Professional Documents
Culture Documents
Algemene Chemie
Algemene Chemie
1. Inleiding
Vb; : wet van behoud van massa, wet van behoud van energie,
Voorbeeld: atoommodel
• Een stof -> gekenmerkt door een aantal fysische constanten zoals
-smeltpunt. -kookpunt,
- vlampunt -massadichtheid -brekingsindex
◊ grove mengsels
=de verschillende componenten zijn vast;
◊ suspensies
=fijne vaste stof verdeeld in een vloeistof;
◊ Emulsies
= fijne vloeistofdruppels verdeeld in een andere vloeistof;
◊ Nevel
=fijne vloeistofdruppels verdeeld in een gas;
◊ Rook
=fijne vaste stof verdeeld in een gas;
◊ Schuim
= een gas verdeeld in een vloeistof.
2.1.2 scheiden van mengsels
Zeven: Bij een zeef met een bepaalde maaswijdte zullen deeltjes met een
grotere diameter dan de maaswijdte op de zeef achterblijven.
- Filtreren: Bij een filter met een bepaalde poriëngrootte zullen de deeltjes in
de vloeistof die groter zijn dan de poriën op de filter achterblijven. Men
noemt dit het residu. De vloeistof en de deeltjes die kleiner zijn dan de
poriën gaan door de filter heen en worden het filtraat genoemd.
- Destilleren: Bij het verhitten van een mengsel zal de vloeistof met het
laagste kookpunt eerst verdampen. Wanneer deze vloeistof nadien
gecondenseerd wordt, heeft men ze afgezonderd van het mengsel. Men
noemt deze vloeistof het destillaat. De stof(fen) met een hogere
kooktemperatuur die niet afgezonderd worden, vormen het residu.
• zuivere stoffen
• P9-12 cursus
3. Atoombouw
3.1 Historiek
§ #p = #e = neutraal (=atoom)
§ aantal elektronen groter > aantal protonen => negatief ion of anion.
§ aantal elektronen kleiner < aantal protonen => positief ion of kation.
3.3 Gemidddelde rela8eve atoomassa
3.4 Elektronen
§ nevenkwantumgetal l
◊ vorm van orbitaal beschrijven
◊ waarden van nul tot en met n-1 , met een max v 4
◊ elektronen in subschillen ; s, p,d, f
◊ subschil kan max 4 . l + 2 elektronen bevaNen
◊ wnr atoom meerdere elektronen => energiewaarde van s-orbitaal
naar het f-orbitaal binnen dezelfde schil
§ magnetisch kwantumgetal 𝑚!
◊ orienta;e van orbitaal
◊ -l tot + l
◊ S-orbitaal bolsymmetrisch = 1 orienta;e mogelijk
◊ P- orbitaal = 3 orienta;es
◊ D-orbitaal = 5 orienta;es
◊ F-orbitaal = 7 orienta;es
◊ Elk orbitaal beschreven met 3 kwantumgetallen n, l en m = max 2
elektronen
◊ Atoom in uitwendig magnetsich veld = energiewaarde orbitalen
beschreven met zelfde hoofd-en nevenkwantumgetal maar verch
magne;sch kwantumgetal
§ Spin
◊ Twee elektronen met gelijke lading stoten af
◊ Samen voorkomen in orbitaal, in 1 magn niveau => tegengestelde
spin
§ Energiewaarde
◊ Elementen groter aantal protonen => e- sterkere aantrekkingskracht
nr de atoomkern
§ Elektronenconfiguratie
◊ Hoe de e- v/e atoon over de verschillende orbitalen verdeeld zijn
◊ Boxnota;e ; bezeang vd orbitalen
* Elk vierkantje stelt een orbitaal voor
* Voorafgegeaan door hoofdkwantumgetale en leBer subschil
• grondtoestand
- energie-inhoud laagst
- elektronenconfiguratie
§ orbitalen met laagste energie opvullen
- diagonaalregel
§ energievolgorde subschillen
§ verschillende schillen volgens toenemende getalwaarde
onder elkaar geplaatst
- regel van Hund = regel vd maximale multipliciteit
- Inversie
§ Sommige elementen 1 of geen elektron in s-subniveau vd hoogste schil
waar 2 e- verwacht
§ Onderliggende subschil kan half of volledig bezet worden
§ Treed enkel op bij d- en f-subniveaus
- Edelgasconfiguratie
§ =Iedere elektronenconfiguratie waarin enkel de s- en p-orbitalen vd
buitenste schil en alle onderliggende subschillen volledig opgevuld zijn
- Valentie- elektronen
§ = elektronen in buitenste bezette schil v/e atoom
§ ! vormen v bindingen tss atomen
◊ b = nevengroep
§ ingedeeld in 4 blokken; s, p, d en f
◊ op basis v laatst bezeNe subschil
3.6 Eigenschappen van de elementen
3.6.1 afme?ngen v atomen en ionen
• afme8ng atoom
- covalente atoomstraal
§ =helft vd afstand gemeten tss de kernen v 2 identieke atomen in een
verbinding
- Negatief ion
§ Door opname v 1 of meer elektronen
§ Gevormde ion heeft grotere straal dan overeenkomstig atoom
• metalen
- elektropositieve elementen
-
- hoofdgroep
§ geven 1 of meer valentie-elektrinen af vr edelgasconfiguratie
◊ posi;eve ionen of ka;onen
• niet-metalen
- elektronegatieve elementen
-
- hoofdgroep
§ nemen 1 of meer valentie-elektrinen op vr edelgasconfiguratie
◊ nega;eve ionen of anionen
4. Chemische binding
4.1 Lewis theorie
• Belangrijkste ideeën ;
1. De valen8e-elektronen spelen de hoofdrol bij de vorming vd chemische
binding
• Lewisnota8e
- Valentie-elektron = stip
§ Max 4
- Elektronen paar = streep
• Lewisformule
- Combinatie v lewisnotaties die de elektronentransfer of het
gemeenschappelijk nemen v valentie-elektronen voorstelt in een
verbinding
4.1.1 Ionbinding
• Niet-metaal +metaal
- Niet-metaalatomen = elektronen opnemen vr edelgasconfiguratie
- Metaalatomen = elektronen afstaan vr stabielere elektronenconfiguratie
§ Overdracht v metaal nr niet-metaal
◊ Posi;ef metaalion en nega;ef metaalion die elkaar elektrosta;sch
aantrekken
* Ionbinding tss kaIon en anion
• Ionisa8e-energie
- IE
- = Energie die nodig is om een elektron aan een atoom in de gastoestamd
te onttrekken
§ Hoe hoger de waarde = hoe moeilijker het elektron afgegeven
◊ Metaalkarakter neemt af en nt-metaalkarakter neemt toe
◊ Energie nodig = IE steeds posi;ef
• Elektronenaffiniteit
- EA
- Energie die vrijkomt wnr een elektron aan een atoom in gastoestand wordt
toegevoegd
• Ionrooster
- Elektrostatische aantrekkingskracht
§ Houdt ionen in vaste toestand
§ Ordenen volgens regelmatigpatroon
• Roosterenergie
- Energie die vrijkomt wnr vrije gasvormige positieve en negatieve ionen zich
ordenen tot ionrooster in vaste toestand
- Energie vrij = -
- Kristalwater
• twee nt-metaalatomen
- 2 of meerdere elektronen gemeenschappelijk genomen tss beide atomen
- Uitsluitend atoombinding in de verbinding => molecule
• Bindingsorde
- geeft het # bindingen tss 2 atomen in een atoomverbinding weer
• Bindingsenergie
- energie die vrijkomt wnr 2 atomen in gastoestand een atoombinding
vormen ( - )
4.2 Lewisformules
4.2.1 opstellen v lewisformules
• Valen8e-elektronen gedelokaliseerd
- ze behoren niet tot bep atoom maar zijn verspreid over meerdere
- Bindingslengte 𝑟"
§ = de gem afstand tss 2 atoomkernen v atomen die covalent aan elkaar
gebonden zijn
◊ Hoe groter de bindingsorde, hoe kleiner de bindingslengte
- Bindingshoek
§ = de hoek tss 2 bindingen v eenzelfde
§ Voorspellen met valentieschil-elektronenpaar-repulsiemodel VSEPR
◊ Beschouw bindingselektronen en de vrije elektronenparen als neg
geladen elektronenwolken die elkaar afstoten
* Blijven zo ver mogelijk van elkaar verwijderd
- Sterisch getal SG
§ de som v het aantal gebonden atomen en het aantal vrije
elektronenparen
• stappenplan ruimtelijke structuur bepalen ;
4.4 Valen8ebindingstheorie
• Hybridiseren
- Voor overlappen, buitenste atoomorbitalen v atoom mengen => evenveel
nieuwe orbitalen te vormen, met een gelijk aantal elektronen
§ => hybrideorbitalen
§ Eigenschappen gemiddelde v originele atoomorbitalen
4.4.1 sp3-hybridisa?e
4.4.2 sp2-hybridisa?e
• Het sterisch getal bepaalt het aantal atoomorbitalen dat zal hybridiseren
- SG = 1 -> geen hybridisatie op; het blijft een s-orbitaal
- SG = 2-> sp- hybridisatie op
- SG = 3 een sp2-hybridisatie
- SG = 4 een sp3-hybridisati
• 2 soorten orbitaaloverlap :
- Sigmabinding of σ-binding
§ overlapping v/d orbitalen volgens de as die beide kernen verbindt =
axiale overlapping
- Pi-binding of π-binding
• De eerste binding tss 2 atomen is steeds een σ-binding, nadien kunnen er nog
één of twee π-bindingen ontstaan.
4.5 metaalbinding
5. Intermoleculaire krachten
• Intermoleculaire krachten
- Krachten tss moleculen onderling
§ Zwakker dan intramoleculaire krachten en bepalen de fysische
eigenschappen van stoffen
§ Atoomverbinding
◊ Naargelang aard verschillende
* dispersiekrachten, geïnduceerde dipool-dipoolinteracIes,
dipoolkrachten, waterstoSrugkrachten, ion- dipoolinteracIes
en ion-ion-interacIes
• Ion-karakter ?
- Verschil in EN-waarde tss gebonden atomen
§ Hoe groter verschil, hoe groter het ionair karakter
• Polaire -binding
- wnr 2 atomen met verschillende EN-waarde een binding aangaan
§ De bindingselektronen verschuiven meer naar het atoom met de grootste
EN-waarde
◊ Ontstaan dipool
* meest elektronegaIeve atoom een parIeel negaIeve
* minst elektronegaIeve een parIeel posiIeve lading
◊ de verschuiving vd bindingselektronen is groter naarmate hrt verschil
in EN-waarde toeneemt
◊ de elektronen v/e p- binding zijn meer beweeglijk dan deze v/e s-
binding
• Polariteit
- ! voorwaarde ; asymmetrische ladingsverschuiving
§ Ladingsvectoren
◊ teken volgens de bindingsrich;ng, ladingsvectoren tss de
verschillende bindingspartners
◊ De zin v/d ladingsvector is v par;eel posi;eve -> par;eel nega;eve
lading
* geeT de richIng v verschuiving v/d bindingselektronen weer
* verschil in EN-waarde als maat voor de lengte v elke
ladingsvector
* som v alle ladingsvectoren v/e molecule maat voor de neBo
ladingsverschuiving
• = Londonkrachten / dispersiekrachten
- Aantrekkingskrachten tss apolaire moleculen die gevolg zijn vd beweging v
elektronen binnen de moleculen
• Polariseerbaarheid
- Vorm v molecule !
§ Hoe beter moleculen elkaar kunnen benaderen , hoe groter polariseerbaarheid
§ Hoe groter contactopvl, hoe sterker dispersiekrachten
§ Wnr 2 moleculen elkaar naderen -> op bep moment meer elektronen aan
de ene kant v/h molecule zijn dan aan de andere kant
heeft verwijderd: ¶
heeft opmaak toegepast: Lettertype: 5,5 pt
5.3.3 dipool – dipoolinterac8es
• dipoolkrachten
- tss polaire moleculen
- partieel positieve kant – partieel neg kant
§ ordening -> stoffen vloeibaar of vast bij temp hoger dan normaal
verwacht
moleculen)
5.3.4 waterstosrugkrachten
6. anorganische verbindingsklassen
• verbindingsklassen of stoulasse
- groep v verbindingen die gelijkaardige fysische en chemische
eigenschappen vertonen
• zuur HnZ
- verbinding die zich gedraagt als een protondonor in aanwezigheid van een
protonacceptor
6.1.2 indeling
• op basis v zuursterkte
- mate waarin protonoverdracht in water verloopt
§ sterke zuren
◊ volledige protonoverdracht, aflopende reac;e
§ zwakke zuren
◊ gedeeltelijke protonoverdracht; evenwichtsreac;e
• op basis vd waardigheid
- max aantal protonen dat 1 zuurmolecule kan overdragen
§ eenwaardige ; 1 , tweewaardige 2, ….
• op basis vd samenstelling
- het aantal atoomsoorten waaruit de zuurmoleculen zijn opgebouwd
§ binaire zuren ; opgebouwd uit 2 atoomsoorten
§ ternaire zuren ; opgebouwd uit 3 atoomsoorten
6.1.3 naamgeving
• binaire zuren
- waterstof + verkorte (verlatijnste) naam van het niet-metaal + ide
- tabel p79
• thiozuren
- ternairen zuren waarin de zuurstof geheel of gedeeltelijk vervangen wordt
door zwavel
6.2 Basen
6.2.1 Basefunc8e
• Water = amfoliet
- Kan gedragen als een zuur of als een base
6.2.2 indeling
• op basis v samenstelling
- hydroxiden ; metaal- en hydroxide-ionen
- aminebasen; N-atoom, covalent gebonden aan C-en/H-atomen
• op basis v basesterkte
- sterke basen
§ volledige protonoverdracht, reactie is aflopend
- zwakke basen
§ gedeeltelijke protonoverdracht, evenwichtsreactie
• op basis v waardigheid
- max aantal protonen dat 1 verbinding kan opnemen
- eenwaardige : 1 proton
- tweewaardige : 2 protonen
6.2.3 naamgeving
• Hydroxide van de metalen van groep Ia, IIa en IIIa (metalen met slechts 1 OG)
- naam metaal + hydroxide
6.2.4 eigenschappen
6.3 Oxiden
6.3.1 Oxidefunc8e
• Metaaloxiden MnOm
- metaalionen en oxide-ionen, O2-
• Niet-metaaloxiden XnOm
- niet-metaal- en zuurstofatomen
6.3.3 naamgeving
• metaaloxiden van metalen van groep Ia, IIa en IIIa (metalen met slechts 1 OG)
- naam metaal + oxide
• metaaloxiden van metalen van de andere groepen (metalen met meerdere OG)
- naam metaal + (|OG|) + oxide
• nt-metaaloxiden
- (Grieks telwoord) + naam niet-metaal + (Grieks telwoord) + oxide
6.3.4 eigenschappen
• metaaloxiden
§ ontstaan door de verbrandingsreactie vh metaal met zuurstofgas
- ionverbindingen v/e metaalion met oxide-ionen (O2-), roosterstructuur
- reageren met water -> hydroxiden
§ OG verandert
§ Metaaloxiden = basevormende oxiden
• nt-metaaloxiden
- door de verbrandingsreactie van het niet-metaal met zuurstofgas
- covalente verbindingen tss zuurstof- en niet- metaalatomen
- basische zouten
§ één of meerdere hydroxide- of oxide-ionen als “zuurrest”
6.4.3 naamgeving
• Eenvoudige zouten van metalen v groep Ia, IIa en IIIa (metalen met slechts 1
OG) of ammoniumion
- naam metaal of ammoniumion + naam zuurrest
• dubbelzouten
- namen metaal- of ammoniumion in alfabetische volgorde + naam zuurrest
6.4.4 eigenschappen
7. chemische reacFe
7.1 fysische en chemische processen
• fysisch proces
- enkel intermoleculaire krachten veranderen, stoffen blijven behouden,
stofeigenschappen niet
- symbolische voorgesteld
§ vergelijking, begintoestand links -eindtoestand rechts
- reactievgl
§ -> : een aflopende reactie ; de reactie gaat door tot min 1 vd reagentia
volledig is opgebruikt
- Vermits elk atoom een specifieke eigen massa heeft, blijft bij een reactie in
een afgesloten ruimte de totale massa gelijk
◊ Het reagens dat het eerst opgebruikt is, is het limiterende reagens
7.3 redoxreac8es
p92-95 cursus
8. stoichiometrische berekeningen
8.1 zuivere stoffen
#
§ 1u = 𝑔 𝑚𝑜𝑙%#
$!
- Molaire massa M
§ Massa 1 mol deeltjes
§ = molecular mass MM, formula weight
8.2 stoichiometrie
- stoichiometrische factor
- stoichiometrische hoeveelheden
Stap 3: Het limiterend reagens bepalen. Dit kan men doen door de oorspronkelijke
hoeveelheid stof te delen door de coëfficiënt uit de reactievergelijking. Het reagens
met het kleinste quotiënt is het limiterend reagens.
Stap 4: De hoeveelheid stof berekenen die weg reageert / gevormd wordt, ∆n.
Hierbij moet men rekening houden met het limiterend reagens en de
stoichiometrische factor ten opzichte van dit limiterend reagens.
8.3 mengsels
§ geconcentreerd mengsel
◊ verhouding groot, veel van de beschouwde stof in het mengsel
8.3.1 %
- Massaprocent
§ Aantal gram vd beschouwde stof per 100 g mengsel
- Volumeprocent / graden
§ Aantal milliliter vd beschouwde stof per 100 ml mengsel
- Massa-volumeprocent
§ Aantal gram vd beschouwde stof per 100 ml mengsel
- Volume-massaprocent
§ Aantal ml de beschouwde stof per 100 g mengsel
8.3.2 %, ppm en ppb
8.4 Oplossingen
• Homogene mengsels
- Oplosmiddel /solvent
§ Stof die in grootste hoeveelheid aanwezig is
§ Aq = oplosmiddel water
§ Andere stoffen = opgeloste stoffen (opl)
◊ Subscripten opl of ag gn info over rela;eve hoeveelheden
- Maatkolf
§ Eerst de op te lossen stof in een kleine hoeveelheid oplosmiddel opgelost
§ Dan extra oplosmiddel tot maatstreep vh geijkte volume
8.4.1 molaire concentra8e of molariteit
8.4.2 massaconcentra8e
• verhouding tss de massa vd opgeloste stof en het volume vd oplossing
8.4.4 verdunningsregel
- effectieve botsingen
§ botsingen tss deeltjes die een reactie veroorzaken
◊ ontstaan v geac;veerd complex
* transiIetoestand/overgangstoestand
ð ontstaan v nieuwe bindingen vd reacIeproducten gelijkIjdig
met verbreken v binding v reagenIa
- activeringsenergie Ea / E min
§ reactiesnelheid
* de temperatuur vh reacIemilieu
ð hogere temperatuur = hogere gemiddelde kineIsche energie
v/d e deeltjes
o De deeltjes bewegen sneller
o kans op een botsing verhoogt
o meer deeltjes de nodigde acIveringsenergie
* invloed ve katalysator
ð PosiIeve katalysator
o ReagenIe in juiste posiIe met elkaar in contact
o EffecIeve botsingen sIjgt, reacIesnelheid sIjgt
§ algemene reactie :
- ogenblikkelijke reactiesnelheid v
- concentratieverandering v reactieproduct
§ vormingssnelheid
◊ waarde ao vd coëfficiënt van de betrokken stof i/d reac;evgl
9.3 Snelheidsvergelijking
10. thermodynamica
10.1 basisbegrippen
• systeem
- deel van het universum dat men bestudeert
§ open systeem
◊ vrije uitwisseling v materie en energie met de omgeving mogelijk
§ gesloten systeem
◊ geen uitwisseling v materie maar wel van energie met omgeving
mogelijk
§ geïsoleerd systeem
◊ geen uitwisseling v materie noch v energie met de omgeving mogelijk
• omgeving
- het deel van het universum dat op het systeem kan inwerken
• energie E
- maat voor de capaciteit v/e systeem om warmte of arbeid te leveren
§ kinetische
◊ wnr de energie gerelateerd is met beweging
◊ thermische energie
* geassocieerd met willekeurige moleculaire bewegingen
* a_ v aantal aanwezige deeltjes
* gastheorie
ð hoe heviger moleculen of ionen bewegen, hoe hoger temp
en groter de thermische energie
§ potentiële
◊ energie gerelateerd met aantrekkings- en afsto;ngskrachten
◊ chemische energie
* geassocieerd met de chemische bindingen en intermoleculaire
krachten
§ inwendige energie U
◊ som v alle vormen v energie binnen een systeem
◊ oorzaken verandering v U in het systeem :
* chemische reac*e
* temperatuursverandering
* verandering in fysisch voorkomen
• arbeid W
- proces waarbij een kracht een vwp over een afstand verplaatst
- volume-arbeid
§ wnr # gasmoleculen voor en na de reactie verschillend is
§ op de omgeving
◊ volume systeem neemt toe,
* energie-inhoud daalt vh systeem
§ verband :
• warmte Q
- proces waarbij energie uitgewisseld wordt als gevolg v/e
temperatuurverschil
§ Q
◊ Nega;ef : warmte v/h systeem afgeven aan omgeving,
* Exotherm
§ Volume arbeid
◊ Posi;ef: volume systeem daalt ( en vice versa)
• U = Q + W en W = - p . ∆V
§ ∆U = Q – p . ∆V
§ Warmte die tijdens een chemische reactie uitgewisseld wordt
◊ Reac;e in afgesloten vat
* Volume kan niet veranderen
* ∆V = 0 en is QV = ∆U
◊ Enthalpie
* verdampingsenthalpie (∆Hverd)
ð wnr 1 mol van de beschouwde vloeistof verdampt
* sublimaIe-enthalpie (∆Hsubl);
ð wnr 1 mol van de beschouwde vaste stof sublimeert
* hydrataIe-enthalpie (∆Hhydr
ð is de energie die vrijkomt wnr watermoleculen zich
vasthechten aan 1 mol posiIeve of negaIeve ionen
* dissociaIe-enthalpie (∆Hdiss)
ð wnr 1 mol van de beschouwde moleculen in atomen gesplitst
wordt.
* bindingsenthalpie (∆Hbind )
ð bij de vorming v 1 mol van de beschouwde atoombindingen
uitgaande van de geïsoleerde atomen in de gastoestand
10.2.2 wet van Hess
- Onrechtstreeks
§ R → X (∆H1)
§ X → P (∆H2)
- Wet v Hess : DH = ∆H1 + ∆H2
◊ Kunnen enthalpieverandering meten waar experimenteel nt mogelijk
10.3 Entropie S
• Maat voor wanorde
• Toestandsgrootheid
- Aggregatietoestand !
§ Gasfase grootst
- Temperatuur
§ ∆G = DH° - T . DS°
•
11.2 omze~ngsgraad en rendement
11.3 Reac8equo8ëmt en evenwichtsconstante
11.4 Oplosbaarheid en oplosbaarheidsproduct
11.5 Verstoring v/e dynamisch evenwicht
11.5.1. concentra8everandering van 1 vd aanwezige stoffen
11.5.2. concentra8everandering v alle aanwezige stoffen
11.5.3. temperatuursverandering