Bijlage 1: Indicaties voor post- en prenataal chromosoomonderzoek
1. Herhaalde (2 of meer) abortus of vroeggeboorte, ongeacht de volgorde of het totaal
aantal zwangerschappen. 2. Mentale retardatie tezamen met multiple congenitale afwijkingen welke niet direct onder reeds bekende syndromen zijn onder te brengen. 3. Klinische afwijkingen welke het bestaan van reeds bekende autosomale chromosoomafwijkingen doen vermoeden (bijv. Down syndroom). 4. Abnormale geslachtelijke ontwikkeling en functie, discrepantie tussen uitwendige en inwendige genitaliën, waaronder in het bijzonder de verdenking op het Klinefelter syndroom of het Turner syndroom. 5. Bepaalde erfelijke ziekten waarbij een hoge frequentie van chromosoombreuken een diagnostisch kenmerk is, bijv. Bloom syndroom, Fanconi anemie. 6. Sommige niet-erfelijke bloedziekten waarbij chromosoomonderzoek een bijdrage aan diagnostiek en prognose levert, zoals chronisch myeloïde leukemie, polycythemia vera, monocytenleukemie en andere proliferatieve stoornissen van het beenmerg. 7. Gezonde individuën, die mogelijk drager (carrier) zijn van een gebalanceerde structurele chromosoomafwijking (zo'n vermoeden zal veelal gebaseerd zijn op het vóórkomen van één of meerdere patiënten met een chromosoomafwijking en/of het vóórkomen van de carrier-status bij naaste verwanten in een gezin of familie).
INDICATIES VOOR PRENATAAL CHROMOSOOMONDERZOEK
1. Zwangeren van 36 jaar of ouder. 2. Zwangeren die reeds eerder een kind met een (mogelijke) chromosoomafwijking ter wereld brachten. 3. Zwangerschap waarbij een der partners drager is van een gebalanceerde chromosoomafwijking. 4. Zwangeren die draagster zijn van een geslachtsgebonden erfelijke ziekte (de meest voorkomende aandoeningen in deze groep zijn hemofilie en de progressieve spierdystrofie van Duchenne). 5. Zwangerschap met een verhoogd risico op nageslacht met een open neuraalbuisdefect en waarbij, parallel aan de alpha-foetoproteïnebepaling, chromosoomonderzoek van de vruchtwatercellen wordt verricht. 6. Zwangerschap met een verhoogd risico op nageslacht met een prenataal vast te stellen erfelijke (stof- wisselings-)ziekte en waarbij parallel aan de enzymanalyse of DNA- diagnostiek chromosoomonderzoek wordt verricht.