Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 17

Inhoud

1. INTRODUCTIE.................................................................................................................................2
2. PLOSIEVEN......................................................................................................................................5
3. FRICATIEVEN...................................................................................................................................7
4. AFFRICATEN....................................................................................................................................9
5. NASALEN......................................................................................................................................10
6. LATERALEN...................................................................................................................................12
7. RHOTIEKEN...................................................................................................................................13
8. EJECTIEVEN...................................................................................................................................14
9. DIFTONGEN..................................................................................................................................15
1. INTRODUCTIE

Wat leren we?


Fonetiek gaat over de klanken die gebruikt worden tijdens het spreken. Talen hebben een specifieke
set aan klanken dat kan verschillen van de sets van gerelateerde talen, of helemaal van talen die
verder weg liggen. Sommige klanken zijn dus op articulatorisch gebied exotischer voor ons, omdat wij
het gewend zijn om bepaalde delen en functies van ons spraakkanaal wel of niet te gebruiken tijdens
het spreken.
Fonologie gaat over het coherente geluidssysteem van een taal: hoe verhouden talen zich tot
elkaar, in welke posities van het woord kunnen deze klanken voorkomen, etc. Waarbij fonetiek zich
dus focust op het in isolaat kunnen produceren van de klanken die belangrijk zijn voor een bepaald
klankensysteem, focust fonologie zich wat er gebeurt wanneer deze klanken samenkomen in
daadwerkelijke spraak. Processen als ease of articulation (‘vergemakkelijking van articulatie’),
klankassimilatie en ellipses kunnen dus een rol spelen.

International Phonetic Alphabet


Fonetische transcripties, dus transcripties in het IPA, noteren wij tussen square brackets: [haı] ‘hi,
high’; [inpɑk:ən] ‘inpakken’. Voor fonologische notaties gebruiken wij slashes: /haı/; /impɑkə/. Het
IPA (Frans: API) is een internationaal standaardalfabet dat is ontworpen om alle (prominente)
klanken geproduceerd over de hele wereld descriptief af te bakenen.

Spraakkanaal
1. Articulator: Het deel van de mond dat beweegt naar de articulatieplaats (meestal de tong);
2. Articulatieplaats: Het deel van de mond waarnaar de articulator beweegt en waarop de klank
wordt geproduceerd (bijvoorbeeld het verschil tussen [d] en [g]; alveolair versus velair,
andere aspecten zijn hetzelfde);
3. De mate van opening tussen de articulator en de articulatieplaats (bijvoorbeeld het verschil
tussen [b] en [β]; plosief versus fricatief, andere aspecten zijn hetzelfde);
4. De positie van de stembanden (bijvoorbeeld het verschil tussen [s] en [z]; stemloos versus
stemhebbend, andere aspecten zijn hetzelfde);
5. De stand van de opening tot de neusholte (ofwel gesloten of geopend: bijvoorbeeld het
verschil tussen [d] en [n]; plosief versus nasaal);
6. De luchtstroom (ofwel vanuit het spraakkanaal naar buiten, of van buiten het spraakkanaal
naar binnen; dit is irrelevant voor de meeste Europese talen, maar belangrijk in andere
taalfamilies).

Articulatieplaatsen
 Bilabiaal: Met beide lippen (EN. [b], [ph]);
 Labiodentaal: Onderlip raakt de boventanden aan (EN. [v], [f]);
 Interdentaal: Tong tussen de tanden (EN. [θ], [ð]);
 Dentaal: Tong raakt de voortanden aan;
 Alveolair: Tong raakt het alveolum (tandrichel, de verharde heuvel net na de boventanden)
aan (EN. [d], [th]);
 Post-alveolair: Tong raakt het achterste gedeelte van het alveolum aan (EN. [ʃ]);
 Retroflex: De tongpunt raakt het achterste gedeelte van het alveolum of het palatum
(gehemelte) aan;
 Palataal: De tong raakt het palatum aan;
 Velair: De tong raakt het velum aan (EN. [g], [kh]);
 Uvulair: De tong raakt het uvulum aan;
 Faryngaal: De tongwortel maakt een constrictie in de farynx;
 Glottaal: Vanuit de larynx (EN. [ʔ], [h]).

Constrictie
Consonant (medeklinker):
 Plosief (stopklank): Volledige afsluiting (EN [ph], [b], [th], [d]);
 Fricatief (wrijfklank): Gedeeltelijke afsluiting, maar toch erg veel frictie (EN. [f], [s], [z]);
 Approximant: Incomplete afsluiting, erg weinig frictie (EN. [j], [w]).
Klinker (vocaal, EN. vowel):
 Geen enkele sluiting (EN. [i]).

Speciale articulaties
 Nasaal: De opening naar de neusholte is geopend (EN. [m], [n], [ŋ]);
 Trill (Spaans [r] in perro);
 Tap/flap (Spaans [ɾ] in pero);
 Lateraal: De lucht stroomt naar buiten langs de zijkanten van de tong (EN. [l]).

Wat gebeurt er met de stembanden?


 Stemloos (voiceless): De stembanden zijn open en trillen niet;
 Stemhebbend (voiced): De stembanden zijn zodanig gesloten waardoor zij trillen:
 Breathy voice: De stembanden zijn halfopen en kunnen trillen;
 Creaky voice: De stembanden zijn bijna gesloten en trilling is erg beperkt.

Luchtstroommechanismen
Pulmonisch eggressief: De lucht stroomt vanuit de longen via het spraakkanaal naar buiten (alle
klanken in het Engels);
Glottaal eggressief: De lucht stroomt vanuit een gesloten larynx naar buiten (ejectief);
Glottaal ingressief: De lucht stroomt van buiten een gesloten larynx binnen (implosief);
Linguaal ingressief: de lucht stroomt naar binnen vanuit het velum (click).

Voel het verschil


Articulatieplaats:
1. tata – papa – kaka;
2. dada – baba – gaga;
3. sasa – fafa.
Constrictie:
4. tata – sasa;
5. baba – vava.
Stemhebbendheid:
6. sasa – zaza;
7. tata – dada;
8. papa – baba.

Hoe beschrijven wij een klank?


Wanneer wij een klank beschrijven, gebruiken wij een vast schema:
1. Stemhebbendheid;
2. Articulatieplaats;
3. Articulatiemanier (constrictie, speciale effecten);
4. Luchtstroommechanisme.
Dus Engels [d]: Voiced alveolar plosive (with egressive lung air) (= w.e.l.a.) / Stemhebbende alveolaire
plosief (w.e.l.a.).

Overigens
Zowel consonanten als klinkers kunnen lengte hebben. Dit wordt geschreven met een dubbele punt
na het symbool van de klank, bijvoorbeeld:
 Duits: Flüsse ‘rivieren’ [flysə] versus Füße ‘voeten’ [fyːsə];
 Italiaans: fato ‘lot, (levens)doel’ [fato] versus fatto ‘klaar, afgerond’ [fat:o].

Aspiratie (met consonanten)


Een kort effect van stemloosheid op de klinker door een voorafgaande stemloze consonant,
bijvoorbeeld:
 Engels [thi:] tea;
 Duits: [phainlix] peinlich ‘embarrassing’.

Toon, accent, intonatie


In onze taal kan een woord vele tonale contouren krijgen, die de betekenis van het woord niet
veranderen, maar zeker een rol spelen in de manier waarop wij de zin interpreteren. In andere talen
is toon echter betekenisonderscheidend.

Hausa: Een tonale taal


ɸáɾíː ‘wit’;
ɸàríː ‘verleidende blik’;
ɸáɾìː ‘droogte’.
 tá: hoog;
 tà: laag;
 tâ: vallend;
 tǎ: stijgend.
Er zijn verschillende soorten aan tonale talen:
 Sommige tonale talen focussen op contouren (hoe tonen veranderen), waarbij andere enkel
gebruikmaken van bepaalde levels aan toonhoogte.
 Het aantal levels aan toonhoogte in een tonale taal zijn meestal 2 tot 5.
2. PLOSIEVEN

Definitie
Plosieven zijn consonanten die worden geproduceerd met een volledige afsluiting ergens in de
mond. Een plosief bestaat uit een periode van korte afsluiting (geen lucht kan erdoorheen dringen)
en een moment van ontsnapping van deze lucht bij de opening van deze constructie (de release /
explosie).

Luchtstroom
Plosieven kunnen geproduceerd worden gebruikmakend van verschillende luchtstromingen. In deze
les komen enkel egressieve plosieven aan bod.

Articulatieplaats Stemloos Stemhebbend


Bilabiaal p b

Alveolair t d

Retroflex ɖ ɖ

Palataal c ɟ

Velair k g

Uvulair q G

Glottaal ʔ

 Bilabiaal: Met beide lippen;


 Dentaal: Bij de voortanden:
 Alveolair: Op het alveolum (tandrichel);
 Palataal: Op het palatum (gehemelte);
 Velair: Op het velum;
 Uvulair: Op het uvulum (uvula: huig);
 Faryngaal: Bij de farynx;
 Laryngaal (glottaal): Bij de larynx.
 Retroflex: De tongpunt raakt het palatum aan.

Onze talen
 Stemhebbende plosieven als [b], [d] en [g] komen voor zowel in het Nederlands en Engels.
 Stemloze plosieven in het Engels zijn meestal geaspireerd: [ph], [th], [kh].
 [ʔ] is zeldzaam in Standaard Engels, maar gebruikelijk in dialectaal Engels, bijvoorbeeld:
[bıʔən] bitten. In het Standaard Nederlands komt de glottale stop voor tussen twee klinkers,
zoals in ‘na-apen’ [na:ʔa:pən] of ‘beademing’ [bəʔa:dəmiŋ].

Stemhebbendheid
 Stemloos: Geen vibratie van de stembanden omdat het glottis wijd open staat.
 Stemhebbend: Vibratie aanwezig omdat de stembanden bijna helemaal gesloten zijn. De
meeste talen van de wereld zijn de klinkers stemhebbend.

Aspiratie
Aspiratie houdt in dat er een korte periode van stemloosheid volgt na een stemloze consonant, die
doordringt tot de klinker. Dit klinkt als een kort h-effect. Aspiratie is per definitie de doorzetting van
de stemloze articulatie van de consonant tot het begin van het klinker, dus je kan nooit aspiratie
hebben volgend op een stemhebbende consonant.
Toch spreken mensen graag over stemhebbende geaspireerde consonanten. Dit is fonetisch gezien
onmogelijk. In dit soort gevallen gebeurt er namelijk iets anders. Talen met ‘stemhebbende
geaspireerde’ consonanten gebruiken echter ‘breathy voice’.

Lange en korte consonanten


Met plosieven is het mogelijk om de release (explosie) uit te stellen. In zulke gevallen spreken wij van
lange consonanten. Vaak is er een correlatie tussen lange consonantlengte en een hogere druk
tijdens het articuleren. Het verschil tussen korte en lange consonanten is contrastief
(betekenisonderscheidend) in veel talen. Het wel of niet gebruiken van consonantlengte in vormen
waar het bij hoort levert dus betekenisverschillen op, zoals in het Klassiek Arabisch:
 [fakara] ‘hij dacht’;
 [fak:ara] ‘hij herinnerde (iemand aan iets)’.

Hoe beschrijven wij een consonant?


 Stemhebbendheid (+ potentiële aspiratie);
 Articulatieplaats;
 Articulatiemanier;
 Luchtstroommechanisme.
[t] – Stemloze alveolaire plosief (/stop) (w.e.l.a.).
[ph] – Stemloze geaspireerde bilabiale plosief (/stop) (w.e.l.a.).
[b] – Stemhebbende bilabiale plosief (/stop) (w.e.l.a.).
NB. De glottale stop fungeert in veel talen als een normale stemloze consonant, zoals in het Klassiek
Arabisch: [raʔs] ‘hoofd’. In veel andere talen wordt het vaak gevonden in woord-initiële positie (de
eerste ‘letter’ (klank) van een woord, voorafgaand aan een klinker.
3. FRICATIEVEN

Definitie
Fricatieven zijn consonanten waarbij de articulator en de articulatieplaats (bijvoorbeeld de tong en
het alveolum) erg dicht bij elkaar komen en veel wrijving voortbrengen door doorheen blazende
lucht. Anders dan plosieven dus stroomt de lucht er nog wel doorheen en is het daarom mogelijk om
deze klank aan te blijven houden zolang er lucht vanuit de longen beschikbaar is (continue frictie).
Alle fricatieven in deze les zijn orale pulmonisch-egressieve klanken. Ze worden dus voornamelijk met
de mondholte geproduceerd op een manier waarbij lucht vanuit de longen via het spraakkanaal naar
buiten stroomt.

Typen fricatieven
1. Centraal versus lateraal:
 Centrale fricatieven kennen een kleine opening in de centrale doorgang van de mond. De
frictie vindt plaats in de ruimte tussen de tong en je bovenkaak;
 Laterale fricatieven kennen kleine openingen aan de zijkanten van de tong. De centrale
doorgang van de mond is volledig gesloten en de lucht stroomt enkel via de zijkanten van de
tong naar buiten.
2. Plat versus gekruld (‘grooved’) (enkel van toepassing op centrale fricatieven):
 Platte fricatieven gebruiken een platte tong;
 Gekrulde fricatieven (sibilanten) kennen een krulling in het centrale gedeelte van de tong. Dit
is enkel mogelijk/relevant met fricatieven die met de voorkant van de mond worden
geproduceerd.

Articulatieplaats Stemloos Stemhebbend


Bilabiaal ɸ β

Labiodentaal f v

(Inter)dentaal (plat) θ ð

Alveolair (gekruld) s z

Postalveolair (gekruld) ʃ ʒ

Retroflex (gekruld) ʂ ʐ

Palatal (plat) ç ʝ

Velair x ɣ

Uvulair χ ʁ

Faryngaal ħ ʕ

Glottaal h ɦ
Hulp bij de fricatieven
 [f] en [v] zijn hetzelfde als in het Engels file en vibe;
 Interdentale [θ] en [ð] zijn hetzelfde als de allofonen van /th/ in het Engels: thing ([θ]) en
though ([ð]);
 [s] en [z] zijn hetzelfde als in het Engels sun en fuzzy;
 [ʃ] en [ʒ] zijn hetzelfde als in het Engels shirt en pleasure;
 [ç] is hetzelfde als in het Duits ich;
 [x] zit wat dichter naar voren dan de /ch/ in ‘lachen’;
 [ʁ] is hetzelfde als de typisch Franse /r/ als in rare [ʁaʁ];
 [h] is hetzelfde als in het Engels hi;
 [ɦ] is hetzelfde als de Nederlands /h/ in ‘hooi’. Deze klank is eerder ‘breathy voice’ dan een
normale stemhebbende consonanten. Echter, voor het gemak, benoemen wij het in deze
cursus wel als ‘stemhebbend’.

Definiëring per plaats


 [v]: Stemhebbende labiodentale fricatief (w.e.l.a.);
 [s]: Stemloze alveolaire gekrulde fricatief (w.e.l.a.) / Stemloze alveolaire sibilant (w.e.l.a.);
 [x]: Stemloze velaire fricatief (w.e.l.a.);
 [ʕ]: Stemhebbende faryngale fricatief (w.e.l.a.).
4. AFFRICATEN

Definitie
Affricaten zijn klanken die beginnen als een plosief (stopklank) maar overgaan in een fricatief na hun
release. In feite vindt in plaats van een volledige opening van de mondholte een gedeeltelijke
opening plaats. Affricaten zijn, per definitie, homo-organische elementen, wat betekent dat beide
delen hetzelfde zijn in:
 Articulatieplaats;
 Stemhebbendheid.

Affricaten worden met een boogje geschreven boven de plosief en fricatief die een paar vormen:
 [p͡f] Duits: [p͡feat] ‘paard’ (stemloze labiale affricaat (w.e.l.a.));
 [k͡x] Zweeds: [k͡xu] ‘koe’ (stemloze velaire affricaat (w.e.l.a.)).

In sommige talen worden affricaten onderscheiden van consonantclusters, wat betekent dat er een
fonemisch verschil zit tussen een als affricaat uitgesproken clusterset en een normaal uitgesproken
clusterset. Het klassieke voorbeeld is Pools:
 trzy [tʃɨ] ‘drie’ (geen affricaat);
 czy [t͡ʃɨ] <vraagpartikel> (affricaat).
5. NASALEN

Definitie
Bij nasale consonanten (nasalen) is de doorgang tussen de mond- en neusholte altijd open. Door er
ergens in de mondholte een volledige afsluiting plaatsvindt (bij de articulatieplaats) stroomt de lucht
enkel naar buiten via de neusholte.
De aard van de nasaal wordt gedeeltelijk bepaald door de vorm van de mondholte, die naar wens
vervormd kan worden door een articulatieplaats aan te raken met de articulator. De neusholte kan
niet van vorm veranderen (tenzij er sprake is van verkoudheid, dat niet door de spreker zelf
voorkomen of in het leven geroepen kan worden). Er zijn dus ook geen articulatieplaatsen in de
neusholte. Bij nasalen kunnen de meeste articulatieplaatsen in de mond gebruikt worden, behalve de
glottis en de farynx.
De meeste talen maken enkel gebruik van stemhebbende nasalen, maar stemloze nasalen worden
soms ook gevonden. Een voorbeeld is bijvoorbeeld het Burmees (Sino-Tibetaans, Myanmar; 30
miljoen sprekers) met een woord als [n̥iʔ] ‘twee’.

Articulatieplaats IPA
Bilabiaal m
Labiodentaal ɱ
Alveolair n
Retroflex ɳ
Palataal ɲ
Velair ŋ
Uvulair N

De volgende klanken komen vaak voor in het Nederlands:


 [m]: ‘magnetron’;
 [n]: ‘naam’;
 [ŋ]: /ng/ ‘zingen’.

Notitie
 In de talen van de wereld, is de labiodentale [ɱ] meestal een assimilatieproduct van een
nasaal element gevolgd door een labiodentale klank, zoals in het Nederlands ‘infinitief’
[ıɱfinitif];
 De palatale [ɲ] is dezelfde klank die wordt weergegeven als /gn/ in Frans agneau en /ñ/ in
Spaans año;
 De Nederlandse [ŋ] kan net zoals in het Engels alleen voorkomen aan het einde van een
lettergreep. Deze restrictie is echter niet typologisch veelvoorkomend, omdat er veel talen
zijn die [ŋ] aan het begin van een lettergreep kunnen hebben.

Beschrijving
 [m]: Stemhebbende bilabiale nasaal (w.e.l.a.);
 [ɳ]: Stemhebbende retroflexe nasaal (w.e.l.a.).

Geprenasaliseerde consonanten
Plosieven, affricaten en fricatieven kunnen gemodificeerd worden middels een korte nasaal in onset-
positie (syllabe-initiaal). Deze nasale onset is altijd homo-orgaan (zelfde articulatieplaats en
stemhebbendheid). Deze consonanten worden ‘geprenasaliseerd’ genoemd. Prenasalisatie wordt
geschreven met een superscript symbool (de specifieke nasaal die gebruikt wordt), bijvoorbeeld [ mb],
[nd], [ɱf]. Geprenasaliseerde consonanten zijn erg veelvoorkomend in Bantoetalen gesproken in Zuid-
en Centraal Afrika, zoals het Swahili:
 [mamba]: ‘krokodil’ (syllabes: ma.mba);
 [simba]: ‘leeuw’ (syllables: si.mba).

Syllabische nasalen
Nasalen zijn ook veelvoorkomend als de piek van een syllabe, betekende: zij gedragen zich als
klinkers en worden syllabisch genoemd. Dit wordt geschreven met het diacriticum voor syllabiciteit
onder het desbetreffende nasale symbool. Syllabische nasalen vinden we bijvoorbeeld terug in het
geschreven <en> gedeelte in de Duitse woorden ‘kaufen’ [khaufm̩ ] en ‘stecken’ [ʃtɛkŋ̩]. Ook in het
Nederlands vind je dit terug in dialecten: ‘lopen’ [lo:pm], ‘eten’ [e:t ̚n] (unreleased [t]). In talen met
toon kunnen deze syllabische nasalen zelfs een toon dragen (net als (andere) klinkers), zoals in het
Igbo (Zuidwest Niger): [m̩̀ mí] ‘water’, [m̩̀ mádʊ̀] ‘persoon’, [ḿ̩ mépʊ̀tá] ‘productie’.
6. LATERALEN

Definitie
Laterale consonanten worden gekenmerkt door de luchtstroom die langs de zijdes van de tong naar
buiten stromen. Het middenstuk van de tong raakt de bovenkaak aan en de zijdes niet. De ruimte
tussen de kaak en de zijdes van de tong kan oftewel groter of kleiner zijn:
 Wanneer de ruimte groter is, articuleren wij laterale approximanten (zoals de [l] in ‘liefde’);
 Wanneer de ruimte kleiner is, articuleren wij laterale fricatieven.

Laterale approximanten
De meestvoorkomende laterale consonant is de alveolaire laterale approximant [l]. De tongpunt kent
een volledige sluiting in alveolaire positie. Tijdens het produceren van de [l] dient het achterste van
de tong laag te blijven.
 [l]: Stemhebbende alveolaire laterale approximant (w.e.l.a.).
Lateral kunnen ook in andere posities geproduceerd worden:
 [ɭ]: Stemhebbende retroflexe laterale approximant (w.e.l.a.);
 [ʎ]: Stemebbende palatale laterale approximant (w.e.l.a.);
 [L]: Stemhebbende velaire laterale approximant (w.e.l.a.).

[ʎ]
(Oud) Standaard Spaans of Catalaans <ll>:
 llano [ʎano] ‘normaal';
 Lloret [ʎoret] (naam van een resort).

NB. de meeste sprekers van het Spaans mengen hun <ll> met <y> en zo is de uitspraak niet lateraal,
maar een reguliere approximant [j].

[ɫ]
In veel talen kent de alveolaire approximant een secundaire articulatie waarbij het achterste van de
tong iets wat omhooggeduwd wordt. Deze secundaire articulatie is velarisatie en wordt onder andere
gevonden in het Nederlandse ‘leuk’ of ‘lol’ van sommige sprekers:
 [ɫ]: Stemhebbende gevelariseerde alveolaire laterale approximant (w.e.l.a.).

Laterale fricatieven
Laterale fricatieven laten minder ruimte tussen de zijkanten van de tong en de kaak, wat leidt tot
meer frictie. De meeste laterale fricatieven gevonden in talen zijn alveolair:
 [ɬ]: Stemloze alveolaire laterale fricatief (w.e.l.a.);
 [ɮ]: Stemhebbende alveolaire laterale fricatief (w.e.l.a.).
Laterale fricatieven zijn zeldzaam in Europese talen buiten de Kaukasus, maar komt voor in het
Wels, bijvoorbeeld de naam ‘Lloyd’ [ɬʊɨd].

Laterale affricaten
Affricaten met een laterale release zijn erg veelvoorkomend in talen, voornamelijk alveolaire laterale
affricaten:
 [t͡ɬ]: Stemloze alveolaire laterale affricaat (w.e.l.a.);
 [d͡ɮ]: Stemhebbende alveolaire laterale affricaat (w.e.l.a.).
7. RHOTIEKEN

Definitie
Bij rhotische klanken spelen niet alleen de articulatieplaats en de mate van mondopening een rol,
maar ook de beweging van de tong. Rhotische klanken kunnen een sluiting hebben op een bepaalde
plek (net als andere consonanten), maar deze sluiting is uiterst kort en het resultaat hiervan is snelle
beweging van de tong. Rhotische klanken kunnen bestaan uit één enkele korte sluiting (tap/flap) of
een opeenvolging van korte sluitingen (trill).

Trills
Alveolair: De gehele tong stijgt en neemt een gekrulde vorm aan. De tongpunt wordt los tegen het
alveolum gehouden en is ontspannen. Hij vibreert dan tegen de tandrichel aan.
 [r]: Stemhebbende alveolaire trill (w.e.l.a.).
Uvulair: De tongrug stijgt en neemt een gekrulde vorm aan. Hierdoor raakt het het uvulum aan, dat
naar achter wordt gedrukt. Het resultaat hiervan is dat het uvulum kan vibreren tegen de tongrug.
 [R]: Stemhebbende uvulaire trill (w.e.l.a.).
Bilabiaal: Vibratie met beide lippen.
 [B]: Stemhebbende bilabiale trill (w.e.l.a.).

Taps en flaps
Tappende/flappende rhotische klanken hebben enkel één contactmoment. De articulator begint het
proces in neutrale positie. Vervolgens beweegt het snel naar het contactpunt en keert terug naar
haar vorige positie (of een ander punt). De gehele beweging is belangrijk voor het articulatieproces.
Het essentiële verschil tussen taps en flaps is dat de beweging van de tong langer duurt bij taps,
waarbij het bij flaps veel korter is (veel fonetici beschouwen taps en flaps echter als synonieme
verschijnselen). Er zijn zowel centrale als laterale flaps. Centrale flaps kennen een luchtstroom via
het middelpunt van de tong en laterale flaps kennen een stroom langs de zijkanten van de tong.
 [ⱱ]: Stemhebbende labiodentale (of bilabiale) flap (w.e.l.a.);
 [ɾ]: Stemhebbende alveolaire tap (w.e.l.a.);
 [ɽ]: Stemhebbende retroflexe tap (w.e.l.a.);
 [ɺ]: Stemhebbende alveolaire laterale flap (w.e.l.a.).
8. EJECTIEVEN

Glottale luchtstroom
Wanneer de stembanden samenkomen en volledig de glottis afsluiten, wordt de toegang tot het
‘vocale apparatus’ afgesloten van de longen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer je je adem inhoudt.

Ejectieven
Een gesloten glottis kan zich in de trachea opwaarts en neerwaarts bewegen. Wanneer het opwaarts
beweegt, wordt er normaliter lucht uit de mond gedrukt. Wanneer er echter een afsluiting wordt
gevormd in de mondholte (zoals bij plosieve klanken), wordt er luchtdruk opgebouwd tussen de
gesloten glottis en de tweede afsluiting ergens in de mond.
Het resultaat is overdruk. Wanneer de afsluiting in de mond wordt losgelaten, barst de lucht rap
uit de mondholte. Deze lucht is niet afkomstig vanuit de longen, maar het resultaat van luchtdruk.
Wij noemen deze luchtstroom ‘egressieve farynxlucht’. Consonanten met deze luchtstroom noemen
we ejectieven.
In veel talen bevinden ejectieve consonanten zich in fonemische oppositie tot (‘reguliere’)
consonanten die gebruikmaken van een egressieve luchtstroom, bijvoorbeeld als in Hausa (Nigeria):
 [káɸèè]: ‘vastmaken’;
 [k’áɸèè]: ‘opdrogen’.
In het geval van ejectieven zijn de stembanden altijd volledig gesloten. Hierdoor kunnen zij niet
vibreren, en akoestisch gezien creëren ze hetzelfde effect als bij stemloze consonanten.
Stemhebbende consonanten worden per definitie gearticuleerd met open (en trillende) stembanden.
Ejectieven maken gebruik van een heel ander articulatietype en verschillen hiermee dus van
stemloze en stemhebbende consonanten. We noemen ejectieven daarom ‘unvoiced’ wat betekent
dat er geen trilling van de stembanden kan plaatsvinden.

Bilabiaal Alveolair Lateraal- Post- Palataal Velair Uvulair


alveolair alveolair
Stop p’ t’ c’ k’ q’
Affricaat t͡s’ t͡ɬ t͡ʃ’ k͡x’

[p’]: (Unvoiced) bilabial plosive with egressive pharynx air / bilabial ejective stop;
[s’]: (Unvoiced) alveolar grooved fricative with eggresive pharynx air / alveolar ejective grooved
fricative.
9. DIFTONGEN

Diftongen
Een diftong is een opeenvolging van twee klinkers zonder een consonantelement dat hiertussen
gepropt wordt. Fonologisch gezien is het ook belangrijk dat zij in staat moeten zijn om op zichzelf een
syllabe te vormen, maar vanuit fonetisch perspectief komt dit buiten kijk te staan (aangezien enkel
de articulatie ervan belangrijk is). Wij onderscheiden drie types aan diftongen:
 Diftongen met twee elementen gelijkwaardig in lengte;
 Diftongen waarbij het eerste element langer is dan het tweede (vallende diftongen);
 Diftongen waarbij het tweede element langer is dan het eerste (stijgende diftongen).
Diftongen worden normaliter geschreven met de twee desbetreffende klinkers in juxtapositie.
Sommige talen kunnen zelfs elementen gebruiken voor een diftong die anderzijds nooit voorkomen
in de taal, zoals [ʌy] NL. ‘ui’. Deze klinker [ʌ] komt in de meeste spreekvormen niet voor.
10. SECUNDAIRE ARTICULATIES

You might also like