OMG - BJO - 2018 - 53 - Akoestische - Gevelisolatie - Eindrapport - Deel 3

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 140

Ontwikkeling en toepassing van een gewestelijk

voorschrift voor de akoestische gevelisolatie van


woningen tegen weg-, spoor-en luchtverkeers-
lawaai
Deel 3 - toepassing en dimensionering

omgevingvlaanderen.be
2

ONTWIKKELING EN TOEPASSING VAN EEN GEWESTELIJK VOORSCHRIFT VOOR DE AKOESTISCHE GEVELISOLATIE VAN
WONINGEN TEGEN WEG-, SPOOR-EN LUCHTVERKEERSLAWAAI
De belangrijkste doelstelling van deze studieis om een voorliggend ontwerp van gewestelijk isolatievoorschrift nader te evalueren,uit te
werken, indien nodig aan te passen en op punt te stellen, zodanig dat dit inzetbaar is in het kader van het MER-afwegingskader voor nieuwe
woonontwikkelingen en later geoperationaliseerd kan worden in geschikte instrumenten binnen het ruimtelijk beleid als onderdeel van een
algemene, ruimtelijke strategie om rekening te houden met omgevingslawaai bij nieuwe woonontwikkelingen.Dit wordt onderbouwd aan de hand
van een internationale verkennende literatuurstudie en praktische casestudies.

Voorliggend rapport betreft deel 3 van deze studie: toepassing en dimensionering.

Dit rapport bevat de mening van de auteur(s) en niet noodzakelijk die van de Vlaamse Overheid.

COLOFON
Verantwoordelijke uitgever
Peter Cabus
Departement Omgeving
Afdeling Beleidsontwikkeling en Juridische Ondersteuning (BJO)
Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel
bjo.omgeving@vlaanderen.be
www.omgevingvlaanderen.be

Auteurs:
Poncelet Patrick –Tractebel –Urban –Cities & Territories –Acoustics & Vibrations
Luc Schillemans -Tractebel –Urban –Cities & Territories –Acoustics & Vibrations

Depotnummer
D/2020/3241/236

ISBN nummer
9789040304217
PARTNERS

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 3 van 138
MANAGEMENTSAMENVATTING
In het ontwerp van gewestelijk isolatievoorschrift en de isolatiecriteria onderzocht in deel 2 van de studie
worden eisen opgelegd aan de gevelisolatie (gekarakteriseerd door de grootheid DAtr) per verblijfsruimte van
een (woon)gebouw. Om deze gevelisolatie te realiseren moeten geschikte materialen en constructies gekozen
worden. Het doel van voorliggende studie is het dimensioneren van deze gevelisolatie: de isolatie-
eigenschappen van de samenstellende gevelelementen van de gevel zijn te bepalen.
Beknopt samengevat werd hiertoe een rekenmethode opgesteld die vervolgens omgezet werd naar een
eenvoudige rekentool. Deze rekentool werd gekoppeld aan een ondersteunende databank van algemene, vrij
beschikbare isolatiegegevens van gevelelementen die door de gebruiker kan aangevuld worden met
commercieel beschikbare informatie. Een beknopte gebruikershandleiding beschrijft hoe deze rekentool kan
gebruikt worden. Een uitgebreide technische leidraad behandelt de verschillende gevelelementen die in praktijk
meestal zullen voorkomen.
Tot slot werd deze leidraad nog aangevuld met uitgewerkte (voorbeeld)case van een woongebouw.

De rekenmethode vormt de basis van de rekentool. Ze is geldig voor de bepaling van de globale geluidsisolatie
van de gevel van een verblijfsruimte ten gevolge van buitenlawaai en maakt geen onderscheid tussen de
verschillende types verkeersgeluid.
Een gevel van een (verblijfs)ruimte kan meerdere gevelvlakken hebben. Een gevelvlak is een deel van een
volledige gevel met dezelfde oriëntatie zoals bijvoorbeeld een voorgevel, zijgevel, dakvlak, ... Wanneer de
geluidsisolatie van elk gevelvlak gekend is dan kan hieruit de geluidsisolatie van de (gehele) gevel berekend
worden. Om van elk gevelvlak de gevelisolatie te bepalen wordt elk gevelvlak op zijn beurt opgedeeld in
gevelelementen. In de studie worden 3 soorten gevelelementen beschouwd: (gewone) gevelelementen (zoals
gevelmetselwerk, de beglazing, het dak, …), kleine gevelelementen (meestal een ventilatierooster) en
samengestelde gevelelementen (bestaande uit meerdere materialen zoals een raam met zijn glas, zijn
raamkader, de kier tussen opengaande en vaste delen, de aansluiting met het metselwerk). Van elk
gevelelement dient de karakteristieke afmeting gekend te zijn (oppervlakte, lengte) en zijn akoestische isolatie
voor verkeerslawaai. Met deze gegevens en het volume van de verblijfsruimte kan dan de gevelisolatie van elk
gevelvlak berekend worden. Vervolgens kan hiermee de gevelisolatie van de volledige gevel bepaald worden,
ook wanneer de gevelvlakken een verschillende geluidsbelasting hebben. Er wordt ook uitgelegd welke
nauwkeurigheid mag verwacht worden bij gebruik van de akoestische gegevens van de materialen of
constructies.
Aan de hand van de rekenmethode werd een rekentool ontwikkeld samen met een ondersteunende databank.
De rekentool werd ontwikkeld in een Microsoft Excel omgeving waarbij gebruik gemaakt wordt van Visual Basic
algoritmes. In de bijgevoegde handleiding wordt uiteengezet hoe deze rekentool dient gebruikt te worden
(gebruikershandleiding) om de gevelisolatie van een verblijfsruimte te berekenen. De opzet van de rekentool is
zo dat ze intuïtief gebruikt kan worden. Hiervoor is een grafische, maar abstracte, interface opgezet, waarbij alle
informatie zichtbaar is op één scherm (werkblad), zowel de invoergegevens als de resultaten van de berekende
gevelisolatie en de bijdrage van de verschillende elementen en gevelvlakken.
De uitgebreide databank bevat de akoestische gegevens van honderden voorkomende gevelelementen. Deze
databank kan door de gebruiker aangepast worden en/of aangevuld met andere gevelelementen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 4 van 138
Meer achtergrond over de materialen en constructies die voor gevels kunnen gebruikt worden, worden
besproken in de technische leidraad. Voor een oordeelkundig gebruik van deze databank en om een
oordeelkundige keuze te kunnen maken van een materiaal of constructie is het immers ook gewenst om wat
praktische achtergrondkennis te hebben over de materialen in het kader van de geluidsisolatie die ze kunnen
realiseren en meer bepaald hun zwakheden of sterktes voor gebruik als gevelisolatie of de grenzen van de hun
toepassingsmogelijkheden. Ook de algemene principes die bepalen hoe de geluidsisolatie kan verbeterd worden
of hoe de geluidsisolatie kan afnemen door een foute uitvoering in situ kunnen een praktische bron van
informatie zijn. De technische leidraad geeft ondersteunende informatie gegeven over de materialen en
constructies die gebruikt worden bij de berekening en dimensionering van de vereiste gevelisolatie.
De belangrijkste materialen en constructies die gebruikt worden voor gevels zijn:
- Glas (enkel glas, dubbel glas, drievoudige beglazing, ontdubbelde constructies).
- Ramen (schrijnwerk, voorzetvensters en dubbele vensters, lichtstraten en dakkoepels).
- Buitendeuren.
- Naden en kieren.
- Ventilatieroosters.
- Steenachtige materialen, beton, blokken (Enkelvoudige wanden, ontdubbelde wanden (vb. traditionele
spouwmuur), massieve wanden met lichte voorzetwand aan de binnenzijde).
- Lichte constructies (Houtskeletbouw, constructies uit CLT).
- Dakconstructies (Massieve platte daken, lichte platte daken, lichte hellende daken)

Van elk van deze materialen en constructies wordt naast een overzicht van de verschillende types ook een
beknopte theoretische bespreking gegeven, aangevuld met praktische aspecten van mogelijkheden en
uitvoeringen die een invloed hebben op de geluidsisolatie van het materiaal of constructie. Ook wordt van elk
materiaal of constructie recente representatieve informatie gegeven betreffende akoestische gegevens
beschikbaar gesteld door diverse fabrikanten.

Tot slot wordt deze leidraad aangevuld met uitgewerkte (voorbeeld)case van een woongebouw. Hierbij worden
mogelijke maatregelen en eventuele alternatieven voor verschillende bouwconcepten uitgewerkt en dit voor
verschillende vereiste gevelisolaties. Als voorbeeld wordt er uitgegaan van een plan van een hoekwoning of
hoekappartement waarbij de verblijfsruimtes gesitueerd zijn op de hoek van de woning. Er werden 2
verblijfsruimtes onderzocht: een leefruimte met een open keuken en een slaapkamer. Deze verblijfsruimtes
hebben 2 gevelvlakken met verschillende gevelbelasting.
Voor dit voorbeeld werd berekend welke voorzieningen er nodig zijn om verschillende D Atr-waarden voor deze
gevel te realiseren. Eerst werd de geluidsisolatie bepaald voor een standaard doorsnee gevel in baksteen met
ramen en ventilatieopeningen voor de verluchting van de ruimtes. Hieruit bleek dat de bekomen DAtr-waarde
vrij laag uitvalt en er maatregelen nodig zijn om de minimale geluidsisolatie-eis, die in de huidige Belgische norm
voor woongebouwen wordt opgelegd (26 dB), te realiseren. Vervolgens werden opeenvolgend de voorzieningen
bepaald die nodig zijn om een DAtr-waarde te bekomen van respectievelijk 30, 33, 36, 39 en 42 dB met de
gegeven constructies. Dit alles wordt uitvoerig besproken aan de hand van berekeningsresultaten bekomen met
de rekentool en databank, samen met de informatie van dit rapport.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 5 van 138
INHOUD

1 ONDERWERP ........................................................................................................................... 9
2 CONTEXT ............................................................................................................................... 10

2.1 Situering van de studie....................................................................................................................................... 10


2.1.1 Beleidsmatige context ........................................................................................................................................... 10
2.1.2 Algemene beleidsstrategie .................................................................................................................................... 10
2.1.3 Akoestische gevelisolatie als milderende maatregel ............................................................................................ 11
2.1.4 Akoestische gevelisolatie in MER-dossiers ............................................................................................................ 11
2.1.5 Akoestische criteria voor woongebouwen ............................................................................................................ 12

2.2 Doel van de studie ............................................................................................................................................. 12


2.3 Toepassing en dimensionering ........................................................................................................................... 13
2.4 Toegepaste aanpak van deze studie ................................................................................................................... 14

3 BEGRIPPEN EN GROOTHEDEN ................................................................................................ 16

3.1 Gebruikte begrippen .......................................................................................................................................... 16


3.2 Gebruikte grootheden en symbolen ................................................................................................................... 17

4 DE REKENMETHODE .............................................................................................................. 20

4.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 20


4.2 Het bepalen van de grootheid DAtr,j van een gevelvlak ....................................................................................... 21
4.3 De schijnbare geluidsverzwakkingsindex van het gevelvlak (R’J) ........................................................................ 23
4.4 De transmissie per gevelelement ....................................................................................................................... 23
4.5 de gevelstructuurfactor van het gevelvlak (ΔLfs (dB)) ......................................................................................... 26
4.6 Het bepalen van de grootheid DATR van de gevel ................................................................................................ 28
4.7 De correctie voor verkeerslawaai (Ctr) ................................................................................................................ 29
4.8 Overzicht van de rekenmethode ........................................................................................................................ 32
4.9 Nauwkeurigheid geluidsisolatiegegevens materialen ........................................................................................ 32
4.9.1 Algemene materiaalgegevens ............................................................................................................................... 32
4.9.2 Ramen en beglazing .............................................................................................................................................. 34
4.9.3 Kleine gevelelementen en ventilatieroosters ....................................................................................................... 35

4.10 Invloed van de gevelventilatie van een verblijfsruimte ...................................................................................... 37

5 REKENTOOL ........................................................................................................................... 38

5.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 38


5.2 Opzet ................................................................................................................................................................. 38
5.3 Instellingen ........................................................................................................................................................ 39
5.4 Werkbladen ....................................................................................................................................................... 40
5.5 Stappen bij het uitvoeren van een berekening ................................................................................................... 41
5.6 Aanvullende informatie ..................................................................................................................................... 46
5.7 Databank ........................................................................................................................................................... 48

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 6 van 138
6 TECHNISCHE LEIDRAAD.......................................................................................................... 50

6.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 50


6.2 Gevel- en lokaalafmetingen ............................................................................................................................... 50
6.3 Gevelmaterialen en gevelconstructies ............................................................................................................... 51
6.4 Glas .................................................................................................................................................................... 55
6.4.1 Algemene indeling................................................................................................................................................. 55
6.4.2 Enkelvoudige beglazing ......................................................................................................................................... 55
6.4.3 Dubbele beglazing ................................................................................................................................................. 56
6.4.4 Drievoudige beglazing ........................................................................................................................................... 57
6.4.5 Ontdubbelde constructies ..................................................................................................................................... 58
6.4.6 Andere invloed parameters .................................................................................................................................. 58
6.4.7 Verband thermische / akoestische isolatie ........................................................................................................... 58
6.4.8 Overzicht akoestische prestaties van glas ............................................................................................................. 58

6.5 Ramen................................................................................................................................................................ 61
6.5.1 Het raamgeheel ..................................................................................................................................................... 61
6.5.2 Het schrijnwerk ..................................................................................................................................................... 63
6.5.3 Voorzetvensters en dubbele vensters ................................................................................................................... 65
6.5.4 Lichtstraten, dakramen en dakkoepels ................................................................................................................. 68

6.6 Buitendeuren ..................................................................................................................................................... 70


6.7 Naden en kieren................................................................................................................................................. 72
6.8 Ventilatieroosters .............................................................................................................................................. 74
6.9 Steenachtige wanden ......................................................................................................................................... 80
6.9.1 Algemeenheden .................................................................................................................................................... 80
6.9.2 Enkelvoudige steenachtige wand .......................................................................................................................... 80
6.9.2.1 Theoretische achtergrond ............................................................................................................................ 81
6.9.2.2 Akoestische prestaties .................................................................................................................................. 81
6.9.3 Ontdubbelde steenachtige wand (spouwmuur) ................................................................................................... 83
6.9.3.1 Theoretische achtergrond ............................................................................................................................ 84
6.9.3.2 Akoestische prestaties .................................................................................................................................. 85
6.9.4 Massieve wand met lichte voorzetwand binnen .................................................................................................. 85
6.9.4.1 Theoretische achtergrond ............................................................................................................................ 86
6.9.4.2 Akoestische prestaties .................................................................................................................................. 88

6.10 Lichte constructies ............................................................................................................................................. 89


6.10.1 Theoretische achtergrond................................................................................................................................. 89
6.10.2 Houten constructies .......................................................................................................................................... 90
6.10.3 Akoestische prestaties ...................................................................................................................................... 91
6.10.3.1 Gevels met houtskeletbouw ......................................................................................................................... 91
6.10.3.2 Gevels met CLT als draagstructuur ............................................................................................................... 94
6.10.3.3 Aandachtspunten bij de uitvoering .............................................................................................................. 95

6.11 Daken................................................................................................................................................................. 96
6.11.1 Algemeenheden ................................................................................................................................................ 96
6.11.2 Kenmerken die de geluidsisolatie bepalen ....................................................................................................... 97
6.11.3 Akoestische prestaties ....................................................................................................................................103

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 7 van 138
7 REKENVOORBEELDEN MET TOEPASSING REKENTOOL .......................................................... 104

7.1 Inleiding ........................................................................................................................................................... 104


7.2 Uitgangspunten ............................................................................................................................................... 105
7.2.1 Gevelbelasting en gevelstructuur .......................................................................................................................105
7.2.2 Afmetingen ..........................................................................................................................................................105
7.2.3 Materialen en constructies .................................................................................................................................105

7.3 Situaties ........................................................................................................................................................... 106


7.3.1 Situatie 1 – basissituatie......................................................................................................................................106
7.3.1.1 Materiaal- en constructie eigenschappen ..................................................................................................106
7.3.1.2 Berekeningsresultaten................................................................................................................................108
7.3.1.3 Conclusies situatie 1 (basissituatie) ............................................................................................................111
7.3.2 Situatie 2 – gevel met DAtr = 26 dB ......................................................................................................................111
7.3.2.1 Materiaal- en constructie eigenschappen ..................................................................................................111
7.3.2.2 Berekeningsresultaten................................................................................................................................112
7.3.3 Situatie 3 – gevel met DAtr = 30 dB ......................................................................................................................114
7.3.3.1 Materiaal- en constructie eigenschappen ..................................................................................................114
7.3.3.2 Berekeningsresultaten................................................................................................................................114
7.3.3.3 Conclusies ...................................................................................................................................................116
7.3.4 Situatie 4 – gevel met DAtr = 33 dB ......................................................................................................................117
7.3.4.1 Situatie zonder ventilatieroosters ..............................................................................................................117
7.3.4.2 Situatie met ventilatieroosters ...................................................................................................................118
7.3.4.3 Conclusies ...................................................................................................................................................120
7.3.5 Situatie 5 – gevel met DAtr = 36 dB ......................................................................................................................121
7.3.5.1 Situatie zonder ventilatieroosters ..............................................................................................................121
7.3.5.2 Situatie met ventilatieroosters ...................................................................................................................122
7.3.5.3 Conclusies ...................................................................................................................................................124
7.3.6 Situatie 6 – gevel met DAtr = 39 dB ......................................................................................................................124
7.3.6.1 Situatie zonder ventilatieroosters ..............................................................................................................124
7.3.6.2 Conclusies ...................................................................................................................................................128
7.3.7 Situatie 7 – gevel met DAtr = 42 dB ......................................................................................................................128
7.3.7.1 Het gebruik van ventilatieroosters .............................................................................................................129
7.3.7.2 Voorzieningen zonder gebruik van gevelventilatieroosters .......................................................................129
7.3.7.3 Conclusies ...................................................................................................................................................131

7.4 Conclusies ........................................................................................................................................................ 132

8 SAMENVATTING .................................................................................................................. 134

8.1 Inleiding ........................................................................................................................................................... 134


8.2 Rekenmethode ................................................................................................................................................ 134
8.3 Rekentool ........................................................................................................................................................ 136
8.4 Technische leidraad ......................................................................................................................................... 136
8.5 Voordbeeldcase ............................................................................................................................................... 137

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 8 van 138
1 ONDERWERP

Het voorwerp van de opdracht betreft de “Ontwikkeling en toepassing van een gewestelijk voorschrift voor de
akoestische gevelisolatie van woningen tegen weg-, spoor- en luchtverkeerslawaai”.

De belangrijkste doelstelling van de studieopdracht is om een voorliggend ontwerp van gewestelijk


isolatievoorschrift nader te evalueren, uit te werken, indien nodig aan te passen en op punt te stellen, zodanig
dat dit inzetbaar is in het kader van het MER-afwegingskader voor nieuwe woonontwikkelingen en later
geoperationaliseerd kan worden in geschikte instrumenten binnen het ruimtelijk beleid als onderdeel van een
algemene, ruimtelijke strategie om rekening te houden met omgevingslawaai bij nieuwe woonontwikkelingen.

De studieopdracht wordt opgevat als een opdracht in gedeelten en bestaat uit 3 onderdelen:
1. Een internationale verkenning
2. De evaluatie van het gewestelijk isolatievoorschrift
3. Toepassing en dimensionering

Het voorliggende onderdeel betreft deel 3 van de studieopdracht: ‘Toepassing en dimensionering’.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 9 van 138
2 CONTEXT

2.1 SITUERING VAN DE STUDIE


2.1.1 Beleidsmatige context
Heel wat Vlamingen worden blootgesteld aan omgevingslawaai. Enquêtes tonen aan dat de effecten van die
blootstelling, in eerste instantie geluidshinder en slaapverstoring, de kwaliteit van de leefomgeving voor de
Vlaming in belangrijke mate beïnvloeden. De effecten van langdurige blootstelling aan omgevingslawaai, met
mogelijke impact op de gezondheid, treden gradueel op en worden ernstiger naarmate de geluidblootstelling
toeneemt. Veruit de belangrijkste bron van geluidsoverlast in Vlaanderen is het verkeerslawaai (weg-, spoor-,
en luchtverkeer).
De Europese richtlijn 2002/49/EG ter evaluatie en beheersing van omgevingslawaai, die lidstaten oplegt om 5-
jaarlijks strategische geluidsbelastingskaarten en actieplannen op te maken van de belangrijkste infrastructuren
(wegen, spoorwegen, luchthavens en agglomeraties), vormt een belangrijk referentie- en werkkader voor het
voorkomen, beheersen en bestrijden van omgevingslawaai.
In uitvoering van deze richtlijn 2002/49/EG keurde de Vlaamse Regering in 2016-2017 de maatregelen goed
zoals opgenomen in de gewestelijke geluidsactieplannen voor de belangrijke wegen, spoorwegen en de
luchthaven Brussel-Nationaal. Meer info: https://omgeving.vlaanderen.be/geluidsactieplannen. In uitvoering
van de 3de uitvoeringscyclus van de richtlijn werden de actieplannen van belangrijke wegen, spoorwegen (en
agglomeraties) intussen geactualiseerd en in 2019 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De maatregelen zijn
in eerste instantie gericht op de prioritaire problemen zoals die kunnen worden vastgesteld op basis van de
strategische geluidsbelastingkaarten.
Bij de geluidssanering van de vastgestelde knelpunten is uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor de
beheerder van infrastructuur (brongerichte en overdrachtsmaatregelen). Echter, in het voorkomen en
beheersen van geluidsoverlast, kunnen ook maatregelen gedetecteerd worden op niveau van de ontvanger
(woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen). Dit is een belangrijk element van de
langetermijnstrategie in de geluidsactieplannen van lawaaibeheersing waarbij veroorzaker en ontvanger een
gedeelde verantwoordelijkheid hebben in het voorkomen van geluidshinder. Zo zal bij nieuwe
woonontwikkelingen de initiatiefnemer ook rekening moeten houden met de aanwezigheid van de aanwezige
geluidbelasting en instaan voor milderende maatregelen indien de geluidimmissie niet doelmatig verlaagd kan
worden door andere maatregelen.
In de door de Vlaamse Regering goedgekeurde gewestelijk geluidsactieplannen gaat specifieke aandacht naar
het onderzoek van de invoering en de operationalisering van voorschriften met betrekking tot akoestische
gevelisolatie van woningen op geluidsbelaste locaties.

2.1.2 Algemene beleidsstrategie


Het uitwerken van een algemene beleidsstrategie ter beheersing van omgevingslawaai bij nieuwe ruimtelijke
ontwikkelingen vormt een belangrijke uitdaging. Deze strategie bevat doelmatige instrumenten die toelaten om
bij de inplanting van nieuwe receptoren (woningen) in de omgeving van bestaande geluidsbronnen voldoende
rekening te houden met de mogelijke geluidshinder. Dit moet anderzijds ook worden afgestemd met het
ruimtelijk beleid dat ernaar streeft de mobiliteitsuitdaging beheersbaar te maken door de dichtheid van

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 10 van 138
woongelegenheden en werkplekken nabij collectieve vervoersknooppunten te verhogen. Dit vraagt een
samenhangend pakket aan ruimtelijke strategieën en maatregelen met bijhorende instrumentenkeuzes.
Om de integratie van omgevingslawaai in het ruimtelijk beleid verder te onderbouwen is er nood aan bijkomend
onderzoek, concrete oplossingsrichtingen en testen in de praktijk. Binnen het departement Omgeving lopen
sinds 2015 onderzoeksinitiatieven met als doel om bij ruimtelijke ontwikkelingen meer rekening te houden met
de impact van ruimtelijke keuzes op de luchtkwaliteit, omgevingslawaai en hittestress. Bijkomend onderzoek
wordt binnen het departement Omgeving verricht naar de mogelijke reguliere instrumenten (vergunningen,
plannen, verordeningen, …) die ingezet kunnen worden om bij besluitvorming beter rekening te houden met
gezondheid.

2.1.3 Akoestische gevelisolatie als milderende maatregel


Wanneer de kwaliteit van de leef- en woonomgeving in gedrang komt door de aanwezigheid van
omgevingslawaai kan een verhoogde akoestische isolatie van de gevel een mitigerende rol vervullen in het
beheersen van de negatieve effecten (hinder, slaapverstoring, …).
De maatregel komt in beeld wanneer de geluidniveaus in de buitenomgeving niet meer toereikend verlaagd
kunnen worden door brongerichte maatregelen of maatregelen in de overdrachtsweg.
Door geluidwerende maatregelen op niveau van de gevels kan immers het geluidsniveau in de verblijfsruimten
van een woongebouw verlaagd worden ter compensatie van een verminderde leefbaarheid van de
buitenomgeving (in tuinen, op terrassen, …). Naast een verhoogde gevelisolatie kunnen ook andere maatregelen
op niveau van de ontvanger (vb. de woningindeling, de aanwezigheid van een stille gevel, …) compenserend
werken ten aanzien van overmatige geluidblootstelling aan omgevingslawaai.
Het doel van akoestische gevelisolatie is uiteindelijk een bepaald akoestische comfortniveau in de
verblijfsruimten van een woning te kunnen garanderen uitgaande van vooropgestelde of na te streven eisen in
verband met de optredende binnenniveaus. Deze eisen zijn bepalend voor de benodigde isolatieprestatie van
de gebouwschil en de bijhorende geluidwerende maatregelen.

2.1.4 Akoestische gevelisolatie in MER-dossiers


In vergelijking met onze buurlanden is er momenteel in Vlaanderen geen specifiek wettelijk kader, met drempel-
of grenswaarden voor de toegestane geluidimmissie van verkeersgeluid, aangevuld met een complementaire
toepassing van akoestische isolatie-eisen voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen wanneer
bepaalde drempel- of grenswaarden overschreden worden.
Wel dient voor plan- of project MER plichtige ontwikkelingen rekening gehouden te worden met het algemene
afwegingskader zoals actueel opgenomen in het MER-richtlijnenboek Geluid & Trillingen. Dit kader voorziet in
milderende maatregelen bij de ontvanger wanneer brongerichte maatregelen en/of maatregelen in de
overdracht ontoereikend zijn. Als milderende maatregelen wordt onder meer verwezen naar de toepassing van
de eisen voor akoestische gevelisolatie uit de normreeks NBN S01-400, die in Vlaanderen geldt als ‘code van de
goede praktijk’. Voor woongebouwen is het deel 1 van deze technische norm (NBN S01-400-1:2008 ‘Akoestische
criteria voor woongebouwen’) van toepassing. De doorwerking van akoestische isolatie, opgelegd als
milderende maatregel in concrete MER-dossiers, is echter niet altijd gegarandeerd.
Actueel wordt deze technische norm herzien. Er werd een nieuw normontwerp prNBN S 01-400-1:2019
‘Akoestische criteria voor woongebouwen’, als ontwerp NBN norm door het Bureau voor Normalisatie ter
publieke consultatie voorgelegd tijdens een openbaar onderzoek van 11.09.2019 tot 15.02.2020.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 11 van 138
Het MER-richtlijnenboek Geluid & Trillingen is momenteel in herziening met een voorstel van een nieuw en
aangepast afwegingskader voor nieuwe woonontwikkelingen. Akoestische gevelisolatie blijft hierin een
essentieel onderdeel, dat bij de beoordeling van de geluidimmissie ten aanzien van de voorgestelde
drempelwaarden voor nieuwe situaties in beeld komt als een milderende maatregel.
Ten behoeve van de effectieve doorwerking van akoestische gevelisolatie als milderende maatregel in
plan/project MER (screenings)procedures is ondersteuning wenselijk, ter precisering van de prestatie-eisen voor
verschillende bronnen (weg- spoor- en luchtverkeer) en de dimensionering van de vereiste maatregelen op
gebouwniveau. Bovendien is het aangewezen dat de toe te passen eisen uitgedrukt worden in dezelfde
geluidindicatoren als gebruikt in het afwegingskader voor het karakteriseren van de gevelbelasting. In lijn met
de richtlijn 2002/49/EG zijn dit de geharmoniseerde EU-indicatoren (Lday, Levening, Lnight en Lden).
Van daar de ontwikkeling en het op punt stellen van een specifiek gewestelijk isolatievoorschrift.

2.1.5 Akoestische criteria voor woongebouwen


In 2003 werd in opdracht van het Vlaamse Gewest een beleidsvoorbereidende studie 1 uitgevoerd met als
onderwerp de berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van
buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer. Deze uitgebreide studie, uitgevoerd o.l.v. de KU
Leuven, is op heel wat punten nog steeds actueel. Als beleidsaanbeveling werden in de studie specifieke
beleidsvoorstellen geformuleerd in verband met de vereiste isolatie uitgaande van een optredende
gevelbelasting uitgedrukt in EU-indicatoren. Dit voorstel, later nog aangepast en aangevuld met isolatiecriteria
specifiek voor de luchthaven Brussel-Nationaal2, heeft geleid tot een ontwerp van gewestelijk
isolatievoorschrift.
Dit ontwerp van gewestelijk isolatievoorschrift, bestaande uit een set van eisen of criteria waaraan de
akoestische gevelisolatie van de te beschermen ruimten in woongebouwen moet voldoen voor de verschillende
beschouwde bronnen (weg, spoor- en/of luchtverkeer), vormde het uitgangspunt van voorliggende studie.

2.2 DOEL VAN DE STUDIE


De belangrijkste doelstelling van de studieopdracht is om het ontwerp van gewestelijk isolatievoorschrift nader
te evalueren, uit te werken en, indien nodig, aan te passen en op punt te stellen, zodanig dat dit inzetbaar is in
het kader van het MER-afwegingskader voor nieuwe woonontwikkelingen en later geoperationaliseerd kan
worden in geschikte instrumenten binnen het ruimtelijk beleid als onderdeel van een algemene, ruimtelijke
strategie om rekening te houden met omgevingslawaai bij nieuwe woonontwikkelingen.
In het voorgaande deel 2 werd dit ontwerp gedetailleerd geëvalueerd en werd een voorstel voorgelegd tot
aanpassing en vereenvoudiging van het ontwerp van gewestelijk isolatievoorschrift. In dit voorschrift worden
eisen opgelegd aan de gevelisolatie DAtr per verblijfsruimte. Om deze vereiste gevelisolatie te realiseren moeten
geschikte materialen en constructies gekozen worden. Het doel van deel 3 is het dimensioneren van deze
gevelisolatie.

1 “Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer”, studie in
opdracht van de Vlaamse Gemeenschap (AMINAL), KU Leuven - Laboratorium Bouwfysica en het laboratorium Akoestiek en Thermische Fysica, o.l.v. Prof. Dr. Ir. G. Vermeir en
Prof. J. Thoen, i.s.m. met het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid (WTCB), Daedalos en Sound&Silence, Eindrapport 31 mei 2003
2 “Richtlijn 2002/49/EG – Opmaak van actieplan voor Brussels Airport – Onderzoek naar maatregelen ruimtelijke ordening”, studie in opdracht van het departement LNE van

de Vlaamse overheid, SUM Research i.s.m. Daedalos-Peutz en G.I.M., Eindrapport van 5 april 2011

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 12 van 138
2.3 TOEPASSING EN DIMENSIONERING
Uitgaande van de vereiste gevelisolatie DAtr per verblijfsruimte kunnen de isolatie-eigenschappen van de
samenstellende gevelelementen van de gevel bepaald worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van
rekenmodellen (commerciële software) die voldoen aan internationale ontwerpvoorschriften (huidige NBN EN
ISO 12354-3:2017 ‘Building acoustics — Estimation of acoustic performance of buildings from the performance
of elements — Part 3: Airborne sound insulation against outdoor sound’) of rekenmodellen (cfr. Nederlandse
methode GGG ’97 en HRGG en de praktijkrichtlijn NPR 5272). Bij de dimensionering dient steeds rekening
gehouden te worden met het feit dat het akoestisch zwakste deel uiteindelijk de gevelisolatie bepaalt.

Om de toepassing van het isolatievoorschrift in de praktijk te faciliteren is er door de opdrachtgever gevraagd


om ondersteuning naar bouwprofessionals (geluidsdeskundigen, ontwerpers, architecten, …) aan te bieden in
de vorm van een (eenvoudige) rekentool en een technische leidraad.

Eenvoudige rekentool
De rekentool moet toelaten om in eenvoudige situaties voor een specifieke eis DAtr de gevelsamenstelling te
berekenen uitgaande van de isolatieprestatie van de gevelelementen. De tool wordt daartoe gekoppeld aan een
ondersteunende databank van algemene, vrij beschikbare isolatiegegevens van gevelelementen die door de
gebruiker kan aangevuld worden met commercieel beschikbare informatie.
Het gebruik van de tool zal duidelijk uitgelegd worden in een beknopte handleiding of toepassingswijzer met
voldoende aandacht naar de beperkingen en de in rekening te brengen veiligheidsmarges op de
producteigenschappen.

Technische leidraad
Ter ondersteuning van de toepassing van het isolatievoorschrift in de praktijk wordt een technische leidraad
opgesteld, gericht naar professionals (geluidsdeskundigen, ontwerpers, architecten, …). De leidraad bevat
ondersteunende informatie voor de berekening en dimensionering van de vereiste gevelisolatie.
De leidraad dient basisinformatie over de prestatie van gevelelementen en uitvoeringsdetails te bevatten,
rekening houdend met recente evoluties in de bouwpraktijk. Specifieke aandacht dient te gaan naar de
interactie met maatregelen in verband met energie en thermische isolatie, en nieuwe gevelconcepten (o.m. in
het kader van duurzaam bouwen).
Er is ook gevraagd dat deze leidraad minstens één uitgewerkte (voorbeeld)case van een woongebouw bevat
waarbij de mogelijke maatregelen en eventuele alternatieven voor verschillende bouwconcepten op een
inzichtelijke wijze uitgewerkt worden voor verschillende eisen met betrekking tot de ver vereiste gevelisolatie
D Atr (vb. in verschillende klassen vanaf 30 dB oplopend met stappen van 3 dB).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 13 van 138
2.4 TOEGEPASTE AANPAK VAN DEZE STUDIE
In een eerstvolgend hoofdstuk van dit rapport worden de belangrijkste begrippen en alle grootheden en
symbolen gegeven die in het vervolg van dit rapport worden gebruikt. Zij zijn conform de geldende akoestische
NBN EN ISO-normen en waar nodig aangevuld.
Met deze grootheden en symbolen wordt de rekenmethode voor het berekenen van de akoestische
gevelisolatie DAtr in het volgend hoofdstuk uiteengezet. Voor het berekenen van de gevelisolatie van een
verblijfsruimte wordt de gevel verdeeld in verschillende gevelvlakken, elk bestaande uit één of meerdere
gevelelementen. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen gevelelementen, kleine gevelelementen en
samengestelde gevelelementen. Uitgaande van de geluidsisolatie en de afmetingen van al deze gevelelementen,
wordt dan uiteengezet hoe de geluidsisolatie van elk gevelvlak berekend wordt. Elk van deze gevelvlakken kan
tenslotte nog een verschillende gevelbelasting hebben. Daarom wordt er ook bepaald hoe de totale gevelisolatie
kan berekend worden uit de geluidsisolatie van elk van de gevelvlakken en het verschil in geluidsbelasting. Bij
deze rekenmethode wordt ook rekening gehouden met het eventueel niveauverschil veroorzaakt door de vorm
van de gevel, de nauwkeurigheid van de geluidsisolatiegegevens van de gebruikte materialen en specifieke
verschillen in afmetingen van ramen tussen werkelijke raamoppervlaktes en raamoppervlaktes in laboratorium
gemeten. Ook de positie van de ventilatieopeningen in de gevel heeft een invloed op hun akoestische prestatie.
Er wordt aangegeven hoe dit in rekening is te brengen.
De theoretische uitleg van de rekenmethode wordt in een volgend hoofdstuk gevolgd door een handleiding van
de rekentool. Met behulp van de formules en gegevens van voorgaand hoofdstuk werd een rekentool
ontwikkeld in een Microsoft Excel omgeving waarbij gebruik gemaakt wordt van Visual Basic algoritmes. Deze
tool laat toe de geluidsisolatie van de gevel van een verblijfsruimte te berekenen. In de handleiding wordt
uiteengezet hoe deze rekentool dient gebruikt te worden (gebruikershandleiding) om de verschillende
onderdelen van de gevel en hun afmetingen in te geven, en ze te koppelen aan een databank van
geluidsisolaties. Deze rekentool toont zowel grafisch de verschillende elementen, hun afmetingen en
akoestische karakteristieken, als ondermeer de geluidsisolatie van elk gevelvlak en de totale gevelisolatie. De
tool houdt ook rekening met het nodige ventilatiedebiet voor de keuze van de ventilatieroosters en hun
afmetingen indien van toepassing.
Het daarop volgend hoofdstuk betreft een technische leidraad en behandelt de verschillende gevelelementen
die in praktijk meestal zullen voorkomen. Deze leidraad geeft ook praktische achtergrondkennis over de
materialen met betrekking tot hun geluidsisolatie evenals hun zwakheden of sterktes voor gebruik als
gevelisolatie of de grenzen van hun toepassingsmogelijkheden. Ook de algemene principes die bepalen hoe de
geluidsisolatie kan verbeterd worden of hoe de geluidsisolatie kan afnemen door een foute uitvoering in situ
komen aan bod. Tot slot worden van de meeste materialen en/of constructies ook voorbeelden gegeven van
geluidsisolaties zoals die in laboratorium werden gemeten en door fabrikanten ter beschikking gesteld. Dit ter
aanvulling van de databank behorende bij de rekentool.

De informatie van deze leidraad wordt in een laatste hoofdstuk gebruikt voor toepassing in de rekentool. In
rekenvoorbeelden, uitgewerkt met deze rekentool, wordt een voorbeeldcase van een woongebouw bestudeerd.
Van een veel voorkomende situatie van een woongebouw wordt berekend welke eigenschappen en
geluidsisolaties de verschillende gevelelementen dienen te bezitten om een welbepaalde DAtr-waarde van de
gevel te realiseren. Hiertoe worden 2 verblijfsruimtes naderbij bekeken: een leefruimte met keuken en een
slaapkamer, beide met twee gevelvlakken. Vertrekkende van een standaard alledaags voorkomende

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 14 van 138
basissituatie wordt met behulp van de rekentool de globale gevelisolatie bepaald. Vervolgens worden de
voorzieningen beschreven die nodig zijn om respectievelijk een gevelisolatie (DAtr) van 26, 30, 33, 36, 39 en 42
dB voor beide ruimtes te bekomen. Elk van deze situaties worden uitgebreid geanalyseerd om te komen tot
concrete en praktische keuzes van gevelelementen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 15 van 138
3 BEGRIPPEN EN GROOTHEDEN

3.1 GEBRUIKTE BEGRIPPEN


Voor een eenduidige begripsvorming in het verder verloop van de tekst worden hierna enkele begrippen nader
gedefinieerd. De hierna vermelde definities zijn overgenomen uit de referentiestudie van de KU Leuven uit 20033
en mogen in principe slechts in relatie met de toepassing van het te evalueren gewestelijk isolatievoorschrift
gezien worden. In andere voorschriften (normen, richtlijnen, ...) die in het kader van deze studie onderzocht
werden, kunnen evenwel andere, afwijkende definities gehanteerd worden. Deze begrippen werden ook al
gegeven in het vorige deel, maar worden hier herhaald om dat de meeste van hen ook in dit deel regelmatig
gebruikt worden en essentieel zijn voor een goed begrip.

− Binnengeluid is het verkeersgeluid in de binnenruimte. De kenmerkende grootheid is hier het


gestandaardiseerde ontvangniveau.
− Buitengeluid is geluid veroorzaakt in de buitenomgeving door verkeersgeluid. In dit onderzoek is
buitengeluid maar relevant voor zover het invalt op een woongebouw en door de gevel naar binnen dringt.
In de NBN-normen spreekt men niet over buitengeluid maar specifiek over (de bescherming tegen)
"omgevingslawaai", dat nader gedefinieerd is:
• NBN S01-400-1: 2018: ‘geluid buiten de woning in hoofdzaak veroorzaakt door wegverkeer,
spoorverkeer en vliegverkeer.’
• prNBN S01-400-1: 2019: ‘geluid buiten de woning in hoofdzaak veroorzaakt door wegverkeer,
spoorverkeer en vliegverkeer, industriële en commerciële activiteiten en technische installaties. Slechts
het deel van het buitenlawaai dat voldoet aan de geldende reglementeringen betreffende
omgevingslawaai en de van toepassing zijnde normen dient beschouwd te worden. Burenlawaai of
geluid van spelende kinderen worden niet tot het omgevingslawaai gerekend.’
Voor andere voorschriften uit de internationale verkenningen in deel 1 is dit niet systematisch onderzocht.
− Gevelisolatie / geluidsisolatie van gevel: eigenschap van een gevel om het buitengeluid te reduceren tot een
aanvaardbaar geluidsniveau binnen (in het kader van het te evalueren gewestelijk voorschrift is de
kenmerkende grootheid van de gevelisolatie de akoestische grootheid DAtr).
− Gevel: het geheel van gevelvlakken die samen de scheidingsconstructie tussen de buitenomgeving en een
binnenruimte vormen (inclusief de dakvlakken). Een gevel kan bestaan uit één of meerdere gevelvlakken.
Elk gevelvlak kan één of meerdere gevelelementen bevatten.
− Gevelvlak: deel van een gevel met dezelfde oriëntatie (voorgevel, zijgevel, dakvlak, ...)
− Gevelelement: deel van een gevelvlak met een bepaalde samenstelling, en waarvoor de eigenschappen
inzake geluidwering tegen luchtgeluid apart gemeten of berekend wordt (vb. spouwmuur, dakconstructie,
raam, deur, ventilatierooster, dakvlakvenster ...).
− Gevelbelasting: de kenmerkende grootheid van het buitengeluid: het geluiddrukniveau van het invallende
geluidveld. Om duidelijk te benadrukken dat dit invallend geluid betreft, zonder gevelreflecties gebruiken
de ISO-normen hiervoor het symbool L1,in.

3“Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer”, studie in
opdracht van de Vlaamse Gemeenschap (AMINAL), KU Leuven - Laboratorium Bouwfysica en het laboratorium Akoestiek en Thermische Fysica, o.l.v. Prof. Dr. Ir. G. Vermeir en
Prof. J. Thoen, i.s.m. met het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid (WTCB), Daedalos en Sound&Silence, Eindrapport 31 mei 2003

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 16 van 138
− Isolatievoorschrift: het geheel van de eisen of criteria waaraan de akoestische gevelisolatie van de te
beschermen in ruimten in woongebouwen moet voldoen voor de verschillende beschouwde bronnen (weg,
spoor- en/of luchtverkeer).
− Verblijfsruimte: ruimte in een woongebouw waar mensen tijdens hun aanwezigheid in hoofdzaak verblijven.
In het ontwerp van gewestelijk isolatievoorschrift wordt onderscheid gemaakt tussen:
• dagruimte: verblijfsruimte waar mensen tijdens hun aanwezigheid in hoofdzaak tijdens de dag- en
avondperiode (meestal 07-23u) verblijven (vb. woonkamer, keuken, studeerkamer, …)
• nachtruimte: verblijfsruimte waar mensen tijdens hun aanwezigheid in hoofdzaak tijdens de
nachtperiode (meestal 23-07u) verblijven (vb. slaapkamer).
Ruimtes die met elkaar verbonden zijn door een opening van minstens 5 m², die niet kan afgesloten
worden, beschouwt men als 1 ruimte.
− Woongebouw: gebouw bestemd voor individuele of collectieve huisvesting met permanente of tijdelijke
bezetting. In de NBN S01-400-1:2008 en de prNBN S01-400-1:2019 wordt een woongebouw gedefinieerd
als ‘een gebouw dat één of meerdere woningen bevat’, waarbij een woning een geheel is van aansluitende
ruimten dat normaal alleen toegankelijk is voor de eigen bewoners. Onder deze definitie wordt de
gebruikelijke interpretatie van het begrip woning begrepen en dus bijvoorbeeld niet hotels,
ziekenhuiskamers, rusthuizen enz…
− Verkeersgeluid: geluid veroorzaakt door wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer.
− Spoorverkeer: passagiers- en goederenverkeer op openbare spoorlijnen.
− Vliegverkeer: burgerlijk en militair luchtverkeer tijdens de vlucht, het landen en opstijgen inbegrepen.
− Wegverkeer: gemotoriseerd verkeer op de openbare weg: bromfietsen, motorfietsen, wagens,
bestelwagens, vrachtwagens, autobussen, landbouwvoertuigen, ...

3.2 GEBRUIKTE GROOTHEDEN EN SYMBOLEN


De grootheden en symbolen die in dit rapport worden gebruikt zijn weergegeven in de tabellen op de volgende
pagina’s. Zij zijn conform de geldende akoestische NBN EN ISO-normen en werden waar nodig aangevuld.
Sommige indexen worden voor meerdere situaties gebruikt. Indien dit het geval is wordt dit aangegeven. In deze
tabellen worden ook de respectievelijke eenheden gegeven.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 17 van 138
𝐴0 m² De referentieabsorptie oppervlakte bij meting in laboratorium. 𝐴0 = 10 m².
𝑐0 m/s De geluidssnelheid in lucht.
𝐶𝐿,𝑗 dB De gevelvlakfactor van gevelvlak j.
𝐶𝑡𝑟 dB Spectrale aanpassingsterm die rekening houdt met het specifieke spectrum van
verkeerslawaai zoals beschreven in EN ISO 717-1:1997.
𝐷𝐴𝑡𝑟 dB Het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor de volledige gevel
van de verblijfsruimte aangepast met het typespectrum voor wegverkeerslawaai
volgens EN ISO 717-1:1997
𝐷𝐴𝑡𝑟,𝑗 dB Het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een gevelvlak j met
het typespectrum voor wegverkeerslawaai volgens EN ISO 717-1:1997:
DAtr,j = D2m,nT,w,j + Ctr.
𝐷𝑛,𝑒,𝑖 dB De genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine gevelelement i.
𝐷𝑛,𝑒,𝑤 dB De gewogen genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine gevelelement.
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑤,𝑗 dB Het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een gevelvlak j
f - Afhankelijk van het voorkomen is dit een index die aangeeft dat het nevenweg f voor
(Hz) flankerende geluidsoverdracht van een gevelelement betreft (-) of de frequentie (Hz)
i - Index die aangeeft dat het gevelelement i betreft.
j - Index die aangeeft dat het gevelvlak j betreft.
k - Index die aangeeft dat het het samenstellende deel k van een samengesteld gevelvlak
betreft.
𝑘0 m-1 Golfgetal (=2 πf/𝑐0 )
𝑙𝑖 m De werkelijke lengte (of andere kenmerkende afmeting) van een kleine gevelelement
i.
𝑙0 m De referentielengte (of andere kenmerkende afmeting) van het kleine gevelelement
bij de meting in laboratorium. Meestal 𝑙0 = 1m.
𝑙𝑠,𝑘 m De werkelijke lengte van de naad of kier k van een samengesteld gevelelement.
𝐿1,𝑖𝑛,1 dB De hoogste gevelbelasting op een gevelvlak van de verblijfsruimte. Dit gevelvlak wordt
als gevelvlak 1 genomen.
𝐿1,𝑖𝑛,𝑗 dB De gevelbelasting op gevelvlak j van de verblijfsruimte.
𝐿1,2𝑚,𝑗 dB Het geluiddrukniveau gemeten per tertsband op 2 m loodrechte afstand van het
centrum van het gevelvlak j.
𝐿2,𝑗 dB Het gemiddelde geluiddrukniveau gemeten per tertsband in de ontvangstruimte als
gevolg van de geluidtransmissie enkel door het gevelvlak j.
m - Afhankelijk van het geval is dit het aantal flankerende wegen voor gevelvlak j of het
aantal naden of kieren van een samengesteld gevelelement.
𝑚′ kg/m² De massa per m² van een element.
𝑚′0 kg/m² De referentie massa per m² (= 1 kg/m²).
n - Afhankelijk van het geval is dit het aantal gevelelementen van gevelvlak j of het aantal
samenstellende delen van een samengesteld gevelelement.
p - Het aantal gevelvlakken van de verblijfsruimte
Tabel 1: Lijst van gebruikte grootheden en symbolen

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 18 van 138
q m³/u/m Het luchtdebiet doorheen een ventilatierooster van 1m
Q m³/u Het nominaal luchtdebiet conform de ventilatienorm NBN D 50-001 voor de
verluchting van een verblijfsruimte.
R dB Spectrale waarde van de geluidsverzwakkingsindex van een bouwelement in terts- of
octaafbanden conform NBN EN ISO 10140. De geluidverzwakkingsindex van een
constructiedeel wordt gemeten in het laboratorium volgens NBN EN ISO 10140-3.
R’ dB De schijnbare geluidverzwakkingsindex van een bouwelement gemeten in situ.
RAtr dB Eéngetalsaanduiding die de akoestische isolatie weergeeft van een bouwelement ten
aanzien van stadsverkeerslawaai. RAtr stelt de gewogen geluidverzwakkingsindex van
een bouwelement voor met het typespectrum voor wegverkeerslawaai volgens EN
ISO 717-1:1997: RAtr = Rw + Ctr
Ri dB De geluidsverzwakkingsindex van het gevelelement i.
R’j dB De schijnbare geluidsverzwakkingsindex van het gevelvlak j.
Rk dB De geluidsverzwakkingsindex van het samenstellend deel van een samengesteld
gevelelement.
Rs,k dB De geluidsverzwakkingsindex van een naad of kier k, per lopende meter, van een
samengesteld gevelelement.
Rw dB De gewogen geluidsverzwakkingsindex een bouwelement. De weegprocedure is
beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de labometing in tertsbanden van
geluidverzwakkingsindex R .
R’w dB De gewogen schijnbare geluidverzwakkingsindex van een bouwelement gemeten in
situ. De weegprocedure is beschreven in EN ISO 717-1. Ze steunt op een meting in situ
in tertsbanden van de schijnbare geluidverzwakkingsindex R’ .
Si m² De totale oppervlakte van het gevelelement i zoals gezien van binnenuit.
Sj m² De totale oppervlakte van het gevelvlak j zoals gezien van binnenuit.
Sk m² De totale oppervlakte van het samenstellende deel k van een samengesteld gevelvlak.
T s De nagalmtijd in de ontvangstruimte (verblijfsruimte).
𝑇0 s De referentienagalmtijd = 0.5 s.
V m³ Het volume van de verblijfsruimte.
w - Index die aangeeft dat het een gewogen geluidsverzwakkingsindex betreft conform
ISO 717-1.
x,y,r m Afstanden van een klein element tot een geluidsreflecterend oppervlak
𝛥𝐿𝑓𝑠,𝑗 dB De gevelstructuurfactor van het gevelvlak j.
𝜏𝑒,𝑖 - De transmissiecoëfficiënt voor directe geluidoverdracht van gevelelement i; dit is
gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door directe
geluidoverdracht door het gevelelement, tot het geluidvermogen dat invalt op het
ganse gevelvlak.
𝜏𝑓 - De transmissiecoëfficiënt voor flankerende geluidoverdracht van gevelelement f; dit
is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door
flankerende geluidoverdracht door het gevelelement, tot het geluidvermogen dat
invalt op het ganse gevelvlak.
Tabel 1: Lijst van gebruikte grootheden en symbolen (vervolg)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 19 van 138
4 DE REKENMETHODE

4.1 INLEIDING
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de rekenmethode die toegepast wordt voor de berekening van de
gevelisolatie DAtr per verblijfsruimte, uitgaande van de isolatie-eigenschappen van de samenstellende
gevelelementen j van de gevel. De methode is gebaseerd op de norm NBN EN ISO 12354-3:2017 ‘Building
acoustics — Estimation of acoustic performance of buildings from the performance of elements — Part 3:
Airborne sound insulation against outdoor sound’.
Deze rekenmethode vormt de basis van de rekentool. Ze is geldig voor de bepaling van de globale geluidsisolatie
van de gevel van een verblijfsruimte ten gevolge van buitenlawaai en maakt geen onderscheid tussen de
verschillende types verkeersgeluid. De gevel zelf kan uit verschillende gevelvlakken bestaan elk met een eigen
gevelbelasting terwijl elk gevelvlak op zich kan opgebouwd zijn uit meerdere gevelelementen (zie onderstaande
figuur). In hetgeen volgt wordt voor de verschillende gevelelementen de index i gebruikt, terwijl voor de
gevelvlakken index j wordt genomen.
Uitgaande van de geluidsisolatie en de afmetingen van deze gevelelementen, wordt de geluidsisolatie van elk
gevelvlak berekend. Vervolgens wordt aan de hand van de deze geluidsisolatie van elk gevelvlak en het verschil
in geluidsbelasting op deze gevelvlakken samen met het volume van de verblijfsruimte, de totale gevelisolatie
DAtr van de verblijfsruimte bepaald.
In de volgende paragrafen worden de verschillende stappen van de rekenmethode achtereenvolgens
beschreven.

Figuur 1: Voorstelling gevel, gevelvlakken j en gevelelementen i van een verblijfsruimte

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 20 van 138
De gevolgde methode is enigszins verschillend met deze van de vernoemde norm NBN EN ISO 12354-3:2017
waar er geen onderscheid gemaakt wordt naar gevelvlakken, maar waar de gevel beschouwd wordt als het
geheel van alle omhullende vlakken van een te beschermen ruimte ("By façade is understood the whole outer
surface of a room.The façade can consist of different elements, e.g. window, door, wall, roof, ventilation
equipment; the sound transmission through the façade is due to the sound transmission by each of these
elements. It is assumed that the transmission for each element is independent from the transmission of the
other elements.")
In de voorliggende methode wordt een onderscheid gemaakt met de bijdragen per gevelvlak om rekening te
houden met een gedifferentieerde gevelbelasting over de gevel. Dit vertrekt van de aanpak zoals opgenomen in
de Nederlandse NPR 5272:2003 ‘Geluidwering in gebouwen - Aanwijzingen voor de toepassing van het
rekenvoorschrift voor de geluidwering van gevels op basis van NEN-EN 12354-3’. Deze richtlijn is een verdere
uitwerking van de toepassing van NEN-ISO 12354-3 en dan specifiek voor de berekening van de karakteristieke
geluidwering (GA,k) in Nederland. Hierbij werd de gevelvlakfactor CL,j per gevelvlak j als bijkomende term
geïntroduceerd (zie verder). Dezelfde benadering per gevelvlak werd ook toegepast in de referentiestudie van
de KU-Leuven (PGA 2003) 4.

4.2 HET BEPALEN VAN DE GROOTHEID DAtr,j VAN EEN GEVELVLAK


Om de gevelisolatie DAtr van een verblijfsruimte te bepalen dienen de DAtr,j-waarden van de verschillende
gevelvlakken j van de verblijfsruimte bepaald te worden. Om aan te geven dat het om gevelvlak j gaat wordt bij
volgende formules, die conform de norm NBN EN ISO 12354: 2017 worden gebruikt, steeds de index j
toegevoegd.

De grootheid DAtr,j is het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een gevelvlak j met het
typespectrum voor wegverkeerslawaai volgens EN ISO 717-1:2013, namelijk:

𝐷𝐴𝑡𝑟,𝑗 = 𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑤,𝑗 + 𝐶𝑡𝑟

Met:
𝐶𝑡𝑟 (dB): een spectrale aanpassingsterm die rekening houdt met het specifieke spectrum van
verkeerslawaai zoals beschreven in EN ISO 717-1:1997.
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑤,𝑗 (dB): het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil van een gevelvlak j.

Deze grootheid D2m,nT,w,j is een ééngetalswaarde en wordt bepaald aan de hand van het gestandaardiseerde
geluiddrukniveauverschil D2m,nT,j bij de verschillende tertsbanden van 100 Hz tot 3150 Hz of in octaafbanden van
125 Hz tot 2000 Hz via de methode van de norm NBN ISO 717-1:1997.
Het bepalen van het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil in tertsbanden of in octaafbanden gebeurt
op basis van de volgende formule:

4“Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer”, studie in
opdracht van de Vlaamse Gemeenschap (AMINAL), KU Leuven - Laboratorium Bouwfysica en het laboratorium Akoestiek en Thermische Fysica, o.l.v. Prof. Dr. Ir. G. Vermeir en
Prof. J. Thoen, i.s.m. met het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid (WTCB), Daedalos en Sound&Silence, Eindrapport 31 mei 2003

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 21 van 138
𝑇
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑗 = 𝐿1,2𝑚,𝑗 − 𝐿2,𝑗 + 10 𝑙𝑔 𝑇
0

Met:
𝐿1,2𝑚,𝑗 (dB): het geluiddrukniveau gemeten per tertsband op 2 m loodrechte afstand van het centrum
van het gevelvlak j.
𝐿2,𝑗 (dB): het gemiddelde geluiddrukniveau gemeten per tertsband in de ontvangstruimte als
gevolg van de geluidtransmissie enkel door het gevelvlak j.
T (s): de nagalmtijd in de ontvangstruimte (verblijfsruimte).
𝑇0 (s): de referentienagalmtijd = 0.5 s.

Dezelfde grootheid kan ook bepaald worden aan de hand van een berekening via de volgende formule:

0.16𝑉
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑗 = 𝑅′𝑗 + 𝛥𝐿𝑓𝑠,𝑗 + 10 lg
𝑇0 𝑆𝑗

Met:
R’j (dB): de schijnbare geluidsverzwakkingsindex van het gevelvlak j.
𝛥𝐿𝑓𝑠,𝑗 (dB): het niveauverschil veroorzaakt door de vorm van het gevelvlak j of kortweg de
gevelstructuurfactor van het gevelvlak j.
V (m³): het volume van de verblijfsruimte.
Sj (m²): de totale oppervlakte van het gevelvlak j.
𝑇0 (s): de referentienagalmtijd = 0.5 s.

De schijnbare geluidsverzwakkingsindex van het gevelvlak j (R’j) is een fictieve geluidverzwakkingsindex van het
gevelvlak die men zou meten mocht men de gevel in zijn geheel in het laboratorium testen. Het is de
geluidverzwakkingsindex van een homogene wand met dezelfde oppervlakte als het gevelvlak, die hetzelfde
geluidvermogen zou doorlaten. Deze schijnbare geluidsverzwakkingsindex van het gevelvlak kan bepaald
worden aan de hand van de geluidsverzwakkingsindices R of de transmissiecoëfficiënten (τ) van de verschillende
gevelelementen, zoals in volgende paragraaf wordt uiteengezet.

De gevelstructuurfactor van het gevelvlak j (ΔLfs,j (dB)) kan positief (minder geluidsoverdracht) of negatief
(grotere geluidsoverdracht) kan zijn, afhankelijk van de hoogte van de zichtlijn en de gewogen
absorptiecoëfficiënt van de onderzijde van een balkon. Het positieve effect is te danken aan het afschermende
effect van gevelcomponenten zoals balkons of galerijen, terwijl het negatieve effect te wijten is aan de
weerkaatsing van geluid door externe oppervlakken van de gevel. Deze gevelstructuurfactor is gedefinieerd als
het verschil tussen het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld en het geluiddrukniveau op het oppervlak
van het gevelelement, plus 6 dB. Voor een volledig vlakke gevel is de gevelstructuurfactor daarom nul.
Waarden hiervan zijn terug te vinden in de normen NBN S 01-400-1 en NBN EN ISO 12354-3 en worden verder
in dit deel gegeven.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 22 van 138
4.3 DE SCHIJNBARE GELUIDSVERZWAKKINGSINDEX VAN HET GEVELVLAK
(R’J)
De schijnbare geluidsverzwakkingsindex van een gevelvlak j, namelijk R’j kan bepaald worden aan de hand van
de transmissiecoëfficiënten.

𝑛 𝑚

𝑅 ′𝑗 = −10 log (∑ 𝜏𝑒,𝑖 + ∑ 𝜏𝑓 )


𝑖=1 𝑓=1
Met:
𝑅′𝑗 (dB): de schijnbare geluidsverzwakkingsindex van het gevelvlak j.
𝜏𝑒,𝑖 (-): de transmissiecoëfficiënt voor directe geluidoverdracht van gevelelement i; dit is
gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door directe
geluidoverdracht door het gevelelement, tot het geluidvermogen dat invalt op het ganse
gevelvlak.
𝜏𝑓 (-): de transmissiecoëfficiënt van nevenweg f voor flankerende geluidoverdracht van het
gevelelement; dit is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald
door flankerende geluidoverdracht door het gevelelement, tot het geluidvermogen dat
invalt op het ganse gevelvlak.
n (-): het aantal gevelelementen van gevelvlak j.
m (-): het aantal flankerende wegen voor gevelvlak j.

Naast de directe geluidsoverdracht door de gevel kan ook flankerende geluidsoverdracht optreden, zoals door
geluidsafstraling van binnenwanden en/of -vloeren die aan de gevel zijn gekoppeld. De transmissiecoëfficiënt
voor flankerende geluidoverdracht van een gevelelement kan bepaald worden aan de hand van de
geluidsverzwakkingsindices van de flankerende wegen, de verbindingsdemping tussen de flankerende delen, de
koppellengte tussen de flankerende delen en de totale oppervlakte van het gevelelement (zie hiervoor NBN EN
ISO 12354-deel 3 en deel 1).
Deze norm geeft ook aan dat de bijdrage van flankerende transmissie normaal gesproken te verwaarlozen is bij
de berekening van de gevelisolatie. Als stijve elementen, zoals beton of baksteen, echter worden verbonden
met andere stijve elementen in de ontvangstruimte, zoals vloeren of scheidingswanden, kan flankerende
transmissie toch bijdragen aan de algehele geluidsoverdracht. Dit kan belangrijk worden waar de eisen hoog
zijn.
In de meeste gevallen is het echter niet nodig om de bijdrage van flankerende transmissie te berekenen. Voor
de zekerheid kan het in de gevallen met stijve elementen voldoende zijn om flankerende transmissie op een
globale manier op te nemen door de geluidsverzwakkingsindex voor dit type stijve, zware gevelelementen te
verlagen; 2 dB aftrekken is normaal gesproken voldoende.

4.4 DE TRANSMISSIE PER GEVELELEMENT


Een gevelelement is het kleinste onderdeel van de gevel waarvoor de transmissie berekend wordt. Voor elk
gevelelement van een gevelvlak berekent men de transmissiecoëfficiënt. Dit is de verhouding tussen het

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 23 van 138
geluidvermogen, doorgelaten door het gevelelement, tot het totale geluidvermogen dat op het gevelvlak invalt.
De verhouding oppervlakte van het gevelelement tot de oppervlakte van het gevelvlak zal dus steeds voorkomen
in de formule van de transmissiecoëfficiënt.

Voor de gevelelementen worden 3 formules gebruikt waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen 3
verschillende gevelelementen: gevelelementen, kleine gevelelementen en samengestelde gevelelementen.

1. Gevelelementen
Gevelelementen zijn grotere constructies zoals een venster, een spouwmuur, een dak, … Bij vensters kan het
bijvoorbeeld enkel de beglazing betreffen, maar ook de beglazing samen met het raamkader en met
voegdichtingen tussen opengaande en gesloten delen van het raam. Dit kan ook apart berekend worden (zie
samengestelde gevelelementen).
De geluidsisolatie van gevelelementen worden gekenmerkt door hun geluidverzwakkingsindex. Deze is bepaald
volgens NBN EN ISO 10140-2:2010 met de werkelijke oppervlakte van het gevelelement als referentie. In de
formule komen daarom enkel de werkelijke oppervlakte van het gevelelement en de oppervlakte van het
gevelvlak voor, naast de geluidverzwakkingsindex.

De transmissiecoëfficiënt van een gevelelement (i) wordt gegeven door volgende formule:

𝑅𝑖
𝑆
𝜏𝑒,𝑖 = 𝑆 𝑖 10−10
𝑗

Met:
𝜏𝑒,𝑖 (-): de transmissiecoëfficiënt van het gevelelement.
𝑆𝑖 (m²): de oppervlakte van het gevelelement i.
𝑆𝑗 (m²): de totale oppervlakte van het gevelvlak j, zoals gezien van binnenuit.
𝑅𝑖 (dB): de geluidsverzwakkingsindex van gevelelement i.

2. Kleine gevelelementen
Kleine gevelelementen zijn constructiedelen met een oppervlakte kleiner dan 1 m². Voorbeelden hiervan zijn
openingen, ventilatieroosters, … Hiervoor bestaat er een specifieke procedure voor de bepaling van de
geluidsisolatie in laboratorium.
Kleine gevelelementen worden gekenmerkt door hun genormaliseerde akoestische isolatie, die eveneens
bepaald wordt volgens NBN EN ISO 10140-2:2010. De meting gebeurt voor een element meteen welbepaalde
afmeting (meestal een lengte, mogelijk ook een oppervlakte) en wordt gerefereerd naar een fictieve oppervlakte
van 10 m².
De berekening van de transmissiecoëfficiënt omvat daarom zowel een correctie voor de oppervlakte van het
gevelvlak, waarbij 10 m² wordt genomen, als een correctie voor de werkelijke lengte van het kleine gevelelement
dat toegepast wordt in het gevelvlak. In de meeste gevallen wordt een klein gevelelement, bijvoorbeeld een
ventilatierooster, gekenmerkt door zijn lengte. Het is mogelijk een andere maat te nemen, bijvoorbeeld de
oppervlakte, waarbij dan voor de oppervlakte de aangepaste waarden moeten ingevuld worden. Een voorbeeld
hiervan is de geluidoverdracht door ronde openingen. In praktijk komen deze laatste elementen nog zelden
voor.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 24 van 138
De transmissiecoëfficiënt van een klein gevelelement wordt gegeven door:

𝐷𝑛,𝑒,𝑖
𝐴 𝑙
𝜏𝑒,𝑖 = 𝑆0 𝑙 𝑖 10− 10
𝑗 0

Met:
𝜏𝑒,𝑖 (-): de transmissiecoëfficiënt van het kleine gevelelement i.
𝐴0 (m²): de referentieabsorptie oppervlakte bij meting in laboratorium. 𝐴0 = 10 m²
𝑆𝑗 (m²): de totale oppervlakte van het gevelvlak j, zoals gezien van binnenuit.
𝑙𝑖 (m): de werkelijke lengte (of andere kenmerkende afmeting) van het kleine gevelelement i.
𝑙0 (m): de referentielengte (of andere kenmerkende afmeting) van het kleine gevelelement bij de
meting in laboratorium. Meestal 𝑙0 = 1m.
𝐷𝑛,𝑒,𝑖 (dB): de genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine gevelelement i.

3. Samengestelde gevelelementen
Wanneer een gevelelement bestaat uit verschillende samenstellende delen waarvan er geen geluidsisolaties
bekend zijn van het geheel maar wel van elk onderdeel apart, dan kan de globale geluidsisolatie ingeschat
worden op basis van de geluidsisolatie van de verschillende gevelelementen waarbij de eventuele interactie
tussen de onderdelen wordt verwaarloosd. Voorbeelden van samengestelde gevelelementen zijn ramen waarbij
de geluidsisolatie van het glas, het raamkader en de naden en kieren apart gekend zijn.
Samengestelde gevelelementen zijn te beschouwen als een combinatie van gevelelementen en naden en/of
kieren. Dit kan dus zowel op de kierdichting van een opengaand raam betrekking hebben als op de
ruwbouwaansluiting van het (vaste) raamkader of een beglazingsrand. De geluidverzwakkingsindex van het
gevelelement wordt gewogen met zijn oppervlakte. De geluidverzwakkingsindex van een naad of een kier,
bepaald per strekkende meter, wordt gewogen met zijn lengte. Beiden worden uiteindelijk gerefereerd naar de
oppervlakte van het gevelvlak.
De transmissiecoëfficiënt van een samengesteld gevelelement wordt dan:

𝑛 𝑚
𝑆𝑘 𝑅𝑘 𝑙𝑠,𝑘 −𝑅𝑠,𝑘
𝜏𝑒,𝑖 = ∑ 10−10 + ∑ 10 10
𝑆𝑗 𝑆𝑗
𝑘=1 𝑘=1

Met:
𝜏𝑒,𝑖 (-): de transmissiecoëfficiënt van het samengesteld gevelelement.
𝑆𝑘 (m²): de totale oppervlakte van het samenstellende deel k.
𝑆𝑗 (m²): de totale oppervlakte van het gevelvlak j, zoals gezien van binnenuit.
𝑙𝑠,𝑘 (m): de werkelijke lengte van de kier of naad k.
𝑅𝑘 (dB): de geluidsverzwakkingsindex van samenstellend deel k.
𝑅𝑠,𝑘 (dB): de geluidsverzwakkingsindex van de naad of kier k, per lopende meter.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 25 van 138
4.5 DE GEVELSTRUCTUURFACTOR VAN HET GEVELVLAK (ΔLfs (DB))
Rekenwaarden voor het niveauverschil door de vorm van het gevelvlak, of gevelstructuurfactor, namelijk ΔLfs
(dB) worden voor een aantal geveltypes gegeven in de norm NBN EN ISO 12354-3:2017. Ook in de Belgische
norm NBN S 01-400-1: 2008, ‘Akoestische criteria voor woongebouwen’, worden hiervoor enkele waarden
gegeven.
De normatieve bijlage B van NBN S 01-400-1: 2008 geeft hiervoor waarden als aanpassing van de LA-waarde (de
A-gewogen grootheid die voor elk gevelvlak van de te beschermen ruimte uit de grootheid LAref berekend wordt:
zie deel 2). Opgelet volgende figuur geeft L - ΔLfs

Figuur 2: figuren 13 tot 18 van de normatieve bijlage B van NBN S 01-400-1: 2008

Afhankelijk van de aanwezigheid van een luifel of een balkon kan ΔLfs (dB) hiermee bepaald worden voor een
aantal eenvoudige gevallen. Deze norm houdt geen rekening met de absorptiecoëfficiënt van de luifel of balkon,
in tegenstelling met NBN EN ISO 12354-3:2017, die dit wel doet en eveneens meer situaties behandelt. Figuur 4
op volgende bladzijde geeft de waarden voor ΔLfs (dB). De waarde hangt af van de vorm van de gevel, de
absorptiewaarde van de onderkant van een balkon en van de algemene richting van het binnenkomende geluid.
De absorptie wordt aangegeven door de gewogen geluidsabsorptiecoëfficiënt αw in overeenstemming met ISO
11654 voor ≤ 0,3; 0,6 of ≥ 0,9. Het effect voor tussenliggende waarden kan worden afgeleid door interpolatie;
αw ≥ 0,9 geldt ook als een reflecterend oppervlak boven de beschouwde gevel afwezig is. De richting van het
binnenkomende geluid wordt gekenmerkt door de hoogte van de zichtlijn vanaf de bron naar het gevelvlak; de
relevante bronpositie is die welke resulteert in de laagste hoogte (zie Figuur 3).

1 absorptie
2 hoogte van de zichtlijn op de gevel
3 geveloppervlak
4 positie geluidsbron

Figuur 3: figuur C.1 van annex C van NBN EN ISO 12354-3:2017 met de bepalende parameters voor ΔLfs

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 26 van 138
Figuur 4: figuur C.2 van annex C van NBN EN ISO 12354-3:2017 met ΔLfs voor verschillende gevelvormen en oriëntaties van de bron

De gegevens van voorgaande figuren geven gewogen gemiddelde waarden over de beschouwde frequentie. De
waarden kunnen worden gebruikt als eerste schatting. Dit geeft een onderschatting van het effect bij hogere
frequenties wanneer de verschillen groter zijn dan 3 dB. De bijlage van deze norm geeft ook de waarden van
enkele situaties in octaafbanden (Figuur 5).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 27 van 138
Figuur 5: figuur C.3 van annex C van NBN EN ISO 12354-3:2017 met voorbeelden van waarden voor ΔLfs in octaafbanden met: ‘open
gallery’ =3, ‘closed gallery”=4, ‘open balcony’=6, ‘closed balcony’=7, ‘open terrace’=9 with an open fence ; ‘low’ = line-of-sight < 1,5m
and 'high' = line-of-sight >2,5m

4.6 HET BEPALEN VAN DE GROOTHEID DATR VAN DE GEVEL


Wanneer een verblijfslokaal een gevel heeft met meerdere gevelvlakken is de DAtr -waarde van de gevel te
bepalen uit de DAtr,j -waarden van de verschillende gevelvlakken j.
Deze gevelvlakken kunnen echter elk een verschillende gevelbelasting L1,in,j (dB) hebben. De eis van DAtr wordt
bepaald door de waarde van de hoogste gevelbelasting invallend op een gevelvlak van een verblijfsruimte.
Wanneer we het gevelvlak met de hoogste gevelbelasting van de verblijfsruimte kiezen als gevelvlak 1, dan kan
voor elk gevelvlak j een gevelvlakfactor CL,j gedefinieerd worden als volgt:

𝐶𝐿,𝑗 = 𝐿1,𝑖𝑛,1 − 𝐿1,𝑖𝑛,𝑗

Met:
𝐶𝐿,𝑗 (dB): de gevelvlakfactor van gevelvlak j
𝐿1,𝑖𝑛,1 (dB): de hoogste gevelbelasting op een gevelvlak van de verblijfsruimte. Dit gevelvlak wordt als
gevelvlak 1 genomen.
𝐿1,𝑖𝑛,𝑗 (dB): de gevelbelasting op gevelvlak j van de verblijfsruimte.

Volgens deze formule geldt ook dat voor de meest belaste gevel 𝐶𝐿,1 = 𝐿1,𝑖𝑛,1 − 𝐿1,𝑖𝑛,1 = 0 𝑑𝐵 ; voor de andere
gevelvlakken is de gevelvlakfactor steeds positief.

Er kan dan bewezen worden dat het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor de volledige
gevel met het typespectrum voor wegverkeerslawaai (DAtr) bepaald kan worden uitgaande van het gewogen,
gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil van elk gevelvlak met het typespectrum voor wegverkeerslawaai
(DAtr,j) met de volgende formule:

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 28 van 138
𝐷𝐴𝑡𝑟,𝑗+ 𝐶𝐿,𝑗
𝑝
𝐷𝐴𝑡𝑟 = −10log (∑𝑗=1 10− 10 )

Met:

𝐷𝐴𝑡𝑟 (dB): het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor de volledige gevel van de
verblijfsruimte aangepast met het typespectrum voor wegverkeerslawaai
𝐷𝐴𝑡𝑟,𝑗 (dB): het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor het gevelvlak j van de
verblijfsruimte aangepast met het typespectrum voor wegverkeerslawaai
p (-) het aantal gevelvlakken van de verblijfsruimte
𝐶𝐿,𝑗 (dB): de gevelvlakfactor van gevelvlak j

4.7 DE CORRECTIE VOOR VERKEERSLAWAAI (Ctr)


De waarden van de geluidsverzwakkingsindex van een gevelelement (R) of van naden en/of kieren (Rs) en van
de genormaliseerde akoestische isolatie van kleine gevelelementen Dn,e worden in laboratoria gemeten in
tertsbanden van 100 tot 3150 Hz (meestal tot 5000 Hz) en soms ook van 50 tot 5000 Hz. Deze waarden worden
ook meestal omgezet in octaafbandwaarden van 125 tot 2000 Hz (of van 63- 4000 Hz) via de formules:

𝑅(𝑠)𝑗
1
𝑅(𝑠) = −10log (3 ∑𝑛𝑗=1 10− 10 )
En:
𝐷𝑛,𝑒,𝑗
1
𝐷𝑛,𝑒 = −10log (3 ∑𝑛𝑗=1 10− 10 )

Met:

𝑅(𝑠) (dB): de geluidsverzwakkingsindex R of 𝑅(𝑠) in de beschouwde octaafband


𝐷𝑛,𝑒 (dB): de genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine gevelelement in de beschouwde
octaafband
𝑅(𝑠)𝑗 (dB): de geluidsverzwakkingsindex R of 𝑅(𝑠) in de tertsband j
𝐷𝑛,𝑒,𝑗 (dB): de genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine gevelelement in de tertsband j
j (-): de 3 tertsbanden binnen de beschouwde octaafband

Conform de procedures van NBN EN ISO 717-1 ‘Geluidleer - Bepaling van de geluidisolatie in gebouwen en van
gebouwdelen - Deel 1: Luchtgeluidisolatie’ kan van de bekomen octaafbandwaarden (of tertsbandwaarden) de
ééngetalswaarde met de gewogen geluidsverzwakkingsindex Rw (of Rs,w) of de gewogen genormaliseerde
akoestische isolatie Dn,e,w en de waarden van C en Ctr afgeleid worden. Samen wordt dit aangegeven als Rw (C;Ctr)
en Dn,e,w (C;Ctr) waarden. Hierna (Figuur 6) wordt een voorbeeld getoond van dergelijke meetresultaten in
laboratorium.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 29 van 138
Figuur 6: Voorbeeld van de meetresultaten van de geluidsverzwakkingsindex in laboratorium

De gewogen geluidsverzwakkingsindex met het typespectrum voor wegverkeerslawaai is dan Rw +Ctr en de


gewogen genormaliseerde akoestische isolatie met het typespectrum voor wegverkeerslawaai is dan Dn,e,w + Ctr.
(of verkort respectievelijk RAtr, en Dn,e,Atr). Het is mogelijk om ofwel de formules van de voorgaande paragrafen
toe te passen uitgaande van deze ééngetalswaarden voor elk gevelelement, klein gevelelement of samengesteld
gevelelement om vervolgens de schijnbare geluidsverzwakkingsindex R’w,j + Ctr van elk gevelvlak j te berekenen
via de ééngetalswaarden. Hiermee kan dan de D2m,nT,w,j + Ctr of DAtr,j-waarde van elk gevelvlak j als
ééngetalswaarde bepaald worden en daarna de globale DAtr-waarde van de gevel.
Ofwel gebeuren alle berekeningen steeds in de verschillende octaafbanden en wordt de DAtr,j-waarde van elk
gevelvlak j bepaald uitgaande van de octaafbandwaarden van D2m,nT,j van elk gevelvlak.
Beide benaderingen zijn volgens de norm even accuraat.

Voor de volledigheid wordt hier nog de procedure van de norm gegeven om Rw +Ctr, Dn,e,w + Ctr, R’w +Ctr, D2m,nT,w
+ Ctr of meer algemeen Xw + Ctr te bepalen uitgaande van de tertsbandwaarden of octaafbandwaarden van een
deze grootheden:

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 30 van 138
𝐶𝑡𝑟,𝑖 − 𝑋𝑖
𝑋𝐴𝑡𝑟 = 𝑋𝑤 + 𝐶𝑡𝑟 = −10log (∑ 10 10 )

Met:

𝑋𝐴𝑡𝑟 (dB): = 𝑋𝑤 + 𝐶𝑡𝑟 : zie hierboven.


i (-) index voor de tertsbanden van 100 tot 3150 Hz of voor de octaafbanden van 125 tot 2000
Hz.
𝑋𝑖 (dB): de geluidsverzwakkingsindex Ri, de schijnbare geluidsverzwakkingsindex R’i, … of algemeen
de grootheid Xi bij de i-de octaafband of tertsband.
𝐶𝑡𝑟,𝑖 (dB): de terts- of octaafbandwaarden van het Ctr spectrum van de tabel hieronder.

Frequentie (Hz) Spectrum Ctr


In tertsbanden In octaafbanden
100 -20
125 -20 -14
160 -18
200 -16
250 -15 -10
315 -14
400 -13
500 -12 -7
630 -11
800 -9
1000 -8 -4
1250 -9
1600 -10
2000 -11 -6
2500 -13
3150 -15
Tabel 2: Ctr correctiewaarden bij de verschillende terts- en octaafbanden

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 31 van 138
4.8 OVERZICHT VAN DE REKENMETHODE
In voorgaande paragrafen werden de verschillende stappen van de berekening van de geluidsisolatie van een
gevel van een verblijfsruimte (DAtr) apart beschreven. Hieronder wordt een schematisch overzicht gegeven van
de volledige rekenmethode.

INVOERGEGEVENS UITVOER
VERBLIJFSRUIMTE
DAtr
V, T0

ELK GEVELVLAK j
R’j of R’w,j +Ctr → D2m,nT,j of D2m,nT,w,j +Ctr =
Sj, ΔLfs,j, CLj DAtr,j

ELK GEVELELEMENT i
Gevelelement Si
Berekening τe,i → R’i of R’w,i +Ctr
Ri of Rw,i + Ctr
li
Klein gevelelement Berekening τe,i → R’i of R’w,i +Ctr
Dne,i of Dn,e,w,i + Ctr
Sk
Rk of Rk,w,i + Ctr
Samengesteld gevelelement Berekening τe,i → R’i of R’w,i +Ctr
ls,k
Rs,k of Rs,k,w,i + Ctr
Flankerende geluidsoverdracht --- (verwaarloosbaar) ---

Tabel 3: overzichtstabel rekenmethode gevelisolatie

4.9 NAUWKEURIGHEID GELUIDSISOLATIEGEGEVENS MATERIALEN


4.9.1 Algemene materiaalgegevens
Voor de invoer van materiaalgegevens zijn de geluidsverzwakkingsindices en/of de genormaliseerde akoestische
isolatie van de materialen of constructies nodig. Deze gegevens zijn afkomstig van laboratoriumtesten of van
berekeningsprogramma’s.
De akoestische prestatie van de gevelelementen kan variëren door productvariaties, verschillen tussen
laboratoria, meetnauwkeurigheden, inbouw- en verwerkingsinvloeden en fysische factoren zoals
elementafmetingen, temperatuurinvloeden, … Waarden die in laboratorium gemeten worden zijn niet altijd
gelijk aan de waarden die zullen voorkomen in reële situaties. Dit is zeker ook het geval voor waarden afkomstig
van berekeningsprogramma’s. Daarom is het zinvol om op deze waarden een veiligheidsmarge toe te passen die
rekening houdt met de normale spreiding op geluidisolatie van bouwelementen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 32 van 138
De gegevens afkomstig van laboratoriummetingen zijn over het algemeen heel betrouwbaar wanneer ze zijn
uitgevoerd volgens de meetmethode van de norm en het element overeenkomt met het element dat in situ zal
worden gebruikt. Gegevens afkomstig van rekenmodellen en computerprogramma’s zijn met de nodige
voorzichtigheid te hanteren. Voor standaardconstructies zijn deze gegevens meestal redelijk betrouwbaar. Voor
constructies met afwijkende opbouw zijn ze vaak niet toepasbaar of moet een voldoende grote veiligheidsmarge
genomen worden.
Bij meetresultaten in laboratorium op basis van metingen van één enkel proefexemplaar van het beschouwde
gevelelement is het daarom aangewezen een veiligheidsmarge toe te passen. Bij meer veralgemeende gegevens
over de akoestische prestatie van elementen, is dergelijke veiligheidsmarge meestal al meegenomen.
In de hoger vermelde internationale norm NBN EN ISO 12354-3: 2017 geeft informatieve bijlage B een tabel met
de gemiddelde waardes van verschillende glassamenstellingen. Hierbij wordt vermeld dat hierop een
standaarddeviatie zit van benaderend 1 à 2 dB.
De meetafwijking op resultaten bekomen via laboratoriummetingen bedraagt +/- 2 dB voor frequenties tot 315
Hz en +/- 1 dB erboven. In de Duitse norm DIN 4109 ‘Schallschutz im Hochbau‘ wordt als rekenwaarde globaal
een 2 dB lagere waarde genomen dan de gemeten laboratoriumwaarde. Dit is het meest gangbaar. In de
Nederlandse rekenmethode NPR 5272:2002 neemt men 1,5 dB als tussengelegen waarde voor de
veiligheidscoëfficient Cveilig.

Wanneer er voor de uitvoering van een constructie verwacht kan worden dat deze niet helemaal gelijkaardig
kan uitgevoerd worden zoals getest in laboratorium, dan is het aangewezen een grotere veiligheidsmarge toe
te passen. Een voorbeeld hiervan is een buitendeur. Van deuren is gekend dat zij bij toepassing in de praktijk
afwijkingen geven die groter zijn dan 2 dB. De afwijking is eerder van de grootte-orde van 5 dB, waarbij de
afwijking voornamelijk voorkomt bij de midden en hoge frequenties. Meestal heeft dit te maken met
voegdichtingen langs de zijkanten en bovenaan die niet voldoende samengedrukt zijn bij het sluiten van de deur
en/of door een voegdichting onder de deur die niet gelijkaardig uitgevoerd wordt als in laboratorium. Dit kan in
rekening gebracht worden door bij de berekeningen ook de invloed van voegen en kieren mee te nemen en
hiervoor een aangepaste waarde te kiezen. Dit is echter vaak moeilijk door het ontbreken van voldoende
nauwkeurige gegevens. Daarenboven betreft de informatie van fabrikanten ook meestal de
geluidsverzwakkingsindex van hun deur met deuromlijsting en toegepaste voegdichting rondom. Het is dan ook
meestal eenvoudiger hiervan gebruik te maken en een grotere veiligheidsmarge toe te passen.

Voor sommige materialen dient er ook rekening gehouden te worden met andere aspecten die er toe leiden dat
een aangepaste veiligheidsmarge is toe te passen op het materiaal. De volgende paragrafen verduidelijken dit.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 33 van 138
4.9.2 Ramen en beglazing
De ramen en hun beglazing zijn vaak de meest bepalende factor voor de globale
geluidsisolatie van een gevel. Daarom is het belangrijk dat de gekozen waarden van
de geluidsverzwakkingsindex maximaal overeenkomen met de praktijk. De meeste
fabrikanten van beglazing beschikken over laboratorium gegevens van de
geluidsverzwakkingsindex van hun beglazing. Fabrikanten van ramen hebben meestal
ook laboratoriumgegevens over de geluidsisolatie van hun raamkozijnen (meestal
opengaande raamdelen) getest met een welbepaalde glassamenstelling. Deze
waarden werden verkregen op basis van proefresultaten waarbij vooral een
proeflichaam met afmetingen 1,23 m x 1,48 m (referentieafmetingen) wordt
gebruikt, wat overeenstemt met een totale oppervlakte van 1,82 m².

In praktijk blijkt deze geluidsverzwakkingsindex echter te verminderen bij grotere afmetingen van het raam. Dit
is reeds het geval bij afmetingen groter dan 2.7 m². De Belgische/Europese norm NBN EN 14351-1 (2006) –
‘Ramen en deuren - Productnorm, prestatie-eisen - Deel 1 : Ramen en deuren zonder brand- en rookwerende
kenmerken’ geeft in zijn normatieve bijlage B correcties voor andere raamafmetingen.

Oppervlakte van het raam Correctiefactor voor de geluidsverzwakkingsindex


Rw en Rw + Ctr
Totale oppervlakte ≤ 2.7 m² 0 dB
2.7 m² < Totale oppervlakte ≤ 3.6 m² - 1 dB
3.6 m² < Totale oppervlakte ≤ 4.6 m² -2 dB
Totale oppervlakte > 4.6 m² -3 dB
Tabel 4: Extrapolatieregels in functie van de raamafmeting cfr. NBN EN 14351-1 (2006)

Dezelfde norm geeft ook de procedure voor de bepaling van Rw(C;Ctr) van een raam, uitgaande van de waarde
van de isolerende beglazing. Dit is van toepassing op enkele vaste en opengaande ramen (geldig voor ramen en
schuiframen). Tabel B.2 van de normatieve bijlage B van deze norm geeft de Rw+ Ctr-waarde van een raam
uitgaande van de Rw+ Ctr-waarde van de isolerende beglazing (zie Tabel 5). Deze tabel is gebaseerd op het feit
dat vanaf een welbepaalde Rw+ Ctr-waarde de geluidsverzwakkingsindex Rw+ Ctr van de raamkozijnen zwakker
wordt dan deze van de beglazing. Dit is eerder het geval bij schuiframen dan bij opengaande of vaste ramen
wegens de zwakkere afdichtingsprofielen. De waarden van schuiframen zijn niet van toepassing op
hefschuiframen, die meestal beter presteren.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 34 van 138
Rw+ Ctr a) van de isolerende Enkele ramen b) Schuiframen, enkele c)
beglazing (dB) Raam Rw+ Ctr (dB) Vereist aantal Raam Rw+ Ctr (dB) Vereist aantal
afdichting(en) d) afdichting(en) d)
24 26 1 24 1
25 27 1 25 1
26 28 1 26 1
27 29 1 26 1
28 30 1 27 1
30 31 1 27 1
32 32 2 28 1
34 33 2 N/A N/A
36 34 2 N/A N/A
a
) Getest overeenkomstig EN ISO 140-3 (referentiemethode) of generieke waarde overeenkomstig EN 12758
of EN 12534-3.
b
) Enkele, vaste en opengaande ramen (uitzet-, Italiaansuitzet-, opendraaiende, valramen) met een
luchtdichtheidsklasse van 3.
c
) Enkele ramen met een luchtdichtheidsklasse van 2.
d
) Alleen opengaande ramen.
Tabel 5: Rw+ Ctr-waarde van een raam uitgaande van de Rw+ Ctr-waarde van de isolerende beglazing cfr. NBN EN 14351-1 (2006)

4.9.3 Kleine gevelelementen en ventilatieroosters


De akoestische prestatie van ventilatievoorzieningen is meestal gebaseerd op metingen aan één enkel
exemplaar van een voorgeschreven afmeting die meestal niet met de praktijktoepassing zal overeenkomen.
Behalve de aanpassing van de lengte in functie van het gevraagde debiet, dient er rekening gehouden te worden
met volgende factoren (zie ook NPR 5272:2002):
- een veiligheidsmarge (Cveilig in NPR 5272:2002);
- de geluidinvalsrichting (Celevatie in NPR 5272:2002);
- een positie-effect (Cpositie in NPR 5272:2002)

In de NPR 5272:2002 wordt als veiligheidsmarge de waarde 1.5 dB genomen voor elke octaafband (of globaal).

Het gewogen element-genormaliseerd niveauverschil van een klein gevelelement met of zonder het
typespectrum voor wegverkeerslawaai(Dn,e,w of Dn,e,w +Ctr) wordt in laboratorium gemeten in een diffuus veld. In
situ kan een klein gevelelement op een meer specifieke manier worden beïnvloed door de richting van het
invallende geluid dan andere types gevelelementen. Vooral bij ventilatieopeningen is gebleken dat er een
neiging is tot lagere waarden bij een hoek waar het geluid meer in de opening wordt geleid. Volgens ISO 12354-
3 kan dit neerkomen op een verlaging van 1 dB tot 3 dB van het resultaat in situ.
In de NPR 5272:2002 worden waarden gegeven voor Celevatie. Deze waarden zijn functie van de verhouding tussen
de hoogte van de gevel boven het wegdek of spoor (H) en 2x de gevelbreedte met een minimum van 10m (D).
Als indicatie kan gesteld worden dat voor H/D < 0.3: Celevatie = 0 dB; H/D = 0.5: Celevatie = 0.5 dB; H/D = 0.7: Celevatie
= 1.5 dB en H/D ≥ 1: Celevatie = 3 dB. Voor vliegtuiggeluid neemt men aan dat Celevatie = 0 dB.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 35 van 138
Tot slot heeft ook de positie van een klein gevelelement in het gevelvlak een invloed. In het laboratorium wordt
de genormaliseerde akoestische isolatie van een klein gevelelement steeds gemeten in het midden van een
proefwand. De geluidoverdracht door een klein gevelelement verhoogt echter wanneer het element in een hoek
tussen twee of meer wanden wordt aangebracht. Dit is zowel geldig voor de binnenzijde als voor de buitenzijde.
De norm NBN ISO EN 12354-3 (2017) geeft waarden voor de invloed hiervan. Deze invloed kan bepaald worden
via de formule:

sin(2𝑘0 𝑥) sin(2𝑘0 𝑦) sin(2𝑘0 𝑟)


𝛥𝐷𝑛,𝑒 = 10 lg (1 + 0.75 + 0.75 + 0.75
2𝑘0 𝑥 2𝑘0 𝑦 2𝑘0 𝑟
Met:

𝑥 (m): de afstand in de x-richting tot een (zij)vlak.


𝑦 (m): de afstand in de y-richting tot een (zij)vlak.
r (-): de afstand tot de hoek (= √𝑥 2 + 𝑦 2 ).
𝑘0 (dB): het golfgetal 𝑘0 = 2 πf/𝑐0 met f de frequentie (Hz) en 𝑐0 de geluidssnelheid in lucht (m/s).

De norm geeft hiervoor een aantal voorbeelden in octaafbanden voor een hoek met 2 en 3 vlakken. De
overeenkomstige grafieken met waarden worden weergegeven op volgende bladzijde.
Wanneer dergelijke hoek binnen en buiten voorkomt zijn de waarden van beide samen te voegen.

De waarden zijn sterk frequentieafhankelijk waardoor er geen globale correctie kan toegepast worden op de
Dn,e,w,i + Ctr -waarde en dit steeds in octaafbanden moet toegepast worden op het ventilatierooster. In praktijk
worden meestal spleetvormige roosters toegepast, zodat de bovenste figuur van toepassing is waarvoor de
correcties wat minder uitgesproken zijn.

1 = element
X = frequentie in dB
Y = Dne in dB

Figuur 7: Effect van de nabijheid van reflecterende zijwanden of plafonds (binnen of buiten), ten opzichte van
de positie zonder reflectie van zijwanden. Boven: klein element in de buurt van hoek met twee vlakken,
spleetelement in de buurt van hoek met 2 of 3 vlakken. Onder: klein element met een hoek van 3 vlakken (zie
bijlage D van NBN ISO EN 12354-3 (2017)).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 36 van 138
4.10 INVLOED VAN DE GEVELVENTILATIE VAN EEN VERBLIJFSRUIMTE
Naast ramen zijn ook ventilatieopeningen in de gevel een zwak onderdeel van de globale geluidsisolatie van de
gevel. In het geval de ventilatie van een verblijfslokaal via de gevel dient te gebeuren, zijn de geschikte
ventilatieroosters te kiezen. De keuze van ventilatieroosters is gebaseerd op het nodige debiet dat dient ververst
te worden in de verblijfsruimte. Afhankelijk van dit debiet wordt de grootte (meestal de lengte) van de
ventilatieopening bepaald.
In laboratorium wordt het gewogen element-genormaliseerd niveauverschil van dergelijk klein gevelelement
bepaald voor een lengte van 1m. Afhankelijk van het ventilatiedebiet dat dit rooster kan geven (m³/u/m) is er
een lengte l (m) van dit rooster nodig om het gewenste debiet te kunnen realiseren.
Voor de totale lengte van het ventilatierooster wordt dan het overeenkomstige gewogen element-
genormaliseerd niveauverschil verminderd met 10log(l/l0) met l0 = 1m.
Hoe langer de totale lengte van het ventilatierooster dient te zijn, des te kleiner wordt de overeenkomstige
geluidsisolatie van het totale rooster.

Voor woningen wordt het nodige ventilatiedebiet bepaald door de vloeroppervlakte van de verblijfsruimte en
de aard van de verblijfsruimte. Concreet vraagt de ventilatienorm (norm NBN D 50-001) de ontwerpdebieten te
realiseren die gegeven worden in de tabel hieronder voor de luchttoevoer naar het lokaal.

Nominale debiet Debiet mag beperkt


Ruimte
Algemene regel Minimaal debiet worden tot
Woonkamer 75 m³/u 150 m³/u
Slaapkamer
Studeerkamer 3.6 m³/u per m² vloer
25 m³/u 72 m³/u
Speelkamer
Bureau
Tabel 6: ventilatiedebiet toevoer in functie van de oppervlakte van het lokaal (NBN D50-001)

Wanneer Q (m³/u) het minimaal geëiste ontwerpdebiet is en q (m³/u/m) het debiet dat door een rooster van 1
m kan bekomen worden, dan is de nodige lengte van het rooster l = Q/q.
Hieruit volgt dan dat het overeenkomstige gewogen element-genormaliseerd niveauverschil van het volledig
ventilatierooster dat nodig is in de gevel, verminderd wordt met 10log(l/l0) = 10 log(Q/q). Hoe kleiner het debiet
dat het rooster doorlaat hoe groter deze vermindering wordt.
Vermits voor de berekening van de akoestische gevelisolatie de afmetingen van het verblijfslokaal gekend
moeten zijn, kan ook het minimaal geëiste ontwerpdebiet bepaald worden en kan, wanneer het doorlaatdebiet
van het rooster gekend is, ook de nodige lengte of de overeenkomstige vermindering van het gewogen element-
genormaliseerd niveauverschil bepaald worden. Nodige voorwaarde bij de berekening van de gevelisolatie is
dan ook, indien ventilatieroosters gebruikt worden, dat ofwel de lengte van het rooster al dient gekend te zijn
ofwel dat het doorlaatdebiet doorheen het gekozen rooster moet gekend zijn.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 37 van 138
5 REKENTOOL

5.1 INLEIDING
Op basis van de formules en informatie van voorgaand hoofdstuk werd een rekentool ontwikkeld. Dit gebeurde
in een Microsoft Excel omgeving waarbij gebruik gemaakt wordt van Visual Basic algoritmes. Deze tool laat toe
de geluidsisolatie van de gevel van een verblijfsruimte te berekenen. Voorliggende hoofdstuk betreft de
handleiding van deze tool. Hier wordt uiteengezet hoe deze rekentool dient gebruikt te worden
(gebruikershandleiding) om de verschillende onderdelen van de gevel en hun afmetingen in te geven, en ze te
koppelen aan een databank van geluidsisolaties. Deze rekentool toont zowel grafisch de verschillende
elementen, hun afmetingen en akoestische karakteristieken, alsook de berekende geluidsisolatie van elk
gevelvlak en de totale gevelisolatie. De tool houdt ook rekening met het nodige ventilatiedebiet voor de keuze
van de ventilatieroosters en hun afmetingen indien van toepassing. Deze gebruikershandleiding is ook terug te
vinden bij de rekensoftware.

5.2 OPZET
De opzet van de rekentool is dat het intuïtief gebruikt kan worden. Een grafische, maar abstracte, interface is
hiervoor opgezet. Alle informatie is zichtbaar in één scherm (werkblad).

De tool bepaalt de globale geluidsisolatie van de gevel van een verblijfsruimte ten gevolge van buitenlawaai. De
gevel zelf kan uit verschillende gevelvlakken bestaan elk met een eigen gevelbelasting terwijl elk gevelvlak op
zich kan opgebouwd zijn uit meerdere gevelelementen.

Figuur 8: Voorstelling gevel, gevelvlakken j en gevelelementen i van een verblijfsruimte

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 38 van 138
Uitgaande van de geluidsisolatie en de afmetingen van deze gevelelementen, wordt de geluidsisolatie van elk
gevelvlak berekend. Met deze geluidsisolatie van elk gevelvlak en het verschil in geluidsbelasting op deze
gevelvlakken samen met het volume van de verblijfsruimte wordt de totale gevelisolatie DAtr van de
verblijfsruimte bepaald.

Voor de keuze van de gevelelementen kan de gebruiker kiezen uit een lijst (databank). Deze lijst bevat veel
courant gebruikte en verkrijgbare producten. Hij kan deze lijst uitbreiden en op die manier personaliseren.
Elementen waarvoor hij courant kiest kan hij groeperen.

5.3 INSTELLINGEN
De tool is gebaseerd op de Microsoft Excel omgeving en maakt gebruik van Visual Basic algoritmes. Om deze te
kunnen uitvoeren moet bij de Excel opties in het Trust centrum de Macro instellingen zodanig zijn dat ze kunnen
worden uitgevoerd.

(2)

(1)
(3)

Figuur 9: Excel macro instellingen in het vertrouwenscentrum

De tool maakt ook gebruik van "slicers" voor tabellen. Deze functie is in Excel ondersteund sinds 2010.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 39 van 138
5.4 WERKBLADEN
In het werkboek vind je vier werkbladen terug.

Figuur 10: Werkbladen

Het "START" werkblad geeft een korte inleiding naar de opzet en het gebruik van de rekentool.

In het "RUIMTE1" werkblad kan de gebruiker de gevelisolatie berekenen van één verblijfsruimte van een
gebouw. De naam van dit werkblad is te kiezen door de gebruiker. De gebruiker kan dit werkblad ook kopiëren
en een andere naam geven. Op die manier kan in één werkboek de gevelisolatie van verschillende
verblijfsruimtes berekend worden.

Het werkblad "DATABANK" kan niet van naam veranderd worden. Hier vind de gebruiker een lijst terug van
gevelelementen die kunnen geselecteerd worden bij de berekening. In deze lijst wordt ook een bronvermelding
aangegeven die uitgeschreven kunnen teruggevonden worden in het werkblad "REFERENTIES".

De werkbladen "START" en "REFERENTIES" zijn zuiver informatief en zijn niet beveiligd naar oneigenlijk gebruik.

In het werkblad "DATABANK" heeft de gebruiker de mogelijkheid om de databank aan te passen. Dit werkblad
is om die reden dan ook niet beveiligd.

Het werkblad "RUIMTE1" is het eigenlijke werkblad. Ze is grotendeels beveiligd maar niet volledig. Een aantal
velden kunnen en moeten nog ingevuld worden en de gebruiker kan gevelvlakken en gevelelementen
genereren, aanpassen en verwijderen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 40 van 138
5.5 STAPPEN BIJ HET UITVOEREN VAN EEN BEREKENING
De figuur geeft de begintoestand van het werkblad "RUIMTE1" aan.

(1)

(3)

(2)

Figuur 11: Werkblad "RUIMTE1"

Alle velden zijn beveiligd behalve deze die blauw ingekleurd zijn. Ze zijn al voorzien van een startwaarde die nu
door de gebruiker mag aangepast worden. Zo moeten alvast de binnenafmetingen van de ruimte (1) conform
de toepassing aangepast worden.

De geruite grijze zone (2) is de "canvas" waar de gebruiker op kan werken.

In het begin zijn er nog geen gevelvlakken en gevelelementen. Een eerste gevelvlak kan gegenereerd worden
door, op positie (3), te kiezen voor een "GEVELVLAK A", maak "GEVELVLAK" en op "GO" te drukken.

(6)
(5)
(4) (7)

Figuur 12: Maak een gevelvlak of een gevelelement aan

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 41 van 138
Het gevelvlak zal als een roodgekleurde figuur verschijnen. In deze figuur wordt in tekst aangegeven over welk
gevelvlak het hier gaat. Automatisch worden ook de afmetingen van de figuur gegeven, dat is breedte en hoogte,
en ook de oppervlakte.

De gebruiker kan de figuur selecteren door eenmalig erop te klikken, dus géén dubbele klik. Hij kan de figuur
verplaatsen op de canvas door te "slepen" (drag). Door te slepen (=muis indrukken en bewegen) van een punt
op de halve zijde of op de hoek (4) kan hij de afmetingen van de figuur aanpassen, zij het ruwweg.

Een update van de aangepaste afmetingen, maar ook van de aangepaste resultaten, krijg je indien je even buiten
de figuur klikt.

De schaal kan men links terugvinden (5) en heeft zelf een lengte van 5 vakjes. De gebruiker kan aangeven wat
de overeenkomstige reële lengte is van deze schaal. In het voorbeeld is 1 meter gekozen. Indien deze waarde
wordt aangepast worden de afmetingen van de gevelvlakken en gevelelementen automatisch aangepast. De
grootte van de figuur verandert weliswaar niet.

Indien je de afmetingen van de figuur correct wil stellen, dan kan je op de knop (6) "Kies afmetingen" klikken
indien je eerst een figuur selecteert. In een pop-up venster (7) kan je de afmetingen ingeven (in cm).

(9) (8)
Figuur 13: Maak een gevelvlak of een gevelelement aan

In een gevelvlak kan je vervolgens gevelelementen plaatsen. Een gevelelement kan een (8) bouwelement, een
klein element, een kaderelement of een lijnelement zijn. Na de keuze komt het element op een "GO"-klik te
voorschijn.

Figuur 14: Verschillende gevelelementen

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 42 van 138
Merk op dat de verschillende types gevelelementen visueel anders worden voorgesteld. Bouwelementen zijn
typisch muren, dakelementen, glas en ramen. Kleine elementen vindt men vooral terug als ventilatie-elementen.
Lijnelementen bij uitstek zijn naden en kieren waar enkel de lengte van belang is. Een kaderelement is een
lijnelement dat rond een bouwelement kan aangebracht worden en waar de lengte een omtrek betreft.

De naamgeving van elk element gebeurt op basis van het gevelvlak waartoe het behoort. Er zijn maximaal 4
gevelvlakken A, B, C en D voorzien (9). Het volgnummer hierop is een numeriek toenemend getal voor elk type
element. Deze codering komt van pas bij verwijzingen in een nota of een bespreking.

Het verplaatsen of aanpassen van deze elementen gebeurt op dezelfde manier als voor een gevelvlak.

(10)

Figuur 15: Link een element met de databank

In het begin weet men nog niet waaruit het gevelvlak, en ook de gevelelementen, bestaat of is opgebouwd. Voor
een geselecteerd vlak of element kan de keuze voor een product en/of materiaal gemaakt worden uit de
databank. Hiervoor klik je op de knop "Link met databank" (10).

(11)
(13)
(12)

Figuur 16: Link met de pop-up databank

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 43 van 138
De databank komt te voorschijn. Enkel de producten van het type element dat je geselecteerd had worden
getoond. Dit wordt ook aangegeven door de "slicer" "ELEMENT" (11). Verander dit niet. Met de slicer "TYPE"
kan een subcategorie worden gekozen (12). De getoonde lijst wordt dan meer gericht.

Klik op een veld in de rij van het product dat je kiest (13). Bevestig je keuze door links bovenaan in het groene
veld "BEVESTIG KEUZE" te klikken (14). Mocht je je keuze uitstellen dan kan je dat doen door in het rode veld
"GEEN KEUZE" te klikken (15).

(14) (15)
Figuur 17: Bevestig of annuleer de link met de databank

Deze link is géén actieve of permanente link. Op het moment dat een product uit de databank wordt gekozen
wordt de data van dat product overgenomen in het geselecteerde element. Met deze gegevens wordt verder
gerekend.

In de volgende figuur (Figuur 18) zie je een overzicht van een eenvoudige gevalstudie van een ruimte met één
gevelvlak waarin een raam voorzien is. De ruimte is 4m breed, 5m diep en 2.6m hoog. Het gevelvlak bestaat uit
metselwerk met een spouwmuur (16). Het raam is dubbel glas.

De isolatiewaarde van het vlak of element wordt hier aangegeven met XAtr waar X staat voor R bij een
bouwelement, voor Rs in het geval van naden en kieren en Dne wanneer het ventilatieroosters betreft. A wijst
op het A-gewogen karakter en tr verwijst naar de gewogen impact voor het geval van een typespectrum
wegverkeerslawaai. Meer hierover vind je terug bij de gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode.

Op basis van de isolatiewaarde en de afmetingen wordt de schijnbare geluidsverzwakkingsindex R'Atr van het
element berekend. Deze index geeft weer wat de geluidsisolatie zou zijn van de hele gevel indien, naast het
beschouwde element, alle andere elementen maar ook het gevelvlak zelf een hele hoge isolatiewaarde zouden
hebben. Op die manier kan men gemakkelijk beoordelen welke gevelelementen het zwakste zijn en dominant
zijn bij de overdracht van het geluid. In huidig voorbeeld zie je dat de glaspartij een beduidend lagere R'Atr waarde
heeft in vergelijking met de stenen wand van het gevelvlak.

Dat vind je dan ook terug in het resultaat van de schijnbare geluidsverzwakkingsindex R'Atr voor heel de gevel
(17) die in dit geval gelijk is aan deze van het glas. Verder wordt DAtr,j bepaald (18), namelijk het gewogen
gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil over het betreffende gevelvlak. De berekening houdt rekening
met het effect van de nagalmtijd, het volume van de ruimte en de gevelstructuurfactor.

De structuur van de gevel kan een positief (kleinere geluidsoverdracht) of negatief (grotere geluidsoverdracht)
effect hebben op de geluidsoverdracht. Het positieve effect is te danken aan het afschermende effect van
gevelcomponenten zoals balkons of galerijen, terwijl het negatieve effect te wijten is aan de weerkaatsing van
geluid door externe oppervlakken van de gevel. In het veld van de gevelstructuurfactor kan het ingeschat effect
ingevuld worden. Meer informatie wordt gegeven in de meer gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 44 van 138
Wat betreft de ruimteakoestiek wordt rekening gehouden met het achterliggend volume en de nagalmtijd van
de ruimte die standaard is ingesteld op 0.5 seconde.

De ruimte kan beschikken over verschillende gevelvlakken, met andere eigenschappen of compositie, maar ook
met een andere gevelbelasting. Deze laatste factor wordt aangegeven in de gevelvlakfactor. In de
gevelvlakfactor moet een positieve waarde ingevuld worden die aangeeft hoeveel minder de geluidsbelasting is
op dit gevelvlak ten opzichte van het meest belaste gevelvlak waar 0 wordt ingevuld.

(17)
(18)
(19)

(16)

Figuur 18: Voorbeeld van een ruimte met één gevelvlak met raam

Uitgaande van de gevelisolatie van elk gevelvlak DAtr,j en de ingevulde gevelfactoren CL,j wordt het
geluiddrukniveauverschil DAtr (19) van de volledige gevel berekend.

Complexere gevalstudies met meerdere gevels en verschillende gevelelementen vind je terug in het volledige
rapport.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 45 van 138
5.6 AANVULLENDE INFORMATIE
Indien de breedte maal de hoogte groter is dan 1m² dan wordt de vloeroppervlakte ook berekend en op die
manier aangegeven (links detail in de figuur). Indien dit echter niet zo is (dat kan gemakkelijk door een 0 in te
typen bij breedte of hoogte) dan worden automatisch beide velden, breedte en hoogte, grijs gezet en
doorstreept. Op dat moment kan de gebruiker vrij een zelf gekozen vloeroppervlakte ingeven (rechts detail in
Figuur 19).

Figuur 19: Ingeven van de vloeroppervlakte

Het tekstveld van het vlak en de elementen zijn in principe aanpasbaar. Het wordt sterk afgeraden om dit te
doen. De goede werking van de berekening is gebaseerd op sleutelwoorden, posities en numerieke formaten.
Mocht je echter een XAtr waarde willen aanpassen dan zou je dit kunnen. In het voorbeeld wordt 51.0 dB
vervangen door 52.5 dB. Het programma past zelf R'Atr conform aan. Je zou zo een eigen element, al dan niet
fictief, eenvoudig kunnen invoeren.

Figuur 20: Editeerbare gegevens

De gebruiker krijgt hulp bij het bepalen van de ventilatie voorzieningen in het gevelvlak. Afhankelijk van de
vloeroppervlakte en het gebruik van de ruimte wordt er al aangegeven hoeveel ventilatie er volgens de
normering vereist is (20). Ventilatieroosters zijn kleine elementen (21) en kunnen gekozen worden uit de
databank. Het debiet (in m³/u/m, dus kubieke meter per uur per lopende meter lengte) dat kan geleverd worden
kan afhankelijk zijn van de lengte van het element. De tool houdt hier rekening mee en berekent het voorziene
debiet. Op die manier kan de gebruiker nakijken of hij aan normering voldoet. Het is ook mogelijk dat een rooster
wordt gekozen met een vast debiet (in dit geval in l/s of liter per seconde). Het debiet is steeds een geheel getal.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 46 van 138
(20)

(21)

Figuur 21: Ventilatieroosters

De totale oppervlakte van de elementen kan eigenlijk niet groter zijn dan de oppervlakte van het gevelvlak. Als
dit toch zo zou zijn, zie je dit visueel onmiddellijk, en zal de berekening géén resultaat geven. Dit wordt
aangegeven met de kardinaal tekens ###.

Figuur 22: Berekening is niet mogelijk

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 47 van 138
5.7 DATABANK
In het werkblad "DATABANK" vind je de geluidisolatie terug van een hele reeks elementen, producten en
uitvoeringen.

(22)

Figuur 23: Databank

De databank omvat de kolommen B tot en met P.

Kolom N bepaalt het soort element en kan maar uit 4 verschillende elementen bestaan, namelijk een
"BOUWELEMENT", "KLEIN ELEMENT", "LIJNELEMENT" of "KADERELEMENT". Op deze kolom is een "slicer" gezet
die je links in de figuur ziet staan.

Kolom B omvat een groepering van elementen. Deze benaming kan men echter vrij kiezen en de gebruiker kan
een eigen groep aanmaken of definiëren. Ook op deze kolom is er een "slicer", die je links terugvindt, om je
keuze sneller te kunnen maken.

Kolom F bevat de XAtr waarde waarmee er verder wordt gerekend. Informatief worden in de kolommen G tot en
met M octaafbandwaarden uitgezet, indien voorhanden.

Kolom E geeft de marge aan die men conservatief zou kunnen nemen op de isolatiewaarde om de rekenwaarde
te bepalen, dat is de waarde waar verder mee wordt gerekend. Het wordt aangeraden dat men op alle
ventilatievoorzieningen een marge van 2 tot 3 dB toepast op de laboratoriumwaarde. Er wordt ook aanbevolen
om een correctie van 1.5 dB toe te passen op in het laboratorium verkregen geluidsisolatiewaarden van
beglazingen. Het is bekend dat beglazing met eenzelfde opbouw een spreiding van 1 à 2 dB vertoont in de
meetresultaten. Overige correcties dienen naar eigen inzicht en ervaring te worden toegepast. Het is niet
duidelijk in welke mate de gegevens uit vrij beschikbare bronnen (zie verder referenties A en B) dan wel
laboratoriumwaarden dan wel rekenwaarden zijn. Indien het niet bekend is of de ingevoerde isolatiewaarden

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 48 van 138
laboratoriumwaarden dan wel rekenwaarden zijn, wordt aangeraden om een conservatieve waarde in kolom E
in te voeren.

In kolom P wordt met een ‘x’ aangeduid dat rekening wordt gehouden met een correctie voor ramen met een
oppervlakte groter dan 2.7 m², overeenkomstig de tabel opgenomen in NBN EN 14351-1 (2006).Dit is geldig voor
glas en ramen. De rekensheet neemt dan de overeenkomstige correctie (afhankelijk van het oppervlak van het
bouwelement) mee in de berekening.

De inhoud van de tabel is aanpasbaar. Je kan de tabel uitbreiden door in de tabel een rij toe te voegen of beter
door gebruik te maken van de knop "Open invulformulier" bovenaan (22). Op dat moment zal een invulformulier
zichtbaar worden waar je de elementen kan overlopen. Je kan hier ook nieuwe elementen bijvoegen of
verwijderen (23).

(23)

Figuur 24: Invulformulier

De databank bestaat uit bijna 1000 elementen en werd samengesteld op basis van twee referenties:

- Referentie A: "Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten


opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer" uitgevoerd door de KU
Leuven in opdracht van Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en
Natuurbeleid, mei 2003.
- Referentie B: "Geluidsisolatie gegevens GGG97" van de Intergemeentelijke werkgroep bouwfysica Grote
Gemeenten Amsterdam, Rotterdam, den Haag, Utrecht, Eindhoven. 5

5 Zie http://www.5gg.nl/

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 49 van 138
6 TECHNISCHE LEIDRAAD

6.1 INLEIDING
Met behulp van de rekentool kan de DAtr-waarde van een gevel van een verblijfsruimte berekend worden.
Praktisch is echter meestal de gewenste DAtr-waarde opgelegd en is het aan de professionals
(geluidsdeskundigen, ontwerpers, architecten, …) om te bepalen met welke materialen of constructies deze
waarde kan gerealiseerd worden. De databank horende bij de rekentool bevat reeds heel wat
materiaalgegevens en de overeenkomstige RAtr- en Dn,e,Atr – waarden van materialen en producten. Daarbij is het
ook mogelijk deze gegevens te rangschikken van laagste naar hoogste RAtr- of Dn,e,Atr – waarde waardoor het al
snel duidelijk is welke materialen beter geschikt zijn en welke niet. Het is echter ook interessant om wat
praktische achtergrondkennis te hebben over de materialen in het kader van de geluidsisolatie die ze kunnen
realiseren en meer bepaald hun zwakheden of sterktes voor gebruik als gevelisolatie of de grenzen van de hun
toepassingsmogelijkheden. Ook de algemene principes die bepalen hoe de geluidsisolatie kan verbeterd worden
of hoe de geluidsisolatie kan afnemen door een foute uitvoering in situ kunnen een praktische bron van
informatie zijn. In voorliggende hoofdstuk wordt ondersteunende informatie gegeven voor de berekening en
dimensionering van de vereiste gevelisolatie. In een volgend hoofdstuk wordt dit met een uitgewerkt
(voorbeeld)case van een woongebouw besproken.

6.2 GEVEL- EN LOKAALAFMETINGEN


De geluidsisolatie van een gevelvlak wordt bepaald door zijn schijnbare geluidsverzwakkingsindex
(materiaalgegeven), het niveauverschil veroorzaakt door de vorm van het gevelvlak (ontwerpparameter), het
oppervlak van het gevelvlak en het volume van de ruimte.
Hoe groter de oppervlakte van het gevelvlak (Sj) in verhouding met het volume (V) van de gebruiksruimte hoe
kleiner de uiteindelijke geluidsisolatie DAtr,j van dit gevelvlak zal zijn. Met ander woorden het gevelvlak zal een
betere schijnbare geluidsverzwakkingsindex moeten hebben om de gevraagde DAtr,j-waarde van dit gevelvlak te
kunnen realiseren.
Het verschil tussen de DAtr,j-waarde van een gevelvlak en de schijnbare geluidsverzwakkingsindex van het
0.16𝑉
gevelvlak RAtr,j bedraagt dan immers 10 lg 𝑇 𝑆 . De volgende grafiek toont de waarde van deze factor. Indien de
0 𝑗
vorm van het gevelvlak (ΔLfs = 0) geen invloed heeft geldt dan:

0.16𝑉
𝐷𝐴𝑡𝑟,𝑗 = 𝑅′𝐴𝑡𝑟,𝑗 + 10 lg
𝑇0 𝑆𝑗

Wanneer Sj/V kleiner is dan 0.32 dan is deze factor positief; erboven wordt deze negatief. Dit laat toe reeds een
eerste inschatting te maken van de gewenste 𝑅′𝐴𝑡𝑟,𝑗 van het gevelvlak voor een gevraagde geluidsisolatie-eis van
het gevelvlak.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 50 van 138
9
8
7
6
5
4
factor 10lg(0.16V/(T0Sj)

3
2
1
0
0.00

0.10

0.20

0.30

0.40

0.50

0.60

0.70

0.80

0.90

1.00

1.10

1.20

1.30

1.40

1.50
-1
-2
Sj/V (m²/m³)
-3
-4
-5
-6

0.16𝑉
Figuur 25: Verschil DAtr,j – R’Atrj = 10 𝑙𝑔 𝑇0 𝑆𝑗
in functie van Sj/V

6.3 GEVELMATERIALEN EN GEVELCONSTRUCTIES


Een gevel bestaat uit één of meerdere gevelvlakken. Elk van deze gevelvlakken is meestal opgebouwd uit
massieve en/of lichte onderdelen. Gevelelementen opgebouwd als massieve constructies met voldoende massa
(gewapend beton, betonblokken, kalkzandsteen, …) bieden door hun massa praktisch altijd voldoende
geluidsisolatie om aan de gewenste geluidsisolatie-eis te voldoen. Voor metselwerk opgebouwd uit lichte
bouwblokken zoals cellenbeton, snelbouwsteen, … is dit al minder het geval. In combinatie met een
buitenspouwblad in gevelmetselwerk is de geluidsisolatie vaak toch nog voldoende. In combinatie met een lichte
buitenbekleding zoals gevelbepleistering, gevelplaten of een houten bekleding zal echter de geluidsisolatie
beperkt blijven. Ook houtskeletbouw bestaat uit lichte onderdelen. Door een juiste manier van ontdubbelen van
verschillende wanddelen en keuze van materialen, kunnen toch hoge geluidsreducties bekomen worden, maar
het grote gevaar schuilt hier in een verkeerde opbouw of een slechte detaillering waardoor de gewenste isolatie
helemaal niet kan gehaald worden. Zeker bij sandwich panelen is dit het geval. Eenzelfde praktijk is ook geldig
voor een houten schuine of platte dakopbouw. Ook de huidige tendens van het gebruik van houten wanden in
CLT (cross laminated timber), ook in de gevelopbouw, behoort ondanks de massieve opbouw, tot de groep van
de lichte constructies.
Andere lichte elementen zijn vensters. De akoestische prestatie van ramen wordt door veel factoren beïnvloed:
de beglazing, invulpanelen, het schrijnwerk, de aansluiting tussen de bewegende en vaste raamdelen, de
aansluiting tussen de ramen en de andere gevelelementen. De glaspartijen vormen het grootste oppervlak van
het raam, maar afhankelijk van de glaskeuze en de opbouw kan de geluidsisolatie sterk variëren. Meestal zal
een zwaardere beglazing leiden tot een betere geluidsisolatie, maar afhankelijk van de opbouw van de
samenstellende elementen is dit niet altijd het geval. Vulpanelen in raamkozijnen zijn meestal licht en zeer dun,

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 51 van 138
om in de raamsponning te passen. Hierdoor is hun geluidsisolatie zeer beperkt en vaak veel slechter dan de
beglazing die elders gebruikt wordt. In de meeste gevallen zal het schrijnwerk voldoende geluidsreductie geven,
maar voor hogere geluidsreducties zal op een bepaald ogenblik dit schrijnwerk minder performant zijn dan de
beglazing en de geluidsisolatie van het geheel verzwakken. Dit is zeker het geval wanneer er een minder goede
dichting is tussen de bewegende onderdelen van de ramen, zoals bijvoorbeeld bij schuiframen of -deuren. Tot
slot kunnen slechte aansluitingen tussen ramen en andere gevelelementen nog leiden tot een verdere
verzwakking van de globale gevelisolatie.
Behalve vensters zijn er ook andere gevelelementen die door hun beperkte geluidsreductie en de aansluiting
met andere gevelelementen de geluidsisolatie van de constructie sterk kunnen verzwakken: deuren,
rolluikkasten, eventueel schoorstenen (open haard, kachel), verluchtingsopeningen. Zeker in nieuwbouw, met
thermische eisen, worden verluchtingsopeningen nog nauwelijks geplaatst in metselwerk, in houten wanden
of dakconstructies. Waar ze uitgevoerd worden betreffen het hoofdzakelijk ventilatieroosters boven ramen. Hoe
groter het gevraagde ventilatiedebiet, des te groter wordt de nodige opening naar buiten en des te zwakker
wordt de geluidsisolatie. Gewone ventilatieroosters kunnen niet meer toegepast worden. Akoestische roosters
zijn steeds noodzakelijk, maar ook zij hebben hun beperkingen en kunnen ofwel niet meer toegepast worden
wanneer hogere akoestische gevelisolaties worden gevraagd ofwel worden ze vrij volumineus.
Algemeen kan er gesteld worden dat hoe lichter de constructie, hoe slechter de detaillering tussen constructies
onderling, en hoe groter een eventuele opening naar buiten, hoe slechter de geluidsisolatie van de gevel. Lichte
constructies kunnen sterk verbeterd worden door een juiste opbouw en detaillering maar dit vraagt een correct
inzicht in hoe de geluidsisolatie kan gerealiseerd worden. Hetzelfde geldt voor aansluitingen met naden en
kieren en de opbouw van ventilatieopeningen.

Grofweg geeft volgende tabel (zie de reeds hoger vermelde referentiestudie van de KU Leuven uit 2003) een
eerste indicatie in welke grootte-orde de akoestische isolatie van deze producten zich bevindt. Het betreft een
grove schatting op basis van de Rw-waarde. De overeenkomstige RAtr-waarde zullen globaal enige dB lager
uitvallen, waarbij er kan verwacht worden dat bij lichte elementen deze afname belangrijker zal zijn dan bij de
zware elementen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 52 van 138
Tabel 7: Rw-waarde van gevelelementen in toenemende volgorde (Bron WTCB)

In de volgende paragrafen wordt voor verschillende materialen en constructies praktische informatie gegeven
over op welke manier de geluidsisolatie van de verschillende gevelelementen kan gerealiseerd kan worden en
wat hun beperkingen zijn. Daarnaast wordt ook de aandacht gevestigd op belangrijke uitvoeringsaspecten.

De belangrijkste materialen en constructies die gebruikt worden voor gevels zijn:

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 53 van 138
➢ Glas:
- Enkel glas
- Dubbel glas
- Drievoudige beglazing
- Ontdubbelde constructies
➢ Ramen:
- Schrijnwerk
- Voorzetvensters en dubbele vensters
- Lichtstraten en dakkoepels
➢ Buitendeuren
➢ Naden en kieren
➢ Ventilatieroosters
➢ Steenachtige materialen, beton, blokken:
- Enkelvoudige wanden
- Ontdubbelde wanden (vb. traditionele spouwmuur)
- Massieve wanden met lichte voorzetwand aan de binnenzijde
➢ Lichte constructies
- Houtskeletbouw
- Constructies uit CLT
➢ Dakconstructies
- Massieve platte daken
- Lichte platte daken
- Lichte hellende daken

Een belangrijke algemene opmerking is dat maatregelen in verband met energie en thermische isolatie niet
noodzakelijk ook leiden tot een betere akoestische isolatie. Een goede of betere thermische isolatie betekent
zeker niet een goede of betere akoestische isolatie. Stijve thermische isolatiematerialen zijn eerder ongunstig
voor de akoestiek, terwijl soepele materialen (minerale wol, …) dan weer gunstig kunnen zijn indien ze
oordeelkundig toegepast worden. Thermisch drievoudige beglazing zal bijvoorbeeld niet noodzakelijk akoestisch
beter presteren dan dubbele beglazing. Een gunstige evolutie bij de maatregelen in verband met energie en
thermische isolatie is de verstrengde wetgeving die leidt tot het vaker toepassen van ventilatie systeem D.
Ventilatiesysteem D gaat uit van mechanische ventilatie, en niet meer van ventilatieroosters in de gevels van de
verblijfsruimten, waardoor een voor de gevelisolatie zwakke schakel wordt uitgeschakeld.

In de volgende paragrafen worden de verschillende elementen meer gedetailleerd besproken.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 54 van 138
6.4 GLAS
6.4.1 Algemene indeling
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende mogelijke types beglazing.

Enkelvoudige beglazing Gewone enkele beglazing


Niet akoestisch gelaagde beglazing
Akoestisch gelaagde beglazing
Dubbele beglazing Gewone dubbele beglazing
Dubbel gelaagde beglazing
Dubbel akoestisch gelaagde beglazing
Drievoudige beglazing Gewone drievoudige beglazing
Dubbel gelaagde beglazing
Dubbel akoestisch gelaagde beglazing
Ontdubbelde constructies Dubbelvensters
Twee gekoppelde ramen
Voorzetraam
Tabel 8: Soorten glasconstructies

De laatste rij uit deze tabel betreffen ontdubbelde constructies waarbij ook de invloeden van de raamkaders
meespelen. Deze worden daarom in een volgende paragraaf behandeld.

6.4.2 Enkelvoudige beglazing


Enkelvoudige beglazing wordt hier enkel nog vermeld voor de volledigheid.
Door de eisen van thermisch comfort die aan de gevels worden opgelegd bij
bouwprojecten is dit niet meer van toepassing.
Bij enkelvoudige beglazing neemt de geluidsisolatie toe met zijn glasdikte
(grotere massa). De luchtgeluidsisolatie tegen verkeerslawaai (RAtr) zal globaal
variëren tussen 30 dB (4mm glas) en 37dB 19mm glas. Bij gelaagd glas ligt dit
globaal ca. 2 dB hoger; bij akoestisch gelaagd glas ca. 5 dB. Dit heeft te maken
met de coïncidentiedip die bij gelaagd glas minder uitgesproken is zoals
getoond wordt op naastliggende figuur. Gelaagd glas bestaat uit 2 glasbladen
gescheiden door 1 of meerdere PVB folies tussen de glasbladen. PVB folies zijn
kunststoffolies (polyvinylbutral) met een dikte van ca. 0,38 mm die bij breuk de
glasscherven samenhouden. Bij akoestisch gelaagd glas wordt een verbeterde
PVB folie gebruikt. Dit laatste heeft een nog gunstiger effect op deze
coïncidentiedip. Dit is ook het geval bij gebruik van giethars.
Figuur 26: Effect van gelaagd
glas op de geluidsisolatie
Met giethars gelaagd glas ontstaat door de polymerisatie van polymeerharsen die tussentwee glasplaten
worden gegoten. Akoestisch giethars is elastischer en leidt tot hogere dempingen dan PVB, indien de harslagen
1,5 tot 2 mm dik zijn.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 55 van 138
6.4.3 Dubbele beglazing
Akoestisch is dubbele beglazing niet noodzakelijk beter. Dubbele beglazing gedraagt zich zoals een massa-veer-
massa systeem. Dergelijk systeem kenmerkt zich door een resonantiefrequentie en een coïncidentiedip van elk
glasblad.
Rond de resonantiefrequentie van dit systeem valt de geluidsisolatie sterk terug. Deze resonantiefrequentie
wordt bepaald door de massa van elk van de glasbladen en de stijfheid van de ingesloten luchtlaag (bepaald
door de spouwbreedte). Gezien de traditionele spouwbreedtes erg klein zijn vormt de ingesloten luchtlaag
tussen beide glasbladen een stijve veer. Hierdoor valt deze resonantiefrequentie tussen zowat 150 en 400 Hz.
Daarom presteert dubbele beglazing bij de lage en midden frequenties vrij zwak, wat zich kenmerkt in grote Ctr-
correcties. Coïncidentiedips zijn functie van de dikte van het glasblad. Bij toenemende glasbladdikte verschuift
de coïncidentiefrequentie meer en meer naar het middenfrequentiegebied. Daarenboven verzwakt de
geluidsisolatie ook midden of hoogfrequent wanneer de coïncidentiezones van de samenstellende glasbladen
samenvallen, zoals bij symmetrische dubbele beglazing, d.w.z. bij glasbladen van gelijke dikte, vb. 4/12/4 of
6/12/6. Om die reden is het aan te raden steeds voor asymmetrische dubbele beglazing te kiezen, vb. 4/12/6,
ook in rustige omgevingen. De verliezen door coïncidentie zijn dan minder belangrijk door de compenserende
effecten van beide glasbladen.

Figuur 27: Effect van coïncidentie op de geluidsisolatie

Bij gewone thermische beglazing schommelt luchtgeluidsisolatie tegen verkeerslawaai tussen 26dB (4/12/4) en
36 dB (12/20/8).

Om de coïncidentie te verminderen en bij veiligheidsbeglazing wordt gelaagd glas toegepast. Dit heeft ook enige
positieve invloed op de geluidsisolatie. Afhankelijk van het feit dat één zijde of beide zijdes gelaagd zijn en of
glasbladen van dezelfde of verschillende diktes gebruikt worden is het mogelijk een geluidsverzwakkingsindex
tegen verkeerslawaai te bekomen van ca. 30 dB (voorbeeld 4-12-44.2(pvb) – zelfde glasdiktes) tot ca. 41 dB
(88.2-15-66.2 – verschillende glasdiktes en grote massa).

Deze gelaagde beglazing kan nog verder verbeterd worden door het toepassen van giethars of akoestische folies
(zie vorige paragraaf over enkele beglazing). Met speciale akoestische folies is het dan mogelijk Rw + Ctr-waarden
te bekomen van ca. 33 dB (voorbeeld 4-12-44.2st – zelfde glasdiktes) tot ca. 47 dB (88.2st-15-66.2st –
verschillende glasdiktes en grote massa).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 56 van 138
Figuur 28: Effect van (akoestisch) gelaagd glas op de geluidsisolatie

Figuur 29: Overzicht van het effect van de glassamenstelling op de geluidsisolatie

6.4.4 Drievoudige beglazing


Meer en meer gebruikt men tegenwoordig vanuit thermisch standpunt drievoudige beglazing. Ook hier geldt
dat drievoudige beglazing niet noodzakelijk beter presteert. Een drievoudige beglazing heeft immers ook 3
coïncidentiedips, die de geluidsisolatie sterk kunnen verzwakken, zeker wanneer ze samenvallen of kort bij
elkaar liggen. Daarenboven heeft drievoudige beglazing ook meerdere resonanties. Voor drievoudige beglazing
zijn dezelfde verbeteringen mogelijk met gelaagde beglazing.
Met gewone thermische drievoudige beglazingen zijn Rw + Ctr -waarden te realiseren van ca. 27 tot 34 dB,
gelijkaardig met gewone thermische beglazing.
Met gewoon gelaagd glas bij één of 2 glasbladen zullende Rw + Ctr -waarden variëren tussen ca. 30 en 40 dB.
Met akoestisch gelaagd glas kan dit verbeterd worden, en liggen de Rw + Ctr -waarden rond 32 tot ca. 46 dB.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 57 van 138
6.4.5 Ontdubbelde constructies
Om nog hogere geluidsisolaties te realiseren met glas dient de spouw tussen de glasbladen toe te nemen om op
deze manier de resonantiefrequentie te verlagen tot onder 100 Hz. Hoe breder de spouw tussen beide
glasbladen, hoe beter deze reductie kan zijn. Dit principe wordt toegepast in dubbelvensters, hetzij twee ramen
aan elkaar gekoppeld die samen open draaien, hetzij echt een voorzetraam voor het andere raam, hetzij twee
raamconstructies die in een ontdubbelde wandstructuur worden bevestigd, … . (zie verder in de paragraaf over
ramen).

6.4.6 Andere invloed parameters


Om de thermische prestaties van dubbele beglazing te verhogen kunnen speciale gassen gebruikt worden als
spouwvulling in plaats van lucht. Dit levert voornamelijk winsten op in het midden en hoogfrequent gebied,
maar (ca. 1 à 3dB verbetering voor Rw, of eventueel Rw + C). Maar voor de lagere frequenties en voor de Rw +
Ctr -waarde is er geen echte winst.

Het vergroten van de spouwafstand tussen de glasbladen is slechts beperkt mogelijk. Praktisch gaat men, tot 24
mm. Brede spouwconstructies vragen ook bredere raamprofielen. De akoestische invloed bij het verhogen van
de spouwafstand van 10 mm tot 20 mm blijkt al bij al beperkt. Via de koppelingsprofielen bestaat er een contact
tussen de glasbladen waardoor er een verzwakking ontstaat van de geluidsisolatie. Hierdoor blijft de verbetering
van een bredere spouw zeer beperkt.

Tot slot geldt er nog dat onder invloed van de warmte het effect van de akoestische folie wat kan afnemen. Om
die reden is het beter indien de mogelijkheid bestaat, het gelaagde deel van de beglazing langs de binnenzijde
te voorzien.

6.4.7 Verband thermische / akoestische isolatie


Het idee dat thermisch geïsoleerd glas ook beter akoestisch presteert is een misvatting. Zoals hierboven
aangegeven kan dubbel of drievoudig glas soms akoestisch minder performant uitvallen als gevolg van
resonantiefenomenen. Er kan geen éénduidige relatie tussen thermische prestaties (U-waarde) en akoestische
prestaties (R-waarde) opgesteld worden.

6.4.8 Overzicht akoestische prestaties van glas


De volgende tabel (Tabel 9) toont een beknopt overzicht van de RAtr-waarde die door de verschillende types
beglazing kan bekomen worden.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 58 van 138
TYPE BEGLAZING RAtr = Rw + Ctr (dB)
Enkelvoudige beglazing Gewone enkele beglazing 30-37 dB
Niet akoestisch gelaagde beglazing Gewoon enkel glas + 2dB
Akoestisch gelaagde beglazing Gewoon enkel glas + 5 dB
Dubbele beglazing Gewone dubbele beglazing 26-36 dB
Dubbel gelaagde beglazing 30-41 dB
Dubbel akoestisch gelaagde beglazing 33-47 dB
Drievoudige beglazing Gewone drievoudige beglazing 27-34 dB
Dubbel gelaagde beglazing 30-40 dB
Dubbel akoestisch gelaagde beglazing 32-46 dB
Ontdubbelde constructies Dubbelvensters
Twee gekoppelde ramen ≥ 45 dB
Voorzetraam
Tabel 9: Soorten glasconstructies en hun gemiddelde geluidsverzwakkingsindex met verkeerslawaaicorrectie

Voor de keuze van de geluidsisolatie van glas is het meestal het eenvoudigst om uit te gaan van de
geluidsgegevens van een glasfabrikant.
De tabellen op deze en volgende bladzijden tonen bijvoorbeeld de RAtr-waarde van verschillende
samenstellingen van dubbele en drievoudige beglazing van verschillende fabrikanten zoals AGC6 en
Sprimoglass7. Ter referentie worden ook de rekenwaarden van bijlage B.1 van ISO 12354-3 gegeven als algemene
referentie.

Gewoon dubbel glas

Tabel 10: Glassamenstellingen en geluidsisolatiegegevens gewoon dubbel glas (bronnen Sprimoglass en AGC)

6 Zie document Your Glass Pocket (§2.4 Acoustic glass) te vinden in de tools libraries op de website https://www.agc-yourglass.com/gb/nl van AGC

7 Zie brochure ‘Sprimophonique’ van 31/12/2019 en website https://www.sprimoglass.be/nl/producten/acoustische-beglazing/sprimophonique van Sprimoglass.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 59 van 138
Gelaagd dubbel glas

Tabel 11: Glassamenstellingen en geluidsisolatiegegevens gelaagd dubbel glas (bronnen Sprimoglass en AGC)

Akoestisch gelaagd dubbel glas

Tabel 12: Glassamenstellingen en geluidsisolatiegegevens akoestisch gelaagd dubbel glas (bronnen Sprimoglass en AGC)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 60 van 138
Drievoudige beglazing

Tabel 13: Glassamenstellingen en geluidsisolatiegegevens drievoudig glas (bronnen Sprimoglass en AGC)

Tabel 14: Rw(C;Ctr)-waarden van dubbel glas conform tabel B1 van bijlage B van NBN EN ISO 12354-3 (2017)

6.5 RAMEN
6.5.1 Het raamgeheel
Ramen of vensters bestaan uit een combinatie van beglazing, schrijnwerk, vulpanelen, aansluitingen, … . De
nodige geluidsisolatie dient met de combinatie van deze onderdelen gerealiseerd te worden. Het heeft aldus
geen nut om een betere beglazing te voorzien indien het raamkader en de aansluitingen hierop niet zijn
voorzien.
Vaak zijn de ramen bepalend voor de globale akoestische gevelisolatie, zeker wanneer de gevel geen
ventilatieroosters heeft en voor de rest enkel bestaat uit zwaar massief gevelmetselwerk. Hoe groter het
raamoppervlak ten opzichte van het achterliggend volume, hoe beter de akoestische prestatie van de ramen
moeten zijn om aan de akoestische eisen te voldoen. Wanneer verondersteld wordt dat de akoestische isolatie
van de rest van de gevel veel beter is dan dat van de ramen (en een te verwaarlozen bijdrage heeft), dan laat
volgende tabel zien welke geluidsisolatie (RAtr) de ramen zeker minimaal dienen te bezitten om te kunnen
voldoen aan de gevraagde eis van DAtr van een gevelvlak en dit in functie van de verhouding Sraam/V(olume
verblijfsruimte).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 61 van 138
Deze tabel houdt rekening met een verzwakking van 2 dB in situ ten opzichte van de waarde gemeten in
laboratorium. Deze waarden zijn wel nog aan te passen wanneer de oppervlakte van een raamelement groter is
dan 2.7m² (correctiewaarden: zie Tabel 4).

Voorbeeld:
Voor een standaard lokaalhoogte van 2m60 betekent Sraam/V ≈ 0.1 dat het raam ¼ van het vloeroppervlak van
de verblijfsruimte inneemt. Wanneer een lokaal slechts 1 gevel heeft die volledig beglaasd is, dan is Sraam/V =
Sraam/(Sraam x lokaaldiepte) of 1/lokaaldiepte. Voor een lokaaldiepte van 3m is dan Sraam/V =0.33. Hogere
verhoudingen zijn eerder zeldzaam en komen slechts voor bij woonkamers met meerdere beglaasde
gevelvlakken.
In de meeste gevallen blijft Sraam/V kleiner dan 0.2 en kan een gevelisolatie DAtr tot ca. 35 dB, nog gerealiseerd
worden met courante thermische beglazing en gangbaar schrijnwerk indien er geen ander onderdeel is dat deze
gevelisolatie verzwakt en elk individueel raamoppervlak beperkt blijft tot 2.7 m². Bij strengere eisen of groter
raamoppervlak is dit niet meer het geval (zie onderstaande tabel en Tabel 4, blz. 34).

Minimale gewogen geluidsverzwakkingsindex met correctiefactor voor verkeerslawaai (R w+Ctr) (dB) van de ramen in functie van de gevraagde
geluidsreductie van de gevel (DAtr) en de verhouding totale raamoppervlakte/volume lokaal (Sraam/V)

Sraam/V Gewenste DAtr gevel (dB)


(m²/m³) 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
0.05 19.8 20.8 21.8 22.8 23.8 24.8 25.8 26.8 27.8 28.8 29.8 30.8 31.8 32.8 33.8 34.8 35.8 36.8 37.8 38.8 39.8 40.8 41.8 42.8 43.8
0.10 22.8 23.8 24.8 25.8 26.8 27.8 28.8 29.8 30.8 31.8 32.8 33.8 34.8 35.8 36.8 37.8 38.8 39.8 40.8 41.8 42.8 43.8 44.8 45.8 46.8
0.15 24.5 25.5 26.5 27.5 28.5 29.5 30.5 31.5 32.5 33.5 34.5 35.5 36.5 37.5 38.5 39.5 40.5 41.5 42.5 43.5 44.5 45.5 46.5 47.5 48.5
0.20 25.8 26.8 27.8 28.8 29.8 30.8 31.8 32.8 33.8 34.8 35.8 36.8 37.8 38.8 39.8 40.8 41.8 42.8 43.8 44.8 45.8 46.8 47.8 48.8 49.8
0.25 26.8 27.8 28.8 29.8 30.8 31.8 32.8 33.8 34.8 35.8 36.8 37.8 38.8 39.8 40.8 41.8 42.8 43.8 44.8 45.8 46.8 47.8 48.8 49.8 50.8
0.30 27.5 28.5 29.5 30.5 31.5 32.5 33.5 34.5 35.5 36.5 37.5 38.5 39.5 40.5 41.5 42.5 43.5 44.5 45.5 46.5 47.5 48.5 49.5 50.5 51.5
0.35 28.2 29.2 30.2 31.2 32.2 33.2 34.2 35.2 36.2 37.2 38.2 39.2 40.2 41.2 42.2 43.2 44.2 45.2 46.2 47.2 48.2 49.2 50.2 51.2 52.2
0.40 28.8 29.8 30.8 31.8 32.8 33.8 34.8 35.8 36.8 37.8 38.8 39.8 40.8 41.8 42.8 43.8 44.8 45.8 46.8 47.8 48.8 49.8 50.8 51.8 52.8
0.45 29.3 30.3 31.3 32.3 33.3 34.3 35.3 36.3 37.3 38.3 39.3 40.3 41.3 42.3 43.3 44.3 45.3 46.3 47.3 48.3 49.3 50.3 51.3 52.3 53.3
0.50 29.8 30.8 31.8 32.8 33.8 34.8 35.8 36.8 37.8 38.8 39.8 40.8 41.8 42.8 43.8 44.8 45.8 46.8 47.8 48.8 49.8 50.8 51.8 52.8 53.8
AANVULLINGEN:
Bijkomend is ook de Rw+Ctr-waarde van elk glasblad te verhogen met volgende waarde indien dit glasblad groter is dan 2.7 m²:
Sraam > 2.7 m² en ≤ 3.6 m²: +1 dB Rw + Ctr ≤ 30dB ramen met eenvoudige thermische beglazing, vb. 6-12-4
Sraam > 3.6 m² en ≤ 4.6 m²: +2 dB
30dB ≤ Rw + Ctr ≤ 35dB courante beglazing in gangbaar schrijnwerk
S-raam > 4.6 m²: +3 dB
35dB ≤ Rw + Ctr ≤ 40dB specifieke beglazing en specifiek schrijnwerk
40dB ≤ Rw + Ctr ≤ 45dB verbonden voorzetramen of dubbelvensters
specifieke verbonden voorzetramen of dubbelvensters
45dB ≤ Rw + Ctr ≤ 48dB
of ontdubbelde raamconstructies
Rw + Ctr ≥ 48dB te vermijden

Tabel 15: Maximale DAtr-waarden van ramen uitgaande van de RAtr-waarde van het raam en de verhouding Sraam/V

Uit deze tabel kan reeds een eerste indicatie gehaald worden van welke raamconstructies en raamoppervlaktes
nog maximaal mogelijk zijn wanneer er geen andere onderdelen in de gevel zijn die de geluidsisolatie
verzwakken. Indien dit wel het geval is, bijvoorbeeld toch ventilatieroosters of toch een invloed van het
metselwerk of het dak of, … dan kan bijvoorbeeld verondersteld worden dat de helft van de geluidsreductie is
te bekomen door het raam en de helft van de geluidsreductie door de rest. De ramen dienen dan een
geluidsisolatie te bezitten die 3 dB hoger is dan de waarden uit bovenstaande tabel.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 62 van 138
6.5.2 Het schrijnwerk
Het schrijnwerk van het raamkader heeft een invloed hebben op de akoestische prestaties van het raamgeheel.
Deze invloed kan positief of negatief zijn. Hoe kleiner het raam, hoe groter de impact van het raamkader.
Uit metingen blijkt dat de raamkaders bij beperkte geluidsisolatie een positieve invloed hebben op de
geluidsisolatie van een raam. Echter volgens NBN EN 14351-1 (2006) zorgen ze vanaf geluidsisolaties Rw + Ctr >
32-33 dB, voor een negatief effect en verzwakken aldus de globale raamkwaliteit (zie § 4.9.2 en Tabel 5). Bij
schuiframen gebeurt deze verzwakking al vanaf geluidsisolaties Rw + Ctr > 26-27 dB.

Ook in de NPR5272 worden enkele typewaarden van kozijnengegeven, inclusief veiligheidsmarge (zie
onderstaande tabel). De kozijnen worden hier beschouwd als onderdeel van samengestelde gevelelementen,
waarbij hun oppervlakte is te beschouwen.

Omschrijving RAtr = Rw +Ctr


Kozijn, enkelvoudig aluminium of kunststof, 50 mm dikte 31 dB
Kozijn, hout of dubbelwandige kunststof, 50-70 mm dikte 33 dB
Kozijn, diverse materialen, 80-120 mm dikte 37 dB
Tabel 16: RAtr-waarde raamkozijnen cfr NPR5272

De NBN EN 14351-1 dateert van 2006 en de NPR5272 van 2002. Ondertussen zijn de thermische prestaties van
de raamconstructies toegenomen, met meerkamerprofielen en een betere luchtdichtheid (betere kierdichting),
wat ook een gunstige invloed heeft op de geluidsverzwakkingsindex van het schrijnwerk en dus van het raam.

Bij hogere geluidsisolaties dient dus steeds de combinatie van raamkader en glas beoordeeld te worden, en dit
kan best met behulp gegevens van akoestische testrapporten. Zo dient er soms gekozen te worden voor een
combinatie van een beter glastype met een zwakker raamkader om tot een betere geluidsisolatie van het
venster te komen. Hiervoor is het steeds nodig de betreffende informatie op te vragen aan de raamfabrikant.

Voorbeeld
Hierna wordt een voorbeeld gegeven van een akoestische test op een vaak toegepast profiel van fabrikant
Reynaers namelijk CS-77. Voor een beglazing met Rw + Ctr = 30 dB bedraagt de overeenkomstige prestatie van
het vensters Rw + Ctr = 34 dB. Voor een beglazing met Rw + Ctr = 42 of 43 dB bedraagt de overeenkomstige
prestatie van het vensters Rw + Ctr = 38 dB. Dit is nagenoeg de maximale geluidsreductie die met deze
raamprofielen kan bekomen worden.
Met sommige raamprofielen zijn soms hogere geluidsisolaties mogelijk.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 63 van 138
Figuur 30: Voorbeeld van invloed schrijnwerk op de akoestische prestatie van het venster (bron Reynaers 8)

Algemene principes voor het schrijnwerk:


- Het oppervlak van de kozijnen bedraagt ongeveer 20 % van het glasoppervlak bij houten en aluminium
kozijnen en ongeveer 25 % bij kunststof. Het aandeel van het raamkader blijft best kleiner dan 30% van de
totale raamoppervlakte.
- Aluminium raamkaders of versterkte kunststofprofielen (PVC) met meerkamerprofielen en minstens een
dubbele voegdichting voldoen aan Rw + Ctr tot ca. 34-35 dB
- Ook zware houten raamkaders in tropisch hardhout van ca. 75 mm dikte voldoen aan Rw + Ctr tot ca 34-35
dB.
- Schuiframen zijn minder performant dan draaiende ramen. Binnen de schuiframen, presteren
hefschuiframen beter, gezien hier de voegdichting beter wordt samengedrukt. Voor schuiframen die enige
akoestische prestaties dienen te leveren dienen laboratoriumtesten opgevraagd te worden.
- Wanneer de geluidsisolatie van het glas minder dan 35 dB dient te zijn, dan behoeft het raamkader niet
apart in rekening te worden gebracht als de oppervlakte van het raamkader wordt toegerekend aan het
glas.
- Wanneer iets betere prestaties nodig zijn dan 34-35 dB dan is beter glas te kiezen om de verliezen via de
raamkaders te compenseren. De winsten zijn echter beperkt. Voor prestaties boven 38 dB dienen zeker
laboratoriumtesten opgevraagd te worden.
- Geluidsisolaties Rw + Ctr > 40dB zijn moeilijk te realiseren met gangbare raamconstructies. In dat geval is het
aangewezen te kiezen voor verbonden voorzetramen of een ontdubbelde raamconstructie (zie verder).

8 Zie document ‘Technische goedkeuring ATG met certificatie’ ATG 10/2644 van 24/08/2011 voor Reynaers Aluminium concept system 77. Meer info: https://www.reynaers.be

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 64 van 138
6.5.3 Voorzetvensters en dubbele vensters
Om hoge geluidsisolaties te bekomen dient gebruik gemaakt te worden van voorzetramen, dubbelvensters of
ontdubbelde ramen. Het laagfrequente probleem bij dubbele beglazingen wordt hier vermeden door de grote
spouwafstand tussen de beide vensters. Maar ook de geluidsisolaties bij de midden en hoge frequenties
verbetert.
De akoestische prestaties nemen toe:
- wanneer de geluidisolatie van de samenstellende vensters toeneemt;
- naarmate de spouwbreedte (liefst een stuk groter dan 6 cm) toeneemt;
- door het aanbrengen van akoestische absorptie tegen de dagopening in de spouw;
- door de samenstellende constructies te ontkoppelen

Verbonden voorzetramen
Deze constructies (de zogenaamde Verbundfensters) zijn raamconstructies waarbij een ‘bijconstructie’ wordt
vastgemaakt aan een hoofdraamconstructie. Beide constructies gaan gelijktijdig open.

Figuur 31: Voorbeeld verbonden voorzetramen

Tussen beide beglazingen kan de spouwbreedte opgevoerd worden om zo met aanvaardbare dikten van beide
beglazingen een massa-veer-massa-resonantie te verkrijgen die onder de 100Hz ligt. Afhankelijk van de
trillingsontkoppeling tussen beide raamconstructies (aantal bevestigingspunten, elastische tussenlaag, … ) van
de gebruikte raamprofielen en de samenstelling van de beglazing kunnen op deze manier hogere geluidsisolaties
gerealiseerd worden. Wanneer deze ramen toegepast worden, dient de kwaliteit steeds met een testrapport
gestaafd te worden.
Met deze constructies is het mogelijk, met aangepaste beglazingen, om geluidsisolaties te bekomen tot ca. 48-
49 dB (Rw + Ctr).
Volgende tabel toont hiervan voorbeelden van draaikipramen met profielen van het type Schüco 120 CC.SI met
verschillende glasconstructies (zie afbeelding rechts op Figuur 31).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 65 van 138
Tabel 17: Resultaten testen van een verbonden voorzetraam met verschillende glassamenstellingen (bron Schüco 120 CC/SI)9

9Zie Schüco Zusammenfassender Prüfbericht & Gutachtliche Stellungnahme (Luftschalldämmung von Bauteilen) ref 13-000001-PR02 (GAS-A01-04-de-01) van 26.03.2014.
Website: https://www.schueco.com

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 66 van 138
Dubbelvenster
Een dubbelvenster bestaat, uit twee na elkaar geplaatste vensters, elk met een aparte, volledig van elkaar
gescheiden raamconstructie. Op deze manier kunnen hoge geluidsisolaties gerealiseerd worden met toch
éénvoudige glassamenstellingen.

Figuur 32: Voorbeeld dubbelvensters in dezelfde wand (bron WTCB 10)

De mogelijk te verwachten geluidsisolatie en haar beperkingen hangen af van (bron WTCB):


- het basisconcept (keuze van de beglazing, spouwbreedte enz.); met dubbele vensters kunnen zeer grote
spouwbreedten toegepast worden, zodat door een geschikte keuze van de glasbladen de massa-veer-
massa-resonantie diep onder de 100 Hz kan gedrukt worden
- de geluidsisolatie van het raamwerk zelf (massa, eventuele thermische onderbrekingen, relatief
oppervlakteaandeel, ...) en in het bijzonder zijn luchtdichtheid van buiten naar de binnenspouw, en van
de binnenspouw naar de binnenruimte, die zeer goed verzorgd moet zijn
- de spouwbreedte: door de grote spouwbreedte kunnen vanaf een bepaalde frequentie resonanties
binnen de spouwruimte ontstaan, die de luchtgeluidsisolatie zullen beperken. Het aanbrengen van een
hoogwaardig geluidsabsorberend materiaal tegen de dagkant van de vensteropening kan deze
spouwresonanties beperken en het verlies in geluidsisolatie helpen minimaliseren. Dit is echter alleen maar
zinvol bij spouwbreedten groter dan 40 mm
- de koppeling tussen de twee raamkaders: dit is grotendeels de reden waarom de geluidsisolatie veelal niet
boven 50 dB stijgt. Deze koppeling is best zo elastisch mogelijk (vermindering van trillingsoverdracht) maar
dient tezelfdertijd goed luchtdicht te zijn.

Ontdubbelde raamconstructies
Met een ontdubbelde raamconstructie wordt bedoeld dat de twee na elkaar geplaatste raamconstructies
volledig kunnen gescheiden worden door elke raamconstructie in een afzonderlijk wanddeel te plaatsen, vb.
binnenspouwblad en buitenspouwblad bij massieve gevel, of lichte gevel en voorzetwand bij lichte gevels
Dezelfde principes zijn geldig als bij de dubbelvenster, waarbij de geluidsisolatie nog iets kan verhoogd worden
doordat de constructies volledig van elkaar kunnen gescheiden worden. Met deze constructies zijn
geluidsisolaties mogelijk met Rw+ Ctr-waarden boven 50 dB.

10 Voorbeelden uit het artikel ‘Geluidsisolatie van vensters (2)’ verschenen in het WTCB tijdschrift herfst 1998

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 67 van 138
6.5.4 Lichtstraten, dakramen en dakkoepels
Koepels en lichtstraten bestaan meestal uit acrylaat of polycarbonaat. Deze hebben een zeer laag
oppervlaktegewicht waardoor hun geluidsisolatie zeer beperkt is.

Figuur 33: Voorbeelden van lichtkoepels en lichtstraten in polycarbonaat

Hieronder wordt een geluidsspectrum gegeven van dergelijke materialen.

Figuur 34: Luchtgeluidsisolatie van polycarbonaatplaten en 4 mm enkel glas (bron WTCB11)

11Zie aartikel ‘Geluidsisolatie van vensters (2)’ verschenen in het WTCB tijdschrift herfst 1998

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 68 van 138
Zoals uit deze waarden blijkt is de RAtr-waarde beperkt en haalt geen 20 dB.
Van dergelijke producten wordt in de documentatie van fabrikanten meestal enkel maar de Rw-waarde
teruggevonden. Hieronder worden enkele resultaten getoond van meerwandige polycarbonaatplaten. De RAtr-
waarde zal 2 à 3 dB lager liggen.

Tabel 18: Rw-waarden van meerwandige polycarbonaatplaten (bron Eurofix)12

Voor toepassing in situaties waarbij een zekere DAtr-waarde wordt gevraagd zijn ze, zeker in woningbouw, niet
geschikt wegens te lage geluidsisolatiewaarde. Bestaande koepels kunnen wel verbeterd worden door het
aanbrengen van een gelaagde glasplaat onder de koepel, net zoals een voorzetraam. Met een grote
spouwdiepte en een goede beglazing kan de geluidsisolatie dan sterk verbeterd worden. Een absorberende
wandbekleding , geplaatst tegen de dagopening in de spouw tussen koepel en glasplaat verbetert deze situatie
nog.
Voor nieuwe situaties zijn glazen koepels of lichtstraten te gebruiken. Zij hebben nagenoeg dezelfde
eigenschappen als deze van ramen en hun beglazing. Zeer hoge geluidsreducties kunnen bereikt worden door
ook hieronder voorzetramen toe te passen volgens hetzelfde principe als hierboven.

Dakramen geven over het algemeen een iets mindere geluidsisolatie dan gewone opengaande ramen. Zeer
goede glassamenstellingen hebben vaak minder nut omdat de geluidsisolatie van het raamkader beperkt is door
de toegepaste verluchtingsvoorziening in het dakraam. Typische waarden van RAtr zijn 29 tot 33 dB. Hogere
waarden met performante beglazingen halen meestal niet veel meer dan 35-37 dB in combinatie met een
dakraam.

12 Zie website http://www.eurofix.nl/

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 69 van 138
6.6 BUITENDEUREN
Raampartijen zijn ook vaak voorzien van toegangen naar buiten. Dit kunnen draaideuren zijn of
(hef)schuifdeuren: zie ramen.
De geluidsisolatie van gewone buitendeuren wordt net als ramen bepaalt door de geluidsisolatie van het
deurpaneel, van het deurkader en de invloed van kieren tussen het deurblad en het deurkader en/of vloer en
naden tussen deurkader en (buiten)wand.
In praktijk geeft zulke buitendeur meestal niet rechtstreeks uit op een verblijfsruimte, maar naar een inkomhal.
Het is dan in principe de combinatie van de buitendeur, de inkomhal en de scheidingsconstructie met de
verblijfsruimte die samen de geluidsisolatie naar de verblijfsruimte bepaalt. De combinatie van deze effecten
laat toe een betere geluidsisolatie te realiseren dan enkel met de buitendeur. Hierop wordt verder niet ingegaan.

Het deurblad zelf bestaat meestal uit een houten of metalen


profiel langs de omtrek dat ingevuld wordt met een thermisch
geïsoleerde plaat, langs weerszijden bekleed met een houten
plaat. Door de beperkte massa van dit geheel zal ook de
akoestische isolatie beperkt blijven. Massieve deurbladen geven
een iets hogere geluidsisolatie.
In sommige gevallen wordt op veiligheidsreden ook een
staalplaat toegevoegd als inbraakbeveiliging. Hierdoor neemt de
geluidsisolatie toe. Volledig stalen deuren worden meestal enkel
in industriebouw gebruikt. Hiermee kunnen hogere
geluidsisolaties bekomen worden.
Figuur 35: Voorbeeld deurblad

Praktisch bepalen de kieren tussen deurblad en deurkader en vooral tussen deurblad en vloer de maximale
geluidsisolatie van de deur: zie elders. Onderaan worden meestal valdorpels (zie Figuur 36) voorzien die de
opening tussen de vloer en het deurblad moeten afsluiten bij het sluiten van de deur.

Figuur 36: Voorbeelden valdorpels

Belangrijk is dat de spleet onder deze deur zeer beperkt blijft en dat de valdorpel deze resterende spleet verder
afdicht. Dit is ook te zien op volgend voorbeeld van testrapport (Figuur 37) waar de resultaten gegeven worden
van de geluidsisolatie van een valdorpel in functie van de hoogte van de spleet.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 70 van 138
(
Figuur 37: Voorbeelden meting geluidsisolatie valdorpel voor verschillende spleethoogtes (documentatie Schall-
Ex profiel)
Voor deuren kan men best uitgaan van laboratoriummetingen van het deurgeheel. Laboratoriumresultaten zijn
echter doorgaans gunstiger dan praktijkresultaten. Dit geldt zeker voor buitendeuren. Wanneer een deur
geplaatst wordt als buitendeur, heeft men te maken met een vrij (reëel) veld, wat niet hetzelfde is als het diffuse
veld van het laboratorium. Praktisch moet men er rekening mee houden dat bij de meting in het laboratorium
de deur met 3 dB wordt overschat, indien ze gebruikt wordt als buitendeur. In praktijk blijkt ook dat de
aansluitingen, tochtdorpels, … niet zo nauwkeurig worden uitgevoerd als in laboratorium. Vandaar dat het veilig
is om minstens een 5 dB lagere waarde te nemen als praktijkwaarde voor het deurgeheel.
Hieronder de isolatiegegevens van enkele buitendeuren zoals terug te vinden is in het rapport toegepast in de
hoger vermelde referentiestudie van de KU-Leuven (PGA 2003).

Tabel 19: Rw(C;Ctr)-waarden van deurbladen (bron referentiestudie van de KU-Leuven (PGA 2003))

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 71 van 138
6.7 NADEN EN KIEREN
Een goede luchtdichtheid tussen het raamkader en de aanliggende wandconstructie en tussen de beweegbare
delen van het raam is in alle gevallen een vereiste om goede akoestische prestaties te realiseren.
Deze dichtingen moet ook toelaten een geluidsisolatie te realiseren die minstens gelijk is aan de geluidsisolatie
van de ramen en de beglazing. Zo niet neemt de globale geluidsisolatie van het geheel af.

Over de geluidsisolaties van de kieren tussen vaste- en beweegbare delen van ramen of deuren is er weinig
informatie beschikbaar. Best wordt uitgegaan van de testrapporten van de raam- of deurfabrikant die de globale
geluidsisolatie geven van het raam/deur met zijn voegdichtingen (zie hoger).

Kieren verzwakken de geluidsisolatie vooral bij de hogere frequenties. Naarmate echter een kier bredere
verhoogt echter ook de invloed op de lagere frequenties. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar op de volgende grafiek
die de geluidsisolatie van een kier toont bij verschillende tertsbanden en bij verschillende spleetbreedtes. Het
beperken van de kierbreedte en een verdere afdichting is dan ook noodzakelijk om een goede geluidsisolatie te
bekomen.

Figuur 38: Geluidsisolatie van een kier in functie van de frequentie en de kierbreedte (bron WTCB13)

Aandachtspunten bij naden en kieren zijn de volgende:


- Er dienen meerdere voegdichtingen na elkaar voorzien te worden. Deze dichtingen zijn soepel, bij voorkeur
met een lipprofiel en worden continu rondom het raamkader aangebracht, zonder onderbreking.
- De voegdichting dient over de volledige omtrek van het opengaande element gelijkmatig worden
samengedrukt bij het sluiten van het element. Een meerpuntsluiting van het raam of deur zorgt ervoor dat
hieraan kan voldaan worden.

13 Grafiek uit het artikel ‘Akoestische problematiek van deuren’ WTCB tijdschrift Lente 2000 (https://www.wtcb.be)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 72 van 138
- Op termijn hebben houten raamkaders de neiging om te werken (door een veranderend vochtgehalte). Ook
kunststof- of aluminiumconstructies kunnen thermisch werken of scheeftrekken. De luchtdichtheid dient
steeds gegarandeerd te worden.
- De dichtingsprofielen tussen bewegende elementen kunnen loskomen, verduren of vervormd worden na
verloop van tijd. Een regelmatig onderhoud, controle en eventueel vervanging is gewenst. De drukkracht op
de dichtingsprofielen kan verminderen op termijn. Om gelijkmatige samendrukking van de profielen te
blijven houden is de regeling van de bewegende delen aan te passen.

De geluidisolatie van kunststofprofielen is functie van hun vorm en hun mate van indrukking. Kokerprofielen
hebben bij weinig indrukking al een goede geluidsisolatie, terwijl lipprofielen meer samengedrukt moeten
worden om eenzelfde isolatie te realiseren. Het is echter ook moeilijker om kokerprofielen over hun volledige
omtrek sterk en gelijkmatig in te drukken. De Nederlandse norm NEN 5273:2005 (Akoestische prestatie van kier-
en naaddichting - Laboratoriummeetmethode op basis van NEN-EN-ISO 140-3) toont welke geluidsisolatie met
verschillende types profielen bekomen wordt in functie van de samendrukking van het profiel. Deze norm is
ondertussen echter ingetrokken sinds 2012. Het principe van onderstaande figuur blijft echter van toepassing.

Figuur 39: Geluidsisolaties van profielen in functie van hun samendrukking (relatieve spleetbreedte) (bron NEN
5273)

De maatregelen die dienen genomen te worden bij naden of kieren tussen vaste delen zijn afhankelijk van de
kierbreedte. Bij kleine kieren kan de dichting nog gebeuren met relatief lichte materialen (zoals siliconen) omdat
enkel de hoge frequenties bepalend zijn. Naarmate de kier breder wordt is een zwaarder materiaal nodig dat
ook bij de lagere frequenties voldoende geluidsisolatie biedt. Bij spleten van 10 tot ca 20 mm zijn dan olie-
achtige stopverven geschikt of zweldichtingen. Deze moeten echter voldoende samengeperst blijven (ca. ¼ van
hun maximale uitzettingsdikte) en kunnen naderhand afgedicht worden met siliconen. Nog grotere spleten
zullen afgedicht moeten worden met plaatmateriaal met voldoende massa (1 of meerdere lagen gipskarton,
staalplaat, …) of met een combinatie van opstoppen met minerale wol en het aanbrengen van een
plaatmateriaal.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 73 van 138
Opdat de aansluiting tussen raam- of deurkader en gevel minstens dezelfde geluidsisolatie zou hebben als het
raam of deur zijn volgende voorzieningen en aandachtspunten gewenst:
- De aansluitingen tussen ruwbouw en kaders zijn volledig dicht waarbij de opening tussen de ruwbouw en
het schrijnwerk minimaal is en volledig opgevuld over de volledige breedte, hoogte en diepte van de
aansluiting met een materiaal dat toelaat de gestelde akoestische eis te bekomen, vb. samengeperste
minerale wol of spuitisolatie.
- Langs de buitenzijde zijn ze afgedicht met siliconen. De spleet tussen ruwbouw en raamkader is volledig
afgedicht over de volledige omtrek van het raam met een zwelband.

Figuur 40: Voorbeeld afdichting tussen metselwerk en raamkader en zweldichting

- Langs de binnenzijde is er een afkasting voorzien met gipskarton of vergelijkbaar. Bij isolaties boven 35 dB
is een dubbele laag gipskarton te voorzien. Bij nog hogere geluidsreducties kunnen verzwaarde
gipskartonplaten toegepast worden.

-
Figuur 41: Voorbeeld afdichting tussen metselwerk en raamkader binnenzijde (bron Gyproc)

6.8 VENTILATIEROOSTERS
Ventilatieroosters in gevels vormen samen met de beglazing meestal de zwakke elementen in de akoestische
gevelisolatie. Ventilatie en geluidsisolatie staan recht tegenover elkaar. Bij ventilatie moet er namelijk lucht naar
binnen (of naar buiten) gebracht worden, terwijl bij luchtgeluidsisolatie luchtdichtheid vereist is. De gangbare
ventilatieroosters worden onderverdeeld in:
- Ventilatieroosters op het raam (ingewerkt in het raamkader
- Ventilatieroosters op het glas
- Ventilatieroosters in het hellend dak
- Ventilatie geïntegreerd in rolluik(kast)en of zonnewering
- Ventilatieroosters ingebouwd in massieve muren

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 74 van 138
Op het raam Op het glas Combinatie met zonnewering

Combinatie met rolluik In het dak In de wand

Figuur 42: Voorbeelden van gebruik ventilatieroosters (bron: Renson en Duco)

De luchtgeluidsisolatie van gewone niet akoestische ventilatieroosters is erg zwak en wordt hoofdzakelijk
bepaald door de netto-oppervlakte aan openingen. Bij akoestische roosters wordt de lucht omgeleid via
absorberend materiaal, waardoor een deel van de geluidsenergie bij botsing tegen of wrijving langs het
absorptiemateriaal wordt gedempt. Hierdoor nemen de drukverliezen echter toe, waardoor het debiet dat het
rooster kan leveren gereduceerd wordt.
Hoe beter het rooster akoestisch presteert, hoe kleiner het doorgelaten debiet, maar vaak ook hoe groter en
dikker het rooster uitvalt. Grote zichtbare roosters op het raam of glas zijn vaak om esthetische reden niet
gewenst. Met muurroosters kan vaak een hogere geluidsdemping gerealiseerd worden, omdat het rooster
grotere afmetingen kan aannemen in de wand, zonder dat het esthetisch als storend aanvoelt. Dit wordt echter
zelden toegepast in de praktijk.

De akoestische kwaliteit van een ventilatierooster wordt in een laboratorium gemeten en wordt gegeven onder
de vorm Dn,e,w (C;Ctr) (zie hoger).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 75 van 138
Volgende figuur toont de Dn,e,w + Ctr (=Dn,e,Atr) –waarde van de meest gangbare ventilatieroosters in functie van
hun debiet (bron WTCB) en toont aan dat deze waarde erg productafhankelijk is, waardoor geen overzichtelijke
tabel kan gegeven worden met te verwachten resultaten van verschillende types. De akoestische perfromantie
dient steeds in de productinformatie opgezocht te worden.

Figuur 43: Overzicht Dn,e,Atr-waarde ventilatieroosters (bron WTCB14)

Globaal gelden voor het praktisch gebruik van ventilatieroosters de volgende zaken:
- Niet akoestische roostertypes hebben maximaal een geluidsisolatie Dn,e,Atr tot ca. 30dB. Dit is in praktisch
alle situaties onvoldoende in de woningbouw.
- Zwakke akoestische roosters hebben een geluidsisolatie Dn,e,Atr tussen ca. 30 en 35 dB en kunnen enkel
toegepast worden in situaties waarvoor een beperkte akoestische gevelisolatie wordt gevraagd. Deze
roosters zijn meestal bescheiden in dimensies, waardoor deze geen grote impact hebben op het gevelbeeld.
- De meest voorkomende standaard goede akoestische ventilatieroosters hebben een geluidsisolatie D n,e,Atr
tussen ca. 35 en 40 dB.
- Geluidsisolaties hoger dan 40dB (Dn,e,Atr) zijn mogelijk met zeer hoogperformante roosters, die vaak groot en
breed uitvallen waardoor deze het gevelbeeld sterk tekenen. Mits een aangepaste detaillering kunnen deze
wel “verborgen” worden achter een gevelbekleding.
- Er bestaan slechts enkele ventilatieroostertypes die geluidsisolaties hoger dan 45dB kunnen realiseren. In
dit geval zijn ventilatieroosters eigenlijk eerder af te raden.

14 Zie presentatie ‘Opleiding Duurzaam Gebouw: akoestiek: ontwerp en realisatie – Geluidsisolatie van gevels’ van het WTCB voor Leefmilieu Brussel

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 76 van 138
De waarde Dn,e,ATR of Dn,e,w + Ctr die in de productinformatie wordt afgelezen geeft de geluidsisolatie van een
standaardrooster van een lengte van 1m. De Dn,e,w + Ctr – waarde is redelijk misleidend. Een rooster van slechts
1m lengte met een welbepaalde Dn,e,w + Ctr-waarde = x dB laat immers evenveel geluidsenergie door dan een
ander gevelelement van 10m² met een Rw +Ctr-waarde = x dB. Dus een rooster met Dn,e,w + Ctr = 35 dB van 1m
lengte laat evenveel geluidsenergie door dan een raam van 10 m² met Rw +Ctr = 35 dB. Vermits voor de ventilatie
van een lokaal er meestal meer dan 1m roosterlengte is te voorzien (zie ook § 4.10) neemt dus de geluidsisolatie
reeds sterk af bij toepassing van ventilatieroosters.

De ventilatienorm (zie § 4.10) bepaalt welk ventilatiedebiet voor een verblijfslokaal nodig is. Er kan aangetoond
worden welke maximale DAtr-waarde een ventilatierooster kan realiseren uitgaande van de Dn,e,Atr-waarde van
het rooster, zijn doorlaatdebiet q (m³/u/m) en de gemiddelde hoogte h van het lokaal. Hiermee kan een
inschatting gemaakt worden of een gekozen rooster wel kan voldoen aan de opgelegde eis van gevelisolatie:

𝐷𝐴𝑡𝑟 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑤 + 𝐶𝑡𝑟 − 20.5 + 10 log(𝑞𝑥ℎ) − 𝑐𝑜𝑟𝑟𝑒𝑐𝑡𝑖𝑒𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟

Deze formule (afleiding: zie achteraan in deze paragraaf) is geldig voor:


- woonkamers met een vloeroppervlak tussen 21 m² en 42 m²
- slaapkamers, studeerkamers, speelkamers en burelen met een vloeroppervlak tussen 7 m² en 20 m²

De correctiefactor is gelijk aan de som van de veiligheidsfactor die het verschil geeft tussen de labo-waarde en
de praktijkwaarde en de correctiefactor die rekening houdt met de positie van het kleine gevelelement in het
gevelvlak (zie §4.9.3).
De factor −20.5 + 10 log(𝑞𝑥ℎ) wordt gegeven op de volgende figuur in functie van qxh.

8
7
6
5
4
-20.5+10lg(qxh) (dB)
3
2
1
-20.5+10lg(qxh) (dB)

0
-1 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 320 340 360 380 400 420 440 460 480 500

-2
-3
-4
-5
-6
-7
-8
-9
-10
-11
-12

qxh (roosterdebiet)x(hoogte lokaal)

Figuur 44: Bepaling 𝑣𝑎𝑛 − 20.5 + 10 log(𝑞𝑥ℎ)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 77 van 138
Voorbeeld:
Een slaapkamer van 12 m² en een hoogte van 2.6m voorzien van ventilatieroosters met Dn,e,w (C;Ctr)= 34(0;-1) en
een doorlaatdebiet van 56 m³/u.

- Dn,e,Atr = 34-1 = 33 dB
- -20.5 +10log(qxh) : zie grafiek of = -20.5 +10log(56 x 2.6)= -20.5 + 10log(145.6) = -20.5 + 21.6 = 1.1 dB

Hieruit volgt dat:


➔ DAtr = 33 + 1.1 ≈ 34 dB indien geen correctiefactor wordt toegepast
➔ DAtr = 34 dB – 3 dB = 31 dB indien enkel een veiligheidsfactor van 3 dB wordt genomen

In dit laatste geval betekent dit dat met dit ventilatierooster voor een slaapkamer nooit meer dan 31 dB
gevelisolatie kan bekomen worden, enkel gebruik makend van het ventilatierooster, met een voldoende lengte
om aan het door de ventilatienorm opgelegde debiet te kunnen verzekeren.

Opmerking
Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat indien de woonkamer een vloeroppervlak heeft groter dan
42 m² dan is de bekomen waarde te verhogen met 10log(S/42) met S het vloeroppervlak; indien S van de
woonkamer kleiner is dan 21m² dan is deze verhoging 10log(S/21).

Voor een slaapkamer, studeerkamer, speelkamer en bureel geldt een verhoging van 10log(S/20) indien het
oppervlak groter is dan 20m² en 10log(S/7) indien dit kleiner is dan 7m².

Aan de hand van voorgaande formule of berekening kan bepaald worden of een lokaal nog kan verlucht worden
met gangbare ventilatieroosters. Om ook rekening te houden met de geluidstransmissie via andere
gevelelementen, kan bijvoorbeeld gesteld worden dat de helft van de gevelisolatie te realiseren is met de
ventilatierooster en de helft met de resterende gevelelementen. In dat geval dient voor elk van beide uitgegaan
te worden van een eis die 3 dB strenger is.
Indien ventilatieroosters niet meer toepasbaar zijn of indien de nodige ventilatieroosters om esthetische reden
niet gewenst zijn, dient overgeschakeld te worden naar een ventilatiesysteem D, met mechanische aan en
toevoer van lucht. Met een gecentraliseerd ventilatiesysteem worden de ventilatieopeningen beperkt tot één
ingang en één uitgang voor het gehele gebouw, waardoor geluidshinder van buitenaf gemakkelijker beperkt
wordt. Echter speelt hier de mogelijke geluidshinder tgv het centrale systeem een belangrijke rol. De nodige
maatregelen dienen getroffen te worden om geluidshinder van de ventilator, geluidsoverdracht via de
kanalisatie, … te vermijden.

Aanvullende informatie:
Op de volgende bladzijden wordt een gedetailleerde afleiding gegeven van de hoger gebruikte formule:

𝐷𝐴𝑡𝑟 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑤 + 𝐶𝑡𝑟 − 20.5 + 10 log(𝑞𝑥ℎ) − 𝑐𝑜𝑟𝑟𝑒𝑐𝑡𝑖𝑒𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 78 van 138
De transmissiecoëfficiënt van een klein gevelelement (ventilatierooster) wordt gegeven door (zie § 4.4):

𝐷𝑛,𝑒,𝑖
𝐴 𝑙
𝜏𝑒,𝑖 = 𝑆0 𝑙 𝑖 10− 10
𝑗 0
Hierbij is:
𝐴0 (m²): de referentieabsorptie oppervlakte bij meting in laboratorium. 𝐴0 = 10 m²
𝑙0 (m): 1m bij ventilatieroosters.

Ook geldt:

𝑅′𝑗 = −10 lg 𝜏𝑒,𝑖

Of dus:
𝐷𝑛,𝑒,𝑖
𝐴 𝑙 − 10
𝑅′𝑗 = −10 lg ( 0 𝑖 10 )
𝑆𝑗 𝑙0

Waaruit kan afgeleid worden dat:


10
𝑅′𝑗 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑖 − 10 lg ( 𝑙)
𝑆𝑗 𝑖

De gevelisolatie van een gevelvlak wordt gegeven door:

0.16𝑉
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑗 = 𝑅′𝑗 + 𝛥𝐿𝑓𝑠,𝑗 + 10 lg
𝑇0 𝑆𝑗

Zonder rekening te houden met 𝛥𝐿𝑓𝑠,𝑗 en in combinatie met voorgaande formule geeft dit:

10 0.16𝑉
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑗 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑖 − 10 lg ( 𝑙)
𝑆𝑗 𝑖
+ 10 lg
𝑇0 𝑆𝑗

Of:
0.16𝑉
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑗 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑖 + 10 lg
10𝑇0 𝑙𝑖

De nodige lengte 𝑙𝑖 van het ventilatierooster wordt bepaald door het minimaal geëiste ontwerpdebiet Q (m³/u)
van de ventilatienorm (zie Tabel 6) en het debiet dat door een rooster van 1 m kan bekomen worden q (m³/u/m):
𝑄
𝑙𝑖 =
𝑞
Volgens deze ventilatienorm is het nodige debiet 3.6 m³/u per m² vloer verblijfsruimte (zie Tabel 6). De nodige
lengte van het ventilatierooster wordt dan:

3.6 𝑆𝑣𝑙𝑜𝑒𝑟 3.6 ℎ 𝑆𝑣𝑙𝑜𝑒𝑟 3.6 𝑉


𝑙𝑖 = = =
𝑞 ℎ𝑞 ℎ𝑞
Hierbij is:
𝑉 (m³): Het volume van de verblijfsruimte
ℎ (m): De gemiddelde hoogte van de verblijfsruimte

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 79 van 138
Invullen van 𝑙𝑖 in de formule van de gevelisolatie geeft dan:

0.16 ℎ 𝑞 0.16
𝐷2𝑚,𝑛𝑇,𝑗 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑖 + 10 lg = 𝐷𝑛,𝑒,𝑖 + 10 lg ℎ 𝑞 + 10 lg = = 𝐷𝑛,𝑒,𝑖 + 10 lg ℎ𝑥𝑞 − 20.5 (dB)
10𝑇03.6 10𝑥0.5𝑥3.6

Wanneer dit toegepast wordt met de gewogen waarde met correctie voor verkeerslawaai en aangevuld met
een correctiefactor om rekening te houden met de afname van de 𝐷𝑛,𝑒,𝑤 + 𝐶𝑡𝑟 -waarde van het rooster in situ
(zie §4.9.3) dan wordt dit:

𝐷𝐴𝑡𝑟 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑤 + 𝐶𝑡𝑟 − 20.5 + 10 log(𝑞𝑥ℎ) − 𝑐𝑜𝑟𝑟𝑒𝑐𝑡𝑖𝑒𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟

6.9 STEENACHTIGE WANDEN


6.9.1 Algemeenheden
Bij wanden uit steenachtige materialen zoals metselwerk en gewapend beton is een onderscheid te maken
tussen enkelvoudige steenachtige wanden, eventueel voorzien van een lichte gevelafwerking (vb. beplating,
bepleistering, …) en ontdubbelde steenachtige wanden (vb. traditionele spouwmuur met gevelsteen). Ook
steenachtige wanden die langs de binnenzijde met een lichte voorzetwand worden voorzien vallen hieronder
(vb. wanneer een enkelvoudige stenen wand aan de binnenzijde wordt geïsoleerd met een voorzetwand in
gipskarton).

Over het algemeen realiseren steenachtige wanden voldoende geluidsisolatie voor woningbouw en zijn overige
gevelelementen (ramen, ventilatieroosters, …) in eerste instantie bepalend. Echter gezien de vaak grote
oppervlakten dient zeker bij hoge geluidsbelastingen toch aandacht besteed te worden aan een correcte
opbouw. Ook bij het gebruik van lichte steenachtige materialen (cellenbeton, (thermische) snelbouwsteen, …)
zonder spouw (bv met pleister al dan niet op isolatie) kan de geluidsisolatie beperkt zijn.

6.9.2 Enkelvoudige steenachtige wand


In het geval de steenachtige wand een enkele wand is die bestaat uit één materiaal zoals gewapend beton,
beton(blokken), baksteen, kalkzandsteen, cellenbeton, gipsblokken, …. dan wordt zijn geluidsisolatie
voornamelijk bepaald door de massawet. Dit betekent hoe zwaarder de wand, hoe beter de geluidsisolatie van
de wand.
Binnen éénzelfde materiaal, zijn vaak verschillende producten beschikbaar (vb. lijmblokken, metselblokken,
elementen, …) met elk hun specifieke eigenschappen die leiden tot een verschillende akoestische performantie.
Het is erg belangrijk om hier voldoende aandacht aan te besteden. Niet elke betonblok presteert immers even
goed!

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 80 van 138
6.9.2.1 Theoretische achtergrond
Volgens de massawet geldt, hoe zwaarder een muur, hoe beter de isolatie (tegen luchtgeluid). Bij een
verdubbeling van massa verhoogt de geluidsisolatie theoretisch met 6dB, praktisch eerder 4 à 5dB.
Deze theoretische massawet is echter enkel geldig voor frequenties lager dan de kritieke frequentie. Bij deze
kritieke frequentie (of grensfrequentie, fgr ) stemt de golflengte
(frequentie) van de invallende geluidsgolf onder een hoek van 90° juist
overeen met de golflengte (frequentie) van de vrije buiggolven van de
wand, waardoor de geluidsisolatie bij deze frequentie sterk afneemt.

Elk materiaal heeft een grensfrequentie die wordt bepaald door zijn
materiaalkarakteristieken (moleculaire opbouw en buigstijfheid) in de
wetenschap dat het product “grensfrequentie fgr x dikte van de wand
d” constant is per materiaal.

Figuur 45: geluidsisolatieverloop enkelvoudige wand

De onderstaande tabel toont het product fgr x d van de meest courante steenachtige materialen en de
grensfrequentie bij enkele gangbare diktes:

beton kalkzandsteen snelbouw licht beton gipsblokken gasbeton


fgr . d (Hz . m) 17.3 21.4 26 32 35.5 38
fgr (Hz) 115Hz bij15cm 142Hz bij 15cm 186Hz bij 14cm 229Hz bij 14cm 355Hz bij 10cm 253Hz bij 15cm
bij
gangbare dikte 86Hz bij 20cm 100Hz bij 21.4cm 137Hz bij 19cm 168Hz bij 19cm 507Hz bij 7cm 190Hz bij 20cm

Tabel 20: fgr x d van de meest courante steenachtige materialen en de grensfrequentie bij enkele gangbare diktes

Enkelvoudige massieve wanden hebben het nadeel dat hun grensfrequentie net in het voor bouwakoestiek
belangrijk frequentiegebied valt (ca. 100Hz tot ca. 400Hz). Hierdoor blijft hun geluidsisolatie beperkt en zijn ze
soms niet toepasbaar in situaties waar erg hoge eisen gesteld worden, met uitzondering van erg zware betonnen
wanden. Voor traditionele woningbouw zal de wand veelal wel beter presteren dan de ramen, waardoor de
massieve wand meestal voldoende geluidsisolatie biedt.

6.9.2.2 Akoestische prestaties


De akoestische prestaties kunnen ingeschat worden in functie van de massa van de wand. Het effect van
eventuele gevelbekleding of bepleistering wordt verder gegeven, maar is sterk afhankelijk van het materiaal,
bevestigingswijze, afmetingen, … . Om die reden worden eventuele buitenbekledingen in eerste instantie buiten
beschouwing gelaten.

De norm NBN EN ISO 12354-1:2017 (Building acoustics - Estimation of acoustic performance of buildings from
the performance of elements - Part 1: Airborne sound insulation between rooms) geeft een inschatting van de
geluidsisolatie (Rw + Ctr) van homogene structuren voor enkele typische materialen (metselwerk, beton,
kalkzandsteen, gipsblokken, …) in functie van de oppervlakte massa van de wand: zie onderstaande grafiek.
Mortel en bepleisteringen mogen in rekening gebracht worden bij de bepaling van de oppervlaktemassa (kg/m²).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 81 van 138
66
64
62
60
58
56
54
52
Rw + Ctr

50
48
46
44
42
40
38
36
34
32
30
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
massa steenachtig materiaal (kg/m²)

Figuur 46: Rw+Ctr van een enkelvoudige wand in functie van zijn oppervlaktemassa (kg/m²) volgens NBN EN ISO
12354-1

Voor kleinere massa’s dan 150kg/m² is deze inschatting niet geldig. Voor deze wanden dient een testrapport
opgevraagd te worden bij de fabrikant.
Testrapporten dienen wel met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Fabrikanten geven vaak een
positievere waarde aan, die in labo werd gerealiseerd met bijvoorbeeld een specifieke bepleistering of coating
of die bepaald werd a.h.v. het meest gunstige rekenmodel. Zeker bij lichtere wanden of poreuze blokken (zoals
snelbouw, holle betonblokken, …) kan dit wel een afwijkend resultaat geven. Indien het testrapport sterk afwijkt
van de inschatting volgens de norm, dient specifiek nagevraagd te worden hoe dit werd bepaald en dient dit
met een kritisch oog geëvalueerd te worden.
Tabel 21 op volgende bladzijde geeft de waarden uit de norm weer, die gebaseerd zijn op gemiddelde waarden.
De massa’s worden vertaald naar gangbare materialen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 82 van 138
Massa Rw [dB] Rw+Ctr [dB]
Materialen
[kg/m²] ISO12354-1 ISO12354-1
150 39.6 36.0 14cm snelbouw à 1100kg/m³
160 40.7 36.8 9cm holle betonblokken à 1700kg/m³
42.1 37.9 9cm volle betonblokken à 2000kg/m³
175
14cm holle betonblokken à 1300kg/m³
190 43.5 38.9

210 45.1 40.2 19cm snelbouw à 1100kg/m³


230 46.6 41.3 19cm holle betonblokken à 1200kg/m³
47.9 42.3 15cm kalkzandsteen à 1700kg/m³
250
10cm vol gewapend beton à 2500kg/m³
270 49.2 43.3 14cm volle betonblokken à 2000kg/m³
295 50.6 44.4

320 51.9 45.4

350 53.4 46.5 21.4cm kalkzandsteen à 1700kg/m³


380 54.7 47.7 19cm volle betonblokken à 2000kg/m³
410 56.0 49.0

450 57.5 50.5

490 58.9 51.9 20cm vol gewapend beton à 2500kg/m³


530 60.2 53.2

580 61.6 54.6

630 63.0 56.0

680 64.2 57.2

740 65.6 58.6 30cm vol gewapend beton à 2500kg/m³

Tabel 21: Rw en Rw+Ctr van enkelvoudige wand in verschillende materialen volgens NBN EN ISO 12354-1

6.9.3 Ontdubbelde steenachtige wand (spouwmuur)


Ontdubbelde steenachtige wanden zijn wanden samengesteld uit twee of meer onafhankelijke wanden in
gewapend beton, beton(blokken), baksteen, kalkzandsteen, cellenbeton, gipsblokken, …. Een massieve
ontdubbelde wand presteert, mits te voldoen aan bepaalde voorwaarden, beter dan een enkele wand met een
massa gelijk aan de som van de massa’s van de beide wanddelen. Een ontdubbelde wand werkt immers als een
massa-veer-massa systeem. De luchtlaag of het soepel materiaal in de spouw werkt als een veer die een deel
van de geluidsenergie dissipeert.
Wanneer één van beide delen van een ontdubbelde wand opmerkelijk lichter is dan het andere wanddeel,
spreekt men van een massieve voorzetwand. Deze voorzetwand kan in meer of mindere mate losgekoppeld
worden van de overige structuur.
Wanneer beide wanddelen van de ontdubbelde wand geen enkel contact maken, (noch rechtstreeks contact,
noch contact via aansluitende constructies), spreekt men van een onafhankelijke ontdubbelde wand.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 83 van 138
6.9.3.1 Theoretische achtergrond
De akoestische prestaties van een massieve ontdubbelde wand steunen op het massa-veer-massa principe.
Hierbij is de geluidsisolatie van de ontdubbelde wand afhankelijk van:
- De oppervlaktemassa (kg/m²) van elk wanddeel
- De breedte van de spouw tussen de twee wanddelen
- De dikte en het soort isolatiemateriaal tussen de twee wanddelen; gedeeltelijke of volledige spouwvulling
- De kritieke frequentie van beide wanddelen (afhankelijk van de aard van het materiaal)
- De aan- of afwezigheid van geluidsbruggen (muurankers, mortelresten, verbindingen via vloer, plafond of
andere constructies, … )
- Aanliggende constructies, zoals vloer, plafond, gevel, raamconstructies, aansluitende wanden, …

Oppervlakte massa van de wanddelen


Net zoals bij een enkelvoudige wand speelt ook hier de massa een rol, nl. hoe zwaarder de samengestelde wand
uit een bepaald materiaal, hoe beter de geluidsisolatie van de wand. Dus ook hoe groter de som van de massa’s
van beide wanddelen, hoe beter de geluidsisolatie van de ontdubbelde wand.

Resonantie frequentie
Elk systeem van massa-veer-massa heeft een zekere resonantiefrequentie. Deze resonantiefrequentie (f0 in Hz)
wordt bepaald door de oppervlaktemassa’s (m” in kg/m²) van elk wanddeel en de breedte (d in m) van de spouw
tussen de twee wanddelen. Het geluidsisolatieverloop van een dubbel wand kan samengevat worden in
volgende schematische figuur.

Figuur 47: geluidsisolatieverloop van een ontdubbelde wand


- Bij frequenties lager dan deze resonantiefrequentie zal de ontdubbelde wand over eenzelfde geluidsisolatie
beschikken dan één enkelvoudige wand met een totale massa gelijk aan de som van de massa’s van beide
wanddelen. Het ontdubbelen heeft in dit frequentiegebied geen effect.
- Bij de resonantiefrequentie is de geluidsisolatie erg beperkt. In de buurt van de resonantiefrequentie
presteert de samengestelde wand zelfs slechter dan een enkelvoudige wand met een gelijke totale massa.
- Bij frequenties hoger dan de resonantiefrequentie wordt het grote voordeel van de ontdubbeling bekomen.
Bij deze frequenties is er een grote verbetering van de geluidsisolatie in vergelijking met een enkelvoudige
wand.
Er dient aldus verzekerd te worden dat de resonantiefrequentie van de gekozen wandopbouw voldoende laag
ligt in verhouding met het frequentiebereik van de toepassing waarvoor de wand wordt gekozen. (Bij voorkeur
f0 < 70Hz voor gewone toepassingen, lager voor toepassingen met laagfrequent geluid). Massieve ontdubbelde
wanden hebben het voordeel dat hun resonantiefrequentie meestal voldoende laag ligt, zelfs bij kleine spouw,
gezien de grote massa’s.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 84 van 138
Geluidsabsorberend materiaal in de spouw
Theoretisch zou de geluidsisolatie erg hoog kunnen worden boven deze resonantiefrequentie. Bij de hogere
frequenties dient men echter ook rekening te houden met staande golfpatronen in de spouw. Door deze
spouwresonanties valt de luchtgeluidsisolatie terug. Door het voorzien van een geluidsabsorberend
isolatiemateriaal in de spouw kunnen deze spouwresonanties geabsorbeerd worden, waardoor de
geluidsisolatie minder sterk terugvalt. Het is belangrijk dat het gekozen isolatiemateriaal voldoende soepel is,
vb. minerale wol, en niet geklemd zit tussen de wanddelen.
Het soepel isolatiemateriaal heeft als bijkomend effect enerzijds dat elk contact tussen beide wanddelen, zoals
mortelbaarden, wordt vermeden en anderzijds dat hoogfrequente geluidslekken, vb. bij plaatselijk slecht
gevoegde of poreuze en ongepleisterde wanden, gedempt worden.

Contacten
Het hierboven aangegeven geluidsisolatieverloop geldt wanneer de beide wanddelen volledig onkoppeld zijn,
wat in praktijk meestal niet altijd mogelijk is. Beide wanddelen kunnen op verschillende manieren contact
maken. Afhankelijk van de nodige luchtgeluidsisolatie tussen twee vertrekken zijn zulke contacten toegelaten,
te vermijden of onmogelijk.
- Mortelbaarden, stijve isolatie, … zijn gemakkelijk te vermijden.
- Spouwankers zijn bij een traditionele spouwmuur vaak nodig. Bij erg hoge geluidsisolatie eisen zijn deze te
vermijden, te beperken in aantal of te vervangen door trillingsdempende uitvoeringen.
- Ook aanliggende constructies (wanden, kolommen, …) kunnen voor contacten en dus een kortsluiting van
de ontkoppeling van beide wanddelen zorgen. Ook hier geldt dat afhankelijk van de nodige
luchtgeluidsisolatie tussen twee vertrekken deze contacten toegelaten, te vermijden of onmogelijk zijn.

6.9.3.2 Akoestische prestaties


De geluidsisolatie is sterk afhankelijk van bovenstaande aspecten, voornamelijk van de mate waarin de twee
wanddelen verbonden zijn.
- In grote lijnen kan men stellen dat de geluidsisolatie van ontdubbelde wanden slechts beperkt (ca. 3dB)
toeneemt t.o.v. een enkelvoudige wand met dezelfde massa als de som van de massa’s van de twee
wanddelen indien beide wanddelen verbonden zijn via aanliggende constructies, vb. doorlopende
vloerplaten, doorlopende gevel, … .
- Bij een traditioneel spouwmuur uitgevoerd met binnen- en buitenspouwblad zal de verbetering dankzij de
spouw beperkt blijven zolang binnen- en buitenspouwblad met elkaar verbonden zijn d.m.v. spouwankers.
In eerste instantie kan men aldus uitgaan van de geluidsisolatie die de totale massa van de gevel zou
realiseren (als het een enkele wand zou zijn – zie hogere tabel inschatting cfr norm) verhoogd met 3 tot
maximaal 5 dB.
- Bij hogere geluidsisolatie eisen kunnen de traditionele spouwankers vervangen worden door
trillingsdempende ankers of kan één van beide wanden losgekoppeld worden door deze rondom rond te
voorzien van een soepele aansluiting en alle contacten te vermijden. In dat geval kan een aanzienlijke winst
gerealiseerd worden. In die specifieke gevallen is het aangewezen een akoestisch ingenieur te raadplegen.

6.9.4 Massieve wand met lichte voorzetwand binnen


Meer en meer worden bestaande gebouwen bijkomend thermisch geïsoleerd. Dit kan bijvoorbeeld door aan de
binnenzijde een lichte voorzetwand aan te brengen en tussen bestaande wand en voorzetwand thermische

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 85 van 138
isolatie aan te brengen. De lichte voorzetwanden in dit hoofdstuk betreffen lichte wanden opgebouwd uit een
beplating (vb. gipskarton, multiplex, osb, … ) die hetzij op een draagstructuur (metalen structuur of houten stijl
en regelwerk), hetzij rechtstreeks tegen de wand worden aangebracht.
Met een doordachte keuze van materialen en plaatsingswijze van deze voorzetwand kan ook de geluidsisolatie
van de gevel verbeterd worden.

6.9.4.1 Theoretische achtergrond


De akoestische prestatie van een lichte voorzetwand zijn onder meer afhankelijk van:
- de bevestigingswijze (verkleefd, mechanisch bevestigd of vrijstaand)
- de draagstructuur
- de beplating
- de spouwvulling

Bevestigingswijze
De voornaamste opbouwen worden in de figuren op volgende bladzijde weergegeven. Hoe minder starre
contacten tussen voorzetwand en achterliggende massieve wand, hoe groter de geluidsisolatieverbetering van
de wand. Met vrijstaande voorzetwanden kan aldus de meeste geluidsisolatieverbetering gerealiseerd worden,
maar ook met een voorzetwand verkleefd met soepele isolatie (vb. rotswol of glaswol). De soepele isolatie wordt
immers niet als star contact beschouwd dankzij de soepele eigenschappen van de isolatie.
Bij een mechanische bevestiging zorgen de bevestigingen voor starre puntcontacten of lijncontacten waarlangs
de trillingen aan de achterliggende wand kunnen overgebracht worden. Bijgevolg wordt hiermee de
geluidsisolatie in mindere mate verbeterd dan bij een vrijstaande wand.
Bij een verkleving van de voorzetwand met gips of met een harde isolatie worden de trillingen via een groot
oppervlak overgebracht aan de achterliggende wand. De verbetering van geluidsisolatie met deze
voorzetwanden is slechts beperkt en zelfs een verzwakking is mogelijk bij lage frequenties.

VERKLEEFD

verkleefd met gips - verkleefd met harde isolatie - verkleefd met soepele isolatie

MECHANISCH BEVESTIGD VRIJSTAAND

Houten stijl en regelwerk - mechanisch bevestigd Metalen draagstructuur - houten draagstructuur


Figuur 48: Voorbeelden van voorzetwanden (bron Gyproc)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 86 van 138
Draagstructuur
Het principe hoe minder starre contacten tussen voorzetwand en achterliggende massieve wand, hoe groter de
geluidsisolatieverbetering van de wand, geldt ook voor de draagstructuur. Specifiek vormgegeven profielen
presteren beter dan de gangbare metalen profielen, die op hun beurt beter presteren dan een houten stijl en
regelwerk.

Figuur 49: Verschillende metalen profielen (bronnen Gyproc en Knauf)

Ook een bevestiging van houten kepers op de muur waarop dwarse


soepele metalen veerregels zijn geschikt als soepele draagstructuur: zie
naaststaande figuur.

Figuur 50: Soepele metalen dragers op keperwerk (bronnen Knauf en Gyproc)

Zelfs bij vrijstaande wanden kan het soms toch nodig zijn om de voorzetwand aan de achterliggende wand te
bevestigen (vb. bij hogere voorzetwanden). In dat geval en bij hoge performantie eisen kan gebruik gemaakt
worden van specifiek akoestische bevestigingsprofielen.

Figuur 51: Gangbare bevestigingsmethode (Bron: Gyproc)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 87 van 138
Figuur 52: Akoestische bevestigingsprofielen (Bronnen Gyproc, Plakabeton,CDM)

Beplating
De geluidsisolatie voor eenzelfde opbouw kan verbeterd worden door meer massa toe te voegen, d.w.z. door
meerdere of zwaardere platen te voorzien. Elke fabrikant heeft verschillende beplatingen in zijn gamma:
gewone, zwaardere, brandwerende, inbraakwerende, vochtbestendige, … Qua geluid speelt vooral de massa
van deze platen een rol. Hoe zwaarder, hoe beter.
Veelal wordt een voorzetwand in gipskartonplaten uitgevoerd. Gipsvezelplaten hebben een hogere densiteit en
geven eveneens hogere resultaten. Daarnaast kan een plaat ook verzwaard worden door er een staalplaat of
loodslab op aan te brengen.

Spouwvulling
Wanneer de spouw gevuld wordt met soepele isolatie (opencellig materiaal zoals minerale wol, …), kan een
hogere geluidsisolatie gerealiseerd worden. Deze rotswol heeft voornamelijk als effect dat de spouwresonanties
bij de hogere frequenties geabsorbeerd worden, waardoor de geluidsisolatie bij deze frequenties minder sterk
terugvallen. Bijkomend zorgt de isolatie ervoor dat het effect van eventuele geluidslekken door stopcontacten,
lichtschakelaars, nagels om iets te bevestigen, … gereduceerd wordt.
Het type soepele isolatie speelt slechts een beperkte rol, alsook de volledige of gedeeltelijke vulling van de
spouw.

6.9.4.2 Akoestische prestaties


De geluidsisolatie van lichte voorzetwanden is afhankelijk van de bevestigingswijze, de draagstructuur, de
beplating en spouwvulling (zie hierboven). De geluidsisolatieverbetering van lichte voorzetwanden wordt in de
productinformatie aangegeven met ΔRw.
Belangrijk is dat dit steeds een bepaalde geluidsisolatieverbetering is t.o.v. een bepaalde achterliggende wand.
Dezelfde voorzetwand geeft niet noodzakelijk eenzelfde geluidsisolatieverbetering t.o.v. een zwaardere of
lichtere voorzetwand. Deze aanduiding dient dus met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.

Daarnaast is het ook belangrijk dat deze waarden, de geluidsisolatie in laboratorium betreft. Men dient er
rekening mee te houden dat een voorzetwand in situ geplaatst steeds minder presteert dan in laboratorium
door minder verzorgde aansluitingen, aansluitingsdetails, aanwezigheid van schakelaars en stopcontacten,
leidingen, wandverstevigingen, andere afmetingen, … .

Voor een losgekoppelde voorzetwand, waarbij de voorzetwand duidelijk lichter is dan de basiswand, kan de
grootteorde van de maximale winst ruw ingeschat worden in functie van de kritieke frequentie f o (volgens
onderstaande formule) en de geluidsisolatie Rw van de basiswand (de zwaarste wand van beide wanddelen), ahv

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 88 van 138
volgende tabel, uit de norm ISO 12354-1 (2017) (Annex D). Hoe beter de massieve wand, hoe minder effect de
lichte voorzetwand zal hebben.

0.111 1 1
𝑓0 = 160 ∗ √ 𝑑
∗ ( 𝑚′ + 𝑚′2
)
1

Met m’1: kg/m² massieve wand en m’2: kg/m² voorzetwand

Resonantiefrequentie f0 (Hz) Maximale ΔRw (dB)


≤ 80 35 – Rw / 2 ≥ 0
100 32 – Rw / 2 ≥ 0
125 30 – Rw / 2 ≥ 0
160 28 – Rw / 2 ≥ 0
200 -1
250 -3
315 -5
400 -7
500 -9
630 - 1600 -10
> 1600 -5
Tabel 22: Verbetering gewogen geluidsverzwakkingsindex van een massieve wand ΔRw met voorzetwand volgens NBN EN ISO 12354-1

6.10 LICHTE CONSTRUCTIES


Onder lichte gevels vallen zowel houten elementen metalen elementen, elementen uitgevoerd als
sandwichpanelen, lichte elementen in verscheidene lagen, …. De nadruk in hetgeen volgt wordt gelegd op gevels
of gevelelementen uitgevoerd in hout gezien deze in de woningbouw steeds vaker voorkomen.
Bij houtskeletbouw of bij bouwen met CLT (Cross Laminated Timber) kan niet gerekend worden op de massa om
geluidsisolatie te realiseren. Het principe van massa-veer-massa dient gevolgd te worden om een goede
geluidsisolatie te bekomen. De luchtlaag of het soepel materiaal in de spouw tussen het plaatmateriaal aan
weerskanten werkt als een veer die een deel van de geluidsenergie dissipeert. Bij lichte constructies hebben de
aansluitingen en afwerkingen in situ een zeer grote invloed op het resultaat.

6.10.1 Theoretische achtergrond


Lichte constructies werken volgens het massa-veer-massa principe. De geluidsisolatie wordt bepaald door:
- De draagstructuur: metalen structuur of houten stijl en regelwerk
→ hoe minder contacten, hoe beter
- De beplating: aantal en type (massa, buigslapheid, …)
→ hoe zwaarder en hoe buigslapper, hoe beter
- De spouwvulling
→ soepele isolatie nodig als absorptie
- De spouwbreedte
→ zo breed mogelijk

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 89 van 138
Draagstructuur
De te realiseren geluidsisolatie is sterk afhankelijk van het aantal en type contacten tussen de verschillende
lagen van de gevelopbouw. Zo zorgt een houten enkelvoudige draagstructuur tussen binnen – en buitenplating
voor meer contacten dan een gekruist stijl en regelwerk, waarbij slechts puntcontacten optreden.
Ook de manier waarop een eventuele technische voorzetwand aan de binnenzijde bevestigd wordt aan de
gevelconstructie speelt een rol. Specifiek vormgegeven profielen presteren beter dan de gangbare metalen
profielen, die op hun beurt beter presteren dan een houten stijl en regelwerk (zie voorzetwanden bij
steenachtige wanden §6.9.4).

Beplating
De geluidsisolatie voor eenzelfde opbouw kan verbeterd worden door meer massa toe te voegen, d.w.z. door
meerdere of zwaardere platen te voorzien. Elke fabrikant heeft verschillende beplatingen in zijn gamma:
gewone, zwaardere, brandwerende, inbraakwerende, vochtbestendige, … Qua geluid speelt vooral de massa
van deze platen een rol. Hoe zwaarder, hoe beter.
Veelal wordt een voorzetwand in gipskartonplaten uitgevoerd. Gipsvezelplaten hebben een hogere densiteit en
geven eveneens hogere resultaten. Daarnaast kan een plaat ook verzwaard worden door er een staalplaat of
loodslab op aan te brengen

Spouwvulling
Wanneer de spouw gevuld wordt met soepele isolatie (opencellig materiaal zoals minerale wol, …), kan een
hogere geluidsisolatie gerealiseerd worden. Deze geluidsabsorberende vulling heeft voornamelijk als effect dat
de spouwresonanties bij de hogere frequenties geabsorbeerd worden, waardoor de geluidsisolatie bij deze
frequenties minder sterk terugvallen. Bijkomend zorgt de isolatie ervoor dat het effect van eventuele
geluidslekken door stopcontacten, lichtschakelaars, nagels om iets te bevestigen, … gereduceerd wordt.
Het type soepele isolatie speelt slechts een beperkte rol, alsook de volledige of gedeeltelijke vulling van de
spouw.

Spouwbreedte
Hoe breder de spouw, hoe lager de kritieke frequentie van het massa-veer-massasysteem, wat resulteert in een
betere geluidsisolatie. Om deze reden is het in sommige gevallen te verkiezen de binnenbeplating te vervangen
door een voorzetwand i.p.v. een bijkomende voorzetwand aan te brengen. Eén grote spouw is bij laagfrequente
toepassingen (zoals verkeerslawaai) immers vaak beter dan de combinatie van twee kleinere spouwen.

6.10.2 Houten constructies


Over het algemeen kan er een onderscheid gemaakt worden tussen 2 types houten constructies voor gevels:
- Een gevel uitgevoerd in houtskeletbouw bestaande uit een houten draagstructuur waartussen isolatie wordt
aangebracht en waarbij langs de buitenzijde een gevelbekleding wordt aangebracht en langs de binnenzijde
één of meerdere platen en/of voorzetwanden. Meestal wordt een kamergroot gevelelement als
sandwichpaneel geplaatst.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 90 van 138
Figuur 53: Voorbeeld gevel in houtskeletbouw (bron Rotho Blaas Srl: zie https://www.rothoblaas.com/) en
sandwichpaneel (Bron Machiels Building Solutions nv: zie https://machielsbuildingsolutions.be/)

- Gevel met draagstructuur uitgevoerd in gevelelementen in CLT (Cross Laminated Timber) bestaande uit
verscheidene lagen (massief) hout waarbij eveneens langs de buitenzijde een gevelbekleding wordt
aangebracht en langs de binnenzijde één of meerdere platen en/of voorzetwanden.

Figuur 54: Voorbeeld gevel in CLT (bronnen Rotho Blaas Srl en FPInovations)

6.10.3 Akoestische prestaties

6.10.3.1 Gevels met houtskeletbouw


Een gevel in houtskeletbouw met binnen- en buitenbekleding kan op heel veel manieren worden opgebouwd
orden met sterk uiteenlopende geluidsisolaties. De laatste jaren is er heel wat onderzoek gedaan naar de
geluidsisolatie van lichte gevelconstructies. Ondermeer het DO IT houtbouw onderzoeksproject (een
samenwerking tussen WTCB en private partners), een opvolging van het eerdere onderzoek STAR heeft nieuwe
inzichten gegeven in de haalbare geluidsisolatie van lichte gevelconstructies tegen verkeerslawaai met lage

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 91 van 138
frequenties. Tal van verschillende constructies werden in laboratorium opgemeten, waarbij blijkt dat
geluidsisolaties (RAtr) tussen 35dB en 61dB kunnen gerealiseerd worden.15

Hierna worden enkele principes toegelicht die in acht dienen genomen te worden bij het ontwerp van een lichte
gevel. Hierbij wordt verwezen naar constructies die werden onderzocht in het kader van het hierboven vermelde
DO IT project. Ook nuttige informatie betreffende de opbouw van gevelconstructies in hout en de
overeenkomstige akoestische prestaties zijn te vinden bij Holzforschung Austria die een databank ter
beschikking stellen van allerhande opbouwconstructies in hout samen met hun akoestische prestaties. 16

Bij houtskeletbouw wordt de basisdraagstructuur uitgevoerd met houten kepers waartussen thermische
isolatie. Door deze draagstructuur langs weerszijden te bekleden met houten platen, of gipskarton, of
vezelcementplaten of een combinatie wordt en sandwich element bekomen. Hierbij wordt vaak een technische
spouw aangebracht langs de binnenzijde. Ook de brandtechnische eisen hebben een invloed op de opbouw en
positie van een extra laag (met een hogere brandweerstand).
Met een vulling in minerale wol wordt een RAtr-waarde bekomen van 35 tot 40 dB afhankelijk van de aard van
de platen en de dikte van de spouw (zie onderstaande figuur).

1. gevelbekleding op houten latten


2. beplating
3. houten stijlen waartussen minerale wol
4. beplating
5. technische spouw uit houten latten waarop een gipskartonplaat

Figuur 55: Voorbeeld opbouw gevel (Bron DO IT houtbouw)

De gevelbekleding langs de buitenzijde kan bestaan uit een thermische isolatie waarop rechtstreeks een
gevelpleister wordt aangebracht. In dat geval neemt de geluidsisolatie wat toe maar beperkt. Andere types
gevelbekledingen worden aangebracht op een houten lattenwerk, al dan niet gekruist. Wegens de nodige
verluchting van de achterliggende spouw is ook hier de verbetering van de gevelisolatie beperkt en in de meeste
gevallen verwaarloosbaar.

Wanneer de leidingspouw langs de binnenzijde aangebracht wordt op houten latten die in de lengterichting op
de draagstructuur worden bevestigd dan geeft deze leidingspouw geen verbetering van de geluidsisolatie RAtr.
Door de houten latten dwars te plaatsen, waardoor overgegaan wordt van lijncontacten naar puntcontacten,
wordt de situatie een 3-tal dB gunstiger.

15 Zie: http://www.do-ithoutbouw.be/home
16 Zie: https://www.dataholz.eu/en.htm

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 92 van 138
Figuur 56: Invloed bekledingsplaat (Bron DO IT houtbouw - Akoestische prestatie van hsb-gevel 17)

Eenzelfde resultaat wordt echter ook bekomen door de tussenplaat weg te laten en te vervangen door een PE-
folie. Hierdoor ontstaat er een bredere spouw wat gunstig is.

Figuur 57: Invloed tussenplaat (Bron DO IT houtbouw - Akoestische prestatie van hsb-gevel)

Beide constructies kunnen nog verbeterd worden door gebruik te maken van veerregels in plaats van houten
latten. Vooral voor de situatie waarbij de tussenplaat wordt weggelaten is de winst groot.

Figuur 58: Invloed veerregels (Bron DO IT houtbouw - Akoestische prestatie van hsb-gevel)

17 Zie presentatie van studieavond houtskeletbouw ‘Akoestiek van houtskeletgevels met bekleding: nieuwe evoluties’ van 21-11-2014 ingericht door DO IT en terug te inden
bij de publicaties op de website http://www.do-ithoutbouw.be/

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 93 van 138
Tot slot laat de laatste figuur uit dit onderzoek nog zien dat een nog hogere geluidsisolatie kan bekomen worden
door gebruik te maken van een onafhankelijke voorzetwand met minerale wol. Uiteindelijk kan er ook nog enige
winst geboekt worden door ook achter de gevelbekleding minerale wol aan te brengen en deze bekleding op
een dubbel latwerk (gekruist) aan te brengen. Onderstaande grafiek toont enkele samenstellingen.

Figuur 59: Resultaten verschillende gevelsamenstellingen (Bron DO IT houtbouw - Akoestische prestatie van
hsb-gevel)

6.10.3.2 Gevels met CLT als draagstructuur


Bij gevels uit CLT wordt de draagstructuur gevormd door een massief CLT element, meestal van 95 tot 115mm
dikte. De RAtr-waarde bedraagt dan slechts ca. 31 dB.
Met een buitenpleister op minerale wol langs de buitenzijde zal de geluidsisolatie lichtjes toenemen tot ca. 34
dB, wat voor de meeste situaties onvoldoende is. Met harde thermische isolatieplaten is er nauwelijks winst.
Met een buitenbekleding uit minerale wol tussen verticale kepers waarover een gipsplaat en waterwerende
folie wordt aangebracht en een geventileerde buitenbekleding op houten latten zal de globale geluidsisolatie
ca. 39 dB bedragen.

Verbetering is dan enkel nog mogelijk langs de binnenzijde. De beide figuren op de volgende bladzijde geven
hiervan een voorbeeld:
a) Voorzetwand met 50 mm minerale wol en 2 gipskartonplaten verend aangebracht op CLT drager en zonder
gipskarton achter de gevelbekleding: RAtr ≈ 47 dB
b) Voorzetwand met 50 mm minerale wol en 1 gipskartonplaat verend aangebracht op CLT drager en met
gipskarton achter de gevelbekleding: RAtr ≈ 45 dB

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 94 van 138
Fig. a Fig. b

Figuur 60: Gevel in CLT met buitenbekleding en verend bevestigde voorzetwand binnenzijde (Bron Dataholz.at)
a) Zonder gipskarton in gevelbekleding en met voorzetwand in 2 lagen gipskarton
b) Met gipskarton achter gevelbekleding en met 1 laag gipskarton in voorzetwand

Met een onafhankelijke voorzetwand los van de CLT constructie zullen nog iets betere isolaties kunnen bekomen
worden.

6.10.3.3 Aandachtspunten bij de uitvoering


Zoals hierboven is aangetoond wordt de bekomen geluidsisolatie van lichte gevels in hout sterk bepaald door
de juiste samenstelling van de constructie, de juiste detaillering en een goede uitvoering. Fouten hierin worden
sterker afgestraft dan bij constructies in steenachtige materialen wegens de beperkte massa’s. Enkele aspecten
die bij uitvoering aandacht vergen zijn onder meer:
- Openingen in voorzetwanden voor stopcontacten en lichtschakelaars in de lichte opbouw zijn afhankelijk
van de te realiseren prestaties te vermijden. In situaties waar verhoogde geluidsisolatie gewenst is, kunnen
mogelijks akoestische stopcontacten voorzien worden.
- Indien geen spouwvulling werd voorzien, zullen openingen (vb. stopcontacten, lichtschakelaars, …) een
grotere geluidsverzwakking veroorzaken dan wanneer een spouwvulling werd voorzien. Het is daarom aan
te raden eerder voor een wandopbouw met soepele spouwvulling te kiezen dan voor een wandopbouw
zonder, ook wanneer de eisen beperkt zijn.
- Bevestigingen doorheen de voorzetwand in de achterliggende constructie zullen de geluidsisolatie van de
gevel verzwakken.
- De opbouw van een lichte gevel kan ook een invloed hebben op de geluidsisolatie tussen aanliggende of
boven elkaar liggende ruimtes (bijvoorbeeld de geluidsisolatie tussen aanliggende of boven elkaar liggende
appartementen). Bij doorlopende sandwichelementen of CLT panelen tussen appartementen zal het geluid
dat in de ene ruimte invalt op de gevel, doorgegeven worden en in een andere naast of bovenliggende
liggende ruimte afgestraald worden. Dit kan voorkomen worden door het onderbreken van deze
gevelelementen ter hoogte van de scheidingswanden en eventueel het plaatsen van soepele stroken tussen
beide ter hoogte van de scheidingsconstructie (zie volgende figuur).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 95 van 138
Figuur 61: Voorbeeld onderbreking gevels tussen verdiepingen

- Ook voorzetwanden mogen niet doorlopen naar naastliggende ruimtes wil men een goede geluidsisolatie
tussen ruimtes realiseren:

Figuur 62: Voorbeeld onderbreking voorzetwanden aan gevels

6.11 DAKEN
6.11.1 Algemeenheden
De akoestische prestaties van massieve platte daken kunnen vergeleken worden met de akoestische prestaties
van enkelvoudige wanden in steenachtige materialen (zie hoger). Hoe zwaarder, hoe beter de geluidsisolatie.
De inschatting van de RAtr-waarde in functie van de massa zoals hoger gegeven bij de zware buitenwanden, kan
ook gehanteerd worden om de akoestische prestaties in te schatten van massieve platte daken, waarbij de totale
massa kan ingerekend worden.
Gezien meestal de grote massa van de dakplaat vormen de platte massieve daken meestal geen probleem.
Indien nodig kunnen ze net als bij de stenen wanden ook voorzien worden van een geluidsisolerend soepel
opgehangen verlaagd plafond zoals een voorzetwand bij wanden om de geluidsisolatie te verbeteren. Dezelfde
principes zijn ook hier geldig.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 96 van 138
Bij een lichte dakopbouw daarentegen is de geluidsisolatie sterk afhankelijk van de opbouw. Met lichte
dakconstructies wordt voornamelijk de traditioneel hellende en platte daken bedoeld, maar ook opbouwen met
lichte sandwichpanelen of geprofileerde staalplaten zijn mogelijk. Voor deze laatsten wordt verwezen naar de
technische informatie van de fabrikanten. Voorliggende bespreking behandelt de typische lichte platte en
hellende daken met een houten draagstructuur, gezien deze in de woningbouw het meest frequent voorkomen.
Dezelfde principes als bij de lichte gevels in hout zijn ook hier van toepassing.
Voor traditionele daken en daken opgebouwd uit geprefabriceerde spantjes zijn de belangrijkste parameters die
een invloed hebben op de geluidverzwakkingsindex van het dak:
- De aard van het onderdak. Wanneer deze uit een folie bestaat blijft de geluidsisolatie zeer beperkt. Met een
plaatmateriaal wordt dit veel beter, zelfs met een beperkte oppervlaktemassa (bvb. menuiserite).
- De afwerking langs de binnenzijde is belangrijk en dan vooral zijn geluidlekdichtheid, zijn oppervlaktemassa
en vooral de ontkoppeling met de rest van de bovenbouw van het dak.
- Tot slot speelt ook de geluidlekdichtheid van het dak in zijn aansluiting met de geveldelen, binnenwanden
en doorboringen (dakvlakvensters, schouwen, ventilatie,…) een rol.

Voor dakconstructies opgebouwd uit dakpanelen (enkel- of dubbelschalig) zijn de belangrijkste parameters de
geluidverzwakkingsindex van het dakpaneel en de eventuele bijkomende afwerking langs de binnenzijde.
De geluidwering van de zogenaamde lichte, zelfdragende sandwichpanelen is meestal zeer zwak, vooral de
panelen met dunne onderafwerking en een stijve geslotencellige thermische isolatie. Bij zware zelfdragende
panelen uit een houten draagstructuur bekleed met zwaarder plaatmateriaal en een vulling in minerale wol zijn
de akoestische prestaties veel beter.

Bij deze lichte daken kan niet gerekend worden op de massa om geluidsisolatie te realiseren. De lichte
constructies werken volgens het principe van massa-veer-massa. De luchtlaag of het soepel materiaal in de
spouw werkt als een veer die een deel van de geluidsenergie dissipeert. Bij lichte constructies hebben de
aansluitingen en afwerkingen in situ een zeer grote invloed op de werkelijk te behalen luchtgeluidsisolatie.

6.11.2 Kenmerken die de geluidsisolatie bepalen


Een licht dak wordt gangbaar opgebouwd als volgt (zie volgende 2 figuren):
- de dakbedekking
- het onderdak
- de thermische isolatie tussen de dakstructuur
- een dampremmende laag

De volgende figuren geven dakconstructies die een goede geluidsisolatie geven.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 97 van 138
1. Zwaar onderdak
2. Soepel geluidsabsorberend materiaal
2
3. Dampscherm
1 4 4. Trillingsdempende beugel
5. Metalen draagstructuur
3 5 6. Afwerkingspanelen. Baksteenverband boven elkaar
geplaatste platen. Minimale dikte van 2 x 12,5 mm in
6 pleister of 2 x 10 mm in vezelpleister

1. Afdichtingsmembraan
2. OSB-panelen
3. Vloerbalk
1
2 4. Soepel geluidsabsorberend materiaal
5. Dampscherm
4 3 6. Soepele scheidingsstrook
7. Trillingsdempende beugel
6 5 7 8. Metalen draagstructuur
8
9. Afwerkingspanelen. Baksteenverband boven elkaar
geplaatste platen. Minimale dikte van 2 x 12,5 mm in
pleister of 2 x 10 mm in vezelpleister
9

Figuur 63: Opbouw hellend en plat licht dak (bron: leefmilieu Brussel) 18

Hieronder worden enkele belangrijke principes aangehaald die bepalend zijn voor de globale luchtgeluidsisolatie
van een lichte dakconstructie.

Luchtdichtheid
Bij lichte constructies is de luchtdichtheid erg belangrijk. Kieren, aansluiting, doorboringen dienen zorgvuldig en
luchtdicht afgekit of afgeplakt te worden.

Dakbedekking
De dakbedekking heeft slechts een beperkte invloed op de globale luchtgeluidsisolatie. Hoe zwaarder hoe beter.
Zo zullen bij een hellend dak zwaardere dakpannen een gunstiger effect hebben dan bijvoorbeeld een zinken
bekleding. Nochtans zal, wegens de verluchting die nodig is onder deze dakbedekking, het effect eerder bepekt
blijven. Bij een plat dak zal een verzwaarde bitumineuze dakbedekking ook een beperkt, maar gunstig effect
hebben, zeker indien de geluidsisolatie voor de rest beperkt blijft. Een eventuele vegetatielaag kan een
bijkomende geluidsisolatie opleveren door zijn massa.

18
Zie Leefmilieu Brussel – Technisch rapport geluid: Code van goede praktijk – ‘Technisch referentiekader inzake geluidsisolatie voor de premie voor de renovatie van het
woonmilieu’ – maart 2015 : meer zie https://leefmilieu.brussels/

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 98 van 138
Onderdak
Een onderdak moet waterdicht, maar dampdoorlatend zijn. Hoe zwaarder dit is, hoe beter de
luchtgeluidsisolatie. Een microgeperforeerde folie als onderdak is dus niet gunstig en geeft geen verbetering.
Een zwaardere beplating in te verkiezen zoals bijvoorbeeld houtvezelcementplaten. Bij hogere geluidsisolaties
wordt bij voorkeur een dubbele beplating voorzien. Door de hogere massa en de betere voegafdichting is dit
gunstiger.

Isolatie
Wanneer de spouw gevuld wordt met soepele isolatie (rotswol of minerale wol, maar ook hennepvezel, of
andere gelijkaardige materialen), kan een hogere geluidsisolatie gerealiseerd worden. Deze rotswol heeft
verschillende functies. Enerzijds worden eventuele spouwresonanties bij de hogere frequenties geabsorbeerd,
waardoor de geluidsisolatie bij deze frequenties minder sterk terugvallen. En anderzijds zorgt de isolatie ervoor
dat het effect van eventuele geluidslekken door ophangpunten, bevestigingsnagels, … gereduceerd wordt.
De isolatie dient aaneengesloten geplaatst te worden, zodat er geen plaatselijke lekken zijn. Hoe dikker het
pakket isolatie, hoe gunstiger. Het type soepele isolatie speelt slechts een beperkte rol.
Harde isolatiematerialen zoals stijve isolatieplaten zijn niet aan te raden indien specifieke geluidsisolatie eisen
opgelegd zijn.

Dampremmende laag
De dampremmende laag heeft nauwelijks effect op de globale luchtgeluidsisolatie van de dakconstructie. Er
bestaan specifieke akoestische folies die een beperkte gunstige invloed (ca. 1 à 2 dB) kunnen realiseren.
Indien nodig kan ruimte gelaten worden tussen dampscherm en binnenafwerking om leidingen in weg te
werken.

Binnenafwerking
De binnenafwerking bepaalt in belangrijke mate de globale geluidsisolatie. Hier speelt de positie van de
draagstructuur en het afwerkingsmateriaal een rol, de keuze van het afwerkingsmateriaal en de
bevestigingswijze van het geheel.

a. Positie binnenafwerking
De beplating kan zowel onder (figuur links) als tussen (figuur midden) de dakstructuur (vb. gordingen) of op
beide plaatsen (figuur rechts) aangebracht worden. Door de volledige dakstructuur af te schermen (figuur
midden en rechts) wordt een opmerkelijk beter resultaat bereikt (zie verder). Voor platte daken is eenzelfde
principe geldig.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 99 van 138
Figuur 64: Positie binnenafwerking dakbekleding (bron: www. gyproc.be) 19

b. Een afwerking van een zwaar en slap materiaal


Een binnenafwerking (onderhangend plafond) kan de geluidsisolatie van een lichte dakconstructie verbeteren:
- Hoe zwaarder dit plafond/onderbeplating, hoe groter de verbetering zal zijn. De geluidsisolatie voor
eenzelfde opbouw kan beperkt verbeterd worden door meer massa toe te voegen, d.w.z. door meerdere of
zwaardere platen te voorzien.
Elke fabrikant heeft verschillende beplatingen in zijn gamma: gewone, zwaardere, brandwerende,
inbraakwerende, vochtbestendige, … Qua geluid speelt vooral de massa van deze platen een rol. Hoe
zwaarder, hoe beter. Gipsvezelplaten presteren over het algemeen beter dan gipsplaten, dankzij hun hogere
densiteit. Daarnaast kan een plaat in uiterst geval ook verzwaard worden door er een staalplaat of loodslab
op aan te brengen.
- Hoe buigslapper het materiaal, hoe groter de luchtgeluidsisolatieverbetering. Buigslappe materialen (vb.
gipskarton) hebben een erg hoge kritieke frequentie die buiten het bouwakoestische gebied valt, wat tot
betere resultaten leidt dan meer starre materialen (vb. MDF, multiplex, OSB, …)

c. De ophanging van het plafond aan de draagstructuur


De binnenafwerking kan rechtsreeks bevestigd worden tegen de dakstructuur. In dat geval vindt de
geluidsoverdracht in hoofdzaak plaats via de balken (zie volgende figuur links). Indien het plafond volledig los
opgehangen wordt, vindt de geluidsoverdracht enkel plaats via de spouw (zie onderstaande figuur rechts), wat
tot een beter resultaat leidt.

Figuur 65: Voorbeeld van een niet ontkoppelde en ontkoppelde dakbekleding

19
Documentatie Gyproc ‘Plafondsystemen’ 2013 Hoofdstuk 10 Rapporten en publicaties §10.3 Geluidsisolatie (laboratoriummetingen op dakconstructies). Meer info zie
www.gyproc.be.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 100 van 138
Hoe minder contacten en hoe soepeler deze contacten, hoe betere de geluidsisolatie. Idealiter wordt het
verlaagde plafond onafhankelijk van de structuur opgehangen tussen de wanden. Dit is echter niet steeds
mogelijk. In dat geval dient de trillingsoverdracht zo sterk mogelijk gereduceerd te worden door aangepaste
bevestiging, vb. houten stijl en regelwerk, metalen veerregels, trillingsdempende profielen, vilt-houtregel, …

Figuur 66: Ophanging plafond (bron Ministerie van VROM)20

Bevestiging van een verlaagd plafond met houten latten rechtstreeks tegen kepers of spanten (lijncontacten)
geeft een beperkte reductie. Met een lattenwerk dwars op de spanten of kepers zijn de contacten beperkt
(puntcontact) en wordt de geluidsisolatie beter.
Een metalen draagstructuur geeft hogere reducties, zeker wanneer het aantal contacten afneemt en wanneer
soepele ophangprofielen worden gebruikt. De volgende figuren tonen enkele situaties, respectievelijk van de
minst goede naar de beste manier van bevestiging.

20 Afbeeldingen van de publicatie “Geluidsisolatie in hsb woningen (1986)”.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 101 van 138
Bevestiging op houten latten Bevestiging op een metalen draagstructuur

Bevestiging op een metalen draagstructuur Bevestiging op veerregels

Trillingsdempende ophanging Onafhankelijk opgehangen verlaagd plafond


Figuur 67: Verschillende manieren van ophangen verlaagd geluidsisolerend plafond (bron website Gyproc)

d. Contacten
De binnenafwerking in plaatmateriaal dient ook zo min als mogelijk contact te maken met andere constructies.
De nodige soepele voegen (siliconenkit) zijn te voorzien aan de aansluitingen met andere elementen, leidingen,
enzoverder, …

Afstand tussen onderdak en plafond


Hoe breder de spouw, hoe lager de kritische frequentie van het massa-veer-massa systeem en hoe beter de
geluidsreductie.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 102 van 138
6.11.3 Akoestische prestaties
Onderstaande tabel geeft een indicatie van enkele opbouwen (gegevens Gyproc). Vergelijkbare info is ook terug
te vinden bij Knauf 21. Merk de grote correcties van Ctr-waarde bij al deze constructies.
Uitgebreide info is ook terug te vinden op de online cataloog van de website van dataholz. 22

Figuur 68: Geluidsisolaties van dakconstructies (bron Gyproc) 23

21 Zie brochure Schallschutz mit Knauf “Dächer – Dachgeschossbekleidungen mit Gipsplatten“ jun 2016. Terug te vinden op website www.knauf.de.
22 Holzforschung Austria – Databank met onder meer de akoestische isolatie van vloer-, wand- en dakconstructies in hout, terug te vinden onder
https://www.dataholz.eu/en.htm.
23 Documentatie Gyproc ‘Plafondsystemen’ 2013 Hoofdstuk 10 Rapporten en publicaties §10.3 Geluidsisolatie (laboratoriummetingen op dakconstructies). Meer info zie

www.gyproc.be.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 103 van 138
7 REKENVOORBEELDEN MET TOEPASSING REKENTOOL

7.1 INLEIDING
In voorliggend hoofdstuk wordt aan de hand van de informatie uit dit rapport en de rekentool, een
voorbeeldcase van een woongebouw bestudeerd. Hierbij worden mogelijke maatregelen en eventuele
alternatieven voor verschillende bouwconcepten uitgewerkt en dit voor verschillende eisen met betrekking tot
de vereiste gevelisolatie DAtr.
Veel appartementen en woningen zijn zogenaamde doorzonwoningen. De woonkamer loopt door over de
gehele diepte van het huis of appartement en heeft dan ook aan twee kanten ramen. Vaak ligt de ene zijde aan
een drukke verkeersweg en de andere zijde aan een rustige achtertuin. Voor deze situaties is het verschil in
gevelbelasting tussen de lawaaierige (straatzijde) en de rustige gevel meestal 13 dB of meer. De gevel die dan
uitgeeft aan de straatzijde is bepalend voor de gevelisolatie. De geluidsisolatie van de andere gevel kan dan veel
lager zijn.
Een meer nadeliger situatie betreffen hoekwoningen of hoekappartementen waarbij de verblijfsruimte(s)
gesitueerd zijn op de hoek van de woning. Deze verblijfsruimtes hebben dan eveneens vaak 2 gevelvlakken (of
meer indien ook een dak) waarbij de gevelbelasting op beide gevelvlakken echter veel minder verschilt. In dat
geval dienen beide gevelvlakken een vergelijkbare geluidsisolatie te garanderen. In de bestudeerde case wordt
uitgegaan van een dergelijke woning, waarbij zowel de leefruimte met open keuken als een slaapkamer gelegen
is op de hoek van een woning of appartement (zie Figuur 69).

Figuur 69: Grondplan casestudie

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 104 van 138
7.2 UITGANGSPUNTEN
7.2.1 Gevelbelasting en gevelstructuur
Voor deze case wordt er een gevelbelasting verondersteld, afkomstig van wegverkeerslawaai, die 3 dB lager is
aan de beide zijgevels dan aan de voorgevel.
Volgens de definitie van de gevelvlakfactor CL is dan:
- Voor de voorgevel: CL,1 = 0 dB
- Voor de zijgevels: CL,2 = 3 dB
Er wordt tevens verondersteld dat het niveauverschil, veroorzaakt door de vorm van het gevelvlak, namelijk de
gevelstructuurfactor of ΔLfs = 0 dB voor alle gevels.

7.2.2 Afmetingen
In het voorbeeld wordt de leefruimte met keuken en de slaapkamer 1 beschouwd. Er wordt van uitgegaan dat
de afmetingen van de ramen zoals aangeduid op de plannen ook de binnenafmetingen zijn. De plafondhoogte
is overal 2m60.

Leefruimte met keuken:


- Vloeroppervlakte: 40.9 m².
- Volume: 106.34 m³.
- Binnenafmeting voorgevel: 7.22m x 2.6m.
- Binnenafmeting zijgevel: 6.92m x 2.6 m.
- Afmetingen ramen: breedte volgens plan; hoogte 2.15m vanaf de grond behalve het keukenraam dat 1.25m
hoog is.

Slaapkamer 1:
- Vloeroppervlakte: 3.40 m x 3.56 m = 12.104 m².
- Volume: 31.47 m³.
- Binnenafmeting voorgevel: 3.4m x 2.6m.
- Binnenafmeting zijgevel: 3.56m x 2.6 m.
- Afmetingen ramen: breedte volgens plan; hoogte 2.15m vanaf de grond.

7.2.3 Materialen en constructies


Voor het gevelmetselwerk wordt uitgegaan van klassieke gevels in metselwerk met een spouwmuur verbonden
met spouwhaken:
- Binnenspouwblad: 14 cm snelbouwsteen (1100 kg/m³) met 1 cm pleisterlaag (1000 kg/m³): samen 164
kg/m².
- Spouwmuur met 12 cm minerale wol en 3 cm vide.
- Gevelsteen: keramische baksteen 9 cm dikte (1600 kg/m³): 144 kg/m².
De totale massa bedraagt dan ca. 308 kg/m².

De ramen zijn in aluminium voorzien van thermische dubbele beglazing en opengaand.


Voor de verluchting wordt in eerste instantie uitgegaan van ventilatieklasse C, met gevelventilatieroosters.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 105 van 138
7.3 SITUATIES
In een eerste situatie wordt uitgegaan van eenvoudige dubbele symmetrische beglazing en eenvoudige niet
akoestische ventilatieroosters. Voor deze situatie wordt de gevelisolatie van de verblijfsruimtes DAtr bepaald.
Deze zal blijken redelijk laag te zijn. In een volgende situatie worden daarom de voorzieningen gegeven om te
komen tot een DAtr-waarde = 26 dB voor de gevel, wat de minimale waarde is van de gevelisolatie volgens de
huidige norm voor woongebouwen (NBN S01-400-1 (2017)). Daarna wordt de situatie bekeken die globaal DAtr-
waarde = 30 dB realiseert. In de daarop verschillende volgende situaties wordt telkens nagegaan wat er nodig is
om deze gevelisolatie te verhogen met 3 dB en welke gevolgen dit heeft voor de verschillende gevelvlakken en
constructies.

7.3.1 Situatie 1 – basissituatie

7.3.1.1 Materiaal- en constructie eigenschappen

Gevelmetselwerk
Het gevelmetselwerk heeft een oppervlaktemassa van ca. 310 kg/m² en bestaat uit een spouwmuur. Voor een
enkelvoudige muur van deze massa bedraagt RAtr = 45 dB volgens NBN EN ISO 12354-1 (zie §6.9.2.2). Ten gevolge
van de spouw zal de geluidsreductie groter zijn, maar de verankering via spouwhaken tussen binnen- en
buitenspouwblad beperkt deze verbetering tot 3 à 5 dB (zie §6.9.3.2). Nemen we hiervoor 4 dB dan wordt voor
deze spouwmuur RAtr = 49 dB. Eenzelfde waarde is ook terug te vinden in de databank van de rekentool die
verder gehanteerd wordt.

Ramen
De ramen worden verondersteld in de meest eenvoudige thermische symmetrische dubbele beglazing: 4/16/4.
Uitgaande van fabrikantgegevens (zie Tabel 10 ) kan hiervoor Rw(C;Ctr) = 32(-2;-5) of RAtr = 27 dB genomen
worden. Rekening houdend met een marge van 1 à 2 dB op laboratoriumwaarden betekent dit RAtr = 25 à 26 dB.
In de informatieve bijlage B van de norm NBN EN ISO 12354-3 (2017) geeft tabel B1 de waarde Rw(C;Ctr) = 29(-
1;-4) of RAtr = 25 dB. Hierbij is rekening gehouden met een marge van 1 à 2 dB.

Tabel 23: Rw(C;Ctr)-waarden van dubbel glas conform tabel B1 van bijlage B van NBN EN ISO 12354-3 (2017)

In de databank van de rekentool, waar RAtr = 27 dB als waarde is gegeven, wordt daarom ook een marge van 1.5
dB gehanteerd. Als rekenwaarde wordt dan RAtr = 25.5 dB.
Er wordt verondersteld dat het raamgeheel en zijn inbouw minstens dezelfde geluidsisolatie garandeert.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 106 van 138
Ventilatie
De vloeroppervlakte van de leefruimte met keuken bedraagt 40.9m². Volgens de ventilatienorm NBN D 50-001
is dan een ventilatiedebiet nodig van 147 m³/u. Voor de slaapkamer 1 waar de vloeroppervlakte 12.10 m² is, is
dit 44 m³/u.
Omdat de geluidsreductie van een ventilatierooster ook bepaald wordt door zijn nodige lengte en dus zijn
doorlaatdebiet, dient er uitgegaan te worden van een concreet gekozen roostertype.
In eerste instantie wordt er uitgegaan van een niet akoestisch ventilatierooster voor montage op het raamkader.
Zowel bij de fabrikanten Renson als Duco is de geluidsisolatie van zulk rooster beperkt:
- Bij Duco: rooster Duco TOP 60 ZR, type Corto met filter: Dne,w(C;Ctr) = 26(0;-1)dB en doorlaatdebiet q=54.8
m³/u/m.
- Bij Renson: rooster Invisivent EVO: Dne,w(C;Ctr) = 27(-1;-1)dB en doorlaatdebiet q=53 m³/u/m.

Figuur 70: Ventilatierooster Duco TOP 60 ZR, type Corto(links) en Renson Invisivent EVO (rechts)24

Met dit laatste rooster wordt verder gerekend: Dn,e,Atr = 27-1 = 26 dB. Als marge wordt 3 dB genomen, dus Dn,e,Atr
= 23 dB. De nodige lengtes zijn dan respectievelijk:
- voor de leefruimte: 147/ 53 =2.78 m.
- voor de slaapkamer: 44/53 = 0.83m.

In de leefruimte is hiervoor het grote raam in de voorgevel nodig. De breedte hiervan is 3.5m. In praktijk wordt
een rooster gekozen dat even groot is als het raam. In het geval van de leefruimte wordt dan het rooster groter
dan wat nodig is voor de ventilatie. Om te vermijden dat een grotere dan nodige lengte leidt tot een verdere
verzwakking van de geluidsisolatie, wordt daarom het resterende gedeelte van het rooster afgedicht. Dit
gebeurt met debietbeperkers die de niet nodige lengte deel van de toevoeropening afsluiten.
Ook in de slaapkamer waar de raambreedte 1.5m is, is deze debietbeperker dan toe te passen.

Figuur 71: Debietbeperker op ventilatierooster (bron Renson)

24 Documentatie terug te vinden op de respectievelijke websites van Duco (https://www.duco.eu/) en Renson (https://www.renson.eu/nl-be).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 107 van 138
7.3.1.2 Berekeningsresultaten
Voor de berekeningen wordt gebruik gemaakt van de rekentool. In deze tool is het gevelvlak A het meest
geluidsbelaste gevelvlak (hier de voorgevel van zowel de leefruimte als de slaapkamer) en zijn de zijgevels het
gevelvlak B (3 dB minder belast).
Na het invullen van de lokaalafmetingen en in de veronderstelling dat beide gevelvlakken volledig uit hoger
vermeld gevelmetselwerk zijn, geeft de volgende resultaten voor de leefruimte (Figuur 72):

Figuur 72: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 1 – met enkel steenachtige gevelvlakken

Omdat beide gevelvlakken uit één enkel materiaal bestaan met RAtr = 49 dB, bedraagt ook de schijnbare
geluidsverzwakkingsindex van elk gevelvlak R’Atr = 49 dB. De DAtr-waarde van elk gevelvlak is licht verschillend
(respectievelijk 51.6 en 51.8 dB) wegens een klein verschil in oppervlakte. Gezamenlijk geven ze DAtr = 49.9 dB.
Moest de gevelbelasting voor beide gevelvlakken gelijk zijn, m.a.w. wanneer de gevelvlakfactor voor beide
gevelvlakken 0 zou zijn , dan zou het resultaat DAtr = 48.7 dB zijn.

Dezelfde berekening voor de slaapkamer geeft voor de slaapkamer 1 DAtr = 47.7 dB (zie Figuur 73). Dit is
ongunstiger dan de gevel van de leefruimte wegens de grotere verhouding van de geveloppervlakte ten opzichte
van het achterliggend volume.

Figuur 73: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 1 – met enkel steenachtige gevelvlakken

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 108 van 138
In een volgende stap worden de ramen ingevoerd als bouwelement in elk gevelvlak (met RAtr = 25.5 dB). Voor
het grote raam in de voorgevel van de leefruimte bedraagt de oppervlakte 7.53m², waardoor er een
oppervlaktecorrectie wordt gehanteerd van 3 dB (zie §4.9.2) bij de berekeningen van R’Atr van dit gevelelement.
Met het ingeven van de ramen verhoogt de schijnbare geluidsverzwakkingsindex R’Atr van de stenen geveldelen
omdat hun oppervlakte is afgenomen. De R’Atr-waarden van de ramen zijn echter veel lager waardoor ook de
globale R’Atr,j-waarde van elk gevelvlak sterk daalt tot respectievelijk 25.9 dB voor de voorgevel en 33.1 dB voor
de zijgevel (zie Figuur 74). Deze laatste gevel is gunstiger wegens het kleinere glasoppervlak. Met deze ramen
daalt zowel de DAtr-waarde van elk gevelvlak (28.5 en 35.9 dB) als van de totale gevel (28.1 dB) zeer sterk. De
ramen, en zeker deze van de voorgevel zijn volledig bepalend voor de bekomen gevelisolatie.

Figuur 74: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 1 – met invloed van ramen

Bij de slaapkamer heeft enkel het raam in de voorgevel een invloed. Zowel de DAtr-waarde van dit gevelvlak (29.4
dB) als dit van de totale gevel (29.4) daalt hierdoor heel sterk. De zijgevel heeft geen invloed meer op het globaal
resultaat (zie Figuur 75).

Figuur 75: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 1– met invloed ramen

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 109 van 138
Tot slot wordt ook het ventilatierooster ingegeven als klein element met zijn juiste lengte (2.78m) in de
voorgevel van de leefruimte (zie Figuur 76). Om rekening te houden met het verschil tussen de
laboratoriumwaarde van Dn,e,Atr en de praktijkwaarde wordt een marge van 3 dB gehanteerd (zie §4.9.3). Dn,e,Atr
wordt dan 23 dB en de overeenkomstige schijnbare geluidsverzwakkingsindex van dit klein element wordt R’Atr
= 21.3 dB.
De DAtr-waarde van de voorgevel daalt nu tot 22.6 dB zodat de globale gevelisolatie nog slechts 22.5 dB blijft.

Figuur 76: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 1 – met invloed van ramen en ventilatierooster

Eenzelfde werkwijze voor het ventilatierooster van de slaapkamer geeft vergelijkbare resultaten. Met Dn,e,Atr =
23 dB in situ wordt de overeenkomstige schijnbare geluidsverzwakkingsindex van dit klein element R’Atr = 23.3
dB.
De DAtr-waarde van de voorgevel daalt nu tot 22.8 dB zodat de globale gevelisolatie nog slechts 22.8 dB blijft.

Figuur 77: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 1 – met invloed ramen en ventilatierooster

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 110 van 138
7.3.1.3 Conclusies situatie 1 (basissituatie)
Ondanks de hoge geluidsverzwakkingsindex van de spouwmuren van de beide verblijfsruimtes blijkt de
gevelisolatie toch zeer beperkt te blijven wanneer er ramen en ventilatieroosters worden aangebracht. Met
klassiek dubbel symmetrisch glas en met gewone niet akoestische ventilatieroosters daalt de globale
gevelisolatie zeer sterk en ligt veel lager dan normaal wordt geëist voor dit type gebouwen. Volgens bijvoorbeeld
de huidige norm voor woongebouwen, NBN S01-400-1 (2008), dient de minimale DAtr-waarde 26 dB te bedragen
voor leefruimtes en slaapkamers. Met eenzelfde beglazing maar zonder de ventilatieroosters in de gevel (met
ventilatiesysteem D) had dit wel nog kunnen bekomen worden (zie hoger).
De invloed van de geluidsisolatie van de spouwmuur is bij deze situatie zo goed als te verwaarlozen. Een volle
gevel met een geluidsverzwakkingsindex die 10 tot 15 dB lager ligt zou nog steeds vergelijkbare resultaten geven.
Een lichtere stenen gevel of een eenvoudige lichte gevel in houtskelet (zie Figuur 56) had hier ook gekund.

7.3.2 Situatie 2 – gevel met DAtr = 26 dB

7.3.2.1 Materiaal- en constructie eigenschappen


Om de geluidsisolatie van de gevel te verhogen dienen materialen en constructies gekozen te worden met een
betere geluidsisolatie. Het is dan nuttig na te gaan welke onderdelen van de gevel en gevelvlakken bepalend zijn
voor de totale geluidsisolatie.
De volgende tabellen (Tabel 24) van de leefruimte laten respectievelijk de RAtr- of Dn,e,Atr-waarde van elk
gevelelement zien; de overeenkomstige R’Atr-waarden van elk gevelelement en de DAtr-waarden. Dit alles voor
elk gevelvlak apart. Ook de globale R’Atr- en DAtr-waarde van elk gevelvlak worden getoond en de totale DAtr-
waarde van de gevel.
In deze tabellen is raam 1 het linkerraam van elk gevelvlak en 2 het rechterraam. Het ventilatierooster zit in de
voorgevel.

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 25.5 dB 25.5 dB R'Atr raam 1 35.4 dB 35.2 dB DAtr raam 1 37.9 dB 37.9 dB
RAtr raam 2 25.5 dB 25.5 dB R'Atr raam 2 26.5 dB 37.5 dB DAtr raam 2 29.1 dB 40.3 dB
Dn,e,Atr rooster 23.0 dB --- R'Atr rooster 21.3 dB --- DAtr rooster 23.9 dB ---
R'Atr SAMEN 20.0 dB 33.1 dB DAtr SAMEN 22.6 dB 35.9 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 22.5 dB
Tabel 24: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 1

Zoals uit deze tabellen blijkt laat gevelvlak B zeker toe om een globale DAtr van 26 dB te bekomen en kan dit ook
nog met het huidige raam in gevelvlak A. Enkel het ventilatierooster is te verbeteren.
- Dit is bijvoorbeeld mogelijk met een ventilatie rooster van Renson type Invisivent Air Basic met Dne,w(C;Ctr) =
34(0;-1)dB met een doorlaatdebiet bij 2 Pa van q=62 m³/u/m of van Renson type Invisivent EVO AK Basic
met Dne,w(C;Ctr) = 34(0;-1)dB en doorlaatdebiet bij 2 Pa van q=58 m³/u/m dat zo goed als identiek is.
- Een rooster met vergelijkbare kwaliteit van Duco is het type GlasMax ZR 15: Dne,w(C;Ctr) = 35(-1;-2)dB met
een doorlaatdebiet q=88.4 m³/u/m.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 111 van 138
Figuur 78: Ventilatierooster Duco type GlasMax ZR 15 (links) en Renson type Invisivent Air Basic (rechts)25

7.3.2.2 Berekeningsresultaten
Met het type Invisivent EVO AK Basic met een totale open roosterlengte van 147/58=2.53m wordt de globale
DAtr-waarde van de gevel van de leefruimte gelijk aan 26.4 dB (zie onderstaande Figuur 79).

Figuur 79: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 2 – met invloed van ramen en ventilatierooster

De bijdragen van de verschillende onderdelen worden gegeven in volgende tabellen (zie Tabel 25):

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 25.5 dB 25.5 dB R'Atr raam 1 35.4 dB 35.2 dB DAtr raam 1 37.9 dB 37.9 dB
RAtr raam 2 25.5 dB 25.5 dB R'Atr raam 2 26.5 dB 37.5 dB DAtr raam 2 29.1 dB 40.3 dB
Dn,e,Atr rooster 30.0 dB --- R'Atr rooster 28.7 dB --- DAtr rooster 31.3 dB ---
R'Atr SAMEN 24.1 dB 33.1 dB DAtr SAMEN 26.7 dB 35.9 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 26.4 dB
Tabel 25: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 2

25 De documentatie van de ventilatieroosters van deze figuur en de ventilatierooster op volgende figuren zijn terug te vinden op de respectievelijke websites van Duco
(https://www.duco.eu/) en Renson (https://www.renson.eu/nl-be).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 112 van 138
Het ventilatierooster presteert nu iets beter dan het grote raam in de voorgevel.
Ook voor de slaapkamer is het ventilatierooster in de voorgevel bepalend bij de vorige situatie 1: zie Tabel 26.

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 25.5 dB --- R'Atr raam 28.9 dB --- DAtr raam 29.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 23.0 dB --- R'Atr rooster 23.3 dB --- DAtr rooster 23.9 dB ---
R'Atr SAMEN 22.2 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 22.8 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 22.8 dB
Tabel 26: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 1

Met hetzelfde ventilatierooster als hierboven, maar met een open lengte van het ventilatierooster van
43.6/58=0.75m wordt dan een globaal DAtr = 27.2 dB bereikt (zie Figuur 80).

Figuur 80: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 2 – met invloed van ramen en ventilatierooster

Dit is ook terug te vinden in de volgende tabellen (zie Tabel 27). De DAtr-waarde van het rooster is iets beter dan
dat van het glas. Beide hebben een vergelijkbare bijdrage op de totale geluidsisolatie.

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 25.5 dB --- R'Atr raam 28.9 dB --- DAtr raam 29.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 30.0 dB --- R'Atr rooster 30.7 dB --- DAtr rooster 31.3 dB ---
R'Atr SAMEN 26.7 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 27.2 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 27.2 dB
Tabel 27: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 2

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 113 van 138
7.3.3 Situatie 3 – gevel met DAtr = 30 dB

7.3.3.1 Materiaal- en constructie eigenschappen


Bij de berekening van situatie 1, zonder de bijdrage van het ventilatierooster, bleek al dat zelfs zonder
ventilatieroosters met de klassieke beglazing 4/16/4 geen DAtr = 30 dB kan gehaald worden (zie Figuur 74 en
Figuur 75). Ook met het ventilatierooster van hierboven is dit niet meer mogelijk. Beide zijn te verbeteren. Voor
de leefruimte is het echter niet nodig elk raam te verbeteren.

Voor het ventilatierooster is een beter type te kiezen:


- Renson type Invisivent EVO AK High met Dne,w(C;Ctr) = 39(0;-1)dB en doorlaatdebiet bij 2 Pa van q=44
m³/u/m.
- Een rooster met vergelijkbare kwaliteit van Duco is het type Top 60ZR AK Grando: Dne,w(C;Ctr) = 39(0;-2)dB
en doorlaatdebiet met filter q=37.4 m³/u/m.

Figuur 81: Ventilatierooster Duco type Top 60ZR 1K+ Grando (links) en Renson type Invisivent Evo AK High
(rechts)

Als beglazing van het grote raam in de voorgevel is glas met RAtr ≥ 33 dB nodig (31.5 dB met 1.5 dB marge) (zie
verder).
Volgens de informatie van glasfabrikanten komen hiervoor verschillende types dubbele beglazing in aanmerking
(zie Tabel 10) zoals 8/16/5; 5/24/8; 12/12/6; 10/12/12.
In praktijk gaat het echter over ramen die vertrekken van op de grond en uitgeven op een terras. Om
veiligheidsreden zal het glas dan langs weerszijde gelaagd dienen te zijn. Volgens de tabel met gegevens van
gelaagd glas (zie Tabel 11) kan dit met glas van het type 44.2/16/44.2 (2 zijdig gelaagd glas/ symmetrisch). Uit
de databank van de rekentool wordt glas gekozen type 4-V Glas 9pvb/16/9pvb mm gasv. (zelfde glas met
gasvulling).

7.3.3.2 Berekeningsresultaten
Met bovenstaand ventilatierooster is een lengte van 144/44= 3.34m nodig. Voor de leefruimte wordt dan als
globale geluidsisolatie DAtr = 30.4 dB bereikt (zie Figuur 82).
Bij deze situatie is de bijdrage van het grote raam en dit van het ventilatierooster op de globale geluidsisolatie
even groot (zie Tabel 28). Met andere woorden het ventilatierooster laat evenveel geluidsenergie door dan het
grote raam. De bijdrage van de andere ramen is iets minder groot. De gevelsteen is nog steeds veel beter. Het
gevelvlak A (voorgevel), is nog steeds bepalend voor de globale geluidsisolatie.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 114 van 138
Figuur 82: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 3 – met invloed van ramen en ventilatierooster

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 25.5 dB 25.5 dB R'Atr raam 1 35.4 dB 35.2 dB DAtr raam 1 37.9 dB 37.9 dB
RAtr raam 2 31.5 dB 25.5 dB R'Atr raam 2 32.5 dB 37.5 dB DAtr raam 2 35.1 dB 40.3 dB
Dn,e,Atr rooster 35.0 dB --- R'Atr rooster 32.5 dB --- DAtr rooster 35.1 dB ---
R'Atr SAMEN 28.5 dB 33.1 dB DAtr SAMEN 31.0 dB 35.9 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 30.4 dB
Tabel 28: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 3

Voor de slaapkamer is het logisch eenzelfde ventilatierooster te kiezen voor het esthetisch aspect van de gevel.
Er is dan net een lengte van 1m nodig (44/44=1m).
Om vervolgens te bepalen welke RAtr-waarde het glas zou moeten hebben kan uitgegaan worden van een fictief
element in de databank van de rekentool. Hiertoe kunnen er verschillende fictieve elementen aangemaakt
worden met RAtr-waarden in stappen van 1 dB en met eventueel een marge (hier 1.5 dB) en aanduiding dat er
een oppervlaktecorrectie nodig is voor grotere glasoppervlakken (zie Figuur 83).

Figuur 83: Voorbeeld van fictief element in de databank

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 115 van 138
Door verschillende van dergelijke fictieve elementen in te vullen als keuze van het glas, kan bepaald worden
welke RAtr-waarde het glas zou moeten hebben om een globale DAtr ≥ 30 dB te bekomen.
Dit blijkt te kunnen met glas met RAtr ≥ 30 dB) (in de berekeningen is al 1.5 dB marge hierbij ingerekend; dus 28
à 28.5 dB indien een beglazing gekozen waarin de marge al verwerkt is).

Figuur 84: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 3 – met invloed van ramen en ventilatierooster

In de databank van de rekentool of in de tabellen van de glasfabrikanten kan vervolgens bepaald worden welk
glas hieraan voldoet. In principe voldoet elke thermische dubbele beglazing op voorwaarde dat deze
asymmetrisch is zoals 4/12/6.

De onderstaande tabellen tonen nog de individuele bijdragen van alle gevelelementen op de totale
geluidsisolatie. Het raam is iets meer bepalend dan het rooster. De bijdrage van de stenen gevel is nog steeds
verwaarloosbaar op het bekomen resultaat.

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 28.5 dB --- R'Atr raam 31.9 dB --- DAtr raam 32.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 35.0 dB --- R'Atr rooster 34.5 dB --- DAtr rooster 35.1 dB ---
R'Atr SAMEN 30.0 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 30.5 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 30.5 dB
Tabel 29: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 3

7.3.3.3 Conclusies
Om een globale gevelisolatie te bekomen van 30 dB zijn al redelijk goede akoestische ventilatieroosters nodig.
Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat er een marge van 3 dB genomen wordt op deze roosters en
het feit dat deze roosters in de voorgevel verwerkt worden. Het is altijd beter deze ventilatieroosters in de minst
belaste gevel te voorzien, maar dit is niet altijd mogelijk zoals dit voorbeeld laat zien (te grote lenge).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 116 van 138
De keuze van de beglazing valt nog mee. Vaak zoals hier bijvoorbeeld, dient men om andere redenen reeds een
redelijk goede beglazing te kiezen: bijvoorbeeld gelaagd glas om veiligheidsreden, dikker glas wegens grotere
afmetingen, … In de berekeningen werd ervan uitgegaan dat het volledige raam minstens dezelfde
geluidsisolatie als dat van het glas zal hebben. Dit is zeker het geval voor de ramen van de slaapkamer en de
kleine ramen van de leefruimte. Voor het grote raam in de voorgevel van de leefruimte is glas met RAtr = 33 dB
gekozen. In praktijk moet dit glas 31.5 dB hebben (1.5 dB marge). Volgens de norm NBN EN 14351-1 (2006) (zie
Tabel 5) zou het raam dan nog steeds even goed zijn dan het glas. Wordt er echter gekozen voor een schuifraam
naar het terras dan zou dit volgens deze tabel al niet meer mogelijk zijn. Een hefschuifraam is dan zeker te kiezen.

7.3.4 Situatie 4 – gevel met DAtr = 33 dB

7.3.4.1 Situatie zonder ventilatieroosters


Indien geen ventilatie via de gevels nodig is (ventilatiesysteem D) dan is de beglazing bepalend voor de
geluidsisolatie van de gevel. Met hetzelfde glas (RAtr = 33 dB en 1.5 dB marge) als in vorige situatie voor het grote
raam in de voorgevel van de leefruimte en eenzelfde glas voor het andere raam in de voorgevel, kan de eis van
DAtr = 33 dB gehaald worden (zie Figuur 85). Voor de zijgevel kan nog steeds de gewone thermische
symmetrische beglazing 4/12/4.

Figuur 85: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 4 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster

Voor de slaapkamer moet, zonder ventilatie via de gevel, de beglazing met 1 dB verhoogd worden in vergelijking
met vorige situatie (RAtr glas = 31 dB waarbij 1.5 dB marge is te nemen). Dit geeft dan het resultaat van de
volgende figuur (Figuur 86). Een iets dikker glas voldoet dan zoals bijvoorbeeld 4/12/8. Ook bijvoorbeeld
éénzijdig gelaagd glas (veiligheidsglas kant slaapkamer): 33.2/16/4.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 117 van 138
Figuur 86: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 4 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster

7.3.4.2 Situatie met ventilatieroosters


Wanneer ventilatierooster nodig zijn, dient een goed akoestisch rooster gekozen te worden. Voorbeelden
hiervan zijn roosters van het type Duco Max ZR of Renson Sonovent (zie volgende tabellen).

Tabel 30: Gegevens ventilatierooster type DucoMax ZR (bron Duco)

Tabel 31: Gegevens ventilatierooster type Sonovent (bron Renson)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 118 van 138
Als beglazing wordt er uitgegaan van overal gewone dubbele beglazing met verschillende glasdiktes: type
4/12/6, behalve voor het grote raam in de voorgevel van de leefruimte.
Als ventilatierooster is er gekozen voor type DucoMax ZR Corto 10 (zie Tabel 30): hier is Dne,w(C;Ctr) = 44(-1;-3)dB
en het doorlaatdebiet bij 2 Pa bedraagt q=86.7 m³/u/m. Voor de leefruimte is de nodige lengte dan
147/86.7=1.7m; voor de slaapkamer is dit 44/86.7 = 0.51m. Beide zijn duidelijk korter dan in vorige situaties.

Voor de leefruimte blijkt dan dat een waarde van DAtr=33 dB kan bekomen worden met een raam met RAtr = 34
dB waarop een marge van 1.5 dB wordt genomen (Figuur 87).

Figuur 87: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 4 – met invloed van ramen en MET ventilatierooster

De bijdrage van elk gevelelement op de totale geluidsisolatie wordt dan gegeven door volgende tabellen (Tabel
32). Het grote glasoppervlak in de voorgevel is bepalend.

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 28.0 dB 28.0 dB R'Atr raam 1 37.9 dB 37.7 dB DAtr raam 1 40.4 dB 40.4 dB
RAtr raam 2 32.5 dB 28.0 dB R'Atr raam 2 33.5 dB 40.0 dB DAtr raam 2 36.1 dB 42.8 dB
Dn,e,Atr rooster 38.0 dB --- R'Atr rooster 38.4 dB --- DAtr rooster 41.0 dB ---
R'Atr SAMEN 31.2 dB 35.5 dB DAtr SAMEN 33.8 dB 38.3 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 33.1 dB
Tabel 32: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 4

Opmerking:
Gezien de beperkte lengte die voor het ventilatierooster nodig is (1m70), zou het ventilatierooster ook in de
zijgevel van de leefruimte kunnen geplaatst worden, verdeeld over de 2 ramen. In dat geval zou RAtr = 33 dB
volstaan voor het grote raam in de voorgevel in plaats van 34 dB.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 119 van 138
Wanneer ook voor de slaapkamer hetzelfde ventilatierooster wordt toegepast dan is een raam noodzakelijk met
RAtr = 32 dB (waarop 1.5 dB marge word genomen) (zie Figuur 88). Dit kan bijvoorbeeld met glastype 8/12/6,
5/12/8 of eenzijdig gelaagd 44.2/16/4 of dikker.

Figuur 88: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 4 – met invloed van ramen en MET ventilatierooster

Door het goede ventilatierooster is de geluidsisolatie van het raam bepalend (zie Tabel 33).

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 30.5 dB --- R'Atr raam 33.9 dB --- DAtr raam 34.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 38.0 dB --- R'Atr rooster 40.5 dB --- DAtr rooster 41.0 dB ---
R'Atr SAMEN 32.9 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 33.5 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 33.5 dB
Tabel 33: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 4

7.3.4.3 Conclusies
Indien er geen gebruik dient gemaakt te worden van ventilatieroosters, dan kan DAtr = 33 dB gerealiseerd worden
met nagenoeg dezelfde beglazing als bij vorige situatie (DAtr = 30 dB). De geluidsisolatie van de gevelelementen
in metselwerk is nog steeds veel beter.
Met ventilatie via ventilatieroosters in de gevel dient een akoestisch rooster gekozen te worden met een hoge
geluidsisolatie. Dit betekent al minder slanke roosters. Met deze roosters is het mogelijk de geluidsisolatie van
de ramen te beperken. Nergens is een hogere waarde voor RAtr dan 34 dB nodig, waarop 1.5 dB marge is te
nemen. Dit betekent dat het glas in principe 32.5 dB geluidsverzwakkingsindex heeft voor verkeerslawaai, wat
nog net betekent dat de raamkaders nog geen negatieve invloed hebben, tenzij dan bij schuiframen. Deze zijn
te vermijden en indien toch gewenst zijn hefschuiframen toe te passen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 120 van 138
7.3.5 Situatie 5 – gevel met DAtr = 36 dB

7.3.5.1 Situatie zonder ventilatieroosters


Indien geen ventilatie via de gevels nodig is (ventilatiesysteem D) dan dient enkel de geluidsisolaties van de
ramen nog bepaald te worden om te voldoen aan de eis van 36 dB.
Voor de leefruimte, waar verschillende glasoppervlakken zijn, kunnen verschillende oplossingen hieraan
voldoen. Ofwel wordt bijvoorbeeld voor elk raam dezelfde geluidsisolatie genomen. In dat geval dient RAtr = 33.5
dB te bedragen (= 35 dB met 1.5 dB marge). Ofwel wordt voor het grote raam in de voorgevel R Atr = 34.5 dB
genomen (= 36 dB met 1.5 dB marge) en voor de andere ramen RAtr = 30.5 dB (= 32 dB met 1.5 dB marge). Dit
wordt getoond in de volgende 2 berekeningssheets (zie Figuur 89). Natuurlijk zijn nog andere varianten mogelijk.

Figuur 89: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 5 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster
(figuur boven met alle ramen met eenzelfde geluidsisolatie; figuur onder met het grote raam een hogere
geluidsisolatie)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 121 van 138
Beide oplossingen zijn echter economisch niet altijd evenwaardig:
- Met alle ramen RAtr = 35 dB : zoals glas 6/15/55.2
- Met het grote raam RAtr = 36 dB: glastype 8/16/55.2, 66.2/12/8 en de andere ramen RAtr = 32 dB: glastype
8/12/6, 5/12/8 of eenzijdig gelaagd 44.2/16/4.
In het eerste geval zijn alle ramen voorzien van gelaagd glas; in het tweede geval enkel de voorgevel.

Voor de slaapkamer dient de geluidsisolatie van slechts 1 raam bepaald te worden. Hiertoe is er een raam nodig
met dient RAtr = 32.5 dB te bedragen (= 34 dB met 1.5 dB marge) (zie Figuur 90).

Figuur 90: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 5 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster

7.3.5.2 Situatie met ventilatieroosters


Met ventilatierooster zijn er zeker voor de leefruimte, zeer veel combinaties mogelijk. Hieronder worden enkele
mogelijkheden getoond, telkens met een overzicht van het berekeningsresultaat:
a) Voorbeeld 1:
1. Voorgevel: hetzelfde ventilatierooster als situatie 5 (Duco Max ZR Corto 10)
2. Voorgevel: beide ramen met RAtr = 35.5 dB (37 dB met 1.5 dB marge)
3. Zijgevel: beide ramen met RAtr = 32.5 dB (34 dB met 1.5 dB marge)

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 35.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 1 45.4 dB 42.2 dB DAtr raam 1 47.9 dB 44.9 dB
RAtr raam 2 35.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 2 36.5 dB 44.5 dB DAtr raam 2 39.1 dB 47.3 dB
Dn,e,Atr rooster 38.0 dB --- R'Atr rooster 38.4 dB --- DAtr rooster 41.0 dB ---
R'Atr SAMEN 33.9 dB 39.7 dB DAtr SAMEN 36.5 dB 42.5 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 36.0 dB

Tabel 34: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 5, voorbeeld 1

b) Voorbeeld 2:
1. Voorgevel: 3 dB beter rooster als situatie 5 (Duco Max ZR Medio 10; Dne,Atr= 44 dB in labo)
2. Voorgevel: beide ramen met RAtr = 34.5 dB (36 dB met 1.5 dB marge)
3. Zijgevel: beide ramen met RAtr = 32.5 dB (34 dB met 1.5 dB marge)

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 122 van 138
Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak
A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 34.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 1 44.4 dB 42.2 dB DAtr raam 1 46.9 dB 44.9 dB
RAtr raam 2 34.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 2 35.5 dB 44.5 dB DAtr raam 2 38.1 dB 47.3 dB
Dn,e,Atr rooster 41.0 dB --- R'Atr rooster 41.4 dB --- DAtr rooster 44.0 dB ---
R'Atr SAMEN 34.0 dB 39.7 dB DAtr SAMEN 36.6 dB 42.5 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 36.1 dB

Tabel 35: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 5, voorbeeld 2

c) Voorbeeld 3:
1. Voorgevel: geen ventilatierooster
2. Voorgevel: beide ramen met RAtr = 34.5 dB (36 dB met 1.5 dB marge)
3. Zijgevel: hetzelfde ventilatierooster als situatie 5 (Duco Max ZR Corto 10)
4. Zijgevel: beide ramen met RAtr = 32.5 dB (34 dB met 1.5 dB marge)

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 34.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 1 44.4 dB 42.2 dB DAtr raam 1 46.9 dB 44.9 dB
RAtr raam 2 34.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 2 35.5 dB 44.5 dB DAtr raam 2 38.1 dB 47.3 dB
Dn,e,Atr rooster --- 38.0 dB R'Atr rooster --- 38.3 dB DAtr rooster --- 40.8 dB
R'Atr SAMEN 34.9 dB 35.9 dB DAtr SAMEN 37.4 dB 38.6 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 36.0 dB

Tabel 36: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 5, voorbeeld 3

d) Voorbeeld 4:
1. Voorgevel: geen ventilatierooster
2. Voorgevel: beide ramen met RAtr = 34.5 dB (36 dB met 1.5 dB marge)
3. Zijgevel: 3 dB beter rooster als situatie 5 (Duco Max ZR Medio 10; Dne,Atr= 44 dB in labo)
4. Zijgevel: beide ramen met RAtr = 30.5 dB (32 dB met 1.5 dB marge)

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 34.5 dB 30.5 dB R'Atr raam 1 44.4 dB 40.2 dB DAtr raam 1 46.9 dB 42.9 dB
RAtr raam 2 34.5 dB 30.5 dB R'Atr raam 2 35.5 dB 42.5 dB DAtr raam 2 38.1 dB 45.3 dB
Dn,e,Atr rooster --- 41.0 dB R'Atr rooster --- 41.3 dB DAtr rooster --- 43.8 dB
R'Atr SAMEN 34.9 dB 36.3 dB DAtr SAMEN 37.4 dB 39.0 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 36.1 dB

Tabel 37: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 5, voorbeeld 4

Voor ramen met RAtr = 34.5 dB (36 dB met 1.5 dB marge): glastype 8/16/55.2, 66.2/12/8.
Voor ramen met RAtr = 35.5 dB (37 dB met 1.5 dB marge): glastype 8/15/55.2, 44.2AK/16/8.

Voor de slaapkamers zijn de mogelijkheden beperkter. Wanneer een ventilatierooster gekozen wordt dan ligt
ook de minimale waarde van de geluidsisolatie van het raam vast. Er worden 2 voorbeelden getoond:

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 123 van 138
a) Voorbeeld 1: hetzelfde ventilatierooster als situatie 5 (Duco Max ZR Corto 10): in dat geval dient het raam
RAtr = 34.5 dB (36 dB met 1.5 dB marge) te hebben.
Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak
A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 34.5 dB --- R'Atr raam 37.9 dB --- DAtr raam 38.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 38.0 dB --- R'Atr rooster 40.5 dB --- DAtr rooster 41.0 dB ---
R'Atr SAMEN 35.8 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 36.4 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 36.3 dB

Tabel 38: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 5, voorbeeld 1

b) Voorbeeld 2: 3 dB beter rooster als situatie 5 (Duco Max ZR Medio 10; Dne,Atr= 44 dB in labo): in dat geval
dient het raam RAtr = 33.5 dB (35 dB met 1.5 dB marge) te hebben.
Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak
A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 33.5 dB --- R'Atr raam 36.9 dB --- DAtr raam 37.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 41.0 dB --- R'Atr rooster 43.5 dB --- DAtr rooster 44.0 dB ---
R'Atr SAMEN 35.9 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 36.4 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 36.3 dB

Tabel 39: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 5, voorbeeld 2

7.3.5.3 Conclusies
Indien er geen gebruik dient gemaakt te worden van ventilatieroosters, dan kan DAtr = 36 dB gerealiseerd worden
maar er zullen voor de leefruimte ramen bij zijn die een geluidsisolatie RAtr van 33.5 of 34.5 dB dienen te hebben
(35 of 36 in labo). Voor de slaapkamer is dit 32.5 dB( 34 dB in labo).
Volgens de tabel met de invloed van raamkaders (zie Tabel 5) zou de beglazing van de ramen waarvoor 35-36
dB gevraagd wordt (33.5-34.5 dB zonder marge), het glas iets beter moeten zijn. In praktijk bij een goede
uitvoering en plaatsing laten de meeste raamconstructies de gevraagde waarden nog net toe zonder een betere
beglazing. Bij hogere waarden is dit niet meer het geval. Voorwaarde is wel (zie ook dezelfde tabel) dat er een
dubbele dichting is voorzien bij opengaande ramen. Bij het hedendaags schrijnwerk is dit steeds het geval.

In het geval er toch ventilatieroosters worden toegepast, zal in de leefruimte elk raam moeten verbeterd
worden. Toch kan, mits de juiste keuze van rooster en/of door het rooster te plaatsen in de minst belaste gevel,
er toch nog voor gezorgd worden dat geen hogere RAtr-waarde dan 34.5 dB (36 dB in labo) nodig zal zijn.

7.3.6 Situatie 6 – gevel met DAtr = 39 dB

7.3.6.1 Situatie zonder ventilatieroosters


Ook zonder ventilatieroosters in de gevel vraagt de eis DAtr=39 dB hoge geluidsisolaties voor de ramen.
Hieronder worden enkele voorbeelden getoond van de nodige RAtr-waarde van de ramen om deze eis te
realiseren in de leefruimte.
Het eenvoudigst is om overal dezelfde beglazing te voorzien. Om dan te kunnen voldoen aan de eis moet elk
raam RAtr = 36.5 dB (+1.5 dB marge) hebben (zie Figuur 91 waarbij een fictief glaselement werd gebruikt). Met
deze ramen bedraagt DAtr = 38.9 ≈ 39 dB. Concreet betekent dit wel dat de raamkaders (met hun aanslagdichting
bij de opengaande delen) een invloed zullen hebben op de globale geluidisolatie van elk raam en er dus een

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 124 van 138
betere beglazing dan RAtr = 36.5 dB (+1.5 dB marge). In dit geval is dan bijvoorbeeld een beglazing met RAtr = 40
dB te kiezen uit de cataloog van de glasleverancier.

Figuur 91: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 6 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster –
overal dezelfde geluidisolatie van de ramen

Wanneer echter de R’Atr-waarde van elk raam met elkaar vergeleken wordt, en ook de R’Atr-waarde van elk
gevelvlak apart, dan blijkt de waarde van gevelvlak B veel hoger te zijn dan dit van gevelvlak A en binnen
gevelvlak A is dit van het kleine raam ook veel hoger dan dit van het grote raam. Het is daarom beter om
voornamelijk het grote raam te verbeteren en de andere ramen veel minder, waardoor er maar 1 raam meer
overblijft waar het glas de extra verliezen via het raamprofiel moet compenseren.

De volgende figuur geeft eenzelfde resultaat wanneer voor het grote raam RAtr = 37.5 dB (+1.5 dB marge)
gekozen wordt; voor het kleine raam in de voorgevel RAtr = 34.5 dB (+1.5 dB marge) en voor de ramen in de
zijgevel RAtr = 32.5 dB (+1.5 dB marge) (zie Figuur 92).

Figuur 92: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 6 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster –
met verschillende geluidisolaties van de ramen

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 125 van 138
In dit geval dient enkel het grote raam een aangepaste geluidsisolatie te bezitten. Om RAtr = 37.5 dB (+1.5 dB
marge) te bekomen met een (hef)schuifraam zijn de mogelijkheden zeer beperkt. Indien overgestapt wordt naar
gewone raamprofielen (geen schuifraam) dan is dit voor sommige raamprofielen nog net haalbaar (zie
bijvoorbeeld Figuur 30 en bijhorende tekst). In dat geval dient voor de beglazing van dit raam gekozen te worden
voor een beglazing met RAtr = 42 of 43 dB. Er is dan akoestisch 2-zijdig gelaagd glas nodig zoals 66.2AK/20/44.2AK
(zoals in de tabel bij dezelfde figuur ook is voorzien).

Voor de slaapkamer is er maar 1 mogelijkheid voor het raam: RAtr = 35.5 dB (+1.5 dB marge) (zie Figuur 93). Bij
heel brede profielen (zie Tabel 16) zal in een aantal gevallen nog net kunnen voldaan worden met een
gelijkaardige geluidsisolatie van het glas; zoniet is een betere beglazing te kiezen.

Figuur 93: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 6 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster

Voor dergelijk hoge gevraagde gevelisolaties is het gebruik van ventilatieroosters in de gevel af te raden. Voor
zover ze toepasbaar zijn, zullen ze ofwel vrij volumineus worden ofwel, indien voor slankere types wordt
gekozen, zal de mindere geluidsisolatie moeten gecompenseerd worden door aangepaste beglazingen en/of
raamprofielen van de gevels.
Net zoals in vorige paragraaf worden hieronder 4 verschillende oplossingen getoond, telkens met een overzicht
van het berekeningsresultaat:
a) Voorbeeld 1:
1) Voorgevel: ventilatierooster Duco Max ZR Medio 10; Dne,Atr= 44 dB in labo
2) Voorgevel: beide ramen met RAtr = 38.5 dB (=40 dB met 1.5 dB marge)
3) Zijgevel: beide ramen met RAtr = 36.5 dB (=38 dB met 1.5 dB marge)

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 38.5 dB 36.5 dB R'Atr raam 1 48.4 dB 46.2 dB DAtr raam 1 50.9 dB 48.9 dB
RAtr raam 2 38.5 dB 36.5 dB R'Atr raam 2 39.5 dB 48.5 dB DAtr raam 2 42.1 dB 51.3 dB
Dn,e,Atr rooster 41.0 dB --- R'Atr rooster 41.4 dB --- DAtr rooster 44.0 dB ---
R'Atr SAMEN 36.9 dB 43.1 dB DAtr SAMEN 39.5 dB 45.9 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 39.0 dB

Tabel 40: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 6, voorbeeld 1

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 126 van 138
b) Voorbeeld 2:
a. Voorgevel: 6 dB beter rooster Duco Max ZR Largo 10; Dne,Atr= 50 dB in labo (zie Tabel 30). Dit
rooster heeft een totale diepte van 33 cm! (het voorgaande 23 cm).
b. Voorgevel: beide ramen met RAtr = 37.5 dB (=39 dB met 1.5 dB marge)
c. Zijgevel: beide ramen met RAtr = 33.5 dB (=35 dB met 1.5 dB marge)
Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak
A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 37.5 dB 33.5 dB R'Atr raam 1 47.4 dB 43.2 dB DAtr raam 1 49.9 dB 45.9 dB
RAtr raam 2 37.5 dB 33.5 dB R'Atr raam 2 38.5 dB 45.5 dB DAtr raam 2 41.1 dB 48.3 dB
Dn,e,Atr rooster 47.0 dB --- R'Atr rooster 47.4 dB --- DAtr rooster 50.0 dB ---
R'Atr SAMEN 37.3 dB 40.6 dB DAtr SAMEN 39.9 dB 43.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 39.0 dB

Tabel 41: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 6, voorbeeld 2

c) Voorbeeld 3:
a. Voorgevel: geen ventilatierooster
b. Voorgevel: beide ramen met RAtr = 37.5 dB (=39 dB met 1.5 dB marge)
c. Zijgevel: ventilatierooster Duco Max ZR Medio 10; Dne,Atr= 44 dB in labo
d. Zijgevel: beide ramen met RAtr = 36.5 dB (38 dB met 1.5 dB marge)

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 37.5 dB 36.5 dB R'Atr raam 1 47.4 dB 46.2 dB DAtr raam 1 49.9 dB 48.9 dB
RAtr raam 2 37.5 dB 36.5 dB R'Atr raam 2 38.5 dB 48.5 dB DAtr raam 2 41.1 dB 51.3 dB
Dn,e,Atr rooster --- 41.0 dB R'Atr rooster --- 41.3 dB DAtr rooster --- 43.8 dB
R'Atr SAMEN 37.8 dB 39.1 dB DAtr SAMEN 40.4 dB 41.7 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 39.0 dB

Tabel 42: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 6, voorbeeld 3

d) Voorbeeld 4:
a. Voorgevel: geen ventilatierooster
b. Voorgevel: beide ramen met RAtr = 37.5 dB (=39 dB met 1.5 dB marge)
c. Zijgevel: 6 dB beter rooster Duco Max ZR Largo 10; Dne,Atr= 50 dB in labo (zie Tabel 30). Dit rooster
heeft een totale diepte van 33 cm! (het voorgaande 23 cm).
d. Zijgevel: beide ramen met RAtr = 32.5 dB (34 dB met 1.5 dB marge)

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 37.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 1 47.4 dB 42.2 dB DAtr raam 1 49.9 dB 44.9 dB
RAtr raam 2 37.5 dB 32.5 dB R'Atr raam 2 38.5 dB 44.5 dB DAtr raam 2 41.1 dB 47.3 dB
Dn,e,Atr rooster --- 47.0 dB R'Atr rooster --- 47.3 dB DAtr rooster --- 49.8 dB
R'Atr SAMEN 37.8 dB 39.0 dB DAtr SAMEN 40.4 dB 41.8 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 39.0 dB

Tabel 43: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de leefruimte voor situatie 6, voorbeeld 4

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 127 van 138
De oplossing met roosters in de zijgevel zijn het meest economisch. Wanneer dan uitgegaan wordt van een zeer
goed akoestisch rooster, dan hoeven enkel de beglazing/raamprofielen in de voorgevel een aangepaste waarde
te krijgen. Met een iets minder performant rooster in de zijgevel zijn ook de beglazingen/raamprofielen in de
zijgevel te verbeteren.

Voor de slaapkamers worden 2 voorbeelden getoond:

a) Voorbeeld 1: ventilatierooster Duco Max ZR Medio 10; Dne,Atr= 44 dB in labo. In dat geval dient het raam RAtr
= 37.5 dB (=39 dB met 1.5 dB marge) te hebben.
Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak
A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 37.5 dB --- R'Atr raam 40.9 dB --- DAtr raam 41.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 41.0 dB --- R'Atr rooster 43.5 dB --- DAtr rooster 44.0 dB ---
R'Atr SAMEN 38.7 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 39.3 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 39.1 dB

Tabel 44: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 6, voorbeeld 1

b) Voorbeeld 2: 6 dB beter rooster Duco Max ZR Largo 10; Dne,Atr= 50 dB in labo (zie Tabel 29). Dit rooster heeft
een totale diepte van 33 cm! (het voorgaande 23 cm). Het raam dient dan nog steeds RAtr = 36.5 dB (=38 dB
met 1.5 dB marge) te hebben. De winst ten opzichte van vorige situatie is zeer beperkt.
Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak
A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 36.5 dB --- R'Atr raam 39.9 dB --- DAtr raam 40.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 47.0 dB --- R'Atr rooster 49.5 dB --- DAtr rooster 50.0 dB ---
R'Atr SAMEN 39.1 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 39.7 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 39.5 dB

Tabel 45: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 6, voorbeeld 2

7.3.6.2 Conclusies
Een gevelisolatie DAtr = 39 dB is al zeer moeilijk te realiseren. Ventilatieroosters in de gevel worden dan best niet
meer gebruikt. Zoniet zullen de meeste raamprofielen en beglazingen een hogere geluidsisolatie moeten
hebben dan berekend om de verliezen via de raamprofielen te compenseren. In het geval de ventilatieroosters
wegvallen kan deze compensatie beperkt blijven tot enkel het grote raam in de voorgevel van de leefruimte.

7.3.7 Situatie 7 – gevel met DAtr = 42 dB


Gevelisolaties van 42 dB (of meer) zijn zeer hoog. In de meeste gevallen zal dan niet alleen de geluidsisolatie van
de ramen en ventilatieroosters bepalend zijn, maar bij lichtere gevels, wanneer houtskeletbouw of CLT
elementen worden toegepast, dan zullen deze elementen eveneens meetellen. Houten gevels met RAtr van 41-
42 dB zullen dan niet meer voldoen in combinatie met ramen. Ze zullen een vergelijkbare geluidsisolatie moeten
hebben als de gevel in metselwerk die in deze voorbeelden werd gebruikt (RAtr = 49 dB) (zie bijvoorbeeld Figuur
59).

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 128 van 138
7.3.7.1 Het gebruik van ventilatieroosters
In voorgaande paragraaf werd bij de berekeningen gebruik gemaakt van een ventilatieroosters met Dne,Atr= 50
dB in labo en een doorlaatdebiet van 86.7 m³/u/m. Dit is zowat het meest performante akoestische rooster op
de markt, maar zoals aangehaald vrij volumineus.
Het is mogelijk enkel van dit rooster, toegepast in de bestudeerde leefruimte of slaapkamer, de D Atr-waarde te
bepalen enkel afkomstig van dit rooster en dit aan de hand van de onderstaande formule waarbij de factor
−20.5 + 10 log(𝑞𝑥ℎ) berekend wordt of gegeven wordt via Figuur 44.

𝐷𝐴𝑡𝑟 = 𝐷𝑛,𝑒,𝑤 + 𝐶𝑡𝑟 − 20.5 + 10 log(𝑞𝑥ℎ) − 𝑐𝑜𝑟𝑟𝑒𝑐𝑡𝑖𝑒𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟

Voor het ventilatierooster, waarbij als correctiefactor 3 dB genomen wordt geldt dan (voor een lokaalhoogte h
van 2.6m):
DAtr= 50 -20.5 +10 log(86.7x2.6) -3 = 50-20.5+23.5-3 = 50 dB

Wanneer dit rooster toegepast wordt, dan kan berekend worden dat de DAtr-waarde van de resterende gevel
−𝐷𝐴𝑡𝑟,𝑒𝑖𝑠 −𝐷
⁄10) ( 𝐴𝑡𝑟,𝑟𝑜𝑜𝑠𝑡𝑒𝑟⁄10)
42.7 of ca. 43 dB dient te bedragen (via : 𝐷𝐴𝑡𝑟,𝑟𝑒𝑠𝑡𝑒𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑔𝑒𝑣𝑒𝑙 = −10log (10( + 10 )). Dus 1 dB beter dan
de gevraagde 42 dB.

Passen we dezelfde redenering toe voor een slanker ventilatierooster met Dne,Atr= 44 dB in labo dat hetzelfde
debiet doorlaat dan is de DAtr van dit rooster ook 6 dB minder of slechts 44 dB. Wanneer dit rooster gebruikt
wordt dan dient de resterende gevel een DAtr waarde te hebben van minstens 46.3 dB.

Enkel bij gebruik van het beste rooster heeft ventilatie via de gevel dan nog zin. Het is echter beter gebruik te
maken van mechanische ventilatiesysteem bij dergelijk hoge gevelisolaties.

7.3.7.2 Voorzieningen zonder gebruik van gevelventilatieroosters


Voor de leefruimte kan een iets betere geluidsisolatie gekozen worden voor de ramen in de voorgevel dan voor
deze van de zijgevel. Met RAtr = 40.5 dB (+1.5 dB marge) voor deze van de voorgevel en 5 dB minder, of RAtr =
35.5 dB (+1.5 dB marge) voor de zijgevels wordt net DAtr = 42 dB bereikt (zie Figuur 94).

De hoge geluidsisolatiewaarden voor de ramen in de voorgevel zijn wel mogelijk met de beglazing, maar de
raamprofielen zullen een te belangrijke verzwakking van het geheel veroorzaken. In deze situatie wordt er best
overgegaan naar verbonden voorzetramen (zie §6.5.3) die deze waarde garanderen. De ramen in de zijgevel
kunnen wel nog met meer courante raamprofielen, mits eventueel enige verhoging van de geluidsisolatie van
het glas.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 129 van 138
Figuur 94: Voorbeeldberekening leefruimte situatie 7 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster

In het geval toch een ventilatierooster zou toegepast worden, waarbij het ventilatierooster Duco Max ZR Largo
10 (Dne,Atr= 50 dB in labo) zou toegepast worden, dat is dit nog mogelijk indien in de voorgevel de geluidsisolatie
van de ramen met 1 dB verhoogd wordt en in de zijgevel met 2 dB, zoals onderstaande tabellen aangeven.

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 52.0 dB 49.8 dB DAtr steen 54.6 dB 52.6 dB
RAtr raam 1 41.5 dB 36.5 dB R'Atr raam 1 51.4 dB 46.2 dB DAtr raam 1 53.9 dB 48.9 dB
RAtr raam 2 41.5 dB 36.5 dB R'Atr raam 2 42.5 dB 48.5 dB DAtr raam 2 45.1 dB 51.3 dB
Dn,e,Atr rooster 47.0 dB --- R'Atr rooster 47.4 dB --- DAtr rooster 50.0 dB ---
R'Atr SAMEN 40.5 dB 43.1 dB DAtr SAMEN 43.1 dB 45.9 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 42.1 dB
Tabel 46: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de woonkamer voor situatie 7, met ventilatierooster

Voor de slaapkamer is, zonder ventilatierooster, een raam nodig met RAtr = 39.5 dB (+1.5 dB marge) (Figuur 95).
Ook hier is dan een verbonden voorzetraam te verkiezen.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 130 van 138
Figuur 95: Voorbeeldberekening slaapkamer situatie 7 – met invloed van ramen en ZONDER ventilatierooster

Met het Duco Max ZR Largo 10 (Dne,Atr= 50 dB in labo) ventilatierooster kan ook nog een geluidsisolatie van 42
dB bekomen worden, indien de prestatie van het raam in de voorgevel verhoogd wordt met 1 dB tot RAtr = 40.5
dB (+1.5 dB marge) (zie onderstaande tabellen).

Gevelvlak Gevelvlak Gevelvlak


A B A B A B
RAtr steen 49.0 dB 49.0 dB R'Atr steen 51.0 dB 49.0 dB DAtr steen 51.5 dB 49.4 dB
RAtr raam 40.5 dB --- R'Atr raam 43.9 dB --- DAtr raam 44.4 dB ---
Dn,e,Atr rooster 47.0 dB --- R'Atr rooster 49.5 dB --- DAtr rooster 50.0 dB ---
R'Atr SAMEN 42.2 dB 49.0 dB DAtr SAMEN 42.8 dB 49.4 dB
CL,j 0.0 dB 3.0 dB
DAtr TOTAAL 42.3 dB
Tabel 47: RAtr, Dn,e,Atr, R’Atr en DAtr-waarden van de slaapkamer voor situatie 7, met ventilatierooster

7.3.7.3 Conclusies
Een gevelisolatie DAtr = 42 dB betekent dat er zo goed als geen ventilatierooster meer is dat hieraan kan voldoen,
en dat het eventuele ventilatierooster dat voldoet esthetisch meestal niet gewenst is. Maar zelfs zonder
ventilatieroosters in de gevel is deze geluidsisolatie moeilijk te realiseren. Grotere raampartijen vragen
aangepast schrijnwerk (verbonden voorzetraam) en de niet beglaasde gevelelementen (hier spouwmuren)
moeten een voldoende hoge geluidsisolatie hebben.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 131 van 138
7.4 CONCLUSIES
Met de rekentool is het mogelijk de gewenste DAtr-waarde van een gevel te berekenen uitgaande van de
akoestische prestaties en afmetingen van de verschillende gevelonderdelen. Deze tool kan in principe op 2
manieren gebruikt worden. Ofwel wordt uitgegaan van de gewenste of bestaande materialen en hun
eigenschappen en wordt de globale DAtr-waarde van de gevel berekend. Ofwel wenst men een welbepaalde
gevelisolatie te realiseren en is het zoeken naar materialen en constructies die hieraan voldoen. Het kan dan
handig zijn om voor sommige onderdelen te werken met fictieve elementen met een welbepaalde
geluidsisolatie, zoals onder andere in voorgaande voorbeelden werd gedaan. Voldoet dit fictief element met
een welbepaalde geluidsisolatie, dan kan in de databank of in documentatie van fabrikanten gezocht worden
welke constructies of materialen deze geluidsisolatie kunnen realiseren.

In voorgaande berekeningen werd een voorbeeld van een woning uitgewerkt met 2 gevelvlakken en 2
verschillende verblijfsruimtes (leefruimte en slaapkamer). De gevelvlakken bestaan uit een stenen spouwmuur
met ramen en ventilatieroosters, situaties die vaak voorkomen. Voor dit voorbeeld werd berekend welke
voorzieningen er nodig zijn om verschillende DAtr-waarden voor deze gevel te realiseren.
Bij de berekeningen werd uitgegaan van raamgehelen met beglazing en raamprofielen, waarbij het geheel van
het raam dient te voldoen aan de berekende geluidsisolatie.
Omdat bij gevelisolatieberekeningen waarbij ventilatieroosters gebruikt worden, de keuze van het rooster en
zijn lengte niet alleen bepaald wordt door zijn geluidsisolatie (DneAtr-waarde) maar ook door zijn doorlaatdebiet
per m roosterlengte, dient er steeds uitgegaan te worden van een specifieke roosterkeuze bij deze
berekeningen.

Uit dit voorbeeld blijkt dat een klassieke stenen spouwmuur een heel goede geluidsisolatie kan geven, maar dat
dit volledig verzwakt wordt door het toepassen van ramen met gewone thermische symmetrische beglazing en
vooral door niet akoestische ventilatieroosters. In dat geval is zelfs de minimale geluidsisolatie-eis die in de
huidige Belgische norm voor woongebouwen wordt opgelegd (26 dB), niet haalbaar. Zonder ventilatieroosters
in de gevel is dit wel nog het geval. Om deze minimale waarde te halen zijn akoestische ventilatieroosters nodig,
dit wil zeggen roosters voorzien van een geluidsdempend uitgevoerde ‘chicane’. Een akoestisch rooster met
enige demping kan voldoen om de eis te realiseren.
In het voorbeeld moet bij een gewenste geluidsisolatie van 30 dB een nog wat beter akoestisch rooster gekozen
worden en moet de beglazing van het grote raam van de leefruimte verbeterd worden. Reden is dat grote
raamafmetingen een minder goede geluidsisolatie geven dan in laboratorium. Bij grote raamoppervlakken zal
echter het glas meestal reeds akoestisch beter zijn. Voor de stabiliteit van grotere raamoppervlakken is immers
dikker glas nodig wat resulteert in een iets betere geluidsisolatie. Daarenboven zal dit raam ook dikwijls
doorlopen tot op de vloer waardoor veiligheidsbeglazing nodig is langs één of beide zijdes. Gelaagd glas heeft
eveneens betere eigenschappen.
Om deze reden is ook in het voorbeeld een geluidsisolatie van de gevel van 33 dB nog eenvoudig haalbaar, mits
wel nog wat betere ventilatieroosters. In deze situatie heeft ook het raamprofiel nog geen negatieve invloed op
de geluidsisolatie van het raam, tenzij het gewone schuiframen betreffen. Deze zijn af te raden, waarbij
hefschuiframen te verkiezen zijn.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 132 van 138
Er kunnen voor alle ramen verschillende geluidsisolaties genomen worden en ook verschillende
ventilatieroosters die kunnen voldoen aan de gestelde eis. Echter niet alle oplossingen zijn economisch even
interessant. Voor geluidsisolaties vanaf 36 dB en hoger, is het interessant om de meest economische oplossing
te bepalen, omdat betere glastypes en/of ramen al vlug duurder zijn. Wanneer alle ramen dezelfde
samenstelling hebben kan dit bijvoorbeeld leiden tot duurdere oplossingen dan wanneer alleen één of twee
ramen en wat betere isolatie hebben dan andere. Hierbij dient er rekening gehouden te worden met het feit dat
vanaf welbepaalde geluidsisolaties (RAtr vanaf ca. 35 dB) de raamprofielen een negatieve impact beginnen
krijgen, wat te compenseren is door een betere beglazing. Ook de plaats van de ventilatieroosters heeft een
invloed. Het is best deze maximaal te voorzien aan de zijde van de minst belaste gevel. Voor deze isolaties speelt
het gevelmetselwerk nog steeds niet. Bij gebruik van lichte gevels in hout zal dit wel het geval zijn en zullen ook
deze mogelijk moeten verbeterd worden met geschikte voorzetwanden.
Bij gevelisolaties van 39 dB worden best geen ventilatieroosters meer toegepast. De keuze is zeer beperkt en de
afmetingen van het rooster worden groot. Alleen het meest performante type blijft nog geschikt wil men de
mindere prestaties niet te veel compenseren met een betere geluidsisolatie van de ramen. Deze zijn immers zelf
al op hun limiet. Het glas zal al een betere geluidisolatie moeten hebben om de verliezen van de raamprofielen
te compenseren. In het voorbeeld kan in geval de ventilatieroosters wegvallen, deze compensatie beperkt
blijven tot enkel het grote raam in de voorgevel van de leefruimte. In deze situatie en voorbeeld is de
geluidsisolatie van het gevelmetselwerk nog steeds voldoende. Lichtere stenen wanden en zeker lichte gevels
zullen bijkomende voorzieningen vragen.
Dit is zeker het geval bij gevelisolaties van 42 dB. Het gevelmetselwerk (RAtr = 49 dB) mag dan niet echt
verminderen van geluidsisolatie wil men dit niet moeten compenseren met andere elementen.
Ventilatieroosters zijn niet geschikt en de ramen in de voorgevel dienen verbonden voorzetramen te zijn om
nog te kunnen voldoen.
Nog hogere geluidsisolaties zijn te vermijden bij gebruik van ramen.

Deze conclusies zijn enkel van toepassing op het uitgewerkt rekenvoorbeeld. In het uitgewerkte voorbeeld
bedraagt de verhouding raamoppervlak/vloeroppervlak ca. 10% voor de slaapkamer en 12% voor de leefruimte.
In situaties met veel hogere percentage glasoppervlak kan de nodige geluidsisolatie van de ramen sterk oplopen
en zal de geluidsisolatie veel moeilijker te realiseren zijn of veel vlugger leiden tot duurdere ingrepen. Het
voorbeeld is wel representatief voor veel courant voorkomende situaties.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 133 van 138
8 SAMENVATTING

8.1 INLEIDING
In het ontwerp van gewestelijk isolatievoorschrift en de isolatiecriteria onderzocht in deel 2 van de studie
worden eisen opgelegd aan de gevelisolatie DAtr per verblijfsruimte. Om deze vereiste gevelisolatie te realiseren
moeten geschikte materialen en constructies gekozen worden. Het doel van voorliggende studie is het
dimensioneren van deze gevelisolatie. Uitgaande van de vereiste gevelisolatie DAtr per verblijfsruimte dienen de
isolatie-eigenschappen van de samenstellende gevelelementen van de gevel bepaald worden.
Hiertoe werd een rekenmethode opgesteld die vervolgens omgezet werd naar een eenvoudige rekentool. Deze
rekentool werd gekoppeld aan een ondersteunende databank van algemene, vrij beschikbare isolatiegegevens
van gevelelementen die door de gebruiker kan aangevuld worden met commercieel beschikbare informatie. Een
beknopte gebruikershandleiding beschrijft hoe deze rekentool kan gebruikt worden.
Een uitgebreide technische leidraad behandelt de verschillende gevelelementen die in praktijk meestal zullen
voorkomen.
Tot slot werd deze leidraad nog aangevuld met een uitgewerkte (voorbeeld)case van een woongebouw.

8.2 REKENMETHODE
De rekenmethode die toegepast wordt berekent de gevelisolatie DAtr van een verblijfsruimte, uitgaande van de
isolatie-eigenschappen van de samenstellende gevelelementen j van de gevel. De methode is gebaseerd op de
norm NBN EN ISO 12354-3:2017 ‘Building acoustics — Estimation of acoustic performance of buildings from the
performance of elements — Part 3: Airborne sound insulation against outdoor sound’.
Deze rekenmethode vormt de basis van de rekentool. Ze is geldig voor de bepaling van de globale geluidsisolatie
van de gevel van een verblijfsruimte ten gevolge van buitenlawaai en maakt geen onderscheid tussen de
verschillende types verkeersgeluid. De gevel zelf kan uit verschillende gevelvlakken bestaan elk met een eigen
gevelbelasting terwijl elk gevelvlak op zich kan opgebouwd zijn uit meerdere gevelelementen.

Schematisch ziet de rekenmethode er uit zoals weergegeven op de tabel op volgende bladzijde (Tabel 48).
De verblijfsruimte wordt gekarakteriseerd door zijn volume en de referentienagalmtijd waarvoor standaard 0.5s
wordt genomen.
Deze verblijfsruimte kan verschillende gevelvlakken j hebben. Elk van deze gevelvlakken heeft een welbepaalde
oppervlakte Sj. De vorm van de gevel (balkons, oversteek, …) kan een niveauverschil aan een gevelvlak
veroorzaken dat de geluidsisolatie beïnvloedt. Daarom is ook de gevelstructuurfactor ( ΔLfs,j) van elk gevelvlak
te bepalen. Hiervoor worden een aantal situatiesgegeven. Tot slot kan de gevelbelasting aan elk gevelvlak
verschillend zijn. Om hiermee rekening te houden wordt gebruik gemaakt van een gevelvlakfactor (CL,j) wat het
geluidsniveauverschil is met het meest belaste gevelvlak.
Elk gevelvlak bestaat op zijn beurt weer uit één of meerdere gevelelementen i. Deze gevelelementen kunnen
opgedeeld worden in 3 groepen: (gewone) gevelelementen, kleine gevelelementen en samengestelde
gevelelementen. Flankerende geluidsoverdracht is meestal verwaarloosbaar. Hiermee wordt geen rekening
gehouden.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 134 van 138
De gevelelementen worden gekarakteriseerd door hun oppervlakte Si en hun geluidsverzwakkingsindex. De
geluidsverzwakkingsindex van het gevelelement wordt genomen in octaafbanden (Ri) of als ééngetalswaarde
namelijk de gewogen geluidsverzwakkingsindex met verkeerslawaaicorrectie (Rw,i + Ctr of RAtr,i).
Voor de kleine elementen speelt niet de oppervlakte maar de lengte li en wordt de geluidsisolatie gegeven door
de genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine gevelelement zoals in laboratorium gemeten (Dne,i of
Dn,e,w,i + Ctr).
De samengestelde elementen hebben elk een welbepaalde lengte ls,k of oppervlakte Sk met respectievelijk een
geluidsverzwakkingsindex van het samenstellend deel (Rk of Rk,w,i + Ctr) of een geluidsverzwakkingsindex van een
naad of kier k, per lopende meter (Rs,k of Rs,k,w,i + Ctr).

INVOERGEGEVENS UITVOER
VERBLIJFSRUIMTE
DAtr
V, T0

ELK GEVELVLAK j
R’j of R’w,j +Ctr → D2m,nT,j of D2m,nT,w,j +Ctr =
Sj, ΔLfs,j, CLj DAtr,j

ELK GEVELELEMENT i
Gevelelement Si
Berekening τe,i → R’i of R’w,i +Ctr
Ri of Rw,i + Ctr
li
Klein gevelelement Berekening τe,i → R’i of R’w,i +Ctr
Dne,i of Dn,e,w,i + Ctr
Sk
Rk of Rk,w,i + Ctr
Samengesteld gevelelement Berekening τe,i → R’i of R’w,i +Ctr
ls,k
Rs,k of Rs,k,w,i + Ctr
Flankerende geluidsoverdracht --- (verwaarloosbaar) ---

Tabel 48: Overzichtstabel rekenmethode gevelisolatie

Uit deze eigenschappen van elk gevelelement i kan vervolgens de (gewogen)schijnbare


geluidsverzwakkingsindex R’i of R’w,i +Ctr berekend worden. Hieruit kan op zijn beurt dan de schijnbare
geluidsverzwakkingsindex van elk gevelvlak j (R’j of R’w,j +Ctr) bepaald worden. Dit is een fictieve
geluidverzwakkingsindex van het gevelvlak die men zou meten mocht men de gevel in zijn geheel in het
laboratorium testen.
Met behulp van deze schijnbare geluidsverzwakkingsindices van elk gevelvlak j en zijn oppervlakte, samen met
de eigenschappen van het lokaal, kan dan het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 135 van 138
gevelvlak j met het typespectrum voor wegverkeerslawaai (D2m,nT,w,j +Ctr = DAtr,j ) van elk gevelvlak je bepaald
worden en vervolgens dat van de gehele gevel (DAtr).

Voor de invoer van materiaalgegevens zijn de geluidsverzwakkingsindices en/of de genormaliseerde akoestische


isolatie van de materialen of constructies nodig. Deze gegevens zijn afkomstig van laboratoriumtesten of van
berekeningsprogramma’s.
De akoestische prestatie van de gevelelementen kan variëren door productvariaties, verschillen tussen
laboratoria, meetnauwkeurigheden, inbouw- en verwerkingsinvloeden en fysische factoren zoals
elementafmetingen, temperatuurinvloeden, … Waarden die in laboratorium gemeten worden zijn niet altijd
gelijk aan de waarden die zullen voorkomen in reële situaties. Dit is zeker het geval voor waarden afkomstig van
berekeningsprogramma’s. Daarom is het zinvol om op deze waarden een veiligheidsmarge toe te passen die
rekening houdt met de normale spreiding op geluidisolatie van bouwelementen. Voor laboratoriumgegevens
kan uitgegaan worden van een marge van 1 à 2 dB. Wanneer er voor de uitvoering van een constructie verwacht
kan worden dat deze niet helemaal gelijkaardig kan uitgevoerd worden zoals getest in laboratorium, dan is het
aangewezen een grotere veiligheidsmarge toe te passen, zoals bijvoorbeeld bij buitendeuren.
Bij ramen blijkt er dan weer een verschil te zijn dat afhankelijk is van de grootte van het raam. Correctiewaarden
zijn terug te vinden in de norm NBN EN 14351-1 (2006). Bij kleine gevelelementen is er naast deze
veiligheidsmarge ook een invloed van de invalsrichting (in praktijk is het invallend geluid niet zo diffuus als in
laboratorium) en een positie-effect bij roosters in een hoek. Hiervan worden waarden gegeven.

8.3 REKENTOOL
De bovenstaande principes en overeenkomstige formules werden verwerkt in een rekentool. Deze rekentool
werd tevens gekoppeld aan een ondersteunende databank van algemene, vrij beschikbare isolatiegegevens van
gevelelementen die door de gebruiker kan aangevuld worden met commercieel beschikbare informatie. Deze
rekentool werd ontwikkeld in een Microsoft Excel omgeving waarbij gebruik gemaakt wordt van Visual Basic
algoritmes. In de handleiding wordt uiteengezet hoe deze rekentool dient gebruikt te worden
(gebruikershandleiding) om de verschillende onderdelen van de gevel en hun afmetingen in te geven, en ze te
koppelen aan een databank van geluidsisolaties. Deze rekentool toont zowel grafisch de verschillende
elementen, hun afmetingen en akoestische karakteristieken, als ondermeer de geluidsisolatie van elk gevelvlak
en de totale gevelisolatie. De tool houdt ook rekening met het nodige ventilatiedebiet voor de keuze van de
ventilatieroosters en hun afmetingen indien van toepassing.

8.4 TECHNISCHE LEIDRAAD


Met behulp van de rekentool kan de DAtr-waarde van een gevel van een verblijfsruimte berekend worden.
Praktisch is echter meestal de gewenste DAtr-waarde opgelegd en is het aan de professionals
(geluidsdeskundigen, ontwerpers, architecten, …) om te bepalen met welke materialen deze waarde kan
gerealiseerd worden. De databank horende bij de rekentool bevat reeds heel wat materiaalgegevens en de
overeenkomstige RAtr- en Dn,e,Atr – waarden van materialen en producten.
Voor een oordeelkundig gebruik van deze databank en om een oordeelkundige keuze te kunnen maken van een
materiaal of constructie is het ook interessant om wat praktische achtergrondkennis te hebben over de

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 136 van 138
materialen in het kader van de geluidsisolatie die ze kunnen realiseren en meer bepaald hun zwakheden of
sterktes voor gebruik als gevelisolatie of de grenzen van de hun toepassingsmogelijkheden. Ook de algemene
principes die bepalen hoe de geluidsisolatie kan verbeterd worden of hoe de geluidsisolatie kan afnemen door
een foute uitvoering in situ kunnen een praktische bron van informatie zijn. Daarom wordt er in de technische
leidraad ondersteunende informatie gegeven over de materialen en constructies die gebruikt worden bij de
berekening en dimensionering van de vereiste gevelisolatie.
De belangrijkste materialen en constructies die gebruikt worden voor gevels zijn:
➢ Glas:
- Enkel glas
- Dubbel glas
- Drievoudige beglazing
- Ontdubbelde constructies
➢ Ramen:
- Schrijnwerk
- Voorzetvensters en dubbele vensters
- Lichtstraten en dakkoepels
➢ Buitendeuren
➢ Naden en kieren
➢ Ventilatieroosters
➢ Steenachtige materialen, beton, blokken:
- Enkelvoudige wanden
- Ontdubbelde wanden (vb. traditionele spouwmuur)
- Massieve wanden met lichte voorzetwand aan de binnenzijde
➢ Lichte constructies
- Houtskeletbouw
- Constructies uit CLT
➢ Dakconstructies
- Massieve platte daken
- Lichte platte daken
- Lichte hellende daken

Van elk van deze materialen en constructies wordt naast een overzicht van de verschillende types ook een
beknopte theoretische bespreking gegeven, aangevuld met praktische aspecten van mogelijkheden en
uitvoeringen die een invloed hebben op de geluidsisolatie van het materiaal of constructie. Ook wordt van elk
materiaal of constructie recente representatieve informatie gegeven betreffende akoestische gegevens
beschikbaar gesteld door diverse fabrikanten.

8.5 VOORDBEELDCASE
Tot slot werd deze leidraad aangevuld met uitgewerkte (voorbeeld)case van een woongebouw. Hierbij worden
mogelijke maatregelen en eventuele alternatieven voor verschillende bouwconcepten uitgewerkt en dit voor
verschillende eisen met betrekking tot de vereiste gevelisolatie DAtr.
Als voorbeeld werd er uitgegaan van een plan van een hoekwoning of hoekappartement waarbij de
verblijfsruimtes gesitueerd zijn op de hoek van de woning. Er werden 2 verblijfsruimtes onderzocht: een

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 137 van 138
leefruimte met een open keuken en een slaapkamer. Deze verblijfsruimtes hebben 2 gevelvlakken met
verschillende gevelbelasting.
Voor dit voorbeeld werd berekend welke voorzieningen er nodig zijn om verschillende DAtr-waarden voor deze
gevel te realiseren.
Eerst werd de geluidsisolatie bepaald voor een standaard doorsnee gevel in baksteen met ramen en
ventilatieopeningen voor de verluchting van de ruimtes. Hieruit bleek dat de bekomen DAtr-waarde vrij laag
uitvalt en er maatregelen nodig zijn om de minimale geluidsisolatie-eis, die in de huidige Belgische norm voor
woongebouwen wordt opgelegd (26 dB), te realiseren. Vervolgens werden opeenvolgend de voorzieningen
bepaald die nodig zijn om een DAtr-waarde te bekomen van respectievelijk 30, 33, 36, 39 en 42 dB met de
gegeven constructies. Dit werd uitvoerig besproken aan de hand van berekeningsresultaten bekomen met de
rekentool.

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
pagina 138 van 138
header referentie
Koning Albert II laan 20/8
1000 Brussel
omgevingvlaanderen.be

You might also like