LE SPORT ET LA FORME PHYSIQUE

LA PRATIQUE DU SPORT DE SPORTBEOEFENING

faire du sport (ex. faire du foot) een sport beoefenen (vb. voetbal spelen)
pratiquer un sport aan sport doen
jouer à + sport (ex. jouer au basket) sport + spelen (vb. basket spelen)

s'entrainer - un entrainement trainen - een training

un entraineur, un coach een trainer, een coach

un club de sport een sportclub

un sportif, une sportive een sporter, sportster
sportif, sportive sportief
un(e) athlète een atleet
un joueur, une joueuse een speler, een speelster

un sport d'équipe ↔ individuel een ploegsport ↔ individuele sport

LA COMPÉTITION DE COMPETITIE
faire / jouer / participer à un tournoi een tornooi doen / spelen / deelnemen aan
s'inscrire à un tournoi zich inschrijven in een tornooi
un match / un match nul een match / een gelijkspel
un match à domicile een thuismatch
un match aller - un match retour een thuis en uit-wedstrijd
assister à un match een wedstrijd bijwonen

les jeux olympiques d'été / les JO de olympische zomerspelen

les jeux olympiques d'hiver de olympische winterspelen
les jeux paralympiques de paralympische spelen
gagner une médaille (d'or - d'argent - de een (gouden - zilveren - bronzen) medaille
bronze) winnen
battre un record een record verbreken
marquer des points / un but punten / een doelpunt scoren

gagner↔ perdre winnen ↔ verliezen

la victoire ↔la défaite de overwinning (behalen) ↔ het verlies
le fair-play de fair-play

LES SUPPORTERS DE SUPPORTERS

soutenir son équipe supporteren voor z'n team
encourager les joueurs de spelers aanmoedigen
les encouragements (m.) du public de aanmoedigingen van het publiek
applaudir - les applaudissements (m.) klappen - het geklap

1 CREAFRENCH
 LE SPORT ET LA FORME PHYSIQUE

L'ÉQUIPEMENT SPORTIF DE SPORTUITRUSTING

la tenue de sport de sportkledij
les chaussures de sport de sportschoenen
le ballon de bal (groot - vb. voetbal)
la balle de bal (klein - vb. tennis)
le filet het net
le but (le gardien de but) het doel (de keeper)
la raquette de raket
le sac de sport de sporttas

LES INFRASTRUCTURES SPORTIVES DE SPORTINFRASRUCTUUR

le stade (de sport) het (sport) stadion
le terrain de ... (tennis, basket, ...) het terrein / veld (tennis, basket, ...)
la piscine het zwembad
la salle de sport / de danse / de fitness de sportzaal / danszaal / fitness
le vestiaire de kleedkamer
la douche de douche

LES QUALITÉS SPORTIVES DE SPORTIEVE KWALITEITEN

la rapidité - rapide de snelheid - snel
la force (mentale) - fort (mentalement) de (mentale) kracht - (mentaal) sterk
l'endurance (f.) - endurant de uithouding - met een goede uithouding
la motivation - motivé de motivatie - gemotiveerd

L'ALIMENTATION DU SPORTIF DE VOEDING VAN DE SPORTER

la boisson énergétique de energiedrank
l'hydratation (f.) de hydratatie
la gourde de drinkbus
la barre énergétique de energiereep

LES EFFETS POSITIFS DE POSITIEVE EFFECTEN

se détendre zich ontspannen
se sentir en forme zich fit voelen
se remettre en forme terug in vorm geraken

LES EFFETS NÉGATIFS DE NEGATIEVE EFFECTEN

se blesser - une blessure zich kwetsen - een kwetsuur
se doper - le dopage zich doperen - de doping

2 CREAFRENCH
 LE SPORT ET LA FORME PHYSIQUE

LES DISCLIPINES SPORTIVES DE SPORTIEVE DISCIPLINES

l'alpinisme bergbeklimmen
l'athlétisme atletiek
l'aviron (m.) roeien
le badminton badminton
le basket(ball) basket
le baseball baseball
la boxe boksen
la course (courir) lopen (of race voor auto's) (lopen)
le cricket cricket
le cyclisme, le vélo wielrennen
la danse classique, moderne, ... klassieke, moderne dans
l'équitation paardrijden
l'escalade klimmen
l'escrime schermen
le fitness fitness
le foot(ball) voetbal
la gym(nastique) turnen
le golf golf
l'haltérophilie (f.) gewichtheffen
le hockey (sur glace) (ijs)hockey
le judo judo
le kayak kayak
le karaté karaté
le kite surf kitesurfen
la planche à voile windsurfen
le ski (alpin) / le ski de fond / le ski nautique ski / langlaufen / waterski
le snowboard snowboard
la natation (nager) zwemmen (zwemmen)
le padel padel
la plongée duiken
le skateboard skateboard
le surf surfen
le taekwondo taekwondo
le tennis tennis
le tir à l'arc boogschieten
le triathlon triatlon
la voile zeilen
le volley(ball) ( volais) volleybal
le VTT mountainbiken
le water-polo waterpolo

3 CREAFRENCH
 LE SPORT ET LA FORME PHYSIQUE

Phrases exemples

- Tu t'entraines combien de fois par semaine?

- Je m'entraine trois fois par semaine, mais l'année dernière je ne m'entrainais que
deux fois.
- Hoeveel keer per week train je?
- Ik train drie keer per week, maar vorig jaar trainde ik slechts twee keer.

- Il pratique quel sport?

- Il fait du hockey.
- Welke sport beoefent hij?
- Hij doet / speelt hockey.

Ma soeur s'est inscrite à un tournoi de tennis en Suède.

Mijn zus heeft zich ingeschreven in een tennistornooi in Zweden.

Le match s'est terminé sur un nul, aucune équipe n'a marqué de but.
De match is geëindigd met gelijkspel, geen van de ploegen heeft gescoord.

Les supporters sont venus soutenir et encourager les joueurs.

De supporters zijn de spelers komen steunen en aanmoedigen.

Quand j'ai un match, j'emporte toujours ma gourde et une barre énergétique dans
mon sac de sport.
Wanneer ik een match heb, neem ik altijd mijn drinkbus en een energiereep mee in mijn sporttas.

Je vais au fitness tous les jours afin de me remettre en forme.

Ik ga elke dag naar de fitness om terug in vorm te geraken.

Mon papa s'est blessé lors d'un match de padel.

Mijn papa heeft zich gekwetst tijdens een padelwedstrijd.

Tu iras aux jeux olympiques à Paris en 2024?

Zal jij naar de olympische spelen in Parijs gaan in 2024?

4 CREAFRENCH