ALLE werkwoorden achteraan. a omdat-zin met één werkwoord: werkwoord achteraan. { omdat + subject +...+ persoonsvorm (werkwoord 1) - Ze gaat met de trein. 2e heeft geen auto. Ze gaat met detrein omdat Ze geen auto heeft. 2 omdat-zin met twee werkwoorden: alle werkwoorden (werlewoord 1 en werkwoord 2) achteraan. Het laatste woord van de zin is meestal werkwoord 2. + omdat + subject +... + persoonsvorm (werkw-) + infinitief (werkw.2) Fomiye gaat naar school Ze wil Nederlands leren. Fomiye gaat naar school omdat —_e Nederlands wil ieren, ‘+ omdat + subject +... + persoonsvorm (werkw.1) + participium (werkw. 2) Jan is moe, Hi heeft heel de dag gestudeerd. Jan ig moe omdat hij heel de dag heeft gestudeerd. Letop! Als werkwoord 2 = participium (zoals bij de VTT), mag i werkwoord 1 ook op de laatste plaats staan. omdat + subject + ... + participium (werkw. 2) + persoonsvorm (werkw.2) Jan ig moe omdat hij heet de dag gestudeerd heeft. Lees de tekst en vul aan met een voegwoord uit het kader. en » maar (2) » want Juan woont in Luik. Hij is in Chili geboren, sa.ar hij woont al 13 jaar in Belgi8. Hij spreekt Spaans, Frans, [iJ... een beetje Nederlands. Frans vindt hij gemakkelijk [2]... Nederlands vindt hij heel moeilijk. Hij gaat twee keer per week naar de Nederlandse les {3}... hij wil goed Nederlands leren, Met zijn vrienden spreekt hij altijd Frans (4)... met zijn nieuwe vriendin, Christel, spreekt hij Nederlands. 1 2 3 4 Lees de tekst en vul aan met een voegwoord uit het kader. | en © maar » omdat (x2) » want Christel wil geen Frans spreken {5}... ze heel veel fouten maakt. Haar vriend, Juan, heeft 3 broers (sj... 1 2us. Zin 2us woont in Chili {7}... zijn broers wonen in Belgié. Volgende zomer gaat Christel met Juan naar Chili !2)... ze willen zijn zus bezoeken, Christel kan al een beetje Spaans (J... ze vorig Jaar Spaans gestudeerd heeft. we eNVau ——— opDRAGHT 4 Lees de tekst. Vervang ‘want? door ‘omdat’ en gebruik de correcte zinsconstructie Manuel staat om 8 uur op want hij heeft vandaag Nederlandse les Manuel stact om 8 wur op omdat hij vandaag Nederlandse les heeft. Hij is heel stil want 2ijn vrouw slaapt nog. 10 Hijis heel stil omdat - Hij wast zich snel want hij heeft niet veel tijd. ‘11 Hij wast zich snel omdat st Daarna drinkt hij alleen koffie want hij heeft geen honger. 12. Darna drinkt hij alleen koffie omdat — Hj neemt een paraplu mee want het regent. 13. Hij neemt een paraplu mee omdat..... Hij loopt snel naar de bushalte want anders komt hij te lat op school. 14. Hij loopt snel naar de bushalte omdat....... we Lees de tekst. Vervang ‘want’ door ‘omdat’ en gebruik de correcte zinsconstructie In de namiddag gaan Manuel en zijn vrouw weg want ze moeten nog boodschappen doen. Inde namiddag gaan Manuel en Hilde weg omdat ze nog boodschappen moeten doen Hilde gaat groenten kopen want ze wil spaghettisaus maken, Hilde gaat groenten kopen omdat Manuel gaat naar de beenhouwer want hij moet ook nog gehakt kopen. 16 Manuel gaat naar de beenhouwer OMA ..rurmnsonenceseon ss Dan gaan ze naar huis want ze willen alles samen klaarmeken, Dan gaan ze naar huis omdat ~ Manuel snijdt de groenten want hij kan heel goed koken, 18 Manuel snijdt de groonten OMAAE .oo....sesnnnennnene Re & ee = sa os a orpRackT 5 Lees de tekst. Vervang ‘want’ door ‘omdat’ en gebruik de correcte zinsconstructie Tijdens de pauze eet Manuel een koekje want hij heeft thuis niets gegeten. Tijdens de pauze eet Manuel een kockje orndat hij thuis niets gegeten heeft Na de les is hij heel tevreden want hij heeft veel geleerd! 19. Na de les is hij heel tevreden omdat a Hi is wel moe want hij heeft hard gewerkt. 20 Hijis wel wat moe omdat.... U . ‘Thuis ruikt het lekker want zijn vrouw, Hilde, heeft brood gebakken. Uj 21 Thuis ruikt het lekker omdat... 1 Manuel heeft opnieuw veel energie want hij heeft lekker gegeten! LO 22 Manuel heeft opnieuw veel energie omdat l oppRacat G Lees de tekst. Vervang ‘want’ door ‘omdat’ en gebruik de correcte zinsconstructie. ‘Maria gaat naar zee want het is mooi weer Maria gaat naar zee omdat het mooi weer is Ze drinkt een cola want ze heeft dorst. ... 23 Ze eet een broodje want ze heeft honger. mo a Ze springt in het water want het is heel warm... 1 Wanneer gebruik je het p spreken over vandaag, nu spreken over morgen algemeen gewoonte resens? Mijn broer studeert Nederlands. Bij lert Nederlands, ‘Morgen komt ze niet naar de les. De Belgen dringen graag bier. Ik drink ’s morgens altijd koffie. 2 Devorm van de regelmatige werkwoorden Infinitief: werken normale zinsvolgorde inversie ik werk stam werk ik ‘stam itije werkt stamet — |werk!! | jij stam I! u werkt stamit | werkt u stamit hij werkt stamit | werkt hij stamst rijaze werkt stam+t | werkt zijfze stamet werken infinite | werken infinitief werken | infinitief | werken infinitief werken_|infinities | werken infinitief = = SS ef eo 3. De vorm van onregelmatige werkwoorden. jebben Infinitief: zijn heb ik ben | hebt - heb jij ifie bent - ben jij u hebt u Dent ij heeft hij is xij/ze heeft sij/ze is wij/we hebben wij/we zijn jullie hebben jullie hebben | ziivze J i infinitief: willen, kunnen, zullen, mogen wil kan zal |mag wil/wilt kan/kunt zal/zult mag wil kan zal mag wil kan zal mag {| zij/ze wil kan zal mag | | 1 | wij willen kunnen zullen, mogen fj | jullie wwillen kunnen zullen mogen i zii/ze willen kunnen __|2ullen mogen fl ovoxacur r Lees de tekst en onderstreep het werkwoord. Markeer het subject. Ik ben Olivier. Mijn vrouw heet Marie W® wonen in Brussel en hebben twee kinderen, Lima en Hugo. Cimb heeft ook al twee kinderen: Cedric en Julie. timprudeert Nederlands Céaric éh Julig'spreken Nederlands en Frans. orpracnt2 Lees de tekst en onderstreep het werkwoord, Markeer het subject. ‘Diyben ik en(@iPis mijn man met onze dochter.Wehebben vier Kinderen maar de oudste drie zijn naar school. Be babjpis het enige meisje. Zdheeft dus drie broers! Mijn mlanheeft twee zussen x(k) 5) ager — heb geen broers of zussen, Heli broers of zussen? opDRACHT 4 Lees de tekst en vul het presens van het werkwoord in. Kijt goed naar het subject! 1 zijn « 2 lachen + 3 zijn + 4 zijn « 5 hebben » 6 hebben » 7 hebben + 8 hebben + 9 hebben + 10 hebben + 11 wonen + 12 wonen + 13 wonen + 14 woon + 15 kennen Tk ben Margot en ik ben Sarah. En wie ben jij? 1 .. dikke vriendinnen en wij [2).. altijd. 2 Wij [3]... 16 jaar. Hoe oud (4)... jij? We [5]... allebei lang haar, maar ik [6]... blond 3 haar en Sarah [7]... donkerbruin haar. Ik 4 12 5 6 7 10 i [8]... blauwe ogen en Sarah (9)... bruine ogen. B Welke kleur van ogen [10]... jj? We [11]... niet ver van elkear. Ik [12]... in Aartselaar en Sarah [13]... naast mij. En waar [24)... ji? We [15)... elkaar al tien jaar. uw 15 Lees de tekst en vul het presens van het werkwoord in. Kj goed naar het subject! 16 zijn » 17 wonen + 18 wonen « 19 lezen » 20 zij 1. 22 ziin + 23 willen + 24 spelen » 25 lezen + 26 maken » 27 kunnen Tk ben Cedric en dit is Jonathan. Jonathan SE sass 22 116]... mijn grote vriend. Hij [17]... niet ver ay 2 ‘van mij. Tk [18)... in Wilrijk en Jonathan in Aartselaar. Jonathan [15]... altijd boekjes voor mij. Tk [20}... al twee jaar. jonathan 19 B.. (21)... al bjjna 14. Hij [22]... heel groot en slim. [k [23)... later ook zo groot worden. We 24)... dikwijis samen. We [25]... boeken en ‘we [26]... mooie tekeningen. Jonathan [27]... heel goed tekenen! 18 4 20 26 2 27 Lees de tekst en vul het presens van het werkwoord in, Markeer het subject! | 28komen » 29wonen + 30spreken « 31 willen « 32 gaan - 33 hebben 34zijn « 35moeten » 36hebben » 37 2iin Manuel 28]... uit Portugal. Hij (29) ... al 28 33 vijf jaar in Belgié. Hij (39) ... Portugees 55 or en een beetje Nederlands. Nu (34) ... hij goed Nederlands leren. Daarom (22) ~ i 2 ‘hij elke week drie keer naar school. De. 31 36 studenten van zijn Klas ‘°2)... verschillende 39 ee nationaliteiten. Zijn buurman een Chinees. In de klas "ze altijd Nederlands praten Manuel “< .. een heel goeie leraar, maar hij wel streng! 1 Li csoxacuy 6 Lees de tekst en vul het presens van het werkwoord in, Markeer het subject. _———— a | 38ziin + 39 worden » 40 wegen + a12ijn « 42hebben | De walvis [38]... het grootste levende dier ter 38 .. wereld, Hij [29]... tot 33 meter lang en hij (40)... 4g a8 140 ton. Hij [44]... 24 keer groter dan een olifant en hij [42]... meer dan 8500 liter bloed! a 42 Walvis orpescHt7 Lees de tekst en vull het presens van het werkwoord in. Marker het subject. 43kennen + 44aijn + 45leven + 46hebben « 47 zien + 48eten= | 49 bijten (43)...jij de giftigste spin ter wereld? Dat (44)... 43 44 de tarantula. Deze spin [45]... inhet zuiden 45 van Amerika. Zoals alle spinnen [46] ... ze acht poten, Op haar buik [47)... je een rode viek. 46 Tarantula _7e {a8j... haar mannetje altijd op. Maar ze [49}... 47 alleen als ze bangis. 48 49 orprackT Lees de tekst en vul het presens van het werkwoord in, Marker het subject. voelsprieten | ae sovinden « Siziin + S2hebben « 53 gebruiken + 54 in « | 55xennen [50]... jj insecten leuk of [St...je er bang van? 50... si Alle insecten [S2)... drie paar poten en voel- 55 sprieten. Die voelsprieten |53}... ze om te voelen en te ruiken, Het lieveheersbeestje Iv Lieveheersbeestje [54]... het mooiste insect dat ik [55]... 54 55 oppracuT9 Lees de tekst en vul het presens van het werkwoord in. Markeer het subject. 56hebben + 57 hebben > 58 hebben » 59 willen « 60 begrijpen + 61 zeggen » 62 doen « 63 zijn 56)... jij een huisdier? Mijn dochter [57}... 56 7 een konijn en mijn nichtjes |55)... een hond. Sommige mensen (59)... een slang als huisdier! ik echt niet! Een slang (61)... niets en niets. En de meeste mensen (63)... er. 60 61 & bangvan. é 7 59 oppRacer Aan het + infinitief Larissa is Nederlands aan het studeren. Ze heeft morgen examen. Het gebruik Je gebruikt ‘aan het + infinitief’ om aan te duiden dat de acti moment van spreken bezig is. De vorm subject [Berna nvrommarie] +| aan het + infinitief ik | Nederlands aan het leren. iii, jeu bent | een boek | aan het lezen. hij, zij, ze is jin de tuin | aan het werken. wij, we zijn hse | sat et jullie zijn naar een film | aan het kijken. | zi, ze ziin__| voetbal aan het spelen. x Wat zijn de mensen aan het doen? Zoek de foto’s van deze mensen en zet het nummer van de zin bij de juiste foto. ¢ oo oa = © = oppxacut 2 OPDRACHT 3 1 Mark heeft een nieuw appartement gehuurd. Hij is aan het verhuizen 2 Ilse en Frank zijn[pannenkoeken]aan het bakken, Mama is jarig en ze maken een lekker ontbijt klaar. Mmmmmmmmmrn! 3 Pedro en Maria 2ijnleen brieflaan het schrijven. Hun dochter woont in Brazilié en ze schrijven haar elke week een lange brief. 4 Mike en Steve zijn broers. Ze zjnlin het parkjaan het spelen. 5 Jan is net opgestaan. Hijis{zijn gezicht|aan het wassen Kijc naar de foto's bij Opdracht 1. Zoek de foto's van deze mensen: Zet het nummer van de zin bij de juiste foto. Maak de zinnen complet. Gebruik de woorden uit het kader. aan het ontbijten + aan hetnemen « aan het afwascen « aan het schilderen + aan het wassen + ean het aféirogen | 6 Petra en Jan zijn{hun slaapkamer| 7 Petra is ook al op. 2ij isfeen douche)... --ensnnensm 8 Hilde isde auto] 2 Hij was heel vuil! 9 Mama en Anne zijn samen in de keuken. Mame is es om en Anne is so - 10 Het is zaterdag en Chris en Alexandra zijn|samen met de kinderen| ceaoERRROSL - Gezellig! Kijik naar de foto’s bij Opdracht 1. Zock de foto’s van deze mensen. Zet het nummer van de zin bij de juiste foto. ‘Maak de zinnen compleet met een werkwoord uit het kader. Vergeet de extra informatie (object, plaats, ...) niet! striken + werken » stofzuigen + nemen + wassen + telefoneren 11 Bruno heeft het druk. Hij jaan de computer 12 Mark heeft geschilderd, Nu wil hij gaan eten, Hij is in de badkamer. Hi essen 13 Nathalie wil dat het huis proper is! Ze sic 14 Anna heeft heel de dag gewerkt. Ze is moe. Ze... a ne 15 Roberto is een superman! Hij kan twee dingen tegelijk. Hij te en hij Some Weaaw! li Kijk naar de foto's en schrijf wat de mensen aan het doen zijn. . Markeer het subject, onderstreep de vorm van het werkwoord ‘zijn’, zet @ een kader rond de extra informatie (als die er is) en onderstreep ‘aan het + infinitief’ dubbel. as a 16 Chris en Liu zijn [Boodschappen] aan het doen 19 Wim en Clara os sie Markeer het subject, onderstreep de vorm van het werkwoord ‘zijn’, zet een kader rond de extra informatie (als die er is) en onderstreep ‘aan het + infinitieP dubbel. 21 Nicholas 22Ze : _ | e 23 Louisa itt ornuac? 6 Kijk naar de foto’s en schrijf wat de mensen aan het doen zijn. Markeer het subject, onderstreep de vorm van het werkwoord ‘zijn’, zet cen kader rond de extra informatie (als die er is) en onderstreep ‘aan het + infinitie? dubbel. | 24 Antoaneta a 4 25 Lisa i 26 Olivier... si Es 27 Eduard oponacur 8 Schrijf wat de mensen aan het doen zijn. Antwoord met de constructie ‘aan. het + infinitief’. Gebruik de woorden uit het kader en zet het werkwoord ‘zijn’ in de juiste vorm. neardemensen-kijken » 28 een ticket kopen + 29 een krantlezen + 30 naar muziek luisteren » 31 op hun trein wachten » 32 een kopje koffie drinken « 33 informatie vragen André zit op een bank in het station. 28 Hi is naar de mensen aan het kijken. = Een man {28}. Fen vrouw [23] 30 Fen kind [3 Veel mensen [31]... 3 Fen paar vriendinnen {22}. 2 Een vrouw [33}... 3 Schrijf wat de mensen aan het doen zijn. Antwoord met de constructie ‘aan het + infinitieP. Gebruik de woorden uit het kader en zet het werkwoord 34 fruit verkopen « 35 met haar vriendin praten - 36 betalen » 37 een sigaret roken Op de markt zie je altijd veel mensen. 4 Ben verkoper [34]... Fen meisje (25) a De vrouw met de blauwe jas (36)... 26 ik a Schrijf wat de mensen aan het doen zijn. Antwoord met de constructie ‘aan het + infinitief’. Gebruik de woorden uit het kader en zet het werkwoord ‘zijn? in de juiste vorm. 38 op het strand zonnebaden + 39 een sms‘je sturen » 40in het water spelen » 41 slapen + 42 voetballen Ik [38 38 en mijn vriendin [39 Haar kinderen [40] 39 Een oude man [41}... en 40 twee jongens [12 an 42 Verleden Perfectum (VTT) Het gebruik Je gebruikt het perfectum voor iets dat in het verleden (vé6r het moment van spreken) gebeurd is De vorm subject + hebben of zijn + ... + participium (voltooid deelwoord) Infinitief: werken Infinitief trouwen stam: werk _ stam: trouw [subject [hebben | participium | subject [zijn ik heb gewerkt, ik [ben ji,je,u | nebt gewerkt i, bent getrouwd hy heeft gewerkt is getrouwd [zij-ze | heeft gewerkt Is | getrouwd wij-we [hebben — | gewerkt zijn getrouvd jullie |hebben | gewerkt [jullie —| zijn getrouvd hebben _| gewerkt zijeze | zijn getrouwd ee Regelmatig participium Het regelmatig participium: ge + stam + -t of -d Ft Let op! de stam = de ik-vorm van het presens Als de laatste letter van de stam een consonant is van het woord tkofschip>4-t gekookt, gedanst Als de laatste letter van de stam geen consonant is van het woord ‘tkofschip>+-d gevraagd, gewoond Ik heb 1 jaar Nederlands gestudeerd. See & & a as «ap Q a) Lees de tekst. Vul het participium van het opgegeven werkwoord in, Dit is Louisa. Ze heeft vorige zaterdag een drukke dag gehad. Dit heeft ze allemaal gedaan (werken] _ ‘s Morgens heeft ze in de tuin gewerkt, (poetsen) Dan heeft ze haar ramen gepoetst (koken) Darna heeft ze soep [1] (bellen) —Toen heeft ze haar vriendin, Clara (2].. (praten) Ze heeft een wur met Clara {3} (leren) Dan heeft ze haar Nederlandse les (4. (ansen) _ 's Avonds heeft ze [5]... op het verjaardagsfeest van haar zus. we ene Lees de tekst, Vul het participium van het opgegeven werkwoord in. Vorig jaar zijn Jarnal en Fomiye getrounid, (maken) Ze hebben ereen heel speciaal feestvan 6 (6)... Jamal wes heel zenuwachtig! . (roken) Hi heeft wel 10 sigaretten {7]... voor de ceremonie! . Ze hebben een jaar bij Fomiye haar 9 (wonen) —_ouders [8]... Zes maanden geleden 10 (lenen) hebben ze geld bij de bank (9)... (bouwen) Met dat geld hebben ze nu een huisje [10}. Lees de tekst, Vul het participium van het opgegeven werkwoord in. (regenen) Het heeft gisteren heel de voormiddag [11]... 11 (studeren) _‘s Morgens heb ik Nederlands [12]...en naar 4 (luisteren) muziek (13)... Darna heb ik een half uur (telefoneren} met mijn vriendinfi4)... . Na de middag (fetsen) —_scheen de zon. ik ben met mijn man naar 14 het park [15}...en wehebbeneenuurtje 45 (wandelen) in de zon 16 Onregelmatig participium Ik heb vanmorgen niet ontbeten. Het onregelmatig participium 1 Het participium zonder ge-. Werkwoorden die beginnen met 'ge-, ver-, be-, ont-, onder” krijgen geen ge- in het participium. gebruiken > gebruikt, verhuizen > verhuisd, betalen > betaald, ontbijten > ontbeten, onderzocken > onderzocht 2 Het participium van scheidbare werkwoorden heeft dezelfde vorm als die van het werkwoord zonder de prepositie af, in-, aan-, uit, .. afwassen > af + gewassen = afgewassen aandoen > aan + gedaan = aangedaan 3 Het participium van onregelmatige werkwoorden cindigt meestal op -en. geslapen, gegeten, gedronken Let op! de -ij- van de infinitief wordt in het participium meestal ft schrijuen > geschreven LU bifjven > gebleven Rijken > gekeken By Bij twijfel:_kijic in een woordenboek of in de lijst van onregelmatige werkwoorden op pagina 73 oppracut: Lees de tekst, Vul het participium van het opgegeven werkwoord in. oy (cijden) Vorige zaterdag is Louisa met de auto naar Clara gereslen en. gisteren is Clara bij 4 (ijn) Louisa op bezoek (17)... . Clara is Ww : 1 (komen) met de bus [18]... want ze kan geen 48 [) auto rijden. (bakken) Louisa heeft's morgens koekjes [19]... (drinken) en ze hebben samen cen lekker 20 F kopje koffie (2 19 ( ( OPDRACHT 3 orpRacer 4 Steffi en Sonja zijn twee vriendinnetjes. (hebben) (eten) (iin) (kijken) (aandoen) (gaan) (slapen) Gisteren hebben ze een leuke dag gehhadi! Eerst hebben ze frietjes [2 en dan aijn ze met oma naar de cinema 22] Ze hebben naar een mooie film Na de film hebben ze hun pyjama [: en zijn ze naar bed [25 2e hebben allebei heerlijk [26]. Lees de tekst. Vul het participium van het opgegeven werkwoord in. Lees de tekst. Vul het participium van het opgegeven werkwoord in. (hebben) (opstaan) (nemen) (aandoen) (eten) (drinken) (gaan) (nemen) (bezoeken) (geven) Vorig zaterdag heeft Jan een leuke dag [27]... Hij is om zeven uur [28]... , Hij heeft een ar 28 douche 29]... en daarna heeft hij zijn kleren , qh... Dan heeft hij een boterham met kaas {31] en koffie [32]... Om acht uur is hij te voet naar het station (33)... .Om half negen heeft 20 a1 hij de trein naar Oostende {54}... Daar heeft 32 hij zijn 2us, Anna, (35)... .Zij woont al jaren aan zee en ze was zaterdag jarig. Hij heeft haar een heel origineel cadeautje Kijk maar wat er in zijn pakje zat. Schattig, hé! 33 34 35 36 Lees de tekst. Vul het participium van het opgegeven werkwoord in. (beginnen) (slapen) (wassen) (vertrekken) is zonder ontbijt na (ijn) (drinken) (vergeten) (spreken) (achen) Nico is slecht gezind. Zijn dag is slecht [37}... Hij heeft te lang [38]... en nu moet hij zich haasten. Hij heeft zich snel (39)... en hij zijn werk [40}... . Gisterenavond is hij naar een feest (41 en daar heeft hij te veel [42 Op de bus ziet hij dat hij zijn boekentas thuis [49]... heeft. Oh nee! Ook dat nog! Nico heeft heel de dag bijna niet 2 Hij had te veel hoofdpijn, Maar zijn college's 4 hebben heel hard met hem Vanavond gaat hij om acht uur slapen! 37 38 39 40 a a 43 45 ee Wanneer gebruik je hebben en wanneer gebruik je zijn? Ik ben met de bus naar school gereden. Ik heb er Nederlands gestudeerd. 1 De meeste werkwoorden worden vervoegd met hebben. 2 Sommige werkwoorden worden altijd vervoegd met zijn. aankomen komen stoppen verjaren beginnen meegaan trouwen vertrekken bijven opstaan vailen worden gaan sterven verhuizen zijn 3 Werkwoorden van mobilitett (beweging) worden soms mat hebben en soms met zijn vervoegd. fietsen, lopen, rijden, varen, vliegen, wandelen, zwemmen > van plaats A naar plaats B: + zijn {ke ben van de school naar huis gewandeld, Jan is met de trein naar Brussel gereden © Teheb 2 ur in het park gewandeld. Jan heeft og novit met gen trein gereden. ovpracut: Lees de tekst. Onderstreep de persoonsvorm (werkwoord 1) één keer en het participium (werkwoord 2) twee keer. Gisteren heeft de zon heel de dag geschenen. 1k ben om half tien naar het park gefietst en daar heb ik een uurtje gewandeld, Darna ben ik terug naar huis gereden. Dan heb ik mijn vriendin gebeld en zij is naar mij gekomen. We hebben gezellig gepraat. Om drie uuris ze vertrokken. [) eS orpracut 3 oroRacHT 4 Lees de tekst en zet het opgegeven werkwoord in het perfectum (VTT). Kies de juiste vorm van hebben of zijn. Gebruik de lijst met onregelmatige werkwoorden op pagina 73 of een woordenboek als je het niet weet. (regenen) Vorige zaterdag /:eeft/is het niet 46 geregend. - (rijden) Ikheb/lien met de trein naar de zee gereden = (aijn) Vorige zaterdag [46] heb/benikmet 49 mijn vriendin en de kinderen naar 50 Blankenberge. (aankomen) We [47] hebben/zijnom 10 uurmet de 5 trein in Blankenberge.... (wandelen) _'s Morgens [42] hebben/zijn we erst... en (huren) daarna [49] hebben/zijn we een fiets.. (Gietsen) ‘We [50] hebben/zijn naar Wenduine. (eten) we frieten.... Lees de tekst en zet het opgegeven werkwoord in het perfectum (VTT). Schrijf zelf de juiste vorm van hebben of zijn. Gebruik de lijst met onregelmatige werkwoorden op pagina 73 of een woordenbock als je het niet weet. (regenen) Gisteren heeft het heel de dag 52 geregend. = (gaan) Henri is met de trein naar Gent gegaan. 54 (vezoeken) —_Hifj [52]... zijn broer, Jacques... . 55 (wandelen) Henri [53]... naar de bushalte... . Die 5 is niet ver van zijn huis. (rijden) Dan [54]... hij met de bus naar het 57 station 58 (aemen) Aan het station [55]... hij een taxi naar het het huis van zijn broer... (arinken) Ze [56]... samen een pintje... en (kijken) ze [S7]...naar oude foto's. (vertrekken) Om 7 wur [Sd]... Henry terug naar huis.. Lees de tekst en zet het opgegeven werkwoord in het perfectum (VTT). ‘Schriff zelf de juiste vorm van hebben of zijn. Gebruik de lijst met onregelmatige werkwoorden op pagina 73 of een woordenboek als je het niet weet. (opstaan) .. Karel vroeg 59 (wandelen) Hj 60) ... naar de balkker én (verjaren) Zin vriendin jc%) ... pas ....en Karel wil haar extra verwennen. ee (ontbijten) Ze 2! samen...endan'@j...ze 62 (wandelen) _romantisch Jangs het water ... ae {blijven) ‘s Avonds ze gevellig thuis 64 Imperfectum (OVT) Toen ik jong was, studeerde ik aan de universiteit in Brussel. Het gebruik Je gebruikt het imperfectum als je vertelt over vroeger en over toen en als je een moment uit het verleden wil vergelijken met nu, Het imperfectum wordt vooral gebruikt in krantenartikels. De vorm van regelmatige werkwoorden stam + -te of -de +-te als de laatste letter van de stam een consonant is van het woord ‘tkofs chip +-de als de laatste letter van de stam geen consonant is van het woord "tkofschip Let op! de stam = de ik-vorm van het presens infinitief: werken ‘wandelen stam werk wandel date +-de ik werkte _| wandelde werkte wandelde werkte wandelde —_|wandelde_ ___|wandelde werkten_| wandalden __|werkten | wandelden werkten | wandelden De vorm van onregelmatige werkwoorden Zie woordenboek of list onregelmatige werkwoorden op pagina 73 Toen ik jong was, woonde ik in Rusland. Mijn vader werkte ineen fabriek en mijn moeder was professor. Ik ging elke dag met de metro naar school en ik speelde met Russische poppen, matrjoshlka’s. Ne de les kwam mijn oma naar ons huis, Ze bleef bij mij tot mijn vader en moeder thuiskwamen. eS Lees de tekst en zet het opgegeven werkwoord in het imperfectum. (wonen) (werken) (wonen) (bakken) (lachen) (spelen) ‘Toen Lena jong was, wournde ze in Rusland. Haar moeder {i}... in een bibliotheek. Haar grootmoeder (2)... ook bij hen. Ze 3]... elke dag brood. Dat was heel lekker! Lena (4)... altijd. ’s Avonds [5]... 22 met haar vriendinnen, en ne het eten (roaken) (leren) [6]. ze haar huiswerk en {7}... ze Naurone haar lessen, FoRAcHT3 Lees de tekst en zet het opgegeven werkwoord in het imperfectum, (gaan) Toen we met vakantie in Spanje 8 4 . waren, gingen we elke morgen 9 Ke naar het strand. “6 (lezen) Daar lzert we wat, en we 2 \ (@wemmen) .in de zee. i * (eten) 's Middags |¥}... we een broodje en 12 ~~ (aij) omdat het in de namiddag heel #8 warm (lapen) [11]... we daarna een paar uur. (wandelen) —_'s Avonds (12)... we in het stadje en (drinken) [15]... we fets op een terrasje, orpxactrg Lees de tekst en zet hebben of zijn in het imperfectum. Mijn grootvader vertelt over vroeger: 14 (zijn) (hebben) ‘Toen ik jong was, had ik geen luxe. 5 (hebben x2) Mijn vader (14)... geen auto, we (15)... 16 geen radio en geen tw, 7 a (ijn) Mijn vader [16]... de jongste van 6. (zijn) Zijn oudste broer [17}... 8 jaar ouder, 18 (iin) 2c {18}... niet rik, maar wel gelukkig, 19 (hebben x 2) Ik 19). veel vrienden en we (20). veel 44 plezier na het werk (2iin) Henri en Augusto [21i... mijn beste 21 (hebben) (ijn) vrienden. Ze [27]... een zus. Dat [23)...je 99 (ijn) grootmoeder. Ze [2)...heel mooi! Ze, (hebben) lang bruin haar en blauwe ogen, (ijn) Ik... heel verliefd op haar!’ 4 2s Toekomst Gaan + infinitief Sahr gaat Nederlands studeren. 1 Het gebruik Je gebruikt gaan + infinitief voor een plan, intentie, iets wat je in de toekomst zeker gaat doen. 2 — Devorm: subject + gaan +... + infinitief Sahr gaat Nederlands studeren. Letop! gaan gebruik je maar één keer in een zin! Carla gaat volgende zaterdag naar de cinema gaan. oppxacsT: Lees de tekst en onderstreep werkwoord 1 (gaan) één maal en werkwoord 2 (infinitief) twee maal. Tkga heel hard studeren. Ik ga elke week mijn huiswerk maken enik ga elke week alle nieuwe woorden van buiten leren. Ik ga ook buiten de les veel Nederlands praten en ik ga elke maand een + _ Nederlandse krant kopen. Ik ga elke dag tien minuten naar het nieuws Sea in het Nederlands uisteren oepractr 2 Jan gaat één jaar in Spanje studeren. Lees wat zijn plannen zijn. Kijk naar de foto's en gebruik de constructie gaan + infinitief. (studeren) tk gat elke dag Spaans =tsistere 1 1} @wemmen) Als het mooi weer is, ... iknadeles ... . 4 Pi(kopen) Tk... natuurlijk voor iedereen cadeautjes (@rinken) En in het weekend ... ikiets.... met mijn vrienden ( Zullen + infinitief Hj zal zijn best doen. 1 Het gebruik Je gebruikt gullen + infinitief @ voor een belofte of een voorstel Jk zal morgen voor jou boodschappen doen. Zal ik opa naar het station brengen? bom te zeggen dat iets nog niet 100% zeker is De dokter zal waarschijnlijk na 2 uur komen, Mijn vader zal dat wel 2 Devorm: subject + zullen ... + HY zal zijn best ovpraciT 1 Lees de brief van Jandre en onderstreep werkwoord 1 (zullen) één masl en werkwoord 2 (infinitief} twee maal, Jandre gaat te veel naar feestjes! Hij is altijd moe en studeert slecht. 2ijn ouders zijn heel boos op hem en ze willen zijn studies niet meer betalen. Jandre heeft hen een briefje geschreven: Lieve ouders, th vad vetgued jaar beter wujn best doen. tk cad etke dag naar de Jes gaat ik cal mijn boneswerk maken. Ik zek elke avrnd thud Mzvers on ik val hard werken. Ue betoof het! Lieve groctjes, ener opprackT 2 Lees wat Jan belooft aan zijn mama. Kijk naar de foto’s en gebruik de constructie zullen + infinitief. (studeren) ‘Dag, mama! Ja, k=! elke dag crustorens! 4 (sturen) —_Enja, ik... elke week een mail : (bellen) Ik... elke zaterdag (schrijven) En ik ... elke maand een kaartje ...! 6 Presens Morgen begint hij met de cerste les Nederlands. 1 Het gebruik Je gebruikt het presens om uit te drukken dat iets in de toekomst zal gebeuren, 2 — Devorm: presens + ‘morgen’, ‘straks’, ‘volgende week’, ... t Let op!_Om cen actie in de tockomst uit te drukken, oppRacHt = OpDRACHT 2 ‘Morgen begint hij met de eerste les, gebruik je meestal gaan + infinitief of het presens. Lees de tekst en onderstreep alleen de werkwoorden die een tockomst aanduiden. Ik woon in Berchem, maar volgende maand verhuis ik naar Brussel. Ik ben al volop aan het inpakken. Ik ga nu nog in Antwerpen naar school en ik rij elke dag met de tram naar school. Vanaf volgende maand ga ik naar een school in Brussel om Frans te leren. Lees de tekst en onderstreep alle werkwoorden die cen actie in de toekomst aanduiden. Onderstreep de persoonsvorm (werkwoord 1) 6én keer en werkwoord 2 twee keer. Laura komt uit Italié maar woont al twaalf jaar met haar ouders in Belgié. Ze gaat haar oma in Rome bezoeken. Ze vertrekt morgen. Eerst neemt ze de trein naar Brussel en daar neemt ze het viiegtuig. Het vliegtuig vertrekt, om zes uur's morgens. Nu is ze haar koffers aan het pakken. Straks gaat ze nog wat boodschappen doen en daarna gaat ze nog iets drinken met haar vriendinnen. Vanavond gaat ze vroeg slapen want haar wekker loapt morgenvroeg om 3 uur af! In Rome zal oma haar ophalen, oe? ee ee a Imperatief Studeer elke dag een half uur Nederlands! U 1 Het gebruik Je gebruikt de imperatief fj @ voor een gebod (instructie, advies, suggestie, tip) Kom eens hier! i Doe je jas aan! b omiets te verbieden Loop niet in die plassen! Blif eraf! 2 Devorm de stam van het werkwoord (= de ik-vorm van het presens) [infinitief [imperatief komen __|Kom hier! uitdoen [Doe het licht uit! 4 gaan | Ga zitten! { nemen. Neem nog een koekj drinken [Drink nietzosnel!—_| Let op! Om cen bevel vriendelijker te maken, kan je er kleine woordjes tussenzetten: eens, even, eens even, maar, toch, ... Kom eens even bij mij! ‘Neem maar een stuk tart! oppracuT: Lees de tekst en onderstreep de imperatieven. | CAKE Ingredignten: 250 g boter, 250 g suiker, 1 pakje vanillesuiker, 3eieren, 500 g bloem, 1 zakje bakpoeder, 3 el melk Bereiding: —_(verwarmen) Verwarm de oven op 175°C : £ 4 (doen) ‘Doe de zachte boter in de mengkom. = (toevoegen) Voeg de rest van de ingrediénten toe. (kloppen) —_ Klop 2 minuten met de mixer. £% (éoen) Doe het deeg in een cakeblik. y (vakken) Bak de cake ongeveer 60 minuten. oronacut2 Maak het recept compleet. Gebruik het opgegeven werkwoord in d TOMATENSOEP Ingrediénten: 1 kg tomaten, 1 el tomatenpuree, 2 grote uien, 1 takje selder, 1 grote wortel, 4 blokjes vieesbouillon, 21 water, peper en zout Bereiding: —_(schillen) Schil de wortel (ansjden) Snije de ui, de selder en de | wortel in kleine stukjes. 7 (doen) [d)... het water in een soeppot. . (toevoegen) —_ {2}... de groenten en de 2 bouillonblokjes a (brengen) {3}... alles aan de kook. 4 A xen) 4]... 25 minuten koken. (mixen) [B]... de soep. 5 (kruiden) [é]-.. met peper en zout naaremaak, 6 ... oppracat 3 orpRacHT 4 Maak de instructies compleet. Gebruik het opgegeven werkwoord in de imperatief. Pinky wil kaarten bestellen voor een concert in Brussel. Ze belt naar de ticketlijn en hoort de volgende instructics: 7 (drukken) Voor Nederlands, (7)... op én. 8 (kiezen) Voor concerttickets {8}... zes, (vormen) [9]... nu uw telefoonnummer 2 (efsiuiten) en {10}... ... met, 10 reserveren) [14]... het gewenste aantal tickets. 4 (noteren) (12)... uw reservatienummer. (betalen) [13]... binnen de acht dagen id 3 ‘Wij sturen de tickets op zodra wij uw betaling ontvangen hebben. Maak de instructies complet. Gebruik het opgegeven werkwoord in de imperatief. Het is vandaag examen Nederlands. De lerares geeft de volgende Instructies aan haar cursisten: 4 (gaan) 4}... zitten. 15 (nemen) 15} ... een blad papier en een balpen. 4. (schrijven) jenaam en de datum op je blag. (lezen) 1... de vragen. 7 {antwoorden) 2’... op alle vragen. 18 (afgeven) als je klar bent. a Veel succes! e@ eae ree eae ees eee coe Gm ome a =

You might also like