Professional Documents
Culture Documents
Langs Frieslands Oude Boerderijen - Molen, S.J. Van Der (Sytse Jan), 1912-1995 - 1974 - Baarn Bosch & Keuning - 9789024641550 - Anna's Archive
Langs Frieslands Oude Boerderijen - Molen, S.J. Van Der (Sytse Jan), 1912-1995 - 1974 - Baarn Bosch & Keuning - 9789024641550 - Anna's Archive
J. D. F. Bottema
ISBN 90 246 4155 1
Langs Frieslands
oude boerderijen
Fotografie: Paul Vogt
Voorwoord 7
' •
VOORWOORD 7
brandde. De rook vond een uitweg door wat een ’reeckhol’, een
rookgat, werd genoemd. Een schoorsteen ontbrak dus. Die kwam
er pas, toen de haard naar de voorgevel was verhuisd, die door
een schoorsteen werd bekroond.
Om de nodige frisse lucht te krijgen, was bij het oud-Friese huis
in de nok van het koehuis een ventilatie-inrichting aangebracht,
uit twee luiken bestaande, die door trekken aan één touw geopend
en gesloten konden worden. Zo’n installatie noemde men een
huiskist ('hüskiste’) of rookkist (’riikkiste’). Later is de huiskist
(met één luik) hier en daar overgenomen bij de boerderij met
schuur, in het schuurdak, maar dergelijke inrichtingen zijn nu
heel zeldzaam geworden. Merkwaardigerwijze kan men nog steeds
enkele van deze huiskisten aantreffen bij kleine veeboerderijen
van het Zuidhollandse type in de omgeving van Weesp. Floewel
de koeien daarin juist andersom staan gestald dan in een Friese
boerderij, heeft kennelijk de situatie tot eenzelfde oplossing ge¬
leid als bij het oud-Friese huis. Trouwens, op 16de en 17de
eeuwse afbeeldingen van boerenhuizen bij Amsterdam komen
zowel het rookgat als de huiskist voor.
Is met de citaten uit de oud-Friese wetten voor het oud-Friese
huis als type al een ouderdom vastgesteld van een kleine dui¬
zend jaar, het oudheidkundig bodemonderzoek heeft het moge¬
lijk gemaakt de aanwezigheid ervan ook in de eenmaal tot het
grotere Frisia behorende streken vast te stellen. Ik denk hierbij
in dc eerste plaats aan de welhaast beroemd geworden opgravin¬
gen van nu wijlen prof. dr. A. E. van Giffen in de dorpswierde
(terp) van Ezinge in het Groninger Westerkwartier. Dat wij
daarbij even de provinciale grens overschrijden, wordt gemoti¬
veerd door het belang van de in Ezinge verzamelde gegevens
voor de kennis van de geschiedenis van het Friese boerenhuis.
In het kort komt het resultaat van dit archeologisch onderzoek
hierop neer, dat in en zelfs onder deze wierde goed bewaarde
restanten van boerenhuizen werden aangetroffen, die zonder
meer in relatie bleken te kunnen worden gebracht met de gege¬
vens uit de middeleeuwse wetten en latere archivalia, maar ook
met de tot in deze eeuw bewaard gebleven voorbeelden van het
oud-Friese huis in Friesland. Het waren, op een enkele uitzonde¬
ring na, onverdeelde ruimten, waarvan de wanden uit gevlochten
twijgen bestonden en het dak werd gedragen door bij paren in
twee rijen geplaatste stijlen of standers. In de achtergevel be¬
vond zich een deur, te vergelijken met de koehuisdeur (’büthüs-
14
doar’) in onze tijd. Trad men daardoor het huis binnen, dan ble¬
ken de koeien twee aan twee in boxen met de koppen naar de
wand te zijn geplaatst. Het voorste gedeelte van het huis bevat¬
te geen stallen, maar daar bevond zich, doorgaans in het midden,
het haardvuur. De oudste voorbeelden van deze bouwwijze wer¬
den door Van Giffen gedateerd op de vierde eeuw v. Christus.
Hernieuwd onderzoek in 1964 leverde aan de hand van de C 14-
methode een ouderdom op van 350 v. Christus met een speling
van 65 jaar naar boven en naar beneden.
Eerst in een artikel in het Tijdschrift van het Kon. Ned. Aard¬
rijkskundig Genootschap en later in mijn boek pleitte ik voor
de opvatting dat de voorhistorische veehoudershuizen in Ezinge
de regelrechte voorlopers waren van de tot in deze eeuw aanwe¬
zige oud-Friese huizen. Ik verbond ze aan het volk der Friezen,
aangezien toentertijd buiten hun woongebied nergens huizen van
een dergelijke indeling waren aangetoond. In de sedert verlopen
jaren zijn bij bodemonderzoek zowel in eenmaal door Friezen
bewoonde streken (wat Nederland betreft bijvoorbeeld ook de
Hollandse kuststreek) als daar buiten met het type Ezinge ver¬
gelijkbare huisplattegronden aangetroffen, maar onderzoek heeft
uitgemaakt dat alleen in de door Friezen bewoonde gebieden in
de wijze van stallen de boeren aan de prehistorische traditie heb¬
ben vastgehouden en wel tot in onze tijd toe. En verder is het
niet mogelijk gebleken enige relatie te leggen tussen de proto-
Friese en oud-Friese huizen enerzijds en de z.g. losse hoezen en
aanverwante hallehuizen uit de zandstreken van oostelijk Neder¬
land en westelijk Duitsland anderzijds (vaak nog als ’Saksisch’
aangeduid).
In dit licht bezien zijn de beide restanten van oud-Friese huizen
te Wartena en Grouw, in dit boekje afgebeeld, uitermate belang¬
rijk. In Wartena staat het bewuste boerderijtje met de voorgevel
aan het water en met de achterzijde naar de ringweg (Leeuwar-
den-Drachten) gekeerd. Onmiddellijk valt het lage koehuis met
de ’buthüsdoar’ in het midden van de achtergevel op alsmede de
hooiberg ernaast. Deze is echter betimmerd en de kap kan dus
niet meer omhoog of omlaag. In de nok van het koehuis zit een
ontluchtingskap: de oorspronkelijke huiskist is al lang verdwe¬
nen, maar de meer moderne inrichting bevestigt de noodzaak het
lage bedompte stalgebouwtje te ontluchten. Ik schat de ouder¬
dom van dit boerderijtje op twee en een halve eeuw, al kan het
later wel zijn gewijzigd (in recente tijd zijn bijvoorbeeld de stal-
15
Wie niet veel tijd heeft en toch een indruk wil krijgen van de
traditionele Friese boerderijbouw, kan van Leeuwarden uit
langs een korte route - waarbij het silhouet van de Friese
hoofstad geen ogenblik uit het oog verdwijnt - heel wat te
zien krijgen. Ik stel u voor de Overijsselse straatweg in te
slaan, die door de vroegere ’voorstad’ de Schrans voert. Na de
brug over het Van Harinxmakanaal begint eigenlijk al het open
weidelandschap met links het dorp Goutum.
Route 1 25
Goutum
Onder Goutum behoort het gehucht, nu alleen nog één boer¬
derij, met de naam Techum. De hier vroeger aanwezige terp
is afgegraven, maar dat het hier een plek betreft van hoge
ouderdom, kan blijken uit het feit dat men de naam meent te
herkennen in de aanduiding ’Dacheim’ uit een register van
het klooster Fulda in de 10de eeuw (de Duitse schrijver zal
een onfriese vorm aan de naam hebben gegeven). De eenzame
boerderij ligt even voorbij de ’Goutumer hüskes’, links van
rijksweg 32, een eindweegs in de landerijen. Hij behoort tot het
kop-hals-romp-type, zoals dat omstreeks 1850 werd gebouwd
met forse opkamer, een middelhuis dat gedeeltelijk onder het
schuurdak is gebouwd en een grote en hoge schuur. Bedrijfs-
en woongedeelte zijn ook visueel gescheiden door een andere
kleur dakpannen. De vensters van de melkkelder bezitten nog
de oorspronkelijke (hier openstaande) luiken, maar het raam
links daarvan maakt de indruk een deur te vervangen, die men
bij overeenkomstige voorbeelden op deze plaats herhaaldelijk
aantreft. (Het aanzicht wordt sinds 1974 enigermate tekort
gedaan door de bouw een een ligboxenstal naast de schuur.)
Voorbij Goutum slaan wij bij de Werpsterhoek rechtsaf, over
de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle, en komen op het grondgebied
van
Wirdum,
dat zich uitstrekt tot in het rechts van de straatweg gelegen
Nieuwland: een grote weidevlakte op de plaats waar in de
middeleeuwen de Middelzee een vrij smalle scheiding vorm¬
de tussen Oostergo (aan deze kant) en Westergo (aan de west¬
kant). Weldra zien wij links de boerderij Oenema State met
op de homeije (inrijhek) het jaartal 1828. Het gebouw vertoont
een nogal afwijkende vorm, maar valt duidelijk te herkennen
als een variatie op het thema stelp. De schuurdeur zit geheel
links, waar de schuur terugspringt, de melkkelder met opka¬
mer bevindt zich links van de hoofdingang (die duidelijk enig
aksent kreeg), terwijl geheel rechts zich een uitbouw aftekent.
De teuenwoordige bewoner weet zich te herinneren, dat hierin
tot omstreeks 1900 de kaasketel stond, die toen nog in vol
gebruik was (de boer had zich niet aangesloten bij een zuivel¬
fabriek). In het aangrenzende gedeelte van de schuur stond
toen de karnmolen, zodat men - afgezien van de melkkelder -
de gehele zuivelbereiding bij elkaar had.
Route 1 26
Roordahuizum
vraagt de aandacht vanwege de bijzonder gave kop-hals-
en-romp die het Langstek heet. De boerderij staat links van de
weg, op enige afstand aan een oprijlaan en is in de zomer
geheel door geboomte aan het oog onttrokken. De 'singels’
(bomenrijen) en de brede gracht wijzen op een eerbiedwaardig
verleden en inderdaad luidde de oude naam Jepma State. Als
zodanig komt het gebouw (stins, herenhuis?) al in 1722 voor.
Het wordt dan bewoond door de heer Petrejus. Ik vermoed,
dat deze patriciër heel oud is geworden, want in 1791 overlijdt
’te Wijtgaard’ (maar dat lag vlak over de dorpsgrens) name¬
lijk een zekere Sixtus Petraeus, die 105 jaar oud was. Toen hij
103 was, schoot hij op de jacht nog drie wilde eenden in de
vlucht. Ook deze Nimrodaktiviteiten wijzen meer op een patri¬
cische dan op een agrarische leefwijze.
Later moet Jepma dan een boerderij zijn geworden, waarvan
het erf kennelijk door een lang hek (stek) werd omgeven, dat
aanleiding gaf tot de naam. Het bouwwerk zal uit het begin
van de 19de of het eind van de 18de eeuw dateren (dit laatste
klopt met het overlijden van Sixtus Petraeus) en vertoont de
harmonische architektuur van die tijd met een goed gepropor-
tioneeide opkamer of kelder, een harmonische indeling van
de voorgevel en een even wel-gelukte verbinding met de
schuur (met stallen onder een ’aflegering’). Opmerkelijk is de
hoge deur links, die vrijwel niet gebruikt wordt, daar de dage¬
lijkse ingang aan de andere zijde gelegen is. Hoewel de bewo¬
ners spreken van de voordeur, is er alle' reden te veronder¬
stellen, dat het hier de lijkdeur betreft: een door omvang of
ornamentering opvallende deur, die alleen gebruikt werd om
de lijkkist naar buiten te dragen. Bij het Langstek staat deze
Route 1 27
Weidum
vinden we aan de oostzijde (links dus) van de Hegedyk twee
stelpen. De eerste, in het dorp, heeft een witgeschilderde voor¬
gevel, waarin de rij der zesruiters de ruimte ritmisch en aan¬
trekkelijk verdeelt. De reeks der bomen ondersteunt deze
schikking. De dakkapel wijst op het benutten van de zolder
voor slaapgelegenheid. Vooral in de tweede helft van de 19de
eeuw werd zo’n uitbouw meer en meer gebruikelijk. Wij tref¬
fen hem ook aan bij de volgende stelp, even buiten de dorps¬
kom, in de richting Oosterwierum gelegen. Het geheel vormt
een duidelijke eenheid, maar het gebouw is jonger, zoals te
zien is aan de invloeden van de stedelijke architektuur: de van
de neo-renaissance getuigende ontlastingsbogen boven de ra¬
men. Geheel links is een herinnering bewaard aan de oude
vorm der schuifvensters met negen ruiten. Nu tegenwoordig
de waardering voor de bouwkunst van de 19de eeuw toeneemt,
terwijl het aantal geslaagde voorbeelden door sloop vermindert,
biedt deze stelp een goede gelegenheid kennis te maken met
een vormgeving en een detaillering die kenmerkend is voor het
einde van het tijdvak waarin het zuivelbedrijf nog aan de
boerderij verbonden was.
De steven wendend, blijven wij op de westelijke dijk van de
oude Middelzee. In het volgende dorp
Jelluni
kozen wij een imposante kop-hals-romp uit die, links van de
hoofdweg, aan een zijweggetje is gelegen. De lichte buiging
van de bovenkozijnen geeft aan de zesruiters iets verzorgds,
welhaast iets verfijnds en laat een datering op omstreeks
1860 toe. In de voorgevel zijn de melkkeldervensters voorzien
van een laag bovenlicht: een 19de eeuwse ontwikkeling,'waar¬
van meer voorbeelden te vinden zijn. Bijvoorbeeld bij onze
volgende boerderij, die even voorbij
Boksum
te vinden is, aan de rechterzijde van de weg. Het tussen grach¬
ten gelegen en door geboomte omgeven boerenhuis (weer:
kop-hals-romp) vertoont in de ornamentering van deze boven-
Route 1 29
Marssum
worden gezegd van de kop-hals-romp schuin tegenover Popta-
slot (achterzijde). Wie deze boerderij op zijn voordeligst wil
zien moet, na de rijksweg te hebben gekruist, het eerste wegje
links inslaan. Men ziet het geheel dan als op onze foto is
weergegeven. Ditmaal geen opkamer, maar een vrij kort bin¬
nenhuis en een nog korter middelhuis, terwijl de melkkelder
een plaats kreeg aan de voorzijde van de schuur. Met de brede
gootlijst in harmonie is het rijk geornamenteerde bovenlicht
van de (enige) deur in het woongedeelte. Op de Eekhoffkaart
van Menaldumadeel uit 1851 komt deze boerderij, zoals ver¬
wacht mocht worden, al voor. Hij zal enkele tientallen jaren
te voren zijn gebouwd. Het naburige Poptaslot vertoont nog
een voorbeeld van de vroegere symbiose tussen de stinsbewo-
ner en zijn huurders: op het slotterrein, binnen de grachten,
is een thans aan het boerenbedrijf onttrokken stelp (gewijzigd)
bewaard, zoals op 18de eeuwse prenten van Friese stinzen en
staten herhaaldelijk de situatie is. De slotbewoners hadden de
produkten van de veehouderij op deze wijze onmiddellijk ter
beschikking.
Onze weg vervolgend, loont het de moeite in
Beetgumermolen
te stoppen voor een links van de weg staande, met het voor-
end op* het oosten geplaatste boerderij, waarvan de voorgevel
vernieuwd is. In de zijmuur (op het noorden) is halverwege
een uitermate fraaie monumentale deur te zien, die nog uit de
18de eeuw kan dateren, in elk geval rond 1800 werd ge¬
bouwd. De beide canalures met Ionische kapitelen flankeren
de rijkgesneden deur met zijn dekoratief bovenlicht waarin
als meest opvallend element de draperieën. Hier hebben we
te maken met de al eerder vermelde lijkdeur, die bij deze
boerderij het karakter van een pronkdeur draagt. Hoewel bij
oude boerderijen naar verluidt een dergelijke speciale deur
ook wel gebruikt werd bij trouwerijen, wijst de naam ’lykdoar’
toch zeer bepaald op een funktie bij de begrafenis: door deze
Route 1 30
deur werd de kist met het lijk uitgedragen. Het wil mij voor¬
komen, dat een dergelijke deur niet van zeer hoge ouderdom
kan zijn en in elk geval niets met het heidendom te maken
heeft, zoals wel is beweerd. Bij een kleine boerderij was er
immers geen ruimte voor het aanbrengen ervan en in elk geval
was er een duidelijke welstand vereist om een deur te laten
maken als op deze foto.
Niet alleen in Friesland kwam de lijkdeur voor. In zijn boek
Houten huizen (1970) beschrijft en toont H. Janse voorbeel¬
den uit Noord-Holland, waar men van ’doódeur’ spreekt, in
de voorgevel geplaatst en te herkennen aan de hoogte boven
de straat, terwijl een trap of stoep ontbrak. Een dekoratieve
doödeur uit 1659 met gesneden kalf bevindt zich in Broek in
Waterland. Overigens haalt dezelfde auteur een citaat aan
betreffende Kampen (omstreeks 1550), waar sprake is van ’de
principael doere van den huijse, daer dat hillege sacrement
hen gedraegen word off daer men doeden uutdraecht’: een
deur kennelijk die, hoewel de belangrijkste van het huis, toch
alleen bij bijzondere gelegenheden gebruikt werd.
Via Beetgum steken we langs de Langstraat en de Skrédyk de
voormalige Middelzee dwars over en treffen dan aan de weg
van Stiens naar Leeuwarden aan de rechterkant nog twee
belangrijke boerderijen aan. Beide bevinden zich onder het
behoor van
Jelsum,
en wel op het grondgebied van de al genoemde Middelzee, De
eerste staat onmiddellijk aan de Brédyk, aan de westzijde
(dus: rechts). Het is een kop-hals-romp met opkamer uit de
tweede helft van de 19de eeuw. Er is duidelijk stedelijke in¬
vloed en in elk geval heeft de timmerman getracht door een
dekoratie van de voorgevel (men lette op de venstervormen.
met name van het 'drieluik’ in de top, en op het 'kunstige'
metselwerk) de welstand van de bewoner uit te drukken.
Merkwaardig is ook het neo-gotische raampje in de schuur,
rechts van de (heel sobere) deur. Toch een mooi geheel!
Een veel bescheidener indruk maakt de (ook wat oudere)
boerderij (begin 19de eeuw?) even verder, aan het rechts af¬
takkende Piter Rindertsreedtsje, een smal weggetje (huisnum¬
mer 3). Het is een in deze streek zeldzaam voorkomende kop-
romp met lage muren en een hoog zadeldak, waarbij de melk-
Route 1 31
Achlum,
waar op de terp bij de kerk de zogeheten ’Kleasterpleats’
(kloosterhoeve) de aandacht vraagt. Het voorhuis is even aan¬
trekkelijk vanwege zijn architektuur als om de aanwezigheid
van een vroege’ opkamer. Het is blijkens de gevelstenen links
en rechts onder de top van de voorgevel 'Anno 1700’ gebouwd.
Route 2 33
Deeze Schuur is in
t Jaar 1790 door G.
Stinstra van
Agteren vernieuw(d)
Herbouwd in 1870
Uit deze jaartallen valt het bekende feit op te maken, dat
ongeveer om de honderd jaar een Friese schuur aan groot
onderhoud of nieuwbouw toe was. Van Achlum rijden we
via Harlingen het gebied van de ’Bierrumen’ binnen. Even ten
oosten van Harlingen moeten we daartoe linksaf de weg naar
Sexbierum (en volgende dorpen) inslaan. In
Pietersbierum ,
staat links van de weg een monumentale stelp, een type, dat
overigens in de Bouwhoek niet erg ruim vertegenwoordigd is. De
gevel kreeg een rustige indeling met een statige hoofddeur in
het midden. Boven het woongedeelte is deze gevel hoog opge-
Route 2 34
Sexbierum,
richten we onzer schreden allereerst naar Liauckema State.
Het is een met grachten en singels omgeven historisch terrein,
waar zich tot 1824 het slot van die naam verhief. Van dit
slot is het stinspoortje uit de 17de eeuw (met 16de eeuwse
resten), waarin een duivetil (’gibbeflucht’) en wapenstenen
bewaard gebleven. Op het slotterrein staan enkele gebouwen,
waaronder de grote 19de eeuwse bouwboerderij, waarvan
de schuur met de achterkant naar gracht en poortje gekeerd is.
In het midden van de achtermuur twee vensters, die de achter-
gelegen dorsruimte ('terskhüs') verlichten. De situatie herinnert
aan onder meer Waaksens bij Holwerd en Groot Deersum bij
Achlum (hier niet behandeld vanwege de afgelegen ligging).
De Friese tekenaar Ids Wiersma nam dit deel van Liauckema
State als voorbeeld voor zijn illustratie van 'Jonker Pyt en Sib-
bel’, een vers van Eeltsje Halbertsma (’Rimen en Teltsjes fen de
broerren Halbertsma’).
In de buurt staat aan de Latsmaleane, (die naar de Hoarne-
streek voert) een witgeschilderde herenboerderij (akkerbouw)
met een dwarshuis, waarvan de midden-19de eeuwse versie¬
ring nog net niet uitbundig genoeg is om te storen. De bouw
kan op 1850-1860 worden gedateerd en de versiering uit zich
in pilasters in de middenpartij, ietwat grillige elementjes bo¬
ven de zesruiter-vensters en een opengewerkte dakbalustrade.
Op de hoeken van het tentdak prijken forse schoorstenen.
Tot de pronk van het geheel dragen het ruime erf, de gracht
en de beplanting niet weinig bij en zo is er een rustiek geheel
ontstaan, dat bijna doet vergeten, dat de boerderij met dwars¬
huis eigenlijk een on-Friese vorm moet heten, die echter mo¬
gelijk teruggaat op oudere kombinaties van een stinsachtig
dwarshuis met een daaraan verbonden schuur. Eerst later in de
19de eeuw zou met name op de Klei het ’statustype’ met
Route 2 35
Oosterbierum.
Deze bouwboerderij staat aan de zuidzijde van de weg (uit
richting Liauckema komend dus rechts), bestaat uit een bin-
hüs’ met korte hals en een schuur met stookhut ernaast. In de
topgevel geven ankers het jaar van de bouw aan: 1794. Uit
dat jaar dateert stellig het schuifvenster naast de zijdeur, dat
twaalf ruitjes telt. Later hebben deze vensters hier plaatsge¬
maakt voor zesruiters. De invloed van de heersende wind te¬
kent zich af in de kontoeren van de 'mantel’ (bomenrij op het
erf). Onze weg vervolgend, komen we ten noorden van
T zummarum
bij de herenboerderij Harkemastate, die ook al 'uit de pas
loopt door de bouw van het voorhuis met hals haaks op de
schuur, naar Bildtse trant (Het Bildt ligt niet veraf), het tent¬
dak en de tot hoofdgevel gemaakte zijgevel. Daarin verraadt
de monumentale middenpartij stedelijke invloed en is boven
de melkkamer een lage opkamer gebouwd met nog daarin de
originele schuiframen. Harkemastate was in de vorige eeuw
berucht vanwege een spokerij: indien een in een kastje in de
'kajuit' of 'Spaans geveltje’ boven de voordeur geplaatst doods¬
hoofd van zijn plaats werd verwijderd, was er met Harkema¬
state geen huis te houden. Inmiddels is de schedel toch ver¬
dwenen en de spoken hebben zich kennelijk bij dit verlies
neergelegd. Wij verlaten nu de Hoarnestreek en begeven ons
rechtsaf naar het eigenlijke dorp
T zummarum,
waar in 1972 de restauratie gereed kwam van een boerderij
aan de Roordamaleane (nr 10). Het is een kop-hals-romp met
groot voorhuis, waarin de melkkelder zich in het midden be¬
vindt. Gezien de afmetingen van het woongedeelte, zal de
achteigelegen schuur ongetwijfeld oorspronkelijk veel langer
Route 2 36
Sint Jacohiparochic
- nog even rechts. In de lengte van de weg staat daar
een kop-hals-romp, blijkens ankers in de achtergevel van de
schuur in 1852 gebouwd (nr. 233). Hoewel de vensters niet
meer de oorspronkelijke roedenverdeling hebben, is de naai¬
de weg gekeerde zijde van deze witgecementeerde en witge-
verfde boerderij bijzonder interessant door de met kunstige
hand aangebrachte versieringen, speciaal in de middenpartij
van het voorhuis met de rijk in ijzer gedekoreerde lijkdeur en
de ietwat teruggelegen tweede deur, waardoor een ondiepe
open ruimte ontstond, die door pilasters geflankeerd wordt. De
vormgeving doet denken aan de al vermelde boerderij met
dwarshuis onder Sexbierum. Als voorbeeld van een al vroeg
industrieel beïnvloede architcktuur uit het midden van de vo¬
rige eeuw is dit een (bescheiden) bezienswaardigheid.
De eerstvolgende weg links, de Koudeweg, voert ons naar de
Oudebildtdijk. De eerste boerderij rechts (Koudeweg nr. 24)
dateert blijkens de gevelsteen in de top van de voorgevel uit
1803. Het is een gave kop-hals-romp met in het midden van
de naar de weg gekeerde zijgevel van het voorhuis een bijzon¬
der rijk versierde lijkdeur, althans gelegenheidstoegang. Wij
vragen de aandacht voor de kleurig geschilderde dekoraties
van ijzer, die twee groepen van landbouwgereedschappen en
veldgewassen voorstellen, waaronder dorsvlegels, zeisen, wan-
Route 2 37
Ouilebildtdijk
Op de hoek van de Koudeweg en de Oudebildtdijk (die eerst
onder Sint Jacobiparochie behoort, maar later onder Sint An¬
na- en Vrouwenparochie ressorteert) treft ons een (blijkens
ankers) uit 1815 daterende, op de ramen na goed bewaard
gebleven winkelhaak. Een eindweegs oostelijker staat in de
lengte van de dijk de Fonteinplaats: ook een winkelhaak met
versieiingen en dekoraties van het woongedeelte in de stijl
van rond 1850. Weldra leidt rechts de Stadhoudersweg naar
Sint Annaparochie. Ongeveer halverwege, rechts, staat een pas
gerestaureerde kop-hals-romp met sprekende gevelpartij. Het
voorhuis bezit een klokgevel met natuurstenen bekroning en
aanzelkrullen, blijkens het jaartal in de top in 1757 gebouwd.
Hier is duidelijk invloed uit de stad merkbaar: boerderijen
met een dergelijk monumentale voorgevel zijn zeldzaam in
Friesland.
Bij deze boerderij keren we en vervolgen de tocht over de uit
rond 1500 daterende hoge voormalige zeedijk. Als Oudebildt-
zijl nadert, zien we rechts beneden de dijk nr. 93: een groten¬
deels gaaf gebleven vroeg-19de eeuws voorbeeld van een win¬
kelhaak, waarbij het voorhuis in de lengte van de dijk is ge¬
bouwd. Als we een eindje doorrijden en dan de boerderij met
grote rietgedekte schuur en boomgroepen bekijken, presenteert
het geheel zich op zijn best.
Nummer 95 (het volgende huis rechts ’in de diepte’) is weer
een kop-hals-romp met een fors voorhuis waarin zowel de vier
twaalfruiters als de toonaangevende lijkdeur met pilasters en
kapiteeltjes het originele karakter volledig hebben bewaard.
Een harmonisch geheel! Via Oudebildtzijl en Oude Leije ko¬
men we bij Vrouwbuurtstermolen. Voor we op de hoek
rechtsaf slaan, moeten we even kijken naar de iets verderop
gelegen kleine kop-hals-romp in de lengte van en op enige
afstand van de Hegedyk gebouwd, met zijn tweemaal twee
negenruiters in kop en hals een merkwaardig gaaf gebleven
laat J8de eeuws bedrijfsgebouw voor de akkerbouw. In de
achtergevel van de schuur bevindt zich een ronde gevelsteen
met het jaartal 1794 in een feestelijke omlijsting van bloemen
Route 2 38
(Lieve) Vrouwenparochie,
op enige afstand van de hier Waling Dijkstrastraat gedoopte
hoofdweg, schuin achter nr. 99. Het is een eenvoudige kop-
hals-romp uit naar schatting het begin van de 19de eeuw. Het
gebouw met zijn rustige architektuur spreekt voor zichzelf.
Let u ook eens op de rij geschoren z.g. leilinden langs de volle
lengte van schuur en woongedeelte.
Halfweg Sint Annaparochie links noopt een ferme kop-hals-
romp door zijn sprekende twintigruiters(I) in het voorhuis (één
zestienruiter in de grotendeels begroeide top) even te stoppen.
In de zijgevel (naar de weg gekeerd) neemt een lichtelijk ge¬
moderniseerde deur de plaats in van de voormalige lijkdeur.
Het schilderachtige geheel kan uit het laatst van de 18de eeuw
dateren.
Verder rijdende doemen er nu weer enkele duidelijke ’winkel-
haken’ op, zowel links als rechts, maar als gevolg van ver¬
nieuwingen niet meer zo gaaf. En dan zijn we weldra in de kom
van
Sint Annaparochie,
waar aan de linkerzijde van de hier Van Harenstraat gedoopte
hoofdweg een ruim twee eeuwen oude kop-hals-romp een foto
waard bleek. Vooral schuin van voren gezien levert deze gave
boerderij met jaartalankers 1768 door het hoge en dekoratieve
geboomte aan de westkant een aantrekkelijk beeld op. Afge¬
zien van de modernisering van de achtergevel van de schuur is
er uitcrlijk aan dit charmante gebouw weinig gewijzigd. De
zesruiters zullen wel 19de-eeuws zijn, maar ze misstaan aller¬
minst. De omringende niet-agrarische bebouwing maakt al deel
uit van de kom van het dorp, dat we tegenover de hervormde
kerk verlaten door linksaf te slaan en aldus de richting Berli-
kum te kiezen. Onderweg kijken we bij de boerderij (kop-hals-
romp' nr. 17 aan de Hemmemaweg (rechts) even naar het
illustratieve’ bovenlicht van de deur in de voorgevel met ka¬
rakteristieke ophaalbrug en opschrift ’De Valbrug’: stellig in
het begin van de 19de eeuw daar aangebracht.
Route 2 39
OOSTERNIJKERK
TERNAARD MORRA
[HOLWERD
' N# WAAXENS
BRANTGU
(DOKKUM)
OUDWOUDE
HALLUM
IKOLLUM)
TWIJZEL
JELSUM
i (LEEUWARDEN)
Jelsum
vragen drie boerderijen, op korte afstand van elkaar gelegen,
de aandacht. De eerste bevindt zich in de noordelijke hoek van
de (afgesloten) oprijlaan naar genoemde state. Ter plaatse heet
hij vertrouwelijk de 'Aldpleats': de oude hoeve. Deze naam is
echter betrekkelijk, want in het voorhuis vermeldt een steen:
Atze Tjeerds Hoekstra Heeft op den 6 junij 1844 aan dit
Gebouw den eersten steen gelegd', terwijl de schuur het jaartal
1839 draagt. Blijkbaar stond ter plaatse eerst een boerderij
waarvan in 1839 de schuur vervangen werd en enkele jaren
later het woongedeelte van de grond af nieuw werd opgetrok¬
ken. Wij hebben hier te maken met een vrij vroeg voorbeeld
van een on-Fries' dwarshuis. De architektuur is gaaf bewaard
Route 3 41
Hallum
en wel in het zuidwestelijk daarvan gelegen gehucht Hallu-
merhoek. Op de driesprong Hallum-Westernijkerk-Oudebildt-
zijl staat aan de westzijde van de Hoge Herenweg een boerde¬
rij met forse voorhuizinge en in het midden van de naar de
Route 3 42
Holwerd.
Even vóór dit dorp, rechts van de weg, verrijst temidden van de
bouwlanden een blijkens een gevelsteen boven de staldeur in
1794 gebouwde bouwboerderij, waarvan de zuidzijde (achter-
gevelpartij) karakteristiek is voor het vroegere akkerbouwbe-
drijf met achtereenvolgens: schuurdeuren (ingang naar de
deel), dorshuisvensters, grote koehuisdeur. Links naast de grote
schuur is het ’lytshüs’ (letterlijk klein huis) gebouwd en wel,
naar ir. G. J. Bouma meent, ’naar Groninger trant’: de beide
achtergevels in één lijn en het bijgebouwtje (waarin stallen) los
van de grote schuur. Dit is in tegenstelling met de situatie in
de Wouden, waar het ’lytshüs’ doorgaans aan de schuur was
verbonden. Landschappelijk vormt deze Holwerder boerderij
met haar forse afmetingen, rieten dak en omringende beplan¬
ting een rustiek geheel.
Bij Holwerd gaan we rechtsaf, richting Dokkum. Het eerste
dorp is
Waaksens.
Hier staat de ’Poartepleats’ (de Poorthoeve), genoemd naar een
nog bestaand 17de eeuws stinspoortje, dat nu toegang geeft tot
het ruime erf. De situatie is enigszins te vergelijken met die
op Liauckemastate te Sexbierum. De vrij bescheiden bouw¬
boerderij met kleine melkkelder in het ’binhüs’ is met de ach¬
tergevel van de schuur naar de weg gekeerd. Sinds enkele
jaren is deze boerderij als gevolg van de ruilverkaveling aan
het boerenbedrijf onttrokken. Een restauratie is in voorberei¬
ding, maar ook in de staat als op de foto is het geheel het aan¬
zien waard. Hoezeer ook in de Bouwhoek (waar wij ons nu
bevinden) de afmetingen van de boerderijen kunnen verschil¬
len, leert ons het volgende objekt onder Ternaard. We slaan in
Route 3 43
Ternaard
behoort de bij de viersprong Ternaard-Wierum-Hantumhuizen-
Nes gelegen uitermate grote bouwboerderij Oenema Sathe, be¬
staande uit een bijzonder lang ’binhüs’ met achtergelegen ’mul-
hüs’ en een hoge schuur van meer dan 50 meter lengte. Op de
geringe betekenis van de zuivelbereiding van ouds wijst weer
het ene melkkeldervenster in het ’binhüs’, welks hoge dak de
aanwezigheid van een ruime zaadzolder verraadt. In de achter¬
gevel van de schuur naast het linker venster van het dorshuis
vermeldt een steen met agrarisch familiewapen de bouw in
1803. Aldus:
Anjum
rijden om opnieuw een belangrijk objekt te vinden. Het is de
noordoostelijk van het dorp, links aan een zijwegje van de ver-
Route 3 44
Ee,
waar even vóór dit dorp links een bouwboerderij uit 1796 met
monumentale achtergevel een overtuigende indruk geeft van
de gegoedheid van de eigenaar, die smaakvolle status aan zijn
bezit gaf door tegen deze zuidmuur vier bakstenen pilasters
met zandstenen kapitelen te doen optrekken. Het brede en
hoge dorsvenster maakt de indruk nog in oorspronkelijke staat
te verkeren. Invloed van de stedelijke of tenminste van de
landhuisbouw is onmiskenbaar. Met deze stijlvolle boerderij
nemen we afscheid van de Dongeradelen en slaan de weg in
naar Kollumerland, dat we via Engwierum en Dokkumer
Nieuwezijlen bereiken. Via de hoofdplaats Kollum bereiken
we op onze route als eerste dorp op de zandgrond
Oudwoude,
waar twee boerderijen staan, die het bekijken waard zijn. De
eerste is een kleine bouwboerderij voor het zand: een kop-
romp, aan de noordzijde van de hoofdweg en met de voorgevel
gekeerd naar de weg naar de Wygeast, op de hoek waarvan dit
eenvoudige, maar aantrekkelijke boerderijtje gelegen is. De op
de grens van woonhuis en schuur met een topgeveltje zich ma¬
nifesterende kleine uitbouw herbergt een keukentje, dat bij
meer Woudboerderijen op deze plaats gevonden wordt. Het
aantal stallen (vijf, blijkens de raampjes in de zijmuur) wijst
op kleinbedrijf. Ook het dorshuis, in dit geval een korte deel,
spreekt voor deze konklusie.
Even ten westen van het kerkje treffen we nummer twee aan,
ter plaatse bekend als de ’Spükepleats’, de Spookhoeve. De
spokerij beperkte zich tot een raadselachtige stoelendans en
Route 3 45
T wijze 1
op de Groninger straatweg (rijksweg 39). Tot voor kort stond
op de hoek van de Damwedze een prachtige, vroeg 19de
eeuwse bouwboerderij, die vrijwel puntgaaf mocht heten. Maar
de zware stormen van najaar 1972 en voorjaar 1973 teisterden
de schuur zodanig, dat voorlopig niet aan herbouw kan worden
gedacht. Wel is het ’binhüs’ met het voorste stuk van de schuur
behouden en inmiddels gerestaureerd. Dit verlies is des te be¬
treurenswaardiger, omdat deze boerderij de laatste van een
geheel rijtje grotendeels uitstekend gekonserveerde kop-hals-
rompen vormde, dat hier in een oude, maar door de ruime
afmetingen van de erven allerminst storende lintbebouwing
vormde. Twijzel is als rijdorp langs de weg ontstaan en dit ver¬
klaart de ligging van deze in het midden van de 19e eeuw ge¬
bouwde boerderijen, waarvan het kleine melkkeldertje op de
hoek van de schuur was gelegen: tot ver in de vorige eeuw
overheerste in de Wouden het akkerbouwbedrijf. De beide
boerderüen op de foto's laten zien hoe harmonisch een dorps¬
gezicht als dit eenmaal was dankzij de eenvoudige, maar sym¬
pathieke architektuur die weer op naam van onbekende dorps-
timmerlieden moet worden gesteld.
Van Twijzel kunnen we langs de rijksweg naar Leeuwarden
terugkeren. In Noordbergum passeren we dan links van de
weg een kop-hals-romp, die op de Woudenroute besproken
werd.
Route 4: 46
DOOR DE FRIESE WOUDEN
Noordbergum
voert, krijgen we daar al iets van te zien. De oude naam voor
deze streek was Bergumerheide en de betreffende heidevelden
komen nog voor op de Eekhoffkaart van Tietjerksteradeel van
1847. Maar weldra zou de heide plaatsmaken voor wei- en
bouwland, welke ontginning bekostigd werd door de gefortu-
Route 4
48
B er gum,
welk dorp wij bereiken door verder te rijden tot bij het z.g.
Zwart Kruis, waar rechts de Zomerweg aftakt, die even voorbij
de inrichting Nieuw Toutenburg links een zijweg heeft, waar¬
langs wij, via Noordermeer en Bergumer Nieuwstad, het cen¬
trum bereiken. Aan de Schoolstraat — hoek Markt — staat daar
’De Pleats’ (de boerderij), tegenwoordig kultureel centrum,
daarvóór een welhaast patricische boerderij uit het jaar 1735.
Het ’stedelijke’ karakter ervan komt onder meer tot uitdruk¬
king in de plaatsing van het voorhuis dwars voor de schuur,
een situatie, die in de 19de eeuw met name in de Greidhoek
meer voorkwam en waaruit een zekere verburgerlijking
spreekt, een naar voren brengen van de status der gezeten be¬
woners. Dit woonhuis vertoont een voor boerderijen dan ook
rijke detaillering met de ingezwenkte halsgevel boven de mid-
dentravee, het segmentvormig fronton waarin het jaartal 1735,
de rollaag op de zijkanten, de aanzetkrullen, de omlijsting van
de hoofdingang en van het daarboven geplaatste raam in de
uitbouw.
Deze uitbouw staat in de literatuur bekend als Vlaamse top,
een type, dat vooral in het Noorden nog gevonden wordt - een
stenen topgevel boven de lange voorgevel - maar dat ook in
de Hollanden gebruikelijk was voor een wat aanzienlijker huis.
De vensters in het woonhuis bezitten nog een middenkalf: de
oudste vorm van het schuif venster, dat in de 18de eeuw ook
zijn intrede deed in Friesland. Met behoud van de konstruktie
Route 4 49
Suameer,
waar de ons interesserende boerderij te vinden is aan de (bin-
nen)weg naar Nijega, de Herenweg, hoek Jouke van der Meer¬
weg. Deze kleine kop-romp ziet er gaaf uit en is, blijkens de
ankers, gebouwd in 1860. Ook dit is een ontginningsboerderij
zoals wij die in Noordbergum gezien hebben. Maar terwijl
daar de onmiddellijke omgeving niet zo boomrijk is, blijken de
bij de boerderij-Algra gelegen landerijen, aan de achterzijde
van de schuur, door hun dicht- en hoogbegroeide ’diken’ (af-
scheidingswallen) als het ware een voorbeeld te vormen van
een kultuurtechnisch landschap naar oude trant, waarvan in de
omgeving van Eestrum-Oostermeer nog fraaie delen bewaard
zijn gebleven. Men is geneigd aan dit schilderachtige bosachti¬
ge gebied (door de bewoner zorgvuldig in ere gehouden) een
respektabele ouderdom toe te kennen, maar toch is het geheel
nog geen eeuw oud.
Aan de Kommissieweg (de hoofdweg naar Drachten) onder
Opeinde
is ons volgende voorbeeld te vinden: een kop-rómp uit het mid¬
den van de 19de eeuw, maar groter en met meer allure dan het
vorige óbjekt. De voormalige grote betekenis van de akkerbouw
-- die eerst in deze eeuw in de Wouden meer en meer plaats¬
maakte voor het weidebedrijf (veehouderij) - komt tot uit¬
drukking in de kleine melkkelder, die slechts eén venster heeft
en wel in de zijmuur van het voorend, in de hoek van de
schuur, waarin de woonvertrekken zijn opgenomen (het laag
geplaatste raampje met luik naast de deur is dat van een kel¬
dertje voor huishoudelijk gebruik). Mede door het omringende
geboomte vormt deze boerderij een behoudenswaardig specimen
van naamloze plattelandsbouwkunst. Maar er is, gezien de
toestand anno 1975 (het pand is nu onbewoond) wel reden tot
spoed! In
Route 4 50
Drachten
treft ons de boerderij, naast Vreewijk gelegen, links van de
hoofdweg (Stationsweg), aan de ingang van de hoofdplaats van
Smallingerland. Deze kop-romp werd gebouwd in 1792 (gevel-
ankers) en is bij de recente restauratie uitwendig in de oor¬
spronkelijke toestand hersteld. De schuifvensters, de forse
schoorstenen (een krachtig vertikaal element), de blinden met
zandloper, de omgaande houten dakgoot, de traditionele kleu-
renkombinatie groen en wit, de strak geschoren haag, het
maakt het allemaal erg aantrekkelijk en karakteristiek. De bij
boerderijen in deze omgeving vaak voorkomende, onder een
neerhangend dak van het voorend geplaatste gang met (weinig
gebruikte) voordeur is ook hier aanwezig, maar op de foto
vrijwel niet te zien. In deze boerderij wordt geen agrarisch
bedrijf meer uitgeoefend.
Door Drachten leidt de weg naar
Olterterp-Beetsterzwaag
met hun bossen, waaronder die van het voormalige buiten
Lauswolt. Aan de bosrand, bij het begin van de ’Poastwei’ (bij
hotel Lauswolt linksaf: men lette op de kollektie mini-uilebor-
den op het zwanenhuisje in de vijver!), rechts van de weg, ligt
een in 1748 gebouwde kop-romp, met moderne, maar niet
storende aangebouwde schuren. Het voorend van de tweehon¬
derdjarige is gewit en maakt daardoor meer een rekreatieve
dan een agrarische indruk. Toen deze boerderij verrees, was er
van de aanwezige bossen nog niets te zien. Deze zijn eerst na
het midden van de vorige eeuw aangelegd. Het witte boerderij¬
tje komt op de kaart voor als Louwswoud, in welke naam (’het
woud van Louw’) de latere benaming Lauswolt (verfraaid) te
herkennen valt. De plaats van deze hoeve moet vele eeuwen
bewoond zijn geweest, daar reeds in de middeleeuwen de hier
aanwezige boerderij deel uitmaakte van het kleine aantal schot-
schietende (belasting betalende) huizen, die de agrarische kern
vormden van het oude Beetsterzwaag. Op de kaart van Opster-
land uit 1683 komt het erf dan ook al voor met zijn (stellig
oude) naam.
In dit deel van Friesland werden, evenals in het aangrenzende
Drente, tot in deze eeuw veel schapen ('Drenten’) gehouden
en elke boerderij bezat dan ook een schaapskooi (skiephok).
Een voorbeeld daarvan is nog te vinden in het volgende dorp
van onze route,
Route 4 51
Bakkeveen,
dat we bereiken via Wijnjeterp en Duurswoude, een gebied
met veel natuurschoon (heide van Duurswoude, bossen van
Bakkeveen). Het tegenwoordige dorp ligt grotendeels aan de
Drachtster Compagnonsvaart (17de eeuw) en draagt dan ook
een veenkoloniaal karakter. De schaapskooi staat aan de weg
naar Waskemeer, naast een boerderij. Het is een grotendeels
houten gebouwtje op stenen plint, met aan voor- en achterzijde
grote deuren, waardoor de kudde in en uit kon lopen. Een rie¬
ten kap overdekt het grootste deel van het dak, dat verder met
een strook pannen is afgedekt. Even verder, aan de overzijde
van de vaart, spiegelt zich een klein boerderijtje in het water,
dat blijkens het gevelanker in 1807 gebouwd werd. Het ge¬
bouwtje is typisch voor klein-boerenbedrijf ingericht en het
voorhuis zou heel goed een arbeiderswoning kunnen zijn ge¬
weest, waarachter dan later een kleine schuur werd opgetrok¬
ken. Het voorhuis vertoont de aangebouwde gang met voor¬
deur, zoals we die in Drachten bij de boerderij naast Vreewijk
ook aantroffen.
Het laatste deel van de tocht gaat door de Stellingwerven, een
gebied, dat in de middeleeuwen bij Friesland is gevoegd. Het
werd oorspronkelijk gekenmerkt door boerderijen van het
Oostnederlandse hallehuistype, in populaire literatuur nog
vaak 'Saksisch’ genoemd, een aanduiding, die verouderd is. In
zijn oudste (middeleeuwse) vorm vertoont dit hallehuis een
plattegrond, waarbij midden in de schuur de brede deel is ge¬
legen en aan de beide zijkanten de stallen, tot in deze eeuw in
de antieke vorm van potstallen. Dat zijn uitgediepte stalruim-
ten, waarin de uitwerpselen van het vee en heideplaggen zich
vermengden tot een welkome mest voor de schrale zandige
akkergronden. De dieren stonden met de koppen naar de deel
en waren aan stalrepels (vertikale stalpalen) gekluisterd. Voor¬
beelden hiervan treft men nog vrij talrijk in Drente, Twente
en de Achterhoek aan. Uit deze vorm ontwikkelden zioh in de
loop der eeuwen twee varianten: het staldeeltype, waarbij een
potstal de deel verving en de koeien met de koppen naar de
wand stonden en langs de muren de wurf liep (een open
gangetje waar het voer werd gedeponeerd). Van dit staldeel¬
type kwamen tot in de tweede wereldoorlog nog voorbeelden
voor bij Boyl en Schurega (dus ten noorden van de Tjonger):
het 'Saksische’ type heeft in de late middeleeuwen ook terrein
Route 4 52
Oldeberkoop,
op de hoek van de Stellingenweg en de Bekhof weg. Typerend
voor de 18de-eeuwse huizen van het dwarsdeeltype zijn de
hoog opgaande topgevels, door een schoorsteen bekroond. Bij
alle drie in dit boekje geschreven voorbeelden van het hallehuis
komen deze voor en men vindt ze ook in het aansluitende
Drentse en Overijsselse. De gerestaureerde boerderij (naast een
pracht van een oude eik) laat duidelijk zien hoe de schuur
later achter het woongedeelte werd gebouwd. Trouwens, in de
19de eeuw hebben stelpen en kop-rompen van Friese aard hier
de verouderde hallehuizen meer en meer verdrongen. Maar als
men het woongedeelte liet staan, ontstonden er kombinaties als
de onderhavige. Het kleine aantal hallehuizen - bovendien
gerestaureerd en aan het boerenbedrijf onttrokken - maakt,
dat de eenmaal in deze streken algemene afwijkende gebint-
konstruktie nu ook erg zeldzaam is geworden. De schuur en
oorspronkelijk ook het woongedeelte werden daarbij gedragen
door paren stijlen, die een eind onder de top waren doorboord.
Door deze gaten werd de horizontale gebintbalk geschoven, die
aan de buitenzijde van de stijlen uitstak en met pennen werd
verankerd. Daardoor is de naam ankerbalk ontstaan. Waar in
oude later verbouwde huizen deze van de Friese sterk afwij¬
kende gebintkonstruktie wordt aangetroffen, kan men er zeker
van zijn, dat daar eenmaal een hallehuis stond.
Een voorbeeld met zij baander, waarbij de hoofdvorm bewaard
bleef, maar het interieur sterk is gewijzigd, bevindt zich ten
westen van Oldeberkoop, tussen de Stellingenweg en (in het
Route 4 53
Steggerda,
waar een lange boerderij met twee zijbaanders gerestaureerd
is. Daarbij zijn twee, later in de voorgevel aangebrachte, hoog
geplaatste vensters verwijderd. Het gehele pand is met riet
gedekt en vormt met de aantrekkelijke beplanting een harmo¬
nieus geheel. Van de hoofdweg af (noordzijde) kan men deze
opmerkelijke boerderij zonder moeite zien: hij staat op korte
afstand van de weg. Wie terug wil gaan naar Leeuwarden, kan
bij de BlesSe rijksweg 32 nemen (via Wolvega). Men lette dan
tussen Grouw en Idaard rechts van de weg op het restant van
de oud-Friese greidboerderij, in de inleiding besproken. (Maar
wel uitkijken op deze drukke weg!)
Route 5: 54
VAN SNEEK UIT DE GREIDHOEK DOOR
Offingawier
in. Even voorbij dit knusse dorpje rechts ligt ons eerste objekt:
een stelp met een opzij uitgebouwde melkkelder, die aantoont,
dat het niet steeds bij een stelphuizinge gelukte alle bedrijfs¬
ruimten onder het ene grote tentdak te verenigen. Hoewel bij
de bouw de traditie nog duidelijk heerste, is door het aanbren¬
gen van lagen gele steen in de gevelpartij en het metselen van
dezelfde kleur baksteen in de hanekammen boven ramen en
melkkeldervensters een streven naar versiering te ontdekken,
dat door de tegenwoordige bewoners wat de inrichting van het
Route 5 55
Gauw,
kunnen we rechts van de weg kennismaken met een geslaagd
voorbeeld van behoud en restauratie van een boerderij, waar¬
voor een nieuwe funktie is gevonden. Het betreft een kleine
greidboerderij met een niet-onderkelderd voorhuis en een
schuur, die sinds enkele jaren als vakantieverblijf dienst doet.
De omstandigheid dat een bekwame architekt in deze verbou¬
wing werd betrokken, had tot resultaat, dat het uitwendige niet
alleen werd behouden, maar dat de charme ervan nog vergroot
werd door het wegnemen van enkele recente schoonheidsvlek-
jes. Mede door de erfbeplanting vormt dit een aantrekkelijk
geheel, dat karakteristiek is voor de eenvoudige 18de-eeuwse
boerderij vormen in dit deel van de veen weidestreek.
In de overige dorpen van de Legeaën staan over het algemeen
vrij redelijk bewaarde boerderijen, zonder dat deze een speciale
vermelding verdienen. In Poppingawier nemen we de nieuwe
ruilverkavelingsweg links, die bij Deersum op rijksweg 40
(Leeuwarden-Sneek) uitkomt. Deze hoofdweg volgen en dan
vóór Rauwerd linksaf dwars door de voormalige, hier erg
smalle, Middelzee naar
Oosterwierum.
Op het kruispunt weer linksaf, waardoor we even buiten de
kom aan de Hegedyk (rechts) aandacht mogen vragen voor een
op een hoge wier gelegen imposante kop-hals-romp uit het
midden van de 19de eeuw met de allures van een hereboerde-
rij, waarbij vooral de statige hoge deur in het binhüs genoemd
moet worden met bordes en smeedijzeren leuningen. Mede
door de hoge ligging en het ruime erf is dit een voorbeeld van
Route 5 56
Bozum,
staat benoorden de Waltawei een kop-hals-romp met opkamer,
waarbij de monumentale lijkdeur in het voorhuis ook al op
welstand in de tijd van de bouw — rond 1850 — wijst. Deze
boerderij, die onmiddellijk aan de rand van het dorp werd ge¬
plaatst, geeft aan de entree een opmerkelijke noot en speelt
naast de kerk met zadeldaktoren in de nabijheid krachtig mee
in het karakteristieke dorpssilhouet. Voorbij Bozum kruisen
we de spoorlijn Sneek-Leeuwarden en komen langs een uiter¬
mate bochtige, middeleeuwse slaperdijk (de Slachtedyk) in de
buurt van
Lutkewierum.
Onder behoor van dit kleine dorp, op de hoek van de weg
naar Rien en Itens (links), noteren wij voor u opnieuw een
vrijwel gave kop-hals-romp met opkamer, alweer uit het mid¬
den van de 19de eeuw. Ruim erf, beplanting en gracht kom-
plementeren dit specimen van harmonisch dorpstimmermans-
werk. In deze streek ontbreekt het overigens niet aan ver¬
gelijkbare boerderijen, maar vooral de laatste decennia hebben
moderniseringen veel schade aan het uiterlijk toegebracht, zo¬
als we op onze rit door Rien, Itens, Oosterend en Wommels
maar al te vaak moeten konstateren.
Maar even ten westen van
Wommels
op de hoek van de weg naar Bolsward en de zijweg (rechts)
naar Kubaard staat dan toch weer een royale kop-hals-romp
met opkamer, die zich van de kant van Wommels op zijn voor¬
deligst presenteert. Het komt niet zo dikwijls voor, dat het ge¬
hele binhüs onderkelderd is, zodat zoals hier, de opkamer drie
ramen telt, elk korresponderend met een venster van de melk¬
kelder, waarvan de grootte bewijst, dat er bij de bouw gere¬
kend moest worden op een aanzienlijke veestapel. Op de hoek
wenden we de steven, maar slaan een eindje verder (terug in
de richting Wommels dus) weer rechtsaf. We bevinden ons dan
op de al genoemde, smalle en erg bochtige Slachte.
Het eerste boerderijtje rechts, met de naam ’Harmens Hiem’,
is een typisch voorbeeld van wat in Friesland een ’dykshüske’
Route 5 57
Hidaard
op de weg Oosterend-de Kliuw, de Tjebbingadyk geheten. Na
enige tijd verrijst rechts een forse stelp uit het midden van de
19de eeuw, Zathe de Klieuw’ (naam op de daklijst), die nog
alle zesruiters bewaard heeft, de melkkelder rechts (op het
noorden) onder het dak, met een dakkapel en een nauwkeu-
Route 5 58
Roodhuis
Onze route voert ons nu linksaf, langs de Sanleansterdyk in
de richting Roodhuis. Al gauw presenteert zich links van de
weg een gave stelp uit - naar schatting - de jaren ’70 van de
vorige eeuw, waarvan het meest opvallende is de op zij rechts
uitgebouwde bijzonder grote en hoge melkkelder. De raampjes
boven de drie geluikte keldervensters wijzen er op, dat zich
hier een ruim vertrek bevindt. Dat is dan ook het geval en de
bewoners weten zelfs te vertellen, dat deze zolder zo groot
is, dat in het verleden daar wel bruiloftsfestiviteiten plaatsvon¬
den. Langs de weg is aldus een stijlvolle brede frontpartij ont¬
staan, waarmee de zesruiters uitstekend harmoniëren.
Via Roodhuis bereiken we al spoedig de weg naar Scharnegou-
tum, waarbij Lutkewierum weer in ons gezichtsveld komt.
Hiermee is dan de tweede lus van onze grote acht vrijwel ge¬
sloten en rechtsafgaande komen we weldra weer op de weg
Leeuwarden-Sneek. Even vóór Sneek, links, vergeten we niet
te kijken naar de in 1939 gebouwde kop-hals-romp, die een
gelukkig voorbeeld mag heten van het toen naar voren komen¬
de streven bij nieuwbouw zich te inspireren op de traditionele
hoofdvorm: een sympathieke gedachte, die echter na de twee¬
de wereldoorlog helaas spoedig is stuk gelopen op de harde
werkelijkheid van een zich welhaast industrieel ontwikkelend
agrarisch bedrijf, met alle konsekwenties voor de bijbehorende
gebouwen.
Route 6: 59
DOOR DE ZUIDWESTHOEK
Piaatn.
Achter het 13de eeuwse kerkje bevindt zich de Nynke’ pleats,
de boerderij van Nynke, genoemd naar de laatste bewoonster.
Route 6 60
Allingawier
Bij de kerk staat hier de museumboerderij De izeren kou (De
ijzeren koe), die zijn merkwaardige naam ontleent aan een tot
in de 19de eeuw voorkomend onderdeel van sommige Friese
predikantsinkomens. Het was een variërend bedrag in geld, dat
bij vertrek of overlijden terug betaald moest worden. De aan¬
duiding gaat terug op de opbrengst, die de geestelijke tijdens
zijn ambtsperiode van een echte koe genoot (pastoor en predi¬
kant waren in het oude Friesland dikwijls tevens boer). De
Encyclopedie van Friesland is van mening, dat de zaak en het
woord een voor-christelijke achtergrond hebben.
De izeren kou behoort tot het kop-romptype, maar dan met
een opkamer: de melkkelder bevindt zich daaronder, terwijl
het mulhüs onder het schuurdak is getrokken; het komt met
een deur uit op het met vruchtbomen aan die zijde beplante
Route 6 61
Ferwoude.
Hier vraagt een boerderij annex timmermanswerkplaats, voor
het laatst in 1875 verbouwd, de aandacht. De indeling van dit
gekombineerde bedrijfsgebouw is zeer ongewoon, waarbij ik
wijs op de ingebouwde opkamer, waaronder zich de beschei¬
den melkkelder bevindt. Het huis heeft een rechtopgaande ge¬
vel, die door de plaatsing van de ramen, het hoge raam links
en de deur rechts een opmerkelijke symmetrie vertoont. Het
oorspronkelijke gedeelte dateert ongetwijfeld uit de 18de eeuw
maar in 1875 werd de huidige voorgevel opgetrokken. De boer¬
derij ontleent haar bezienswaardigheid vooral aan de omvang¬
rijke kollektie timmergereedschappen, maar evenzeer aan het
hier vervaardigde boerengerei. Met Ferwoude hebben wij de
Route 6 62
Workum.
We zijn hier in de streek, waar de stelpen domineren en wel
met een eigenaardigheid die gelegen is in het feit, dat er zich
op beide einden van het dak een schoorsteen bevindt. Daarvan
is de achterste loos: hij doet uiteraard geen dienst en was blijk¬
baar als verfraaiing bedoeld. De loze schoorsteen komt voor tot
in de buurt van Bolsward en was, blijkens prenten, al in de 18-
de eeuw mode. Of hier stedelijke voorbeelden zijn gevolgd,
dan wel het streven naar harmonie de doorslag gaf. valt niet
na te gaan. Een duidelijk voorbeeld bevindt zich even voorbij
Workum aan de bij Séburch links aftakkende slaperdijk van
het Workumer Nieuwland. In deze omgeving kwam de stelp
al in de tweede helft van de 17de eeuw voor.
Op prenten van de ramp van 1825, waarbij het Workumer
Nieuwland door de Zuiderzee werd overstroomd en de boerde¬
rijen werden verwoest, komen alleen stelpen voor. Toch is aan
de weg door het Nieuwland (richting Hindeloopen) even vóór
de spoorwegovergang rechts een gaaf voorbeeld van een kop-
hals-romp te zien, met opkamer en een kort middelhuis. Op¬
merkelijk is de beschildering van de schuurdeuren aan de
voorzijde met zandlopers en de ronde vensters in de naar de
weg gekeerde muur van de schuurreed. Er kan niet worden
vastgesteld, of deze stellig kort na de ramp herbouwde boer¬
derij een kopie is van een voorganger of dat hier een verwoes¬
te stelp werd vervangen door een vertegenwoordiger van de
boerderij met voorend.
Door Hindeloopen en Molkwerum bereiken wij het langgerek¬
te dorp
Wants.
Tot voor kort handhaafden zich hier achter de bebouwing
langs de hoofdweg restanten van 17de en 18de eeuwse zee-
vaardershuizen, die herinneringen opriepen aan de karakteris¬
tieke huizen van Hindeloopen. Aan de hoofdvorm van deze
panden herinnert het voorend van de midden in Warns aan dé
westzijde op enige afstand van de weg gelegen kop-romp. Het
geheel onderkelderde voorend is in de schuur opgebouwd,
maar bezit in de voorgevel een op deze plaats slechts zelden
Route 6 63
Sondel.
In Sondel (tussen Nijemirdum en Wikel) staat aan de linkerzij¬
de van de weg midden in het dorp een boerderij met opkamer,
waarbij de hals erg kort is uitgevallen (het raam in de muur
en de dakkapel zijn niet oorspronkelijk). Een deel van de
woonvertrekken is aan de voorzijde in de schuur opgenomen,
naast de schuurreed, waartoe de sober beschilderde deuren
toegang geven. Waar het eigenlijke bedrijfsgedeelte begint,
wordt de schuur niet door pannen, maar door riet gedekt: een
wel vaker voorkomende afgrenzing, die niet door estetische
overwegingen, maar door de praktijk werd ingegeven. Hoewel
het geheel ongetwijfeld na 1800 is gebouwd, tonen de beide
aanzetstenen met hun krullen aan. dat de dorpstimmerman de
vormenspraak van de 18de eeuw nog trouw bleef. (Een met dit
pand wat grootte en bouwtrant betreft sterk overeenkomende
boerderij valt straks in Hommerts te zien).
De volgende boerderij bereiken we via Wikel en
Sloten
Even buiten dit 'stedelijk kleinood van de Zuidwesthoek', in
de richting Tjerkgaast (nr. 108), ligt rechts van de weg een
gaaf, uit 1869 daterend specimen van een kop-romp met sym¬
metrische plaatsing van het voorend, in dit geval met opkamer.
Een deel van de woonruimte is weer aan de voorzijde in de
schuur opgenomen. Links van het hoofdgebouw ziet men een
ook elders in deze streek voorkomend bijgebouw van een
karakteristieke vormgeving: hoog opgaande topgevel, door een
schoorsteen bekroond, al vindt men deze ook wel aan de bui¬
tenzijde aangebouwd. Het gaat hier om een stookhut, die in de
zomer als dagverblijf werd en wordt gebruikt. Het oud-Friese
Route 6 64
huis bezat soms ook een zomerwoning - aan het uiteinde van
het koehuis - en in boerderijen met voorend was er soms een
zomerwoning (simmerwente) in de hals opgenomen of uitge¬
bouwd aan het koehuis en dan met een topgeveltje. Voorbeel¬
den ervan zijn nu wel verdwenen. Stookhutten zijn ook elders
in Friesland te vinden, maar in de Zuidwesthoek bezitten ze
een karakteristieke gedaante.
Via Sloten - even ten noorden van de brug laat een nieuwe
ruilverkavelingsboerderij zien hoe het niet moet: slecht van
vorm en veel te dicht bij het mooie stadje ... - terug naar
Balk, richting Harich. In de nabijheid van dit dorp, een eindje
buiten Balk, takt een wegje rechtsaf. Dat voert naar
Lorburen,
ter plaatse Lörburren genoemd. Hier staat een rijtje van drie
vroeg 19de eeuwse boerderijen, waarvan de middelste hier
wordt besproken. De eerste boerderij (met voorend zonder op¬
kamer) heeft een gave hoofdvorm, maar vertoont enkele
schoonheidsvlekjes. Nummer drie zou uw geestdrift kunnen
opwekken - een trotse opkamer - maar aan de noordzijde is
toch wel storende aanbouw gepleegd, zodat we ons maar bij
nummer twee houden. Hij behoort tot het streektype, waarbij
de voorhuizinge precies in het midden is geplaatst en de woon¬
ruimten verder vóór in de schuur zijn gelegen. De 18de eeuws
aandoende aanzetkrullen op de gevelstenen doen een grotere
ouderdom verwachten dan het jaartal 1811 op de rechter steen
aangeeft.
Dat deze nog gaaf gebleven boerderij uit een royale hand is
gebouwd, kan niet alleen de verzorgde architektuur bewijzen,
maar ook de aanwezigheid van een aantal tableaus van waar¬
schijnlijk Makkumer wandtegels uit de periode van de bouw.
Het zijn taferelen uit de streek: een waterlandschap met op de
voorgrond een skütsje (vracht- of beurtscheepje) en links een
kofschip (soort vroege coaster); een gezelschap dat genoeglijk
uit rijden gaat met een vierwielige wagen (faëton?) en tenslotte
een afbeelding van de boerderij zelf, waarbij ook de details
niet vergeten zijn. Ik noem een duidelijk 'volwassen’ uilebord,
zoals trouwens kort na 1800 ook wel verwacht mocht worden.
Het aantal tegelschilderijen van Makkumer of Harlinger af¬
komst in Friese boerderijen moet in de honderden hebben
gelopen, maar in slechts enkele gevallen heeft men ze zoals
Route 6 65
Harich
vragen twee boerderijen onze aandacht. De eerste (met wit¬
geschilderde muren) staat in de buurt van de kerk, daar schuin
tegenover. Het is een boerderij met voorend, waarbij woonver¬
trekken in de schuur zijn gebouwd en een bescheiden melk¬
kelder een plaats heeft gevonden onder het laag afhangende
dak links van de voorkamer. Kop-romp, naar regionale trant.
Ondanks de witte muren een aantrekkelijk geheel, dat blijkens
ankers in 1805 tot stand is gekomen.
In vergelijking met dit bescheiden bouwwerk springt de boerderij
even buiten Harich, rechts van de Harichsterdyk, een eind van
de weg in het hooggelegen land, als ons volgende objekt er
duidelijk uit. Ook hier betreft het een kop-romp, maar zowel
de kop als de romp vertonen forse afmetingen. Met name de
schuur is een gebouw ’als een kerk' en bij de afmetingen van
de opkamer is daarmee in 1805 (jaartal in gevel ankers) duide¬
lijk rekening gehouden. Ook hier weer een centrale plaat¬
sing van het voorend en de verdere woonruimten in de schuur,
ditmaal niet aangegeven door dakpannen (in tegenstelling tot
een rieten schuurdak), maar door verschil in kleur van de ge¬
bruikte pannen. Links naast het hoofdgebouw is de stookhut
geplaatst, met een meer dan normale lengte. De schoorsteen
aan de voorzijde wijst op de stookfunktie van het zomerver¬
trek, maar tot voor weinige jaren waren in de rest van het
gebouwtje alle zaken nog aanwezig, die verband hielden met
het zuivelbedrijf, zoals een karn, een kaasketel en zelfs een
karnmolen: een ongewone situatie, waarvan het de vraag is, of
die in 1805 ook al bestond. De familie Tromp die hier woonde,
had alles zorgvuldig bij het oude gelaten en zo kon een grote
kollektie oud boerengereedschap door aankoop voor het nage¬
slacht worden bewaard. Een ander voorbeeld van konservering
van interieuronderdelen levert de boerderij die wij, na van
Harich de weg naar Woudsend te zijn ingeslagen, in het kleine
Y pekolsga
aantreffen, rechts van de weg en plaatselijk bekend staande
als de Eersteling of Werklust: een niet zo oorspronkelijke
naam. Maar terecht is er veel moeite gedaan om dit gave
Route 6 66
Hommerts
links (nr. 47) een heel wat eenvoudiger voorbeeld van een
kleine vroeg 19de eeuwse greidboerderij: kompleet met hals,
maar bescheiden van afmetingen, van de opkamer af tot en
met de kortgevorste schuur. De schuurdeuren zijn in de voor¬
gevel geplaatst en onder het schuurdak bevinden zich ook de
woonvertrekken. Geen sierende details, maar toch een aan¬
sprekende traditionele architektuur, waarvan het beeld vlekke¬
loos zou zijn, als op de beide schoorstenen weer een schoor¬
steenplaat werd aangbracht.
Route 7: 68
TERSCHELLING: VAN MIDSLAND TOT OOSTEREND
Formerum.
Bij de ingang van het dorp gaat er rechts een weg door dat
gedeelte van Formerum, dat Zuid wordt genoemd. Het eerste
huis aan de rechterzijde, dat met de achterkant van de schuur
in de richting van de hoofdweg is geplaatst, is het al genoem¬
de Speelse Huis (’Spylske Hues’), zo genoemd, doordat de
Route 7 71
naald van het dak iets doorzakte. Het huis is al vele jaren aan
het boerenbedrijf onttrokken, maar werd met zorg gerestau¬
reerd en is door de gave, versierde voorgevel met in jaarankers
1759 een aantrekkelijk voorbeeld van oude eilander bouw¬
kunst. Een (dominerend) 'schüntsje’ (aan de wegzijde) is wel
aanwezig, maar de schuurruimte is nog niet herkenbaar aan
een omhoog gebracht dak: de naald loopt door. Inwendig is er
veel gewijzigd, maar de sprekende hoofdvorm en de levendige
detaillering geven aan deze enige en oudste vertegenwoordiger
van het oudere typen een grote bekoring. Links en rechts aan
Zuid staan trouwens nog wel meer oude, merendeels vrij gave
19de eeuwse boerderijen, zodat het zich laat verklaren, dat
Zuid tot beschermd dorpsgebied zal worden verklaard.
Aan het eind van Formerum komt men weer op de hoofdweg
uit. Het volgende dorpje is
Lies,
waar aan de Kathoeksweg (links afslaan, doodlopende weg)
enige kop-romp voorbeelden uit de jaren ’80 van de vorige
eeuw te vinden zijn. Op de hoek van deze weg en de hoofd¬
weg staat een boerderij uit 1749 met een topgevel in de trant
van het ’Spylske Hues’, maar helaas ontsierd door een groot
raam. De schuur is voor bewoning ingericht. Er is van dit pand
een foto opgenomen, omdat de hoofdvorm zo goed bewaard
is gebleven en bovendien duidelijk te zien is, dat men vroeger
op het eiland de vorsten van de daken met kalk dichtmaakte
met het oog op de elementen en om het naar binnen stuiven
van duinzand te voorkomen. Met witkalk werd en wordt,
zoals de foto laat zien, een opmerkelijk effekt bereikt: het wit
kontrasteert sterk met het rood van de pannen. Overigens
kwamen ook veel rieten daken voor, waarbij de nok werd
gevormd door dakpansgewijs gelegde zoden, die met houten
pinnen op hun plaats werden gehouden. Hier en daar is daar¬
van nog wel iets te zien zoals in Hoorn, dat we passeren op
weg naar
Oosterend,
in welk dorp een op enige afstand ten noorden van de hoofd¬
weg gelegen boerderij met jaarankers 1879 laat zien, dat welis¬
waar de sier van de 18de eeuw verdwenen was, maar dat toch
de ambachtelijke traditie bij de timmerman nog volop werd
Route 7 72
geëerd. Het betreft hier een vrij vroeg voorbeeld van het al
beschreven kop-romptype met hoge schuur en uitgebouwd ka¬
rakteristiek schüntsje. Langs deze boerderij voert een weggetje,
de ’Lykwei’ (Lijkweg), naar de oude weg vlak onder de duin¬
rand. Op de hoek van beide wegen staat een sinds kort aan
het boerenbedrijf onttrokken stelphuizinge en wel in de lengte
van de duinweg. De voorgevel vertoont een gave indeling,
maar toch is deze boerderij aan de achterzijde gefotografeerd.
Men ziet dan links nog net het ’schüntsje’ en links van de
’millem’-deur een aangebouwde schoorsteen, die met een zee¬
mansterm het kombuis wordt genoemd. Links van de vlierboom
is een kleine uitbouw: de plaats waarheen ook de keizer zich
te voet begeeft. Een uilebord bezitten de eilander schuren niet,
alleen soms een eenvoudige makelaar, ook op het ’Schüntsje’.
In verband met het eenrichtingverkeer nemen wij
Midsland
als laatste dorp. Vergelijking met twee 17de eeuwse burger¬
woningen midden in de dorpsstraat (Oosterburen) leert, dat de
boerderij in de hoek benoorden de kerk, die in 1973 is geres¬
taureerd en die al lang aan het boerenbedrijf was onttrokken,
in de detaillering van de voorgevel sterk herinnert aan ge¬
noemde panden: er is hierin inderdaad weinig verschil tussen
boerderij en dorpswoning. Overigens is slechts de top met zijn
toppinakel zodanig bewaard, dat bij de restauratie schoon¬
heidsfoutjes konden worden hersteld. Het gedeelte beneden het
onderste fries was teveel aangetast, zodat dit zijn later, 19de
eeuws karakter wel moest behouden. De ongetwijfeld uit de
vorige eeuw daterende schuur is inwendig geheel gewijzigd.
Wel is de voor Terschelling kenmerkende erfafscheiding van
vertikale planken (’strands hout’) weer aangebracht. Het geheel
verlevendigt niet weinig dit deel van de omgeving van de kerk.
Schuurloze oud-Friese boerderij met hooiberg in de omgeving van 73
Grouw omstreeks 1840 (naar aquarel in particulier bezit).
:‘ *<:*£**>
| lliwsËfc J5 Ef : <v 'vMmim
^■ÉL •>.vr•' ;' ' v 'V^JBcwTjBFej
£. :::•'■- --t&awT
*■«
M' •* i
È^Li
Gebint van een Friese schuur in afbraak. 75
Grondslagen van drieschepige ’oud-Friese’ huizen uit de Ijzertijd bij 76
opgravingen in Ezinge door Van Giffen (foto Biol. Archeol. Instituut
R.U. Groningen).
1ni Sv
* *
Kop-hals-romp met opkamer te Techum bij Goutum 80
Oenema State bij Wirdum 81
18e eeuwse boerderij met opkamer ’t Langstek bij Roordahuizum. 82
Stelphuizinge te Weidum 83
Stelp met neo-renaissance-details bij Weidum 84
mp,
Kop-hals-romp met opkamer te Jellum 85
r<$£?
&**#.•
Kop-hals-romp te midden van grachten bij Boksum 86
Boerderij met voor-end te Marssum 87
Ornamentale lijkdeur te Beetgumermolen (omstr. 1800). 88
Laat-19e eeuwse kop-hals-romp onder ielsum 89
Kop-romp-boerderij aan het Piter Rindertsreedtsje te Jelsum 90
De Kloosterhoeve (’Kleasterpleats’) uit 1700 te Achlum 91
Monumentale stelp te Pietersbierum 92
Stinspoortje bij bouwboerderij Liauckema State te Sexbiemm 93
Boerderij met dwarshuis in stedelijke stijl (midden 19e eeuw) bij 94
Sexbierum.
Bouwboerderij uit 1794 bij Oosterbierum. 95
Herenboerderij Harkemastate met haaks geplaatst voorhuis onder 96
Tzummarum.
Gerestaureerde kop-hals-romp aan de Roordemaleane te Tzumma- 97
rum.
Boerderij met versierde lijkdeur bij Sint Jacobiparochie uit 1852. 98
oc—wg
■
Monumentale deur met agrarische voorstellingen in boerderij uit 1803 99
bij Sint Jacobiparochie.
Gerestaureerde voormalige boerderij met klokgevel uit 1757 onder 100
Sint Annaparochie (Stadhoudersweg).
Bouwboerderij van het Bildtse winkelhaaktype aan de Oudebildtdijk. 101
r'W.
Kop-hals-romp met ornamentale lijkdeur aan de Oudebildtdijk 102
(omstr. 1800).
Gevelsteen in bouwboerderij te Vrouwbuurtstermolen onder 103
Vrouwenparochie met jaartal 1794.
fQotvs yytfTua,
r -, ntxfjcnge/ntcemigst/^mc) ^
<5W ro^°
Bouwboerderij uit 1796 met monumentale achtergevel te Ee, 117
Kleine bouwboerderij van de zandgrond te Oudwoude. 118
De ’Spükepleats’ (Spookhoeve) te Oudwoude 119
ïw ...
Kop-hals-romp te Twijzel (19e eeuw) 120
Een dergelijke bouwboerderij uit dezelfde tijd, naast de vorige 121
staande.
Ontginningsboerderij (kop-romp) uit 1869 te Noordbergum. 122
Patricische boerderij 'De Pleats’ uit 1735 met dwarshuis te Bergum, 123
thans dorpshuis.
Decoratief beschilderde schuurdeuren van ’De Pleats’ te Bergum. 124
Ontginningsboerderij (kop-romp) uit 1860 bij Suameer. 125
Kop-romp bij Opeinde (19e eeuw). 126
Gerestaureerde kop-romp uit 1792 te Drachten 127
*>■!'i
n
Kop-romp uit 1748 op landgoed Lauswolt onder Olterterp, 128
Keuterboerderijtje uit 1807 aan de Kompagnonsvaart te Bakkeveen. 129
Voormalige Schaapskooi aan de vaart te Bakkeveen 130
Stellingwerfse boerderij met aangebouwde Friese schuur onder 131
Oldeberkoop.
Gerestaureerde gewezen boerderij van het Stellingwerfse dwars- 132
deeltype bij Oldeberkoop.
Een dergelijke gerestaureerde boerderij te Steggerda 133
Mis £*'<**;
Stelp met uitgebouwde melkkelder bij Offingawier. 134
Kop-hals-romp met opkamer ’Homme Wiid’ bij Offingawier. 135
Gerestaureerde gewezen greidboerderij (19e eeuw) te Gauw, 136
Kop-hals-romp met deftige ingangspartij te Oosterwierum 137
«watt*}»
Kop-hals-romp met opkamer en hoge lijkdeur te Bozum, 138
Een dergelijke greidboerderij bij Lutkewierum 139
Kop-hals-romp met melkkelder onder het gehele voorhuis bij 140
Wommels.
Dijkboerderijtje ’Harmens Hiem’ aan de Slachtedijk bij Wommels 141
'JLJC-M
Sim
ij
Stelp met uitgebouwde melkkelder uit 1894 aan de Slachtedijk onder 142
Wommels.
Gevelsteen met Fries rijmpje in de voorgevel van dezelfde boerderij. 143
Stelp ’Zathe de Klieuw’ bij Hidaard 144
Geveldetail van greidboerderij uit 1779 bij Hidaard. 145
Stelp met uitgebouwde overzolderde melkkelder te Roodhuis 146
Gerestaureerde bouwboerderij (thans restaurant) de ’Nynke’ pleats’ 147
te Piaam.
n W* • rm
•* 1
i
P'
ï '?!
Museumboerderij 'De Izeren Kou’ (De Ijzeren Koe) te Allingawier. 148
Alsvoren - interieur van de melkkelder. 149
Museumboerderij annex timmerwerkplaats te Ferwoude (verbouwd 150
1875).
Stelp met twee schoorstenen (waarvan de achterste loos) bij Workum 151
(19e eeuw).
" ' -
■
Kop-hals-romp met onderkelderde voorhuizinge in het Workumer 152
Nieuwland.
Kop-romp uit de 18e eeuw in Warns. 153
Kop-romp uit 1869 bij Sloten 154
Kop-romp met korte hals en versierde schuurdeuren te Sondel, 155
Kop-romp uit 1811 op Lorburen bij Balk. 156
Dezelfde boerderij - voormalig tegeltableau met schepen in een 157
der kamers.
Kop-romp van bescheiden allure te Harich (1805) 158
Kop-romp met grote schuur, eveneens uit 1805, bij Harich. 159
Kop-romp-boerderij uit 1783 van zeer harmonische vormgeving te 160
Ypekolsga.
Dezelfde - interieur van de opkamer, thans in het Fries Scheepvaart¬ 161
museum te Sneek.
Kleine vroeg-19e eeuwse greidboerderij te Hommerts. 162
Het 'Speelse Huis’, boerderij uit 1759 te Formerum op Terschelling. 163
’Schüntsje’ (inrijdeuren) van een boerderij uit 1749 te Lies (Terschel- 164
ling).
Kop-romp met hoge schuur te Oosterend (Terschelling) uit 1897 165
, ; ilulJ II1%
««IS**™»** ■* . :
;; mmrnT^ "
“f i%%
'Mimrn*.
Schuur met 'kombuis' (uitgebouwde schoorsteen) te Oosterend (Ter- 166
schelling).
Gerestaureerde voormalige boerderij met levendige topgevel te 167
Midsland.
S. J. van der Molen, auteur van Langs Frieslands
oude boerderijen, heeft reeds een groot aantal
publikaties (in het Nederlands én in het Fries)
op het gebied van volkskunde en streekge¬
schiedenis op zijn naam staan. Voor hetgeen hij
in de jaren 1964-1968 publiceerde werd hém
vanwege de provincie Friesland de tweejaarlijk¬
se dr. J. H. Halbertsmaprijs uitgereikt. Een van
zijn vroegste werken handelt over het Friese
boerenhuis, waarover hij veel nieuw materiaal
publiceerde.
In Langs Frieslands oude boerderijen komt de
auteur als het ware bij een oude liefde terug.
In een inleiding schetst hij de ontwikkeling van
het Friese boerenhuis van de terpentijd tot aan
de opkomst van het fabriekmatige zuivelbedrijf
en gaat hij in op het nog steeds niet opgeloste
verschijnsel van het ’üleboerd’ (de zwanen op de
Friese schuren).
De foto’s (alle van Paul Vogt) van een tachtigtal
boerderijen geven een boeiende dwarsdoor¬
snede van het boerenbedrijf en de oude platte-
landsbouwkunst in Friesland.
De afbeeldingen zijn gerangschikt in een volg¬
orde die korrespondeert met zeven uitgestippel¬
de routes, zes op het vasteland van Friesland en
één op Terschelling.