100 Basic Adverbs en Adjectives

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

100 basic adverbs in English along with their Dutch translations:

1. Quickly - Snel 38. Hereafter - Hierna 69. Monthly -


2. Slowly - Langzaam 39. Before - Voor Maandelijks
3. Carefully - 40. After - Na 70. Yearly - Jaarlijks
Voorzichtig 41. Always - Altijd 71. Soon - Snel
4. Loudly - Luid 42. Sometimes - Soms 72. Late - Laat
5. Quietly - Stil 43. Often - Vaak 73. Early - Vroeg
6. Always - Altijd 44. Hard - Hard 74. Suddenly - Plotseling
7. Never - Nooit 45. Soft - Zacht 75. Gradually -
8. Often - Vaak 46. Quickly - Snel Geleidelijk
9. Sometimes - Soms 47. Slowly - Langzaam 76. Briefly - Kort
10. Well - Goed 48. Carefully - 77. Seldom - Zelden
11. Badly - Slecht Voorzichtig 78. Regularly -
12. Very - Heel 49. Carelessly - Regelmatig
13. Really - Echt Nonchalant 79. Frequently - Vaak
14. Almost - Bijna 50. Loudly - Luid 80. Quietly - Stil
15. Too - Te 51. Quietly - Stil 81. Politely - Beleefd
16. Enough - Genoeg 52. Angrily - Boos 82. Impolitely -
17. Here - Hier 53. Happily - Blij Onbeleefd
18. There - Daar 54. Sadly - Verdrietig 83. Properly - Correct
19. Now - Nu 55. Clearly - Duidelijk 84. Impersonally -
20. Later - Later 56. Confidently - Afstandelijk
21. Early - Vroeg Zelfverzekerd 85. Individually -
22. Late - Laat 57. Nervously - Individueel
23. Soon - Snel Zenuwachtig 86. Publicly - Publiekelijk
24. Yesterday - Gisteren 58. Patiently - Geduldig 87. Privately - Privé
25. Today - Vandaag 59. Impatiently - 88. Rarely - Zelden
26. Tomorrow - Morgen Ongeduldig 89. Immediately -
27. Inside - Binnen 60. Properly - Correct Onmiddellijk
28. Outside - Buiten 61. Improperly - 90. Almost - Bijna
29. Up - Omhoog Ondeugdelijk 91. Practically - Praktisch
30. Down - Omlaag 62. Seriously - Serieus 92. Clearly - Duidelijk
31. Together - Samen 63. Silently - Stilzwijgend 93. Currently -
32. Apart - Apart 64. Loudly - Luid Momenteel
33. Away - Weg 65. Gently - Zachtjes 94. Essentially -
34. Back - Terug 66. Roughly - Ruw Wezenlijk
35. Forward - Vooruit 67. Daily - Dagelijks 95. Completely -
36. Nearby - Vlakbij 68. Weekly - Wekelijks Volledig
37. Far - Ver
96. Partially - 98. Partially - 100. Relatively -
Gedeeltelijk Gedeeltelijk Relatief
97. Completely - 99. Absolutely -
Helemaal Absoluut

1. Blij (Happy): Ze was erg blij met haar verjaardagscadeau.


2. Verdrietig (Sad): Hij voelde zich verdrietig na het horen van het slechte nieuws.
3. Boos (Angry): De klant was boos vanwege de slechte service in het restaurant.
4. Bang (Fearful): Ze was bang voor donder en bliksem tijdens het onweer.
5. Verbaasd (Surprised): Ze was aangenaam verbaasd door de onverwachte
uitnodiging.
6. Opgewonden (Excited): De kinderen waren opgewonden om naar Disneyland te
gaan.
7. Verrukt (Delighted): Hij was verrukt door de prachtige zonsondergang op het
strand.
8. Verlegen (Shy): Ze was te verlegen om de eerste stap te zetten.
9. Trots (Proud): Hij was trots op zijn prestaties op het werk.
10. Jaloers (Jealous): Ze voelde zich jaloers toen ze haar vriend met iemand anders zag
praten.
11. Schuldig (Guilty): Ze voelde zich schuldig nadat ze haar belofte niet had kunnen
nakomen.
12. Schaamte (Embarrassed): Hij was erg in verlegenheid gebracht toen hij
struikelde voor een grote menigte mensen.
13. Beschaamd (Ashamed): Ze was beschaamd over haar onbeleefde opmerkingen.
14. Verward (Confused): Hij was verward door de complexe instructies.
15. Gefrustreerd (Frustrated): Ze raakte gefrustreerd toen de computer crashte.
16. Opgelucht (Relieved): Ze was opgelucht nadat ze haar verloren portemonnee
had teruggevonden.
17. Kalm (Calm): Ondanks de chaos om hen heen, bleef ze kalm.
18. Rustig (Peaceful): De serene natuur om hen heen maakte de wandeling erg
rustig.
19. Tevreden (Content): Hij was tevreden met zijn prestaties in de wedstrijd.
20. Dankbaar (Grateful): Ze voelde zich dankbaar voor de steun van haar vrienden.
21. Liefdevol (Loving): Het liefdevolle gebaar van haar partner maakte haar dag.
22. Genegenheid (Affectionate): De puppy toonde genegenheid door te knuffelen.
23. Empathisch (Empathetic): Hij was erg empathisch ten opzichte van de zorgen
van zijn vriend.
24. Troostend (Comforting): Haar woorden waren troostend voor de rouwende
familie.
25. Vreugde (Joy): De geboorte van hun kind bracht veel vreugde in hun leven.
26. Euforisch (Euphoric): Ze voelde zich euforisch na het winnen van de loterij.
27. Eenzaam (Lonely): Hij voelde zich eenzaam na de verhuizing naar een nieuwe
stad.
28. Verlaten (Abandoned): Het verlaten huis zag er spookachtig uit.
29. Wanhopig (Desperate): Ze was wanhopig op zoek naar een baan.
30. Zorgelijk (Worried): Hij maakte zich zorgen over de gezondheid van zijn oma.
31. Gestrest (Stressed): De drukte op het werk maakte haar gestrest.
32. Zenuwachtig (Nervous): Hij was zenuwachtig voor zijn sollicitatiegesprek.
33. Opgeladen (Charged): Na een goede nachtrust voelde hij zich opgeladen.
34. Ontspannen (Relaxed): De vakantie was een perfecte gelegenheid om te
ontspannen.
35. Bevreesd (Apprehensive): Ze was bevreesd voor de tandartsafspraak.
36. Bewondering (Admiration): Ze keek op naar haar favoriete beroemdheid met
bewondering.
37. Tevreden (Satisfied): Na het eten van een heerlijke maaltijd voelde ze zich
voldaan.
38. Hopeloos (Hopeless): Hij voelde zich hopeloos na het verlies van zijn baan.
39. Ontroerd (Touched): Ze was ontroerd door het liefdevolle briefje van haar kind.
40. Voldaan (Contented): Na het afronden van het project was ze voldaan.
41. Wantrouwend (Suspicious): Ze was wantrouwend over de vreemde telefoontjes.
42. Afgewezen (Rejected): Hij voelde zich afgewezen na de afwijzing van zijn
liefdesverklaring.
43. Hulpeloos (Helpless): Ze voelde zich hulpeloos tijdens de stroomstoring.
44. Afgunstig (Envious): Ze was afgunstig op het succes van haar collega.
45. Verveeld (Bored): Hij verveelde zich tijdens de lange vergadering.
46. Machteloos (Powerless): Ze voelde zich machteloos tegenover de natuurramp.
47. Gebroken (Broken): Hij voelde zich gebroken na het verlies van zijn geliefde.
48. Ontgoocheld (Disappointed): Ze was ontgoocheld over het resultaat van het
examen.
49. Verbijsterd (Astonished): Ze was verbijsterd door de magische truc.
50. Verontwaardigd (Indignant): Hij was verontwaardigd over het onrecht dat hem
was aangedaan.
51. Verliefdheid (Infatuated): Hij was helemaal verliefd op haar.
52. Euforie (Elation): Haar succes bracht haar een gevoel van euforie.
53. Weemoed (Nostalgic): Ze voelde zich nostalgisch bij het terugzien van oude
foto's.
54. Geërgerd (Irritated): Ze raakte geërgerd door het constante lawaai.
55. Overweldigd (Overwhelmed): Hij was overweldigd door de
verantwoordelijkheden op het werk.
56. Hoopvol (Hopeful): Ze was hoopvol over de toekomst.
57. Dromerig (Dreamy): Hij keek dromerig uit het raam.
58. Vertwijfeld (Despondent): Ze voelde zich vertwijfeld na de relatiebreuk.
59. Vertrouwend (Trustful): Hij was erg vertrouwend in zijn vrienden.
60. Verwoest (Devastated): Ze was verwoest na het verlies van haar huis.
61. Gelukzalig (Blissful): Ze voelde zich gelukzalig in de armen van haar geliefde.
62. Verlicht (Enlightened): Na het lezen van het boek voelde ze zich verlicht.
63. Verslagen (Defeated): Hij voelde zich verslagen na de nederlaag in de wedstrijd.
64. Verstrooid (Distracted): Ze was erg verstrooid tijdens de vergadering.
65. Waardigheid (Dignified): Hij gedroeg zich met waardigheid, zelfs in moeilijke
tijden.
66. Achteloos (Careless): Haar achteloosheid leidde tot problemen.
67. Fier (Proud): Ze was fier op haar prestaties.
68. Blijmoedig (Jovial): Hij was altijd blijmoedig en lachte veel.
69. Berustend (Resigned): Ze was berustend in haar lot.
70. Razend (Furious): Hij was razend van woede.
71. Verbaasd (Astonished): Ze was verbaasd door de plotse wending van het
verhaal.
72. Uitgeput (Exhausted): Na een lange dag voelde ze zich uitgeput.
73. Geamuseerd (Amused): Ze was geamuseerd door de komische film.
74. Verward (Bewildered): Hij was volledig verward door de complexe instructies.
75. Weerzin (Disgust): Ze voelde een diepe weerzin bij het zien van de viezigheid.
76. Geliefd (Cherished): Ze voelde zich geliefd door haar familie.
77. Walgend (Revulsed): Hij was walgend van het onethische gedrag.
78. Wanhopig (Desperate): Ze was wanhopig op zoek naar antwoorden.
79. Overdonderd (Stunned): Hij was overdonderd door het onverwachte nieuws.
80. Geërgerd (Aggravated): De situatie ergerde haar steeds meer.
81. Eerbiedig (Reverent): Hij toonde eerbied voor de tradities.
82. Opgetogen (Ecstatic): Ze was opgetogen door haar succes.
83. Verlaten (Forsaken): Hij voelde zich verlaten in de grote stad.
84. Geërgerd (Annoyed): Ze raakte geërgerd door het herhaalde lawaai.
85. Vervuld (Fulfilled): Ze voelde zich vervuld na het voltooien van haar levensdoel.
86. Opgewonden (Thrilled): De aankondiging maakte haar opgewonden.
87. Ontdaan (Shattered): Ze was ontdaan na het verlies van haar dierbare.
88. Ontheemd (Displaced): Ze voelde zich ontheemd na de natuurramp.
89. Ontevreden (Discontented): Hij was ontevreden over zijn huidige situatie.
90. Teerhartig (Tenderhearted): Ze was teerhartig tegenover dieren.
91. Opgeschrikt (Startled): Ze werd opgeschrikt door het harde geluid.
92. Fascinatie (Fascination): Ze voelde een sterke fascinatie voor de sterren.
93. Eenzaam (Solitary): Hij genoot van zijn eenzame wandelingen in de natuur.
94. Opgelost (Resolved): Na lang nadenken had ze het probleem opgelost.
95. Afgemat (Weary): Ze was afgemat na een lange reis.
96. Teder (Gentle): Zijn tederheid maakte haar gelukkig.
97. Bemoedigd (Encouraged): De steun van haar vrienden bemoedigde haar.
98. Ontwapenend (Endearing): Haar ontwapenende glimlach maakte iedereen blij.
99. Aandachtig (Attentive): Hij was aandachtig naar haar verhaal aan het luisteren.
100. Gespannen (Tense): Ze was gespannen voor de belangrijke presentatie.

21. Gehaast (Hasty) 44. Barmhartig (Compassionate)


22. Wanhopig (Desperate) 45. Zelfbewust (Self-conscious)
23. Geïrriteerd (Irritated) 46. Voorzichtig (Cautious)
24. Zorgeloos (Carefree) 47. Liefdevol (Loving)
25. Verward (Confused) 48. Gerustgesteld (Reassured)
26. Zelfverzekerd (Confident) 49. Wantrouwig (Distrustful)
27. Nuchter (Sober) 50. Geraakt (Touched)
28. Teleurgesteld (Disappointed) 51. Troebel (Disturbed)
29. Afgemat (Exhausted) 52. Wankele (Unsteady)
30. Zachtmoedig (Gentle) 53. Gebroken (Broken)
31. Huiverig (Apprehensive) 54. Voldaan (Content)
32. Vrolijk (Cheerful) 55. Bevreesd (Fearful)
33. Hulpeloos (Helpless) 56. Verbaal (Verbal)
34. Melancholisch (Melancholic) 57. Zwaarmoedig (Heavy-hearted)
35. Hunkerend (Longing) 58. Verfrist (Refreshed)
36. Hoopvol (Hopeful) 59. Geërgerd (Annoyed)
37. Afstandelijk (Distant) 60. Teerhartig (Tender-hearted)
38. Ongerust (Anxious) 61. Schuldig (Guilty)
39. Verrast (Surprised) 62. Opgeschrikt (Startled)
40. Onverschillig (Indifferent) 63. Geborgen (Secure)
41. Stralend (Radiant) 64. Betrokken (Involved)
42. Ontevreden (Dissatisfied) 65. Wankelend (Wobbly)
43. Verbijsterd (Dumbfounded) 66. Gracieus (Graceful)
67. Ontmoedigd (Discouraged) 69. Veilig (Safe)
68. Kalm (Serene) 70. Angstig (Fearful)

ere are 50 more adjectives in Dutch that describe feelings:

71. Strijdvaardig 88. Vrij (Free) 105. Onthecht


(Determined) 89. Machteloos (Detached)
72. Opgewekt (Powerless) 106. Ontdaan
(Upbeat) 90. Nauwlettend (Upset)
73. Troebel (Attentive) 107. Bevlogen
(Turbulent) 91. Krachtig (Enthusiastic)
74. Zielsgelukkig (Empowered) 108. Verward
(Blissful) 92. Ingetogen (Perplexed)
75. Wantrouwend (Reserved) 109. Onbevang
(Skeptical) 93. Overweldigd en (Open-
76. Verfrissend (Overwhelmed) minded)
(Refreshing) 94. Gespannen 110. Optimistisc
77. Verontwaardigd (Tense) h (Optimistic)
(Indignant) 95. Onbezorgd 111. Voldaan
78. Uitgeput (Worn (Untroubled) (Satisfied)
out) 96. Gealarmeerd 112. Hoopvol
79. Vooruitstrevend (Alarmed) (Hopeful)
(Forward-looking) 97. Gedesillusioneerd 113. Wanhopig
80. Onafhankelijk (Disillusioned) (Hopeless)
(Independent) 98. Vervuld (Fulfilled) 114. Achteloos
81. Hunkerig 99. Verlangend (Careless)
(Yearning) (Yearning) 115. Hysterisch
82. Hulpvaardig 100. Nieuwsgier (Hysterical)
(Helpful) ig (Inquisitive) 116. Aangetrok
83. Verliefd (In love) 101. Ondeugen ken (Attracted)
84. Gebalanceerd d (Mischievous) 117. Teder
(Balanced) 102. Gedreven (Tender)
85. Verbijsterd (Driven) 118. Veerkrachti
(Aghast) 103. Fier g (Resilient)
86. Verkwikt (Proud) 119. Zelfvoldaa
(Revitalized) 104. Geborgen n (Self-satisfied)
87. Geschrokken (Secure) 120. Opgewond
(Startled) en (Thrilled)
Here are some 17. Ontspannen 35. Onbeheersbaar
adjectives that describe (Relaxed) (Uncontrollable)
various situations in 18. Dramatisch 36. Alledaags
Dutch: (Dramatic) (Ordinary)
19. Intens (Intense) 37. Veelzijdig
1. Chaotisch 20. Delicaat (Delicate) (Versatile)
(Chaotic) 21. Verrijkend 38. Bemoedigend
2. Sereen (Serene) (Enriching) (Encouraging)
3. Hachelijk 22. Bizar (Bizarre) 39. Ontroerend
(Perilous) 23. Routineus (Touching)
4. Oncomfortabel (Routine) 40. Opmerkelijk
(Uncomfortable) 24. Overweldigend (Remarkable)
5. Hectisch (Hectic) (Overwhelming) 41. Verontrustend
6. Sfeervol 25. Onopgemerkt (Disturbing)
(Atmospheric) (Unnoticed) 42. Onaangenaam
7. Ongewoon 26. Onstuimig (Unpleasant)
(Unusual) (Tempestuous) 43. Uitputtend
8. Verwarrend 27. Eenzijdig (One- (Exhausting)
(Confusing) sided) 44. Ongekend
9. Onverwacht 28. Onvergetelijk (Unprecedented)
(Unexpected) (Unforgettable) 45. Gevarieerd
10. Uitdagend 29. Onbetaalbaar (Varied)
(Challenging) (Priceless) 46. Doelloos
11. Vredig (Peaceful) 30. Kalmte (Tranquil) (Purposeless)
12. Kritiek (Critical) 31. Aangrijpend 47. Ondoorgrondelijk
13. Veelbelovend (Moving) (Unfathomable)
(Promising) 32. Onvoorspelbaar 48. Vastberaden
14. Stressvol (Unpredictable) (Determined)
(Stressful) 33. Onzeker 49. Onweerstaanbaar
15. Verrassend (Uncertain) (Irresistible)
(Surprising) 34. Verraderlijk 50. Onvermijdelijk
16. Problematisch (Treacherous) (Inevitable)
(Problematic)

Here are adjectives in Dutch to describe various qualities:

1. Creatief (Creative)
2. Intelligent 27. Zelfbewust (Self- 48. Zelfreflectief (Self-
(Intelligent) aware) reflective)
3. Vriendelijk (Kind) 28. Tactvol (Tactful) 49. Innovatief
4. Geduldig (Patient) 29. Zelfstandig (Innovative)
5. Moedig (Independent) 50. Gestructureerd
(Courageous) 30. Diplomatiek (Organized)
6. Volhardend (Diplomatic) 51. Empowerend
(Persistent) 31. Veerkrachtig (Empowering)
7. Verantwoordelijk (Resilient) 52. Veerkrachtig
(Responsible) 32. Gedisciplineerd (Resilient)
8. Zorgzaam (Caring) (Disciplined) 53. Inspirerend
9. Eerlijk (Honest) 33. Inspirerend (Inspiring)
10. Respectvol (Inspiring) 54. Bedachtzaam
(Respectful) 34. Verdraagzaam (Considerate)
11. Bescheiden (Humble) (Tolerant) 55. Praktisch (Practical)
12. Empathisch 35. Ambitieus 56. Besluitvaardig
(Empathetic) (Ambitious) (Decisive)
13. Betrouwbaar 36. Besluitvaardig 57. Verstandig (Wise)
(Reliable) (Decisive) 58. Genereus (Generous)
14. Optimistisch 37. Besluitvaardig 59. Onafhankelijk
(Optimistic) (Decisive) (Independent)
15. Nauwkeurig 38. Doortastend 60. Zelfdiscipline (Self-
(Accurate) (Assertive) disciplined)
16. Flexibel (Flexible) 39. Analytisch 61. Objectief (Objective)
17. Gepassioneerd (Analytical) 62. Gewetensvol
(Passionate) 40. Toegankelijk (Conscientious)
18. Sociaal (Social) (Approachable) 63. Onpartijdig
19. Positief (Positive) 41. Avontuurlijk (Impartial)
20. Creatief (Innovative) (Adventurous) 64. Vergevingsgezind
21. Assertief (Assertive) 42. Samenwerkend (Forgiving)
22. Doelgericht (Goal- (Collaborative) 65. Overtuigend
oriented) 43. Onafhankelijk (Persuasive)
23. Communicatief (Independent) 66. Bevlogen
(Communicative) 44. Veelzijdig (Versatile) (Passionate)
24. Enthousiast 45. Verbeeldingskrachtig 67. Betrokken (Engaged)
(Enthusiastic) (Imaginative) 68. Geduldig (Patient)
25. Toegewijd 46. Vooruitziend 69. Authentiek
(Dedicated) (Forward-thinking) (Authentic)
26. Grondig (Thorough) 47. Zelfverzekerd 70. Respectvol
(Confident) (Respectful)
71. Vergevingsgezind 82. Consciëntieus 93. Positief ingesteld
(Forgiving) (Conscientious) (Positive-minded)
72. Diplomatiek 83. Bedreven (Proficient) 94. Volhardend
(Diplomatic) 84. Toegewijd (Devoted) (Tenacious)
73. Vindingrijk 85. Georganiseerd 95. Bedachtzaam
(Resourceful) (Organized) (Thoughtful)
74. Vertrouwend 86. Ethisch (Ethical) 96. Zelfreflectief (Self-
(Trustworthy) 87. Bemoedigend reflective)
75. Gul (Generous) (Encouraging) 97. Vooruitziend
76. Veelbelovend 88. Aandachtig (Forward-thinking)
(Promising) (Attentive) 98. Hulpvaardig (Helpful)
77. Bedreven (Skilled) 89. Ruimdenkend 99. Samenhangend
78. Veelzijdig (Versatile) (Open-minded) (Coherent)
79. Samenwerkend 90. Volwassen (Mature) 100. Visionair
(Collaborative) 91. Oplossingsgericht (Visionary)
80. Zelfbewust (Self- (Solution-oriented)
aware) 92. Verdraagzaam
81. Zelfmotiverend (Self- (Tolerant)
motivated)

Here are adjectives in Dutch to describe various physical attributes:

1. Lang (Tall) 15. Bruinharig (Brown- 28. Jong (Young)


2. Kort (Short) haired) 29. Energiek (Energetic)
3. Slank (Slim) 16. Zwart (Black) 30. Levendig (Lively)
4. Dik (Chubby) 17. Wit (White) 31. Sierlijk (Graceful)
5. Mager (Thin) 18. Getint (Tanned) 32. Sterk (Strong)
6. Gespierd (Muscular) 19. Bleek (Pale) 33. Zwak (Weak)
7. Lenig (Flexible) 20. Sproeterig 34. Snel (Fast)
8. Atletisch (Athletic) (Freckled) 35. Langzaam (Slow)
9. Klein (Small) 21. Rimpelig (Wrinkled) 36. Wendbaar (Agile)
10. Groot (Big) 22. Glad (Smooth) 37. Onhandig (Clumsy)
11. Langharig (Long- 23. Harig (Hairy) 38. Soepel (Supple)
haired) 24. Onbehaard 39. Stram (Stiff)
12. Kortharig (Short- (Hairless) 40. Elegant (Elegant)
haired) 25. Roodharig (Red- 41. Uitdagend
13. Kaal (Bald) haired) (Seductive)
14. Blond (Blond) 26. Grijs (Gray) 42. Stoer (Tough)
27. Oud (Old) 43. Schattig (Cute)
44. Aantrekkelijk 53. Zwaar (Heavy) 65. Onverzorgd
(Attractive) 54. Licht (Light) (Untidy)
45. Onaantrekkelijk 55. Gehandicapt 66. Tenger (Delicate)
(Unattractive) (Disabled) 67. Stevig (Sturdy)
46. Sierlijk (Graceful) 56. Fit (Fit) 68. Gebogen (Bent)
47. Onopvallend 57. Ziek (Sick) 69. Rechtopstaand
(Inconspicuous) 58. Gezond (Healthy) (Upright)
48. Imposant 59. Gebrekkig (Flawed) 70. Krom (Crooked)
(Impressive) 60. Perfect (Perfect) 71. Gehavend (Scarred)
49. Normaal (Average) 61. Slordig (Sloppy) 72. Onbeschadigd
50. Ongewoon 62. Verzorgd (Neat) (Unblemished)
(Unusual) 63. Achteloos (Careless) 73. Gemiddeld
51. Aantrekkelijk 64. Verzorgd (Well- (Average)
(Appealing) groomed) 74. Breekbaar (Fragile)
52. Onaantrekkelijk 75. Onverwoestbaar
(Unappealing) (Indestructible)

You might also like