TNCC Manual 7TH Edition NL

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 358

HANDLEIDING

ZEVENDE DRUK

HANDLEIDING ZEVENDE DRUK


TRAUMA NURSING CORE COURSE

915 Lee Street, Des Plaines, IL


60016-6569
800-900-9659
www.ena.org
Gedrukt in de Verenigde Staten van America
ISBN 978-0-9798307-9-2
Copyright © 2014 Emergency Nurses Association (ENA)

Alle rechten voorbehouden. Toestemming voor reproductie of overdracht in welke vorm of met welke middelen
ook, elektronisch of mechanisch, inclusief fotokopiëren en opnemen, of door middel van een informatieopslag- en
zoeksysteem, moet schriftelijk worden verkregen bij de Emergency Nurses Association (ENA), 915 Lee Street, Des
Plaines, IL 60016, Verenigde Staten.
Website: www.ena.org E-mail: education@ena.org

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Emergency Nurses Association (ENA) (Verenigde Staten)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Australian College of Emergency Nursing (Australië)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de National Emergency Nurses’ Affiliation, Inc. (NENA) (Canada)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Trauma Nursing Committee Griekenland

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Hong Kong Emergency Nurses Association

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Emergency Nurses Association of Kenya (ENAK) (Kenia)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Stichting Trauma Nursing Nederland

De officiële Trauma Nursing Core Course van het College of Emergency Nursing New Zealand (CENNZ)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Anestesisykepleiernes Landsgruppe av Norsk Sykepleierforbund (ALNSF)

(Noorwegen)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Associação Portuguesa de Enfermeiros de Urgência (Portugal)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Trauma Committee Zuid-Afrika

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Armed Forces Nursing Academy (AFNA) (Zuid-Korea)

De officiële Trauma Nursing Core Course van Riksföreningen för Sjuksköterskor inom Trauma (Zweden)

De officiële Trauma Nursing Core Course van Trauma Nursing Limited (Verenigd Koninkrijk)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Western Australia Trauma Education Committee of the Department of Health,

West-Australië

ENA aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de cursusinstructie door de cursusdirecteur of cursusinstructeurs.


Omdat bij het inzetten van deze instructiecursus professioneel oordeel noodzakelijk is, is ENA niet aansprakelijk voor de
daden of nalatigheid van deelnemers aan de cursus bij toepassing van deze instructiecursus. Het logo van ENA en TNCC zijn handelsmerken van de Emergency Nurses Association.
Coumadin en Plavix zijn handelsmerken van Bristol-Myers Squibb Company.
EZ-IO is een handelsmerk van Vidacare Corporation.
De auteurs, redacteurs en uitgever hebben betrouwbare bronnen gecontroleerd op het aanbieden van informatie die FAST1 is een handelsmerk van Pyng Medical Corporation.
volledig en nauwkeurig is. Wegens de voortdurende evolutie van kennis, behandelingsmodaliteiten en behandelingen King LT en King LT-D zijn handelsmerken van KingSystems.
met medicijnen kan ENA niet garanderen dat de informatie in ieder aspect actueel is. ENA is niet verantwoordelijk voor Lovenox is een handelsmerk van Sanofi-aventis U.S. LLC.
fouten, weglatingen of voor de resultaten die zijn verkregen door het gebruik van dergelijke informatie. Raadpleeg het Marcaine is een handelsmerk van Hospira, Inc.
van toepassing zijnde beleid bij uw zorginstelling. De Morgan-lens is een handelsmerk van MorTan, Inc.
Pradaxa is een handelsmerk van Boehringer Ingelheim Pharmaceuticals, Inc.
TeamSTEPPS is een handelsmerk van het Amerikaanse Department of Health and Human Services en het Agency for Healthcare Research
Medicatiedoseringen kunnen gewijzigd en aangepast worden. Raadpleeg het beleid bij uw plaatselijke overheid of and Quality.
instelling voor de meest actuele informatie. Tono-pen is een handelsmerk van Reichert Technologies.
HANDLEIDING
ZEVENDE DRUK

Emergency Nurses Association


Des Plaines, IL
Voorwoord

Deze zevende editie van de TNCC was een enorme onderneming, maar met liefde gedaan
vanuit de visie iets te kunnen betekenen in het leven van anderen. Het redden van levens en het
verbeteren van de kwaliteit van de zorg voor traumapatiënten was onze uiteindelijke missie en
doel.

Mijn oprechte dank voor al het goede werk gaat uit naar de geweldige werkgroep TNCC 7e
druk, naar de auteurs, de peer reviewers, het pilotcursusteam en de ENA-medewerkers die
hebben meegeholpen dit project tot een goed einde te brengen.

Wij bedanken de duizenden TNCC-cursusleiders en -instructeurs die deze revisie zullen


onderwijzen, maar ook alle verpleegkundigen die ondanks hun drukke leven, tijd willen
besteden aan het volgen van deze cursus en het verbeteren van hun kennis en vaardigheden
over de traumazorg.

Met de grootste dankbaarheid,

Diane Gurney, MS, RN, CEN, FAEN


Hoofdredacteur en voorzitter werkgroep TNCC-revisie

Toewijding

De 7e editie van de TNCC is opgedragen aan alle verpleegkundigen die voor gewonde
patiënten zorgen, waar en wanneer ook. U hebt ons diepste respect.

ii TNCC Zevende druk


Inhoudsopgave

Hoofdstukken

1 Traumaverpleegkunde en de TNCC (Trauma Nursing Core Course) . . . . . . . . . . . . . . .1

2 Teamwork en traumazorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

3 Epidemiologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

4 Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

5 Initial assessment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27

6 Luchtwegen en ademhaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43

7 Shock . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61

8 Pijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79

9 Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93

10 Oogtrauma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111

11 Thorax- en nektrauma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125

12 Abdominaal en bekkentrauma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139

13 Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161

14 Trauma van het bewegingsapparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181

15 Trauma van de huid en brandwonden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193

TNCC • Zevende druk iii


Inhoudsopgave

Hoofdstukken

16 Speciale populaties: De zwangere traumapatiënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213

17 Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221

18 Speciale populaties: De oudere traumapatiënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245

19 Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255

20 Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld . . . . . . . . . . . . . . . . 269

21 Psychosociale aspecten van traumazorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281

22 Disaster Management (niet van toepassing in de Nederlandse versie)

23 Zorgoverdracht van de traumapatiënt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297

24 Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303

Overzicht van de skill stations . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319

Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333

iv TNCC Zevende druk


Hoofdstuk 1 •
Traumaverpleegkunde en de TNCC
(Trauma Nursing Core Course)
Diane Gurney, MS, RN, CEN, FAEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Traumaverpleegkunde definiëren.
2. De filosofie achter traumaverpleegkunde bespreken.
3. Het doel van de TNCC beschrijven.

Inleiding lingen, prehospitale situaties, traumacentra, ziekenhuizen,


Wij raden de student nadrukkelijk aan dit tekstboek te huisartsenposten, woningen en militaire gebieden.
lezen voor hij of zij de TNCC bijwoont. Het verpleegkun- De zorg wordt door traumaverpleegkundigen op syste-
dige proces vormt de basis voor de opbouw van en het matische en gestandaardiseerde wijze aangepakt. Hierbij
inzicht in het format van de TNCC. Deze aanpak geldt als wordt gebruikgemaakt van basiskennis uit wetenschap-
leidraad bij de zorg voor traumapatiënten. pelijke bronnen en uit persoonlijke ervaring. Trauma-
verpleegkundigen houden zich bezig met de zorg en zijn
niet afhankelijk van een gespecialiseerde zorgomgeving.
Introductie
Trauma is nog altijd een belangrijke doodsoorzaak bij Het vak van de traumaverpleegkunde
mensen van 1 tot 44 jaar oud. Het ontwikkelen van De verpleegkunde is een verzameling kennis die op
traumacentra, implementeren van geïntegreerde trauma- wetenschap en filosofie is gebaseerd. Het is een beroeps-
systemen en een systematische en gestandaardiseerde vakgebied omdat de klinische praktijk erbij is betrokken
zorgaanpak zijn belangrijk om levens te kunnen redden en en een wetenschap die is gebaseerd op bewijsvoering en
de behandelresultaten voor traumaslachtoffers te kunnen onderzoek. Traumaverpleegkundigen baseren een groot
verbeteren. Traumaverpleegkundigen zijn essentieel bij deel van hun werkwijze op deze wetenschap en technolo-
het voorzien in de complexe behoeften van trauma- gie. Zij doen de juiste kennis en onderzoeksvaardigheden
patiënten en het aanbieden van zorg met de best mogelij- op om de traumapatiënt te kunnen herkennen en om
ke behandelresultaten. Een uitmuntende verpleegkundige letselpatronen en de ernst van het letsel te kunnen voor-
traumazorg kan bijdragen aan optimale behandelresulta- spellen. Traumaverpleegkundigen maken gebruik van
ten bij patiënten en voorkomt complicaties, gevolgen op essentiële vaardigheden om met de unieke omstandighe-
de lange termijn of sterfgevallen. den waarin patiënten zich bevinden, om te gaan en heb-
ben de morele vrijheid om te gaan voor een optimale zorg
Traumazorg voor patiënten, zelfs wanneer zij worden geconfronteerd
met culturele en administratieve hindernissen.
Overal waar verpleegkundigen voor gewonde patiënten
zorgen, is sprake van traumazorg. Dit gebeurt tijdens het
Het Wolf-model vormt een nuttig kader voor het onder-
hele zorgproces: vanaf de prehospitale traumaopvang
zoeken van de onderdelen van de verpleegkunde en de
en -zorg tot en met een operatie, het herstel en de terug-
omgeving waarin dit wordt uitgeoefend. Het model is een
keer naar de gemeenschap. Traumaverpleegkundigen
open model van de omgeving dat bestaat uit drie elemen-
bieden patiënten een optimale zorg, kennen de nationale
ten die elkaar aanvullen (afb. 1-1):
wetgeving hierover, bieden educatie over preventie
• De volgende kernelementen gelden voor iedere
aan en blijven zich verder ontwikkelen in hun vak.
verpleegkundige afzonderlijk:
Traumaverpleegkunde vindt plaats in opleidingsinstel-
◦◦ Een solide basiskennis

TNCC • Zevende druk 1


Afbeelding 1-1. Het Wolf-model teamgerichte aanpak en die het verpleegkundig inzicht
en acties ten behoeve van een goede patiëntenzorg moet
Een geïntegreerd, ethisch gestuurd omgevings- ondersteunen. In een omgeving waarin deze verpleeg-
model van klinische besluitvorming (2011) kundige vaardigheden niet worden gerespecteerd of waar
Kernelementenn de communicatie tussen verpleegkundigen en artsen
Directe elementen problematisch is, kunnen verpleegkundigen niet hun
Invloedrijke elementen
volledige klinische expertise tot haar recht laten komen,
wat een minder effectieve zorg voor patiënten tot gevolg
kan hebben.

Het is daarom van belang dat traumaverpleegkundigen de


juiste opleiding krijgen in zowel het onderzoek en de zorg
Kernelementen beïnvloeden de nauwkeurigheid bij
probleemherkenning en besluitvorming.
voor de traumapatiënt als in vaardigheden op het gebied
Directe elementen van de praktijkomgeving kunnen worden van communicatie en teamwork. In de omgeving waar de
beïnvloed door de kernelementen van leiders.
Invloedrijke elementen weerspiegelen ook de kernkenmerken van leiders, verpleegkundige traumazorg wordt uitgeoefend, moeten
managers en bestuurders in de zorgomgeving. de belangen van de patiënt worden behartigd en moet er
sprake zijn van respect en zorg voor de patiënt.

De filosofie achter traumaverpleegkunde


◦◦ Essentiële vaardigheden (het vermogen een pro- De ENA (Emergency Nurses Association) heeft na
bleem te herkennen aan essentiële signalen, het analyse van de impact van traumaletsel op nationaal en
integreren van bevindingen en het herkennen van internationaal niveau en van de mogelijkheden dat profes-
bronnen) sionele verpleegkundigen een positieve bijdrage kunnen
◦◦ Morele vrijheid (het bewust en aanhoudend zoeken leveren aan de zorg voor traumapatiënten de volgende
naar informatie om de aanwezigheid of afwezig- geloofsverklaringen ontwikkeld:
heid van cruciale signalen vast te stellen in een • Traumapatiënten krijgen de beste zorg als alle leden
uitdagende omgeving; actie voor het welzijn van de van het traumateam een systematische, gestandaardi-
patiënt in het licht van het probleem) seerde aanpak volgen.
• De directe elementen bestaan uit de afdelings- • Verpleegkundigen op de spoedeisende hulp zijn
cultuur, de werkrelatie tussen verpleegkundigen essentiële leden van het traumateam. De morbiditeit
en de zorgverlener en de omgeving waarin de ver- en mortaliteit onder traumapatiënten kan aanzienlijk
pleegkundige actief is. De communicatie en relaties worden verlaagd als verpleegkundigen zo worden
tussen verpleegkundigen en zorgverleners bleken van opgeleid dat zij op vakkundige wijze zorg verlenen
invloed te zijn op de nauwkeurigheid van de klinische aan traumapatiënten.
besluitvorming. Die nauwkeurigheid bleek tot op • De ENA en haar leden hebben de verantwoordelijk-
zekere hoogte afhankelijk te zijn van de zorgverlener. heid om doorlopende opleidingsmogelijkheden op
Een ander onderdeel van de klinische evaluatie was het gebied van de traumazorg te faciliteren voor ver-
het vermogen van de verpleegkundige om problemen pleegkundigen die zorg verlenen aan traumapatiënten.
en de implicaties daarvan duidelijk te herkennen en
om deze op een zodanige manier kenbaar te maken • De ENA ondersteunt letselpreventie en -beheersing
dat medici kunnen reageren. waarbij wordt samengewerkt, specifieke problemen
binnen specifieke populaties worden herkend door
• Invloedrijke elementen worden gevormd door de gebruik te maken van databases en de drie bena-
algemene zorgomgeving en die van de instelling ten deringen van preventie worden behandeld (techniek/
aanzien van de zelfstandigheid van verpleegkundigen, technologie, naleving/wetgeving en onderwijs/
de ondersteuning voor het faciliteren in kennisverdie- gedrag).
ping en praktijknormen.

Op het gebied van de traumazorg kunnen verpleegkun-


digen die goed getraind zijn in de vaardigheden van de
traumaopvang en het onderzoek de juiste beslissingen
voor de patiënt nemen. Verpleegkundigen werken
ook in een omgeving die geschikt moet zijn voor een

2 Hoofdstuk 1 • Traumaverpleegkunde en de TNCC (Trauma Nursing Core Course)


TNCC hoofdstukken steeds op dezelfde manier ingedeeld.
Geschiedenis De hoofdstukken bevatten weinig overbodige informatie,
De formulering van die geloofsverklaringen en een zodat de student zich kan concentreren op de unieke
onderkende noodzaak voor educatie op het gebied van aspecten van ieder systeem of iedere populatie. In de
de traumaverpleegkunde hebben ertoe geleid dat ENA lessen worden cruciale concepten benadrukt die in de
de TNCC heeft ontwikkeld als methode voor het bepalen hoofdstukken worden gepresenteerd zodat deze concepten
van een gestandaardiseerde basis voor de traumaverpleeg- en het verpleegproces beter aan te leren zijn.
kunde op basis van actuele kennis. In 1986 is in Hawaï de
eerste cursus aangeboden voor zorgverleners en docenten. In de stations voor psychomotorische vaardigheden is
Een jaar later hadden meer dan 3000 verpleegkundigen in cognitieve kennis geïntegreerd met het oefenen van
de Verenigde Staten de cursus voltooid. In 1992 zijn de vaardigheden in gesimuleerde situaties met patiënten.
eerste internationale cursussen begonnen toen ENA ging In elk scenario van de leerstations wordt een speci-
samenwerken met de Accident and Emergency fieke patiëntenpopulatie behandeld die een bepaald
Association in Nieuw-Zuid-Wales. Later dat jaar werd de ongevalsmechanisme heeft ondergaan. Dit wordt in de
TNCC geïntroduceerd in Canada. In 1994 werden er over hoofdstukken geïllustreerd en benadrukt om onderzoeks-
de hele wereld 915 cursussen gehouden in de VS, Canada, vaardigheden en een passende behandeling van het letsel
het Verenigd Koninkrijk, Australië en Nieuw-Zeeland. aan te tonen.
De interesse in de TNCC blijft groeien. De TNCC wordt
momenteel in 13 landen gegeven. In 2012 hebben 49.675 De skill stations voor psychomotorische vaardigheden
verpleegkundigen de cursussen gevolgd. zijn als volgt:
• Het TNP
Doel • Luchtweg en beademing
Het doel van de TNCC is het onderwijzen van basisken- • Overwegingen met betrekking tot traumazorg
nis en psychomotorische vaardigheden aan gediplo-
meerde verpleegkundigen op de spoedeisende hulp. Deze Nieuw in deze druk is dat de inhoud van de hoofdstuk-
vaardigheden zijn gedefinieerd als centrale of cruciale ken versterkt wordt door interactief online leren met
elementen van de multidimensionale processen rondom casestudy’s en leeractiviteiten die zijn ontworpen om de
het initial assessment en de zorg voor patiënten met letsel. kennis van de student verbeteren op het gebied van de
De TNCC vormt ook een basis voor de communicatie en zorgprincipes die in de hoofdstukken worden gepresen-
samenwerking in het traumateam. Het TNP-skill station teerd.
(het traumaverpleegkundige proces) is gecreëerd voor
het ontwikkelen en versterken van een systematische De studenten worden getoetst aan de hand van een
en gestandaardiseerde aanpak van het onderzoek van en schriftelijk multiple choice-examen van 50 vragen en
interventies bij de traumapatiënt, zodat verpleegkundigen een succesvolle afronding van het psychomotorische
een solide basis kunnen opbouwen en hun vaardigheden teststation. Alleen het TNP-station wordt getest, maar
in de traumaverpleegkunde kunnen verfijnen. De TNCC vaardigheden en kennis van de andere skill stations zijn
heeft als doel verpleegkundigen te helpen een snelle en in alle aspecten van de toetsing opgenomen. Deze toetsen
nauwkeurige aanpak van de zorg voor traumapatiënten te zijn zo ontworpen dat het opdoen van cognitieve kennis,
ontwikkelen en uiteindelijk bij te dragen aan een afname essentiële psychomotorische vaardigheden en kritisch
van traumagerelateerde morbiditeit en mortaliteit. denken kunnen worden beoordeeld.

Cursusomschrijving Om de TNCC met succes af te ronden, moet de student


De TNCC bestaat uit lessen, stations voor praktische minimaal 80% halen voor het schriftelijke examen,
psychomotorische vaardigheden en interactief online actief deelnemen aan alle psychomotorische leerstations,
leren. De TNCC is gebaseerd op het verpleegkundige voldoen aan alle cruciale criteria en minstens 70% van
proces, wat benadrukt wordt met de cursusonderdelen. alle stappen in het psychomotorische teststation hebben
Hoewel vele principes in de traumazorg in theorie funda- doorlopen. De verificatiestatus wordt voor een periode
menteel zijn, wordt er een grondgedachte gepresenteerd van vier jaar toegekend.
voor standaardconcepten en wordt kritisch denken
aangemoedigd. Voor het leergemak is de inhoud van de

TNCC • Zevende druk 3


Studenten van de cursus procespunten die verband houden met de ATLS-
Iedere verpleegkundige die betrokken is bij de opvang structuur (Advanced Trauma Life Support). Deze
van traumapatiënten kan baat hebben bij het volgen van procespunten zijn de volgende:
deze cursus. Van de cursusstudent wordt verwacht dat hij ◦◦ Voorbereiding en triage
of zij over algemene verpleegkundige kennis beschikt,
de terminologie van de spoedeisende zorg begrijpt en ◦◦ Primaire onderzoeksfase (ABCDE)
bekend is met standaardapparatuur voor de spoedeisende ◦◦ Aanvullende interventies op de primaire onder-
hulp. Het curriculum is zo ontworpen dat weinig ervaren zoeksfase (FG)
verpleegkundigen essentiële kennis en vaardigheden kun- ◦◦ Herbeoordeling voor overplaatsing naar een
nen opdoen. Het is essentieel om na de cursus begeleid traumacentrum
en ondersteund te worden om expertise in de trauma-
verpleegkunde verder te ontwikkelen en te beheersen. ◦◦ Secundaire onderzoeksfase (HI)
Ervaren traumaverpleegkundigen werken hun kennis bij ◦◦ Aanvullende interventies op de secundaire onder-
om de praktijkvaardigheden die zij al hebben opgedaan te zoeksfase
onderschrijven en te verbeteren. ◦◦ Herbeoordeling en posttraumazorg
TNCC is officieel bedoeld voor gediplomeerde verpleeg- ◦◦ Uiteindelijke zorg of vervoer
kundigen. Andere zorgverleners kunnen de cursus bij- • Nieuwe inzichten: Nieuw in deze druk is dat in dit
wonen naar goeddunken van de opleidingsdirecteur van deel informatie op basis van bewijsvoering en/of
TNCC. Alleen gediplomeerde verpleegkundigen (of een onderzoeken naar praktijkconcepten of -benaderingen
equivalent dat in een land is gedefinieerd) komen echter worden gepresenteerd die eventueel kunnen worden
in aanmerking voor verificatie. overwogen of als standaardwerkwijze kunnen worden
aangenomen.
TNCC-handleiding • Samenvatting en referenties: Ieder hoofdstuk wordt
De TNCC-handleiding is geschreven als basis en is een afgesloten met aandachtspunten en een deel met
aanvulling op de lessen, stations voor de psychomotori- actuele referenties.
sche vaardigheden en interactief online leren. De hoofd-
stukken zijn steeds op dezelfde manier ingedeeld: De handleiding bevat ook een voorbeeld voor het leersta-
• Doelstellingen van het hoofdstuk: Deze benadruk- tion voor psychomotorische vaardigheden (TNP) zodat
ken de belangrijkste concepten ter begeleiding van de studenten zich op deze sessies kunnen voorbereiden.
student.
• Overzicht anatomie en fysiologie: In veel hoofd- Samenvatting
stukken wordt voor het gemak van de student een
kort overzicht gegeven van de anatomie en fysiologie. Trauma blijft een grote bedreiging voor de gezondheid
Dit materiaal wordt niet behandeld tijdens de lessen en het sociaal-economische welzijn van individuen,
en niet direct getest, maar kan als basis dienen voor gemeenschappen en landen over de hele wereld. Een
testvragen en skillbeoordelingsstappen. gecoördineerde collaboratieve en systematische aanpak
van het initial assessment en de opvang van de trauma-
• Pathofysiologie als basis voor onderzoeks- patiënt is essentieel om een optimale uitkomst te garande-
bevindingen: Pathofysiologische concepten zijn ren en morbiditeit en mortaliteit te verminderen.
gerelateerd aan de reactie van het lichaam en bijbeho-
rende onderzoeksbevindingen. ENA gelooft dat de kennis en vaardigheden die in de
• Bepaalde letsels: De meest levensbedreigende en TNCC zijn gepresenteerd professionele verpleegkundigen
meest voorkomende letsels die gepaard gaan met het kunnen helpen bij het systematisch onderzoeken van
specifieke systeem worden gepresenteerd. traumapatiënten, snel interveniëren en/of assisteren
bij interventies en functioneren in samenhang met een
• Verpleegkundige zorg voor de patiënt:
traumateam. De voortdurende inzet en inspanningen ter
De verpleegkundige zorg is georganiseerd op basis
verbetering van het monitoren van letsel, onderzoek, de
van de principes van het verpleegkundige proces wat
ontwikkeling van traumasystemen en overheidssteun voor
betreft onderzoek, analyse, planning, implementatie,
traumazorg en letselpreventie blijven een topprioriteit.
beoordeling en voortdurend onderzoek. Om de werk-
wijze en het teamwork consistent te houden, wordt
het geheugensteuntje voor het initial assessment
gepresenteerd in een overkoepelend concept van

4 Hoofdstuk 1 • Traumaverpleegkunde en de TNCC (Trauma Nursing Core Course)


Hoofdstuk 2 • Teamwork en
traumazorg
Susan M. Hohenhaus, LPD, RN, CEN, FAEN
Patricia Nierstedt, MS, RN, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De voordelen van gestructureerd teamwork in de traumazorg bespreken.
2. De essentiële onderdelen van een traumateam herkennen.
3. De elementen van het teamwork bespreken waarmee letsel van de patiënt wordt beperkt bij het bieden van
traumazorg.

Introductie feedback, ontwikkelen onderling een sterke vertrouwens-


Alle leden van het traumateam volgen een systematische, band, creëren werkwijzen voor de samenwerking en
gestandaardiseerde aanpak om de traumapatiënt optimale coördinatie en managen en optimaliseren de resultaten.
zorg te bieden. De primaire en secundaire onderzoeks-
fasen garanderen een consistente aanpak en geven rich- Als er teamgericht beleid en procedures voor de trauma-
ting aan de prioriteiten en het verloop van de trauma- zorg worden gemaakt, moet er rekening worden gehouden
opvang. Traumaverpleegkundigen zijn van essentieel met bekende hindernissen voor de teams. Deze hindernis-
belang als er moet worden voldaan aan de complexe sen zijn een gebrek aan duidelijkheid over de rolverde-
behoeften van de traumapatiënt en bieden een zodanige ling, vertrouwen op conventioneel denken, verschillende
zorg dat er een optimaal behandelresultaat wordt bereikt. communicatiestijlen, afleidingen, conflicten, hiërarchie,
Een goed opgeleide en getrainde verpleegkundige draagt vermoeidheid en werklast. Door principes van het team-
bij aan een zo goed mogelijk behandelresultaat voor work consistent toe te passen worden er minder fouten
patiënten en voorkomt daardoor complicaties, gevolgen gemaakt, verbeteren de resultaten voor patiënten en wordt
op de lange termijn of sterfgevallen. Hoewel trauma- de tevredenheid van patiënten en medewerkers vergroot.
verpleegkundigen vele verantwoordelijkheden hebben,
zijn de coördinatie van de zorg, heldere communicatie Naar gelang van de klinische omgeving en beschikbare
en systematische, tijdige onderzoeken van het grootste middelen variëren de leden van het traumateam. Bepaalde
belang. Of de traumaopvang nu plaatsvindt in een groot teamelementen zijn echter cruciaal om iedere trauma-
traumacentrum of in een kleiner regionaal ziekenhuis, opvang te laten slagen, ongeacht de locatie of het tijdstip
de traumaverpleegkundige is een vast onderdeel van het van de gebeurtenis. Deze traumarollen en -verantwoorde-
traumateam en is verantwoordelijk voor de coördinatie lijkheden zijn de volgende:
van de traumazorg. • De patiënt: Het is de hoogste prioriteit van de
traumaverpleegkundige om te zorgen dat de patiënt
het middelpunt van de traumazorg blijft. Dit lijkt
Structuur en rollen van het traumateam misschien simplistisch, maar door de zeer technische
Een duidelijke rolverdeling en heldere verantwoordelijk- aard van de traumazorg wordt de menselijke relatie
heden zijn cruciaal om traumazorg veilig en effectief te met de patiënt en de familie vaak overschaduwd.
kunnen aanbieden. Een team wordt omschreven als een De patiënt en de familie erbij betrekken en met hen
serie individuen die zich van elkaar bewust zijn, interactie communiceren is een belangrijke rol van de trauma-
hebben met elkaar en een gemeenschappelijk groepsbesef verpleegkundige.
hebben. Effectieve teams hebben een groepsspirit. De • De teamleider: Er zijn twee typen leiders: (1)
traumaopvang kun je zien als een teamsport waarbij leiders die door hun functie en rol zijn toegewezen of
alle teamleden samen moeten presteren om succesvolle aangewezen en (2) leiders die de situatie kennen of
resultaten te bereiken. Goed presterende teams delen de vaardigheden hebben effectief om te gaan met de
hun ideeën met elkaar, benutten hun middelen optimaal, situatie.
hebben een sterke teamleiding, geven elkaar regelmatig

TNCC • Zevende druk 5


◦◦ Effectieve teamleiders: Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de
··organiseren het team traumaverpleegkundige
Tijdens de traumazorgverlening dragen teamleden
··spreken duidelijke doelen uit specifieke expertise bij aan het proces en hebben zij
··nemen beslissingen aan de hand van de als gemeenschappelijk doel de best mogelijke uitkomst
gezamenlijke input van andere teamleden voor een patiënt voor ogen. Een arts beheert doorgaans
··laten leden zich uitspreken en vragen stellen de klinische zorg voor de patiënt, terwijl de trauma-
verpleegkundige verantwoordelijk is voor het team en het
··geven vorm aan teamworkgedrag coördineren van de benodigde middelen. Het is ook de
◦◦ De teamleider kan een arts zijn, een verpleegkundig verantwoordelijkheid van de traumaverpleegkundige om
specialist of een verpleegkundige. Wat vooral vanaf de eerste opvang tot opname, ontslag of overplaat-
niet mag worden vergeten is dat de teamleider de sing de continuïteit van de zorg te garanderen. Het is de
verantwoordelijkheid heeft zich bewust te blijven rol van de traumaverpleegkundige om zorg te dragen voor
van de situatie, helder te communiceren naar het continuïteit en voortgang. Extra verantwoordelijkheden
team en wederzijdse steun aan te moedigen. zijn om ervoor te zorgen dat er geregeld onderzoeken
De kennis en kunde die de traumaverpleegkundige worden uitgevoerd, geanalyseerd en gedocumenteerd,
heeft verworven, zouden hem of haar bij uitstek en dat trends en veranderingen in de toestand van de
geschikt kunnen maken om leiding te geven aan het patiënt worden gerapporteerd. De traumaverpleegkundige
traumateam en de zorg van de patiënt en het team te beschikt over de volgende capaciteiten:
coördineren. • anticiperen en prioriteiten bepalen
• Traumateam: Deze groep zorgverleners werkt • functioneren in een complexe, onvoorspelbare en
afhankelijk van elkaar bij het managen van een ongecontroleerde situatie
traumapatiënt van onderzoek tot overplaatsing. • onderhouden van korte, maar intense interactie tussen
De rolverdeling en verantwoordelijkheid voor verpleegkundige en patiënt
technische vaardigheden als luchtwegmanagement,
het verkrijgen van vasculaire toegang, transport en • rollen en verantwoordelijkheden van het traumateam
documentatie variëren per klinische omgeving. Er delegeren en coördineren
moeten duidelijke beleidsregels en procedures van • op basis van beperkte informatie efficiënte en effec-
kracht zijn die specifiek gelden in de organisatie. tieve beslissingen formuleren
Deze moeten consistent worden toegepast. • op een georganiseerde manier geconcentreerd blijven
• Ondersteunende diensten: Deze teamleden • effectief communiceren
ondersteunen het traumateam zodat de traumapatiënt
optimale zorg kan worden geboden. Ondersteunende
diensten kunnen worden ingeschakeld om specifieke Communicatie
problemen op te lossen. Dit noodteam kan bestaan Communicatie, samenwerking en coördinatie zijn de
uit een luchtwegteam (anesthesist, intensivist, grondslagen voor een geslaagd teamwork bij de zorg voor
paramedicus) of een uitbreiding van het traumateam traumapatiënten. In de volgende situaties is de communi-
dat opgeroepen kan worden als er sprake is van grote catie cruciaal:
letsels, meerdere patiënten of levensbedreigende • Prehospitale situatie
situaties. Leden van het traumaondersteuningsteam ◦◦ Triage- en behandelprotocollen zijn vastgesteld en
kunnen bestaan uit een thuisbegeleider, een apothe- voorafgaand afspraken over overplaatsing zodat een
ker, een radioloog en/of een geestelijk verzorger. soepele overplaatsing mogelijk wordt
Effectieve teamleden zijn dynamisch, afhankelijk van ◦◦ Gestandaardiseerde meldingen van patiënten aan
elkaar en kunnen zich goed aanpassen. Ze werken toe het ontvangende ziekenhuis
naar het gemeenschappelijk doel van een optimale ◦◦ Update over de patiënt, inclusief een toestands-
traumazorg. Ieder teamlid speelt een belangrijke rol en wijziging bij aankomst
heeft verantwoordelijkheden die de andere leden van • Traumateam
het team, inclusief de patiënt en de familie, aanvullen en
ondersteunen. ◦◦ Communicatie over relevante bevindingen tijdens
het onderzoek om de behandeling te stroomlijnen
en op tijd te interveniëren zodat een optimale
uitkomst voor de patiënt wordt verkregen

6 Hoofdstuk 2 • Teamwork en traumazorg


◦◦ Communicatie tussen de teamleider en andere ¸¸Het ontvangende ziekenhuis als de patiënt moet
teamleden over de verwondingen van de patiënt, worden overgeplaatst
het zorgplan en de voortgang in de opvang ··De familie of andere ondersteuning om familie-
◦◦ Communicatie tussen teamleden om belangrijke gerichte zorg te bevorderen
informatie en bevindingen over te brengen ··Waar mogelijk moet de patiënt geavanceerde
• Traumaverpleegkundige richtlijnen en/of volledige medewerking van de
◦◦ Verantwoordelijk voor de communicatiestroom patiënt krijgen
met: Communicatiemiddelen
··de andere leden van het traumateam Het team is effectief als er gestandaardiseerde, op bewijs
gebaseerde communicatiemiddelen consistent worden
··verschillende andere betrokken zorgverleners toegepast. De meeste van deze middelen kun je vinden
Radiologen en laboratoriummedewerkers
¸¸ in het TeamSTEPPS™-curriculum (Team Strategies and
IC-verpleegkundigen
¸¸ Tools to Enhance Performance and Patient Safety). Deze
bestaan uit instructiebesprekingen, time-outprocedures en
OK-personeel
¸¸
nabesprekingen.

Tabel 2-1. Strategieën voor een effectieve communicatie


Strategie Onderdelen Doel
• S: Situation (situatie) Leden van het zorgteam een
• B: Background (achtergrond) communicatiekader bieden
SBAR
• A: Assessment (onderzoek)
• R: Recommendation (aanbeveling)

• D: Describe – beschrijf de specifieke Gebruikt bij conflictbeheer


situatie of het gedrag • Het parafraseren van opmerkingen
• E: Express – geef uitdrukking aan je van de ander is een belangrijke
zorgen of hoe je zich door de situatie techniek. Dit moet tijdens het hele
voelt DESC-script worden gedaan.
DESC
• S: Suggest – stel alternatieven voor en • Na een discussie over de gevolgen
zoek overeenstemming moeten teamleden naar een
consensus toe werken.
• C: Consequences – geef aan wat de
gevolgen zijn voor de impact op de
prestatiedoelen

• C: Concerned – ik maak mij zorgen Wordt gebruikt om de ‘opvang te


• U: Uncomfortable – ik voel mij niet op stoppen’ als een teamlid een essentiële
CUS mijn gemak veiligheidsovertreding bemerkt

• S: Safety issue/Stressed – dit is een


veiligheidsprobleem/ik ben gespannen

• De verzender benoemt een kritisch punt Wordt gebruikt om na te gaan of de


• De ontvanger krijgt het bericht en geeft ontvanger de closed-loopcommunicatie
feedback en -informatie van de verzender
Roep en controleer begrijpt op de manier waarop deze is
• De verzender controleert opnieuw om bedoeld
er zeker van te zijn dat het bericht is
ontvangen

TNCC • Zevende druk 7


Instructiebespreking Nabespreking
Een instructiebespreking is een geplande bijeenkomst De nabespreking is het moment waarop wordt geleerd
waar het team wordt samengesteld, rollen en verant- van wat er is gebeurd. Het doel van een nabespreking
woordelijkheden in het team worden aangewezen, de is het verbeteren van een proces. Deze nabespreking
werksfeer en de doelen worden vastgesteld en het team kan bestaan uit een snelle, informele uitwisseling van
betrokken wordt bij de korte- en langetermijnplanning. informatie of uit een feedbacksessie die na de opvang
Idealiter gebeurt dit aan het begin van de reguliere plaats moet vinden om de vaardigheden binnen het team
klinische routine, zoals de start van een dienst. Om te verbeteren. De checklist van een nabespreking kan heel
bewust te blijven van de situatie moeten instructie- eenvoudig zijn:
besprekingen ook op aangewezen tijden tijdens de dienst • Wat ging er goed?
plaatsvinden. Door de onvoorspelbare aard van trauma- • Wat kan er de volgende keer anders worden gedaan?
gebeurtenissen kan het team door een dagelijkse
instructiebespreking de aankomst van een onaangekon- • Moet er direct iets worden opgelost en wie moeten
digde traumapatiënt plannen. Het is zinvol een gestan- dat weten?
daardiseerde instructiechecklist te gebruiken.
In sommige ziekenhuizen wordt een whiteboard gebruikt Als het evaluatieproces interdisciplinair is en betrekking
bij de instructiebesprekingen, andere verzorgen deze heeft op alle leden van het team, is er een grotere kans op
besprekingen elektronisch. een later succes. De nabespreking kan in een paar minu-
ten worden uitgevoerd en moet gestandaardiseerd zijn
De instructiebespreking kan bestaan uit de volgende voor de klinische omgeving. In de ene klinische setting
elementen: kan er snel een nabespreking worden gehouden omdat
• introducties de patiënt wordt overgeplaatst naar de röntgenkamer om
daar verder te worden onderzocht. In een andere setting
• beschikbaarheid van medewerkers kan dit plaatsvinden vlak nadat de patiënt naar een andere
• werklast en situatie in de organisatie faciliteit is overgeplaatst. De timing is afhankelijk van de
• beschikbare middelen omgeving, maar het kan niet genoeg worden benadrukt
hoe belangrijk een nabespreking is die iedere keer plaats-
Time-outprocedure vindt. Als er leden van het traumateam niet beschikbaar
Een ander onderdeel van communicatie binnen het team zijn voor de nabespreking, moet de teamleider ervoor
is een time-outprocedure. Deze procedure wordt idealiter zorgen dat er wordt gevraagd naar de feedback en de
begonnen voordat de traumapatiënt arriveert en moet zorgen van het ontbrekende teamlid en dat deze worden
dienen om een probleem op te lossen en bewust te worden meegenomen.
van de situatie. Met de time-outchecklist kan de team-
leider kritieke problemen en aanstaande gebeurtenissen Communicatie voor, tijdens en na de traumaopvang moet
kenbaar maken, anticiperen op uitkomsten en waarschijn- kort, helder, beknopt en actueel zijn. Er zijn gestandaardi-
lijke noodsituaties, middelen toewijzen en zorgen uiten. seerde communicatiestrategieën vastgesteld die op bewijs
Het is belangrijk te identificeren en breed kenbaar te zijn gebaseerd. In tabel 2-1 worden deze strategieën
maken waardoor time-outprocedures worden geactiveerd, uiteengezet.
zodat iedereen die een mogelijke kritieke gebeurtenis
herkent de mogelijkheid heeft een dergelijke procedure te Prestatieverbetering en traumazorg
beginnen. Prestatieverbetering is een systeem dat bestaat uit multi-
disciplinaire overzichten met een feedbackloop voor het
Tijdens een time-outprocedure wordt er openlijk infor- herkennen van gebieden die verbeterd moeten worden en
matie gedeeld in een omgeving waarin niet geoordeeld het ontwikkelen van een bewezen actieplan. Dit vormt de
wordt. Aanbevelingen die worden gepresenteerd worden basis voor een sterk systeem voor prestatieverbetering.
door de traumaverpleegkundige naar de juiste diensten Effectieve communicatie, teamwork en samenwerking
doorgespeeld, met een verzoek om een tijdige follow- met feedback voor verbetering vormen de basis voor een
up en evaluatie van inbreng. Deze multidisciplinaire georganiseerde, tijdige, veilige en hoogwaardige zorg.
nabespreking met het team wordt geleid door de verpleeg- Met deze onderdelen kan het team steeds betere zorg
kundige. Hierin wordt gekeken naar de gebeurtenis, bieden.
waarbij de nadruk wordt gelegd op communicatie en de
verbetering van de omgeving van het team.

8 Hoofdstuk 2 • Teamwork en traumazorg


Samenvatting
Of een traumagebeurtenis nu plaatsvindt in een gebied
met een geavanceerd traumacentrum met meerdere
resources of in een regionaal ziekenhuis, een goed
georganiseerd team dat de opvang systematisch
benadert en effectief werkt biedt de traumapatiënt
optimale zorg. Een effectief traumateam heeft helder
gedefinieerde rollen en verantwoordelijkheden, waardoor
de nadruk ligt op efficiëntie, veiligheid en prestatie. De
traumaverpleegkundige is het coördinerende lid van het
team dat zorgt voor een effectieve communicatie en een
goede organisatie van de teamleden onderling.

TNCC • Zevende druk 9


10 Hoofdstuk 2 • Teamwork en traumazorg
Hoofdstuk 3 • Epidemiologie
Tiffiny Strever, BSN, RN, CEN, Els Michies, Joop Breuer

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Een trauma definiëren.
2. Multinationale epidemiologische aan trauma gerelateerde kenmerken beoordelen.
3. Oplossingsgerichte strategieën voor het letselpreventieprogramma beschrijven om letsel te verminderen.

Introductie Incidentie
Een trauma is letsel waarbij weefsel door een oorzaak In 2011 kwamen er in totaal 5844 mensen in Nederland
van buiten beschadigd wordt. Ongeacht het zogenaamde om het leven door een niet-natuurlijke oorzaak. Dat
ongevalsmechanisme ontstaan bij een trauma stress- staat gelijk aan 35 op de 100.000 mensen. Dit aantal
factoren die niet gecompenseerd kunnen worden door is de laatste jaren redelijk stabiel gebleven. De meeste
het betreffende weefsel of orgaan. In de epidemiologie sterfgevallen door een niet-natuurlijke oorzaak waren
worden factoren onderzocht die binnen een bepaalde zelfmoorden (28,2%), gevolgd door verkeersongevallen
populatie bepalend zijn voor en van invloed zijn op de (11,2%). Overige doodsoorzaken:
frequentie en de verspreiding van het letsel, de ziekte en • Vallen (2376)
andere aandoeningen en hun oorzaken. Deze gegevens • Ongevallen in de privésfeer (911)
worden dan gebruikt om preventieprogramma’s op te
• Geweld (143)
stellen en de frequentie en prevalentie van deze letsel- en
ziektefactoren in kaart te brengen. • Verdrinken (70)
• Wapengeweld (49)
Traumagebeurtenissen kunnen in zekere mate worden
voorkomen. Zelfs nadat een traumagebeurtenis heeft Incidenten in het verkeer
plaatsgevonden, kan het letsel nog worden voorkomen In Nederland vallen er steeds minder doden in het
of de mate van het letsel worden beperkt door veilig- verkeer. Was het aantal in 1990 nog 1000, in 2011 waren
heidsmaatregelen toe te passen. Een traumatisch incident er 653 doden te betreuren. Op snelwegen bestaat een
kan worden ingedeeld als intentioneel (mishandeling of snelheidslimiet, er is een strakke controle op snelheids-
zelfmoord) of niet-intentioneel (val of botsing). overtredingen en er is meer drukte op de wegen waardoor
men de snelheid moet aanpassen aan de rest van het
Nederland verkeer. Deze factoren hebben onder andere een afname
van het aantal dodelijke ongevallen tot gevolg gehad.
Introductie
Hoewel de meeste doden veroorzaakt worden door
Nederland is een dichtbevolkt land met bijna 17 miljoen
ongevallen met gemotoriseerd verkeer (35,1%), is men
inwoners. Alle gegevens worden verzameld door het
in Nederland ook zeer bezorgd over het grote aantal
Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit bureau publiceert
ongelukken met fietsers (30,2%). Een groot aantal
ook de meest recente epidemiologische informatie over
inwoners fietst regelmatig als vrijetijdsbesteding of om
de gezondheid van de Nederlandse bevolking. Van de
naar en van het werk of school te komen. Per jaar komen
140 ziekenhuizen in Nederland in totaal beschikken er 17
er rond 46.000 mensen na een val van de fiets terecht
niet over een afdeling voor spoedeisende hulp. Er zijn 11
op de afdeling voor spoedeisende hulp. Vooral kleine
level 1-ziekenhuizen verdeeld over strategische locaties in
kinderen en oudere volwassenen zijn vaak slachtoffer
het land. Omdat de afstanden tot de ziekenhuizen relatief
van fietsongevallen. Een verminderde reactietijd in het
klein zijn, zijn er maar vier traumahelikopters. Deze
verkeer speelt bij deze letsels ook een rol. Ongevallen met
worden ook ingezet voor urgente zorg bij patiënten op de
fietsen waarbij alcohol in het spel is komen vaker voor in
Waddeneilanden. In de grensstrook werken zorgverleners
het weekend.
samen met Duitse en Belgische collega’s en ziekenhuizen.
In Nederland is het niet wettelijk verplicht een helm te
dragen. Het dragen van een helm bij recreatief wielrennen
(racefietsen of mountainbiken) is echter wel gebruikelijk.

TNCC • Zevende druk 11


12 Hoofdstuk 3 • Epidemiologie
Hoofdstuk 4 • Biomechanica,
kinematica en
ongevalsmechanismen
Aaron Wolff, BSN, RN, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen definiëren.
2. Verschillende vormen van aan trauma gerelateerde energieoverdracht beschrijven.
3. De effecten van energieoverdracht uit de omgeving op menselijk weefsel vergelijken.
4. Mogelijk letsel voorspellen aan de hand van specifieke mechanismen en letselpatronen.

Introductie • Ongevalsmechanismen behandelen specifiek hoe


Risico op traumatisch letsel ontstaat als er energie in letsel optreedt als gevolg van de wijze waarop externe
contact komt met het menselijke lichaam. Iemand kan energiekrachten in de omgeving worden overgebracht
door energie uit de omgeving geraakt worden als deze op het lichaam.
energie de vorm heeft van hitte, beweging, elektriciteit
of een andere vorm. Als die energie sterker is dan het Door inzicht te hebben in deze drie concepten wordt
vermogen van weefsel om veranderingen te weerstaan, duidelijk dat meerdere factoren, van fysiologie tot de
is schade of letsel het gevolg. Deze energieoverdracht omgeving, implicaties hebben voor de zorg voor de
wordt door natuurkundige wetten bepaald. Door deze traumapatiënt.
wetten te kennen, in combinatie met kennis over anatomie
en fysiologie, kunnen verpleegkundigen anticiperen op Onderzoek van en zorg voor de traumapatiënt kunnen
traumatisch letsel, dit herkennen en behandelen. verbeterd worden als kennis over biomechanica, kinema-
tica en ongevalsmechanismen wordt geïntegreerd.

Terminologie
Kinematica: De fysica van energieoverdracht
In verschillende studies worden termen vaak anders
gebruikt (tabel 4-1). De juiste benaming is als volgt: Energie kan zich in een potentiële staat bevinden, wat
• Kinematica is de studie naar energieoverdracht zoals betekent ‘in rust’ (een pan met water op de rand van
deze van toepassing is bij het herkennen van werke- het gasfornuis) of kinetisch, wat betekent ‘in beweging’
lijk of mogelijk letsel. (dezelfde pan valt op de grond nadat deze van het gasfor-
nuis gevallen is). Als een voorwerp of massa in beweging
• Biomechanica is de algemene studie naar krachten is, wordt de potentiële energie kinetische energie.
en hun effecten op levend weefsel en het menselijke
lichaam.
Tabel 4-1. Terminologie
Term Definitie

De studie naar energieoverdracht zoals deze van


Kinematica toepassing is op het identificeren van werkelijke of
mogelijke verwondingen

Biomechanica De algemene studie naar krachten en hun effecten

Hoe externe energiekrachten in de omgeving worden


Ongevalsmechanismen
overgebracht op het lichaam

TNCC • Zevende druk 13


Tabel 4-2. De wetten van Newton en de wet van behoud van energie
Wet Definitie

Een lichaam in rust blijft in rust, een lichaam in


De eerste wet van Newton
beweging blijft in beweging.

De tweede wet van Newton Kracht = Massa × Versnelling

Voor iedere actie is er een gelijke en tegengestelde


De derde wet van Newton
reactie

Energie kan niet worden gecreëerd en niet worden


Wet van behoud van energie
vernietigd. Het kan wel van vorm veranderen.

De wetten van Newton (Tabel 4-2) in anatomische veranderingen van het weefsel van de
Newton’s eerste wet verklaart dat een lichaam in rust in ontvanger tijdens de energieoverdracht.
rust blijft en een lichaam in beweging in beweging blijft,
tenzij een externe kracht (energie) daarop inwerkt. In Wet van behoud van energie (tabel 4-2)
het geval van de op pagina 13 beschreven pan houdt de De wet van behoud van energie bepaalt dat energie
zwaartekracht de pan op de kookplaat totdat er energie noch gemaakt, noch vernietigd kan worden, maar wel
wordt overgebracht op de pan, zoals door een kleuter die van vorm kan veranderen. Energie wordt noch gemaakt,
het handvat vastpakt. Als de pan in beweging is, behoudt noch vernietigd op de plek waar de pan het hoofd raakt.
deze zijn beweging tot deze wordt onderbroken door een In plaats daarvan wordt energie overgebracht van het
andere kracht. Als de pan het hoofd van het kind raakt, kinetische (bewegende) voorwerp naar het voorwerp dat
wordt er op het moment van raken door de sterkte van wordt getroffen.
het bot een weerstandskracht uitgeoefend, waarmee de
richting van de pan wordt veranderd. Het stationaire Vormen van energie
hoofd blijft in een vaste positie tot er een zodanige mate Energie bestaat in vele vormen. Deze energiebronnen
van energie naar wordt overgebracht dat het hoofd wordt zijn:
bewogen. Dit concept van beweging–energieoverdracht– • Mechanisch (energieoverdracht van het ene voorwerp
tegenbeweging is van toepassing op alle mechanische naar het andere in de vorm van beweging)
trauma’s.
• Thermisch (energieoverdracht van hitte in de omge-
De tweede wet van Newton bepaalt dat de versnelling ving naar de ontvanger)
(a) van een lichaam parallel en direct proportioneel is • Chemisch (energieoverdracht van hitte van actieve
aan de nettokracht (F) die op een lichaam inwerkt, zich chemische stoffen zoals chlorine, ontstopper, zuren of
in de richting van de nettokracht bevindt en omgekeerd planten)
evenredig is aan de massa (m) van het lichaam, oftewel • Elektrisch (energieoverdracht van stopcontacten,
kracht is gelijk aan massa vermenigvuldigd met versnel- hoogspanningsleidingen of bliksem)
ling (F = m × a). Deze wet beschrijft hoe de snelheid
van een voorwerp verandert als dit onderhevig is aan een • Straling (energieoverdracht van geluidsgolven van
externe kracht. Om zware voorwerpen te versnellen (of te een ontploffing, radioactiviteit zoals een nucleaire
vertragen) is meer kracht nodig. In het voorbeeld van de faciliteit of zonnestralen)
pan blijft de pan met een constante snelheid vallen totdat
er een kracht van buiten op inwerkt (een hand die de pan Reeds bestaande en gelijktijdige blootstelling aan
wegduwt of vangt). energiebronnen kan de intensiteit en het effect van de
energieoverdracht veranderen. Als intacte huid bijvoor-
De derde wet van Newton bepaalt dat er voor iedere actie beeld wordt blootgesteld aan chemische stoffen, heeft
(impact van energie) een gelijke en tegengestelde reactie dat mogelijk slechts een lichte irritatie tot gevolg, tenzij
is als gevolg van de overdracht van energie. In het geval die blootstelling gelijktijdig heeft plaatsgevonden met
van de vallende pan zorgt die overdracht voor een nieuwe thermisch of elektrisch trauma.
richting van de pan en voor beweging van het hoofd,
maar ook voor de opname van energie, wat resulteert

14 Hoofdstuk 4 • Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen


Biomechanica: energiekrachten en de Afbeelding 4-1. Drie typen energiekrachten
effecten ervan
De consequenties van mechanische energie zijn direct Compressie Spanning Scheurkracht
gerelateerd aan kinetische energie. De hoeveelheid voor
overdracht beschikbare energie is gerelateerd aan massa
en gewicht. Hoewel ze niet synoniem zijn, zijn gewicht
en snelheid in de traumazorg om praktische redenen
aanvaardbare vervangingen voor massa en velociteit.
Een hogere massa en/of een hogere snelheid zorgt voor
meer energie.

Kinetische energie = ½ mv2


Kinetische energie (KE) is gelijk aan ½ de massa (m)
vermenigvuldigd met de snelheid in het kwadraat (v2).
Hoewel massa en snelheid bijdragen aan de energie die Interne krachten
aanwezig is in een bewegend voorwerp, hebben deze geen Spanning beschrijft de interne kracht die de toegepaste
constante factor. Als de massa wordt verdubbeld, gebeurt externe kracht weerstaat. Spanning wordt uitgeoefend
dat ook met de factor netto-energie. Als de snelheid wordt op het lichaam als weefsels en organen van afmeting
verdubbeld, wordt de factor energie echter verviervou- veranderen. Lichaamsweefsels reageren verschillend
digd. Dit principe verklaart waarom schotwonden van op de inwerking van de energie. Het vermogen om de
geweren (hoge snelheid) aanzienlijk meer schade toebren- energieoverdracht te weerstaan is afhankelijk van de
gen dan schotwonden van handvuurwapens (middelhoge kenmerken van ieder lichaamssysteem. Kennis van deze
snelheid), zelfs wanneer het projectiel van het handwapen kenmerken van het weefsel, in combinatie met kennis van
fysiek groter of zwaarder is. Een ander voorbeeld is de biomechanica en ongevalsmechanismen, kan het inzicht
vergelijking van de energiekrachten die optreden wanneer in kinematica verbeteren. Er moet rekening worden
een voertuig met een snelheid van 30 km/u een voet- gehouden met het volgende:
ganger raakt en wanneer een voertuig met een snelheid • De sterkte van het bot verschilt en kan door aangren-
van 60 km/u een voetganger raakt. De kracht van de zende spiersystemen worden vergroot.
energie wordt verviervoudigd in het voertuig dat zich met • Vaste organen hebben een hogere tolerantie voor
60 km/u voortbeweegt. drukgolfenergie dan organen die met lucht zijn
gevuld.
Externe krachten
Er kan door de volgende krachten externe energie worden • Met lucht gevulde organen kunnen zijdelingse
uitgeoefend op het lichaam: krachten vaak beter aan dan vaste organen.
• Deceleratiekrachten zijn ook krachten die worden De mate waarin weefsel tijdens energieoverdracht vernie-
uitgeoefend bij valpartijen en impacts waar letsel tiging kan weerstaan, hangt af van hun nabijheid bij de
wordt veroorzaakt door een plotselinge stilstand van plaats van impact en de structurele kenmerken.
de beweging van het lichaam.
• Acceleratiekrachten komen niet zo vaak voor als de- Structurele weefselkracht wordt op drie manieren
celeratiekrachten en zijn het gevolg van een abrupt en beschreven (afb. 4-1):
• Compressiekracht verwijst naar het vermogen van
snel begin van een beweging (een geparkeerde auto die
wordt geraakt door een voertuig met hoge snelheid) het weefsel om krachten te weerstaan die het weefsel
samendrukken.
• Compressiekracht is een externe kracht die wordt
uitgeoefend op het moment van de impact. Voorbeel- ◦◦ Compressieletsel aan organen treedt op als de
den zijn: organen worden geplet door omringende interne
organen of structuren, zoals een veiligheidsriem die
◦◦ Stationaire voorwerpen, zoals dashboards of stuur- over de onderbuik wordt gedragen, wat resulteert in
wielen die botsen met of drukken op een persoon compressie van de dunne darm of een fractuur van
◦◦ Voorwerpen in beweging, zoals kogels en steek- de lumbale wervelkolom.
instrumenten, knuppels en ballen, vuisten en voeten • Trekkracht beschrijft het vermogen van het weefsel
of zware vallende voorwerpen om weerstand te bieden om niet uit elkaar getrokken
◦◦ Explosiekrachten te worden als het wordt uitgerekt.

TNCC • Zevende druk 15


◦◦ Pezen, ligamenten en spieren kunnen scheuren als Stomp trauma
deze te ver worden uitgerekt (achillespees) Stomp trauma treedt op als gevolg van verschillende
• Scheursterkte beschrijft het vermogen van het weef- algemene mechanismen, waaronder:
sel om een kracht te weerstaan die parallel aan het • Vallen
weefsel wordt uitgeoefend • Botsing met een motorvoertuig, motorfiets of fiets
◦◦ Coup-contrecoupletsel, zoals een bokser die op het (inclusief het bevrijden van bestuurders uit een
hoofd wordt geraakt, is hier een voorbeeld van. Zie voertuig)
Hoofdstuk 9: Hersen-, schedel- en aangezichts- • Botsing van een voetganger met een voertuig
trauma voor meer informatie. • Mishandeling
De verschillende weefselsterkten, vooral van het bot, kun- Stomp trauma kan het gevolg zijn van een brede impact
nen door omstandigheden voorafgaand aan de gebeurtenis van energie over grote oppervlakten waarbij energie
worden vergroot of verkleind. De spierdichtheid rond wordt overgedragen, wat resulteert in deceleratie of
het bot absorbeert de energie van compressie- en scheur- acceleratie. Naast de eerder genoemde natuurkundige
krachten. De trekkracht wordt vergroot door de kracht van wetten zijn de afstand en het totale oppervlak waarover
tegengestelde spieren. Het weefsel dat het dichtst bij de de energie wordt overgedragen significant voor de
impact zit, wordt beïnvloed door de maximale hoeveel- identificatie van het letselpatroon. Een grotere over-
heid energie uit het object dat het weefsel raakt, oftewel drachtsafstand verkleint de schadelijke impact en hoe
de maximale energie. Als er energie gaat door het weef- gerichter de klap is, hoe groter de schade. De kinematica
sel, wordt deze door cellen geabsorbeerd. Als gevolg van van dergelijke voorbeelden kan het gevolg zijn van vallen
deze cellulaire absorptie van energie neemt de voor de of botsingen en omvat deceleratie- en acceleratiekrachten.
overdracht beschikbare netto-energie af met de afstand. Beide krachten kunnen weefsel beschadigen.

Ter illustratie van deze termen in relatie tot de vallende Deceleratieletsel


pan: Als een pan met de bodem op het hoofd van het Deceleratie treedt op als energie uit het bewegende
kind valt, komt het weefsel primair onder spanning te voorwerp vrijkomt. Een lichaam dat bijvoorbeeld over
staan door de overdracht van compressie-energie. Zacht de stoep schuift, brengt door middel van wrijving energie
weefsel wordt plat en afhankelijk van de hoeveelheid over op de stoep. De veiligheidsgordel in een voertuig
aanwezige energieoverdracht kunnen weefsels scheuren. verspreidt de energie op het moment van de impact op
De microvasculatuur kan scheuren, wat resulteert in een het lichaam. Het algehele resultaat is vertraging over
hematoom. De huid kan scheuren, wat resulteert in een afstand. Hoe meer afstand er is, des te minder schadelijke
laceratie. En het bot kan geplet worden, wat resulteert in gevolgen voor de patiënt. Bij het beoordelen van de
een breuk. kinematica van trauma is de snelheid van een klap, of
deze nu deceleratie of acceleratie tot gevolg heeft, vaak
Als de pan het hoofd van de kleuter aan de zijkant minder significant dan de afstand waarover die energie
schampte, ervaart de huid eerder trekspanning dan com- wordt overgebracht.
pressiespanning. De huid wordt normaliter uitgerekt, maar
als er meer energie wordt overgedragen dan de trekkracht Bekijk de volgende voorbeelden:
van de huid aan kan, zal er waarschijnlijk letsel ontstaan. • Eerste voorbeeld: Een motorrijder wordt op een
racecircuit met 160 km/u van de motor geworpen
Typen verwondingen en glijdt 30 meter over het asfalt en vervolgens
Letsel wordt veroorzaakt door het volgende: nog eens 40 meter over een veld met los grind voor
• Stomp trauma hij tot stilstand komt. Het letsel kan variëren van
lichte schaafwonden tot mogelijke botbreuken. De
• Penetrerend trauma kinetische energie wordt met 160 km/u verspreid
• Thermisch trauma (zie Hoofdstuk 15: Trauma van de naar duizenden kleine, beweegbare voorwerpen over
huid en brandwonden voor meer informatie) 70 meter weerstand.
• Trauma na een explosie

16 Hoofdstuk 4 • Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen


• Tweede voorbeeld: Een motorrijder wordt op de ◦◦ Als een persoon wordt geduwd of per ongeluk
snelweg met 160 km/u van de motor geworpen en omver wordt gelopen, neemt de acceleratie toe,
glijdt 30 meter over het asfalt voor hij een boom ontstaat er extra energieoverdracht en resulteert dit
raakt. Het letsel is waarschijnlijk fataal en overleven in een grotere impact bij deceleratie.
is onwaarschijnlijk. Een deel van de kinetische
energie (25 km/u) wordt mogelijk verspreid over de
eerste 30 meter, maar de resterende kinetische energie
(135 km/u) werkt in op een enkel stationair voorwerp Afbeelding 4-2A. De tweede impact bij een
(de boom) over een afstand van minder dan 2,5 cm, ongeval met een motorvoertuig
wat leidt tot absorptie van een enorme hoeveelheid
energie en letsel aan het lichaam.

Acceleratieletsel
Dezelfde principes waarmee deceleratiekrachten worden
beschreven, zijn van toepassing op acceleratiekrachten.
In het eerste voorbeeld versnelt het grind als er langzaam
energie wordt overgebracht op de stilliggende stukjes
grind, terwijl het lichaam en de interne organen als één
geheel blijven bewegen. Ter vergelijking: Als het lichaam
uit het tweede voorbeeld de boom raakt, nemen de
buitenste oppervlakten snel in snelheid af, dus blijven de
interne organen ten opzichte van het omhulsel versnel-
len voor deze met de interne thoraxwand botsen en snel
vertragen. Deze acceleratie kan ervoor zorgen dat organen
losscheuren van de vasculaire toevoer of anatomische
aanhechtingspunten.

Vallen
Verwondingen als gevolg van vallen hebben te maken Het lichaam blijft in beweging tot het de binnenkant van het voertuig raakt.
met de principes van acceleratie/deceleratie, zoals deze
hierboven zijn beschreven, en met de wetten van Newton.
Afbeelding 4-2B. De derde impact bij een
• Een voorbeeld van een ouder iemand die duizelig
wordt en valt terwijl hij staat. De energieoverdracht ongeval met een motorvoertuig
begint als de patiënt door de lucht begint te vallen.
Als de patiënt op de grond valt, veroorzaakt de
impact van de grond of de vloer energieoverdracht en
letsel die verband houden met het volgende:
◦◦ Het punt van de impact op het lichaam van de
patiënt (hoofd, heup, uitgestrekte arm) bepaalt het
grootste punt van de energieoverdracht en onderlig-
gend letsel of getroffen weefsel.
◦◦ Het type oppervlak dat wordt geraakt (betegelde
vloer, tuin met gras, vloer met tapijt) en de mate
waarin dat oppervlak de energie kan absorberen
zijn van invloed op het letsel. Op tapijt en gras kan
energie worden geabsorbeerd, op tegels niet.
◦◦ Het weerstandsvermogen van het weefsel is ook
van invloed op mogelijk letsel. Bot is minder flexi-
bel dan zacht weefsel. Met lucht gevulde organen
kunnen scheuren, vaste organen kunnen breken.
Organen blijven in beweging en worden losgerukt van de bevestigingslocatie.
In dit voorbeeld is de aorta gescheurd bij het ligamentum arteriosum tot deze de
borstholte raakt.

TNCC • Zevende druk 17


• Neem bijvoorbeeld de bouwvakker die meer dan 6 me- Afbeelding 4-3. Het pad ‘naar beneden’
ter naar beneden valt. Een grotere afstand vergroot de
versnelling en daarmee de kracht van de energie, de
overdracht van de energie en de impact bij vertraging.
◦◦ Een val kan bij een kind mogelijk letsel tot gevolg
hebben als de val plaatsvindt vanaf drie keer zijn of
haar lengte.

Verloop van impact met motorvoertuig


Er vinden verschillende impacts plaats tijdens het verloop
van een ongeval met een motorvoertuig):
• De eerste impact vindt plaats als het voertuig een
ander voorwerp raakt, zoals een boom. De inzittenden
ervaren een relatieve acceleratie als het hele voertuig
stopt en het metaal wordt verpletterd, maar ze hebben
de energie van de abrupte stop van het voertuig nog
niet geabsorbeerd.
• De tweede impact vindt plaats als de inzittenden
van het voertuig botsen met de binnenkant van het
voertuig, terwijl hun interne organen blijven bewegen
(afb. 4-2A). Na de eerste impact blijven de inzit-
tenden zich in de oorspronkelijke rijrichting bewegen
totdat zij botsen met de binnenkant van het voertuig
of te maken krijgen met de weerstand van een veilig- Afbeelding 4-4. Zijdelingse klap
heidsriem of airbag. Vergeet niet dat de airbag in de
richting van de inzittenden versnelt met de snelheid
waarmee de airbag is geactiveerd.
• De derde impact vindt plaats als er interne structuren
in de lichaamsholte botsen. De organen stuiten op de
weerstand van de structuren daaromheen en/of worden
losgescheurd en blijven bewegen tot ze op de weer-
stand van een andere structuur stuiten (afb. 4-2B).

Het voorspellen van de overlevingskans bij al deze


impacts is gebaseerd op de snelheid en de afstand waarop
wordt gestopt. Als een patiënt wordt onderzocht die letsel
heeft opgelopen bij een ongeval met een motorvoertuig,
houdt de traumaverpleegkundige rekening met mogelijk
letsel als gevolg van de energieoverdracht tijdens deze
derde impact. Om rekening te houden met bepaalde
letselpatronen maakt de traumaverpleegkundige ook
gebruik van beschrijvingen van ongevalsmechanismen.
Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor meer informatie.

Ongevalsmechanismen en mogelijke letselpatronen bij


ongevallen met een motorvoertuig
• Bij een frontale impact krijgen de voorste inzittenden
mogelijk te maken met één of twee primaire letsel-
patronen:
◦◦ Er ontstaat een pad ‘naar boven en boven’ het
stuurwiel of dashboard als het hoofd en de borst als
eerste naar de voorruit gaan. Dit resulteert voorna-
melijk in hoofd-, nek-, borst- en abdominaal letsel.

18 Hoofdstuk 4 • Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen


◦◦ Een pad ‘naar beneden en onder’ het stuurwiel of Afbeelding 4-5. Volwassen voetganger die is
dashboard resulteert voornamelijk in fracturen van geraakt door een voertuig
de onderste extremiteiten en het bekken (afb. 4-3).
◦◦ Het pad ‘naar boven’ kan het gevolg zijn als er geen
veiligheidsriem is gebruikt. Het pad ‘naar beneden’
kan worden veroorzaakt doordat er een veiligheids-
riem is geplaatst boven het bekken en mogelijk
over de buik.
• Een zijdelingse impact (T-bone) resulteert in ver-
schillende letselpatronen, afhankelijk van waar een
persoon in het voertuig zit in relatie tot de locatie van
de impact. De inzittende die zich het dichtst bij het
punt van de impact bevindt, loopt waarschijnlijk veel
en ernstig letsel op omdat hij of zij de impact ervaart
van het naar binnen dringen in het voertuig en van de
impact in het voertuig zelf (afb. 4-4). De inzittende
tegenover het punt van de impact ervaart waarschijn-
lijk niet de primaire impact van het naar binnen
dringen in het voertuig. De zijdelingse energie van de
inzittende wordt gedeeltelijk geabsorbeerd door de
binnenruimte en de weerstand van de veiligheidsriem.
Een zijdelingse impact resulteert vaak in letsel van de Letsel van motorrijders
aorta en andere organen, fractuur van het sleutelbeen, De afwezigheid van veiligheidsgordels en een omsloten
lateraal letsel van het bekken en abdomen en lateraal ruimte maken de kans om bij botsingen van de motor
letsel van het hoofd en de nek. afgeworpen te worden groter. Er zijn verschillende
ongevalsmechanismen die bijdragen aan botsingen van
• Een rotatie-impact vindt plaats als een voertuig in
motoren:
één hoek wordt geraakt, waardoor de rest van het
• Bij een lowsider ‘gaat de motor neer’ en geven de
voertuig zijdelings rond het draaipunt beweegt. Dit
banden de richting van de beweging aan. Als de
resulteert in een combinatie van een frontale en
banden niet in contact komen met de weg, is er sprake
zijdelingse impact (zie boven), omdat de inzittenden
van minder snelheidsverminderende frictie. Een
eerst naar voren gaan voordat hun naar voren bewe-
motor die op zijn zijkant glijdt, vertraagt niet snel,
gende lichaam door de binnenkant van de auto wordt
dus kan de snelheid van een impact net zo hoog zijn
tegengehouden.
als de snelheid voor de botsing. In dit type botsingen
• Een klap van achteren resulteert in een onmiddellijke komen schaafwonden, schouder- en sleutelbeen-
voorwaartse acceleratie van het voertuig terwijl de letsel en zijdelings letsel aan het hoofd en de onderste
inzittende in de stoel wordt gedrukt. De persoon extremiteiten vaak voor.
wordt vervolgens naar voren geworpen tegen het
• Een highsider vindt plaats als de motor eerst van
stuurwiel, het dashboard of wat er maar voor de
onderen botst, maar vervolgens tractie krijgt en over
inzittende ligt, zoals bij een frontale botsing. Letsel
de kop gaat, waardoor de motorrijder de lucht in
omvat extensie en flexie van de nek net zoals bij een
wordt geslingerd. De letselpatronen bestaan uit alle
frontale botsing, omdat de inzittenden naar voren
patronen die veel voorkomen bij lowsiders en patro-
worden bewogen.
nen die gerelateerd zijn aan de snelheid en de klap
• Kantelongevallen hebben mogelijk een van de hier- van de landing.
boven beschreven letselpatronen tot gevolg, afhan-
• Bij een frontale impact wordt de bestuurder met het
kelijk van de richting van de impact. In een dergelijk
hoofd en de romp naar voren geworpen. Afhankelijk
geval is hoofdletsel een grote zorg, omdat het dak
van het ontwerp van de motor en de plaats van de rij-
de passagiersruimte in wordt gedrukt of omdat de
der kunnen de onderste extremiteiten botsen met het
inzittende door de centrifugaalkracht door het raam
stuur, wat resulteert in femur- en bekkenfracturen en
naar buiten wordt geslingerd.
heupdislocaties. Het overige letsel is afhankelijk van
• De kans op fataal letsel neemt aanzienlijk toe als het de daarop volgende botsingen, maar waarschijnlijk
slachtoffer uit het voertuig wordt geslingerd. zijn het hoofd, de nek, de borst en de extremiteiten
daarbij betrokken.

TNCC • Zevende druk 19


• Een zijdelingse impact of impact van opzij resulteert • De snelheid van de kracht. Snelheid kan een viervou-
eerst in significant letsel van de onderste extremitei- dige toename van de kracht veroorzaken.
ten, maar andere patronen kunnen zich ook voordoen. • De baan van de kracht. Vergelijk het verschil tussen
Door de impact van opzij worden mogelijk eerst de een bokser die recht op zijn neus wordt geraakt en
onderste extremiteiten geplet, maar deze impact zorgt de bokser die aan de zijkant wordt geraakt als hij
er waarschijnlijk ook voor dat de motor snel de grond net genoeg beweegt om mee te ‘rollen’ met de stoot.
raakt, wat letsel aan de bovenste extremiteiten, de De directe klap kan resulteren in een gebroken neus,
zijkant van het hoofd en de nek tot gevolg heeft. Een maar de zijdelingse klap resulteert mogelijk enkel in
motorrijder die van opzij wordt geraakt, kan mogelijk een blauwe plek of een contusie.
letsel oplopen door beknelling van de onderste
extremiteiten, gevolgd door schouder- en hoofdletsel • Aanwezigheid van penetrerend trauma.
door de zijdelingse impact omdat de bestuurder op
de motorkap en de voorruit van het andere voertuig Penetrerend trauma
wordt geslagen. Vervolgens valt de bestuurder Letsel als gevolg van penetrerende mechanismen zijn
waarschijnlijk van de auto en raakt deze de grond. afhankelijk van meerdere variabelen:
• De plaats van de impact: Het vermogen van een
Letsel door een voertuig tegen een voetganger penetrerend voorwerp om letsel te veroorzaken, is
Als een volwassene geraakt wordt door een voertuig, gerelateerd aan de plaats van impact en van de snel-
is het letselpatroon vergelijkbaar met een impact van heid van de impact.
opzij bij een motorrijder. Afhankelijk van de hoogte ◦◦ Letsel bij hoge en middelhoge snelheid zijn het
van het voertuig werkt een pletkracht van het botsende gevolg van het gebruik van vuurwapens en explo-
oppervlak doorgaans in op de onderste extremiteiten van sieven.
de volwassene. Tijdens de botsing proberen volwassenen
• De snelheid van de impact: De snelheid van het
aan de botsing te ontsnappen, wat doorgaans leidt tot een
penetrerende voorwerp resulteert in significant ver-
impact van opzij of van achteren, terwijl kinderen zich
schillende mogelijkheden tot letsel in iedere categorie.
naar het voertuig omdraaien, wat een impact van voren tot
gevolg heeft. De volwassen patiënt wordt dan doorgaans ◦◦ Letsel bij lage snelheid, zoals steekwonden, hebben
op de motorkap en tegen de voorruit geslingerd en glijdt de eenvoudigste letselpatronen van alle soorten
vervolgens van de auto af, waardoor hij of zij nog eens op penetrerend letsel. Hierbij kan sprake zijn van
de grond valt (afb. 4-5). Bij kinderen kan er ook sprake beschadiging van extern en intern weefsel en het
zijn van deze volgorde, maar deze patiënt kan net zo goed pletten van specifieke botdelen.
bij de eerste impact worden gelanceerd, waarna hij op • Handwapens en korte geweren vallen in de categorie
de grond valt. De Waddell-triade is een letselpatroon dat wapens van middelhoge snelheid, terwijl langere
suggereert dat kinderen die betrokken zijn bij botsingen geweren hogere snelheden kunnen bereiken. Als we
met voertuigen letsel oplopen aan het hoofd, de thorax terugdenken aan de formule van kinetische energie,
en de onderste extremiteiten. In de praktijk komt de geeft snelheid de grootste kans op letsel, ook al speelt
combinatie van al deze drie componenten niet vaak voor. massa ook een rol. Penetraties veroorzaken zowel bij
middelhoge snelheid als bij hoge snelheid letsel door
Letsel ten gevolge van geweldsmisdrijven middel van beschadiging en het pletten van weefsel in
De mate van letsel door een geweldsmisdrijf is afhanke- het directe pad van het penetrerende projectiel. Hoe
lijk van meerdere factoren, waaronder: hoger de snelheid echter is, des te groter is het pad
• De hoeveelheid kracht. Hoe groter de massa, hoe van weefselvernietiging door andere krachten.
groter de kracht.
• De afstand die de kracht aflegt. Kracht die een afstand Cavitatie
aflegt, wordt over die afstand verspreid. Cavitatie verwijst naar de scheiding van weefsel als
• Het voorwerp dat is gebruikt om de kracht te leveren. gevolg van een geluids- en/of hydraulische golfkracht.
Is het scherp of stomp, groot of klein? De voorste kant van het projectiel duwt een hogedrukgolf
vooruit, terwijl de achterkant een vacuüm trekt. Het effect
• Het type weefsel dat de kracht ontvangt en het vermo- is een drukgolf die een tijdelijke holte creëert, gevolgd
gen de spanning te weerstaan of te absorberen. Houd door een snelle en gewelddadige sluiting van de holte die
rekening met het verschil in het getroffen weefsel, eerst in de richting van het pad van het projectiel trekt en
zoals het benige gedeelte van het hoofd versus het vervolgens naar de originele positie wordt teruggetrokken.
abdomen.

20 Hoofdstuk 4 • Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen


Afbeelding 4-6. Het effect van tuimelen en in oppervlak, waardoor meer energie wordt over-
zwalken op cavitatie gebracht op het doel.
• Kogels met een holle punt hebben slechts een gedeel-
TUIMELEN telijk omhulsel en een holte in de punt waardoor er
een maximale paddestoelachtige vervorming bij im-
pact ontstaat. Dit zorgt voor een maximale overdracht
van energie en de kleinste kans dat het doel wordt
verlaten of twee keer doorboort. Dit ontwerp wordt
ZWALKEN het meest gebruikt bij de wetshandhaving of de jacht.
Hoewel dit zeer effectief is bij een directe impact van
het weefsel, gaat er significant veel energie verloren
aan voorwerpen die voorafgaand aan het doel geraakt
kunnen worden (gelaagde/veel kleding of voorruit),
waardoor het minder dodelijk is, afgezien van een
directe impact.
Deze snelle beweging kan leiden tot plettende, scheuren-
• Dumdumkogels zijn zo ontworpen dat deze bij de
de en schuivende krachten op het weefsel. De cavitatie-
klap exploderen, waarbij alle energie verspreid wordt
impact is afhankelijk van de kenmerken van het getroffen
in het doel en er meerdere willekeurige fragment-
weefsel. Verder moet rekening worden gehouden met het
paden worden veroorzaakt. Dergelijke ontwerpen zijn
volgende:
controversieel en zijn ontwikkeld voor gebruik bij
• Met lucht gevulde organen, zoals de longen of de
verdediging op korte afstand en de rechtshandhaving.
maag, zijn elastisch, dus tolereert dit weefsel cavitatie
bij hoge snelheid relatief goed in vergelijking met
Een geweer is uniek, omdat dit projectielen van verschil-
ander weefsel.
lende typen en grootten kan afschieten, wat van invloed is
• Vaste organen, zoals de lever, hebben sneller de op de snelheid van het projectiel.
neiging te scheuren onder dezelfde krachten.
• Als diezelfde krachten in plaats daarvan vrijkomen Vluchtpatroon projectiel
in het cranium, zal het bot de expansie weerstaan, Het vluchtpatroon van een projectiel kan ook van invloed
waardoor zacht weefsel meer geplet wordt tot de zijn op het vermogen om te verwonden. Het zwalken
trekkracht van het bot wordt bereikt en een explosief van een projectiel is het vermogen heen en weer te
vrijkomen van de druk het gevolg is. schommelen. Dit produceert een gegolfd cavitatiepatroon
(afb. 4-6) en kan ook het pad van een projectiel in het
Projectielen lichaam veranderen, omdat het bij impact kan omdraaien.
Het ontwerp van de kogel is van grote invloed op het Bij het omdraaien komt er een groter oppervlak van het
vermogen om te verwonden. De materialen die de buiten- projectiel in contact met het weefsel, wat leidt tot een
kant en binnenkant van de kogel vormen, maar ook het grotere weerstand, waarbij meer energie van het projectiel
doel, bepalen hoe weefsel bij impact wordt beschadigd: op het weefsel kan worden overgebracht.
• FMJ-kogels (Full Metal Jacket) zijn gemaakt van een

dicht, zwaar metaal zoals lood dat volledig omsloten Nabijheid


wordt door een harder metaal, zoals koper. Deze Het vermogen van vuurwapens om te verwonden wordt
vervormen zo min mogelijk in het weefsel en gaan beïnvloed door de nabijheid. Lucht en voorwerpen
vaak één kant in en een andere kant uit (twee keer absorberen energie van het projectiel waardoor dit
doorheen). Dit model is meestal te vinden in het leger tijdens de vlucht vertraagt. Van zeer nabij (< 1 m)
en op een schietbaan. Als dit projectiel het lichaam kunnen de brandende deeltjes en de uitzettende gassen
verlaat, neemt het alle energie mee die niet op het die het projectiel voortstuwen letsel veroorzaken. Bij
weefsel is overgebracht. een grotere afstand komt er meer frictie met de lucht,
wat het projectiel vertraagt en waardoor de mogelijkheid
• Kogels met een zachte punt worden vaak gebruikt
van de deeltjes om te verwonden wordt verkleind. Waar
bij het jagen en zijn te vergelijken met FMJ-kogels,
handwapens een effectief (dodelijk) bereik hebben van
behalve dat de punt geen hard metalen omhulsel
enkele meters, hebben geweren een effectief bereik van
heeft. Het effect lijkt op dat van een niet-verzegelde
honderden tot duizenden meters.
envelop, omdat deze bij de impact eenvoudig open-
scheurt. De kogel zet uit bij de impact en vergroot

TNCC • Zevende druk 21


Tabel 4-3. Mechanismen van explosieletsels
Getroffen lichaams-
Categorie Kenmerken Typen verwondingen
deel

• Barotrauma

Met gas gevulde • Ruptuur van trommelvlies en


Uniek voor krachtige explo- structuren zijn het beschadiging van het middenoor
sieven, is het gevolg van de kwetsbaarst, waar- • Abdominale bloeding en perforatie
Primair
impact van de overdrukgolf onder de longen, het • Oogbolruptuur
met lichaamsoppervlakken maag-darmkanaal en
het middenoor • Mild traumatisch hersenletsel
(THL zonder fysieke tekenen van
hoofdletsel)

• Penetrerende (fragmentatie-) of
Is het gevolg van Ieder lichaamsdeel stompe verwondingen
Secundair rondvliegend puin en kan getroffen
bomfragmenten worden • Penetratie van het oog (kan
verborgen zijn)
Is het gevolg van de Ieder lichaamsdeel • Fractuur en traumatische amputatie
Tertiair explosiegolf die personen kan getroffen
omver blaast worden • Gesloten en open hersenletsel

• Brandwonden (straling, tweedegraads


• Alle aan explosies en derdegraads)
gerelateerde verwon-
dingen of ziekten die • Knelletsels
niet het gevolg zijn van Ieder lichaamsdeel • Gesloten en open hersenletsel
Quaternair primaire, secundaire of kan getroffen • Astma, COPD of andere
tertiaire mechanismen worden ademhalingsproblemen door stof,
• Omvat exacerbatie rook of giftige dampen
of complicaties van • Angina
bestaande toestanden
• Hyperglykemie, hypertensie

Opmerking: COPD betekent chronisch obstructieve longziekte. THL betekent traumatisch hersenletsel.

Thermisch trauma De verwoestende kracht van dynamische drukgolven


Zie Hoofdstuk 15: Trauma van de huid en brandwonden wordt gemeten in tientallen meters, maar de fragmen-
over impact en letsel als gevolg van thermisch trauma. ten kunnen een bereik hebben van duizenden meters.
Tabel 4-3 beschrijft letselmechanismen door een explosie.
Trauma na een explosie
Het snel vrijkomen van energie bij een explosie resulteert Het Amerikaanse ministerie van Defensie deelt letsels ten
in blootstelling aan chemische, fysieke en mogelijk gevolge van explosies in vijf niveaus in:
radioactieve stoffen. Explosiegolven kunnen zelfs vijf keer • Primair explosieletsel ontstaat bij mensen die zich het
zo snel zijn als vuurwapens met hoge snelheid en worden dichtst bij de ontploffing bevinden, waarbij ontplof-
in twee aspecten beschreven: fingen in gesloten ruimten het vaakst een dodelijke
• Overdruk treedt op als het slachtoffer aan alle kanten impact tot gevolg hebben. Met lucht gevulde organen
wordt omgegeven door pletkrachten. De druk keert (tympanische membranen, longen, maag en darmen)
snel terug tot voorbij de omgevingsdruk van voor de zijn het meest vatbaar voor rupturen bij primair
klap en er wordt een tijdelijk vacuüm gecreëerd. explosieletsel.
• Dynamische druk is directioneel, te vergelijken met
een windvlaag. Deze kan fragmenten en puin bevatten
die een hogere snelheid hebben dan vuurwapens.

22 Hoofdstuk 4 • Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen


Tabel 4-4. Overzicht van explosieletsels
Systeem Letsel of toestand

• Ruptuur van trommelvlies • Cochleaire beschadiging


Gehoor
• Ossiculaire verstoring • Vreemd lichaam

• Geperforeerde oogbol • Luchtembolie


Oog, oogkas, gezicht
• Vreemd lichaam • Fracturen

• Barotrauma • AV-fistels (bron van luchtembolie)


• Hemothorax • Schade aan luchtwegepitheel
Ademhaling
• Pneumothorax • Aspiratiepneumonie
• Longcontusie en bloeding • Sepsis

• Darmperforatie • Sepsis
Spijsvertering • Bloeding • Mesenteriale ischemie als gevolg van
• Gescheurde lever of milt luchtembolie

• Cardiale contusie • Vasovagale hypotensie


• Myocardinfarct als gevolg van • Perifeer vasculair letsel
Circulatoir
luchtembolie • Door luchtembolie geïnduceerd letsel
• Shock

• Hersenschudding • Dwarslaesie
CZS-letsel • Gesloten en open hersenletsel • Door luchtembolie geïnduceerd letsel
• CVA

• Niercontusie • Hypotensie
• Laceratie • Hypovolemie
Nierletsel
• Acuut nierfalen door
rabdomyolyse

• Traumatische amputatie • Snijwonden


• Fracturen • Laceraties
Letsel van extremiteit • Knelletsels • Acute arteriële occlusie
• Compartimentsyndroom • Door luchtembolie geïnduceerd letsel
• Brandwonden

Opmerking: AV: arterioveneus; CNS: centraal zenuwstelsel.

TNCC • Zevende druk 23


Tabel 4-5. De Haddon-matrix
Sociaaleconomische
Fase Ontvanger Middel Fysieke omgeving
omgeving

Het motorvoer-
De bestuurder
tuig is oud, klein
studeert voor De bestuurder had een
Vóór de en niet goed
examens en Het regent. feestje en heeft 2–3 glazen
gebeurtenis ontworpen voor
heeft niet veel gedronken.
bescherming
geslapen.
tegen impact.

De bestuurder
heeft het De afrit helt naar
De banden van
waarschuwings- buiten en niet naar De inzittenden ruziën en de
Gebeurtenis het voertuig zijn
bord voor een binnen (middelpunt- radio staat hard.
versleten.
naderende bocht vliedende kracht).
gemist.

Stoelen raken los


Na de De bestuurder Temperatuur onder Mensen rijden langs, maar
van de auto en
gebeurtenis heeft diabetes. 3°C. 112 wordt niet direct gebeld.
inzittende zit vast.

• Secundair letsel omvat letsel door fragmenten en Verdrinken


veroorzaakt over het algemeen het grootste aantal • Er is sprake van mechanische energiekrachten als er
slachtoffers. Dit kan letsel omvatten als punctiewon- water in de longen komt en de longen door de scheur-
den, beschadigingen en gespietste voorwerpen. krachten gaan uitzetten en bloeden.
• Tertiair letsel omvat impact met grotere voorwerpen • Droge verdrinking treedt op als gevolg van een
die zijn aangedreven door de wind van de klap, wat spasme van de larynx als het water de keel binnengaat.
resulteert in stomp trauma. Deze veroorzaken een De persoon hoeft niet per se te zijn ondergedompeld
grote overdracht van energie en hebben mogelijk in een watermassa. Dit veroorzaakt een mechanische
fracturen van het bekken of dijbeen tot gevolg of groot obstructie van de luchtweg en veranderde hemodyna-
thoracaal letsel, zoals een ruptuur van de aorta of mica of bloedcirculatie.
ander groot bloedvat.
Verhanging, verwurging en asfyxie ten gevolge van
• De vierde vorm van letsel is het gevolg van hitte, compressie
vlammen, gas en rook. Deze verwondingen omvatten • Er is een mechanische kracht nodig om de luchtweg
externe brandwonden en interne brandwonden door en cervicale bloedvaten af te sluiten. Krachten van
het inhaleren van hete gassen. compressie-energie die het gevolg zijn van verhan-
• Als vijfde wordt letsel genoemd dat is gerelateerd aan ging, verwurging en compressieasfyxie kunnen de
blootstelling aan gevaarlijke stoffen van radioactieve, bloedcirculatie en zuurstofperfusie vernauwen en
biologische of chemische onderdelen van een explosie. bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben.
Het komt zelden voor dat er enkel slachtoffers zijn uit één • Compressie kan het resultaat zijn van de effecten van
categorie van ongevallen na explosies. In tabel 4-4 wordt chemische substanties en kan resulteren in oedeem,
veel voorkomend letsel bij explosies beschreven. beperking of belemmering van de luchtweg, oxyge-
natie en ademhaling. Dit kan het gevolg zijn van het
Occlusief/beklemmend letsel inademen van vloeistoffen of het inhaleren van een
De definitie van letsel waarbij energieoverdracht vrijkomt poeder of schadelijk gas.
omvat nu ook verdrinking en verstikking of asfyxie. Van
condities waarvan men dacht dat die het gevolg waren
van tekorten aan zuurstofgebruik en gasuitwisseling is nu
erkend dat er sprake is van restrictie, occlusie of obstructie
van de bloedcirculatie of veranderde hemodynamica.

24 Hoofdstuk 4 • Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen


De studie naar preventieve maatregelen Airbags
De studie naar strategieën om letsel te reduceren is begon- Hoewel duidelijk is hoe waardevol een airbag is, is een
nen in de jaren 60. Jarenlang was dit vooral gericht op het goede maat en een goed gebruik van ondersteunende
veranderen van menselijk gedrag om letsel te voorkomen, veiligheidshulpmiddelen cruciaal. Als de bestuurder zijn
vooral bij verkeersongelukken. De introductie van de arm over het stuurwiel heeft wanneer de airbag wordt
Haddon-matrix (tabel 4-5) heeft de aanpak verbreed en ontplooid, kunnen er fracturen in de onderarm optreden.
de nadruk gelegd op tegenmaatregelen die effectiever zijn Oogletsel kan het gevolg zijn van het ontplooien van de
dan het veranderen van menselijk gedrag. Dit heeft geleid airbag en dit is vooral een zorg als de patiënt een bril
tot de introductie van passieve veiligheidsmaatregelen, draagt. De chemicaliën die worden gebruikt voor het
zoals airbags, het ontwerp van het voertuig en wegontwer- opslaan en ontplooien van airbags kunnen corneabeschadi-
pen, in tegenstelling tot actieve veiligheidsmaatregelen, gingen en kleine brandwonden op de huid veroorzaken als
zoals het bewust omdoen van de veiligheidsgordel en de airbag explodeert en snel uitzet. Ondanks het risico op
geldboetes om niet-naleving van wetgeving inzake het relatief kleine secundaire letselpatronen is door de voort-
dragen van een veiligheidsgordel te bestraffen. Haddon gang in airbagtechnologie de mortaliteit en morbiditeit
beschrijft drie fasen van een ongeval: vóór de gebeurte- die gerelateerd is aan ongevallen met een motorvoertuig
nis, de gebeurtenis zelf en na de gebeurtenis. Voor iedere gedaald.
fase van de gebeurtenis kunnen er preventieve tegen-
maatregelen worden genomen. Deze hebben betrekking Samenvatting
op de ontvanger (mens), het middel (motorvoertuig) en De hoeveelheid energieoverdracht definieert de grenzen
de fysieke omgeving (sociaal-economische omgeving). van de kans op traumatisch letsel. Deze overdracht vindt
Hoewel dit specifiek lijkt toegespitst op motorvoertuigen, plaats volgens bekende, betrouwbare natuurkundige wet-
is het gebruik bedoeld voor alle ongevalsmechanismen. ten. Het menselijk lichaam bezit een variabele tolerantie
om energie te absorberen. Traumateams kunnen letsel-
Veiligheidsmaatregelen motorvoertuigen patronen voorspellen en de snelheid en nauwkeurigheid
Veiligheidsmaatregelen voor voertuigen kunnen als ef- van de identificatie van letsel verbeteren aan de hand van
fectief worden beschouwd omdat zij de vertragingskracht kennis van de dynamische interface tussen energie en het
over de afstand en de oppervlakte verspreiden. In latere menselijke lichaam.
modellen voertuigen zijn kreukelzones ontworpen die
energie absorberen zodat snelle deceleratie krachten over
meters in plaats van centimeters in elkaar zakkend staal
worden verspreid.. Veiligheidsgordels weerstaan en ver-
delen de deceleratiekracht over een groter oppervlak van
de borst, het bekken en de schouders, zodat een gerichtere
impact wordt voorkomen, zoals die van een 2,5 cm breed
stuurwiel op een enkele rib. Airbags absorberen verder
energie van lichaamsdelen die niet volledig worden
tegengehouden door de veiligheidsriem. De binnenkant
van voertuigen is bekleed voor het reiscomfort en helpt de
energie van een klap absorberen. Ondanks de veiligheids-
techniek blijven letselpatronen gerelateerd aan bepaalde
typen impacts.

TNCC • Zevende druk 25


26 Hoofdstuk 4 • Biomechanica, kinematica en ongevalsmechanismen
Hoofdstuk 5 • Initial assessment
Diane Gurney, MS, RN, CEN, FAEN
Angela M. Westergard, MSN, MBA, RN, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Erkennen waarom bekwaamheid in het initial assessment de basis vormt voor de traumaverpleegkunde.
2. De diverse onderdelen van het initial assessment aantonen.
3. Onderscheid maken tussen de doelen van de primaire en secundaire onderzoeksfasen.
4. Aan de hand van het initial assessment bepalen wat de daadwerkelijke en mogelijke bedreigingen voor de
patiënt zijn.
5. De juiste interventies kiezen voor de behandeling van levensbedreigende letsels die tijdens het initial
assessment worden geconstateerd.

Introductie • D–Disability (Neurologische status)


Voor de opvang en behandeling van een traumapatiënt • E–Exposure and Environmental control (Ontkleden
is het belangrijk dat er een procedure is voor het op een en controleren van de omgeving)
efficiënte en snelle manier identificeren en behandelen of • F–Full set of vital signs and Family presence
stabiliseren van levensbedreigend letsel. Tijd is van essen- (Volledige set van vitale functies en aanwezigheid
tieel belang, dus een systematische, maar snel aan te leren van de familie)
en te implementeren werkwijze is het meest effectief. Dit
proces wordt initial assessment genoemd. Ter verduide- • G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoe-
lijking en gemakshalve is dit proces onderverdeeld in de ken en interventies)
volgende punten: ◦◦ L–Laboratory studies (Laboratoriumonderzoek)
• Voorbereiding en triage (ABG: arterieel bloedgas) en afname van een
• Primaire onderzoeksfase (ABCDE) met aanvullende bloedmonster voor typering en kruisproef
traumazorg (FG) ◦◦ M–Monitor for continuous cardiac rhythm and
• Herbeoordeling (overwegen om over te plaatsen) rate assessment (Continue bewaking hartritme en
-frequentie)
• Secundaire onderzoeksfase (HI) met aanvullend
onderzoek ◦◦ N–Naso- or orogastric tube consideration
(Overweeg het inbrengen van een maagsonde)
• Herbeoordeling en posttraumazorg
◦◦ O–Oxygenation and ventilation analysis (Beoorde-
• Uiteindelijke zorg of overplaatsing naar een geschikt ling van de beademingsstatus): Pulsoxymetrie en
traumacentrum ETCO2-meting (end-tidal kooldioxide) of capno-
grafie
Aan de hand van het A–I-schema kan de trauma-
verpleegkundige snel beoordelen en interveniëren bij ◦◦ P–Pain assessment and management (Pijnbeoorde-
levensbedreigend letsel en het letsel op een systematische ling en -bestrijding)
manier identificeren. De stappen van het schema zijn als • H–History and Head-to-toe assessment (Anamnese en
volgt: volledig lichamelijk onderzoek)
• A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid) met
• I–Inspect posterior surfaces (Inspectie van de rug)
gelijktijdige stabilisatie van de cervicale wervelkolom
• B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en beade-
ming)
• C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie
en beheersing van bloedingen)

TNCC • Zevende druk 27


Voorbereiding en triage Triage ter plaatse is belangrijk om ervoor te zorgen dat
Voorbereiding aanwezige hulpmiddelen op de juiste manier worden
Traumazorg begint normaal gesproken met de melding ingezet: de juiste patiënt naar het juiste ziekenhuis.
dat er een traumapatiënt wordt verwacht bij de spoed- De patiënten die het ernstigst gewond zijn dienen direct
eisende hulp (SEH). De traumaverpleegkundige is te worden vervoerd naar het best gekwalificeerde trauma-
verantwoordelijk voor de voorbereidingen voor ontvangst centrum in de buurt (afb. 5-1).
van de patiënt, ongeacht of de melding van een extra-
murale zorgverlener of van een triageverpleegkundige De ACS-COT geeft een omschrijving van de juiste
afkomstig is. hulpmiddelen voor de zorg voor een traumapatiënt.
Hierin staat welke essentiële traumateamleden aanwezig
Safe Practice, Safe Care moeten zijn tijdens de procedure, waarbij de juiste
Houd bij de voorbereidingen voor ontvangst van een verhouding van mensen met verschillende vaardigheden
patiënt op de SEH het volgende principe in gedachten: belangrijk is. Daarnaast wordt beschreven welke
Safe Practice, Safe Care Safe Practice (veilig werken) apparatuur aanwezig moet zijn in de traumakamer,
draait ook om maatregelen ter bescherming van het team, welke passende chirurgische zorg beschikbaar moet zijn
zoals: en worden er toepasselijke posttraumazorg en diensten
• Het in acht nemen van universele voorzorgsmaat- voor revalidatie en ondersteuning genoemd.
regelen
Voorbereidingen in de traumakamer
• Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, Ongevalsmechanismen, het verwachte bloedverlies en
zoals jas, handschoenen, gezichtsmasker en andere belangrijke aanwijzingen die ter plaatse zijn aangetroffen,
hulpmiddelen voordat de patiënt arriveert kunnen dienen ter ondersteuning van het initial assessment
en om het traumateam in staat stellen te anticiperen op
Bij een veilige werkwijze draait het ook om mogelijke en voorbereidingen te treffen voor interventies die waar-
blootstelling van de patiënt aan gevaarlijke stoffen die een schijnlijk na aankomst in de traumakamer zullen moeten
risico kunnen vormen voor het traumateam, de overige worden uitgevoerd.
patiënten, de SEH en het ziekenhuis. Sommige patiënten
zullen moeten worden ontsmet voordat zij naar de De traumaverpleegkundige begint met het voorbereiden
trauma-opvangruimte kunnen worden overgebracht. van de ruimte, zoals controleren of de aanwezige
apparatuur beschikbaar en klaar voor gebruik is. Dit moet
Safe Care (veilige zorg) betekent controleren of de patiënt regelmatig worden gedaan en is vastgesteld in het beleid
binnen de juiste tijd voor de juiste zorg in het juiste van de SEH, in principe bij aanvang van de dienst en voor
ziekenhuis komt. De criteria voor traumatriage van het zover noodzakelijk elke keer nadat de traumakamer is
American College of Surgeons Committee on Trauma gebruikt. Documenteer de prehospitale gegevens zo dat
(ACS-COT) fungeren als de internationale norm voor het deze snel en inzichtelijk zijn voor alle traumateamleden.
identificeren van de traumapatiënt die gebaat is bij trau-
mazorg en zorg in het juiste traumacentrum met de juiste Triage
faciliteiten (afb. 5-1). Het traumateam dient te worden Triage is het onderverdelen van patiënten op basis van
opgeroepen indien dit nodig wordt geacht of voorgeschre- de noodzaak voor behandeling en de beschikbare mid-
ven is. Zie Hoofdstuk 2: Teamwork en traumazorg voor delen voor die behandeling. Triage vindt ook plaats op de
aanvullende informatie. ongevalslocatie en is gebaseerd op het ongevalsmecha-
nisme (frontale botsing, volwassene die valt van meer dan
De juiste tijd werd lang aangeduid als het ‘gouden uur’, 6 meter hoogte), fysiologische criteria (vitale functies),
maar sommige patiënten met ernstig letsel kunnen anatomische criteria (fladderthorax, bekkenfractuur) en
niet één uur wachten op een uiteindelijke behandeling. speciale overwegingen (leeftijd) (afb. 5-1).
Tijdige, effectieve en efficiënte interventies zorgen voor
betere behandelresultaten voor traumapatiënten. De prioriteiten voor het identificeren van levens-
Prehospitale hulpverleners spelen een belangrijke rol bij bedreigend letsel worden bepaald aan de hand van de
het overleven van de traumapatiënt. Uit recent onderzoek primaire onderzoeksfase (ABCDE), ongeacht of de
is gebleken dat optimale resultaten kunnen worden patiënt via een ambulance of via de voordeur binnenkomt.
behaald wanneer de tijd die op de ongevalslocatie wordt
besteed wordt geminimaliseerd en waarbij de behandel-
focus ligt op de luchtweg, bloedingen en immobilisatie.

28 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


Afbeelding 5-1. Richtlijnen voor triage van gewonde patiënten ter plaatse-Verenigde Staten, 2011

Het meten van de vitale functies en het bewustzijnsniveau

Stap 1 Glasgow Coma Scale ≤13


Systolische bloeddruk (mmHg) <90 mmHg
Ademhalingsfrequentie <10 of >29 ademhalingen per minuut*
(<20 voor baby’s <1 jaar), Transport naar een trauma-
of bij behoefte aan beademingsondersteuning centrum.† In stappen 1 en 2
wordt geprobeerd de meest
ernstig gewonde patiënten te
Nee identificeren. Deze patiënten
Ja
moeten bij voorkeur naar
Beoordeel de anatomie van het letsel het traumacentrum met het
hoogste zorgniveau volgens
het gedefinieerde trauma-
Stap 2§ • Alle penetrerende letsels van hoofd, hals, romp • Crushletsel, deglovement of verlies van pulsaties
systeem worden vervoerd.
en extremiteiten, proximaal van de ellebogen in extremiteit
of de knieën • Amputatie proximaal van de pols of enkel
• Instabiliteit of misvorming van de borstwand • Bekkenfracturen
(fladderthorax) • Open of impressiefractuur van de schedel
• Twee of meer fracturen van een van de lange • Paralyse
pijpbeenderen

Nee

Beoordeel het ongevalsmechanisme en aanwijzingen van een hoogenergetische impact

Stap 3§ • Val van hoogte - Uit voertuig geworpen (geheel of gedeeltelijk)


- Volwassenen: >7 meter (één verdieping is gelijk - Overledene in hetzelfde passagierscomparti-
aan 3,5 meter) ment Transport naar een trauma-
- Kinderen¶: >3,5 meter of twee- tot driemaal de - Telemetriegegevens van het voertuig consis- centrum dat, afhankelijk van
lengte van het kind tent met een hoog risico op letsel Ja het gedefinieerde trauma-
• Zwaar auto-ongeval • Auto vs. voetganger/fietser omver gereden, over- systeem, niet van het
- Naar binnen drukken,** inclusief dak: >25 cm reden, of met significante (>35 km/u) impact†† hoogste niveau hoeft te zijn.
bij inzittende; >40 cm aan elke zijde • Motorongeluk > 35 km/u

Nee

Beoordeel de speciale overwegingen van de patiënt of het systeem

Stap 4 • Oudere volwassenen¶¶ • Stollings- en bloedingsaandoeningen


- Risico op letsel/overlijden neemt toe bij perso- - Patiënten met hoofdletsel hebben een groot Transport naar een trauma-
nen vanaf 55 jaar risico op snelle achteruitgang centrum of ziekenhuis dat in
- Systolische bloeddruk <110 kan een aanwijzing • Brandwonden staat is een snelle en grondige
zijn voor een shock bij personen vanaf 55 jaar - Zonder ander traumamechanisme direct naar Ja evaluatie uit te voeren en
- Lage-impactmechanismen (val op de grond) brandwondencentrum*** een eerste behandeling
kunnen resulteren in ernstig letsel - Met traumamechanisme naar traumacen- kan verzorgen van mogelijk
• Kinderen trum*** ernstige letsels. Overweeg een
- Moeten bij voorkeur direct naar kindertrauma- • Zwangerschap > 20 weken consult met medische staf.
centra worden gestuurd • Ambulancebroeder maakt de inschatting

Nee

Transport volgens het protocol†††

In geval van twijfel naar een traumacentrum vervoeren

* De bovengrens voor de ademhalingsfrequentie bij baby’s is >29 ademhalingen per minuut om een hoger niveau overtriage voor baby’s te handhaven.
† Traumacentra worden aangeduid met Level I-IV. Een Level I-centrum heeft het grootste aantal middelen en personeelsleden voor de zorg voor gewonde patiënten en is de
regionaal leider voor wat betreft opleidings-, research- en preventieprogramma’s. Een Level II-faciliteit biedt gelijksoortige middelen als een Level I-faciliteit, met mogelijk als
enige verschil de continue beschikbaarheid van bepaalde subspecialiteiten of voldoende preventie-, opleidings- en researchactiviteiten voor een Level I-aanwijzing. Level II-
faciliteiten hoeven geen opleidingscentrum te zijn voor artsen in opleiding of voor fellows. Een Level III-centrum kan een beoordeling, traumazorg en spoedoperatie uitvoeren,
terwijl ernstig gewonde patiënten naar een Level I- of II-faciliteit worden gestuurd. Een Level IV-traumacentrum kan 24-uursdekking door een arts, traumazorg en stabilisatie
verzorgen voor gewonde patiënten alvorens deze worden overgeplaatst naar een faciliteit met een hoger traumazorgniveau.
§ Elk letsel genoemd in stap 2 of mechanisme geïdentificeerd in stap 3 geeft een ‘ja’-respons.
¶ Leeftijd <15 jaar.
** Naar binnen dringen verwijst naar het naar binnen dringen van het inwendige compartiment, afgezet tegen een vervorming die verwijst naar externe beschadiging.
†† Omvat voetgangers of fietsers die door een motorvoertuig worden aangereden of overreden, of door een motorvoertuig met een geschatte impact van >20 km/u.
§§ Het lokale of regionale protocol moet worden gevolgd om het juiste niveau traumacentrum binnen het gedefinieerde traumasysteem te bepalen. Dit hoeft geen traumacentrum
van het hoogste niveau te zijn.
¶¶ Leeftijd >55 jaar.
*** Patiënten met zowel brandwonden als ander trauma, maar bij wie het brandwondenletsel het grootste risico op morbiditeit en mortaliteit inhoudt, moeten worden
overgeplaatst naar een brandwondencentrum. Wanneer het andere trauma een groter direct risico inhoudt, kan de patiënt worden gestabiliseerd in een traumacentrum en
vervolgens worden overgeplaatst naar een brandwondencentrum.
††† Patiënten die niet aan de triagecriteria uit stappen 1 tot en met 4 voldoen, moeten naar de meest geschikte medische faciliteit worden gebracht zoals is aangegeven in het
lokale protocol voor de ambulancezorg.

TNCC • Zevende druk 29


Primaire onderzoeksfase • Circulation (circulatie): Zorg voor vasculaire toegang
Directe observatie bij binnenkomst (intraveneus of intraossaal) en dien vocht toe om een
De primaire onderzoeksfase begint direct na aankomst shock te behandelen.
van de patiënt in de traumakamer. Er vindt directe • Head injury/Hypothermia (hoofdletsel/hypothermie):
observatie bij binnenkomst plaats als de patiënt de ruimte Voorkom of behandel hypotensie en hypoxie om
wordt binnengebracht. Hierdoor kan snel een inschatting verslechtering van traumatisch hersenletsel te voor-
worden gemaakt van de totale fysiologische stabiliteit van komen en voorkom of behandel hypothermie.
de patiënt en kan eventueel ongecontroleerd uitwendig
bloedverlies worden geïdentificeerd. Terwijl de patiënt Aangezien de traumazorg voor burgers is vastgesteld
veilig wordt overgeplaatst naar een traumabed, krijgt het aan de hand van ervaringen en werkwijzen op het
team van het prehospitale personeel of van de meegeko- militaire slagveld, kan volgens deze richtlijnen onder
men familie of vrienden een update over de conditie van bepaalde omstandigheden de <C>ABC-aanpak worden
de patiënt. Tijdens deze primaire onderzoeksfase worden geadviseerd voor traumazorg aan burgers. De huidige
eventuele levensbedreigende condities geïdentificeerd en benadering van burgertraumazorg omvat echter meerdere
onmiddellijk behandeld. traumateamleden, waardoor verschillende prioriteiten
tegelijkertijd kunnen worden behandeld en de noodzaak
Voor educatieve doeleinden wordt de informatie in dit voor het aanpassen van de prioriteiten minder wordt. De
hoofdstuk gepresenteerd op volgorde van belang. Het eerste prioriteit blijft het behandelen van de meest levens-
mag duidelijk zijn dat het traumateam de onderdelen bedreigende letsels.
van de onderzoeksfase en de interventie in werkelijkheid
gelijktijdig zal uitvoeren. De traumaverpleegkundige kiest A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid)
voor het onderzoek de juiste onderzoekselementen om te Immobilisatie cervicale wervelkolom
inspecteren, ausculteren en palperen. Bij elke patiënt met een multitrauma wordt uitgegaan van
letsel van de cervicale wervelkolom, tot deze patiënt een
OPMERKING: Een ongecontroleerde bloeding is de GCS-score (Glasgow Coma Scale) van 15 heeft en door
voornaamste oorzaak van vermijdbaar overlijden na een ervaren arts volledig is gecontroleerd op letsel van de
letsel. Wanneer er tijdens het initial assessment uitwendig cervicale wervelkolom of tot door middel van röntgen-
bloedverlies wordt geconstateerd, kunnen onder opnamen of een CT-scan letsel aan de wervelkolom is
bepaalde omstandigheden de prioriteiten opnieuw worden uitgesloten. Op de SEH kan de cervicale wervelkolom in
gerangschikt als <C>ABC. Van oudsher is ABC(D) de lijn worden gehouden en beschermd door middel van het
standaardbenadering voor spoedeisende of traumazorg, volgende:
en geavanceerde levensondersteunende procedures. • Handmatige stabilisatie: Twee handen houden het
Artsen in het leger hebben echter door ervaring en hoofd en de nek van de patiënt in lijn.
onderzoek vastgesteld dat uitwendig, perifeer bloedverlies • Immobilisatie: Een harde halskraag wordt in de juiste
de voornaamste oorzaak is van overlijden van militairen maat en goed aangebracht.
die in de strijd gewond zijn geraakt. Hodgetts et al. heb-
ben verklaard dat het leger van het Verenigd Koninkrijk De fixatieplank is in eerste instantie een transporthulp-
ABC inmiddels heeft vervangen door <C>ABC, waarbij middel. Daarom moet de patiënt zo snel mogelijk na
<C> verwijst naar ernstige levensbedreigende bloedingen. uitsluiten van wervelkolomletsel van de plank worden
De Tactical Combat Casualty Care van het Amerikaanse gehaald.
(VS) ministerie van Defensie werkt aan de hand van het
volgende schema: Ga uiterst voorzichtig te werk als je een motorhelm
• Massive hemorrhage (massale bloeding): Beheers verwijdert bij een patiënt met mogelijk instabiel CWK-
levensbedreigend bloedverlies. letsel. Hiervoor zijn twee mensen nodig. De ene persoon
• Airway (luchtweg): Zorg voor (het behoud van) een houdt handmatig het hoofd en de nek in lijn, terwijl de
open luchtweg. andere persoon de helm verwijdert.

• Respiration (respiratie): Decomprimeer een vermoe- Beoordeling


delijke spanningspneumothorax, sluit open thorax- Aan de hand van het volgende schema kan de verpleeg-
wonden af en ondersteun ademhaling en oxygenatie kundige snel beoordelen wat het alertheidsniveau is van
als dat nodig is. de patiënt. Het gebruik van dit schema bij aanvang van
het initial assessment kan voor de verpleegkundige een
belangrijke bepalende factor zijn bij de keuze voor een

30 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


passende luchtweginterventie. De stappen van AVPU zijn ◦◦ Geluiden van een geblokkeerde luchtweg, zoals
als volgt: snurken, gorgelen of piepen
• A–Alert. Wanneer de patiënt alert is, kan hij/zij zelf • Palpeer:
de ademhaling reguleren zodra de luchtwegen zijn
vrijgemaakt. ◦◦ Kaakfracturen die mogelijk de luchtweg kunnen
blokkeren
Wanneer op dit moment een van de hieronder genoemde
reacties optreedt, kan de luchtweg belemmerd zijn: ◦◦ Subcutaan emfyseem
• V–Verbal: Reageert op verbale prikkels. Wanneer de
patiënt verbale prikkels nodig heeft om te reageren, Wanneer er bij de patiënt een hulpmiddel is geplaatst
kan een luchtweghulpmiddel nodig zijn om te voor- om de luchtweg vrij te houden, moet de juiste plaatsing
komen dat de tong de luchtweg blokkeert. van het hulpmiddel worden gecontroleerd, waarna kan
worden overgegaan op de volgende stap van de primaire
• P–Pain: Reageert op pijn. Wanneer de patiënt alleen onderzoeksfase. De volgende bevindingen duiden op een
op pijn reageert, is hij of zij mogelijk niet in staat juiste plaatsing:
de ademhaling te reguleren en moet er mogelijk een • De aanwezigheid van adequate thoraxbewegingen
luchtweghulpmiddel worden geplaatst terwijl de tijdens een ondersteunde beademing
noodzaak voor intubatie verder wordt onderzocht.
• De afwezigheid van gorgelen bij auscultatie ter
• U–Unresponsive: Reageert niet. Wanneer de patiënt hoogte van de epigastrio
niet reageert, moet dit luidkeels aan het team kenbaar
worden gemaakt en moet iemand worden aangewezen • Beiderzijdse ademgeluiden bij auscultatie
om te controleren of de patiënt een hartslag heeft, • Aanwezigheid van kooldioxide (CO2) aangetoond
terwijl ondertussen wordt gecontroleerd of de met een CO2-detectieapparaat of -monitor
luchtweg het probleem is. Overweeg de beoordelings-
prioriteit opnieuw vast te stellen op <C>ABC. Interventies
De informatie hieronder behandelt de algemene benade-
Inspecteren, ausculteren en palperen ring voor alle traumapatiënten. Zie Hoofdstuk 6: Lucht-
Tijdens het initial assessment en de vastgestelde interven- weg en beademing voor aanvullende informatie over de
ties moet de cervicale wervelkolom worden beschermd specifieke luchtweghulpmiddelen en interventies.
door middel van immobilisatie of handmatige stabilisatie.
• Wanneer de patiënt alert is of reageert op verbale Wanneer de luchtweg doorgankelijk is:
stimuli, moet de patiënt worden gevraagd de mond te Wanneer de patiënt aanspreekbaar is en een doorganke-
openen. lijke luchtweg heeft, kan hij of zij een positie aannemen
• Wanneer de patiënt de mond niet kan openen, alleen die een goede ademhaling mogelijk maakt.
op pijn reageert of helemaal niet reageert, moet de
jaw thrust-manoeuvre worden gehanteerd om de Wanneer de luchtweg NIET doorgankelijk is:
luchtweg te openen en te controleren op obstructies. • Zuig de luchtweg uit.
Bij patiënten bij wie CWK-letsel wordt vermoed, ◦◦ Doe dit voorzichtig om de braakreflex niet te
wordt de jaw thrust-manoeuvre geadviseerd. Deze stimuleren.
moet door twee zorgverleners worden uitgevoerd:
◦◦ Wanneer de luchtweg is geblokkeerd door bloed,
één voor de handmatige stabilisatie van de CWK
braaksel of andere secreties, moet een Yankauer
en één om de handelingen uit te voeren volgens de
worden gebruikt.
jaw thrust-manoeuvre.
◦◦ Wanneer er een vreemd voorwerp wordt gevonden,
• Inspecteer:
moet dit voorzichtig met een Magill-tang of op een
◦◦ Of de tong de luchtweg blokkeert andere manier worden verwijderd.
◦◦ Of er tanden los zitten of ontbreken • Wanneer de luchtwegobstructie niet wordt opgeheven
◦◦ Of er sprake is van vreemde voorwerpen door uitzuigen, kan de obstructie worden veroorzaakt
door de tong. Plaats een luchtweghulpmiddel. Zie
◦◦ Of er sprake is van bloed, braaksel of secreet Hoofdstuk 6: Luchtweg en beademing voor aanvul-
◦◦ Oedeem lende informatie.
◦◦ Brandwonden of aanwijzingen voor inhalatieletsel ◦◦ Gebruik de jaw thrust-manoeuvre om de luchtweg
• Ausculteer of luister naar: te openen, terwijl de nek van de patiënt handmatig
wordt gestabiliseerd.

TNCC • Zevende druk 31


◦◦ Een nasofaryngeale luchtweg kan worden gebruikt ◦◦ Verschijnselen van bemoeilijkte ademhaling,
voor patiënten die al dan niet bij bewustzijn zijn. zoals het gebruik van hulpspieren of diafragma-
◦◦ Een orofaryngeale luchtweg kan worden gebruikt ademhaling
voor patiënten zonder braakreflex. ◦◦ Kleur van de huid (normaal, bleek, rood aan-
• Overweeg een definitieve luchtweg (endotracheale gelopen, cyanotisch)
intubatie). ◦◦ Kneuzingen, schaafwonden, of letsels die een
◦◦ Een definitieve vrije luchtweg is een endotracheale aanwijzing kunnen zijn voor onderliggend letsel
tube die met de cuff opgeblazen in de trachea wordt ◦◦ Open pneumothorax (zuigende borstwond)
ingebracht. ◦◦ Uitgezette vena jugularis (JVD: jugular venous
◦◦ Gecuffte tubes worden aanbevolen voor kinderen distention) en de veranderde tracheapositie
die jonger zijn dan 8 jaar. Zie Hoofdstuk 17: (tracheale afwijking en JVD) zijn late verschijn-
Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt selen die kunnen wijzen op een spanningspneumo-
voor meer informatie. thorax
◦◦ In de volgende omstandigheden of situaties is ◦◦ Verschijnselen van inhalatieletsel (geschroeide
het verkrijgen van een gezekerde vrije luchtweg neusharen, zwart/grijs gekleurd sputum)
noodzakelijk: • Ausculteer:
··Apneu
◦◦ Aanwezigheid, kwaliteit en gelijkmatigheid van
··GCS-score van 8 of minder beiderzijdse ademhalingsgeluiden ter hoogte van de
··Ernstige aangezichtsfracturen tweede intercostale ruimte langs de midclaviculaire
lijn en aan de basis van de vijfde intercostale ruimte
··Aanwijzingen voor inhalatieletsel (brandwonden bij de anterieure axillaire lijn
in het gezicht)
• Palpeer:
··Laryngeaal of tracheaal letsel of hematoom in de
hals ◦◦ Benige structuren en mogelijke ribfracturen die de
beademing kunnen bemoeilijken
··Hoog risico op aspiratie en het onvermogen van
de patiënt de luchtweg te beschermen ◦◦ Subcutaan emfyseem, dit kan een verschijnsel van
pneumothorax zijn
··Bemoeilijkte of ineffectieve beademing
◦◦ Wekedelenletsel
··Verwachting dat de neurologische status zal
verslechteren met als resultaat het onvermogen ◦◦ Pulsaties van de vena jugularis bij de suprasternale
tot het handhaven of beschermen van de luchtweg notch of in het supraclaviculaire gebied

Moeilijke luchtwegen Interventie


Door letsel of anatomische variaties kan het lastig zijn de Zie Hoofdstuk 6: Luchtweg en beademing voor aanvul-
patiënt met succes te intuberen. In die gevallen moet de lende informatie.
patiënt handmatig worden beademd met een masker/
ballon met 15 l/min zuurstof tot er een alternatieve lucht- Wanneer er geen ademhaling is:
weg kan worden verkregen. Zie Hoofdstuk 6, Luchtweg • Open de luchtweg met behulp van de jaw thrust-
en beademing. manoeuvre terwijl de cervicale wervelkolom hand-
matig wordt gestabiliseerd.
B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en • Plaats een luchtweghulpmiddel in de mond.
beademing)
Beoordeling • Ondersteun de ademhaling met een masker/ballon.
Voor een beoordeling van de ademhaling van de patiënt • Tref voorbereidingen voor het verkrijgen van een
moet de borst worden ontbloot en het volgende worden definitieve vrije luchtweg.
uitgevoerd:
• Inspecteer: Wanneer er wel een ademhaling is:
◦◦ Spontane ademhaling • Dien zuurstof toe in 15 l/min via een non-rebreather-
masker.
◦◦ Symmetrisch stijgen en dalen van de borst
◦◦ Als er geen oxygenatie op peil kan worden
◦◦ Diepte, patroon en snelheid van de ademhaling gehouden, ontstaat er hypoxemie met als gevolg
een anaeroob metabolisme en acidose.

32 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


◦◦ Traumapatiënten moeten vroegtijdig extra zuurstof of bekkenonderzoek worden uitgevoerd, inclusief een
krijgen. Op basis van recentelijke aanwijzingen gerichte beoordeling met echografie voor trauma (FAST:
wordt gesuggereerd dat de zuurstoftoediening Focused Assessment with Sonography for Trauma) of een
voor gestabiliseerde traumapatiënten nauwgezet röntgenopname van het bekken.
moet worden bewaakt en getitreerd om de nadelige
fysiologische consequenties van hyperoxie te voor- Inspecteer:
komen. Zie Hoofdstuk 6: Luchtweg en beademing • Ongecontroleerd uitwendig bloedverlies
voor meer informatie. • Kleur van de huid
• Controleer of de ademhaling effectief is.
◦◦ Een ETCO2-meting (end-tidal kooldioxide) tussen Ausculteer:
35 en 45 mmHg duidt op een effectieve adem- • Gedempte harttonen, wat kan duiden op een hart-
haling. Een waarde van meer dan 50 mmHg duidt tamponade
op een verminderde ademhaling.
Palpeer:
◦◦ Een zuurstofsaturatie (SpO2) van 94% of hoger • Aanwezigheid van (centrale) pulsaties in de arteria
duidt op een effectieve ademhaling. carotis en/of femoralis en frequentie, ritme en kracht

Wanneer de ademhaling niet effectief is: • Temperatuur en vochtigheid van de huid (koel en
• Ondersteun de ademhaling met een masker en ballon klam of warm en droog)
die zijn aangesloten op een zuurstofbron van 15 l/min
Wanneer er geen pulsaties voelbaar zijn:
om 10 tot 12 ademhalingen per minuut of één elke
• Start levensondersteunende maatregelen volgens de
5 tot 6 seconden toe te dienen.
richtlijnen van de American Heart Association (AHA)
• Bepaal of het noodzakelijk is een definitief vrije voor basic life support.
luchtweg te verkrijgen.
• Controleer op tekenen van ongecontroleerd inwendig
Stel vast of er sprake is van levensbedreigende pulmonale bloedverlies.
letsels. Dergelijke letsels vragen om een snelle identifi-
• Overweeg en controleer het volgende:
catie en onmiddellijke interventie alvorens over te gaan
tot de volgende stap in de primaire onderzoeksfase. Zie ◦◦ Penetrerend letsel van het hart
Hoofdstuk 11: Thorax- en nektrauma voor meer informa- ◦◦ Harttamponade
tie. Voorbeelden van dergelijk letsel zijn:
◦◦ Ruptuur van de grote bloedvaten
• Open pneumothorax
◦◦ Abdominale bloeding
• Spanningspneumothorax
• Fladderthorax Veel voorkomende locaties voor bloedingen bij patiënten
• Hemothorax met traumatisch letsel zijn de thorax, het abdomen, het
bekken, de lange botten, alsook uitwendige bloedingen
C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie van verwondingen of een amputatie. Beoordeling van de
en beheersing van bloedingen) thorax, het abdomen en het bekken kunnen op dit moment
Beoordeling geïndiceerd zijn om de locatie van de bloeding te bepalen.
De belangrijkste beoordelingsparameters die binnen Wanneer er pulsaties voelbaar zijn:
enkele seconden na aankomst van de patiënt belangrijke • Inspecteer:
informatie leveren, zijn het bewustzijnsniveau, de kleur
◦◦ Eventuele uitwendige bloedingen
van de huid en de hartslag. De kleur van de huid kan
direct bij binnenkomst van de patiënt in de traumakamer ◦◦ Kleur van de huid
met een observatie worden beoordeeld. Het gebruik • Palpeer:
van AVPU kan de mate van bewustzijn verduidelijken
◦◦ Centrale pulsaties
en helpen bij het bepalen of het initial assessment kan
worden voortgezet als ABC of moet worden aangepast ··Pulsatiesdie sterk en regelmatig zijn met een
tot <C>ABC om bloedverlies te beheersen. Tijdens normale snelheid kunnen op normovolemie
de primaire onderzoeksfase wordt de circulatie eerst duiden.
beoordeeld op de kans op bloedverlies in het abdomen ··Een snelle, slepende pols kan op hypovolemie
en bekken bij elke patiënt die een stomp trauma heeft duiden. Een onregelmatige pols kan een voorbode
opgelopen. In die gevallen kan er direct een abdominaal zijn van een mogelijke cardiale disfunctie.

TNCC • Zevende druk 33


◦◦ Temperatuur en vochtigheid van de huid Grijp in wanneer het gaat om levensbedreigende situaties:
• Bereid een spoedthoracotomie voor als dit is geïndi-
Wanneer er pulsaties aanwezig zijn, maar de circulatie ceerd en assisteer hierbij.
niet effectief is: • Bereid een pericardiosynthese voor om een harttam-
• Controleer onmiddellijk op tekenen van ongecontro- ponade te verlichten als dit is geïndiceerd en assisteer
leerde inwendige bloedingen. hierbij zo nodig.
• Wanneer de patiënt een ineffectieve circulatie heeft, • Wees erop voorbereid om de patiënt snel naar de
moet worden gedacht aan locaties voor bloedingen operatiekamer over te plaatsen.
vaak voorkomen, zoals de thorax, het abdomen en het
bekken. Volumesuppletie
De standaardbehandeling van hypotensie bij trauma-
Interventies patiënten is het infunderen van grote volumes infuus-
Controleer en behandel ongecontroleerde uitwendige vloeistof. Recent onderzoek heeft geresulteerd in een
bloedingen als volgt: andere benadering. Hierbij moet worden opgemerkt dat
• Oefen directe druk uit op de locatie. het vermogen van het lichaam om stolsels te vormen
• Til een bloedende extremiteit op. verstoord kan raken door een verhoogde bloeddruk,
• Oefen druk uit op arteriële bloedingen. wat bloedingen tot gevolg kan hebben. Daarnaast leiden
grote volumes vloeistof tot een verdunningscoagulopathie
• Overweeg het gebruik van een bekkenstabilisator die metabole acidose verergert en hypothermie kan
wanneer een instabiele bekkenfractuur wordt ver- veroorzaken.
moed.
• Overweeg het gebruik van een tourniquet. Voor vloeistofsuppletie wordt nu een componentbehande-
(Zie Hoofdstuk 7: Shock voor meer informatie.) ling voorgesteld ter vervanging van vocht- en bloed-
• Wanneer de patiënt verschijnselen van een bloeding verlies van de patiënt, waaronder het toedienen van rode
vertoont, moet een ander teamlid, zonder het initial bloedcellen, plasma en trombocyten. Deze evenwichtige
assessment te onderbreken, een bloeddrukmeting benadering van de traumazorg omvat een massale trans-
verrichten om een uitgangswaarde te verkrijgen en de fusie zodat de zuurstoftoediening optimaal wordt, acidose
trend te vervolgen. gecorrigeerd wordt, coagulopathie voorkomen wordt en
schadebeperkende chirurgie uitgevoerd kan worden.
Breng twee groot lumen-infuusnaalden in, in twee grote Zie Hoofdstuk 7: Shock voor meer informatie.
bloedvaten:
• Wanneer er niet snel genoeg veneuze toegang kan D–Disability (Neurologische status)
Beoordeling
worden verkregen, kun je denken aan intraossale
De Glasgow Coma Scale (GCS) is een gestandaardiseerde
(IO) of centrale veneuze toegang, afhankelijk van de
methode om het bewustzijnsniveau te beoordelen. Ook
middelen die voorhanden zijn.
dient het als een uitstekend communicatiemiddel voor
• Neem een bloedmonster af voor typering en kruis- leden van het traumateam om objectieve informatie door
proef. te geven. De scores variëren van 3 (diepe bewusteloos-
• Start een infuus met een warme isotone crystalloïde heid) tot 15 (een patiënt die alert is, normaal converseert
oplossing. en opdrachten kan uitvoeren).
• Gebruik een bloedtoedieningslijn en een normale
De enige beperking van de GCS bestaat erin dat het geen
fysiologische zoutoplossing (NaCl 0,9%) om even-
nauwkeurige beoordeling is van patiënten die geïntubeerd
tuele bloedtoediening mogelijk te maken.
of afatisch zijn en niet op verbale opdrachten kunnen
• Ga na of het nodig is specifiekere resuscitatiehulp- reageren. Toch is dit nog de klinische standaard waarmee
middelen te gebruiken. (Zie Hoofdstuk 7: Shock voor nieuwe scores worden vergeleken en wordt deze alom
meer informatie.) gebruikt door nooddiensten en traumateams, medische
• Dien volgens voorschrift bloed of bloedproducten toe. en chirurgische intensivecareafdelingen en prehospitale
zorgverleners. Bepaal de GCS-score na aankomst van de
• Gebruik een rapid infuser volgens het protocol van de
patiënt en herhaal dit conform het beleid. Een trendana-
instelling.
lyse van de GCS is belangrijk om een verslechterde of
verbeterde neurologische functie te detecteren.

34 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


Zie Hoofdstuk 9: Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma Hypothermie is in combinatie met hypotensie en acidose
voor meer informatie. mogelijk fataal voor de gewonde patiënt. Deze beoorde-
Beoordeel de pupillen op gelijkheid, vorm en reactiviteit lingsparameter is met opzet in de primaire onderzoeksfase
(PERRL: assessment pupils for equality and reactivity). geplaatst om er zeker van te zijn dat er agressieve maat-
regelen worden genomen om het verlies van lichaams-
Interventies warmte te voorkomen.
• Bepaal of er een CT-scan (Computed Tomography)
van het hoofd nodig is. Ga ervan uit dat verande- F–Full set of vital signs and Family presence (Volledige
ringen in het bewustzijnsniveau het resultaat zijn set van vitale functies en aanwezigheid van de familie)
van een CZS-letsel, tot anders wordt bewezen. Zie Volledige set van vitale functies
Hoofdstuk 9: Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma Om de effectiviteit van de traumazorg te bewaken, moeten
voor meer informatie. de vitale functies, waaronder de bloeddruk, hartslag, adem-
haling en temperatuur, regelmatig worden gecontroleerd.
• Overweeg een ABG te bepalen. Een verlaagd
bewustzijnsniveau kan een indicator zijn van een Aanwezigheid van de familie
verminderde cerebrale perfusie, hypoventilatie of Laat de familie zo snel mogelijk bij de patiënt zodra
zuur-base-evenwicht. er een lid van het traumateam beschikbaar is dat als
• Overweeg een bedside-glucosebepaling. aanspreekpunt voor de familie kan fungeren. Wanneer een
Hypoglykemie en alcohol, of een andere substantie, sociaal werker of geestelijk verzorger deel uitmaakt van
kunnen een rol spelen in de neurologische status het team, kan hij of zij deze rol vervullen. Eerlijkheid,
van de patiënt, maar moeten worden uitgesloten als begrip en een zorgzame benadering zijn belangrijk bij het
primaire oorzaak. contact met de familie en vrienden van de patiënt, omdat
dit een stressvolle tijd kan zijn. Houd factoren als leeftijd,
E–Exposure and Environmental control (Ontkleden en etniciteit, culturele achtergrond en religie van de patiënt
controleren van de omgeving) in het achterhoofd tijdens het contact met de familie.
Beoordeling
• Ontkleed de patiënt zorgvuldig en volledig om een Het is bekend dat patiënten tijdens de traumaopvang
grondige beoordeling te kunnen uitvoeren. Doe graag hun familieleden bij zich hebben. Ook zijn er sterke
dit voorzichtig. Er kunnen namelijk naalden, glas- aanwijzingen dat familieleden de keuze willen hebben om
scherven, wapens of andere scherpe voorwerpen in de aanwezig te kunnen zijn tijdens invasieve procedures en
kleding zitten. de traumaopvang van een familielid. De ENA (Emergency
• Inspecteer ongecontroleerd bloedverlies en bepaal Nurses Association) en diverse andere professionele
snel of er duidelijk letsel aanwezig is. organisaties staan achter de keuze om familieleden tijdens
de traumaopvang aanwezig te laten zijn.
Interventies
• Wanneer kleding eventueel als bewijsmateriaal moet Sommige zorgverleners hebben mogelijk vraagtekens bij
dienen, moet dit volgens het beleid van de instelling de aanwezigheid van familie tijdens de traumaopvang en
worden bewaard. Knip om vermoedelijk bewijs- invasieve procedures, maar familieleden moeten niet als
materiaal heen en stop de kleding in een papieren complicatie worden beschouwd, maar als een verleng-
zak. Zorg dat kleding en ander materiaal volgens de stuk van de patiënt. Aanwezig zijn op het moment van
richtlijnen bewaard worden. De zorg voor de patiënt overlijden wordt beschouwd als privilege en leden van
krijgt altijd prioriteit boven het veiligstellen van het traumateam worden aangemoedigd de familieleden
bewijsmateriaal. Zie Hoofdstuk 20: Speciale popu- van de patiënt te laten delen in dit privilege, uiteraard in
laties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld voor overeenstemming met de wensen van de patiënt en de
meer informatie. familie.
• Houd de lichaamstemperatuur als volgt op peil:
G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken
◦◦ Dek de patiënt toe met warme dekens. en interventies)
◦◦ Houd de omgevingstemperatuur hoog. Gebruik LMNOP als richtlijn voor aanvullende inter-
venties:
◦◦ Dien warme infuusvloeistoffen toe.
• L–Laboratory studies (Laboratoriumonderzoek)
◦◦ Gebruik luchtverwarmers. arterieel bloedgas (ABG) en in sommige gevallen
◦◦ Gebruik warmtestralers. veneuze bloedgassen en afname van een bloed-
monster voor bloedgroepbepaling en een kruisproef.

TNCC • Zevende druk 35


◦◦ Lactaat is een uitstekende maat voor weefselperfusie. metabolisme van kooldioxide. Normale waarden
··Een hoge concentratie wordt in verband gebracht liggen tussen 35 en 45 mmHg.
met hypoperfusie. • P–Pain assessment and management (Pijnbeoordeling
··Een lactaatconcentratie van meer dan 2 tot en -bestrijding):
4 mmol/l wordt in verband gebracht met een ◦◦ De beoordeling en bestrijding van ernstige pijn
slecht resultaat. vormen een belangrijk onderdeel van de behande-
◦◦ Met een ABG worden de zuurstof, CO2 en het ling van traumapatiënten om het de patiënt zo
baseoverschot bepaald. Deze zijn representatief voor comfortabel mogelijk te maken en ademhalings-
de eindpuntmetingen van de effectiviteit van celper- depressie te voorkomen.
fusie, de kwaliteit van de ademhaling en het succes ◦◦ Veel verwondingen kunnen het leven van zowel de
van de traumazorg. patiënt als zijn of haar familie ingrijpend wijzigen,
··Een afwijkend basetekort kan duiden op een dus is het van groot belang dat het traumateam ook
slechte perfusie en weefselhypoxie met als gevolg de nodige spirituele en psychosociale ondersteuning
dat er waterstofionen worden aangemaakt en verleent. Zie Hoofdstuk 8: Pijn voor aanvullende
metabole acidose ontstaat. informatie.
··Een basetekort van minder dan -6 wordt in
verband gebracht met een slecht resultaat. Herbeoordeling
Röntgenopnamen
• M–Monitor cardiac rhythm and rate (Bewaking hart-
In deze fase van de traumazorg kunnen een anterior-
ritme en -frequentie): Vergelijk de pols van de patiënt
posterior röntgenopname van de borst en een röntgen-
met het monitorritme. Aritmieën, zoals premature
opname van het bekken worden gemaakt. Deze onder-
ventriculaire contracties (PVC’s), atriumfibrilleren
zoeken vinden plaats in de traumakamer en kunnen helpen
of ST-segmentveranderingen, kunnen duiden op een
bij het identificeren van mogelijke en potentieel levens-
stomp cardiaal trauma. Polsloze elektrische activiteit
bedreigende letsels, zoals een pneumothorax of een
(PEA) kan duiden op een harttamponade, spannings-
bekkenfractuur met ongecontroleerd inwendig bloed-
pneumothorax of een ernstige hypovolemie.
verlies. Een röntgenopname kan ook helpen bij het
• N–Naso- or orogastric tube consideration (Overweeg bevestigen van de plaatsing van een endotracheale tube,
het inbrengen van een maagsonde nasaal or oraal een thoraxdrain en een maagsonde.
ingebracht): Door een maagsonde in te brengen kan de
maaginhoud worden afgezogen en kan maagdilatatie Overweeg de noodzaak tot overplaatsing van de
worden verminderd. Hierdoor kunnen de longen zich patiënt
beter vullen en wordt braken en/of aspiratie voor- De leider van het traumateam verzamelt essentiële infor-
komen. Wanneer aangezichtsfracturen of hoofdletsel matie tijdens de primaire onderzoeksfase en de trauma-
worden vermoed, heeft de orale route de voorkeur. zorgfase, waaruit kan blijken wat de noodzaak is om de
Zorg voor stabilisatie van de cervicale wervelkolom patiënt over te plaatsen naar een ander centrum.
en voor uitzuigapparatuur binnen handbereik. De teamleider delegeert de eerste stappen om de directe
• O–Oxygenation and ventilation analysis (Beoordeling overplaatsing te regelen en gaat zelf verder met de beoor-
van de beademingsstatus): deling en de traumazorg. Volg de richtlijnen van de instel-
◦◦ Pulsoxymetrie detecteert veranderingen in de ling om contact op te nemen met het juiste centrum dat de
oxygenatie die klinisch niet goed waarneembaar capaciteiten heeft om de ernstig zieke patiënt te verzorgen.
zijn. Dit is een niet-invasieve methode waarbij de Zie Hoofdstuk 23: Overdracht van de traumapatiënt voor
zuurstofsaturatie (SpO2) van arterieel bloed of het meer informatie.
percentage gebonden hemoglobine wordt gemeten.
Een pulsoxymetriewaarde van 95% of hoger wordt Secundaire onderzoeksfase
beschouwd als overtuigend bewijs dat de perifere De secundaire onderzoeksfase (HI) begint nadat de
arteriële oxygenatie voldoende is. Een nauwkeurige primaire onderzoeksfase (ABCDE) is afgerond, na aan-
meting is wel afhankelijk van een voldoende vang van de levensreddende handelingen, zodra de vitale
perifere perfusie. Oxymetrie is een meting van de functies zich hebben gestabiliseerd en na overweging om
zuurstofsaturatie en is geen bewijs voor ademhaling. aanvullende interventies (FG) in te zetten.
◦◦ ETCO2-bewaking (of capnografie) levert directe
informatie op over de ademhaling, perfusie en het

36 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


H–History (Anamnese) • Zwangerschapsduur van meer dan 20 weken:
De conditie van de patiënt wordt in belangrijke mate Vraag snel een obstetrisch consult aan.
beïnvloed door het ongevalsmechanisme. Bepaalde letsels
kunnen worden voorspeld op basis van de richting van en H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
de hoeveelheid energie achter het ongevalsmechanisme. onderzoek)
Zie Hoofdstuk 4: Biomechanica, kinematica en ongevals- In deze fase wordt een volledig lichamelijk onderzoek
mechanismen voor meer informatie. Een aanvulling op de uitgevoerd en gedocumenteerd. Deze informatie verkrijg
voorgeschiedenis omvat het volgende: je voornamelijk door middel van inspectie, auscultatie
• Dit ezelsbruggetje geldt voor het preziekenhuis- en palpatie. In een rumoerige traumakamer kan percussie
verslag: lastig zijn en in sommige gevallen moet dit vervangen
worden door een FAST-onderzoek. Voer de hieronder
◦◦ Mechanism of Injury: Ongevalsmechanisme
beschreven procedure op systematische wijze uit. Begin
◦◦ Injuries sustained: Opgelopen letsels bij het hoofd van de patiënt richting de onderste extremi-
◦◦ Signs and symptoms (in the field): Verschijnselen en teiten en ga daarna verder met de achterzijde om alle
symptomen (ter plaatse) letsels te kunnen identificeren.
◦◦ Treatment (in the field): Behandeling (ter plaatse)— Algemene indruk
kan als leidraad dienen. Controleer de positie en houding van de patiënt en of er
• Voorgeschiedenis van de patiënt: Wanneer de familie sprake is van een mogelijk beschermende houding die de
van de patiënt aanwezig is, kun je hen om input patiënt zelf heeft aangenomen. Controleer op stijfheid,
vragen met betrekking tot de traumatische gebeurtenis rigiditeit of slapheid van ledematen. Noteer eventuele
en de voorgeschiedenis van de patiënt. Wanneer de geuren, zoals alcohol, benzine of andere chemische
patiënt aanspreekbaar is, kan de traumaverpleeg- stoffen. Specifieke aspecten kunnen het traumateam
kundige vragen stellen om het bewustzijnsniveau attenderen op letsel (verkorting en rotatie van een been
van de patiënt te kunnen beoordelen en de pijn- en kan duiden op een heupfractuur).
letselgebieden te kunnen identificeren. In het
SAMPLE-schema worden belangrijke aspecten uit de Hoofd en gezicht
voorgeschiedenis van de patiënt benadrukt: • Wekedelenletsel
◦◦ Symptoms associated with the injury: Symptomen • Inspecteer:
die samenhangen met het letsel ◦◦ Letsels, punctiewonden, schaafwonden, kneuzingen,
◦◦ Allergies and tetanus status: Allergieën en tetanus- oedeem, ecchymose of doorboring door een voor-
status werp.
◦◦ Medications currently used, including anticoagulant • Palpeer:
therapy: Huidig geneesmiddelengebruik, inclusief ◦◦ Gevoelige gebieden, trapje in het bot en crepitaties.
antistollingsmiddelen
• Botdeformaties
◦◦ Past medical history (include hospitalizations and/
◦◦ Inspecteer:
or surgeries): Medische voorgeschiedenis (inclusief
ziekenhuisopnamen en/of operaties) ··Asymmetrie van de gezichtsuitdrukking.
◦◦ Last oral intake: Laatste orale inname ··Blootliggend weefsel of bot dat kan duiden op een
verstoring van het centrale zenuwstelsel (hersen-
◦◦ Events and Environmental factors related to
weefsel).
the injury: Gebeurtenissen en omgevingsfactoren
die hebben bijgedragen aan het letsel ◦◦ Palpeer:
··Deukjes.
Comorbide factoren zijn reeds bestaande condities
··Hoeken.
waardoor de patiënt meer risico loopt op complicaties in
verband met het letsel. Dergelijke condities zijn: ··Gevoeligheid.
• Een hogere leeftijd: Het risico op letsel of overlijden
neemt toe vanaf 55 jaar. Ogen
• Bepaal grofweg de visus door vingers op te steken
• Brandwonden: Patiënten met brandwonden moeten
en de patiënt te vragen hoeveel vingers je opsteekt.
mogelijk sneller worden overgeplaatst naar een
Kijk of de patiënt een bril of contactlenzen draagt en
brandwondencentrum.
verwijder deze voordat oedeem ontstaat.

TNCC • Zevende druk 37


• Inspecteer: onderzoek letsel is uitgesloten. De afwezigheid van
◦◦ De grootte, vorm en gelijkheid en reactiviteit op neurologische afwijkingen sluit een CSI niet uit.
licht van de pupillen. Zie Hoofdstuk 13: Trauma van het ruggenmerg en de
wervelkolom voor meer informatie.
◦◦ De spierfunctie door de patiënt te vragen een • Inspecteer:
bewegende vinger in de zes belangrijke richtingen
te volgen. ◦◦ Tekenen van penetrerend of oppervlakkig trauma,
inclusief de aanwezigheid van doorboring door een
Oren voorwerp, kneuzingen, oedeem of open wonden.
• Inspecteer:
◦◦ De positie van de trachea en het uiterlijk van de
◦◦ Ongewone afvloed, zoals bloed, of helder vocht uit venae jugularis.
het uitwendige oor.
• Palpeer:
◦◦ Verbind het oor niet omdat er ook liquor kan lekken.
Door het oor af te dekken, kan de intracraniale druk ◦◦ Tracheale afwijkingen.
oplopen. ◦◦ Subcutaan emfyseem en gebieden met een
◦◦ Test otorroe (uitvloeiing uit de gehoorgang) op verhoogde gevoeligheid.
liquor.
Thorax
··β -transferrine: Voor deze test moet vloeistof naar
2 • Inspecteer:
het laboratorium worden gestuurd. Dit wordt
beschouwd als de gouden norm voor het identifi- ◦◦ Aanwezigheid van spontane ademhaling.
ceren van liquorotorroe of rinorroe (vloeistof uit ◦◦ Ademhalingsfrequentie, diepte van de ademhaling
de neus). en mate van de inspanning die nodig is om adem
◦◦ De halo-test en glucosetest kunnen snel worden te halen, gebruik van hulpspieren of buikspieren en
uitgevoerd en geven een algemene aanwijzing paradoxale borstbeweging.
voor een vermoedelijk liquorlek. Zie Hoofdstuk 9: ◦◦ Voorzijde en zijkant van de thorax, inclusief de
Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma voor meer oksels, op letsels, punctiewonden, schaafwonden,
informatie. kneuzingen, afscheuringen, ecchymose, oedeem,
◦◦ Ecchymose achter het oor (battle sign, ontwikkelt doorboring door een voorwerp en littekens die
zich meestal later). kunnen duiden op eerdere thoraxchirurgie.

◦◦ Avulsie of letsel van het oor. ◦◦ Expansie en excursie van de thorax tijdens de
ademhaling.
··Om dit te herstellen is vaak de expertise van een
plastisch chirurg vereist. ◦◦ Gezichtsuitdrukkingen of reacties die tijdens het
in- en uitademen op pijn kunnen duiden (grimas).
Neus
• Inspecteer: • Ausculteer:
◦◦ Ongewone afvloed, zoals bloed of een heldere ◦◦ Longgeluiden, de aanwezigheid van extra geluiden,
vloeistof. zoals piepen of knisperen.
··Stop de neus niet op omdat er ook cerebrospinale ◦◦ Harttonen, ruis, pleurawrijven of gedempte hart-
vloeistof (liquor) kan lekken en door de neus af te tonen.
dekken, kan de intracraniale druk oplopen. • Palpeer:
◦◦ Test de rinorroe op liquor. ◦◦ Verschijnselen van subcutaan emfyseem.
◦◦ Wanneer er liquor wordt vermoed, moet de arts ◦◦ Crepitaties of botdeformaties (trapjes of gevoelige
worden geïnformeerd en mag er geen maagsonde plaatsen) in de schouderbladen, het sternum en de
worden ingebracht. ribben.
◦◦ Controleer de positie van het neusseptum.
Abdomen/flanken
Hals en cervicale wervelkolom • Inspecteer:
Ga ervan uit dat patiënten met een aangezichts- of hoofd- ◦◦ Letsels, punctiewonden, schaafwonden, kneuzingen,
letsel ook instabiel letsel van de cervicale wervelkolom afscheuringen, ecchymose, oedeem, doorboring
kunnen hebben (fractuur en/of ligamentletsel). Immobi- van voorwerpen en littekens die kunnen duiden op
liseer de cervicale wervelkolom tot op basis van grondig eerdere operaties van het abdomen.

38 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


◦◦ Evisceratie. • De noodzaak een nauwkeurige input en output te
◦◦ Een opgezette buik. bepalen bij een patiënt die geen urinaal of po kan
gebruiken
• Ausculteer:
• Spoedeisende operatie of ernstig trauma
◦◦ De aan- of afwezigheid van darmgeluiden.
• Urologische procedures of blaasspoeling
• Palpeer:
• Comfort voor de terminale patiënt
◦◦ Rigiditeit, beschermende houding, massa’s en
gevoelige gebieden in alle vier abdominale kwa- Het inbrengen van een urinekatheter is gecontra-indiceerd
dranten. wanneer een urethratransectie wordt vermoed. Verschijn-
··Begin met lichte palpatie in een gebied waar de selen en symptomen van urethraletsel zijn:
patiënt geen pijn aangeeft of waar er geen duide- • Bloed bij de uitgang van de urethrale meatus
lijk letsel is. • Perineale ecchymose
Bekken/perineum • Scrotale ecchymose
• Inspecteer: • Hooggelegen of niet-voelbare prostaat
◦◦ Letsels, punctiewonden, schaafwonden, kneuzingen, • Vermoeden van bekkenfractuur
oedeem, ecchymose of doorboring van voorwerpen
en littekens. Extremiteiten
◦◦ Botdeformaties of blootliggend bot. Bij het beoordelen van de extremiteiten moet ook de
neurovasculaire status worden beoordeeld, inclusief de
◦◦ Bloed bij de uitgang van de urethra (vaker bij circulatie, motorische functie en sensibiliteit.
mannen dan vrouwen vanwege de extraperitoneale • Inspecteer:
positie van de urethra), vagina en rectum.
◦◦ Wekedelenletsel
◦◦ Priapisme.
··Bloeding
◦◦ Pijn en/of aandrang, maar niet in staat te plassen.
··Aanwezigheid van letsels, schaafwonden, kneu-
◦◦ Hematoom van het scrotum/de labia. zingen, avulsies, punctiewonden, doorboring van
• Palpeer: voorwerpen, ecchymose, oedeem, deformiteit en
open wonden
◦◦ Instabiliteit van het bekken door zacht neerwaarts en
mediaal op de iliacale zijden te drukken. ◦◦ Botletsels
◦◦ Instabiliteit van het bekken door zacht op de sym- ··Hoekvorming, misvorming en open wonden met
fyse te drukken. aanwijzingen voor uitstekende botfragmenten, of
oedeem
De urineproductie is een maat voor de perfusie van ◦◦ Eerder aangebrachte spalken: Laat deze zitten als
organen en wordt als een goede indicator beschouwd deze goed zijn aangebracht en de neurovasculaire
van de volumestatus van de patiënt. Een continue of functie intact is.
frequente bewaking wordt bij voorkeur uitgevoerd met
een verblijfskatheter. Mede op basis van de indicaties en ◦◦ Kleur van de huid
contra-indicaties moet de conditie van de patiënt echter ◦◦ Aanwezigheid van dialysekatheters, perifeer
wel worden beoordeeld om de noodzaak te bepalen een ingebrachte centrale katheters (PICC) of andere
urinekatheter in te brengen. Urineweginfecties in de aanwijzingen voor een complexe medische voor-
zorgsetting worden vooral in verband gebracht met de geschiedenis
aanwezigheid van een verblijfskatheter. Voorafgaand aan • Palpeer:
plaatsing moeten andere methoden worden overwogen.
◦◦ Circulatie
Goede indicaties voor het inbrengen van een urinekatheter ··Temperatuur en vochtigheid van de huid
zijn: ··Pulsaties
• Urine-obstructie of retentie
¸¸Vergelijk altijd beide zijden met elkaar om even-
• Wijziging in bloeddruk of volumestatus tuele verschillen in de kwaliteit van de pulsaties
vast te stellen.

TNCC • Zevende druk 39


¸¸ Pulsaties bij de femoralis, poplitea, dorsale ◦◦ Deformiteit en gevoelige gebieden langs de
pedis en tibialis posterior in de onderste extre- posterieure oppervlakken, inclusief de flanken.
miteiten, de brachiale en radiale pulsaties in de • Voer een rectaal onderzoek uit.
bovenste extremiteiten.
◦◦ Een rectaal onderzoek wordt normaal gesproken
◦◦ Botletsel tijdens de secundaire onderzoeksfase door een arts
··Crepitaties uitgevoerd. Eventueel kan aan de aanspreekbare
··Deformiteit en gevoelige gebieden patiënt worden gevraagd de billen samen te knijpen
om de ruggenmergfunctie te te kunnen beoordelen.
◦◦ Sensibiliteit Beoordeel de volgende parameters:
··Bepaal of de patiënt in alle vier extremiteiten ··Aan- of afwezigheid van de rectale tonus.
gevoel heeft.
··Aanwezigheid van een hooggelegen prostaatklier:
◦◦ Motorische functie Dit kan duiden op een bekkenfractuur.
··Controleer
de aan- of afwezigheid van spontane • Streef ernaar de patiënt zo snel mogelijk van de
bewegingen in de extremiteiten. fixatieplank af te halen wanneer er geen sprake is van
··Bepaal de motorische kracht en het bewegings- contra-indicaties.
bereik in alle vier extremiteiten.
··Test of de kracht in de beiderzijdse extremiteiten Aanvullend onderzoek
gelijk is. Na afronding van de secundaire onderzoeksfase kun je
aanvragen verwachten voor aanvullende diagnostische
I–Inspect posterior surfaces (Inspectie van de rug) onderzoeken en interventies voor het identificeren van
• Handhaaf de bescherming van de cervicale wervel- specifieke letsels. Dit zijn onder andere:
kolom. • Aanvullende laboratoriumonderzoeken
• Ondersteun de extremiteiten met vermoede letsels. • Radiologische beeldvorming
• Logroll de patiënt met hulp van leden van het trauma- ◦◦ Röntgenopnamen
team.
◦◦ CT-scans
◦◦ De teamleider staat aan het hoofdeinde en stuurt het
team aan om de patiënt gelijktijdig om te draaien. ◦◦ Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI)
◦◦ Andere teamleden houden de romp, heupen en • Wondverzorging
onderste extremiteiten vast. • Aanbrengen van spalken
◦◦ Hierdoor blijft de verticale wervelkolom tijdens het • Aanbrengen van tractiehulpmiddelen
draaien in één lijn. • Toedienen van tetanusprofylaxe
◦◦ Voor zover dat mogelijk is, moet je voorkomen • Toedienen van geneesmiddelen
dat je de patiënt naar de zijde met een aangedane
extremiteit rolt. De patiënt wordt van de onder- ◦◦ Antibiotica
zoeker af gedraaid zodat de rug, de flanken, de ◦◦ Pijnmedicatie
billen en de dijbenen visueel kunnen worden
◦◦ Sedatie
geïnspecteerd.
◦◦ Neuromusculair blokkerende middelen
◦◦ Zie ‘Nieuwe inzichten’ voor meer informatie.
• Angiografie
• Inspecteer:
• Contrast-urografie en angiografie
◦◦ Aanwezigheid van bloed in of rond het rectum.
• Bronchoscopie of oesofagoscopie
◦◦ Letsels, punctiewonden, schaafwonden, kneuzingen,
oedeem, ecchymose of doorboring van voorwerpen • Voorbereiding voor de operatiekamer
en littekens. • Voorbereiding voor opname of overplaatsing
• Palpeer:
Voor deze procedures kan het nodig zijn de patiënt te
◦◦ Deformiteit en gevoelige gebieden langs de wervel- verplaatsen buiten de SEH. Daarom moeten er tijdens het
kolom, inclusief de costovertebrale hoeken. transport voldoende ervaren personeelsleden, de nood-
zakelijke medicatie en apparatuur voorhanden zijn.

40 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


Idealiter worden deze procedures pas uitgevoerd als de Dit besluit wordt gebaseerd op een medisch oordeel.
patiënt hemodynamisch stabiel is. Letsels die tijdens de Uit bewijs is gebleken dat er betere traumaresultaten
primaire en secundaire onderzoeksfasen worden vastge- worden verkregen als patiënten in kritieke toestand in
steld, worden voortdurend opnieuw beoordeeld, samen traumacentra worden verzorgd.
met de pijn en de respons op de analgetica.
Nieuwe inzichten
Verder moet rekening worden gehouden met het volgende:
• Documentatie: Van de traumaverpleegkundige ver- Zoals de wetenschap en kennis van traumazorg zich
wacht men een zorgvuldige en nauwkeurige documen- blijven ontwikkelen, zo worden ook de middelen om de
tatie van de beoordeling, interventies, traumazorg en resultaten voor de patiënt te optimaliseren voortdurend
de respons van de patiënt. uitgetest en verbeterd. Er worden bewijzen getest en
herhaald en nieuwe zorgstandaarden worden in de praktijk
• Steun voor de familie: De traumaverpleegkundige die gebracht. Deze paragraaf gaat wat dieper in op de bewijs-
de eerste verantwoordelijkheid heeft voor de patiënt voering en het mogelijke belang daarvan voor de zorg
kan meehelpen met de voortdurende psychosociale voor traumapatiënten. Wat betreft het initial assessment
ondersteuning van de patiënt én de familie. Door wordt het gebruik van computerondersteunde besluit-
samen te werken met het aanspreekpunt van de familie vorming en logrolling besproken.
kan worden voldaan aan de behoeften en informatie
worden gedeeld. Laat voor zover mogelijk de familie Computerondersteunde besluitvorming in de trauma-
bij de patiënt blijven en geef hun voldoende tijd om
zorg
vragen te stellen.
Een Level I-traumacentrum in Melbourne, Australië, heeft
de werkzaamheid van op bewijs gebaseerde algoritmen
Herbeoordeling en posttraumazorg voor traumamanagement tijdens de eerste 30 minuten van
De traumaverpleegkundige beoordeelt voortdurend de traumazorg bestudeerd. Elke 72 seconden werden er
opnieuw de respons van de patiënt op het letsel en de door de computer gegenereerde opdrachten aangemaakt
effectiviteit van alle interventies. Dit maakt deel uit van voor essentiële besluiten in de besluitvorming. Een door
de herbeoordelingsfase van de traumaopvang en -zorg. computer ondersteunde video controleerde de compliantie
Er wordt beoordeeld of de verwachte resultaten worden met de algoritmes en de foutpercentages werden per
behaald en het behandelplan wordt aangepast om het patiënt bepaald. De onderzoekers zagen dat de compliantie
resultaat van de patiënt te optimaliseren. met het protocol toenam en dat de besluitvorming naar
aanleiding van de door de computer gegenereerde
Parameters van de posttraumazorg die voortdurend opdrachten resulteerde in een verlaging in de morbiditeit
opnieuw worden beoordeeld zijn de volgende: en het aantal fouten in traumamanagement.
• Onderdelen van de primaire onderzoeksfase (ABCDE)
• Vitale functies De patiënt logrollen
Logrollen is de meest gebruikte manoeuvre om de
• Pijn en de respons op pijnmedicatie en rugzijde van de patiënt te inspecteren. Sommigen hebben
niet-farmacologische interventies echter gesuggereerd dat deze procedure kan resulteren
• Alle geïdentificeerde letsels en de effectiviteit in overmatige beweging van patiënten met vermoedelijk
van de behandeling of interventies ruggenmergletsel en hebben er dan ook voor gepleit te
stoppen met deze handeling. Op dit moment wordt deze
Zie Hoofdstuk 24: Posttraumaopvang en -zorg op de bewering niet volledig ondersteund door de bewijzen en
spoedeisende hulp voor meer informatie. blijft de ACS de toepassing van logrolling ondersteunen.
Onderzoek hiernaar is nog bezig.
Uiteindelijke zorg of vervoer
Onder de uiteindelijke zorg valt ook de noodzaak voor
specifieke subspecialistische zorg, zoals neurochirurgie of
orthopedie, bewaking en zorg op een intensivecare-
afdeling (IC) of de noodzaak voor beoordeling en opera-
tieve interventie door een traumachirurg. Het besluit een
patiënt naar een ander centrum over te plaatsen is afhan-
kelijk van het letsel van de patiënt, de faciliteiten van het
ziekenhuis en de vooraf afgesproken overplaatsingsregels.

TNCC • Zevende druk 41


Samenvatting
De aanpak met een initial assessment bij gewonde
patiënten is de essentie van de verpleegkundige trauma-
zorg. Het initial assessment van de traumapatiënt wordt
uitgevoerd aan de hand van een georganiseerd systeem
van beoordelingen, interventies, evaluaties en de uiteinde-
lijke zorg. Essentiële onderdelen hiervan zijn de volgende:
• Voorbereiding en triage
• Primaire onderzoeksfase (ABCDE) met aanvullende
onderzoeken en interventies (FG)
• Herbeoordeling (overwegen om over te plaatsen)
• Secundaire onderzoeksfase (HI) met aanvullend
onderzoek
• Herbeoordeling en posttraumazorg
• Uiteindelijke zorg en overplaatsing

Door deze benadering te volgen bij de zorg voor de


traumapatiënt kunnen traumaverpleegkundigen en
verpleegkundigen op de spoedeisende hulp zich beter
richten op de pathofysiologische respons van de patiënt
op het letsel en zo op proactieve wijze interveniëren met
levensreddende, doelgerichte behandelingen en actuele
managementstrategieën om een optimaal resultaat voor de
traumapatiënt te verkrijgen.

42 Hoofdstuk 5 • Initial assessment


Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en
ademhaling
Diane Gurney, MS, RN, CEN, FAEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Beschrijven van pathofysiologische veranderingen als basis voor de beoordeling van de traumapatiënt met
actuele of potentiële complicaties van de luchtwegen en ademhaling.
2. De beoordeling van de luchtwegen van de traumapatiënt aantonen als verpleegkundige, inclusief cruciale
aspecten van de anatomie en fysiologie.
3. Plannen van de juiste interventies voor de traumapatiënt met actuele of potentiële complicaties van de
luchtwegen en ademhaling.
4. De effectiviteit beoordelen van verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt met actuele of potentiële
complicaties van de luchtwegen en ademhaling.

Inleiding De mond is het secundaire aanvoerkanaal voor


Kennis hebben van de normale anatomie en fysiologie ingeademde lucht (afb. 6-2). De aanwezigheid van
vormt de basis om anatomische stoornissen en zwellingen, bloed, vreemde objecten of de tong kan de
pathofysiologische processen te kunnen begrijpen die het doorgankelijkheid van de bovenste luchtweg in gevaar
gevolg kunnen zijn van een trauma. Voor je dit hoofdstuk brengen en een doelmatige ademhaling verhinderen.
leest, raden we je nadrukkelijk aan het hoofdstuk over Obstructie van de luchtweg door de tong is vooral bij
anatomie en fysiologie door te nemen. Deze stof wordt bewusteloze patiënten een zorg.
niet behandeld tijdens de lessen en niet direct getest, maar
kan dienen als basis voor testvragen en skillbeoordelings- De nasofarynx en orofarynx komen bij elkaar bij de
stappen. schedelbasis en strekken zich uit tot de onderste rand van
het cartilago cricoides. De structuren in de nasofarynx en
orofarynx fungeren als gids om de trachea te lokaliseren
Anatomie en fysiologie van de luchtwegen tijdens het intubatieproces.
Het pulmonale systeem is onderverdeeld in de bovenste
en onderste luchtwegen. De bovenste luchtwegen bestaan De epiglottis, een kraakbeenachtige structuur, ligt boven
uit de neus, mond, farynx, larynx, epiglottis en trachea op de larynx. Deze structuur leidt lucht naar de longen
(afb. 6-1). De onderste luchtwegen bestaan uit de bronchi en leidt vloeistoffen en voedsel tijdens het slikken van de
en longen. Het functionele deel van het pulmonale larynx om naar de oesophagus.
systeem zijn de alveoli.
De larynx is een buisvormig orgaan van kraakbeen die
Bovenste luchtwegen de orofarynx met de trachea verbindt. De primaire functie
De neus is het primaire kanaal om lucht naar de longen is om lucht naar de trachea te laten stromen. De larynx
aan te voeren en bestaat grotendeels uit kraakbeen. Deze is de zwaarst geïnnerveerde zintuiglijke structuur in het
filtert, verwarmt en bevochtigt lucht en geeft het reuk- lichaam (afb. 6-3). De nervus vagus fungeert als de
vermogen via de N. Olfactorius. De buitenste neusholten primaire parasympathetische zenuw. Daarom kan
zijn bedekt met grove haren die stof en andere deeltjes stimulering van de larynx tijdens intubatie het
filteren. Het slijmvlies in de neusholte bevat kleine bloed- parasympatische zenuwstelsel activeren, wat resulteert
vaten en zorgt voor warmte en vocht. De bloedtoevoer in een bradycardie, bronchiale vasoconstrictie en een
naar de neus is afkomstig van de interne en externe verhoogde intracraniële druk (ICP). Dit fenomeen staat
halsslagaders. bekend als de vagale reactie op laryngoscopie en intubatie.

TNCC • Zevende druk 43


Afbeelding 6-1. Bovenste luchtwegen

Afbeelding 6-2. Structuren in de mond

44 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


Afbeelding 6-3. Innervatie van de larynx (het strottehoofd) met de nervus vagus
(de zwervende zenuw)

Afbeelding 6-4. Voorste cervicale anatomie van de larynx (het strottehoofd) en de trachea
(de luchtpijp)

TNCC • Zevende druk 45


Onder de larynx zit het cricothyroïde membraan Door de uitwendige tussenribspieren gaat de ribbenkast
(afb. 6-4) dat zich uitstrekt van het bovenste oppervlak omhoog, vergroot de voor-achterwaartse diameter van de
van het cartilago cricoides tot de binnenste rand van de borstholte en zetten de longen uit. Andersom verkleint
adamsappel. Het cricothyroïde membraan is ongeveer de voor-achterwaartse diameter als de inwendige
10 mm lang en 22 mm breed. Bij vrouwen is de nek tussenribspieren samentrekken, wat de passieve
relatief kleiner en bevindt het cartilago cricoide zich iets uitademing van de longen mogelijk maakt. De musculus
hoger dan bij mannen. sternocleidomastoideus, de musculus scalenus en de
hulpademhalingsspieren tillen het sternum naar de hoogte
De trachea begint aan de binnenste rand van het kraakbeen van de eerste twee ribben. Andere hulpspieren die tijdens
en wordt ook geïnnerveerd door de nervus vagus. Deze het uitademen worden gebruikt, zijn de interne intercostale
heeft bij de volwassen patiënt doorgaans een diameter van en de abdominale spieren.
9 tot 15 mm en een lengte van 11 tot 13 cm.
Diffusie
Onderste luchtwegen Bij diffusie bereikt lucht die de longen ingaat de alveoli
De onderste luchtwegen bevinden zich in de borstkas en gaat zuurstof de bloedbaan in via de haarvaten in de
en bevatten de bronchi en de longen. De bronchi en de longen. Kooldioxide (CO2) gaat van het bloed naar de
bronchioli voeren verse lucht aan naar de alveoli, waar alveoli en wordt dan uitgeademd. Dit passieve proces
gasuitwisseling plaatsvindt. vereist geen energie of inspanning van het lichaam.

Het mediastinum, de ruimte tussen de longen, grenst Perfusie


anterieur aan het sternum, posterieur aan de twaalf borst- De bloedsomloop is de koppeling tussen zuurstof in de
wervels en inferieur aan het diafragma. lucht en zuurstof in de cellen van het lichaam. Tijdens
In het mediastinum bevinden zich het hart, de thoracale perfusie stroomt bloed van het hart naar de longen, waar
aorta, de nervus vagus, de nervus phrenicus, de vena het van zuurstof wordt voorzien. Vervolgens wordt het
cava inferior en superior en andere vasculaire structuren naar de cellen in de rest van het lichaam vervoerd. Dit
(zie Hoofdstuk 11: Thorax- en nektrauma voor meer proces hangt af van de doelmatigheid van het volgende:
informatie). De basis van elke long rust tegen het • Doorgankelijkheid van de luchtweg
diafragma. De apex van elke long strekt zich ongeveer • Ademhalingsinspanning
4 cm uit boven waar het sleutelbeen en het sternum bij • Gasuitwisseling in de alveoli
elkaar komen.
• Hemoglobine om zuurstof te vervoeren
Fysiologie • Bloeddruk, een functie van zowel vasculair volume
Er zijn drie processen waarmee zuurstof van de lucht naar als cardiale contractiliteit, in de bloedsomloop om
de longen en de bloedsomloop wordt overgebracht. Deze bloed naar de cellen te vervoeren
omvatten het volgende:
• De ademhaling is de luchtstroom in en uit de longen. Introductie
• Diffusie is de passieve beweging van gassen. De eerste prioriteit bij de behandeling van een
uit een gebied met een hoge concentratie naar een traumapatiënt is zorgen voor een open, beschermde,
gebied met een lagere concentratie. onbelemmerde luchtweg en nagaan of er een effectieve
• Perfusie is de beweging van bloed van en naar ademhaling is om hypoxemie en de schadelijke
de longen om zuurstof te leveren aan het gehele gevolgen daarvan te voorkomen. Kennis van de
lichaam. behandeling van luchtwegen en de ademhaling kan de
traumaverpleegkundige het begrip en de vaardigheden
Ademhaling bieden voor de ondersteuning van weefselperfusie, wat
De ademhaling begint met het inhaleren van lucht via celafbraak, orgaanfalen en sterfte kan voorkomen.
de bovenste luchtwegen. Het is een dynamisch proces.
De hersenstam geeft de keelspieren signalen om tijdens
het inhaleren open te gaan. Tijdens de inademing trekt
het diafragma samen en wordt het plat, waardoor de
thorax groter wordt en uitzet tot in de tiende of twaalfde
intercostaalruimte. Tijdens de uitademing ontspant het
diafragma zich en veren de longen terug om de pleuraholte
terug te brengen tot de vierde intercostaalruimte.

46 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


Pathofysiologie als basis voor onderzoeks- Ineffectieve ademhaling
bevindingen Als er eenmaal een vrije ademweg is verkregen
en bevestigd, is de prioriteit daarna om voldoende
Obstructie van de luchtwegen
ademhaling en ondersteunende oxygenatie te bevorderen.
De luchtwegen van een traumapatiënt kunnen op vele
Factoren die bijdragen aan onvoldoende ademhaling en
manieren belemmerd raken, zoals op de volgende
oxygenatie zijn:
manieren:
• Een veranderd bewustzijn door hersenletsel, langdurig
• De tong kan een veel voorkomende oorzaak voor
bewustzijnsverlies, verhoogde intracraniële druk,
obstructie zijn bij patiënten die niet alert zijn.
hypoxie of gebruik van medicijnen, drugs of alcohol.
• Patiënten onder invloed van drugs of alcohol hebben
• Trauma van het bovenste deel van de cervicale
mogelijk een veranderd bewustzijnsniveau en kunnen
wervelkolom met verstoring van de sympathische
hun luchtwegen mogelijk niet beschermen door te
paden.
slikken of te hoesten.
• Dwarslaesie waarbij mogelijk de nervus phrenicus
• Aangezichtstrauma resulteert mogelijk in oedeem,
betrokken is, wat resulteert in hypoventilatie.
toegenomen secreet, bloedingen of losse tanden in de
mondholte. • Stomp thoracaal trauma met ribfracturen en
instabiliteit van de borstwand.
• Overgeven kan leiden tot een obstructie van de
luchtwegen. • Penetrerend thoracaal trauma dat resulteert in een
hemothorax of pneumothorax.
• Letsel aan de nek en larynx resulteert mogelijk in
een onderbreking van de tracheobronchiale stam, met • Een voorgeschiedenis van ziekten van het
zwellingen en bloeduitstortingen tot gevolg. ademhalingsapparaat.
• Een hogere leeftijd met een verminderde pulmonale
Oxygenatie en ademhaling reserve.
Om de principes van oxygenatie en ademhaling te kunnen
• Tachypnea als compensatie voor verminderde
begrijpen, is een definitie van de volgende termen zinvol:
oxygenatie en perfusie.
• SaO2 is het percentage hemoglobine dat is verzadigd
met zuurstof, zoals vastgesteld door een arterieel
bloedgas (ABG). Verpleegkundige zorg voor de traumapatiënt
• SpO2 is een pulse-oxymeterwaarde van arteriële met problemen met de luchtwegen en
zuurstofverzadiging (SaO2) en wordt gemeten als ademhaling
percentage. Raadpleeg Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de
• PaO2 is de partiële druk van in arterieel bloed systematische aanpak van de zorg voor de traumapatiënt.
opgeloste zuurstof en wordt gemeten in millimeters De volgende onderzoeksparameters gelden specifiek voor
mm/Hg of in kPa. Dit geeft de weefseloxygenatie de luchtwegen en ademhaling.
weer.
Voorbereiding
• PaCO2 is de partiële druk van in het bloed opgeloste Safe Practice, Safe Care
kooldioxide en wordt gemeten in millimeters mm/Hg De luchtwegen en ademhaling zijn essentiële onderdelen
of in kPa. om een optimaal behandelresultaat voor de traumapatiënt
• FiO2 is de ingeademde concentratie zuurstof gemeten te kunnen verkrijgen. Onder de voorbereiding valt het
in fracties, maar doorgaans wordt dit in de klinische verzorgen van de juiste apparatuur en een goede opleiding:
praktijk weergegeven als percentage. • Apparatuur: Zorg dat de juiste apparatuur en
materialen in verschillende maten aanwezig zijn om
• Kamerlucht is ongeveer 0,21 FiO2 (21%).
elke patiënt te kunnen behandelen. Vele afdelingen
• Hypoxemie is een zuurstoftekort binnen arterieel voor spoedeisende hulp hebben een doos met
bloed en wordt gemeten in SpO2, SaO2 of PaO2. uitrusting voor een effectieve behandeling van de
• Hypoxie is een tekort aan zuurstofperfusie van de luchtwegen.
weefsels. Dit is niet direct meetbaar, maar wordt • Opleiding: Trauma-educatie bestaat uit een overzicht
aanwezig geacht in verminderde PaO2. van de luchtwegen en ademhaling en praktische
ervaring in de behandeling van de luchtwegen, de
identificatie van mogelijke problemen en vaardig-
heden met de benodigde apparatuur.

TNCC • Zevende druk 47


Afbeelding 6-5. Jaw thrust-manoeuvre • P–Pain: De patiënt reageert alleen op pijnprikkels.
• U–Unresponsive: De patiënt reageert niet.
Als de patiënt niet alert is, raakt hij of zij mogelijk het
vermogen kwijt om een vrije ademweg te behouden.

Luchtwegen openen
Als letsel aan de cervicale wervelkolom niet is uitgesloten,
houd je de wervelkolom goed gestabiliseerd. Terwijl de
cervicale immobilisatie in stand gehouden wordt, wordt
onderzocht of de ademweg vrij of potentieel bedreigd is.
Dit kun je als volgt bereiken:
• Praat met de patiënt. Het vragen naar de naam van
de patiënt, naar de huidige locatie (“Weet u waar u
bent?”) en het vermogen zijn of haar mond te openen
zijn eenvoudige technieken om vast te stellen of een
patiënt alert is.
• Als de patiënt niet in staat is zijn of haar mond open
te doen, alleen op pijn reageert of niet reageert,
gebruik je de jaw thrust om de luchtweg te openen en
de obstructie te evalueren.
Triage
Het prehospitale rapport kan aanwijzingen bieden over ◦◦ Jaw thrust (afb. 6-5)
mogelijke risico’s voor de patiënt van problemen met de ··Ga aan het hoofdeinde van het bed staan, plaats
luchtwegen en ademhaling, inclusief: de wijsvingers aan elke kant onder de hoek van
• Ongevalsmechanismen de onderkaak met de duimen op ieder jukbeen
• Opgelopen letsels voor stabilisatie en beweeg de kaak naar voren en
naar boven.
◦◦ Gezichts-, nek- of thoraxtrauma
··Bij de patiënt bij wie letsel aan de halswervel-
◦◦ Inhalatieletsel en/of thermische of chemische
kolom vermoed wordt, is de jaw thrust-procedure
brandwonden
aan te raden. Deze kan het best worden
• Verschijnselen en symptomen uitgevoerd door twee zorgverleners: de ene houdt
◦◦ Veranderde mentale status de halswervelkolom stabiel en de andere voert de
jaw thrust-procedure uit.
◦◦ Klachten van dyspnoe, dysfagie of dysfonie
◦◦ Indicaties van drugsgebruik
Beoordeel na openen of de luchtweg vrij is.
◦◦ Misselijkheid of overgeven • Inspecteer:
◦◦ De tong die de luchtweg belemmert
Primaire onderzoeksfase
A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid) ◦◦ Losse of ontbrekende tanden
Een van de grootste risico’s op een slechte behandel- ◦◦ Vreemde voorwerpen
uitkomst voor patiënten is als het traumateam een
◦◦ Bloed, braaksel of secretie
onmiddellijk probleem of een verandering in de toestand
van de patiënt niet herkent. Herkenning van een probleem ◦◦ Oedeem
met de luchtwegen is een essentiële eerste stap. Als ◦◦ Brandwonden in het gezicht of aanwijzingen op
het probleem eenmaal is geïdentificeerd, kunnen er inhalatieletsel
levensreddende interventies worden uitgevoerd.
• Luister naar:
Beoordeel de alertheid ◦◦ Geluiden van een belemmerde luchtweg, zoals
Gebruik de geheugensteun AVPU om de mate van snurken, gorgelen of stridor
alertheid van de patiënt vast te stellen. • Palpeer:
• A–Alert: De patiënt is alert en reageert.
◦◦ Mogelijke occlusieve beenachtige deformatie in het
• V–Verbal: De patiënt reageert op verbale stimulatie. aangezicht of subcutaan emfyseem.

48 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


Als bij de patiënt een definitieve luchtweg is aangebracht, B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en
onderzoek je als volgt de juiste plaatsing daarvan: beademing)
• Inspecteer een gelijkmatig en voldoende op- en Om de ademhaling te beoordelen ontbloot je de thorax
neergaan van de thorax. van de patiënt en doe je het volgende:
• Inspecteer:
• Luister naar beiderzijdse ademhalingsgeluiden en of
er niet over de bovenbuik wordt gegorgeld. ◦◦ Spontane ademhaling
• Onderzoek met een CO2-monitoringsapparaat de ◦◦ Symmetrische en adequate thoraxexcursies
aanwezigheid van CO2 in de ingeademde lucht ◦◦ Diepte, patroon en snelheid van de ademhaling
(zie ‘CO2-monitoring’ voor meer informatie).
◦◦ Functioneren van de ademhaling, inclusief:
Luchtweginterventies ··Gebruik van hulpademhalingsspieren
Als de luchtweg vrij is: ··Diafragmatisch of abdominaal ademen bij
• Een luchtweg die momenteel vrij is, blijft niet volwassen patiënten
noodzakelijkerwijs vrij.
··Kijk bij kinderen naar:
◦◦ Let op potentiële risico’s voor obstructie van de
¸¸Suprasternale, substernale of intercostale
luchtwegen (letsel aan de mond, actieve bloedingen
intrekkingen
of blaren op het mondslijmvlies).
¸¸Neusvleugelen of met het hoofd knikken
• Blijf tijdens het evalueren de doorgankelijkheid van
de luchtwegen monitoren. ··Huidskleur

¸¸Let op bleekheid, verkleuringen of cyanose


Als de luchtweg NIET vrij is:
··Verwijde jugularisvaten en positie van de trachea
• Open de luchtweg met een jaw thrust-manoeuvre
en laat een tweede persoon zorgen voor manuele ··Tracheadeviatie en verwijde jugularisvaten
stabilisatie. zijn late tekenen die kunnen duiden op een
• Zuig bloed, braaksel of secretie weg en zorg dat je spanningspneumothorax
daarbij geen braakreflex of overgeven stimuleert. ··Open pneumothorax
• Beoordeel de luchtwegen opnieuw. ··Tekenen van inhalatieletsel
◦◦ Als obstructie van de luchtwegen niet door ¸¸Verschroeide neusharen
uitzuigen wordt weggenomen, is de tong mogelijk ¸¸Blaarvorming van het mondslijmvlies
de oorzaak.
¸¸Brandwonden in het gezicht
• Plaats een hulpmiddel voor een vrije luchtweg
(zie ‘Hulpmiddelen voor een vrije luchtweg’). • Ausculteer:

◦◦ Orale en nasale tubes kunnen ook gebruikt worden ◦◦ Luister beiderzijds naar de longen op de
om spontane ademhaling te ondersteunen. midclaviculaire lijn van de tweede intercostaal-
ruimte en op de voorste axillaire lijn van de vijfde
◦◦ Vergeet niet dat een hulpmiddel dat voor intercostaalruimte.
doorgankelijkheid van de luchtwegen wordt
gebruikt een tijdelijke maatregel is ter overbrugging ◦◦ Verminderde of afwezige ademhalingsgeluiden
naar een definitieve vrije luchtweg. kunnen het resultaat zijn van pneumothorax,
hemothorax of een luchtwegobstructie, spalken of
◦◦ Hulpmiddelen voor een vrije luchtweg onvoldoende ademhaling als reactie op pijn.
vergemakkelijken maskerbeademingen.
• Palpeer:
• Denk na over de noodzaak voor een definitieve vrije
luchtweg (zie ‘Definitieve vrije luchtwegen’). ◦◦ Gevoeligheid en zwellingen

• Beoordeel opnieuw de effectiviteit van alle ◦◦ Voelbare jugularispulsaties bij de suprasternale


interventies. notch of in het gebied boven de clavicula
◦◦ Beenachtige structuren
··Ribfracturen kunnen de ademhaling beïnvloeden
··Crepitatie kan ook een indicatie zijn van een
fractuur

TNCC • Zevende druk 49


◦◦ Subcutaan emfyseem ◦◦ Comprimeer de zak net voldoende om de thorax
··Subcutanelucht is mogelijk een teken van een zichtbaar te zien stijgen.
pneumothorax of pneumomediastinum ◦◦ Een excessieve diepte van de ademhaling en hoge
◦◦ Wekedelenletsel (contusies en letsels) snelheden werd gerelateerd aan een verhoogde
intrathoracale druk en hypotensie tijdens
• Percuteer: cardiopulmonaire resuscitatie (CPR), wat een
◦◦ Gedempte percussie afname veroorzaakt in de veneuze terugstroom naar
··Dit suggereert een hemothorax: bloed of vocht in het hart en een lagere cardiac output.
de pleuraholte ◦◦ Als de patiënt is gestabiliseerd, ondersteun je het
◦◦ Hyperresonantie zuurstofsaturatieniveau van de patiënt op of boven
94% tot 98%.
··Dit suggereert een pneumothorax: lucht in de
pleuraholte • Houd er rekening mee dat je een definitieve vrije
luchtweg moet verkrijgen.
Ademhalingsinterventies • Bij levensbedreigend letsel moet er een snelle
Als ademhaling aanwezig is: identificatie en onmiddellijke interventie plaatsvinden
• Beoordeel de effectiviteit van de ademhaling, voor je verdergaat naar de volgende stap in de
inclusief de kleur van de huid en de ademhalings- primaire onderzoeksfase. Deze zijn de volgende
inspanning. (zie Hoofdstuk 11: Thorax- en nektrauma voor meer
Als ademhaling afwezig is: informatie):
• Beoordeel opnieuw en zorg voor een vrije luchtweg ◦◦ Spanningspneumothorax
als dit nog niet is gebeurd.
◦◦ Fladderthorax
• Plaats een hulpmiddel voor een vrije luchtweg als dit
◦◦ Hemothorax
nog niet is gebeurd.
◦◦ Open pneumothorax
• Gebruik een masker/ballon met zuurstof voor het
toedienen van 10 tot 12 normale ademhalingen per • Denk na over andere bepaalde omstandigheden die
minuut of één keer iedere 5 tot 6 seconden. onvoldoende ademhaling kunnen veroorzaken:
• Beoordeel opnieuw de effectiviteit van de ◦◦ Bestaande pulmonale ziekte
interventies. ◦◦ Circulaire verbranding van de thorax
• Tref voorbereidingen om een definitieve vrije ◦◦ Pijn
luchtweg te verkrijgen.
◦◦ Dwarslaesie die diafragmatisch ademhalen en een
onvoldoende ademhaling en/of verlamming van de
Als ademhaling effectief is:
intercostale spieren kan veroorzaken
Oxygenatie bij de traumapatiënt heeft de hoogste
prioriteit in de traumazorg. ◦◦ Meerdere ribfracturen
• Lever eerst zuurstof met een flow van 10 tot 15 L/min ◦◦ Stomp thoracaal trauma
via a non-rebreathingmasker met een nauwsluitende
afdichting en een functionele reservoirzak. Hulpmiddelen voor een vrije luchtweg
• Om hyperoxie en de schadelijke effecten daarvan te Nasofaryngeale tube
voorkomen, moet zuurstof snel verminderd worden Er kan een nasofaryngeale tube worden gebruikt bij
(SpO2 tussen 94% en 98% houden) zodra de patiënt patiënten die wel of niet reageren, maar deze wordt
is gestabiliseerd, na voltooiing van het primaire als contra-indicatie gegeven bij patiënten met een
onderzoek en nadat onmiddellijke levensbedreigende aangezichtstrauma of bij wie een schedelbasisfractuur
afwijkingen zijn verholpen. wordt vermoed. Denk bij het plaatsen van een
nasofaryngeale tube na over het volgende:
• Beoordeel opnieuw de effectiviteit van ademhaling. • Gebruik de grootste diameter die makkelijk in het
neusgat van de patiënt kan worden geplaatst.
Als ademhaling niet effectief is:
• Gebruik een passend masker en een ballon waaraan • Kies de juiste lengte door te meten vanaf de punt van
zuurstof is gekoppeld (15 l/min) voor het toedienen de neus van de patiënt tot de punt van de oorlel.
van 10 tot 12 normale ademhalingen per minuut of • Breng voor je dit plaatst een in water oplosbaar
één keer iedere 5 tot 6 seconden. glijmiddel aan.

50 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


• Plaatsing in het rechterneusgat: Definitieve vrije luchtwegen
◦◦ Plaats de nasofaryngeale tube met de schuine rand Een definitieve, gezekerde luchtweg is een tube die
naar het neusseptum gericht. stevig op zijn plaats zit in de trachea en waarvan de cuff
is opgeblazen, als dat van toepassing is. In een nood- of
◦◦ Geleid de tube posterieur en draai deze lichtjes naar traumasituatie zijn er drie indicaties voor behandeling met
het oor tot de flens tegen de rand van het neusgat een endotracheale tube:
rust. • Onvermogen een vrije luchtweg te behouden
◦◦ Als je op weerstand stuit of als er een bekende • Onvermogen voldoende ademhaling of oxygenatie te
septale afwijking, poliep of een vergelijkbaar behouden
probleem is, stop je met plaatsen en probeer je het
linkerneusgat. • Een te verwachten klinische veranderende situatie

• Plaatsing in het linkerneusgat: De volgende omstandigheden of situaties zijn voor-


◦◦ Bedenk dat de meeste beschikbare nasale tubes beelden van de noodzaak voor een definitieve gezekerde
gemaakt zijn om geplaatst te worden in het vrije luchtweg:
rechterneusgat. Daarom is het noodzakelijk de tube • Apneu
ondersteboven te keren om ervoor te zorgen dat de • Een score van acht of minder op de Glasgow-
schuine rand naar het septum is gericht. comaschaal (GCS)
◦◦ Geleid de tube posterieur en naar beneden en draai • Ernstige aangezichtsfracturen
deze lichtjes tot de tube is geplaatst en de flens
tegen het neusgat rust. • Tekenen van inhalatieletsel (brandwonden in het
gezicht)
• Beoordeel opnieuw de doorgankelijkheid van de
luchtweg en bepaal of een definitieve vrije luchtweg • Laryngeaal of tracheaal letsel of nekhematoom
noodzakelijk is. • Hoog risico op aspiratie en onvermogen een vrije
• Denk na over de noodzaak voor beademing met een luchtweg te behouden
masker en ballon. • Bemoeilijkte of ineffectieve ademhaling
• Te verwachten verslechtering van de neurologische
Orofaryngeale tube
status, wat kan resulteren in een onvermogen de
Een orofaryngeale tube wordt bij patiënten die niet
luchtweg te behouden of te beschermen
reageren gebruikt als tijdelijke maatregel voor het
faciliteren van de ademhaling met een masker-ballon- Soorten definitieve vrije luchtwegen
ondersteuning of spontane ademhaling tot de patiënt kan Definitieve vrije luchtwegen worden geplaatst door
worden geïntubeerd. Het is belangrijk te meten en de artsen met een bewezen competentie die deze interventies
juiste maat te gebruiken. Als de Mayo-tube te groot is, kan standaard uitvoeren. Traumaverpleegkundigen helpen
dit de luchtweg van de patiënt belemmeren, het gebruik bij het voorbereiden van de patiënt en de apparatuur en
van een gezichtsmasker hinderen of laryngeale structuren monitoren en assisteren vervolgens tijdens de procedure.
beschadigen. Als deze te klein is, kan de luchtweg
belemmerd worden doordat de tong naar achteren wordt Endotracheale tubes
geduwd. Een Mayo-tube met de juiste maat houdt de • Endotracheale tubes (ETT’s) kunnen via de neus of
tong in een normale anatomische positie en volgt de de mond worden geplaatst.
natuurlijke kromming ervan. Houd bij het plaatsen van
• Nasotracheale intubatie (NTI) wordt blind uitgevoerd
een orofaryngeale Mayo-tube rekening met het volgende:
en vereist dat de patiënt zelfstandig ademt. Deze
• Meet de juiste grootte voor de luchtweg door
procedure mislukt vaak en is grotendeels vervangen
het proximale uiteinde van de Mayo-tube op de
door alternatieve technieken. Contra-indicaties voor
mondhoek te plaatsen. Als het distale uiteinde de punt
NTI zijn:
van de oorlel bereikt, is de maat juist.
◦◦ Een patiënt met apneu
• Druk de tong met een tongspatel naar beneden en
plaats de Mayo-tube naar de achterkant van de mond. ◦◦ Als er tekenen zijn van aangezichtsfracturen
Zorg dat je de tong niet naar achteren duwt waardoor (maxillaire LeFort II- en III-fracturen) of
de luchtweg wordt geblokkeerd. schedelbasisfracturen
◦◦ Fracturen van de voorhoofdsholte of het ethmoid
worden beschouwd als contra-indicaties voor een
NTI

TNCC • Zevende druk 51


Afbeelding 6-6. Gum elastic bougie Afbeelding 6-7. Larynxmasker

kan worden voorkomen dat er een scenario ontstaat


waarin het team niet kan intuberen en de patiënt niet kan
beademen. De aanwezigheid van een van de volgende
elementen zijn tekenen van mogelijk lastige luchtwegen:
• Letsel aan de cervicale wervelkolom of ernstige artritis
• Mandibulair trauma
• Obesitas
• NTI wordt niet aanbevolen bij de zwangere patiënt
vanwege de fragiliteit van het neusslijmvlies en risico • Tekenen van zwelling of ontstekingen (stridor)
op bloedingen. • Tekenen van inhalatieletsel
• Anatomische variaties (korte nek)
Chirurgische luchtwegen
Wanneer een ETT niet kan worden geplaatst door Voor een geslaagde intubatie wordt steeds vaker gebruik-
omstandigheden als een larynxfractuur, orofaryngeaal gemaakt van een videolaryngoscoop. Dit moet na onder-
oedeem of bloedverlies kan als alternatief een chirurgische zoek van de luchtwegen worden uitgevoerd door een
luchtweg worden overwogen. ervaren arts.
Een chirurgische cricothyrotomie is zelden de eerste keuze, Rapid Sequence Intubation
tenzij de patiënt ernstig trauma heeft aan de onderkant van RSI (Rapid Sequence Intubation) maakt gebruik van
het gezicht. Bij een chirurgische cricothyrotomie wordt een sterk sedatief om de patiënt het bewustzijn te laten
er een incisie gemaakt door het cricothyroïde membraan verliezen, onmiddellijk gevolgd door een spierverslapper
en wordt er een ETT of tracheostomieslang geplaatst. om de plaatsing van een ETT te faciliteren. De patiënt
Complicaties zijn: krijgt een apneu, maar geassisteerde beademing met
• Bloedverlies een beademingsballon wordt niet aanbevolen vanwege
• Pneumomediastinum het risico op aspiratie bij niet-nuchtere patiënten.
Om de patiënt voor te bereiden op deze apneufase, is
• Letsel van het kraakbeen
preoxygenatie essentieel.
• Tracheaal trauma
• Subglottische stenose RSI wordt als standaardzorg beschouwd in de vele
gevallen waarbij het risico op een moeilijke intubatie laag
• Beschadiging van de stembanden
is. In bijlage 6-A worden de zeven P’s van RSI beschreven.

Moeilijke luchtwegen Het is belangrijk dat de traumaverpleegkundige begrijpt


Voorafgaand aan een intubatiepoging voert de persoon die hoe het RSI-proces moet worden geoptimaliseerd om te
de intubatie uitvoert een grondig onderzoek uit naar de anticiperen op de behoeften van het team. Dit omvat het
luchtwegen. Hung en Murphy beschrijven een moeilijke veranderen van de grootte of de stijl van het blad van de
luchtweg eerder als concept dan als definitie. Dit concept laryngoscoop en het gebruik van een gum elastic bougie
omvat inspelen op een lastige masker-ballonbeademing, om de ETT in te brengen (afb. 6-6) en externe laryngeale
lastige laryngoscopie en moeilijke intubatie. Door te manipulatie (zie ‘Onderzoek in traumazorg’ voor meer
anticiperen op lastige luchtwegen en deze te identificeren informatie).
52 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling
Afbeelding 6-8. Combitube ◦◦ De distale cuff zet uit in de slokdarm.
◦◦ De proximale cuff wordt opgeblazen aan de basis
van de tong.
◦◦ Nasogastrische insertiepoorten worden in enkele
versies meegeleverd.
• Behalve bij niet-werkende luchtwegen of niet-
geslaagde intubatiepogingen kunnen retroglottische
luchtwegen ook nuttig zijn bij patiënten met een hoge
gastro-intestinale bloeding, een hoge luchtwegbloeding
of ernstige brandwonden in het gezicht.
• Deze bieden GEEN bescherming tegen aspiratie en
worden niet geïndiceerd bij kinderen.

Supraglottische luchtweghulpmiddelen Herbeoordeling ademhalingsinterventie


EGA-apparaten (supraglottische luchtweg) kunnen Na intubatie wordt de cuff opgeblazen en de plaatsing
worden gebruikt voor de behandeling van luchtwegen bevestigd met het volgende:
bij traumapatiënten met niet-werkende luchtwegen en • Bevestig een CO2-meter of monitoringsensor en begin
in situaties waarin een niet-geslaagde intubatie wordt met geassisteerde beademing.
verwacht. Deze worden blind gepositioneerd boven of • Let op symmetrische en adequate
posterieur aan de larynx om onmiddellijke ademhaling en thoraxexcursiesluister of er over het epigastrium
oxygenatie te faciliteren. EGA-apparaten kunnen worden borrelen wordt gehoord, wat mogelijk aangeeft dat
onderverdeeld in twee categorieën: supraglottisch, die de tube in de slokdarm zit.
boven de glottis worden geplaatst en deze afsluiten, en
retroglottisch, die de slokdarm ingaan en de glottisopening • Luister naar de aanwezigheid van beiderzijdse
afsluiten. ademhalingsgeluiden op de midaxillaire en
midclaviculaire lijnen.
Supraglottische luchtweg ◦◦ Als er ademhalingsgeluiden te horen zijn, beoordeel
Larynxmasker (LMA) (afb. 6-7) je na 5 of 6 keer beademen op positieve indicaties
• Voor het goed kunnen plaatsen van een LMA is een van uitgeademde CO2 van de capnograaf of de
training vereist. Deze training heeft echter een hoog monitor.
slagingspercentage.
◦◦ Als er geen ademgeruis is, er geen thoraxexcursies
• LMA’s worden gebruikt in operatiekamers en zijn, er gegorgel is te horen bij het epigastrium en
patiënten kunnen deze goed verdragen. er geen bewijs is van uitgeademde CO2 , verwijder
• Deze bieden geen bescherming tegen aspiratie en je de ETT en pre-oxygeneer je de patiënt voor je het
worden niet aanbevolen bij patiënten die niet nuchter nog eens probeert.
zijn. ◦◦ Als het ademgeruis alleen aan de rechterkant te
• Een intubatie-LMA (ILMA) is een speciaal ontworpen horen is, zit de ETT waarschijnlijk in de rechter-
LMA waarmee endotracheale intubatie door het hoofdstambronchus en is deze te ver geplaatst.
apparaat kan worden geleid. Deze moet worden teruggetrokken tot er beiderzijds
gelijke ademhalingsgeluiden te horen zijn.
Retroglottische luchtwegen • Fixeer de ETT, controleer de diepte van de tube
Oesofageale multilumen-tube (Combitube) (afb. 6-8) (bijv. 22 cm tandenrij) en documenteer dit.
• Combitubes worden het vaakst gebruikt in een
prehospitale omgeving. • Bereid mechanische beademing voor.

• De King Tube is een retroglottisch apparaat met • Let op of de kleur van de patiënt verbetert. De patiënt
één buis die in de slokdarm wordt geplaatst en de zal waarschijnlijk een betere kleur krijgen als de
glottisopening vastzet tussen een oesofageale cuff en ademhaling wordt ondersteund en de patiënt op deze
een orofaryngeale cuff. manier van zuurstof wordt voorzien.

◦◦ Deze is ontworpen met twee poorten of lumina, • Zorg na het secundaire onderzoek voor een thoraxfoto
elk met een afzonderlijke cuff die kan worden voor verificatie van de ETT-plaatsing.
opgeblazen.

TNCC • Zevende druk 53


G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken Zuurstofdissociatiecurve
en interventies) De zuurstofdissociatiecurve geeft de relatie aan tussen de
Arteriële bloedgassen (ABG’s), pulsoximetrie en weefseloxygenatie (PaO2) en de verzadiging van het hemo-
capnografie zijn hulpmiddelen die worden gebruikt globine molecuul (SaO2). P50 beschrijft de zuurstofdruk
in combinatie met het primaire onderzoek om de als de hemoglobinemolecule 50% is verzadigd. Normale
toereikendheid van oxygenatie en de effectiviteit van P50 is 26,7 mm Hg. Een verschuiving in de curve duidt op
de beademing te beoordelen. veranderingen in deze relatie:
• Een verschuiving naar rechts treedt op in een
L–Laboratory studies (Laboratoriumonderzoek) omgeving met een hoge metabolische vraag. De
• ABG’s geven informatie over oxygenatie en affiniteit van hemoglobine voor zuurstof neemt af,
beademing met een analyse van zuur-base-evenwicht, waardoor gebonden zuurstof gemakkelijker naar de
lactaat en baseoverschot. weefsels kan worden losgelaten. Een verschuiving naar
◦◦ Een basetekort kan dienst doen als eindpuntmeting rechts treedt op in reactie op de volgende condities:
voor de toereikendheid van cellulaire perfusie en ◦◦ Toename van kooldioxide (hypercapnie)
kan het succes van de traumazorg voorspellen.
◦◦ Hogere temperatuur (hyperthermie)
◦◦ Omdat aan slechte perfusie gerelateerde weefsel-
hypoxie resulteert in de productie van waterstofionen ◦◦ Lagere niveaus 2,3-difosfoglyceraat (een substantie
en metabole acidose, kunnen over- of tekortwaarden in het bloed waardoor zuurstof van hemoglobine
van de base nuttig zijn. Een basetekort van minder naar de weefsels kan gaan)
dan –6 mEq/L is gerelateerd aan een slecht resultaat. ◦◦ Lagere pH (acidose)
• Lactaat neemt toe als gevolg van weefselhypoxie. Een • Een verschuiving naar links treedt op in een omgeving
niveau van meer dan 2 tot 4 mmol/L is gerelateerd aan met een lage metabolische vraag. De affiniteit van
een slecht resultaat. hemoglobine voor zuurstof neemt toe, waardoor
gebonden zuurstof moeilijker naar de weefsels kan
O–Oxygenation and Ventilation (Oxygenatie en worden losgelaten. Een verschuiving naar links treedt
ademhaling) op in reactie op de volgende condities:
Pulsoximetrie
Pulsoximetrie is een niet-invasieve methode voor het ◦◦ Afname van kooldioxide (hypocapnie)
leveren van oxygenatiegegevens en het waarnemen van ◦◦ Lagere temperatuur (hypothermie)
veranderingen in oxygenatie die niet direct kunnen worden ◦◦ Lagere niveaus 2,3-difosfoglyceraat
waargenomen door middel van een visuele beoordeling.
Sommige omstandigheden die kunnen leiden tot ◦◦ Hogere pH (alkalose)
onbetrouwbare metingen zijn: ◦◦ Koolmonoxide en methemoglobinemie
• Slechte perifere perfusie, veroorzaakt door
vasoconstrictie, hypotensie of hypothermie Pulsoximetrie alleen geeft niet aan hoe effectief de patiënt
• Een boven de sensor opgeblazen bloeddrukcuff zuurstof naar de cellen kan verspreiden. De trauma-
verpleegkundige moet overwegen normothermie en
• CO-vergiftiging (koolmonoxide) normocapnie te proberen behouden, waardoor het risico op
(carboxyhemoglobine) hypothermie, acidose of coagulopathie wordt verminderd.
• Methemoglobinemie
Monitoring van kooldioxide
• Ernstige uitdroging CO2 is het eindproduct van de ademhaling, een reflectie
van metabolisme en pulmonale functie. CO2-monitors
Pulsoximetrie biedt bewijs van SaO2 maar niet van PaO2,
meten de partiële druk van CO2. Als de meting wordt
zoals in ABG-resultaten wordt vermeld. De niet-lineaire
gedaan aan het eind van een ademhaling, heet dit ETCO2,
relatie tussen de twee metingen wordt weergegeven in de
wat vergelijkbaar is met CO2 in de alveoli. De aanwezig-
oxyhemoglobine-dissociatiecurve.
heid van uitgeademde CO2 kan helpen bij het bevestigen
van de ETT-positie en een voortdurende monitoring
kan inzicht geven in de effectiviteit van mechanische
beademing. Deze apparaten bieden kwantitatieve of
kwalitatieve metingen.

54 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


Kwantitatief Afbeelding 6-9. De BURP-manoeuvre
Capnografiemonitors geven een numerieke waarde en
een continue golfvorm die een rechtstreekse meting
en tendensen over een langere periode aangeven.
Capnometers geven een eenmalige numerieke waarde
van de ETCO2 van iedere ademhaling zonder golfvorm.
Deze kunnen nuttig zijn voor het verkrijgen van een
momentopname voor een bevestiging van de ETT-
plaatsing of na verplaatsing of herpositionering.

Kwalitatief
Colorimetrische CO2-detectoren geven informatie over
de aanwezigheid of afwezigheid van CO2. Een chemisch
behandelde indicatorstrip verandert van kleur en geeft
zo de aanwezigheid of afwezigheid aan van uitgeademde
CO2. Geef ten minste zes ademhalingen voor u de meting
doet, omdat patiënten met maagdilatatie mogelijk hogere
niveaus CO2 produceren in de slokdarm, wat bijdraagt aan
een onnauwkeurige meting. Volg de aanbevelingen van
de producent omdat deze zijn ontworpen voor eenmalig
gebruik.
◦◦ Obstructed or kinked tube: verstopte of geknikte
Aanvullend onderzoek slang of tube
Met een thoraxfoto kan de aanwezigheid van een ◦◦ Pneumothorax
hemothorax, pneumothorax of ribfracturen worden
◦◦ Equipment failure: storing van apparatuur, zoals een
vastgesteld en kan de positie van de ETT worden
patiënt die loskomt van de apparatuur of verlies van
bevestigd.
de capnografische golfvorm
Herbeoordeling en posttraumazorg • Evalueer pijn en sedatieniveaus en bied
Een veelvuldige herbeoordeling van de doorgankelijkheid farmacologische en niet-farmacologische interventies
van de luchtwegen en toereikendheid van de ademhaling om de effectiviteit van de ademhaling te faciliteren
is essentieel. De herbeoordeling omvat het volgende:
• Alertheid of bewustzijnsniveau om het vermogen van Uiteindelijke zorg of transport
de patiënt om de luchtwegen te beschermen vast te Voor patiënten bij wie rekening moet worden gehouden
stellen met de luchtwegen of de ademhaling zijn de volgende
transporten mogelijk noodzakelijk:
• Ademhalingsfrequentie en -patroon, ademarbeid en • Alternatief zorgniveau (toegewezen traumacentrum)
ademgeruis
• Opname op een verpleegafdeling of intensive care
• Vitale functies, inclusief pulsoximetrie en capnografie
• Overplaatsing naar de operatiekamer
• ABG’s
• Reactie op interventies
Nieuwe inzichten
• Monitor de tolerantie voor en effectiviteit van Naarmate de wetenschap van de traumazorg zich
mechanische beademing blijft ontwikkelen, worden er nieuwe hulpmiddelen
• Herbeoordeling van ETT-plaatsing en de effectiviteit uitgeprobeerd en verbeterd om de patiënt beter te kunnen
van de ademhaling. Gebruik het geheugensteuntje behandelen. Tot de bewijzen herhaaldelijk zijn getest,
DOPE om problemen met het beademingsapparaat of blijven er controverses bestaan. Bij de zorg voor patiënten
de capnografie te verhelpen: met luchtweg- en beademingsinterventies moet rekening
◦◦ Displaced tube: verplaatste slang of tube worden gehouden met hyperoxie, het visualiseren van de
stembanden en RSI-medicaties.

TNCC • Zevende druk 55


Hyperoxie ◦◦ De redenen die ten grondslag liggen aan deze
In verschillende studies zijn de bevindingen met resultaten zijn niet helemaal duidelijk. Als oorzaak
betrekking tot hyperoxie en resultaten voor patiënten werd echter door de hyperoxie veroorzaakte
gerapporteerd. Deze omvatten het volgende: zuurstofvrije radicale toxiciteit vermoed. De auteurs
• In een grote multicenterstudie naar patiënten die een hebben gesuggereerd dat het in de duur beperken
hartstilstand hebben gehad en zijn gereanimeerd, zijn van het gebruik van high-flowzuurstof de resultaten
binnen 24 uur na aankomst op de IC (intensive care) voor patiënten zou kunnen verbeteren.
klinische resultaten gerapporteerd die aan hyperoxie
zijn gerelateerd. Na controle van de variabelen leeftijd, Laryngeale manipulatie voor het visualiseren van de
functionele status voor toelating, comorbiditeiten fasciculi
en vitale functies, was ziekenhuissterfte bij de Als alternatief voor cricoïde druk kan er voor het
hyperoxische patiënten twee keer zo groot als bij de visualiseren van de stembanden gebruikgemaakt worden
normoxische patiënten. van laryngeale manipulatie van de adamsappel. De
• In een andere studie is gemeld dat naast gerapporteerde voorkeursmethode is BURP: backward, upward and
hyperoxie een verminderde hemodynamische rightward pressure (druk naar achteren, naar boven
stabiliteit ook kan bijdragen aan slechte resultaten en naar rechts). In afbeelding 6-9 wordt deze methode
die voortkomen uit het onvermogen van het lichaam geïllustreerd.
om met de overtollige vrije radicalen en resulterende
celbeschadiging om te gaan. Hoewel high-flowzuurstof RSI-voorbehandelingsmedicaties
nog steeds eerst bij alle traumapatiënten wordt Er worden verschillende medicaties gebruikt bij de
geïndiceerd, suggereert dit dat betere resultaten voorbereiding op RSI. Huidig bewijs met betrekking tot de
afhangen van een snelle titratie van zuurstof, zoals werkzaamheid daarvan bestaat uit het volgende:
wordt aangegeven door SpO2- en ABG-waarden, • Lidocaïne verzwakt vermoedelijk de hoestreflex en het
waarbij SpO2 tussen 94% en 98% en PaO2 tussen bronchospasme dat mogelijk veroorzaakt wordt door
100 en 200 mm Hg wordt behouden. intubatie. In studies wordt gemeld dat de hoestreflex
• In de richtlijnen van de American Heart Association kan worden geblokkeerd met intraveneuze lidocaïne
(AHA) uit 2010 wordt op basis van een beoordeling van 1,5 mg/kg.
van wetenschappelijke literatuur het belang benadrukt • Lidocaïne vermindert vermoedelijk de toename van de
van 100% zuurstof tijdens de traumaopvang met een intracraniële druk tijdens de intubatie.
aanbeveling voor een vroege titratie om een arteriële ◦◦ Ondanks tegenstrijdige aanwijzingen met betrekking
oxyhemoglobinesaturatie van 94% of hoger te tot dit probleem bleek lidocaïne veilig te zijn en
behouden. wordt het vanwege de mogelijke voordelen bij
• Met een mortaliteit die aangetoond hoger ligt bij een patiënten aangeraden totdat er bewijs is waarin het
PaO2 van 300 mm Hg en meer wordt bij een SpO2 van tegendeel is aangetoond.
100% aanbevolen de extra zuurstof te verminderen • Atropine reduceert vermoedelijk de kansen op
naar de minimale hoeveelheid die nodig is om SpO2 bradycardie als gevolg van luchtwegmanipulatie.
op of boven 94% te behouden.
◦◦ In enkele kleinere studies is ook een verlaging van
• In een studie onder 1547 patiënten met traumatisch de hartfrequentie aangetoond, zelfs als patiënten
hersenletsel had 43% gedurende de eerste 24 uur een atropine hadden genomen. Er is geen overtuigend
PaO2 van meer dan 200 mm Hg. De auteurs hebben de bewijs ter ondersteuning van het routinematig
volgende conclusies getrokken: gebruik van atropine voor een pediatrische intubatie
◦◦ Hyperoxie was gerelateerd aan slechtere functionele met succinylcholine. Dit kan worden overwogen bij
resultaten op de korte termijn. kinderen die jonger zijn dan 1 jaar.
◦◦ Hyperoxie was gekoppeld aan hogere sterftecijfers. • Opioïden verminderen vermoedelijk een toename van
◦◦ Zowel hypoxie als hyperoxie hadden op de korte de intracraniële druk, intraoculaire druk, gemiddelde
termijn schadelijke resultaten voor patiënten met arteriële druk, myocardiale zuurstofopname en
traumatisch hersenletsel. longslagaderdruk als gevolg van intubatie.

56 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


• In één studie van patiënten die een hartoperatie hebben Samenvatting
ondergaan, heeft een hoge dosis fentanyl geresulteerd Het behoud van een goede luchtweg is van het grootste
in thoracale en abdominale stugheid bij 8% van de belang om optimale resultaten bij de traumapatiënt te
patiënten. Er is echter geen rigiditeit gerapporteerd in verkrijgen. De beoordeling is de belangrijkste eerste stap
doses die in RSI zijn gebruikt. om een probleem met de luchtwegen te identificeren
• Als de patiënt afhankelijk is van een sympathische waar de traumapatiënt last van kan hebben. Daarom
reactie: Als er sprake is van een gecompenseerde is het belangrijk dat traumaverpleegkundigen deze
of gedecompenseerde shock of hemodynamische belangrijke vaardigheid leren. De primaire focus is het
instabiliteit, moet een voorbehandeling met fentanyl herkennen van het probleem en voorbereid zijn op een
worden vermeden. dreigend probleem. Als een probleem met de luchtwegen
• Spierverslappers worden vaak gebruikt om de lengte niet tijdens het onderzoek wordt herkend, kunnen de
en kracht van spierfasciculaties te verminderen en resultaten rampzalig zijn voor de patiënt. Het is essentieel
vermoedelijk postoperatieve spierpijn te reduceren. dat traumaverpleegkundigen snel en nauwkeurig
bepaalde levensbedreigende situaties die zich voordoen
◦◦ In studieresultaten zitten verschillen wat betreft kunnen beoordelen en herkennen/identificeren en snel
de relatie tussen het gebruik van spierverslappers kunnen interveniëren. Bekendheid met meerdere typen
om fasciculaties te voorkomen of postoperatieve luchtwegadjuncten en het gebruik daarvan is essentieel
spierpijn te verminderen. voor verpleegkundigen die voor traumapatiënten zorgen.
Door een grondig begrip te hebben van de pathofysiologie
die aan goede luchtwegen en ademhaling ten grondslag
ligt, kunnen traumaverpleegkundigen levensbedreigende
interventies doelmatig implementeren.

TNCC • Zevende druk 57


Bijlage 6-A. Zeven P’s van RSI
Fase Beschrijving

• Verzamel alle medicatie en de benodigde apparatuur en leg deze klaar voor de RSI-
procedure.
Preparation • Zorg voor een goede IV-toegang, bevestig monitoren en controleer of de apparatuur
(voorbereiding) goed functioneert.
• Wees voorbereid op een mogelijk mislukte intubatie en zorg dat er eventueel
aanvullend materiaal klaarligt.

• Bied high-flowzuurstof met de hoogst beschikbare concentratie aan om de patiënt erop


voor te bereiden dat hij of zij de periode van apneu zonder desaturatie kan tolereren.
Voorgestelde interventies om zuurstofdesaturatie tijdens intubatie te voorkomen zijn de
volgende:

Preoxygenation ◦◦ Plaats de patiënt in een heads-uppositie.


(preoxygenatie) ◦◦ Als de patiënt op een fixatieplank ligt, kan de anti-Trendelenburg-positie worden
gebruikt. Dit is ook nuttig bij zwaarlijvige patiënten.
◦◦ Houd de luchtwegen vrij met gebruik van hulpmiddelen voor een vrije luchtweg.
◦◦ Gebruik een positieve drukbeademing bij patiënten die geen SpO2 op of boven 94%
kunnen bereiken.

• Dit is de fase waarin medicatie kan worden toegediend om bijwerkingen te


verminderen die gerelateerd zijn aan endotracheale intubatie.
Pretreatment • Er is gebruikgemaakt van het geheugensteuntje LOAD (lidocaïne, opioïden, atropine
(voorbehandeling) en defasciculerende dosis spierverslappers), maar door recent onderzoek is het
routinematig gebruik van atropine en defasciculatiedosering veranderd. Het gebruik
van deze toepassingen kan in bepaalde situaties worden onderzocht, maar wordt niet
routinematig aanbevolen. Zie ‘Overwegingen in de traumazorg’ voor meer informatie.

58 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


Bijlage 6-A. Zeven P’s van RSI (vervolg)
Fase Beschrijving

Tijdens RSI is het de bedoeling snel een diepe sedatie en musculaire relaxatie te produceren,
maar dien eerst het sedatief toe zodat dit de tijd krijgt te gaan werken. Daarna wordt er
een spierverslapper gegeven om ongerustheid of paniek bij de patiënt met verlamming te
voorkomen. Bij RSI gebruikte inductiemiddelen zijn:
• Etomidaat
• Ketamine
• Midazolam
• Propofol
• Kortwerkende barbituraten (methohexital)
Bij RSI gebruikte spierverslappers zijn:
• Depolariserende stoffen (succinylcholine)
◦◦ Succinylcholine is een vaak gebruikte depolarisatiestof. Wees bij bepaalde
traumapatiënten voorzichting als je deze stof toedient en monitor het volgende:
··Hyperkalemie bij patiënten in de acute letselfase na brandwonden, meervoudig
trauma, extensieve denervatie van skeletspieren of letsel aan de bovenste
motorneuronen
··Maligne hyperthermie (kan zich acuut manifesteren)
··Verhoogde intraoculaire druk bij patiënten met glaucoom of een penetrerend
oogletsel
Paralysis with
induction ··Bradycardie, wat zich kan ontwikkelen tot asystolie:
(verlamming met ··Incidentie en ernst van bradycardie hoger bij kinderen
inductie)
··Incidentie waarschijnlijker bij een tweede dosis
··Overweeg vooraf anticholinergische stoffen (atropine) om de gevallen met
bradycardie bij kinderen < 1 jaar te verminderen
¸¸Stel atropine beschikbaar voor alle traumapatiënten
··Spierspanningen kunnen mogelijk extra letsel veroorzaken bij patiënten met
fracturen of spierspasmen
··Een hogere druk in de maag resulteert in regurgitatie en mogelijke aspiratie
van de maaginhoud
• Niet-depolariserende middelen (rocuronium en vecuronium)
◦◦ Langer actief, dus is een definitieve luchtweg cruciaal als dit wordt gebruikt
◦◦ Minder bijwerkingen dan succinylcholine
• Complicaties voor alle spierverslappers
◦◦ De ernstigste complicatie is het niet verkrijgen van een goede definitieve vrije
luchtweg
◦◦ Patiënt heeft beademing met masker/ballon nodig tot de effecten van de medicaties
zijn uitgewerkt en de reflex om te ademen is teruggekeerd
◦◦ Gebruik bij voorkeur kortwerkende medicaties
◦◦ Houd omkeringsmiddelen ter beschikking als er benzodiazepinen zijn toegediend

TNCC • Zevende druk 59


Bijlage 6-A. Zeven P’s van RSI (vervolg)
Fase Beschrijving

Bescherming
• Als de spierverslapper is toegediend hebben de bescherming van de luchtwegen tegen
aspiratie en het geven van een handmatige beademing als de spontane ademhaling is
gestopt de prioriteit.
• Monitor de ademhaling en zuurstofsaturatie van de patiënt. Als een voorbehandeling
Protection and met zuurstof voldoende was en de SpO2 binnen de normale waarden blijft, is er geen
Positioning geassisteerde beademing nodig om het risico op regurgitatie en aspiratie te verkleinen.
(bescherming en Als de spierverslapper gaat werken, kan er worden geïntubeerd.
positionering) • Als de SpO2 onder de normale waarden daalt nadat de spierverslapper is gaan werken,
moet je erop voorbereid zijn bij de ademhaling te assisteren met een masker en ballon.
Insuffleer de ademteugen rustig en soepel om dilatatie van de maag te voorkomen.
• Orotracheale intubatie in de traumakamer is een procedure die met twee personen
moet worden uitgevoerd, omdat één persoon stabilisatie van de cervicale wervelkolom
handmatig moet behouden.

Placement with
• Als de intubatie is voltooid, blaas je de ETT-cuff op en bevestig je de slang.
Proof (plaatsing
Zie ‘Herbeoordeling ademhalingsinterventies’ voor bevestiging van de plaatsing.
met bewijs)

Post Intubation
Management • Bevestig de ETT met tape, bandjes of een tubehouder. Een X-thorax post-intubatie kan
(postintubatie- zinvol zijn voor het vaststellen van eventuele complicaties.
management)

60 Hoofdstuk 6 • Luchtwegen en ademhaling


Hoofdstuk 7 • Shock
Deborah A. Pentecost, MBA, BSN, RN
Sean G. Smith, BSN, RN, NREMT-P, FP-C, C-NPT, CCRN-CMC-CSC, CEN, CFRN, CPEN

Doelstellingen:
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Herkennen van oorzaken en kenmerken van shock bij de traumapatiënt.
2. Beschrijven van pathofysiologische veranderingen als basis van de zorg voor de traumapatiënt in shock.
3. Prioriteiten stellen in de verpleegkundige zorg voor de traumapatiënt.
4. Plannen van de juiste interventies voor de traumapatiënt in shock.
5. Evalueren van de effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt in shock.

Introductie Hypovolemische shock


Shock wordt gedefinieerd als inadequate weefselperfusie, Hypovolemische shock door bloedverlies vormt de
wat het resultaat is van onvoldoende zuurstofaanbod, grootste te voorkomen doodsoorzaak bij traumapatiënten.
-opname en -verbruik om te voldoen aan de metabole Hypovolemie wordt veroorzaakt door een afname van
vraag van cellen en organen. Het is een dynamisch proces de hoeveelheid circulerend bloedvolume. Bij trauma’s is
dat begint met hypoperfusie van de cellen, waardoor dit doorgaans het resultaat van een bloeding, maar kan
een serie reacties wordt teweeggebracht om een intern het ook het gevolg zijn van een groot volumeverlies,
evenwicht te behouden en die van grote invloed is op alle zoals overgeven of diarree. Trauma door brandwonden
systemen en organen. De symptomen van shock zullen kan resulteren in een hypovolemische shock door
in een vroeg stadium subtiel zijn. Als een shock niet beschadiging van de celmembranen, wat leidt tot
wordt herkend en behandeld, schakelen de cellen over plasma- en proteïneverlies. Bij hypovolemische shock
van aeroob naar anaeroob metabolisme, wat leidt tot een resulteert een lager circulerend volume in een lagere
levensbedreigende acidose, weefselischemie en celsterfte voorbelasting. Als de ventrikels minder zijn gevuld,
als dit optreedt in samenhang met het onvolledig worden de hartspiervezels aan het einde van de diastole
verwijderen van metabole afvalproducten. minder uitgerekt. Volgens de wet van Starling worden de
cellen minder uitgerekt, wat leidt tot een lagere cardiac
Shock is een complexe status. Een basisbegrip van de output en zuurstofarmer bloed dat naar de weefsels wordt
fysiologische processen, typen en stadia van shock en getransporteerd, wat resulteert in hypoperfusie.
van de reactie van het lichaam op de inadequate weefsel-
perfusie is essentieel om dit vroeg te kunnen herkennen, De behandeling van hypovolemische shock is gericht op
te zorgen voor juiste interventies en voor een optimale het vervangen van het type volume dat de patiënt heeft
zorg van de traumapatiënt in shock. verloren om het fysiologische evenwicht te herstellen
(elektrolyten bij grote niet-hemorragische verliezen of
bloedproducten bij bloedverlies). Niet alle bloedingen
Classificatie en etiologie van shock vertonen duidelijke externe bloedingen. Als vaste organen
De bloedsomloop in het menselijke lichaam is een en grote botstructuren gewond raken, bestaat het risico
gesloten systeem dat bestaat uit de pomp (het hart), op verborgen ernstig bloedverlies en is het noodzakelijk
de buizen (het vaatbed) en de circulerende vloeistof rekening te houden met het letselmechanisme om bedacht
(het intravasculaire bloedvolume). De etiologie van de te zijn op verborgen bloedingen en voortdurend opnieuw
verschillende typen shock kunnen worden herleid tot te evalueren op subtiele tekenen van een shock.
een probleem met een van deze drie componenten.
De fysiologische reacties die verband houden met de mate
Shock wordt bij uitstek afgebakend volgens oorzaak van het volumeverlies staan vermeld in tabel 7-2.
en valt in een van de volgende vier categorieën:
hypovolemisch, obstructief, cardiogeen en distributief
(tabel 7-1).

TNCC • Zevende druk 61


Obstructieve shock • Hyperventilatie, wat bij resuscitatie kan optreden,
Obstructieve shock is het resultaat van hypoperfusie van is een veelvoorkomende iatrogene oorzaak van een
het weefsel vanwege een obstructie in ofwel het vaatbed verhoogde intrathoracale druk, wat resulteert in
of het hart. Doelgerichte behandelingen zijn gericht op het compressie van het hart en een lagere cardiac output.
verlichten van de belemmering en het verbeteren van de
perfusie. Spanningspneumothorax en harttamponade zijn Zie Hoofdstuk 11: Thorax- en nektrauma voor meer
twee klassieke voorbeelden van een obstructieve shock informatie.
die het gevolg kan zijn van een trauma. Het volgende
moet hiervoor in overweging worden genomen: Cardiogene shock
• Bij een spanningspneumothorax leidt de hogere Een cardiogene shock is het gevolg van pompfalen terwijl
intrathoracale druk tot verplaatsing van de vena cava, er sprake is van een adequaat intravasculair volume. Er
obstructie van de atriale vulling, een lagere preload en is een gebrek aan cardiac output en eindorgaanperfusie,
een lagere cardiac output. secundair aan een afname in myocardiale contractiliteit
• Bij een harttamponade wordt tijdens de diastole en/of klepfalen (zowel van de aorta- als de mitralisklep).
de vulling belemmerd door een accumulatie van Een cardiogene shock kan chronisch of acuut van
vocht binnen het inflexibele hartzakje, wat op zijn oorsprong zijn. Hartfalen is een voorbeeld van een
beurt weer leidt tot een verlaging van de preload, chronische oorzaak. Veel voorkomende acute oorzaken
het slagvolume, de cardiac output en uiteindelijk zijn een myocardinfarct (MI), aritmieën of toxicologische
eindorgaanperfusie. pathologieën. Hoewel trauma zelden een cardiogene shock
veroorzaakt, is het niet ongebruikelijk een MI of aritmieën
• Obstructieve shocks kunnen ook aan de rechterkant en een daaropvolgende cardiogene shock waar te nemen
van het hart optreden tijdens een systole die is als er een trauma is. Een persoon kan bijvoorbeeld een MI
veroorzaakt door een veneuze luchtembolie in de krijgen tijdens het rijden en als gevolg daarvan betrokken
longslagader. Als de belemmering van deze rechter raken bij een botsing met een motorvoertuig. Als u bij
ventriculaire uitstroombaan ernstig genoeg is, kan onderzoek van een traumapatiënt een lagere cardiac
dit een shock versnellen, wat resulteert in een hogere output zonder volumeverlies waarneemt, evalueert u de
intrathoracale druk met een lagere cardiac output tot patiënt op tekenen van een MI of aritmie, wat een veel
gevolg. voorkomende oorzaak is voor een cardiogene shock.

Tabel 7-1. Classificatie van shocketiologie en onderliggende problemen


Classificatie Etiologie Onderliggende pathologie

• Bloeding • Volbloedverlies
Hypovolemisch
• Brandwonden • Plasmaverlies

• Myocardinfarct • Verlies van hartcontractiliteit

Cardiogeen • Aritmieën • Verminderde cardiac output

• Stomp harttrauma • Verlies van hartcontractiliteit en aritmieën


• Compressie van het hart met een obstructie naar de
• Harttamponade
atriale vulling
• Mediastinale verschuiving met een obstructie naar de
Obstructief • Spanningspneumothorax
atriale vulling
• Combinatie van compressie van het hart en
• Spanningshemothorax
mediastinale verschuiving
• Verlies van vasomotorische tonus door afnamen van
• Neurogene shock
sympathische controle
• Vasodilatie van vaten door immuunreactie op
Distributief • Anafylactische shock
allergenen (vrijkomen van histamine)
• Gemedieerd door een systemische ontstekingsreactie
• Septische shock
(SIRS) met hypotensie- en perfusieafwijkingen

62 Hoofdstuk 7 • Shock
Bij een patiënt in cardiogene shock kan een teveel aan wat resulteert in een distributieve shock. Oorzakelijke
volumetoediening of een toename van de afterload factoren zijn:
resulteren in een pulmonaal oedeem en een verhoogde • Een anafylactische shock, doorgaans het resultaat

myocardischemie. Een succesvolle stabilisatie in de van het vrijkomen van ontstekingsmediatoren, zoals
acute fase bestaat uit het voorzichtig toedienen van histamine, waardoor bronchiale gladde spieren
vochtbolussen voor het verbeteren van de preload en samentrekken en de vasculaire permeabiliteit en
inotropische ondersteuning om de contractiliteit te vasodilatie worden verhoogd.
verbeteren. Als er tekenen van overvulling zijn, kan • Een septische shock, veroorzaakt door het systemisch
er een afterloadreductie worden geïndiceerd. Stomp vrijkomen van bacteriële endotoxinen, wat resulteert
cardiaal letsel kan zich op dezelfde manier presenteren in een verhoogde vasculaire permeabiliteit en
als een MI. Letsel of ischemie van myocardweefsel of vasodilatatie.
het geleidingssysteem kan aritmieën veroorzaken en de
cardiac output aantasten. Dit is de meest voorkomende • Een neurogene shock die optreedt bij ruggenmerg-
oorzaak van traumagerelateerde cardiogene shock. letsel resulteert in het verlies van controle door het
Doelgerichte behandelingen omvatten inotrope onder- sympathetisch zenuwstelsel over de vasculaire tonus
steuning, anti-aritmische medicatie en een correctie of die veneuze en arteriële vasodilatatie tot gevolg heeft.
behandeling van de onderliggende oorzaak. ◦◦ Onder normale omstandigheden staan sympathische
en parasympathische systemen tegenover elkaar,
Distributieve shock waardoor vasoconstrictie en dilatatie voor het
Een distributieve shock treedt op als gevolg van accommoderen van veranderende vasculaire
een slechte verdeling van een adequaat circulerend volumes mogelijk is. Met de uitval van de controle
bloedvolume met het verlies van vasculaire tonus of een van het sympathisch zenuwstelsel in geval van een
verhoogde permeabiliteit. Diffuse vasodilatie verlaagt de spinaal ruggenmergletsel kan ongehinderde vagale
systemische druk en creëert zo een relatieve hypovolemie activiteit door bradycardie resulteren in een lager
of reductie van het gemiddelde systemische volume en hartslagvolume.
veneuze terugstroom naar het hart of daling in preload,

Tabel 7-2. Geschat bloedverlies van een man van 70 kg op basis van initiële presentatie
Klasse I Klasse II Klasse III Klasse IV

Bloedverlies (mL) Tot 750 750–1500 1500–2000 >2000

Bloedverlies
Tot 15% 15%–30% 30%–40% >40%
(% bloedvolume)

Hartfrequentie (slagen/min) <100 100-120 120-140 >140

Systolische bloeddruk Normaal Normaal Afname Afname

Normaal of
Polsdruk Afname Afname Afname
toename

Ademhalingsfrequentie
14-20 20-30 30-40 >35
(ademhalingen/min)

Urineproductie (mL/h) >30 20-30 5-15 Verwaarloosbaar

Enigszins Ongerust, Verward,


CZS/mentale status Licht ongerust
ongerust verward letargisch

Kristalloïde en Kristalloïde en
Initiële vochtsubstitutie Kristalloïde Kristalloïde
bloed bloed
Opmerking: CZS betekent centraal zenuwstelsel

TNCC • Zevende druk 63


Naast het bieden van een gecontroleerde volume- Afbeelding 7-1. De relatie tussen cardiac
vervanging is de behandeling voor een distributieve shock output met slagvolume en hartfrequentie
het verhogen van de systemische vasculaire weerstand.
Er kan medicatie worden gebruikt, zoals norepinefrine,
SLAG-
dopamine, epinefrine, fenylefrine en vasopressine, voor CARDIAC = VOLUME × HART-
het verkrijgen van vasoconstrictie. In sommige gevallen OUTPUT FREQUENTIE
kan er atropine- of transcutane pacing worden toegevoegd
om beschreven parasympathische bradycardie tegen te
gaan. Een behandeling voor septische shock bestaat uit PRELOAD AFTERLOAD CONTRACTIEKRACHT
Veneuze return Perifere vasculaire Sterkte van contractie
het vroeg toedienen van antibiotica en een mogelijke weerstand

noodzaak voor norepinefrine om het perifere vaatstelsel te


vernauwen, de veneuze return naar het hart te verhogen en
de cardiac output te verbeteren. Cardiac output is het product van slagvolume en hartfrequentie.

perfusie ernaartoe te behouden, reageert het lichaam door


Pathofysiologie van de lichaamsreactie op verschillende compensatiemechanismen te activeren. Op
een shock de korte termijn kunnen deze compensatiemechanismen
Een shock heeft vele oorzaken, classificaties en stadia. weefselperfusie naar sommige organen verbeteren. Dit
Ongeacht de oorzaak kan een shock worden gekoppeld wordt echter primair bereikt door perfusie van andere
aan een of meer componenten van de cardiac output. De organen te verminderen. Deze reacties kunnen van
cardiac output is het product van de hartfrequentie en grote invloed zijn op de microcirculatie en vasculaire
het slagvolume (Afb. 7-1). De preload is van invloed op permeabiliteit als er geen goede perfusie wordt hersteld.
de cardiac output. Dit is een weergave van de centrale Als de shock niet wordt herkend, onbehandeld blijft
veneuze druk of het volume aan bloed dat aan het eind of verlengd wordt, of de beschermende mechanismen
van de diastole terugstroomt naar het hart. De preload de perfusie niet kunnen herstellen, gaat de patiënt over
neemt af door hypovolemie, wat resulteert in een lagere naar een onomkeerbare shock. Het cellulaire membraan
cardiac output. De afterload geeft weer welke druk het verliest het vermogen de integriteit te behouden,
hart moet verduren om bloed de bloedsomloop in te wat leidt tot celafbraak en -sterfte, gevolgd door een
pompen, of de systemische en pulmonale arteriële druk. systemische ontstekingsreactie, orgaanischemie,
Contractiliteit is het vermogen van de ventrikels om eindorgaanbeschadiging, meervoudige orgaanfalen en
samen te trekken en met kracht bloed uit te laten stromen. overlijden.
Verschillende letsels kunnen van invloed zijn op deze
contractiliteit. Een vroege herkenning en een vroege doelgerichte
• Een spanningspneumothorax kan de intrathoracale behandeling van een shock zijn essentieel voor goede
druk veranderen, wat een toename van de afterload resultaten en de preventie van orgaanfalen en overlijden.
veroorzaakt en het hart en venae cavae comprimeert
Het compensatiemechanisme van het lichaam bestaat uit
waardoor de preload afneemt.
een vasculair component. Als de bloedstroom minder
• Een letsel aan het myocard of pericardtamponade kan wordt en de arteriële druk onder 80 mmHg daalt, wordt
de kracht van de contractie beperken en van invloed de zuurstoflevering verminderd, wat resulteert in lagere
zijn op de cardiac output. zuurstofniveaus en hogere CO2-niveaus. Als gevolg
• Letsel van het hart kan bloedingen veroorzaken in van de lagere bloeddruk wordt er een trapsgewijze
de pericardruimte (harttamponade) en beperkt zo reactie in gang gezet om weefselperfusie te behouden.
het vermogen van het hart om samen te trekken en De vasculaire reactie kan via twee verschillende routes
belemmert de atriale vulling. worden geactiveerd.
• Activering van baroreceptoren: Baroreceptoren
• Een direct stomp trauma aan het hart kan resulteren
bevinden zich in de sinus carotis en langs de aorta-
in een aritmie, waardoor de coördinatie van de
boog en zijn gevoelig voor de mate van rekbaarheid
hartcyclus kan wordt aangetast en de cardiac output
binnen de arteriële wand. Als de baroreceptoren
afneemt.
een afname van de rek waarnemen, stimuleren zij
het sympathische zenuwstelsel om epinefrine en
In de vroege stadia van een shock zijn weefselperfusie en
norepinefrine vrij te geven, wat stimulering van de
de levering van voedingsstoffen en zuurstof onvoldoende
hartactiviteit en het samentrekken van bloedvaten
om te voldoen aan de stofwisselingsbehoeften van het
tot gevolg heeft, waardoor de hartfrequentie en de
lichaam. Om essentiële organen te beschermen en de
diastolische bloeddruk stijgen.
64 Hoofdstuk 7 • Shock
• Activering van chemoreceptoren: Perifere het vrijkomen van extra glucose door afbraak van
chemoreceptoren zijn gelegen in de bifurcatie van glycogeenvoorraden in de lever in glucose voor
de carotiden en in de aorta. Chemoreceptoren nemen cellulair gebruik.
veranderingen in het zuurstof- en CO2-gehalte in • Norepinefrine verhoogt de hartfrequentie, de
het bloed en in de pH waar. Als de CO2 stijgt of vasculaire tonus via activering van alfa-adrenergische
het zuurstofgehalte of de pH daalt, worden deze receptoren en de bloedstroom naar de skeletspier
receptoren geactiveerd en wordt er informatie en activeert het vrijkomen van glucose uit de
doorgegeven aan het centrale zenuwstelsel en aan energieopslag.
de cardiorespiratoire centra in de medulla, waardoor
de ademhalingsfrequentie en -diepte en bloeddruk Naast het vrijkomen van catecholaminen stimuleren de
stijgen. bijnieren het vrijkomen van cortisol om de bloedglucose
te laten stijgen en de retentie van water en zouten in de
Deze veranderingen in vitale functies lijken misschien nieren te bevorderen.
subtiel, tenzij de traumaverpleegkundige alert is op de
aanwezigheid ervan. De toename van de diastolische In het begin is de reactie van het sympathische
bloeddruk met een vernauwing van de polsdruk kan een zenuwstelsel en vasoconstrictie selectief en gaat er
van de eerste concrete metingen zijn die signaleren dat bloed naar het hart en de hersenen vanuit de huid en
de status van de bloedsomloop van patiënt is aangetast en het splanchnicusgebied (maag, dunne darm, dikke
dat het lichaam probeert te compenseren. Het herkennen darm, alvleesklier, lever en milt), waardoor het risico
van dit vroege stadium van de shockreactie kan essentieel op ischemie groter wordt. Als een shock onbehandeld
zijn om verder weefselletsel en progressie van de blijft, falen de compensatiemechanismen en vermindert
shockstatus te voorkomen. In tabel 7-3 worden de eerste de bloedstroom, wat resulteert in een lagere bloeddruk,
verschijnselen beschreven op klasse van shock. een reductie van de orgaanperfusie en zuurstof- en
CO2-transport. De circulatie van lactaat door het anaerobe
metabolisme neemt toe, wat resulteert in acidose en
Reactie van de bijnieren
verder letsel aan organen tot gevolg heeft (tabel 7-3).
Als het sympathisch zenuwstelsel wordt geactiveerd,
laten de bijnieren twee catecholaminen vrij: epinefrine en
norepinefrine. Immuunreactie
• Hoge concentraties epinefrine veroorzaken De initiële posttraumatische ontstekingsreactie beschermt
een ontspanning van de gladde spieren in de en is essentieel om te overleven. Deze reactie wordt
luchtwegen en een contractie van de gladde spieren geactiveerd door weefselhypoxie. Neutrofielen worden
in de arteriolen (versterkend inotroop effect). naar de letselgebieden gestuurd, waardoor signalen
Epinefrine verhoogt ook de hartfrequentie (positief worden gegeven die ontstekingscellen mobiliseren.
chronotropisch effect), perifere vasoconstrictie en

Tabel 7-3. Effecten van stimulatie van het sympathische zenuwstelsel

Orgaan Effect

Hart (spier) Toename contractiesterkte (positieve inotropie)

Hart (frequentie) Hogere hartfrequentie (positieve chronotropie)

Perifere vaten Vasoconstrictie

Pupillen Verwijding

Zweetklieren (cholinergisch) Toegenomen afscheiding

Bijnierklieren Toegenomen corticale en medullaire afscheiding

Bronchi Verwijding

Nieren Renineafscheiding toegenomen

Lever Glycogenolyse (afbraak van opgeslagen glycogeen)

TNCC • Zevende druk 65


Weefselhypoxie stimuleert ook de afscheiding van (gemiddelde arteriële druk) tussen 50 tot 150 mmHg
meerdere ontstekingsmediatoren of biomarkers. blijft. Als zelfregulering in het brein niet werkt, wordt
perfusie enkel afhankelijk van de druk. Zie Hoofdstuk 9:
Een voortschrijdende immune ontstekingsreactie kan het Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma voor meer
gevolg zijn van massale weefselletsels en bloedingen of informatie.
een langere en onbehandelde shockstatus. Dit kan ook
een gegeneraliseerde, acute ontstekingsreactie opwekken Renale reactie
die van invloed is op meerdere orgaansystemen en zet Hypoperfusie van de nieren activeert een complex
een cyclus ontsteking–weefselbeschadiging–ontsteking in compensatiemechanisme in de bijnieren om weefsel-
gang die wordt aangedreven door cytokinen, chemokinen perfusie inclusief het volgende te proberen verbeteren:
en producten van beschadigd of niet-werkend weefsel of • Door nierischemie verhoogt de bijnier de productie
weefsel onder stress. van renine.
• Renine versnelt de productie van angiotensine I.
De opruiming van neutrofielen wordt mogelijk geremd,
wat resulteert in een ophoping van neutrofielen die het • Angiotensine I wordt vervolgens in de longen
vrijkomen van ontstekingsmediatoren stimuleren. Bij omgezet in angiotensine II door een angiotensin
andere cellen wordt de apoptose (geprogrammeerde cel- converting enzyme (ACE) dat door het vasculair
dood) mogelijk vergroot, waardoor meer cellen afsterven endotheel wordt geproduceerd.
en organen slechter functioneren. De neutrofielen • Effecten van angiotensine II zijn:
veranderen en bewegen van de haarvaten naar de
◦◦ Krachtige vasoconstrictie, wat een stijging van de
interstitiële ruimte en activeren het verder vrijkomen van
vasculaire weerstand en arteriële druk veroorzaakt.
vrije zuurstofradicalen en weefselvernietigende enzymen,
wat leidt tot meer weefselletsel. Dit proces begint ◦◦ Het vrijkomen van aldosteron, waardoor de
mogelijk als hypoperfusie of tijdens resuscitatie. De reabsorptie van natrium en water in de distale tubuli
orgaansystemen die het meest worden getroffen zijn wordt verhoogd om het intravasculaire volume te
de longen, de lever en de nieren. Tenzij orgaan- en laten stijgen.
weefselhypoxie vroeg worden gecorrigeerd, wordt de ◦◦ Het stimuleren van het vrijkomen van AVP
ontstekingsreactie destructief, wat leidt tot orgaanfalen en (argininevasopressine), ook bekend als
overlijden. vasopressine, argipressine of ADH (antidiuretisch
hormoon), waardoor de waterretentie stijgt.
Pulmonale reactie Er kan een lagere urineproductie worden waargenomen,
Tijdens een shock reageert het pulmonale systeem op wat een indicatie kan zijn van een slechte nierperfusie
hypoperfusie en acidose. De ademhalingsfrequentie en een progressie van de shockstatus. Als een shock
neemt toe in een poging de zuurstoflevering naar het onbehandeld blijft, ontwikkelt deze zich naar oligurie en
weefsel te verbeteren en het CO2-niveau te laten afnemen nierfalen.
om de zuur-basebalans te behouden. Metabole acidose
als gevolg van een anaeroob metabolisme resulteert in
Coagulopathie
deze compenserende tachypneu en is een van de eerste
Aan resuscitatie gekoppelde coagulopathie is gekoppeld
reacties op onvoldoende geperfundeerd weefsel. Als een
aan de triade van overlijden ten gevolge van shock
shock onbehandeld blijft, wordt de pulmonale reactie
(afb. 7-2). Deze omvat:
mogelijk ineffectief, zwakker en faalt deze, waardoor een
• Hypothermie
ondersteunde beademing nodig wordt.
◦◦ Tast de trombineproductie en de functie van de
Cerebrale reactie bloedplaatjes aan.
Als een shock voortschrijdt, is het primaire doel van het • Acidose
lichaam het behoud van perfusie naar de vitale organen ◦◦ Tast de trombineproductie aan.
– de hersenen, het hart en de nieren – en zal er minder
bloed naar de lever, de darmen, de huid en de spieren • Coagulopathie
gaan. Sympathische stimulatie heeft weinig effect op de ◦◦ Resulteert in de afname van stollingsfactoren
cerebrale en coronaire vaten omdat deze zichzelf kunnen door hemodilutie en het aangetaste vermogen
reguleren. Cerebrale zelfregulering behoudt een constante stollingsfactoren te produceren.
cerebrale vasculaire bloedstroom zolang de MAP

66 Hoofdstuk 7 • Shock
Afbeelding 7-2. Triade van overlijden Eerste stadium: Gecompenseerde shock
In dit stadium worden er compensatiemechanismen
geactiveerd en gaat de patiënt mogelijk subtiele
Coagulopathie veranderingen vertonen in het bewustzijnsniveau en
vitale functies, inclusief:
• Agitatie, lethargie, verwarring en rusteloosheid
Triade van doordat zuurstof van gebieden die verantwoordelijk
overlijden zijn voor de hogere hersenfuncties naar de hersenstam
wordt geleid om de overlevingsfunctie te behouden.
Hypothermie Metabole
acidose • Systolische bloeddruk, doorgaans binnen normale
waarden.
• Een stijgende diastolische bloeddruk, resulteert in
De combinatie van coagulopathie, hypothermie en metabole acidose kan fataal een vernauwde polsdruk, wat een weergave is van de
zijn voor de traumapatiënt.
perifere vasoconstrictie.
In het begin van de 21e eeuw heeft onderzoek aangetoond • Een sterk pulserende en/of licht tachycardische
dat acute traumatische coagulopathie (ATC) in sommige hartslag als gevolg van het vrijkomen van
gevallen onmiddellijk begon op het moment van het catecholamine.
letsel en niet gerelateerd was aan vochtresuscitatie.
Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van hemostatische • Verhoogde ademhalingsfrequentie, wat ook het
resuscitatie of damage control resuscitation. Studies gevolg kan zijn van pijn of ongerustheid.
hebben aangetoond dat ernstig verwonde patiënten met • Afname van de urineproductie omdat de nieren
weefselhypoperfusie (basetekort < –6 mEq/L) binnen werken om vocht in het circulatiesysteem te houden.
30 minuten na het letsel ATC hebben ontwikkeld. Letsel
aan het weefsel en hypoperfusie worden gecombineerd Tweede stadium: Gedecompenseerde of progressieve
om stolselvorming tegen te gaan, wat de hemorragische shock
shockstatus verergert. Een gedecompenseerde of progressieve shock treedt
op als compensatiemechanismen niet meer werken en
Shockstadia perfusie niet kunnen ondersteunen of verbeteren.
De shock kan in dit stadium nog omkeerbaar zijn.
Er zijn drie shockstadia: stadium I (gecompenseerd),
Tekenen en symptomen zijn:
stadium II (gedecompenseerd of progressief) en stadium
• Het bewustzijnsniveau gaat achteruit en de patiënt
III (onomkeerbaar). Als er een lage bloedstroom en een
verzwakt of raakt bewusteloos als de cellen
slechte weefselperfusie optreden, reageert het lichaam
overschakelen op een anaeroob metabolisme met
snel. De patiënt lijkt mogelijk asymptomatisch, maar
verhoogde niveaus melk- en pyruvinezuren.
er zijn compensatiemechanismen aan het werk om het
intern evenwicht te behouden. Er komt maar kort een • Normale of licht gedaalde systolische bloeddruk.
kans om snel te interveniëren vóór de patiënt acidose en • Aanhoudende vernauwing van de polsdruk
decompensatie ontwikkelt, wat resulteert in weefselsterfte totdat perifere vasculaire vasoconstrictie geen
en orgaanfalen. cardiovasculaire ondersteuning meer kan bieden.
• Toename hartfrequentie tot boven de 100 slagen/min.
Shock is een complexe, dynamische status. De bloeddruk
alleen is geen indicatie van cardiac output en voldoende • Zwakke, weke pulsaties.
perfusie. Er zijn verschillende resuscitatie-eindpunten die • Snelle en oppervlakkige ademhaling als de longen de
proactief kunnen worden gemonitord om een mogelijke acidose proberen te corrigeren.
bloeding snel te kunnen herkennen en onmiddellijk te
• Koele, klamme, cyanotische huid als het bloed naar
kunnen reageren. Een goede en vroege behandeling van
vitale organen gaat (kan zich ontwikkelen aan het
traumatisch bloedverlies is cruciaal, omdat het niet tijdig
eind van het decompensatiestadium).
starten van de juiste interventies de grootste doodsoorzaak
is bij traumapatiënten. • Het baseoverschot ligt niet binnen het normale bereik
van –2 mEq/L tot +2 mEq/L.
• Serumlactaatniveaus zijn hoger dan 2 tot 4 mmol/L.

TNCC • Zevende druk 67


Derde stadium: Irreversibele shock • Fysieke controle van evaluatiebevindingen van de
Zonder snelle interventie leidt een irreversibele shock tot bloeding in het abdo men, de flank of het bekken, van
de dood. Weefsel en cellen in het hele lichaam worden hematurie of van een rectale bloeding
ischemisch en necrotisch, wat resulteert in multi-orgaan-
dysfunctie. Tekenen en symptomen zijn: Bij aanwezigheid van een hemorragische shock is het
• Afwezigheid, stuporeus of comateus belangrijk de bron van de bloeding te identificeren.
• Sterke hypotensie en hartfalen Nuttige diagnostische tests zijn:
• Röntgenfoto’s van borst en bekken
• Bradycardie met mogelijke aritmieën
• FAST (Focused Assessment with Sonography for
• Afname van de ademfrequentie, oppervlakkigere Trauma)
ademhaling
• CT-scans voor hemodynamisch stabiele patiënten
• Bleke, koele en klamme huid
• CT-angiografie voor het identificeren van vasculaire
• Nierfalen, leverfalen en falen van andere organen bloedingsbronnen
door aanhoudende hypoperfusie en ischemie
• Diagnostische laparoscopie/proeflaparotomie
• Ernstige acidose, hogere lactaatconcentraties en
verergerend baseoverschot op arteriële bloedgassen
(ABG’s) Huidige behandelstrategieën
• Coagulopathieën met petechiën, purpura of bloeding Damage Control Resuscitation
DCR (Damage Control Resuscitation) is een principe
Ondanks een agressieve shockbehandeling tijdens dat gericht is op preventie in plaats van interventie. Het
deze fase wordt het steeds moeilijker weefselperfusie vroeg herkennen van de patiënt die risico loopt op een
te herstellen, coagulopathieën te corrigeren en orgaan- shock maakt het gebruik van doelgerichte therapieën
beschadiging te minimaliseren. Bij volbloedverlies makkelijker. Hierbij zijn twee strategieën betrokken:
• Hypotensieve resuscitatie
gaan de stollingsfactoren verloren. Vervanging door
packed cells en een fysiologische zoutoplossing ◦◦ In studies wordt gesuggereerd dat het gebruik van
zonder een additionele transfusie met bloedplaatjes grote volumes kristalloïdeoplossing gekoppeld
en plasma vermindert het stollingsvermogen van de is aan toegenomen bloedingen en kleinere
patiënt nog verder. Het resultaat is een gedissemineerde overlevingskansen. Dit kan het resultaat zijn van
intravasculaire coagulopathie, multi-organ failure (MOF) hemodilutie en een afname van stollingsfactoren.
en overlijden. Uit verschillende studies is gebleken dat er bij
een vertraagde en restrictieve toediening van een
Mogelijk bijkomende letsels isotone kristalloïdeoplossing bij traumapatiënten
(zonder hoofdletsel) sprake kan zijn van betere
Het behandelen van een patiënt met een hypovolemische resultaten en een lagere mortaliteit doordat het
shock ten gevolge van bloedverlies vereist een doel- stollingsproces dan beter blijft werken. Dit kan het
gerichte therapie die erop gericht is het bloedverlies optreden van bloedingen en recidiefbloedingen (het
onder controle te krijgen en hemostase te bereiken. zogenaamde ‘popping the clot’) mogelijk beperken.
Het proactief in overweging nemen van mogelijke Plasma- en bloedproducten zijn de eerste keus
interne bloedingen kan leiden tot een eerdere definitieve om bloedverlies en een inadequate coagulatie te
behandeling. Hoewel een externe bloeding een snelle corrigeren. Het doel is niet hypotensie, maar een
identificatie en controle nodig maakt, is het belangrijk adequate resuscitatie zonder hypertensie.
dat dit niet afleidt van het voortgaand onderzoek. Dit
geldt voor stomp trauma, ofwel geïsoleerd, ofwel bij een ◦◦ Er moet meer onderzoek worden gedaan om
penetrerend letsel. Letsel aan de lever, milt, nieren, grote hypotensie te definiëren, vooral bij ouderen.
vaten, het bekken en de pijpbeenderen kunnen locaties Sommige studies hebben de drempel aangegeven
zijn van bloedverlies. als een systolische bloeddruk van 110 mmHg. De
CDC (Centers for Disease Control and Prevention)
Een vroege herkenning en behandeling kan met het raadt bij patiënten van 65 jaar en ouder met een
volgende worden bereikt: systolische bloeddruk van 110 mmHg overplaatsing
• Overweging van gelijktijdige letsels op basis van aan naar een traumacentrum.
ongevalsmechanismen of patronen van kneuzingen
(letsel door veiligheidsriem)

68 Hoofdstuk 7 • Shock
• Hemostatische resuscitatie prehospitale hulpverleners hebben gegeven. De reactie
◦◦ De sleutel tot een vroege doelgerichte van de patiënt op de eerste vloeistofbolus moet een
behandeling is het optimaliseren van de leidraad zijn voor de daaropvolgende IV-vochttoediening.
oxygenatie en perfusie door verdere verliezen via
verdunningscoagulopathie te voorkomen. Wanneer Massieve transfusie
bloedverlies optreedt, gaan stollingsfactoren In het Amerikaanse leger is als eerste aangetoond dat
en bloedplaatjes samen met rode bloedcellen door het toedienen van een meer uitgebalanceerde
verloren. Een overmatig gebruik van enkel vloeistofsuppletie door middel van een beperkt gebruik
isotone kristalloïden of het vervangen van van kristalloïde oplossingen en een vooraf bepaalde
volbloedverlies met enkel rode bloedcellen kan verhouding tussen vocht, bloed en plasma (volgen van
een verdunningscoagulopathie produceren waarin een massaal transfusieprotocol, MTP) vaak hemostase
de effectieve concentratie van zowel bloedplaatjes bereikt werd en de mortaliteit afnam bij patiënten met
als stollingsfactoren significant is gereduceerd. bloedverlies. Vergelijkbare bevindingen zijn bereikt onder
Het onder controle houden van een bloeding wordt civiele omstandigheden en het Amerikaanse ministerie
geoptimaliseerd door het geven van therapie waarbij van Defensie blijft onderzoek doen om de optimale
verschillende componenten worden gegeven en verhouding van producten van bloed naar bloed vast te
waarbij ook gebruikgemaakt wordt van de transfusie stellen. De ACS (American College of Surgeons) heeft
van rode bloedcellen en fresh frozen plasma in een bevestigd dat een vooraf vastgesteld MTP met sneller
1:1-verhouding. Bloedplaatjes worden toegevoegd gebruik van bloed, plasma en trombocyten tot betere
in een 1:1:1-verhouding bij aanwezigheid van een resultaten leidt. Ook heeft de ACS het gebruik van MTP
bewezen of verwachte trombocytopenie. als een van de noodzakelijke criteria voor traumacentra
beschreven in Resources for Optimal Care of the Injured
◦◦ Een uitgebalanceerde vocht-bloedsuppletie is Patient. Het succes van het huidige MTP hangt af van
een aanpak waarbij alle componenten worden een vroege herkenning en implementatie waarbij wordt
gesuppleerd die verloren gaan bij een bloeding, gebruikgemaakt van een vooraf bepaalde verhouding
waaronder vloeistof, packed cells en fresh frozen van één deel rode bloedcellen, één deel FFP en één deel
plasma, terwijl de oorzaak van het bloeden trombocyten (1:1:1-verhouding) en een gedetailleerd
chirurgisch wordt behandeld. Het is cruciaal dat proces voor de implementatie wordt geboden.
er vroeg wordt begonnen met het onder controle Beperkingen bestaan uit het niet tijdig implementeren
houden van een bloeding en een uitgebalanceerde van het protocol en de beschikbaarheid van FFP en
vocht-bloedsuppletie. bloedplaatjes. Er is meer onderzoek nodig, maar het
1:1:1-protocol lijkt direct gerelateerd te zijn aan grotere
Vocht-bloedsuppletie overlevingskansen.
Voorheen bestond de aanpak van vocht-bloedsuppletie
bij een patiënt met een shock uit twee intraveneuze
Vervanging calciumchloride
katheters met een grote diameter en een snelle infusie
Hypocalciëmie is een aandachtspunt bij een massieve
van een isotone kristalloïdeoplossing. Na de eerste
transfusie, omdat citraat als conserveringsmiddel wordt
vochtbolus werd het effect hiervan geëvalueerd en werd
toegevoegd aan bloed van de bloedbank om coagulatie
zo nodig bloed gegeven. Deze aanpak leidt tot excessieve
te voorkomen. Citraat bindt met calcium en maakt het
infusievolumes kristalloïdeoplossing, wat resulteert in
inactief. Omdat calcium een vitaal onderdeel is van
hemodilutie, minder circulerende rode bloedcellen voor
het stollingsproces, kan hypocalciëmie als gevolg van
het vervoeren van hemoglobine, toenemende acidose
een massale transfusie een hypovolemische shock zelfs
(wegens anaeroob metabolisme), verdunning van
verergeren doordat het bloeden aanhoudt. Tekenen van
stollingsfactoren, sterker optredende ontstekingsreactie
hypocalciëmie zijn hartritmestoornissen, tremoren en
(wegens grotere kristalloïdevolumes) en mogelijk ARDS
insulten. Er wordt ongeveer 3 g citraat toegevoegd aan
(Acute Respiratory Distress Syndrome), abdominaal
iedere eenheid donorbloed en een gezonde volwassen
compartimentsyndroom en een hogere mortaliteit.
lever kan citraat met een snelheid van 3 g per 5 minuten
metaboliseren. Als de traumapatiënt meer dan één eenheid
De huidige richtlijnen schrijven het toedienen van
bloed per 5 minuten nodig heeft, anticipeer dan op een
kleinere volumes kristalloïdeoplossingen voor en het zo
hypocalciëmie ten gevolge van een citraatoverdosering
nodig toedienen van vochtbolussen. Dit is het principe
en suppleer calciumgluconaat of calciumchloride. Als er
van toegestane hypotensie. De eerste vochttoediening
calciumchloride wordt gebruikt, moet worden voorkomen
aan een volwassen traumapatiënt moet een vochtbolus
dat het subcutaan loopt, omdat dit weefselnecrose kan
zijn van 1 tot 2 L verwarmd vocht, inclusief het vocht dat
veroorzaken.

TNCC • Zevende druk 69


Patiënten die calciumantagonisten (diltiazem) innemen, is veilig gebruikt voor het reduceren van intraoperatieve
kunnen mogelijk hartritmestoornissen ontwikkelen. bloedingen in electieve medische en dentale chirurgie, en
De monitoring van calciumconcentraties kan voor deze voor het controleren van zware menstruatiebloedingen.
patiënten eerder zijn geïndiceerd. Tijdens een grote multicenterstudie in meerdere
landen, Clinical Randomization of an Antifibrinolytic
Autotransfusie in Significant Hemorrhage (CRASH-2) werden 20.211
Een autotransfusie of het toedienen van het eigen bloed patiënten geëvalueerd met (een risico op) bloedingen en
van de patiënt uit het thoraxdrainagesysteem kan een optie werd vastgesteld dat TXA veilig kan worden gebruikt voor
zijn als er een transfusie nodig is. Volg de aanbevelingen het reduceren van het risico op overlijden door bloedingen
op de verpakking, waarin doorgaans een toediening binnen bij traumapatiënten. Op basis van die bevindingen wordt
zes uur wordt aangeraden. Dit zijn de voordelen: aanbevolen TXA vroeg te geven om effect te hebben.
• Transfusie met vers volbloed van de patiënt zelf, Het wordt veel toegepast bij doorverwijzingen naar andere
waardoor het risico op een transfusiereactie wordt ziekenhuizen, bij lange transporttijden of in extreme
geëlimineerd omstandigheden. Op het moment van schrijven heeft
de Amerikaanse Food and Drug Administration deze
• Het bloed is op kamertemperatuur, zonder te moeten
medicatie nog niet goedgekeurd voor gebruik bij een
wachten op het verwarmen van bloedproducten
trauma, maar na veelbelovende onderzoeksresultaten
• Rode bloedcellen in autotransfusiebloed kunnen wordt in de nabije toekomst goedkeuring en wijdverspreid
zuurstof mogelijk beter vervoeren, omdat ouder bloed gebruik verwacht.
van de bloedbank mogelijk minder functionerende
rode bloedcellen heeft
Verpleegkundige zorg voor de patiënt in
• Lagere kosten shock
• Lager risico op overdraagbare ziekte Voorbereiding en triage
Het ACS-COT (American College of Surgeons Committee
Nadelen van autotransfusie zijn:
on Trauma) beschouwt een systolische bloeddruk van
• Het risico op contaminatie van een micro-organisme
90 mmHg of minder in de prehospitale omgeving als
in de thorax
criterium voor activering van het traumateam op het
• Ery’s kunnen tijdens een bloeding gehemolyseerd hoogste niveau. In één studie werd ontdekt dat een
raken enkele systolische bloeddrukmeting van minder dan
• Stollingsfactoren, inclusief bloedplaatjes en 105 mmHg een aanwijzing zou kunnen zijn voor ernstige
cryoprecipitaat, worden mogelijk vernietigd, wat het letsels waarvoor vaak een operatieve of endovasculaire
D-dimeer in het afgenomen bloed kan verhogen behandeling en opname op de Intensive Care vereist is.
Op grond hiervan wordt een geïsoleerde hypotensieve
bloeddrukmeting in een prehospitale omgeving beschouwd
Damage control surgery als significant.
Damage control surgery is een verschuiving van een
snelle definitieve chirurgische ingreep en een volledig Safe Practice, Safe Care
herstel naar chirurgie die erop gericht is het bloeden te Bij de patiënt die risico loopt op een traumatische shock
stoppen, de normothermie te herstellen en coagulopathie of deze krijgt, is het essentieel dat de beoordeling en
en acidose te behandelen, met andere woorden resuscitatie interventie tegelijkertijd en systematisch plaatsvinden. Het
vanaf de traumatriade (afb. 7-2). Het wordt aanbevolen primaire onderzoek wordt uitgevoerd, levensbedreigende
damage control surgery niet langer dan 90 minuten te laten problemen worden behandeld en opnieuw beoordeeld
duren. Definitief letselherstel wordt later tijdens geplande alvorens verder te gaan naar de volgende stap en verder
of gefaseerde operaties bereikt, nadat de patiënt verder is te gaan naar het secundaire onderzoek. Gelijktijdige
gereanimeerd, gestabiliseerd en verwarmd op de en continue evaluaties, voorgeschiedenis, lichamelijk
intensive care. onderzoek, röntgen- en laboratoriumonderzoek en
voortdurend onderzoek zijn cruciaal voor het bereiken van
Tranexaminezuur (cyklokapron) optimale resultaten voor de patiënt door te anticiperen op
Tranexaminezuur (TXA) is een synthetische versie van mogelijk bloedverlies door aanwezig of mogelijk aanwezig
het aminozuur lysine. Het is een antifibrinolyticum dat letsel en door een proactief behandelplan te hebben dat
de activering remt van plasminogeen, een substantie die vooruitloopt op het ziekteverloop van de patiënt.
verantwoordelijk is voor het oplossen van stolsels. TXA

70 Hoofdstuk 7 • Shock
Primaire onderzoeksfase en aanvullende interventies ◦◦ Gevoeligheid en spierverzet in het abdomen en
Raadpleeg Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de instabiliteit van het bekken kunnen tekenen zijn van
systematische aanpak van de verpleegkundige zorg voor de een inwendige bloeding.
traumapatiënt. De volgende onderzoeksparameters gelden
specifiek voor patiënten met tekenen van een shock. Interventies
• Dien extra zuurstof toe via het non-rebreathingmasker
A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid) om een optimale oxygenatie te bereiken als dat niet
• Let op rusteloosheid en agitatie. Dit kan een vroeg al is voltooid zoals is aangegeven in de evaluatie van
teken zijn van een shock. de luchtweg en ademhaling. Dien zuurstof toe om
• Het niet reageren van de traumapatiënt kan komen een zuurstofsaturatie (SpO2) tussen 94% en 98% te
door hypovolemie, niet door hoofdletsel. behouden.

• Een patiënt krijgt mogelijk een ongecompenseerde • Probeer externe bloedingen met directe druk onder
shock met een verlies aan bloedvolume van 30% tot controle te krijgen.
40% voor hij of zij niet meer reageert. ◦◦ Tourniquets kunnen worden overwogen als een
• Het gebruik van alcohol en/of andere stoffen zorgt bloeding in de extremiteiten niet met directe druk
voor veranderingen in het bewustzijnsniveau die onder controle wordt gebracht.
vroege herkenning van shock kunnen bemoeilijken. • Een pelvic sling of sluitlaken wordt aanbevolen voor
de stabilisatie van een mogelijke of bewezen instabiele
B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en bekkenfractuur. Zie Hoofdstuk 12: Abdominaal en
beademing) bekkentrauma voor meer informatie.
Inspecteer:
• Plaats twee perifere intraveneuze katheters met een
• Toegenomen ademarbeid, wat kan duiden op
grote diameter.
compensatie voor een vroege hypovolemische shock
en respiratoire correctie van metabole acidose ◦◦ Als er niet snel IV-toegang kan worden verkregen,
ga dan over tot het verkrijgen van een intraossale
C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie en toegang. Deze belangrijke techniek om snel toegang
beheersing van bloedingen) te verkrijgen tijdens de traumazorg wordt te weinig
Inspecteer: gebruikt. IO- en perifere IV-toegang maken een
• Actieve uitwendige bloedingen snellere infusie mogelijk omdat de lengte korter is
dan een centrale lijn.
• Gekneusde, gezwollen en misvormde extremiteiten
◦◦ Als je verwacht dat er apparatuur gebruikt moet
• Een gezwollen abdomen, wat kan duiden op inwendig
worden om een infuus snel toe te dienen, controleer
bloedverlies
je de aanbevelingen van de fabrikant voor de
minimale kathetermaat voor een goed gebruik.
Ausculteer:
• Verminderd ademgeruis (mogelijke pneumothorax • Denk na over activering van de MTP (O-negatief
of hemothorax) of gedempte harttonen (mogelijke bloed, FFP en trombocyten). Zie bijlagen 7-A en 7-B
pericardtamponade) voor MTP-voorbeeldprotocollen.
• Voorkom hypothermie door gebruikte vloeistoffen te
Palpeer: verwarmen om de temperatuur van de patiënt op 37°C
• Centrale en perifere pulsaties te houden.
◦◦ Een snellere of sterk pulserende hartslag kan duiden ◦◦ Gebruik een rapid infuser die het bloed verwarmt
op een hogere cardiac output. Dit kan het gevolg met een bloedbuisjesset die adequaat is voor een
zijn van het vrijkomen van catecholaminen uit het transfusie van bloedcomponenten met behoud van
sympathische zenuwstelsel om de cardiac output te de 1:1:1-vervangingsratio.
laten stijgen.
··Als eenmaal hemostase is bereikt, zal naar
◦◦ Perifere pulsaties reageren anders dan centrale verwachting één eenheid rode bloedcellen het
pulsaties: Ze worden juist minder goed voelbaar hemoglobine met 1 g/dL laten stijgen en de
bij een shockpatiënt. Een sterke centrale hartslag in hematocriet met 3%.
combinatie met een zwakke perifere hartslag kan
dus duiden op een shock.

TNCC • Zevende druk 71


··Gebruik zo mogelijk Rh-negatief bloed. Als • Toxicologische screening om de mentale status te
O-negatief bloed beperkt is, kan O-positief bloed kunnen evalueren en van hoofdletsel te differentiëren
worden toegediend aan mannen en postmeno- • Calciumconcentratie als er snel grote volumes
pauzale vrouwen. Als O-positief bloed wordt bloedproducten worden geïnfundeerd
toegediend aan premenopauzale vrouwen, worden
zij misschien overgevoelig voor de Rh-factor, Er zijn aanvullende bloedmonsters nodig, waaronder
wat van invloed kan zijn op toekomstige een typering en kruisproef, hemoglobine en hematocriet,
zwangerschappen. elektrolyten, serumosmolariteit, ureum, creatinine,
amylase en leverenzymen. Deze tests zijn mogelijk direct
D–Disability (Neurologische status)
gecorreleerd aan de pathofysiologie van de shock en
Evalueer op LOC. Een afname kan een indicatie zijn van
het letsel, maar anders dan serumlactaat, bloedplaatjes
hypoxemie en ongecontroleerd intern bloeden.
en stollingsfactoren zijn deze minder nuttig bij de
eerste behandeling en juist nuttiger bij de aanhoudende
E–Exposure and Environmental control (Ontkleden en
controle van de omgeving) herbeoordeling.
Neem de temperatuur van de patiënt op, omdat
O–Oxygenatie
hypothermie een verminderde weefseloxygenatie,
Pulsoximetrie
acidose en een hogere coagulopathie tot gevolg heeft,
Het doel is om een SpO2-meting van 94 tot 98% te
wat resulteert in een hogere morbiditeit en mortaliteit.
behouden. Omdat er vele variabelen zijn die een verkeerd
beeld kunnen geven van de pulsoxymeterwaarden,
F–Full Set of Vital Signs (Volledige set van vitale
functies) inclusief hemodilutie en blootstelling aan koolmonoxide,
Bloeddrukmeting is het essentieel dat beslissingen over de behandeling van
De systolische bloeddruk geeft niet direct de cardiac patiënten niet worden genomen enkel op basis van de
output weer, hoewel de zich ontwikkelende vitale tekenen pulsoxymetriewaarden.
mogelijk nuttige informatie geven over een verbeterde
bloedstroom naar de organen en weefseloxygenatie voor ETCO2-monitoring
een goede aanhoudende zorg. Extra metingen zijn: De monitoring van ETCO2 (end-tidal carbon dioxide) kan
• Frequente metingen van de bloeddruk voor het worden gebruikt om de plaatsing van de endotracheale
vaststellen van veranderingen in de polsdruk en tube, symptomatische pneumothorax of andere pulmonale
monitoring op tekenen van vasculaire compensatie- afwijkingen snel te kunnen beoordelen. Deze kan ook
mechanismen. worden gebruikt om indirect de cardiac output te evalueren
als functie van de pulmonale perfusie. Een aanhoudende
• Verschillen in bloeddruk tussen de rechter- en capnografiecurve biedt een adem-tot-ademanalyse van
linkerarm, wat een teken kan zijn van letsel aan de de ademhaling en perfusie en fungeert als waardevol
thoracale aorta. hulpmiddel tijdens de resuscitatie en aanhoudende
monitoring. Uit onderzoek blijkt dat capnografie indirect
Een recent literatuuronderzoek laat arteriële metingen de cardiac output meet en gebruikt kan worden voor het
zien als de norm voor een betrouwbare en nauwkeurige monitoren van de de effectiviteit van de reanimatie (CPR)
bloeddrukmeting. Bij volwassenen met een trauma en en de terugkeer van een spontane circulatie (ROSC).
shock werd het gebruik van de standaard niet-invasieve
oscillometrische bloeddrukmeting beschreven als geschikt.
Herbeoordeling
Een meting waarbij de gemiddelde arteriële druk (MAP)
Stel vast of er vroeg transport nodig is naar een
automatisch wordt berekend en zich ontwikkelt wordt
traumacentrum of chirurgie.
echter aangemoedigd waar dit beschikbaar is.
FAST (Focused Assessment with Sonography for
G-Get Resuscitation Adjuncts (Aanvullende Trauma)
onderzoeken en interventies) Na de primaire onderzoeksfase kan een FAST-onderzoek
L–Laboratoriumonderzoek worden gebruikt om snel en niet-invasief te beoordelen
De volgende laboratoriumonderzoeken zijn gebruikt bij op bloedingen als gevolg van een beschadiging van
het begeleiden van resuscitatiepogingen bij shocks: het hart, de lever, de nieren en de milt. Een FAST-
• Telling van bloedplaatjes en bestuderen van stolling onderzoek wordt ook steeds vaker gebruikt voor het
• Serumlactaat, anion gap, basetekort en arteriële detecteren van een pneumothorax, in het bijzonder een
bloedgassen om acidose te evalueren spanningspneumothorax.

72 Hoofdstuk 7 • Shock
Röntgenopnamen voor op transport. Zie Hoofdstuk 23: Overdracht van de
Als er een vermoeden bestaat dat de traumapatiënt een traumapatiënt voor meer informatie.
interne bloeding heeft of zou kunnen hebben, kan er in de Van belang is om te weten dat CT-beelden niet vereist
traumakamer een röntgenfoto van de thorax en het bekken zijn voor de overdracht en een overdracht naar een
worden gemaakt om een vroege doelgerichte behandeling ander ziekenhuis, indien nodig, niet mogen vertragen.
te bespoedigen. Dit is het geval bij patiënten met mogelijk Hemodynamisch onstabiele traumapatiënten lopen een
een bloeding in het bekken waar zich ook veel bloedvaten groot risico op achteruitgang tijdens het transport naar de
bevinden. afdeling radiologie.

Secundaire onderzoeksfase en aanvullend onderzoek Andere onderzoeken


H–History (Anamnese) In aansluiting op het bereiken van hemodynamische
Aanvullende voorgeschiedenis om te verzamelen als de stabiliteit kan een ECG informatie verschaffen over de
patiënt risico loopt op een shock: cardiale status.
• Wat was het geschatte bloedverlies op de locatie van
het ongeval? Andere bepaalde aanvullende onderzoeken die specifiek
voor de traumapatiënt in shock gelden:
• Was er een bloeddruk onder 90 mmHg tijdens de
• Overweeg een urinekatheter te plaatsen om de
prehospitale zorg?
urineproductie te monitoren.
• Klaagt de patiënt over duizeligheid of andere
◦◦ De urineproductie is een belangrijke parameter
symptomen die kunnen duiden op het ontstaan van
voor de vullingstoestand van het lichaam en
een shock?
de weefselperfusie en moet ieder uur worden
• Klaagt de patiënt over pijn op de borst of abdominale gemonitord.
pijn?
◦◦ Een adequate urineproductie ligt op een niveau
• Is er een geschiedenis van hypertensie? Neemt de van 0,5 mL/kg per uur (bij een volwassen patiënt
patiënt antihypertensiva? van 70 kg).
• Is er een geschiedenis van antistollingsgebruik? ◦◦ Een productie van minder dan 0,5 mL/kg per uur
• Is er een geschiedenis van anemie of andere twee uur achter elkaar duidt op oligurie.
bloedafwijkingen (hemofilie)? • Het gebruik van vasoconstrictors en vasopressors is
niet geïndiceerd bij hemorragische shocks.
Is één van bovenstaande vragen positief te beantwoorden,
dan kan dit een aanwijzing geven over acuut bloedverlies.
Een zorgvuldig onderzoek met nauwkeurige monitoring Herbeoordeling en posttraumazorg
kan leiden tot een vroege detectie van een shock. Het is Herbeoordelingen die specifiek gelden voor shocks zijn de
echter verstandig om aan te nemen dat alle traumapatiënten volgende:
in rugligging op een fixatieplank een gecompenseerde • Zuurstofsaturatie via pulsoxymetrie, ETCO2-
shock hebben totdat het tegendeel is bewezen. monitoring en herhaalde arteriële bloedgassen (ABG’s)
bieden een aanhoudende evaluatie van oxygenatie,
Aanvullend onderzoek ventilatie en perfusie.
Diagnostische onderzoeken • Er wordt voortdurend onderzoek uitgevoerd om
Diagnostische peritoneale spoeling recidiefbloedingen en eerder onopgemerkt letsel
Een DPL of buikspoeling (diagnostische peritoneale en bronnen van bloedingen te monitoren, net zoals
lavage) wordt niet vaak gebruikt, maar blijft een optie als onderzoek om het effect van de ingestelde therapie en
er geen FAST-onderzoek of CT beschikbaar is of als de een adequate weefselperfusie te beoordelen. Dit kan
patiënt te onstabiel is om te verplaatsen voor een CT-scan. bestaan uit veelvuldig en herhaald gericht onderzoek
Deze is zeer gevoelig voor bloedingen in de buikholte en en aanvullende röntgenonderzoeken, zoals een CT of
kan ook een vrije darminhoud blootleggen. MRI.
CT (Computed Tomography) • Monitor ieder uur de urineproductie voor het beoor-
Na stabilisatie en voltooiing van de primaire onderzoeks- delen van een effectieve resuscitatie en nierperfusie,
fase wordt CT gebruikt om mogelijke bevindingen en de nierfunctie. Oligurie en een verhoogd ureum en
te onderzoeken die niet te zien waren op de eerste verminderde kreatinineklaring zijn tekenen van een
thorax- en abdominale radiografie. Bereid de patiënt mogelijke hypoperfusie.

TNCC • Zevende druk 73


• Het aanhoudend monitoren van hemoglobine, risico’s en werd het sterftecijfer gereduceerd. Apparaten
hematocriet, bloedplaatjes en stollingstijd kan voor directe druk of pneumatisch spalken zijn methoden
aanwijzingen geven of er een coagulopathie om het bloeden snel onder controle te krijgen. Kragh et
ontstaat ten gevolge van aanhoudend bloedverlies al. hebben de resultaten bestudeerd van patiënten bij wie
of de hemodilutie-effecten van een massale een tourniquet was aangebracht, zowel in preklinische
volumeresuscitatie. omgevingen als in militaire eerstehulpafdelingen. Er was
• Continue monitoring en trendbewaking van doelen en een positieve relatie te zien tussen het redden van levens en
indicatoren van een verbeterde perfusie en optimale het vroeg aanbrengen van een tourniquet voor het stoppen
resultaten: van ernstige bloedingen van ledematen voordat klinische
indicaties van een shock evident waren. Zij hebben ook
◦◦ Tekenen van een adequate perfusie van de periferie bestudeerd wat de impact was van het aanbrengen van
◦◦ Adequate zuurstofsaturatie een tourniquet voordat en nadat de patiënten in shock
◦◦ Normothermie raakten, en zij kwamen tot de conclusie dat het gebruik
van een preklinisch tourniquet ook sterk verband hield
◦◦ Normotensie met het redden van levens. Enkele patiënten hadden last
◦◦ Stabiele hart- en ademhalingsfrequentie van een kortstondige zenuwparese op tourniquet-niveau,
◦◦ Gecontroleerde hemostase maar er gingen geen ledematen verloren en er waren geen
amputaties die alleen te wijten waren aan het gebruik van
◦◦ Normale serum-pH tourniquets. Het werd aanbevolen om militaire en civiele
◦◦ Dalend serumlactaat aanbieders van medische nooddiensten te trainen in het
◦◦ Beter baseoverschot juist aanbrengen van tourniquets.

Prehospitale shockindex
Uiteindelijke zorg en vervoer Er zijn meerdere problemen die het vroeg toedienen
Bereid de patiënt voor op chirurgische interventies om van bloedproducten bij patiënten met acute bloedingen
lichaamsholten te onderzoeken op verborgen bloedverlies, bemoeilijken. Naast de voor de hand liggende
zoals thoracotomie of laparotomie bij de patiënt met vertragingen die inherent zijn aan het prepareren van
aanhoudende hypotensie ondanks een lopende resuscitatie bloedproducten bij patiënten in de vroege gecompenseerde
of oncontroleerbare bloeding van de torso. fasen van een hemorragische shock, is de noodzaak voor
transfusies mogelijk niet direct duidelijk, vooral niet
Nieuwe inzichten in een preklinische omgeving. Hoewel het momenteel
niet op grote schaal in gebruik is, toont voortdurend
Naarmate de wetenschap van de traumazorg en het bewijs
onderzoek aan hoe werkzaam de implementatie is van
daarvoor zich blijven ontwikkelen, blijven hulpmiddelen
gestandardiseerde preklinische scoresystemen als klinische
om resultaten voor patiënten te verbeteren getest en
indicatoren, waardoor een proactieve voorbereiding van
verfijnd worden. Bewijzen worden getest en gerepliceerd,
niet-matchend bloed van type O en een eerdere progressie
en nieuwe normen voor de zorg worden in praktijk
naar de therapeutische doelen van hemostase- en zuurstof-
gebracht. In dit gedeelte over traumazorg wordt nagegaan
levering mogelijk wordt.
wat voor bewijzen er zijn en wat dit kan betekenen voor
de zorg voor traumapatiënten. In de zorg voor patiënten
Niet-invasieve monitoring
in shock wordt bewijs met betrekking tot het gebruik van
Technologische vooruitgangen hebben geleid tot een
tourniquets, preklinische shockscoresystemen en niet-
groeiend aantal niet-invasieve monitoringsapparaten en
invasieve monitoring besproken.
hulpmiddelen voor hemodynamica en cardiac output die
beschikbaar zijn voor de traumaopvang.
Gebruik van tourniquets
• De reactie op vochtsuppletie en cardiac output
Militaire ervaring en onderzoeken hebben het gebruik van
kan worden geëvalueerd waarbij verschillen in
tourniquets voor letsel aan ledematen met ongecontroleerde
de plethcurve (Pleth Variability Index) van de
bloedingen versterkt. In 2008 is in een grote studie in een
pulsoxymetrie worden vergeleken.
oorlogsziekenhuis het gebruik van tourniquets geëvalueerd
om bloedingen van ernstige letsels aan ledematen onder • Zuurstoflevering op weefselniveau kan worden
controle te krijgen. Wanneer tourniquets op de juiste geëvalueerd met infrarood-spectroscopie.
wijze werden toegepast, waren de voordelen groter dan de

74 Hoofdstuk 7 • Shock
• In de vorm van een aanhoudende capnografiecurve
biedt ETCO2-monitoring nagenoeg onmiddellijke
voortdurende feedback met betrekking tot ventilatie.
Het aanbevolen gebruik voor deze technologie
wordt weergegeven in de huidige richtlijnen van de
American Heart Association. In één studie werd er
echter gerapporteerd dat de ETCO2 bij traumapatiënten
weinig correlatie bleek te hebben met de PaCO2 en
werd er aangedrongen op onderzoek naar verbeterde
strategieën.

Samenvatting
Shock is een syndroom waarbij de weefselperfusie en
-oxygenatie zijn verminderd. Een mismatch tussen de
vraag en het aanbod van zuurstof en voedingsstoffen
leidt tot ischemie op cellulair niveau, een overgang
naar anaeroob metabolisme en acidose, en uiteindelijk
orgaansterfte. Shock kan in vier brede categorieën worden
ingedeeld: hypovolemisch, obstructief, cardiogeen en
distributief. Hypovolemische shock met vermindering van
het circulerend volume is als gevolg van bloedverlies de
meest voorkomende en primaire shock die bij trauma’s
wordt waargenomen en de grootste te voorkomen
doodsoorzaak bij trauma’s. Ongeacht de etiologie is het
essentieel dat de traumaverpleegkundige snel in staat is
te herkennen en te interveniëren om het zuurstoftransport
en weefselperfusie te optimaliseren. Primaire elementen
die bijdragen aan de mortaliteit bij hemorragische shocks
zijn het niet herkennen en niet op tijd interveniëren. Dit
leidt tot een progressieve shockstatus, wat weer leidt
tot complicaties bij de resuscitatie door hypothermie,
acidose en coagulopathie. Het vroeg onderkennen van
deze tegelijkertijd voorkomende variabelen is essentieel
om resultaten bij patiënten in shock ten gevolge van een
trauma te optimaliseren.

TNCC • Zevende druk 75


Appendix 7-A. Massive Transfusion Protocol–Hospital Example 1

Labs DIC Panel


Pt. at risk for uncontrollable PT
bleeding, medical team activation PTT
STAT blood draw Fibrinogen
Thrombin time
D-dimer
CBC, ABG
Type and screen

Indication for No
Conventional resuscitation
immediate
Ongoing evaluation
transfusion?

Yes No

Anticipate total requirements


> 10 pRBC units?

Yes

Activate MTP with initial MTP package


6 units pRBCs
4 units FFP
1 apheresis platelet
If INR > 1.5 seconds*
give 4 units FFP
* repeat until INR controlled

If PLT Count < 25K/microliter


Redraw initial labs
Give 1 apheresis pk to
PT/PTT, Fibrinogen/D-dimer, CBC
increase PLTs by 25–30 K/microliter

If fibrinogen < 100 mg/dL


give a 10 pack of cryoprecipitate
to increase fibrinogen
No
Lab results
normal?

Yes

Yes
Anticipate ongoing Repeat initial MTP pack Repeat labs
bleeding?

No

Deactivate MTP Transfusion service to check on team if


Criteria: Normalize lab values and/or no MTP has not been deactivated and no
evidence of ongoing bleeding products have been sent for > 60 minutes

76 Hoofdstuk 7 • Shock
Appendix 7-A. Massive Transfusion Protocol–Hospital Example 2

Patient with excessive


Type and screen
blood loss anticipated
sent to blood bank
>10 U pRBC

Need No Conventional resuscitation


MTP? guided by laboratory parameters

Yes

Attending Physician activates MTP.


Initial package ready in 10 min:
10 units pRBC
6 units FFP/plasma
2 apheresis PLT units

After verbal confirmation, blood bank begins


Yes next MTP package (type specific):
Anticipate ongoing
6 units pRBC
excessive bleeding?
4 units FFP/plasma
1 apheresis PLT unit

No

Review and feedback by physician


Stop MTP
to all participating attendings on any
Continue with standard resuscitation
process issues: product wastage,
guided by laboratory parameters
failure to administer products, etc.

TNCC • Zevende druk 77


78 Hoofdstuk 7 • Shock
Hoofdstuk 8 • Pijn
Marlene L. Bokholdt, MS, RN, CPEN
Audrey S. Cornell, PhD, RN, CNE

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Beschrijven van de pathofysiologische en gedragsindicatoren van pijn bij de traumapatiënt.
2. Bespreken van de gevolgen van pijn en een inadequate pijnbestrijding bij de traumapatiënt bespreken.
3. Bespreken van niet-farmacologische verpleegkundige interventies voor pijnbestrijding bij de traumapatiënt.
4. Vergelijken van opioïde en niet-opioïde pijnstillers voor pijnbestrijding bij de traumapatiënt.
5. Bespreken van pre-, intra- en postprocedurele verantwoordelijkheden van de traumaverpleegkundige tijdens
procedurele sedatie.

Inleiding Pijnimpulsen reizen naar de dorsale hoorn van het rug-


Kennis hebben van de normale anatomie en fysiologie genmerg en vervolgens omhoog door het spinothalamisch
vormt de basis om anatomische stoornissen en patho- systeem ofwel de pijnbanen en zijn verbonden met de
fysiologische processen te kunnen begrijpen die het thalamus en het reticulaire activeringssysteem (RAS) in
gevolg kunnen zijn van een trauma. Voor je dit hoofdstuk de hersenen. De tractus neospinothalamicus bestaat uit de
leest, raden we je nadrukkelijk aan het volgende materiaal A-deltavezels. De tractus paleospinothalamicus bestaat uit
door te nemen. Dit materiaal wordt niet behandeld tijdens C-vezels (afb. 8-1). Deze banen lopen door een deel van
de lessen en niet direct getest, maar kan als basis dienen de dorsale hoorn die is onderverdeeld in laminae I tot en
voor testvragen en skillbeoordelingsstappen. met VII. Laminae II en III, ook wel bekend als de
substantia gelatinosa, zitten vol neuronen en vezels waar-
mee deze een primair gebied zijn voor het overbrengen
Anatomie van pijn. Dalende banen moduleren pijn van de hersenen
Het neurologische systeem naar het perifere zenuwstelsel.
De componenten van het neurologische systeem die bij
pijnbestrijding betrokken zijn, zijn de neuronen, neuron- Fysiologie
synapsen en neurotransmitters. Het perifere zenuwstelsel
(PZS), het ruggenmerg, het centrale zenuwstelsel (CZS) Nociceptie heeft betrekking op vier onderling gerela-
en de hersenen zijn ook betrokken bij het overbrengen teerde processen: transductie, transmissie, perceptie en
van pijn. modulatie.

Neuronen ontvangen prikkels op vier manieren: Transductie


• Onderscheidend aanrakingsvermogen, waarmee
Pijn begint met stimulering van de nociceptoren,
voorwerpen op de tast kunnen worden herkend of neuronen van de eerste orde, waarmee de afferente
pijnbaan wordt geactiveerd. Nociceptoren zijn vrije
• Proprioceptie, wat betrekking heeft op het gevoel zintuigzenuwuiteinden die reageren op chemische,
van beweging en de positie van het lichaam in de mechanische en thermische stimulansen die zijn verdeeld
omgeving in de huid, spieren, gewrichten, botten, vaten en inge-
• Temperatuur, waarmee warmte en kou worden wanden. Transductie bestaat uit het volgende:
gevoeld • Mechanische en thermische sensaties stimuleren
• Nociceptie, wat de perceptie is van pijn en irritatie nociceptoren als reactie op direct weefselletsel.
(jeuk, steek of tinteling) • Chemische stimulatie heeft betrekking op
ontstekingsreacties en bestaat uit mediatoren,
Deze gevoelsprikkels reizen langs de neuron naar de zoals kalium, lactaat, histamine en prostaglandinen.
synapsen en worden overgedragen via het vrijkomen van
neurotransmitters.

TNCC • Zevende druk 79


Afbeelding 8-1. Belangrijke wegen voor pijnsensatie

(A) Het spinothalamische systeem. (B) Het trigeminale pijn- en temperatuursysteem.

80 Hoofdstuk 8 • Pijn
◦◦ Onderkend is dat prostaglandinen een belangrijke verschillende stadia van het overbrengen onderdrukken,
chemische mediator zijn wat betreft het gebruik van wat de pijnperceptie en sensatie kan beïnvloeden.
niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen
(NSAID's) omdat deze actief zijn doordat zij de
Introductie
productie van prostaglandinen blokkeren.
Pijn is een complex fysiek en zintuiglijk proces dat inge-
Transmissie schat wordt als onderdeel van een volledige evaluatie van
Pijnimpulsen worden via nociceptoren verzonden naar ziekte en letsel. De IASP (International Association for the
vezels in de pijnbanen. Study of Pain) heeft pijn beschreven als “een onplezierige
• A-deltavezels vervoeren pijnimpulsen die worden zintuiglijke en emotionele ervaring die gekoppeld is aan
beschreven als scherp, stekend of acuut. Dit zijn werkelijke of mogelijke weefselbeschadiging”.
snelle, goed gelokaliseerde pijnimpulsen en gaan
via de tractus neospinothalamicus omhoog naar de Omdat er geen specifieke tests zijn die pijn meten,
laterale thalamus- en somatosensorische cortex. definiëren McCaffery en Beebe pijn als subjectief:
“Pijn is datgene wat een persoon die het ervaart zegt
• Pijn uit C-vezels wordt beschreven als dof, zeurend dat het is en is aanwezig wanneer hij of zij zegt dat het
of chronisch. Dit zijn slecht gelokaliseerde pijnvezels aanwezig is”. Een begrip van het pijnproces draagt bij aan
die via de tractus paleospinothalamicus naar de een effectieve beoordeling en behandeling van pijn bij de
middenhersenen gaan. Deze zijn verantwoordelijk traumapatiënt.
voor reflexreacties. Deze vezels gaan via de tractus
van Lissauer bij de dorsale hoorn het ruggenmerg Theorieën over pijn
binnen en gaan door naar het anterieure en contra- De poorttheorie stelt dat pijn gemoduleerd kan worden
laterale gedeelte van de grijze stof in het merg. door interneuronen in het ruggenmerg, afhankelijk van
welke vezels worden geactiveerd. Er werd gedacht dat
Perceptie stimulering van de grote cutane A-bètavezels de poort
Vanuit de middenhersenen wordt de impuls voor inter- sluit bij overbrenging van pijnimpulsen van A-delta- of
pretatie en perceptie geprojecteerd naar de cortexgebieden C-vezels. De A-betavezels brengen impulsen over van
van een hogere orde in de hersenen. Hoe deze complexe een aanraking, wat verklaart waarom massage, druk,
mechanismen werken, is nog niet goed bekend, maar ze temperatuur, trillingen en wrijven op een pijnlijk gebied
zorgen ervoor dat we ons bewust zijn van pijn. de perceptie kan moduleren en zo de pijn vermindert.
De cortexstructuur van het limbische systeem verklaart De poorttheorie verklaart niet alle typen pijn, maar
de emotionele reactie. De somatosensorische gebieden ondersteunt het gebruik van vele niet-farmacologische
van de hersencortex kenmerken de sensatie (scherp, dof, behandelingen voor pijnbestrijding, zoals ijs, warmte en
pijnlijk, stekend). Wat betreft de perceptie van pijn zijn massage.
verschillende concepten belangrijk:
• De pijndrempel is het niveau van de stimulering De neuromatrixtheorie van pijn stelt voor dat
waarop de perceptie plaatsvindt. de hersenen van een persoon unieke patronen zenuw-
• De pijntolerantie is het niveau van de pijn dat iemand prikkels produceren van een complex neuraal netwerk
kan doorstaan voor hij of zij een pijnstiller zoekt. met multidimensionele input. Deze patronen kunnen
• De communicatie of uitdrukking van pijn kan verbaal geactiveerd worden vanaf perifere sensorische neuronen
en non-verbaal zijn (zie ‘Pijnbeoordeling’). of kunnen onafhankelijk vanuit de hersenen komen. Deze
theorie legt pijnpatronen zonder waarneembare oorzaak
Modulatie uit, zoals fantoompijn aan de ledematen, en waarom
Efferente neuronen in dalende banen vanaf de hersenstam mensen met vergelijkbare letsels verschillende niveaus
naar de dorsale hoorn van het ruggenmerg bevatten van en reacties op pijn melden.
neuromodulatoren die de pijnimpuls vertragen of remmen.
Dit produceert een analgetisch effect of modulatie van de De neuroplasticiteitstheorie stelt voor dat neuronen
pijnperceptie. Een endorfine (endogene morfine) is een permanent kunnen worden beïnvloed en opnieuw kunnen
remmende neuropeptide die zich hecht aan opiaatrecep- worden gevormd door het ervaren van pijn. Deze theorie
toren op het plasmamembraan van afferente neuronen. probeert chronische pijn, pijnsyndromen en fantoompijn
Dit endogene analgesiesysteem kan sterke pijnsignalen in te verklaren.

TNCC • Zevende druk 81


Typen pijn zorgen dat er een pijnsensatie naar een punt reist waar
Er zijn twee belangrijke typen pijn: acuut en chronisch de andere zenuwen vandaan kwamen.
(tabel 8-1).
Chronische pijn is een aanhoudende pijn die doorgaans
Acute pijn ontstaat plotseling, heeft vaak een duide- langer duurt dan 3 tot 6 maanden, vaak lang na een
lijke oorzaak, duurt doorgaans kort en fungeert als verwachte genezing, en heeft mogelijk geen duidelijke
beschermingsmechanisme om de persoon te waarschuwen oorzaak meer. Deze pijn treedt gedurende een langere
voor een probleem. Acute pijn kan het sympatisch zenuw- periode mogelijk aanhoudend of met onderbrekingen
stelsel (SZS) activeren, wat verschillende fysiologische op. Bij een chronische pijn met onderbrekingen heeft het
veranderingen veroorzaakt. Classificaties van acute pijn lichaam mogelijk fysiologische reacties die vergelijkbaar
zijn gebaseerd op de bron van herkomst en bevatten het zijn met acute pijn. Bij een persistente chronische pijn
volgende: kunnen de fysiologische reacties veranderen terwijl
• Somatische pijn komt uit de huid en het spier-
er weinig of geen veranderingen worden bemerkt.
skeletstelsel. Neuropathische pijn is een vorm van chronische pijn
waarbij beschadiging van de neuronen of een disfunc-
• Viscerale pijn komt uit de organen en kan leiden tot tionering van de neuronen de bron is van de pijn, niet de
gerefereerde pijn. stimulatie van de receptoren. Neuropathische pijn kan
• Gerefereerde pijn treedt op als afferente vezels van verder worden onderverdeeld in centrale en perifere pijn.
het getroffen orgaan (viscerale pijnbaan) tegelijkertijd Neuropathische pijn kan weken of maanden na het letsel
samenkomen op dezelfde neuronen van de dorsale ontstaan, is mogelijk niet in verhouding tot de ernst van
hoorn als de somatische afferente vezels (gevoelsbaan de beschadiging van het weefsel en kan zich voordoen als
voor huid of diep weefsel). Deze viscerale pijnvezels constante pijn of als onderbroken uitbarstingen van een
komen in contact met somatische zenuwvezels en schokkende of stekende pijn of beide.

Tabel 8-1. Vergelijking van acute en chronische pijn


Kenmerk Acute pijn Chronische pijn

Ervaring Een gebeurtenis Een bestaanstoestand

Bron Externe agens of interne ziekte Onbekend of behandeling heeft geen succes

Ontstaan Gewoonlijk plotseling Plotseling of ontwikkelt zich verraderlijk

Duur Kortstondig (tot 6 maanden) Langdurig (maanden tot jaren)


• Er wordt minder goed onderscheid
Pijnlijke en niet-pijnlijke gebieden worden gemaakt tussen pijnlijk en niet-pijnlijke
Aangeven van pijn gebieden; verandering van gevoel
over het algemeen goed aangegeven
• Wordt moeilijker te evalueren

Typisch reactiepatroon met meer zichtbare Reactiepatronen variëren met minder


Klinische tekenen
tekenen duidelijke tekenen (adaptatie)

Significantie Informeert persoon als er iets mis is Persoon zoekt naar het belang van pijn

Zelfbeperkend of gemakkelijk Aanhoudend of met onderbrekingen;


Patroon
gecorrigeerd intensiteit varieert mogelijk of blijft constant

Lijden neemt in de loop der tijd doorgaans Aanhoudend of met onderbrekingen;


Verloop
af intensiteit varieert mogelijk of blijft constant

Acties Leidt tot acties om de pijn te verlichten Leidt tot actie om de pijn te modificeren
Volledige verlichting gewoonlijk niet
Prognose Waarschijnlijk volledige verlichting
mogelijk

82 Hoofdstuk 8 • Pijn
Effecten van onbehandelde of te weinig bij niet-verbale patiënten. Tabel 8-3 beschrijft enkele van
behandelde pijn deze reacties.
Pijn is nog altijd de meest voorkomende reden waarvoor
patiënten naar de spoedeisende hulp komen en de beoor- Pijnbestrijding kan langdurige gevolgen hebben voor
deling en bestrijding van pijn blijven een uitdaging voor de genezing, de ontwikkeling van chronische pijn en de
de spoedeisende zorg. De term oligoanalgesia beschrijft perceptie van toekomstige pijnincidenten voor de trauma-
het concept van een onderbehandeling van pijn. Er zijn patiënt. Een inadequate pijnbestrijding kan van grote
meerdere factoren aangeduid die bijdragen aan een invloed zijn, zowel fysiologisch als psychologisch, zoals
inadequate pijnbestrijding op de spoedeisende hulp, de associatie van een onderbehandelde pijn met een post-
zoals is uiteengezet in tabel 8-2. traumatische stressstoornis (tabel 8-4). Sommige effecten
zijn mogelijk niet te onderscheiden van veranderingen die
Pathofysiologische effecten optreden als gevolg van een trauma. Een snelle beoorde-
Er zijn veel voorkomende fysiologische, gedrags- en ling en bestrijding van de pijn verbetert de mogelijkheid
psychologische reacties op pijn. Kennis van deze reacties naar onderzoek naar de reactie van het lichaam op een
kan de traumaverpleegkundige helpen bij het beoordelen trauma.
en identificeren van pijn en pijnsignalen, in het bijzonder

Tabel 8-2. Inadequate behandeling van pijn op de spoedeisende hulp


Oorzaken van oligoanalgesie Effect
De pijn van patiënten wordt niet beoordeeld en dus niet
Nalaten eerste pijn te beoordelen
behandeld.
Protocollen kunnen de tijd tot analgesie met de helft
Nalaten richtlijnen en protocollen te implementeren
verkorten.

Onjuiste documentatie, geen gebruik van geldige


Nalaten pijn te documenteren pijnschalen en geen beoordeling voor analgesie dragen
allemaal bij aan een inadequate pijnbestrijding.

De verwachtingen van de patiënt voor pijnverlichting


Nalaten te voldoen aan de verwachtingen van de verschillen vaak zeer van de bereikte verlichting en
patiënt vele patiënten worden ontslagen terwijl niet aan hun
behoeften op het gebied van pijn is voldaan.
Belemmeringen bij de behandeling Effect

Kinderen en oudere patiënten worden nog steeds


Vooroordelen over de leeftijd
onderbehandeld.

Vele hulpverleners op de spoedeisende hulp


schrijven niet snel opioïden voor in relatie tot zorgen
Opiofobie
over geneesmiddelzoekend gedrag, verslaving of
afhankelijkheid en het maskeren van symptomen.

Interrupties en onderbrekingen in taken dwingen


zorgverleners vaak om af te wijken van de bedoelde
SEH-omgeving
activiteit. Dit kan betekenen dat de pijnbestrijding
wordt vertraagd.

Verschillende talen en culturen kunnen een juiste


Cultuur en communicatie op de SEH inschatting of beoordeling van de pijn bemoeilijken en
de bestrijding vertragen.

SEH betekent afdeling voor spoedeisende hulp.

TNCC • Zevende druk 83


Evaluatie van pijn een verminderd reactievermogen en een onvermogen de
Een traumapatiënt die pijn ervaart, moet direct worden perceptie van pijn te formuleren. In deze gevallen wordt
herkend en behandeld. Pijnbestrijding bestaat uit een aangeraden meerdere pijn-beoordelingsinstrumenten te
eerste en aanhoudend onderzoek om de mate van de pijn gebruiken om de pijn nauwkeurig te kunnen beoordelen.
te evalueren, verlichting te bereiken en de reactie op
interventies te beoordelen. Bij de patiënt die een trauma Rapportage door de patiënt zelf
ervaart, bestaan beperkende factoren voor de evaluatie uit Het betrouwbaarste en meest valide hulpmiddel voor de
beoordeling van pijn is een rapportage door de patiënt
zelf, waarbij bij de beoordeling van acute pijn gebruik-
Tabel 8-3. Fysiologische, gedrags- en
gemaakt wordt van een schaal van doorgaans 0 tot 10 om
psychologische reacties op pijn de hoeveelheid pijn te kwantificeren. Met rapportages
Type reactie Reactie door de patiënt zelf en gedragsschalen wordt alleen de
ernst van de pijn gemeten. Multidimensionale pijnschalen
• Hogere systolische bieden meer diepte, inclusief aspecten als kwaliteit, duur
bloeddruk en verergerende en verlichtende factoren. Deze schalen
• Hogere hartfrequentie en zijn vooral geschikt voor het beoordelen van chronische
contractiliteit pijn of pijn door kanker, maar ze kunnen ook nuttig
• Hogere zijn voor een continue pijnbeoordeling. In een trauma-
Sympathisch
ademhalingsfrequentie omgeving zijn eendimensionale schalen tijdens de eerste
(acute pijn)
beoordeling het meest wenselijk. Voorbeelden van deze
• Cerebrale vasodilatie middelen voor rapportages door de patiënt zijn:
• Pupilverwijding • De numerieke beoordelingsschaal (bijlage 8-A)
• Hogere alertheid, snelle ◦◦ Patiënten beoordelen hun pijn op een schaal van
spraak 0 tot 10.
◦◦ 0 staat voor helemaal geen pijn en 10 staat voor
• Lagere systolische
de ergst mogelijke pijn.
bloeddruk, syncope
• De visueel-analoge schaal (bijlage 8-B)
• Lagere hartslag
Parasympathisch ◦◦ Kleuren en aanduidingen zijn op een visuele
• Variabele
(chronisch) weergave met een schaal van 0 tot 10 aangegeven.
ademhalingspatronen
• De gezichtjesschaal (bijlage 8-C)
• Pupilvernauwing
◦◦ Eenvoudige tekeningen van gezichtjes geven
• Vertraagde spraak
verschillende uitdrukkingen van pijn weer.
• Terugtrekking op • Probeer bij traumapatiënten die niet verbaal kunnen
stimulansen communiceren maar wel alert zijn alternatieve
methoden uit om een rapportage door de patiënt
• Kreunen
zelf te ontlokken, zoals bewegingen, knipperen met
Gedragsmatige • Gezichtsgrimas de ogen, grijpen met de handen of knikken met het
reacties
• Huilen hoofd.
• Agitatie
Gedragsbeoordelingsmiddelen
• Op zijn of haar hoede In een traumaomgeving kunnen veel patiënten mogelijk
niet zelf rapporteren en zijn er andere middelen nood-
• Onrust zakelijk. Voorbeelden van gedragsbeoordelingsmiddelen
• Depressie zijn:
• De FLACC-schaal (bijlage 8-D)
• Woede
Psychologische ◦◦ Is ontwikkeld voor kinderen
• Angst
reacties ◦◦ Is gevalideerd voor gebruik bij oudere kinderen en
• Uitputting volwassenen die niet verbaal kunnen reageren of
• Hopeloosheid een lager bewustzijnsniveau hebben
• Geïrriteerdheid

84 Hoofdstuk 8 • Pijn
◦◦ Beoordeelt ◦◦ Iedere parameter krijgt een score van 0 tot 2 voor
··Gezichtsuitdrukking een totale score van 0 tot 10.
··Positie en beweging van benen • De pijngedragschaal
··Activiteit ◦◦ Kan worden gebruikt bij geïntubeerde patiënten
··Huilen ◦◦ Bestaat uit drie onderzoekscomponenten:
··Gezichtsuitdrukking
··Troostbaarheid
¸¸Ontspannen – 1
¸¸Deels gesloten – 2
¸¸Volledig gesloten – 3
Tabel 8-4. Fysiologische effecten van pijn
per systeem
¸¸Grimassen – 4
··Beweging bovenste ledematen
Systeem Reactie
¸¸Geen beweging – 1
• Hypercoagulatie
¸¸Deels gebogen – 2
Cardiovasculair • Hogere hartbelasting
¸¸Volledig gebogen met vingerflexie – 3
• Hoger zuurstofverbruik
¸¸Permanent teruggetrokken – 4
• Spalken ··Acceptatie van beademing
• Hypoventilatie ¸¸Tolereert beweging – 1
• Hypercapnie ¸¸Hoesten met beweging – 2
Ademhaling
• Respiratoire acidose ¸¸Bestrijdt ventilator – 3
• Hoger risico op atelectase ¸¸Kan beademing niet controleren – 4
en longontsteking
◦◦ Ieder component krijgt een score van 1 tot 4 voor
een maximale score van 12.
• Afgenomen spierfuctie
• CPOT (Critical-care Pain Observation Tool)
• Immobiliteit
Musculoskeletaal (bijlage 8-E)
• Vermoeidheid
◦◦ Bedoeld voor gebruik bij geïntubeerde patiënten of
• Spierspasmen patiënten die niet verbaal kunnen communiceren en
niet zelf in staat zijn tot een rapportage.
Gastro-
• Verminderde peristaltiek ◦◦ Bestaat uit vier beoordelingsparameters:
intestinaal
··Gezichtsuitdrukking (0–2)
• Lagere urineproductie
··Lichaamsbewegingen (0–2)
Genito-urinair • Urineretentie
··Spierspanning (0–1)
• Vochtophoping
··Acceptatie van de beademingsmachine (0–2)
• Verhoogd vrijkomen van ◦◦ Iedere parameter krijgt een score zoals hierboven
Endocrien
hormonen en mediatoren voor een totale score van 0 tot 7.

• Glucogenese
Pijnbestrijding
• Hyperglycemie Pijnbestrijding is een interdisciplinair en continu proces
• Glucose-intolerantie met meerdere factoren. Enkele overwegingen en aanbeve-
Metabool lingen voor pijnbestrijding bij de traumapatiënt zijn:
• Insulineresistentie
• Pijnbestrijding moet zo snel mogelijk beginnen.
• Spiereiwitkatabolisme Het toedienen van medicatie en niet-farmacologische
• Verhoogde lipolyse interventies mag niet worden vertraagd voor een
diagnose van de oorzaak van de pijn, andere tests of
Immuun • Verminderde reactie procedures.

TNCC • Zevende druk 85


• De beste behandeling bestaat uit een gecombineerd Farmacologische interventies
gebruik van niet-farmacologische interventies, De WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) heeft richt-
opioïde, niet-opioïde en aanvullende medicatie. lijnen ontwikkeld voor een effectieve pijnbestrijding
Patiënten met een verslavingsziekte hebben speciale (afb. 8-2). Sommige middelen die zijn bedoeld voor
behoeften waar rekening mee gehouden moet worden gebruik bij het bestrijden van pijn door kanker worden
om te zorgen voor een adequate en veilige pijnbestrij- ook toegepast in een traumaomgeving. In dit driestappen-
ding. Ongebruikelijke gedragingen duiden mogelijk plan is pijnbestrijding gebaseerd op ernst en heeft iedere
op een onderbehandeling van de pijn en niet op de stap aanvullende farmacologische middelen.
aanwezigheid van een verslaving. • Stap 1: Evaluatie van niet-opioïden voor lichte pijn
• Pijnstillingsprotocollen die bij samenwerking (1–3)
tussen de arts en de verpleegkundige zijn ontwikkeld, ◦◦ Acetaminofen = paracetamol
worden aanbevolen voor de consistente evaluatie van ◦◦ Ibuprofen
reacties van de patiënt op interventies om de pijn te
verlichten. ◦◦ Ketorolac = NSAID (in Nederlands ook als
oogdruppel)
Niet-farmacologische interventies ◦◦ Naproxen
Vaak wordt gedacht dat niet-farmacologische interventies
gebruikt worden om lichte pijn te bestrijden, maar deze
Tabel 8-6. Afleidingstechnieken voor kinderen
spelen ook een grote rol bij het bestrijden van hevige pijn.
Eenvoudige technieken, zoals de elevatie van een extre- Techniek Beschrijving
miteit met letsel, het aanbrengen van ijs of positionering
met een kussen, kunnen bijdragen aan de verlichting. Rustgevende muziek,
Muziektherapie
Niet-farmacologische interventies kunnen gecategoriseerd kinderliedjes spelen
worden als fysiek en cognitief-gedragsmatig. In tabel 8-5
worden meer voorbeelden van niet-farmacologische Kaleidoscopen, zeepbellen,
Speelgoed
interventies uiteengezet. glitterstokjes, poppetjes

Vooral bij kinderen kunnen afleidingstechnieken om


Hulp door Verhalen vertellen, liedjes
de gedachten van een patiënt van de pijn af te houden
zorgverlener zingen of hardop tellen
effectief zijn. Deze worden beschreven in tabel 8-6.

Informatie bij het ontslag bestaat eruit dat de patiënt leert Laat het kind zich bij iedere
hoe hij of zij gebruik moet maken van de beschikbare Diepe ademhaling ademhaling richten op het
opties, ondersteuning en versterking van een correct inademen en uitademen
gebruik daarvan, en evaluatie en documentatie van de
effectiviteit van de interventie. Masseren of zachtjes
schommelen terwijl er
Afleiding
Tabel 8-5. Niet-farmacologische zachtjes tegen het kind
pijnbestrijding wordt gesproken

Fysiek Cognitief-gedragsmatig Laat het kind doen alsof het


De pijn wegblazen kaarsjes uitblaast of bellen
• Koude-/warmte- • Emotionele ondersteuning
blaast
behandeling • Aanwezigheid van familie
• Positionering • Afbeeldingen Praat met het kind over een
• Massage • Afleiding fijn scenario en beschrijf
Afbeeldingen
• Immobilisatie details als een koele bries of
• Muziek mooie kleuren
• Elevatie • Afleiding
• Open wonden • Biofeedback Laat het kind positieve
bedekken dingen te zeggen als: “Ik
• Ademhalingscontrole Positieve zelfspraak
kan het doen” of “Het gaat
• Spelen goed met mij”

86 Hoofdstuk 8 • Pijn
Afbeelding 8-2. Pijnbehandelingsladder Bij patiënten met minder ernstig letsel kan een anal-
Wereldgezondheidsorganisatie getische proef worden geprobeerd. Als er pathologische
condities of letsels zijn of procedures zijn begonnen die
mogelijk pijn veroorzaken, pas je de niet-farmacologische
Bevrijd van pijn
door kanker en farmacologische interventies aan naar gelang de
Opiaat voor
intensiteit van de vermoedelijke pijn. Houd rekening met
ernstige pijn
matige tot
,
het volgende:
+/- Niet-opi
aat • Begin met niet-farmacologische en niet-opioïde
+/- Adjuvan
s interventies.
Pijn houdt
neemt to aan of
e • Monitor de fysiologische en gedragsreactie op
Opiaat v
oo veranderingen.
matige p r lichte tot
ijn,
+/- Niet-
opiaat • Als er geen verandering is, probeer je andere oor-
+/- Adju
vans zaken uit te sluiten en kun je overwegen een lage
Pij dosis opioïde toe te voegen als de conditie van de
neemnt thoudt aan of
oe
patiënt dat toelaat.
Niet-o
pia
• Blijf reacties op iedere interventie opnieuw beoor-
+/- Ad at delen en evalueren op veranderingen die een verbe-
juvan
s
tering in de pijnbestrijding aangeven en gedragingen
die pijnverlichting aangeven.
• Bij ernstige pijn is deze aanpak met tussenperioden
niet geschikt en kan er onmiddellijk gebruik van
intraveneuze opioïde medicaties worden geïndiceerd.
• Stap 2: Evaluatie van zwakke opioïden voor lichte tot Procedurele sedatie
matige pijn (4–6) Procedurele sedatie is het proces van het toedienen van
sedatieve of dissociatieve medicatie zodat de patiënt
◦◦ Codeïne
procedures kan doorstaan die te pijnlijk, ongemakkelijk
◦◦ Nalbufine of beangstigend zijn om zonder medicatie te kunnen
• Stap 3: Evaluatie van sterke opioïden voor ernstige verdragen. Als je denkt dat de procedure pijnlijk wordt,
pijn (7–10) voeg je analgesie toe als onderdeel van de procedurele
sedatie omdat kalmerende middelen geen analgetisch
◦◦ Morfine
effect hebben. Anxiolytica kunnen ook worden gebruikt
◦◦ Fentanyl in plaats van of als aanvulling op analgesie tegen lichte
◦◦ Hydromorfon angst of om samenwerking door de patiënt te garanderen.
Bij procedurele sedatie en anesthesie zijn vier bewust-
Aanvullende medicaties zijn medicaties die oorspron- zijnsniveaus met bepaalde kenmerken betrokken
kelijk niet waren ontwikkeld voor pijnbestrijding, maar (tabel 8-7):
effectief bleken te zijn toen deze werden gebruikt in • Minimale sedatie (anxiolyse) is een door medicatie
combinatie met analgetica. Deze medicatie bestaat uit opgewekte status waarin cognitieve functies en
anti-emetica, anxiolytica, antidepressiva, anticonvulsiva, de coördinatie mogelijk worden aangetast, maar
corticosteroïden, laxativa en stimulerende middelen. cardiovasculaire en ademhalingsfuncties niet worden
Het gebruik van deze medicatie moet bij iedere stap van aangetast.
de pijnverlichtingsladder worden geëvalueerd. • Matige sedatie (voorheen bewuste sedatie genoemd)
is een door medicatie geïnduceerde onderdrukking
Sommige multitraumapatiënten vertonen acute en/of van het bewustzijn waarbij patiënten betekenisvol
ernstige pijn. Het is belangrijk dat zij adequaat en direct kunnen reageren op verbale opdrachten en adequaat
worden behandeld voor die pijn. Beoordeel naast een open luchtwegen kunnen behouden. De cardiovascu-
rapportage door de patiënt zelf de fysiologische en laire en ademhalingsfunctie blijven behouden, maar
gedragsmatige reacties op pijn voor en na toediening noodapparatuur is direct beschikbaar.
van medicatie om de effectiviteit vast te stellen. Niet-
farmacologische pijninterventies kunnen altijd worden
gecombineerd met farmacologische interventies voor meer
pijnverlichting.

TNCC • Zevende druk 87


• Diepe sedatie is een door medicatie geïnduceerde ◦◦ De American Society of Anesthesiologists raadt aan
depressie van het bewustzijn, maar verschilt van een de laatste orale inname van heldere vloeistoffen te
matige sedatie omdat patiënten niet gemakkelijk beperken tot twee uur voor de procedure en van vast
kunnen worden gewekt, maar wel adequaat kunnen voedsel of melk tot zes uur voor de procedure.
reageren na een herhaalde of pijnlijke stimulatie. • Ga na of alle benodigde medicaties, benodigdheden
De cardiovasculaire functie wordt behouden, maar en apparatuur direct beschikbaar zijn en werken,
voor spontane ventilatie en behoud van open lucht- inclusief, onder andere:
wegen is mogelijk assistentie vereist.
◦◦ Zuurstof en zuurstofapparatuur
• Algehele verdoving is een door medicatie geïnduceerd
verlies van het bewustzijn. Patiënten kunnen niet ◦◦ Uitzuigapparatuur
worden gewekt, zelfs niet met pijnlijke stimulatie. ◦◦ Monitoring, inclusief cardiopulmonaal, pulsoxi-
De cardiovasculaire functie is mogelijk beschadigd, metrie en capnografie
spontane ademhaling is vaak onvoldoende en de ◦◦ Hulpmiddelen om de vrije ademweg te kunnen
patiënt is niet in staat de luchtwegen open te houden. zekeren en beademingshulpmiddelen, zoals een
Luchtwegondersteuning en beademing is vereist. masker en ballon en/of een beademingsapparaat
Met betrekking tot sedatie moeten er zaken in overweging ◦◦ Reanimatiemedicatie
worden genomen voor, tijdens en na de procedure. Volg het ◦◦ Sedativa, pijnstillers, anxiolytica en omkerings-
beleid van de organisatie met betrekking tot procedurele middelen
sedatie.
• Ga na of er voldoende competent personeel aanwezig
is, waaronder:
Voorafgaand aan de procedure
• Geef de patiënt en familie informatie over de proce- ◦◦ Een zorgverlener die is opgeleid en ervaren in
dure, de te geven medicaties, duur van de procedure, procedurele sedatie op het niveau dat verwacht
wat hij of zij mogelijk zal ervaren, risico's, voordelen wordt en de patiënt kan redden van één niveau
en alternatieven. dieper dan is bedoeld.
··Omdat er sprake is van een continuüm, kan het
• Voer in samenwerking met de zorgverlener een
gerichte anamnese en fysiek onderzoek uit voor het exacte niveau van een benodigde sedatie niet
herkennen van allergieën, de mogelijkheid van moei- altijd worden voorspeld, dus moet er ook rekening
lijke luchtwegen of eerdere ervaringen met anesthesie mee worden gehouden dat de patiënt een diepere
of sedatie. sedatie ervaart dan was verwacht.

Tabel 8-7. Definities van algehele verdoving en niveaus van verdoving*


Minimale Matige sedatie/ Diepe sedatie/
Algehele verdoving
sedatieanxiolyse analgesie (kalmering) analgesie

Betekenisvolle†
Normale reactie Betekenisvolle† reactie
reactie na een Zelfs geen reactie met
Responsiviteit op verbale op verbale of tactiele
herhaalde pijnlijke een pijnlijke prikkel
stimulatie stimulatie
stimulatie

Geen interventie Interventie kan Interventie is vaak


Luchtwegen Onaangetast
vereist nodig zijn nodig

Spontane Mogelijk
Onaangetast Adequaat Veelvuldig inadequaat
ventilatie inadequaat

Cardiovascu- Doorgaans
Onaangetast Doorgaans behouden Mogelijk aangetast
laire functie behouden

*Met Monitored Anesthesia Care wordt niet het continuüm beschreven van de diepte van sedatie, maar “een specifieke verdovingsservice waarbij een anesthesist is
gevraagd deel te nemen aan de zorg voor een patiënt die een diagnostische of therapeutische procedure ondergaat”.
† Reflexterugtrekking van een pijnlijke prikkel wordt NIET beschouwd als een betekenisvolle reactie.

88 Hoofdstuk 8 • Pijn
··Deze zorgverlener is opgeleid en heeft referenties • Blijf familieleden ondersteunen en informeren, ofwel
om te kunnen ingrijpen bij calamiteiten, inclusief in de behandelruimte of elders waar ze wachten.
een geavanceerde luchtwegenbehandeling.
◦◦ Een gediplomeerde verpleegkundige die medicatie Na de procedure
toedient voor procedurele sedatie. • Blijf vitale tekenen monitoren en beoordeel de patiënt
tot hij of zij weer het bewustzijnsniveau van voor de
··Deze verpleegkundige heeft aangetoond bekwaam procedure heeft verkregen.
te zijn in alle aspecten van procedurele sedatie,
patiëntenmonitoring en traumaopvang. • Maak een plan tegen aanhoudende en postprocedurele
pijn en angst en bestrijd deze.
··Deze verpleegkundige is verantwoordelijk voor
het monitoren van de conditie van de patiënt en de • Beoordeel de ernst van de pijn en bespreek met de
mate van sedatie en is niet betrokken bij procedu- patiënt doelstellingen om de pijn te verlichten.
rele taken, zoals immobilisatie of het aanbrengen • Leg uit wat er van sedatieve medicatie verwacht kan
van spalk- of verbandmateriaal. De procedurele worden.
zorg wordt uitgevoerd door een andere verpleeg- • Maak een zorgplan voor de ontslag of opname.
kundige.
• Licht de patiënt en de familie in over medicatie die
• Bespreek zo mogelijk de aanwezigheid van de familie thuis moet worden ingenomen.
met de patiënt en stel vast of de familie tijdens de
procedure zou willen blijven. Bied de familie steun en • Zet de niet-farmacologische pijnbestrijding voort.
informatie als dat het geval is.
• Maak met het sedatieteam een plan voor voorziene Samenvatting
problemen, bekijk de voorgenomen procedure en Pijnbeoordeling en -bestrijding, inclusief procedurele
ga na of ieder lid zich bewust is van de toegewezen sedatie, zijn vitale onderdelen van het traumaverpleeg-
taken. kundige proces. Wanneer deze worden uitgevoerd met
• Neem deel aan een time-outprocedure om de nauw- een optimale pijnverlichting als doel, kunnen negatieve
keurigheid te garanderen van alle plannen direct voor fysiologische, emotionele en psychologische effecten
het toedienen van medicatie. worden geminimaliseerd. Traumatische letsels kunnen
onmiddellijk pijnlijk zijn en ontwikkelen zich mogelijk
◦◦ Het time-outproces is geïmplementeerd om het tot chronische pijnsyndromen. Een effectieve behandeling
aantal incidenties met een verkeerde patiënt, een in de acute fase kan de genezing bevorderen, immuniteit
verkeerde chirurgie en een verkeerde locaties te ondersteunen, angst en ongerustheid beperken en van
verminderen. invloed zijn op toekomstige ervaringen met pijn.
◦◦ Als het benodigde personeel aanwezig is, roept de
teamleider een time-outprocedure aan vlak voor Bekendheid met pijnbestrijding, aanbevelingen en proto-
de procedure om de naam van de patiënt, de uit te collen op het gebied van procedurele sedatie kunnen de
voeren procedure en de locatie van de procedure te traumaverpleegkundige aanvullende informatie bieden met
controleren. betrekking tot dit aspect van de patiëntenzorg.
In tabel 8-8 staan internetkoppelingen voor pijnbestrijding
Tijdens de procedure en aanbevelingen en richtlijnen voor procedurele sedatie
• Als verwacht wordt dat de patiënt tijdens de procedure vermeld.
reageert, blijf je communiceren, afleiden en de pijn
en angst beoordelen. Wees erop voorbereid zo nodig
aanvullende sedatie of analgesie toe te dienen.

Tabel 8-8. Internetkoppelingen voor pijnbestrijding en procedurele sedatie


Organisatie Website

American Society of Pain Management www.aspmn.org


Pijnbestrijding Emergency Nurses Association www.ena.org
American College of Emergency Physicians www.acep.org

Procedurele sedatie American Society of Anesthesiologists www.asahq.org

TNCC • Zevende druk 89


Bijlage 8-A. Numerieke Bijlage 8-B. Visuele analoge pijnschaal
beoordelingsschaal

jk
keli
e lijk
0–10 numerieke

ma k
pijnintensiteitsschaal

r lijk
nd

huw

jk
s e li
lle

de
e

n
Afsc
10 E
 rgst

Ong

Gee
Kwe

Vre

Hin
mogelijke
pijn

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
8

7 Ondraaglijke pijn Geen pijn

6
Taak______________________________________

5 Datum ____________ Begin ________ Einde ____

Bijlage 8-C. De gezichtjes-pijnmetingschaal


3

1
0 1 2 3 4 5
NO HURT HURTS HURTS HURTS HURTS HURTS
LITTLE BIT LITTLE MORE EVEN MORE WHOLE LOT WORST
Alternate
0 Geen pijn coding 0 2 4 6 8 10
Leg uit dat ieder gezichtje staat voor iemand die zich blij voelt omdat hij geen pijn heeft of verdrietig omdat hij een
beetje of veel pijn heeft. Gezichtje 0 is erg blij omdat hij helemaal geen pijn heeft. Gezichtje 1 heeft een klein beetje
pijn. Gezichtje 2 heeft iets meer pijn. Gezichtje 3 heeft nog meer pijn. Gezichtje 4 heeft een heleboel pijn. Gezichtje
5 heeft zo veel pijn als je je kunt voorstellen, maar je hoeft niet te huilen als je je zo slecht voelt. Vraag om het
gezichtje te kiezen dat het best beschrijft hoe hij zich voelt.

Bijlage 8-D. De FLACC-schaal


DATUM/TIJD
0 - Geen bepaalde uitdrukking of glimlach
Gezicht 1 - Nu en dan een grimas of frons, teruggetrokken, ongeïnteresseerd
2 - Frequente tot constante trillende kin, gebalde kaak
0 - Normale positie of ontspannen
Benen 1 - Ongemakkelijk, rusteloos, gespannen
2 - Schoppen of benen omhooggetrokken
0 - Ligt stil, normale positie, beweegt gemakkelijk
Activiteit 1 - Kronkelt, gaat heen en weer, gespannen
2 - Gebogen, stijf of schokt
0 - Geen gehuil (wakker of in slaap)
Huilen 1 - Kreunt of jammert, klaagt af en toe
2 - Huilt geregeld, schreeuwt of snikt, klaagt vaak
0 - Tevreden, ontspannen
Troostbaar- 1 - Gerustgesteld door af en toe een aanraking, knuffelen of een praatje,
heid kan worden afgeleid
2 - Moeilijk om te troosten
TOTALE SCORE

90 Hoofdstuk 8 • Pijn
Bijlage 8-E. Het pijnwaarnemingsmiddel voor cruciale zorg
Component en indicator Beschrijving Schaal
Gedragscomponent Kies één score
• Geen spierspanning waarneembaar in het gezicht
Ontspannen, neutraal 0
van de patiënt

• Fronst Gespannen 1

• Wenkbrauwen omlaag
Gezichtsuitdrukking
• Trekt hefspier samen/spant oogkas aan
• Ogen goed gesloten/ogen geopend Grimast 2
• Mond geopend
• Blozend/overig

• Beweegt helemaal niet Bewegingen afwezig 0

• Trage, voorzichtige bewegingen Bescherming 1

• Raakt pijnlocatie aan/wrijft op pijnlocatie


• Probeert locatie van pijn, slangen aan te raken/
raakt slangen aan
• Zoekt aandacht door met benen of armen op het
Lichaamsbewegingen bed te tikken
• Trekt aan slangen Rusteloosheid 2
• Probeert rechtop te zitten
• Friemelt
• Volgt opdrachten niet op/haalt uit naar personeel
• Probeert uit bed te klimmen
• Overig

• Geen spierspanning waarneembaar Ontspannen 0


Spierspanning
• Gespannen of stijf onbeweeglijk bij stimulatie
Gespannen, stijf 1
(gedraaid)
Tolereert beademer,
• Alarms niet geactiveerd, gemakkelijk beademd
bewegingen 0

Inschikkelijkheid met de • Hoest/alarms stoppen spontaan Hoest maar tolereert 1


beademer
• Asynchroon: blokkeert beademer, alarms
Bestrijdt ventilator 2
veelvuldig geactiveerd

Subtotaal ___/7

TNCC • Zevende druk 91


92 Hoofdstuk 8 • Pijn
Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel-
en aangezichtstrauma
Jill C. McLaughlin, MSN, RN, CEN, CPEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De ongevalsmechanismen beschrijven die worden geassocieerd met hersen-, schedel- en aangezichtstrauma.
2. De pathofysiologische veranderingen beschrijven die dienen als basis voor de beoordeling van de
traumapatiënt met hersen-, schedel- en aangezichtsletsel.
3. De verpleegkundige beoordeling van de traumapatiënt met hersen-, schedel- en aangezichtsletsel
demonstreren.
4. De juiste interventies voor de traumapatiënt met hersen-, schedel- en aangezichtsletsel plannen.
5. De effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt met hersen-, schedel- en
aangezichtsletsel beoordelen.

Inleiding de kracht wordt overgebracht op het weefsel en de


Kennis van de normale anatomie en fysiologie vormt vaatstructuur van de hersenen, waardoor letsel ontstaat
de basis voor het begrip van anatomische stoornissen zonder schedelfractuur. De basis van de schedel bestaat
en pathofysiologische processen die het gevolg kunnen uit drie groeven: de voorste, middelste en achterste
zijn van een trauma. Voor je dit hoofdstuk leest, raden groeve. Om de basis van de schedel te breken is
we je nadrukkelijk aan het volgende materiaal door te significante kracht nodig. Het inwendige oppervlak
nemen. Dit materiaal wordt niet behandeld tijdens de van de schedel is ruw en onregelmatig. Wanneer er
lessen en niet direct getest, maar kan als basis dienen voor overmatige energie wordt uitgeoefend op het hoofd en het
testvragen en skillbeoordelingsstappen. gezicht, bewegen de hersenen tegen deze ruwe inwendige
oppervlakken aan, waardoor kneuzingen, laceraties en
wrijvingsletsel ontstaan.
Anatomie en fysiologie van de hersenen,
de schedel en het gezicht Meningen
Hoofdhuid De meningen bestaan uit drie beschermende lagen —de
De hoofdhuid bestaat uit vijf weefsellagen. Achtereen- pia mater, arachnoïdea en dura mater—die als bekleding
volgens zijn dit de huid, bindweefsel, de zogenaamde fungeren voor de hersenen en het ruggenmerg. De pia
aponeurose, het areolair bindweefsel en het pericranium. mater, de binnenste laag, zit stevig vast aan de hersenen
De hoofdhuid vormt een beschermende laag en en het ruggenmerg. De arachnoïdea is dun en doorzichtig.
absorbeert iets van de energie die tijdens een traumatische De dura mater, de buitenste laag,
gebeurtenis wordt overgedragen. Aangezien de hoofdhuid is een stug, fibreus membraan dat aan de binnenzijde van
zeer gevasculariseerd is, zullen letsels of scheuren de schedel vastzit.
behoorlijk kunnen bloeden.
De plexus choroideus in het laterale en derde ventrikel
Schedel van de hersenen produceert liquor die rondom de
De schedel, gevormd door de schedelbeenderen (voor- hersenen onder het arachnoïdea (de subarachnoïdale
hoofdsbeen, zeefbeen, wiggebeen, achterhoofdsbeen, ruimte) en door het centrale kanaal van het ruggenmerg
wandbeen en slaapbeen) en de gezichtsbeenderen, circuleert. De liquor fungeert als stootkussen en
beschermt de inhoud van de schedelholte. beschermt de hersenen en het ruggenmerg. De arteriën,
Met uitzondering van het slaapbeen zijn de schedel- inclusief de middelste meningeale arteriën, liggen
beenderen relatief dik (tot wel 6 mm). Vanwege de dikte boven de dura mater. Onder de dura mater liggen kleine
zal de schedel mogelijk niet breken na een klap met veel brugvenen. Na een letsel boven de dura (epiduraal) of
kracht. Daarentegen zorgt het gebrek aan flexibiliteit onder de dura (subduraal) kunnen de tussenliggende
ervoor dat er geen energie wordt geabsorbeerd, zodat ruimtes door bloed of vochtophoping groter worden.

TNCC • Zevende druk 93


Een subdurale bloeding kan minder duidelijk zijn bij Het cerebellum bevindt zich in de achterste groeve en ligt
patiënten met hersenatrofie bij uitzetting van de subdurale achter de hersenstam en onder de cerebrale hemisferen.
ruimte als gevolg van het ouder worden of van Het cerebellum heeft uitgebreide zenuwverbindingen
aandoeningen als alcoholisme. met het ruggenmerg, de middenhersenen en de cerebrale
hemisferen. De primaire functies van het cerebellum zijn
Tentorium de bewuste en onwillekeurige spiercoördinatie, beweging,
Het tentorium cerebelli is onderdeel van de dura mater en balans en houding.
strekt zich uit vanaf het achterhoofdsbeen tot het midden
van de schedel. Het tentorium verdeelt de schedelholte in Hersenzenuwen
twee compartimenten: supratentoriaal en infratentoriaal. Er zijn 12 paar hersenzenuwen. De N. olfactorius (I)
Het supratentoriale compartiment omvat de cerebrale bestaat uit een groep zenuwen die in een vezelbaan
hemisferen in de voorste en middelste groeve. Het is gelegen welke het neusslijmvlies met de bulbus
infratentoriale compartiment omvat de onderste delen olfactorius verbindt. De N. opticus (II) ontspringt in de
van de hersenstam (pons en medulla) en het cerebellum retina en wordt beschouwd als een vezelbaan zodra het
in de achterste groeve. Het bovenste deel van de hersen- het chiasma opticum verlaat. Hierna vertakken miljoenen
stam (middenhersenen) en de oculomotorische zenuw optische vezels naar de occipitale en temporale kwab.
(hersenzenuw III) passeren door een opening in het De hersenstam is de oorsprong voor hersenzenuwen
tentorium. Letsel of oedeem bij de tentoriale opening III tot en met X en XII en deze komen alle uit de
kan resulteren in compressie en verschuiving van de schedelforamina en verlaten de schedelholte via de
hersenstamstructuren en de oculomotorische zenuw tegen onderkant van de hersenen. Deze gedeelde uitgang
het tentorium aan. vergroot het risico op compressieletsel van zenuwweefsel
met zwelling en weefselbeschadiging tot gevolg.
Hersenen De N. accessorius (CN XI) heeft zowel een craniale als
De twee cerebrale hemisferen zijn onderverdeeld in de spinale component.
frontale, pariëtale, temporale en occipitale kwab.
De kwabben zijn verantwoordelijk voor beoordelings- Gezicht
vermogen, redenering, sociale beheersing en bewuste Het gezicht is in drie functionele delen verdeeld. Het
motorische functies (frontale kwab); sensorische functies bovenste derde deel van het gezicht omvat het onderste
en ruimtelijke oriëntering (pariëtale kwab); spraak, gehoor deel van het os frontale, de supraorbitale rand, het
en geheugenfuncties (temporale kwab) en zicht (occipitale glabellaire gebied (de ruimte tussen de wenkbrauwen)
kwab). en de sinus frontalis. Het middelste derde deel
(het middengezicht) omvat de orbita, de maxillaire
Het diencephalon (tussenhersenen) verbindt de twee sinussen, het neusbot, de zygomatische beenderen, de
cerebrale hemisferen met de middenhersenen en omvat slaapbeenderen en het basale bot van de bovenkaak.
de thalamus, hypothalamus, subthalamus en epithalamus. Het onderste derde deel omvat het basale bot van de
Deze subcorticale structuren spelen een belangrijke rol onderkaak en de tanddragende botten van de boven- en
in de hormoonregulering en metabole functies, inclusief onderkaak. De spieren die de gezichtsbeenderen bedekken
de temperatuurregulering; afgifte van hormonen door de helpen bij de bewegingen en expressie van het gezicht.
hypofyse en bijnierschors; emotionele uitingen als angst, De spieren die de bovenkaak bedekken helpen met het
woede en plezier en activering van het sympathische en kauwen en bewegingen van de kaak.
parasympathische zenuwstelsel.
Bloedvoorziening
De hersenstam wordt onderverdeeld in drie delen: de De hersenen hebben een uitgebreide bloedvoorziening.
middenhersenen, de pons en de medulla. Het reticulair Arterieel bloed stroomt naar de hersenen via twee paar
activerend systeem (RAS) bestaat uit clusters arteriën: de rechter en linker arteria carotis interna en de
gespecialiseerd zenuwweefsel die ontspringen in de rechter en linker arteria vertebralis. Het veneuze bloed
middenhersenen en pons. Het RAS is voornamelijk stroomt af via de venae jugularis. De bloedvoorziening
verantwoordelijk voor het wakker-zijn of bewustzijn van het gezicht is afkomstig van de arteriae carotis interna
terwijl de medulla en de pons verantwoordelijk zijn en externa. De arteriae carotis externa leveren ook bloed
voor vitale functies als de cardiovasculaire functie en de aan de hals. Letsel waarbij een ongecontroleerde bloeding
ademhaling. Letsel van de hersenstam wordt geassocieerd vanuit één van deze vaten optreedt kan levensbedreigend
met wijzigingen in het bewustzijn en aantasting van de zijn.
vitale functies, met name de bloeddruk, hartfrequentie en
ademhaling.

94 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Bloed-hersenbarrière kleine stijging in het totale volume kan resulteren in een
De bloed-hersenbarrière is een netwerk van bloedvaten significante toename van de ICP met een daling van de
en cellen dat de hersenen omringt, fungeert als een filter CBF en een daling van de cerebrale perfusiedruk (CPP)
voor het centrale zenuwstelsel en de uitwisseling van tot gevolg.
zuurstof, kooldioxide en metabolieten tussen het bloed en
de hersenen regelt. Cerebrale perfusiedruk
Een adequate perfusie van zuurstof en voedingsstoffen
Cerebrale bloedflow (glucose) naar het hersenweefsel is afhankelijk van de
De hersenen gebruiken ongeveer 20% van de totale CPP en CBF. CPP wordt gedefinieerd als de drukgradiënt
zuurstofvoorraad van het lichaam en zijn in grote mate van het hersenweefsel of het verschil in druk tussen de
afhankelijk van het glucosemetabolisme als energiebron. arteria cerebralis en de veneuze vaten. Het geldt als een
De hersenen zijn niet in staat essentiële voedingsstoffen primaire determinant van CBF en wordt als volgt bepaald:
op te slaan, zodat er een voortdurende aanvoer moet CPP = MAP – ICP.
zijn van zowel zuurstof als glucose via de cerebrale
bloedflow (CBF). De hersenen kunnen door middel Door cerebrale autoregulatie wordt een constante
van een complex, veelzijdig en nog niet goed begrepen cerebrale vasculaire bloedflow onderhouden zolang de
proces de CBF zelf reguleren. Deze autoregulatie ontstaat gemiddelde arteriële druk (MAP) binnen een marge van
in de cerebrale arteriolen die zorgen voor arteriole 50 tot 150 mmHg blijft. Wanneer de autoregulering in
vaatverwijding of vaatvernauwing. Deze mechanismen de hersenen niet goed functioneert, wordt de perfusie
reageren op wijzigingen in de CO2-waarden, de arteriële uitsluitend afhankelijk van druk. Een normale cerebrale
druk en fluctuaties in de cellulaire vraag van het weefsel. perfusiedruk (CPP) is 60 tot 100 mmHg en een
acceptabele CPP ligt tussen 50 en 70 mmHg. Wanneer de
Kooldioxide (CO2) is de primaire regelaar van de CPP tussen 50 en 160 mmHg ligt, blijft de autoregulering
bloedflow naar de hersenen en een sterke vaatverwijder. constant.
Bij een hogere concentratie PaCO2 dan normaal treedt
cerebrale vaatverwijding op, waardoor het cerebrale Wanneer de autoregulering niet goed functioneert,
bloedvolume en de perfusie toenemen. Daarentegen, wordt de perfusie van de hersenen afhankelijk van de
wanneer de concentratie PaCO2 daalt, ontstaat er MAP. Wanneer het op peil houden van de MAP wordt
cerebrale vaatvernauwing waardoor het bloedvolume en verstoord (bijv. door een bloeding of hypovolemie), kan
de perfusie afnemen en daarmee ook de intracraniële druk het compensatiemechanisme van het lichaam de CPP
(ICP). Aanvankelijk zullen de hersenen op hypoxemie mogelijk niet op niveau houden. Wanneer er sprake is
reageren door de zuurstofopname uit het bloed te van hersenletsel met een verhoogde ICP tot gevolg, zal
vergroten. Wanneer de hypoxie acuut wordt (PaO2 minder een normale MAP niet voldoende zijn om de CPP op peil
dan 50 mmHg), ontstaat er cerebrale vaatverwijding en te houden. Een CPP van minder dan 60 mmHg wordt
neemt de bloedflow toe. geassocieerd met een slechte outcome, omdat de arteriële
druk onvoldoende is om de toegenomen drukgradiënt
Intracraniële druk voor levering van zuurstof en voedingsstoffen op te
Het hersenweefsel neemt ongeveer 80% van de vangen. Uit één rapport blijkt dat het voor patiënten met
ruimte in de schedelholte in, de arteriële en veneuze ischemie aan te raden is een CPP van meer dan 70 mmHg
bloedvoorziening ongeveer 10% en de liquor ook te handhaven.
ongeveer 10%. Deze volumes liggen redelijk vast
en samen zorgen zij voor een normale ICP van 0 tot Verlies van autoregulering kan resulteren in cerebrale
15 mmHg. Er kunnen kleine wijzigingen bestaan in de en hersenstamischemie, hetgeen een ischemische reactie
individuele volumes zonder dat dit van invloed is op de van het centrale zenuwstelsel initieert, ook wel de
ICP of zonder dat dit het constante totale volume wijzigt. Cushing-respons genoemd. De Cushing-respons wordt
Een aanhoudende ICP van meer dan 20 mmHg wordt gekenmerkt door een triade van onderzoeksbevindingen:
als abnormaal beschouwd. Volgens de Monro-Kellie- groter verschil tussen diastolische en systolische druk,
hypothese zal na toename van het volume van één van verwijde of toegenomen polsdruk, reflexbradycardie en
de componenten het volume van één van de of beide verminderde ademarbeid. De respons is gedeeltelijk een
andere componenten afnemen om zo de ICP constant poging om de MAP te verhogen bij een verhoogde ICP,
te houden. Deze intracraniële compensatie is beperkt, zodat uiteindelijk een stijging in de CPP wordt verkregen.
doordat de ruimte in de schedel niet flexibel is. Zelfs een

TNCC • Zevende druk 95


Inleiding Risicofactoren
Epidemiologie Er zijn bepaalde risicofactoren die bijdragen aan het risico
Traumatisch hersenletsel is een belangrijk probleem op hersenletsel. Dit zijn:
binnen de volksgezondheid. Volgens recente Amerikaanse • Leeftijd: Kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar,
gegevens lopen jaarlijks 1,7 miljoen mensen een jongvolwassenen van 15 tot 24 jaar, en volwassenen
traumatisch hersenletsel op. Van de 1,3 miljoen mensen van 75 jaar en ouder hebben een hoog risico
die op de SEH worden gezien en behandeld voor • Risicovol gedrag, zoals roekeloos of onder invloed
traumatisch hersenletsel werd 75% geclassificeerd als rijden, extreme sporten, of geweld
licht trauma, 15% als matig letsel en 10% als ernstig • Onjuist gebruik of het niet gebruiken van veiligheids-
letsel. Traumatisch hersenletsel vormt 30,5% van het gordels, goedgekeurde helmen of dragen van
aantal letselgerelateerde sterfgevallen in de VS. Circa bescherming tijdens sport
10% van het aantal gevallen traumatisch hersenletsel werd
veroorzaakt door geweld, waaronder kogelverwondingen • Gebruik van antistollingsmiddelen
en interpersoonlijk geweld. De drie meest voorkomende • Het gebruik van middelen die duizeligheid,
oorzaken voor gezichtsfracturen zijn geweld, vallen en evenwichtsstoornis of een vertraagde reactie kunnen
ongevallen met een motorvoertuig. veroorzaken, zoals:
◦◦ Alcohol
Ongevalsmechanismen
◦◦ Geneesmiddelen (opioïden)
Letsels worden geclassificeerd als stomp of penetrerend.
• Stompe letsels zijn het gevolg van een val, ongeval ◦◦ Verboden middelen
met een motorvoertuig, sport-, en recreatie- en
recreatievoertuig-gerelateerde letsels. Een val is Gebruikelijke gelijktijdig optredende letsels
de meest voorkomende oorzaak van traumatisch
Patiënten met hersen- of craniofaciaal letsel hebben
hersenletsel.
een risico op gelijktijdig letsel van het ruggenmerg en
• Penetrerend letsel kan het gevolg zijn van de wervelkolom. Gezichtsletsels kunnen in verband
vuurwapengebruik of exploderende objecten of worden gebracht met ernstig bloedverlies ten gevolge van
projectielen. Raadpleeg Hoofdstuk 4: Biomechanica, vaatletsel. Door botletsel kunnen zenuwen afklemmen
kinematica en ongevalsmechanismen voor meer waardoor er letsel ontstaat van de onderliggende
informatie. structuren dat zich presenteert als oculair trauma.
Primair letsel van hersenweefsel kan het gevolg zijn van
diverse factoren, zoals: Soorten letsel
• Compressie of directe impact met letsel van het
Hersenletsel wordt geclassificeerd als primair of
weefsel onder het punt van impact op de schedel
secundair letsel. Primair letsel is het gevolg van een
• Acceleratie-/deceleratiekrachten geven een drukgolf directe overdracht van energie en omvat:
waardoor energie naar verschillende locaties in de • Schedel- en craniofaciale fracturen
hersenen gaat
• Intracraniële laesies (kneuzingen of licht-traumatisch
• Ernstige rotatie of ronddraaien waardoor een hersenletsel)
wrijvings- of trekkracht ontstaat, resulterend in het
• Letsels, scheur- en wrijvingsletsels en bloeding in de
scheuren van celstructuren en bloedingen
hersenen (epidurale of subdurale bloedingen)
• Een sterke luchtstroom van een explosief, wat
resulteert in een drukgolf en gekneusd weefsel Secundair letsel wordt veroorzaakt door complexe
• Penetrerend letsel door een scherp voorwerp of een pathologische veranderingen, zoals:
vuurwapen dat ernstige, onherstelbare schade aanricht • Hypotensie
aan hersencellen, bloedvaten en beschermende • Hypoxemie
weefsels rondom de hersenen • Hypercapnie
• Letsels door het bewegen van de hersenen tegen de • Cerebraal oedeem
onregelmatige, ruwe binnenzijde van de schedel
• Verhoogde ICP
• Fracturen van de schedel en gezichtsbeenderen
• Verlaagde CPP
• Cerebrale ischemie

96 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Het doel van het zorgen voor de patiënt met hoofdtrauma Een korte periode hyperventilatie kan geïndiceerd zijn
is het voorkomen of beperken van secundair letsel en wanneer de patiënt verschijnselen heeft van een dreigende
van de catastrofale cascade van gebeurtenissen die het inklemming (unilaterale of bilaterale verwijding van
resultaat zijn van dergelijke condities, inclusief overlijden. de pupillen, asymmetrische pupilreacties, of abnormale
lichaamshouding). Dit is slechts een tijdelijke maatregel
tot de definitieve interventie wordt uitgevoerd.
Pathofysiologie als uitgangspunt voor
Hypocapnie kan schade veroorzaken en toepassing
onderzoeksbevindingen
ervan is beperkt tot een spoedbehandeling voor
Pathofysiologische concepten die van negatieve levensbedreigende intracraniële hypertensie in afwachting
invloed zijn op de patiënt met hersen-, schedel- of van een definitieve behandeling.
aangezichtsletsel zijn de volgende:
• Hypotensie en CBF Verschijnselen en symptomen van hypoxie kunnen
• Hypoxie en hypercapnie aanvankelijk verborgen blijven door het vermogen van
• ICP de hersenen te compenseren door meer zuurstof uit het
bloed te halen. Vroege veranderingen in het bewustzijn
Hypotensie en de cerebrale bloedflow kunnen onduidelijk zijn. Het is van essentieel belang alert
Wanneer de CPP als gevolg van letsel buiten de marge te blijven op een mogelijke verslechtering. Een enkele
van 50 tot 160 mmHg komt, verliezen de hersenen episode van hypoxemie (apneu of PaO2 < 60 mmHg /
het autoreguleringsvermogen en wordt de CBF direct < 8 kPa) kan schadelijk zijn voor de outcome voor de
afhankelijk van de MAP voor perfusie. Wanneer de patiënt. Op het moment dat een patiënt symptomen van
traumapatiënt bloedt en hypotensief wordt, kan de MAP hypoxie vertoont, kan de schade al irreversibel zijn.
niet langer een adequate CPP produceren en wordt
het hersenweefsel hypoxisch. De hypogeperfundeerde Intracraniële druk
hersenen worden ischemisch en lopen onherstelbare Naarmate de ICP stijgt, daalt de CPP, resulterend in
schade op, waarbij de patiënt duizelig en verward is, cerebrale ischemie, hypoxie en een fataal secundair
niet langer reageert en comateus wordt. Een kortdurende insult. Kleine stijgingen in de bloeddruk en de MAP zijn
periode van hypotensie (systolische bloeddruk pogingen van het lichaam zichzelf te beschermen tegen
< 90 mmHg) kan al schadelijk zijn voor het resultaat hersenischemie bij een patiënt met een verhoogde ICP.
voor de patiënt. In de context van ernstig hoofdletsel Complexe fysiologische veranderingen resulteren in een
kan hypotensie in verband worden gebracht met meer verlaagde PaO2 en een verhoogde PaCO2 die beide dienen
dan een verdubbeling van de mortaliteit, vergeleken met om de cerebrale bloedvaten te verwijden zodat de CBF
normotensieve patiënten. toeneemt. De letsels met een expanderend hematoom,
ontsteking of oedeem van het hersenweefsel resulteren in
Wanneer de autoregulering faalt en de MAP is verhoogd een verhoging van de ICP en inklemming. Een ICP die
kan oedeem ontstaan, hetgeen desastreus is wanneer dit aanhoudend hoger is dan 20 mmHg en niet reageert op
optreedt bij hersenletsel. Om die reden is het belangrijk behandeling wordt geassocieerd met een slechte outcome.
de bloeddruk en de MAP binnen de normale waarden te Een verhoogde ICP gaat gepaard met symptomen die
houden. voorspelbaar en sequentieel zijn.
De eerste verschijnselen van een verhoogde ICP zijn:
Hypercapnie en hypoxie • Hoofdpijn
CO2 zorgt voor vaatverwijding, hetgeen een krachtig, • Misselijkheid en braken
maar omkeerbaar effect kan hebben op de CBF. • Amnesie
Hypercapnie veroorzaakt een significante verwijding
van de cerebrale arteriën en een toegenomen bloedflow, • Gedragsveranderingen (verminderd beoordelings-
hypocapnie veroorzaakt vernauwing en een verminderde vermogen, rusteloosheid of slaperigheid)
bloedflow. Dit is opmerkelijk, omdat het verband houdt • Verminderd bewustzijnsniveau (verminderd
met masker-ballonbeademing en hyperventilatie van de aanspreekbaar of verhoogde prikkelbaarheid)
geïntubeerde patiënt. Hyperventilatie reduceert de PaCO2
waardoor cerebrale vaatvernauwing en hypoperfusie Late verschijnselen van een verhoogde ICP zijn:
ontstaan, wat kan resulteren in cerebrale ischemie. • Verwijde, niet-reagerende pupillen
Hypercapnie (PaCO2 > 45 mmHg / > 6 kPa) stimuleert • Niet reageren op verbale prikkels of pijnprikkels
vaatverwijding en verhoogt de ICP, zodat ook dit moet
worden vermeden. • Abnormale lichaamshouding (flexie, extensie of
slapte)

TNCC • Zevende druk 97


• Cushing-respons • Titreer tot normoxie en handhaaf de SpO2 tussen 94%
◦◦ Groter verschil tussen diastolische en systolische en 98% (zie Hoofdstuk 6: Luchtweg en beademing
druk voor aanvullende informatie).

◦◦ Reflexbradycardie • Indien nodig moet de ademhaling worden ondersteund


met een masker/ballon en elke 5 tot 6 seconden een
◦◦ Verminderde ademarbeid ademhaling (10-12 ademhalingen/min) tenzij anders
voorgeschreven door de arts.
Verpleegkundige zorg voor de patiënt met ◦◦ Dien elke ademhaling toe over 1 tot 2 seconden
een hersen-, schedel- of aangezichtsletsel met juist genoeg slagvolume om de thorax te laten
Raadpleeg Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de uitzetten.
systematische aanpak van de verpleegkundige zorg voor
de traumapatiënt. De volgende onderzoeksparameters C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie
gelden specifiek voor patiënten met hersen-, schedel- of en beheersing van bloedingen)
aangezichtsletsel. • Wanneer directe druk op een bloedingslocatie moet
worden uitgeoefend, mag dit niet in het gebied van
Voorbereiding en triage een impressiefractuur van de schedel worden gedaan.
De criteria van de Centers for Disease Control and • Indien mogelijk moet hypotensie worden vermeden.
Prevention’s Field Triage stellen voor het gebruik van ◦◦ Het doel van vochtondersteuning is het handhaven
antistollingsmiddelen als triageparameter te gebruiken. van de hemodynamische stabiliteit terwijl
Als onderdeel van het prehospitale rapport moet worden overvulling wordt voorkomen.
gevraagd of de patiënt antistollingsmiddelen gebruikt.
Deze geneesmiddelen kunnen een ongecontroleerde ◦◦ Vasopressors kunnen geïndiceerd zijn om de CPP te
bloeding veroorzaken bij de oudere traumapatiënt, dus handhaven.
is het belangrijk in het primaire onderzoek de mogelijke • De rol van hypertone fysiologische zoutoplossing
noodzaak voor behandeling van deze aandoening vast te (3%–5%) bij het handhaven van normovolemie
stellen als onderdeel van de behandeling van bloedingen. en normotensie zonder het infunderen van grote
Uit gegevens blijkt dat patiënten die antistollingsmiddelen hoeveelheden vocht is controversieel.
gebruiken, zoals warfarine en aspirine, en een hoofd-
trauma hebben, een hogere kans hebben op letsel en D–Disability (Neurologische status)
overlijden dan patiënten die dergelijke geneesmiddelen • Beoordeel de pupilgrootte en reactie op licht.
niet gebruiken. ◦◦ Een unilateraal gefixeerde en verwijde pupil kan
duiden op oculomotorische zenuwcompressie als
Primaire onderzoeksfase en aanvullende interventies gevolg van de verhoogde ICP en inklemming.
A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid)
◦◦ Bilateraal gefixeerde en pinpoint-pupillen kunnen
• Een halskraag kan bijdragen aan een verhoogde
duiden op een letsel van de pons of de effecten van
ICP, omdat de kraag de veneuze uitstroom kan
opioïden.
belemmeren en toegenomen pijn en ongemak voor
de patiënt kan veroorzaken. De pasvorm van de ◦◦ Een matig verwijde pupil met een trage reactie kan
halskraag moet mogelijk worden aangepast. een vroeg teken zijn van inklemming.
• Beoordeel de patiënt volgens het AVPU-schema: • Beoordeel de GCS-score (Glasgow Coma Scale) of
Een niet-alerte respons kan verband houden met de FOUR-score (Full Outline of UnResponsiveness)
hersenletsel. (tabel 9-1).
• Wees erop voorbereid dat je moet assisteren bij een ◦◦ Intubatie wordt geadviseerd wanneer de GCS-score
snelle endotracheale intubatie bij patiënten die de minder is dan 8 of wanneer het bewustzijnsniveau
luchtweg niet vrij kunnen houden, met name wanneer acuut daalt.
er sprake is van aangezichtsletsel en bloedingen.

B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en


beademing)
• Wanneer de patiënt alert is, moet zuurstof worden
toegediend in 15 l/min via een nauwsluitend non-
rebreathingmasker.

98 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Tabel 9-1. Vergelijking van de Glasgow Coma Scale en de FOUR-score
Glasgow Coma Scale De FOUR-score
Openen ogen Oogrespons

4= Spontaan Ogen gaan of staan open, volgen of knipperen


4=
op commando
3= Op spraak

2= Op pijn 3= Ogen open, maar volgen niet

1= Niet 2= Ogen gesloten, maar openen op luide stem

Beste verbale respons 1= Ogen gesloten, maar openen op pijn

5= Georiënteerd 0= Ogen blijven gesloten op pijn

4= Verward gesprek Motorische respons

3= Ongepaste woorden 4= Duim omhoog, vuist of vredesteken

2= Onverstaanbare geluiden 3= Kan pijn lokaliseren

1= Geen 2= Flexie in respons op pijn

Beste motorische respons 1= Extensie in respons op pijn

6= Voert opdrachten uit Geen respons op pijn of gegeneraliseerde


0=
myoclonus-staat
5= Kan pijn lokaliseren
Hersenstamreflexen
4= Terugtrekking (normale flexie)
4= Pupil- en corneareflex aanwezig
3= Abnormale flexie (decorticatie)
3= Eén pupil wijd en gefixeerd
2= Extensie (decerebratie)
2= Pupil- of corneareflex afwezig
1= Geen
1= Pupil- en corneareflex afwezig

0= Afwezige pupil-, cornea- en hoestreflex


Ademhaling
Niet geïntubeerd, regelmatig
4=
ademhalingspatroon
3= Niet geïntubeerd, cheyne-stokesademhaling

2= Niet geïntubeerd, onregelmatige ademhaling


Meer ademhalingen dan ingesteld op
1=
beademingstoestel
Ademhalingen gelijk aan beademingstoestel of
0=
apneu

TNCC • Zevende druk 99


Afbeelding 9-1. De FOUR-score

Eye Response (E) Motor Response (M)

E4 Eyelids open or opened,


tracking or blinking to M4 Thumbs up, fist, or peace
command sign to command
E3 Eyelids open but not tracking M3 Localizing to pain
E2 Eyelids closed, opens to loud M2 Flexion response to pain
voice, not tracking M1 Extensor posturing
E1 Eyelids closed, opens to M0 No response to pain or
pain, not tracking generalized myoclonus
E0 Eyelids remain closed with status epilepticus
pain

Brainstem Reflexes (B) Respiratory Response (R)

B4 Pupil and corneal reflexes R4 Not intubated, regular


present breathing pattern
B3 One pupil wide and fixed R3 Not intubated, Cheyne-
B2 Pupil or corneal reflexes Stokes breathing pattern
absent R2 Not intubated, irregular
B1 Pupil and corneal reflexes breathing pattern
absent R1 Breathes above ventilator
B0 Absent pupil, corneal, and rate
cough flex R0 Breathes at ventilator rate
or apnea

Glasgow Coma Scale worden bepaald. Dit is met name van belang wanneer de
De GCS-score loopt van 3 tot 15 en vormt een maat voor respons van het ene ledemaat beter is dan van het andere
het bewustzijnsniveau van de patiënt en is een predictor of wanneer de patiënten de oogleden bewust bewegen
voor morbiditeit en mortaliteit na hersenletsel. De totale maar wel vanaf de hals verlamd zijn. Het nut van de GCS
score van de patiënt wordt bepaald aan de hand van de is echter beperkt wanneer de patiënt geïntubeerd is. Zie
reactie van de patiënt op drie aspecten die onafhankelijk Hoofdstuk 5: Initial Assessment voor meer informatie.
worden gemeten:
• BEST openen van de ogen De FOUR-score
De FOUR-score loopt van 0 tot 16 en geeft een
• BEST verbale respons
gedetailleerder beeld van de neurologische conditie
• BEST motorische respons dan de GCS-score (afb. 9-1). De totale score van
De motorische component van de GCS-score is de patiënt is het resultaat van de scores voor de vier
de gevoeligste subscore voor het identificeren van responscomponenten:
patiënten met hersenletsel. De eerste GCS-score vormt • Oogrespons
een baselinescore en herhaalde evaluaties bepalen of • Motorische respons
de neurologische toestand van de patiënt verbetert of
• Hersenstamreflexen
verslechtert.
• Ademhaling
Als gevolg van sedatie, farmacologische paralyse,
fractuur, hersen- of ruggenmergletsel, of andere Alle componenten van de FOUR-score kunnen worden
omstandigheden kan/kunnen een of meerdere bepaald bij patiënten met of zonder een endotracheale
ledematen immobiel zijn. Interpreteer een grijpreflex tube. Hierdoor kan deze score nuttiger zijn bij gebruik
of houdingsverandering niet als een respons op een in de critical care-setting. Een eerste onderzoek van de
commando. Denk eraan dat de BEST-respons moet voorspellende betrouwbaarheid en validiteit van de score
lijkt veelbelovende resultaten op te leveren.

100 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Bij patiënten die mechanisch worden beademd, dient de Secundaire onderzoeksfase en aanvullend onderzoek
score bij voorkeur te worden bepaald wanneer de PaCO2 H–History (Anamnese)
binnen de normaalwaarden valt. Tijdens de beoordeling Specifieke vragen over de voorgeschiedenis voor
mogen de instellingen van het beademingstoestel niet patiënten met vermoedelijk hersen-, schedel- of
worden gewijzigd. Controleer de drukcurve bij spontane aangezichtsletsel zijn:
ademhaling of wanneer de patiënt de R1-frequentie (de • Wanneer bij bewustzijn: wat zijn de klachten?
frequentie boven de toestelfrequentie) van het toestel ◦◦ Hoofdpijn, misselijkheid en braken, en amnesie
triggert. Wanneer de patiënt ademt op toestelfrequentie (kunnen vroege tekenen zijn van een verhoogde
R0 (de patiënt heeft geen frequentie boven de toestel- ICP)
frequentie), kan een standaard apneutest noodzakelijk
• Wanneer het bewustzijnsniveau van de patiënt is
zijn.
veranderd, zijn er aanwijzingen dat er hoofdletsel
opgelopen kan zijn?
E–Exposure and Environmental control (Ontkleden en
controleren van de omgeving) ◦◦ Impact op het hoofd of het gezicht
Hypothermie in combinatie met shock kan een schadelijk ◦◦ Heldere periode na het letsel
effect hebben op de oxygenatie van hersenweefsel (zie
Hoofdstuk 7: Shock voor meer informatie). Er zijn echter • Was er sprake van braken of andere symptomen die
aanwijzingen dat therapeutische hypothermie bij patiënten duiden op hersen- of schedelletsel?
met ernstig hersenletsel kan resulteren in een daling van • Was er sprake van bewustzijnsverlies?
de morbiditeit en mortaliteit. Zie ‘Nieuwe inzichten’ voor Hoe lang duurde dit?
meer informatie. • Heeft de patiënt amnesie als gevolg van het voorval?
G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
en interventies) onderzoek)
• Bepaal een arteriële bloedgaswaarde (ABG). Inspecteer:
• Bewaak de end-tidal kooldioxide (ETCO2) als • Het aangezichtsgebied op ecchymose of kneuzingen.
aanbevolen. ◦◦ Schedelbasisfracturen kunnen een bloeding
• Breng een maagsonde niet via de neus maar produceren die pas enkele uren na het letsel tot
via de mond in wanneer gezichts- of basilaire uiting komt. Deze bloedophopingen onder het
schedelfracturen worden vermoed. weefsel kunnen in een van de volgende drie
gebieden duidelijk worden:
Herbeoordeling ··Periorbitale
ecchymose, ook wel brilhematoom
Bepaal of de patiënt in aanmerking komt voor een genoemd, duidt op een fractuur van de voorste
spoedoperatie of voldoet aan de criteria voor transport groeve.
naar een traumacentrum. Elke patiënt met hoofdletsel
··Ecchymose van de processus mastoideus, ook
en aanwijzingen voor neurologische stoornissen voldoet
aan de criteria voor transport wanneer de noodzakelijke wel battle sign genoemd, duidt op een fractuur
diensten en expertise niet voorhanden zijn. van de middelste groeve.
De bloeddruk van de patiënt is een bepalende factor voor ··Hemotympanum, bloed achter het trommelvlies,
de verdere behandeling: kan duiden op een fractuur van de middelste
• Bij de volwassen patiënt zal een intracraniële bloeding groeve.
zelden resulteren in een dusdanig bloedverlies dat • Inspecteer het aangezichtsgebied op symmetrie,
het resulteert in hypotensie. Wanneer er sprake is van afvlakking van het gezicht of malocclusie.
hypotensie, is de eerste prioriteit de oorzaak van de
bloeding vaststellen. ◦◦ Een asymmetrisch gezicht kan duiden op letsel van
de weke delen of op een gezichtsfractuur.
• Wanneer de patiënt normotensief is met
neurologische uitval (niet gelijke pupillen of een ◦◦ Afvlakking van het gezicht of een schotelachtig
asymmetrisch motorisch onderzoek), is de eerste uiterlijk past bij LeFort-fracturen.
prioriteit een CT-scan laten maken. ◦◦ Malocclusie kan duiden op een kaakfractuur.
• Bij grensgevallen gaat de voorkeur uit naar een • Inspecteer de neus en oren op afscheiding.
CT-scan van het hoofd vóór een operatie (laparotomie ◦◦ Test otorroe/rinorroe op liquor.
of thoracotomie).

TNCC • Zevende druk 101


··β -transferrine is een test waarvoor vloeistof kan er letsel ontstaan aan de zijde tegenover de impact
2
naar het laboratorium moet worden gestuurd. Dit (contrecoupletsel). Het is mogelijk dergelijk hoofdletsel te
wordt beschouwd als de gouden standaard voor hebben zonder een directe klap tegen het hoofd.
het identificeren van liquor in otorroe of rinorroe.
··Er kunnen twee tests snel worden uitgevoerd De onderzoeksbevindingen zijn:
wanneer een liquor-lek wordt vermoed, maar • Gewijzigd bewustzijnsniveau
deze hebben een hoog aantal foutpositieve • Gedrags-, motorische of spraakstoornissen
uitslagen en worden als niet-betrouwbaar • Abnormale lichaamshouding
beschouwd.
• Verschijnselen van een verhoogde ICP
¸¸ Halo-teken: Breng wat vocht aan op een schoon
gaasje en wanneer er een ring wordt gevormd, Focale hersenletsels
is het liquor. Tranen, water en fysiologisch zout Focale hersenletsels treden op in een gelokaliseerd
kunnen ook een halo vormen wanneer deze zijn gebied met duidelijk waarneembare en identificeerbare
gemengd met bloed. hersenlaesies. Deze laesies kunnen zich uitbreiden en
¸¸ Glucose: Test op de aanwezigheid van glucose. schade toebrengen aan andere delen van de hersenen,
Deze concentratie is hoog in liquor, maar kan of resulteren in secundair hersenletsel door een
ook in neusvloed aanwezig zijn. verhoogde ICP. Focale hersenletsels zijn hersenkneuzing,
• Beoordeel de extraoculaire oogbewegingen om het intracerebraal hematoom, epiduraal hematoom, subduraal
functioneren van de hersenzenuwen III, IV en V te hematoom en inklemming.
testen.
Hersenkneuzing (contusie)
◦◦ Het vermogen om extraoculaire oogbewegingen uit Een hersenkneuzing is beschadigd hersenweefsel, meestal
te voeren geeft aan dat de hersenstam intact is. als gevolg van stomp trauma. Het merendeel van de
◦◦ Wanneer er sprake is van gezichtsfracturen kan het hersenkneuzingen treedt op in de frontale en temporale
onvermogen extraoculaire oogebewegingen uit te kwab, maar kunnen ook optreden in weefsel onder een
voeren duiden op een beklemde zenuw. impressiefractuur van de schedel. Een kneuzing begint
• Controleer op een abnormale lichaamshouding wanneer de capillairvaten in het hersenweefsel zijn
(abnormale flexie, abnormale extensie) of slapte. beschadigd, waardoor een bloeding, infarct, necrose en
oedeem ontstaan. Een significante kneuzing met zwelling
Palpeer: kan ertoe leiden dat er een midline shift in de schedelholte
• Palpeer het schedelgebied voorzichtig op het ontstaat. De maximale effecten van een kneuzing en
volgende: oedeem bereiken normaal gesproken 18 tot 36 uur na
het letsel een hoogtepunt. Een vertraagde bloeding of
◦◦ Drukpijn vorming van intracraniële hematomen is echter ook
◦◦ Impressies of deformiteiten mogelijk.
◦◦ Hematomen
Intracerebraal hematoom
• Beoordeel alle vier extremiteiten op het volgende: Intracerebrale hematomen zitten diep in het hersen-
◦◦ Bilaterale motorische functie, spierkracht en weefsel, kunnen enkel- of meervoudig zijn en kunnen
abnormale lichaamshouding worden geassocieerd met hersenkneuzingen. Net als voor
hersenkneuzingen geldt, zitten de meeste intracerebrale
◦◦ Sensorische functie
hematomen in de frontale en temporale kwab. Deze
kunnen een flinke ruimte innemen en de ICP verhogen,
Specifieke hersen-, schedel- en met neurologische achteruitgang als gevolg.
aangezichtsletsels De onderzoeksbevindingen zijn:
Coup-/contrecoupletsels • Progressieve en vaak snelle achteruitgang van het
Wanneer het hoofd een vast voorwerp raakt, kan de bewustzijnsniveau
plotselinge vertragingskracht resulteren in botdeformaties • Hoofdpijn
en letsel van de schedelinhoud. Binnenin de schedelholte • Tekenen van een verhoogde ICP
wordt een drukgolf gegenereerd op het punt van impact,
waardoor weefsel kan scheuren en letsel kan worden • Pupilafwijkingen
veroorzaakt op de impactlocatie (coupletsel). Wanneer • Contralaterale hemiparese, hemiplegie, of abnormale
de drukgolf door de schedelinhoud gaat en verdwijnt, lichaamshouding

102 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Epidurale hematomen Chronisch subduraal hematoom
Een epiduraal hematoom is het gevolg van een Chronische subdurale hematomen worden vaak in verband
bloedophoping tussen de dura mater en de schedel. Het gebracht met niet-ernstig letsel bij oudere volwassenen,
hematoom wordt vaak (90%) in verband gebracht met patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken en patiënten
fracturen van de temporale of pariëtale schedel waardoor met chronisch alcoholgebruik. Deze toegenomen
de arteria meningea media scheurt. Aangezien het een incidentie is het gevolg van hersenatrofie, fragiliteit van
arteriële bloeding betreft, kan het bloed snel ophopen de brugvenen en stollingswijzigingen. De manifestatie
en kan het zich uitbreidende hematoom resulteren in van verschijnselen en symptomen en het effect op het
compressie van het onderliggende weefsel, een snelle neurologisch functioneren zijn afhankelijk van de omvang
stijging van de ICP, een verlaging van de CBF en en snelheid van de hematoomvorming. De bevindingen
secundair hersenletsel. Significante epidurale hematomen bij patiënten met een chronisch subduraal hematoom
dienen onmiddellijk chirurgisch behandeld te worden. ontwikkelen zich na verloop van tijd en worden mogelijk
De meest voorkomende oorzaken voor een epiduraal pas twee weken na het letsel duidelijk. Deze bevindingen
hematoom zijn ongevallen met een motorvoertuig en zijn:
valpartijen, maar kunnen ook het gevolg zijn van een • Gewijzigd of gestaag afnemend bewustzijnsniveau
sportletsel. • Hoofdpijn
De bevindingen zijn: • Geheugenverlies of aangetaste redenering
• Kortdurend bewustzijnsverlies, gevolgd door een • Motorische stoornissen: contralaterale hemiparese,
heldere periode van enkele minuten tot uren hemiplegie, abnormale lichaamshouding of ataxie
• Hoofdpijn en duizeligheid • Afasie
• Misselijkheid en braken • Een ipsilateraal unilateraal gefixeerde en verwijde
• Contralaterale hemiparese, hemiplegie, of abnormale pupil
lichaamshouding (flexie of extensie) • Incontinentie
◦◦ Extensie wordt geassocieerd met • Epileptische aanvallen
hersenstamherniatie en een slechte outcome
• Een ipsilateraal unilateraal gefixeerde en verwijde Inklemming
pupil Inklemming is een verschuiving van hersenweefsel
naar een ander compartiment als gevolg van bloeding
• Snelle neurologische achteruitgang
of oedeem. Deze verschuiving resulteert in compressie,
Subdurale hematomen scheuren of beschadiging van de vaatvoorziening,
Een subduraal hematoom is het gevolg van een ophoping waardoor de perfusie afneemt. Supratentoriale herniatie
van bloed direct onder de dura mater, meestal na komt bij trauma het vaakst voor. De bevindingen zijn:
acceleratie-, deceleratie- of combinatiekrachten. Een • Asymmetrische pupilreactie
subduraal hematoom wordt meestal veroorzaakt door • Unilateraal of bilateraal verwijde pupil
afscheuring van de brugvenen en door direct letsel van het • Abnormale lichaamshouding
onderliggende hersenweefsel. Een subduraal hematoom
kan acuut of chronisch zijn. • Andere aanwijzingen voor neurologische
achteruitgang (verlies van normale reflexen, paralyse
Acuut subduraal hematoom of veranderingen in het bewustzijnsniveau)
Patiënten met een acuut subduraal hematoom krijgen
meestal binnen 72 uur na het letsel symptomen. Het De twee voornaamste types supratentoriale herniatie
hematoom kan de cerebrale bloedflow reduceren. Dit worden hieronder per herniatielocatie genoemd:
is het soort bloeding dat atleten vaak krijgen na een • Uncale transtentoriale herniatie: De uncus van de
catastrofaal hoofdletsel. De bevindingen bij patiënten met temporale kwab wordt eenzijdig over het tentorium
een acuut subduraal hematoom zijn: verplaatst tot in de achterste groef, waardoor de
• Ernstige hoofdpijn middenhersenen naar de tegenoverliggende zijde
verschuiven.
• Veranderingen in het bewustzijnsniveau
• Centrale of transtentoriale herniatie: De cerebrale
• Ipsilateraal verwijde of niet-reagerende pupil hemisferen worden naar beneden door de tentoriale
• Contralaterale hemiparese opening (achterhoofdsgat) geduwd waardoor de
hersenstam wordt samengedrukt.

TNCC • Zevende druk 103


Diffuse letsels Secundaire impact-syndroom
Diffuse traumatische hersenletsels vinden in een groot Het secundaire impact-syndroom verwijst naar een
gebied plaats. Deze letsels zijn mogelijk niet altijd aandoening die optreedt wanneer de patiënt een tweede
herkenbaar op een röntgenopname of CT-scan, omdat de licht traumatisch hersenletsel oploopt voordat hij/zij
schade kneuzingen of verschuiving en uitrekking van de van het eerste is genezen. Dit komt zelden voor, maar is
vaatvoorziening betreft en geen lokaal hematoom is. Deze normaal gesproken fataal, met name bij de pediatrische
letsels treden normaal gesproken op na een directe klap populatie. De secundaire impact resulteert in verlies
op het hoofd en zijn met name vaak sportgerelateerd. Ook van autoregulering waardoor cerebraal oedeem ontstaat.
kunnen ze optreden na een klap op het lichaam. Patiënten Uit recente rapporten blijkt dat er een wet is opgesteld
met dergelijk letsel kunnen verschillende symptomen om atleten te beschermen tegen het secundaire impact-
hebben die minuten tot uren kunnen aanhouden. De syndroom.
bevindingen zijn:
• Kortdurend bewustzijnsverlies Postcommotio-syndroom
Patiënten die een licht traumatisch hersenletsel hebben,
• Hoofdpijn en duizeligheid
kunnen een postcommotio-syndroom ontwikkelen.
• Misselijkheid en braken Normaal gesproken manifesteert het postcommotio-
• Verwardheid en desoriëntatie syndroom zich enkele dagen of maanden na het
hoofdletsel. De symptomen verdwijnen normaal
• Geheugenverlies en concentratieproblemen
gesproken wel, maar kunnen langdurig aanhouden.
• Geïrriteerdheid en vermoeidheid Deze patiënten moeten voortdurend worden geëvalueerd,
behandeld en moeten langdurig revalideren voordat zij
Deze diffuse traumatische hersenletsels worden in staat zijn terug te keren naar het oude prestatieniveau
momenteel geclassificeerd op basis van GCS-scores, of andere activiteiten. Omdat niet kan worden bepaald
naast bewustzijnsverlies, amnesie en andere symptomen. wie het postcommotio-syndroom zal ontwikkelen,
bevatten de ontslaginstructies voor de patiënt informatie
Mild traumatisch hersenletsel
over deze aandoening en een richtlijn wanneer terug
Mild traumatisch hersenletsel werd voorheen een hersen-
te komen naar de arts voor verdere behandeling. De
schudding genoemd. De bevindingen zijn:
onderzoeksbevindingen zijn:
• GCS-score van 13 tot 15
• Misselijkheid
• Kort (< 30 min) bewustzijnsverlies
• Duizeligheid en aanhoudende hoofdpijn
• Posttraumatische amnesie die minder dan 24 uur
• Geheugen- en beoordelingsstoornissen, en aandachts-
aanhoudt
stoornissen
• Geen veranderingen op neurologisch beeldonderzoek
• Slapeloosheid en slaapstoornissen
Gemiddeld traumatisch hersenletsel • Verlies van libido
De bevindingen zijn: • Onrust, geïrriteerdheid, depressie en emotionele
• GCS-score van 9 tot 12 labiliteit
• Groot aantal symptomen, waaronder veranderingen • Overgevoeligheid voor licht en geluid
in bewustzijn, verwarring, amnesie en focale
neurologische stoornissen • Aandachts- of concentratieproblemen

• Kan na verloop van tijd overgaan in ernstig hoofd- Diffuus axonaal letsel
letsel, dus deze patiënten moeten nauwgezet worden Diffuus axonaal letsel (DAI) is een uitgebreide
bewaakt microscopische beschadiging, voornamelijk van de
axonen, als gevolg van het diffuus verschuiven, scheuren
Ernstig traumatisch hersenletsel of samendrukken door rotationele of acceleratie-/
De onderzoeksbevindingen zijn: deceleratiemechanismen. De beschadiging kan ook het
• GCS-score van 8 of lager gevolg zijn van hypoxische of ischemische insulten na
• Significante verandering in bewustzijn het aanvankelijke trauma. Het letsel presenteert zich
als diffuse, microscopische, hemorragische laesies en
• Abnormale pupilrespons
cerebraal oedeem, die op een MRI zichtbaar kunnen
• Abnormale lichaamshouding zijn. Dieper gelegen hersenstructuren, de hersenstam en
het RAS lopen het grootste risico op letsel dat meestal
resulteert in een langdurig coma.

104 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Het hersenletsel wordt geclassificeerd als licht, matig of Afbeelding 9-2. LeFort-fracturen
ernstig. Een ernstig DAI kent een significante morbiditeit
en mortaliteit. De bevindingen zijn:
• Bewusteloosheid
◦◦ Bij een licht DAI kan de bewusteloosheid 6 tot
24 uur aanhouden
◦◦ Bij een ernstig DAI kan de bewusteloosheid weken
of maanden aanhouden of zich ontwikkelen tot een
persisterende vegetatieve staat
• Verhoogde ICP
• Abnormale lichaamshouding
• Hypertensie (systolische bloeddruk tussen 140 en
160 mmHg)
• Hyperthermie met een temperatuur tussen 40 °C en
40,5 °C)
• Overmatig transpireren
• Matig tot ernstig geheugenverlies; cognitieve,
gedragsmatige en intellectuele stoornissen

Penetrerend letsel
Penetrerend letsel van de hersenen kan desastreus zijn
en het is van essentieel belang de locatie en omvang
van het letsel vast te stellen. Een CT-scan en angiografie
verdienen de voorkeur, naast beeldvorming van de
bloedvaten voor zover nodig. De aanwezigheid van
een grote kneuzing, bloeding of hematoom, met name
wanneer het beide hemisferen betreft, wordt geassocieerd ◦◦ Breidt zich uit onder het schedeloppervlak en kan
met een toegenomen mortaliteit.1 Denk aan het volgende een beschadiging van de dura mater en letsel van
wanneer het gaat om penetrerend letsel van de hersenen: het hersenweefsel veroorzaken
• Laat uitstekende objecten zitten en stabiliseer deze. ◦◦ De onderzoeksbevindingen zijn:
• Tref voorbereidingen voor een operatie om het ··Hoofdpijn
hematoom te verwijderen.
··Letsel van de omringende weke delen
··Voelbare impressie van de schedel bij de
Craniofaciale fracturen fractuurplaats
Schedelfracturen
De significantie van een schedelfractuur is de aanzienlijke ··Mogelijke open fractuur
kracht die nodig is om het letsel te veroorzaken. Deze ··Mogelijk verlaagd bewustzijnsniveau
kunnen optreden in de schedelholte of aan de basis.
• Schedelbasisfracturen
De verschillende soorten schedelfractuur zijn:
• Lineaire schedelfractuur ◦◦ Fractuur van een van de vijf botten aan de basis van
de schedel
◦◦ Een niet-verplaatste fractuur van de schedel
◦◦ Kan resulteren in puncties of beschadigingen van
◦◦ De onderzoeksbevindingen zijn:
het hersenweefsel of de hersenzenuwen en een
··Hoofdpijn liquor-lek
··Letsel van de omringende weke delen ◦◦ Kan resulteren in beschadiging van de dura mater
··Mogelijk verlaagd bewustzijnsniveau en een open passage van liquor, waardoor de patiënt
risico loopt op infecties als meningitis, encefalitis
• Impressiefractuur
of een hersenabces
◦◦ Wordt gezien in combinatie met gezichtsfracturen

TNCC • Zevende druk 105


◦◦ Cerebrale arteriografie of CT-angiografie: ◦◦ Ecchymose
Wordt gebruikt om de bloeding te identificeren en te ◦◦ Diplopie
behandelen
◦◦ Open beet of malocclusie
◦◦ De onderzoeksbevindingen zijn:
··Hoofdpijn Onderkaakfracturen (mandibulafracturen)
··Gewijzigd
Onderkaakfracturen zijn fracturen van het hoefijzervormige
bewustzijnsniveau
kaakbeen dat via de temporomandibulaire gewrichtjes aan
··Liquor in rinnoroe of otorroe de schedel vastzit. De meest voorkomende fractuurlocaties
··Periorbitale ecchymose (brilhematoom) zijn bij de hoektanden en de derde kies, en bij de hoek van
de onderkaak en de condylen. Dit kunnen open of gesloten
··Ecchymose van de processus mastoideus
fracturen zijn, met meerdere fracturen in hetzelfde bot,
(battle sign)
of een impactiefractuur (waarbij het ene fragment in het
··Bloedingachter het trommelvlies andere wordt geduwd). De bevindingen zijn:
(hemotympanum) • Malocclusie
··Verlamming van de aangezichtszenuw (letsel van • Onvermogen de mond te openen (trismus)
hersenzenuw VII)
• Pijn, met name bij beweging

Bovenkaakfracturen (maxillarisfracturen) • Asymmetrie in het gezicht en een voelbare


Het LeFort-classificatiesysteem geeft een nauwkeurige trapdeformiteit
definitie van bovenkaakfracturen (afb. 9-2). • Oedeem of hematoom bij de fractuurlocatie
• LeFort I is een dwarsfractuur van de bovenkaak • Bloed achter het trommelvlies of een gescheurd
boven het niveau van de tanden en resulteert in een trommelvlies
scheiding tussen de tanden en de bovenkaak. De
onderzoeksbevindingen zijn: • Dof gevoel in de onderlip
◦◦ Onafhankelijk bewegen van de bovenkaak ten
opzichte van de rest van het gezicht Interventies voor de patiënt met hersen-,
schedel- of aangezichtstrauma
◦◦ Lichte zwelling van het bovenkaakgebied
• Positioneer de patiënt volgens het protocol van de
◦◦ Beschadiging van de lip of kapotte tanden instelling met inachtneming van de status van de
◦◦ Malocclusie cervicale wervelkolom.
• Een LeFort II-fractuur is een piramidevormige ◦◦ Geadviseerd wordt het hoofdeinde van het bed
bovenkaakfractuur waarbij het middengezicht is 30 graden omhoog te zetten om de ICP te verlagen.
betrokken. De punt van de fractuur loopt over de De wervelplank kan 30 graden worden gekanteld in
neusbrug. De twee laterale fracturen van de piramide anti-Trendelenburg.
strekken zich uit door het lacrimale bot van het gezicht ◦◦ Houd het hoofd rechtop voor veneuze drainage.
en het ethmoïde bot van de schedel tot in het mediane Rotatie van het hoofd kan de bloedvaten in de
deel van beide oogkassen. De basis van de fractuur hals afklemmen en resulteren in een ophoping van
strekt zich uit tot boven het niveau van de boventanden veneus bloed en een verminderde veneuze drainage.
in de bovenkaak. De onderzoeksbevindingen zijn:
• Tref voorbereidingen voor het inbrengen van een
◦◦ Uitgebreid oedeem van het gezicht ICP-bewakingsinstrument en bewaak de ICP volgens
◦◦ Zwelling van de neus met een duidelijke fractuur het instellingsprotocol. Een bewakingsinstrument voor
van de neusbeenderen oxygenatie van het hersenweefsel kan tegelijkertijd
◦◦ Malocclusie met een ICP-monitor worden ingebracht (afb. 9-3).
Indicaties voor ICP-bewaking zijn:
◦◦ Liquor in rinnoroe
◦◦ Ernstig traumatisch hersenletsel (GCS-score 3–8)
• Een LeFort III-fractuur is een volledige craniofaciale met een afwijkende CT-scan bij opname
scheiding waarbij de bovenkaak, zygoma, oogkassen
en botten van de schedelbasis zijn betrokken. ◦◦ Ernstig traumatisch hersenletsel (GCS-score 3–8)
De bevindingen zijn: met een normale CT-scan en twee of meer van de
volgende condities:
◦◦ Uitgebreid oedeem van het gezicht
··Ouder dan 40 jaar
◦◦ Mobiliteit en impressie van de zygomabeenderen

106 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Afbeelding 9-3. Behandelingsalgoritme: klinische praktijkrichtlijnen voor de verpleegkundige
behandeling van volwassen patiënten met ernstig traumatisch hersenletsel

ICP/CPP Management Maintenance Care

DVT Prophylaxis Adequate Nutrition Normoglycemia


Use multimodality monitoring to
continuously display
• ICP • Mechanical prophylaxis • Initiate feeding within
• CPP • Pharmacologic prophylaxis 72 hours
• Brain tissue oxygenation level • Achieve full caloric intake • Insulin
by post injury day 7 administration
• Brain temperature
protocol
• Provide continuous (versus to prevent elevated
bolus) feedings serum glucose levels

• Avoid routine use of prokinetic


Maintain ICP <20 mm Hg Maintain CPP at 50–70 mm Hg agents
• Elevate HOB 30 degrees • Administer norepinephrine
• Provide sedation • Elevate HOB 0–30 degrees
Seizure Prevention
• Loosen cervical collar • Drain CSF
• Drain CSF Abbreviations
TBI = traumatic brain injury
• Administer mannitol prn • Administer an antiepileptic agent for the
ICP = intracranial pressure
first 7 days
• Initiate insulin therapy CPP = cerebral perfusion pressure
• EEG to identify at-risk patients
DVT = deep vein thrombosis
• Promote normothermia HOB = head of bed
Controversial Interventions CSF = cerebrospinal fluid
• Hypertonic saline
• High-dose barbituates Level of Recommendation
• Moderate hypothermia 1 = Level 1 recommendations are supported by class I evidence.
(33–34 °C) 2 = Level 2 recommendations are supported by class I evidence.
Refractory Intracranial
• Hyperventilation for emergent 3 = Level 3 recommendations are supported by class III and class IV evidence.
Hypertension
ICP control

··Abnormale lichaamshouding unilateraal of ◦◦ Indicaties voor het gebruik van anti-epileptica zijn:
bilateraal ··Impressiefractuur
··Systolische bloeddruk lager dan 90 mmHg ··Epileptische aanval op het moment van letsel
• Dien mannitol toe volgens voorschrift. ··Aanval bij aankomst op de SEH
◦◦ Sluit voorafgaand aan toediening andere letsels uit. ··Epileptische aanvallen in de voorgeschiedenis
Toediening via een bolus kan effectiever zijn dan
··Penetrerend hersenletsel
een continu infuus.
··Ernstig hoofdletsel
◦◦ Indicaties voor manitol zijn een acute neurologische
verslechtering, zoals verwijde pupillen, bewustzijns- ··Acuut subduraal hematoom
verlies of hemiparese terwijl de patiënt wordt ··Acuut epiduraal hematoom
bewaakt. Weeg de risico’s goed af.
• Koorts is het resultaat van een verandering in
◦◦ Niet bestemd voor gebruik wanneer er sprake is van het thermoregulatiepunt, terwijl een verhoogde
een actieve intracraniële bloeding. temperatuur als gevolg van hersenletsel het gevolg is
··Het is niet bestemd voor gebruik bij hypotensieve van een verstoring in de thermoregulatie. Om die reden
patiënten, aangezien het de ICP bij hypovolemie zijn antipyretica niet effectief voor de behandeling
niet zal verlagen en het een potentieel osmotisch van hyperthermie als gevolg van acuut hersenletsel.
diureticum is. In plaats daarvan kan een koeldeken of een ijspakking
• Dien anticonvulsiva toe volgens voorschrift. worden gebruikt. Wanneer de koorts het gevolg is van
een ontstekingsproces, kunnen antipyretica nuttig zijn.
◦◦ Posttraumatische epilepsie treedt bij ongeveer
15% van alle patiënten met ernstig hoofdletsel
op. Insulten verhogen de ICP en het cerebrale
metabolisme.

TNCC • Zevende druk 107


• Hyperthermie verhoogt de ICP en de cerebrale ◦◦ Röntgenopnames van de schedel zijn meestal niet
metabole snelheid. Voorkom dat de patiënt gaat rillen nodig, zeker niet als er een CT-scan gemaakt kan
als gevolg van het koelproces; door rillen wordt het worden.
cerebrale metabolisme verhoogd en dit kan bijdragen
Laboratoriumonderzoeken
aan een stijging in de ICP.
• Stollingsonderzoeken
• Dek de oren of neus niet af wanneer een liquor-lek
◦◦ Analyse van de stollingsstatus kan nuttig zijn bij
wordt vermoed.
het bepalen van de behandeling voor die patiënten
• Dien tetanusprofylaxe toe indien nodig. die antistollingsmiddelen gebruiken of voor het
• Assisteer bij de wondsluiting zoals is geïndiceerd. bepalen van het tijdstip van inbrengen van ICP-
bewakingsinstrumenten.
• Dien andere medicatie toe volgens voorschrift.
• Een alcoholscreening en urinetoxicologie-screening.
◦◦ Analgetica of sedativa kunnen geïndiceerd zijn voor
pijn of agitatie. ◦◦ Deze onderzoeken kunnen duidelijk maken of
er sprake is van misbruik van alcohol of andere
◦◦ Wanneer vermoed wordt dat de wijziging in het substanties die een veranderd bewustzijn tot gevolg
bewustzijn het gevolg is van een overdosis, kan hebben.
naloxon worden toegediend wanneer het gaat om
opioïden en flumazenil (anexate) wanneer het
gaat om benzodiazepinen. Wees voorzichtig bij Herbeoordeling en posttraumazorg
het toedienen van deze geneesmiddelen omdat Een herbeoordeling van de patiënt met hersen-, schedel-
het abrupt stoppen na langdurig gebruik van of aangezichtstrauma omvat het volgende:
opioïden of de nawerking van benzodiazepine als • Herhaaldelijk scoren van de GCS of FOUR voor
anticonvulsiva beide aanvallen kunnen opwekken patiënten met een GCS-score van minder dan 15
waardoor de patiënt nog verder verslechtert. (van cruciaal belang voor een vroegtijdige detectie
◦◦ Dien antibiotica toe volgens voorschrift. van de achteruitgang van de patiënt)
• Frequente beoordeling van de pupillen
Aanvullend onderzoek • ABG-trending
Beeldonderzoeken • Trends in vitale functies, met name bloeddruk,
• CT-scans ademhalingsfrequentie en -patroon, temperatuur,
◦◦ Beweging van de patiënt kan artefacten veroorzaken SpO2 en end-tidal kooldioxide
waardoor het resultaat onnauwkeurig wordt. • Herbeoordeling voor de ontwikkeling van:
Beweging van de patiënt kan het gevolg zijn van ◦◦ Hoofdpijn, misselijkheid, braken en insulten
epileptische aanvallen, het onvermogen mee te
werken vanwege een veranderd bewustzijn of van ◦◦ Wijzigingen in de motorische of sensorische functie
een onverwachte flexie of extensie van het lichaam. ◦◦ Respons op interventies zoals toediening van vocht
◦◦ Sedatie kan volgens voorschrift worden toegediend. en een diuretische behandeling
··Bewaak de patiënten die sedatie of Voortdurende ICP-bewaking
neuromusculaire blokkeringsmiddelen hebben Een voortdurende ICP-bewaking is belangrijk voor het
gekregen voor de CT-procedure. beoordelen van hersenletsel en de respons van de patiënt
• Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) op de behandeling. Door het plaatsen van een bewakings-
◦◦ Een MRI wordt in de acute trauma-opvangfase niet instrument voor de oxygenatie van hersenweefsel kan
vaak gebruikt. Het kan echter geïndiceerd zijn voor secundair hersenletsel, zoals cerebrale hypoxie en
een beter beeld van het letsel van de patiënt en de mogelijke ischemie, vroegtijdig worden ontdekt. Dit
prognose. oxygenatie-instrument toont het zuurstofaanbod aan
de hersenweefsels en bewaakt de temperatuur van het
• Angiografie hersenweefsel. Elke verandering in het hersenweefsel
◦◦ Een angiografie kan geïndiceerd zijn wanneer kan het cerebrale metabolisme veranderen en de CBF en
bekend is of vermoed wordt dat er sprake is van ICP beïnvloeden. Het bewakingssysteem kan een slechte
vaatletsel. oxygenatie van het hersenweefsel detecteren voordat er
• Beeldenreeks van de schedel. veranderingen in de ICP kunnen worden gedetecteerd.

108 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma


Door deze vroegtijdige detectie kan een snelle Therapeutische hypothermie voor traumatisch
behandeling worden gestart met een betere outcome hersenletsel
voor de patiënt. Als gevolg van de ontwikkeling van de technologie
om de temperatuur in het hersenweefsel te meten werd
Uiteindelijke zorg of vervoer ontdekt dat patiënten met ernstig traumatisch hersenletsel
tijdens ischemie vaak een kortdurende temperatuurdaling
Overweeg de noodzaak een patiënt naar een trauma-
hebben. Na reperfusie werd de temperatuur weer normaal.
centrum over te plaatsen en/of de patiënt voor te bereiden
Onderzoek richtte zich op het bepalen of dit fenomeen
op een operatieve interventie, ziekenhuisopname of
beschermend of reactief was. Uit diverse onderzoeken
overplaatsing, al naar gelang wat nodig is.
zijn tegenstrijdige resultaten gekomen met meer
aanwijzingen dat licht tot matig koelen (32 ° tot 34 °C)
Nieuwe inzichten de morbiditeit bij de volwassen patiënt reduceert wanneer
Naarmate de wetenschap van de traumazorg en het bewijs de behandeling werd volgehouden tot ten minste 72 uur
daarvoor zich blijven ontwikkelen, blijven hulpmiddelen na het letsel of tot de ICP zich gedurende 24 uur had
om resultaten voor patiënten te verbeteren getest en gestabiliseerd. Uit één onderzoek met kinderen bleek een
verfijnd worden. Bewijzen worden getest en gerepliceerd slechtere outcome na hypothermie.
en nieuwe kwaliteitsnormen voor de zorg worden in
praktijk gebracht. In dit gedeelte over traumazorg wordt Samenvatting
nagegaan wat voor bewijzen er zijn en wat dit kan
Jaarlijks krijgen ongeveer 1,7 miljoen mensen te maken
betekenen voor de zorg voor traumapatiënten. Ten aanzien
met traumatisch hersenletsel. Een vroegtijdige interventie
van de zorg voor patiënten met hersen-, schedel- of
en de juiste traumaopvang zijn van cruciaal belang om
aangezichtsletsel worden het gebruik van de GCS en
de effecten van secundair hersenletsel te voorkomen of te
therapeutische hypothermie besproken.
minimaliseren. Secundair hersenletsel kan het gevolg zijn
van een hypoxisch voorval, cerebraal oedeem, hypotensie
Validiteit en betrouwbaarheid van de Glasgow Coma
of een verhoogde ICP. Oxygenatie en beademing zijn
Scale prioriteiten voor de behandeling van patiënten met
De GCS wordt al lang beschouwd als de gouden standaard traumatisch hersenletsel. Door de neurologische status
waarmee andere scoresystemen worden vergeleken. van de patiënt frequent te beoordelen worden de effecten
Recentelijk is er twijfel gerezen over de GCS vanwege van een neurologische achteruitgang geminimaliseerd.
de verschillende interpretaties door verschillende
hulpverleners en onduidelijkheid over de prognostische
waarde van de GCS. Een extra beperking van de GCS
is het onvermogen geïntubeerde patiënten nauwkeurig
te beoordelen en de moeilijkheid afatische patiënten te
beoordelen omdat een verbale component noodzakelijk is.

De FOUR-score werd in 2005 ontwikkeld en beoordeelt


vier variabelen, zoals eerder genoemd. Aangezien alle
componenten van de FOUR-score kunnen worden
gescoord, zelfs wanneer patiënten zijn geïntubeerd,
kan dit scoresysteem voordelen hebben voor gebruik bij
traumapatiënten (tabel 9-1). De auteurs melden voordelen
van de FOUR-score, vergeleken met de GCS-score,
omdat het bij geïntubeerde patiënten gebruik kan
maken van substituutscores, een locked-in-staat kunnen
identificeren en het bestaan van een vegetatieve status
kunnen detecteren. De FOUR-score is gevalideerd als
nuttig beoordelingsinstrument voor zowel volwassenen
als kinderen en in meerdere ziekenhuissettings. Een
beperking is dat het aanvankelijk alleen was gevalideerd
in de Mayo Clinic.

TNCC • Zevende druk 109


110 Hoofdstuk 9 • Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma
Hoofdstuk 10 • Oogtrauma
Darcy Egging, MS, RN, C-ANP, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Aan oogtrauma gerelateerde ongevallenmechanismen beschrijven.
2. Pathofysiologische veranderingen als basis voor evaluatie van de traumapatiënt met oogletsel samenvatten.
3. De verpleegkundige evaluatie van de traumapatiënt met oogletsel aantonen.
4. De juiste interventies voor de traumapatiënt met oogletsel plannen.
5. De effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt met oogletsel evalueren.

Inleiding Afbeelding 10-1. Anatomie van het oog


Voor inzicht in de anatomische afwijkingen en
pathofysiologische processen die het gevolg kunnen
zijn van trauma is kennis van de normale anatomie en
fysiologie noodzakelijk. Voor je dit hoofdstuk leest, raden
we je nadrukkelijk aan het volgende materiaal door te
nemen. Deze stof wordt niet behandeld tijdens de lessen
en niet direct getest, maar kan dienen als basis voor
testvragen en skillbeoordelingsstappen.

Anatomie en fysiologie van het oog


Het oog bestaat uit verschillende structuren, zowel
uitwendig als inwendig. Het wordt beschermd door de
oogkassen en de oogleden. De oogbol bestaat uit meerdere
lagen. De witte buitenlaag, de sclera, is gemakkelijk te
zien zonder gespecialiseerde apparatuur. Het hoornvlies,
een transparente meerlagige convexstructuur, bedekt de
iris en de pupil. De bol bestaat uit de voorste en achterste
oogkamer en de camera vitrea (afb. 10-1).

De conjunctiva, die een slijmvlies is, bedekt de sclera


als het ooglid is gesloten. Tranen worden afgescheiden
uit de traanklieren in de bovenste oogleden en smeren en
beschermen het oog. Deze tranen worden afgevoerd via
het punctum aan de binnenste ooghoek.

Het glasvocht bevindt zich achter de lens en vult het


grootste deel van het oog. De voorste oogkamer bevindt De lens bevindt zich achter de iris. De primaire functie
zich tussen het hoornvlies en de iris en is gevuld met daarvan is het licht op het netvlies te richten. Het
kamervocht. Kamervocht is een waterige substantie die het hoornvlies en de lens verzamelen licht dat gebogen wordt
hoornvlies en de lens ondersteunt. Het hoornvlies is een om een helder beeld te vormen, terwijl de iris de grootte
avasculaire laag weefsel die de iris en de pupil bedekt. De van de pupil accommodeert om zich aan te passen aan de
iris is het gekleurde gedeelte van het oog en bevindt zich intensiteit van het licht.
tussen het hoornvlies en de lens.

TNCC • Zevende druk 111


Afbeelding 10-2. Oogfundus Introductie
Epidemiologie van oogletsel
Oogtrauma wordt doorgaans niet geassocieerd met een
hogere mortaliteit, maar een beperking en de algehele
levenskwaliteit zijn cruciale factoren om de impact
van dit type trauma te kunnen begrijpen. Oogtrauma
kan een geïsoleerd letsel zijn, maar dat hoeft niet. Naar
schatting 2% tot 6% van alle traumapatiënten die in een
ziekenhuis zijn opgenomen hebben oogletsel. Jaarlijks
vinden ongeveer 2 tot 3 miljoen oogletsels plaats. Het
Amerikaanse Eye Injury Registry meldt dat de meeste
oogletsels thuis plaatsvinden (40%–50%). Oogletsel
vinden ook plaats tijdens sportevenementen, in een
industriële omgeving, op straat en in het verkeer. De
gemiddelde leeftijd waarop letsel aan het oog wordt
opgelopen is jonger dan 30 jaar en mannen lopen een
groter risico. Stomp trauma is het meest voorkomende
De retina bevindt zich aan de achterkant van de oogbol en ongevalsmechanisme, gevolgd door letsel door scherpe
bevat staafjes en kegeltjes, waarmee het oog beelden kan voorwerpen en botsingen met motorvoertuigen. Trauma
zien. De macula en de fovea bevinden zich in het netvlies. dat wordt opgelopen op de werkplek wordt doorgaans
De macula is de donkere plek op de fundus van het oog veroorzaakt door een scherp voorwerp. Letsels door
die zorgt voor een helder en duidelijk zicht, terwijl de airbags, luchtpistolen en vuurwerk dragen bij aan de
fovea zorgt voor scherp zicht. De blinde vlek verlaat de typen letsels die we zien bij oogtrauma. Driekwart van
achterkant van het oog en vormt de gezichtszenuw. Deze alle personen die oogtrauma hebben opgelopen heeft geen
ziet eruit als een rond bleek gebied met een groot aantal beschermende bril gedragen.
bloedvaten (afb. 10-2).
Ongevalsmechanismen
De beweging van het oog wordt gecontroleerd door Oogtrauma kan geclassificeerd worden als stomp,
vier rechte en twee diagonale oogzenuwen. Het oog is penetrerend of als een brandwond. Een andere manier
geïnnerveerd door hersenzenuwen (CN) II, III, IV, V en om oogtrauma te classificeren is om het aan te duiden als
VI. De oogbeweging wordt gecontroleerd door CN III, mechanisch of niet-mechanisch.
IV en VI (tabel 10-1). CN VII prikkelt de oogleden om te • Mechanische letsels kunnen ofwel perforerend of
sluiten. CN III prikkelt deze te openen. Ptosis (hangende niet-perforerend zijn. Deze letsels kunnen veroorzaakt
oogleden) treedt op door parese van de oculomotorische worden door stompe, scherpe en vreemde voorwerpen.
zenuw (CN III). De bloedtoevoer naar het oog komt uit de
arteria ophthalmica, die een aftakking is van de centrale • Niet-mechanisch letsel wordt doorgaans geassocieerd
retinale slagader. Veneuze afvloed vindt meestal plaats via met brandwonden aan het oog en omvat thermisch,
de venae ophthalmicae superior en inferior. chemisch en stralingsletsel.

Tabel 10-1. Primaire beweging en innervaties van extraoculaire spieren


Extraoculaire spier Primaire oogbeweging Innervatie
Rectus medialis Richting de neus (adductie) Oculomotorisch (CN III)
Rectus lateralis Van de neus weg (abductie) Afvoerend (CN VI)
Rectus superior Omhoog (elevatie) Oculomotorisch (CN III)
Rectus inferior Omlaag (ingedrukt) Oculomotorisch (CN III)
Obliquus superior Mediale rotatie Trochleair (CN IV)
Obliquus inferior Laterale rotatie Oculomotorisch (CN III)
Opmerking: CN betekent craniale nervus (zenuw).

112 Hoofdstuk 10 • Oogtrauma


De literatuur is verdeeld als het gaat om de terminologie afhankelijk van het ongevalsmechanisme en het risico op
voor het beschrijven van oogtrauma. Het BETT- verlies van het gezichtsvermogen.
systeem (Birmingham Eye Trauma Terminology) wordt
gebruikt voor het beschrijven van mechanisch trauma
Verpleegkundige beoordeling van de patiënt
en wordt ondersteund door de American Academy of
met oogtrauma
Ophthalmology, de International Society of Ocular
Trauma en het Amerikaanse Eye Injury Registry. Dit De prioriteit is het voltooien van de primaire onderzoeks-
systeem begint met de simpele vraag: Is de oogbol intact? fase. Wanneer levensbedreigende letsels zijn behandeld,
Als de oogbol intact is gebleven, is het letsel een gesloten kan het oogonderzoek worden uitgevoerd. Voor alle
oogbolletsel en wordt dit geclassificeerd als een kneuzing oogletsels, zelfs het kleinste, is een gezichtsveldonderzoek
of een lamellaire laceratie, wat een gedeeltelijke wond vereist.
van het oogoppervlak is. Als de oogbol niet meer intact
is, is het een open oogbolletsel en wordt er op een van de Primaire onderzoeksfase
volgende manieren naar verwezen: Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische
• Penetrerend letsel aanpak van verpleegkundige zorg voor de traumapatiënt.
De volgende onderzoeksparameters gelden specifiek voor
• Perforerend letsel
patiënten met oogletsels.
• Letsel over de gehele dikte
• Ruptuur Secundaire onderzoeksfase
H-History (Anamnese)
De British Medical Journal Best Practice classificeert Vragen die je kunt stellen met betrekking tot oogtrauma
kneuzingen als letsels rond het oog, veroorzaakt door zijn:
stomp trauma en zonder open wonden, en lamellaire • Waar en wanneer heeft het incident plaatsgevonden?
laceraties als wonden aan het hoornvlies of de sclera • Droeg de patiënt een bril of een beschermingsbril?
die niet de volledige dikte van de oogbolwand hebben
gepenetreerd. • Wat was het ongevalsmechanisme: stomp,
penetrerend of letsel door een vreemd voorwerp?
Open letsel aan de oogbol wordt geclassificeerd als een ◦◦ Wat was de oorzaak als het een stomp trauma
laceratie of ruptuur. Deze letsels penetreren de oogbol- betreft (honkbal die het oog raakt)?
wand en worden beschreven als volledig letsel aan het ◦◦ Wat was het materiaal dat het letsel heeft
hoornvlies, de sclera of beide. Open oogbollaceraties veroorzaakt (metaalachtig of organisch) als het
kunnen verder worden gecategoriseerd als penetrerend penetrerend was?
door een intraoculair vreemd voorwerp of perforerend.
··Alshet nog in het oog zit, kan een vreemd
Penetrerend wordt gedefinieerd als er een ingangswond,
een intraoculair vreemd lichaam of er vreemde voor- voorwerp voor permanente beschadiging zorgen.
werpen aanwezig zijn. Perforerend als er een ingangs- ··Organisch materiaal heeft een hoge infectiekans.
en uitgangswond is. • Is het zicht veranderd door het trauma? Hoe is het
veranderd: wazig, dubbel zien of verlies van zicht?
Zoals is opgemerkt, bestaan er variaties in de
classificatie van oogletsels. Daarom is het gebruik • Heeft de patiënt pijn? Vraag naar een beschrijving en
van een gestandaardiseerd classificatiesysteem voor de locatie van die pijn.
oogletsel essentieel bij de communicatie met andere • Was er sprake van blootstelling aan chemicaliën? Wat
zorgprofessionals. Raadpleeg het classificatiesysteem voor type chemische stof (zuur of basisch)? Is er voor
van je organisatie als dat van toepassing is. aankomst een behandeling of ontsmetting uitgevoerd?
• Draagt de patiënt een bril, contactlenzen of beide?
Gelijktijdig voorkomend letsel Is er een geschiedenis van oogoperaties?
Oogletsel doet zich vaak voor als een geïsoleerde • Heeft de patiënt andere afwijkingen die het zicht
gebeurtenis, maar er kan ook sprake zijn van geassocieerd kunnen beïnvloeden, zoals diabetes, glaucoom of
hoofd-, gezichts- of nektrauma. Het onderzoek van en maculadegeneratie?
interventie bij luchtwegen, de ademhaling, de bloeds- • Welke medicatie wordt ingenomen? Let op
omloop en de neurologische toestand hebben voorrang oogmedicatie, inclusief oogdruppels.
op oogevaluaties en -interventies. De patiënt die bij een
triage oogletsel vertoont, loopt mogelijk groot risico, • Is de tetanusstatus van de patiënt up-to-date?

TNCC • Zevende druk 113


Onderzoek van het oog Gezichtsscherpte
Het oogonderzoek wordt op een systematische manier Gezichtsscherpte is een fundamenteel onderdeel van het
uitgevoerd, te beginnen met de externe structuren. oogonderzoek. Belangrijke elementen om tijdens het
onderzoek te beoordelen zijn de volgende:
Inspecteer: • Vraag naar het zicht van de patiënt.
• Symmetrie van het hoofd, het gezicht, de oogkassen ◦◦ Wat kan de patiënt zien? Vraag de patiënt zijn of
en de oogleden. haar zicht te beschrijven (wazig, verminderd of
• Let op letsels, schaafwonden, kneuzingen, zwellingen normaal).
en de aanwezigheid van vreemd materiaal. • Gebruik een Snellen-kaart om de gezichtsscherpte te
• Keer het bovenste ooglid naar buiten en controleer op evalueren (tabel 10-2).
een mogelijk vreemd voorwerp. ◦◦ Plaats de kaart op 6 meter afstand van de patiënt.
• Forceer het oog niet te openen als er penetrerend ◦◦ Als de patiënt niet kan staan, houd je handmatig
trauma wordt vermoed. een Snellenkaart op 35,5 cm afstand van zijn of
haar gezicht.
Palpeer:
• Gevoeligheid of verkeerd staande botten, wat op een ◦◦ Als de patiënt de kaart niet kan lezen, vraag je de
fractuur kan duiden. patiënt wat hij of zij kan zien: vingers, voorwerpen,
licht of schaduwen?
◦◦ Alternatieven voor de Snellen-kaart voor wie
geen Engels kan lezen zijn de E-hakenkaart en de
voorwerpenkaart (afb. 10-3 en 10-4).

Tabel 10-2. Voorbeelden van gezichtsveldonderzoeken


Gezichtsniveau Onderzoek

20/20 Op 6 m afstand (20 ft) kan de patiënt lezen wat met een normaal oog op 6 m te lezen is.

Op 6 m afstand (20 ft) kan de patiënt lezen wat met een normaal oog op 6 m te lezen is.
20/20 2
De patiënt heeft echter 2 letters gemist.

• Op 6 m afstand (20 ft) kan de patiënt lezen wat met een normaal oog op 60 m te lezen is.
20/200
• Wordt officieel beschouwd als blind als men leest met een bril of contactlenzen.

• Als de patiënt geen letters kan lezen op de Snellen-kaart, laat je de patiënt op halve
afstand tot de kaart staan.
10/200
• Leg de bevindingen vast met de afstand waarop de patiënt staat met de kleinste regel die
hij of zij kan lezen.

CF/3 ft De patiënt kan vingers tellen op een maximale afstand van 90 cm (3 ft).

HM/4 De patiënt kan een handbeweging zien op een maximale afstand van 1,20 m (4 ft).

LP/positie De patiënt kan licht waarnemen en bepalen uit welke richting dit komt.

LP/geen positie De patiënt kan licht waarnemen, maar kan niet bepalen uit welke richting dit komt.

NLP De patiënt kan geen licht waarnemen.

114 Hoofdstuk 10 • Oogtrauma


Afbeelding 10-3. E-hakenkaart Afbeelding 10-4. Kaart voor gezichtsscherpte
bij kinderen

Afbeelding 10-5. Innervatie en beweging van oogspieren

Superior Inferior Inferior Superior


rectus, CN III oblique, CN III oblique, CN III rectus, CN III

Medial
rectus,
CN III

Lateral Lateral
rectus, rectus,
CN VI CN VI

Inferior Superior Superior Inferior


rectus, CN III oblique, CN IV oblique, CN IV rectus, CN III

TNCC • Zevende druk 115


Extraoculaire bewegingen Afbeelding 10-6. Spleetlamp
Er kan een snelle evaluatie van extraoculaire bewegingen
worden uitgevoerd door de patiënt te vragen een voorwerp
(vinger, licht enz.) te volgen met zijn of haar ogen
zonder het hoofd te bewegen. Evalueer het vermogen
om dit uit te voeren en let daarbij op de soepelheid van
de beweging, symmetrie en snelheid (afb. 10-5). Iedere
positie is van belang voor beoordeling van de functie
van de hersenzenuwen. Als er sprake is van nystagmus,
stelt u vast of dat de uitgangswaarde is van de patiënt of
dat dat is begonnen tijdens de traumatische gebeurtenis.
Omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het
vermogen van de patiënt om de extraoculaire bewegingen
uit te voeren zijn:
• Letsel aan één van de hersenzenuwen
• Extraoculaire spierbeknelling
• Verhoogde intraoculaire druk

Pupilonderzoek
Beoordeel de pupillen op vorm, grootte, reactiviteit
en symmetrie. Ongeveer 25% van de bevolking heeft
ongelijke pupillen (anisocorie). Dit is een goedaardige
fysiologische conditie. Oorzaken van anisocorie zijn
trauma, uncale herniatie, parese van de oculomotorische
zenuw (CN III), medicijngebruik en sommige
vernevelaars (ipratropium). Pupillen zijn normaliter rond. Fluoresceïneonderzoek
Een ovale pupil kan duiden op een tumor, loslating van Fluoresceïne is een kleuringsmiddel dat gebruikt wordt
het netvlies of eerder opgelopen letsel. Een traanvormige om vast te stellen of er defecten zijn aan het hoornvlies
pupil kan een aanwijzing zijn voor een oogbolruptuur, van het oog (vreemde voorwerpen, schaafwonden,
waarbij de punt van de traan naar de locatie van de ruptuur beschadigingen en infecties). Laat de patiënt voor de
wijst. De pupillen worden in een donkere kamer getest kleuring zijn of haar contactlenzen verwijderen. Het
met een penlight. Test zowel de directe reactie als de kleuren gebeurt door de punt van een vochtig gemaakte
reactie op het invallen van licht. Een normale reactie van fluoresceïnestrip aan te raken in de fornix (de omslagplooi
de pupil is een snelle vernauwing waarbij beide pupillen tussen bovenste en onderste ooglid) van het onderste
samentrekken tot dezelfde grootte. ooglid en de patiënt te vragen meerdere keren te knipperen
voor je het blauwe lampje boven het hoornvlies richt.
Onderzoek voorste oogdeel Defecten aan het hoornvlies zien er onder het blauwe
Het voorste oogdeel bestaat uit de sclera, de conjunctiva, lampje heldergroen uit. Deze bevinding duidt op een
het hoornvlies, de voorste oogkamer, de iris, de lens en het positieve Seidel-test.
corpus ciliare. Controleer de sclera en de conjunctiva op
roodheid, zwellingen, afscheidingen, vreemde voorwerpen Spleetlamponderzoek
en laceraties. Beoordeel de voorste oogkamer door met Het spleetlamponderzoek vormt een belangrijk onderdeel
een licht oppervlakkig te schijnen. De kamer is normaal van het oogonderzoek. Dit wordt gecontra-indiceerd bij
duidelijk en goed herkenbaar. De lens is normaliter helder. patiënten die niet rechtop kunnen zitten of bij wie een
Als deze er troebel uitziet, is er vermoedelijk een cataract oogbolruptuur wordt vermoed. De spleetlamp is een
aanwezig. Je kunt een portable blauw lampje of een microscoop waarmee de structuren van het oog worden
spleetlamp gebruiken om het hoornvlies te beoordelen vergroot (afb. 10-6). Er worden verschillende lichtstralen
nadat dit is gekleurd met fluoresceïnekleurstof. gebruikt om de structuren van het oog te visualiseren en
letsel te herkennen. Ook al voert de verpleegkundige het
onderzoek niet uit, het is toch essentieel te begrijpen hoe
de procedure moet worden opgezet en na te gaan of de
apparatuur goed werkt.

116 Hoofdstuk 10 • Oogtrauma


Afbeelding 10-7. Elektronische De oogdruk wordt gemeten met een oogdrukmeter. Typen
inkepingstonometrie (Tono-pen) tonometrie zijn:
• Elektronische contacttonometrie (Tono-pen)
(afb. 10-7): Dit is een elektronisch apparaat dat
gebruikmaakt van een disposable latexafdekking.
Met de Tono-pen raak je het hoornvlies drie
of vier keer aan. Van de metingen wordt een
gemiddelde genomen. Dit apparaat kan moeilijk
te gebruiken zijn. Voorafgaand aan de procedure
worden er verdovingsdruppels toegediend zoals is
voorgeschreven.
• Applanatietonometrie (Goldmann-applanatie):
Deze procedure wordt door de meeste oogartsen en
optometristen gebruik en is doorgaans te vinden op de
spleetlamp.
• Impressietonometrie (Direct Schiotz-tonometer):
Dit apparaat plaatst een kleine sensor op het
hoornvlies voor de meting. Dit wordt niet vaak
gebruikt vanwege de moeite met sterilisatie en de
Oftalmoscooponderzoek twijfelachtige nauwkeurigheid.
De oftalmoscoop wordt gebruikt om te kijken naar de
fundus, de gezichtszenuw, de blinde vlek en de grote
Enkele oogletsels
bloedvaten (afb. 10-2). Dim zo mogelijk het licht
zodat de pupil van de patiënt zich kan verwijden. Ook Letsel aan het ooglid
kan de arts de pupil verwijden met een oftalmisch Als er een letsel aan het ooglid is, wees dan bedacht
sympathomimeticum of een cycloplegisch middel (een op bijkomend letsel zoals hyphema, oogbolruptuur en
medicijn waardoor de lens platter wordt en dat het oog in corneale schaafwond. In de literatuur wordt vermeld dat
een ontspannen toestand brengt). Sympathomimetische laceraties waarvoor specialistische zorg is vereist tot
middelen stimuleren de dilatorspier van de iris, terwijl 48 uur na het eerste letsel zonder bijwerkingen kunnen
cycloplegische middelen de parasympatische stimulus die worden gesloten. Vraag om een oogheelkundig consult
de iris samentrekt blokkeren. Cycloplegische middelen voor laceraties aan het volgende:
stoppen het samentrekken van de ciliaire spier. Als de • Gebied van de traanklieren
patiënt zijn of haar ogen moeilijk open kan houden, • Ooglidranden
kunnen er druppelanesthetica worden gebruikt. De patiënt
• Binnenste oppervlakte van de oogleden en bij de
mag deze medicatie niet meekrijgen bij ontslag, omdat de
tarsale plaat
patiënt bij gebruik ervan zonder medisch toezicht risico
loopt op een vertraagde genezing van het hoornvlies. • Spierstructuren

Complicaties van een niet goed gesloten laceratie van het


Intraoculaire drukmeting (oogdrukmeting)
ooglid zijn:
De oogdruk is redelijk stabiel, maar als de productie
• Ptosis
van het kamervocht groter is dan wat er afvloeit zoals
bij glaucoom en hyphema, wordt de oogdruk hoger. Het • Misvormde oogleden
tegengestelde, of een lagere oogdruk, is het resultaat • Trichiasis (verkeerd gerichte wimpers)
van een afname in de vochtproductie of door een
verstoring in de oogbol. Een oogdrukmeting wordt • Lagoftalmie (onvolledig sluiten van het oog)
routinematig uitgevoerd bij patiënten met verlies van • Blootstelling van het hoornvlies
zicht, een vermoed glaucoom of stomp trauma. Normale
drukmetingen liggen tussen 10 en 20 mm Hg. Een
oogdrukmeting is gecontra-indiceerd bij patiënten die
mogelijk een oogbolruptuur hebben of een perforerend
letsel van het oog hebben.

TNCC • Zevende druk 117


Letsel van de cornea • Verminderd zicht
Corneale schaafwond
• Symptomen vergelijkbaar met corneale schaafwond
Een corneale schaafwond is een beschadiging van het
corneale epitheel dat zeer geïnnerveerd is, wat veel
pijn tot gevolg heeft. Corneale schaafwonden komen De behandeling bestaat uit het volgende:
veelvuldig voor op de spoedeisende hulp en kunnen • Een oogarts consulteren
zijn veroorzaakt door voorwerpen als contactlenzen, • Toedienen van oogheelkundige medicatie,
vingernagels en afval. Als het letsel werkgerelateerd is, vergelijkbaar met die voor een corneale schaafwond
loopt de patiënt mogelijk een hoger risico op penetratie
van de oogbol door een vreemd lichaam op hoge snelheid. Vreemde voorwerpen in het hoornvlies
schaafwonden zijn relatief eenvoudig te zien als het oog Vreemde voorwerpen in het hoornvlies bestaan gewoon uit
is gekleurd met fluoresceïne. metaal, plastic of hout. Deze zijn doorgaans oppervlakkig
en kunnen eenvoudig worden verwijderd. Beoordeel de
De onderzoeksbevindingen zijn: mogelijkheid van een snel bewegend vreemd voorwerp
• Fotofobie en tranen en penetratie van de oogbol. Vreemde voorwerpen in het
• Pijn hoornvlies geven verschijnselen die te vergelijken zijn met
corneale schaafwonden. Verwijdering kan resulteren in
• Geïrriteerde conjunctiva of roodheid van het oog een corneale schaafwond.
• Zwelling van het ooglid
• Klacht over gevoel van vreemd voorwerp in het oog De onderzoeksbevindingen zijn:
• Fotofobie en tranen
De behandeling omvat: • Pijn
• Lokale antibiotica • Geïrriteerde conjunctiva
◦◦ Behandel Pseudomonas als dit wordt veroorzaakt • Zwelling van het ooglid
door contactlenzen.
• Cycloplegisch middel om spasmen en pijn te doen De behandeling bestaat uit het volgende:
afnemen (een medicijn waardoor de lens platter wordt • Toedienen van een lokaal verdovingsmiddel
en dat het oog in een ontspannen toestand brengt) • Verwijdering van een vreemd voorwerp
• Lokale NSAID's (niet-steroïde anti-inflammatoire • Gebruik van medicatie na ontslag, waaronder:
geneesmiddelen), zoals ketorolac of diclofenac, om
het zwellen te verminderen ◦◦ Lokale antibiotica

• Orale pijnstilling ◦◦ Cycloplegica

• Niet afdekken. Het is bewezen dat schaafwonden ◦◦ Orale pijnstilling


sneller genezen als deze niet zijn bedekt
Intraoculair vreemd voorwerp
• Binnen 24 uur een follow-up met een oogarts Een vreemd voorwerp in het oog wordt beschouwd als een
echte noodsituatie. Een snelle behandeling is essentieel.
Cornealetsels
Het is belangrijk om vast te stellen wat de samenstelling
Cornealetsels zijn letsels aan het hoornvlies over de
is van het vreemde voorwerp (metaalachtig, hout of
gehele dikte en worden gekenmerkt door een afwijkende
plantaardig) om te bepalen welk type diagnostische test en
vorm van de iris en een positieve Seidel-test. Een spleet-
behandeling nodig zijn.
lamp wordt gebruikt voor het zichtbaar maken van het
hoornvlies, omdat kleine letsels snel over het hoofd
De onderzoeksbevindingen zijn:
kunnen worden gezien. Behandel kleine cornealetsels net
• Verminderde gezichtsscherpte
als corneale schaafwonden. Voor grotere letsels is een
doorverwijzing en mogelijk een operatie noodzakelijk. • Pijn
Een niet-gediagnosticeerd cornealetsel kan resulteren in • Misvormde pupillen (mogelijk)
een traumatische cataract en een verminderd zicht.
Interventies:
De onderzoeksbevindingen zijn: • Het hoofduiteinde van het bed hoger zetten
• Pijn die niet in verhouding staat tot de bevindingen
• Een oogarts consulteren
(kleine letsels sluiten mogelijk spontaan en zijn
moeilijk te vinden)

118 Hoofdstuk 10 • Oogtrauma


• Het vreemde voorwerp immobiliseren als het groot is Tabel 10-3. Gradaties van traumatische
en zou kunnen verplaatsen of gaan bewegen hyphema
• Beperk gelijktijdige oogbewegingen door het niet- Graad Type trauma
getroffen oog af te dekken
Graad 1 Bloed vult minder dan een derde van de
• De oogbol zo snel mogelijk sluiten
voorste oogkamer
• Toedienen van lokale en systemische antibiotica
• Toedienen van pijnstilling Graad 2 Bloed vult ⅓ tot ½ van de voorste
oogkamer
Postoperatieve infectie, verlies van gezichtsvermogen
en loslating van het netvlies zijn veel voorkomende Graad 3 Bloed vult ½ maar minder dan de totale
complicaties die gerelateerd zijn aan intraoculaire inhoud van de voorste oogkamer
vreemde voorwerpen.
Graad 4
Bloed vult de gehele voorste oogkamer
Stomp trauma aan de orbita
Periorbitale kneuzing (blauw oog)
Gebruik zo nodig ooglidretractoren om het oog te openen.
(Dit zorgt ervoor dat er geen druk staat op de oogbol.)
Beoordeel de voorste oogkamer. Een afgeplat uiterlijk beschouwd als een noodsituatie, tenzij er sprake is van
kan duiden op een oogbolruptuur. Er kan een CT-scan van een aangetast zicht of een oogbolruptuur.
het hoofd en de nek nodig zijn om gelijktijdig optredend
letsel uit te sluiten op basis van het ongevalsmechanisme De onderzoeksbevindingen zijn:
en symptomen. Er kan een CT van de orbita nodig • Periorbitale ecchymose
zijn om letsels aan de orbita nauwkeuriger te kunnen • Diplopie met blik omhoog
beoordelen. • Verzonken oogbol

De onderzoeksbevindingen zijn: • Infraorbitale gevoelloosheid


• Aanvankelijk zwellingen en kneuzingen van het • Verminderde oogbewegingen
ooglid, waarna ecchymose zich ontwikkelt De behandeling bestaat uit het volgende:
• Verminderd zicht, secundair aan een zwelling • Orale antibiotica
• Pijn • Koude kompressen
• Mogelijke hyphema • Een oogarts consulteren en mogelijk chirurgisch
• Beperking van de oogbewegingen secundair aan een herstel als de patiënt 1 tot 2 weken nadat het zwellen
blow-outfractuur (een fractuur aan de oogbodem is afgenomen nog steeds diplopie of enoftalmie heeft
waardoor spieren en/of zenuwen bekneld kunnen • Instructies voor na het ontslag, inclusief de patiënt
komen) adviseren niet de neus te snuiten, te niezen en/of een
Valsava-manoeuvre uit te voeren (druk zetten)
Interventies:
• Het hoofduiteinde van het bed hoger zetten Hyphema
• Aanbrengen van koude kompressen Een hyphema is een ophoping van bloed in de voorste
oogkamer, spontaan of na een trauma. Hyphema's krijgen
• Pijn bestrijden gradaties 1 tot en met 4, op basis van de hoeveelheid
• De patiënt informeren dat het twee tot drie weken kan bloed die aanwezig is in de kamer. In tabel 10-3 wordt het
duren om van het letsel te herstellen gradatiesysteem van een hyphema beschreven.

Orbitafractuur De onderzoeksbevindingen zijn:


Orbitafracturen zijn doorgaans het gevolg van een directe • Pijn en fotofobie
klap op het oog. De orbitabodem en de zeefbeenderen
• Zichtbare bloedophoping in de voorste oogkamer
zijn de zwakste onderdelen van de oogkas en lopen het
grootste risico op een fractuur. Een complicatie van dit • Wazig zicht (door bloed in de voorste oogkamer)
type fractuur is beknelling van de musculus rectus inferior • Verhoogde oogdruk, misselijkheid en ernstige pijn
of musculus obliquus inferior. Orbitafracturen worden niet met hyphema graad

TNCC • Zevende druk 119


De behandeling bestaat uit: resulteert in een verhoging van de oogdruk die de optische
• Het hoofduiteinde van het bed verhogen tot 30 graden zenuw en bloedvaten samendrukken. Het is cruciaal
• Het oog beschermen met een oogkap om dit vroeg te herkennen om het gezichtsvermogen te
redden. Dit is een echte noodsituatie.
• Pijn bestrijden
• Lokale medicatie zoals steroïden met een De onderzoeksbevindingen zijn:
pupilverwijdend effect en bètablokkers bij een • Ernstige pijn
verhoogde oogdruk • Verminderd zicht
• Opname aanbevolen als de hyphema groter is dan • Verminderde oogbeweging
30% (de meeste patiënten worden ontslagen en krijgen
een grondige follow-up aanbevolen) • Een oogdruk hoger dan 40 mm Hg

◦◦ Instrueer de patiënt aspirine en NSAID's (niet- De behandeling bestaat uit het volgende:
steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen) te • Met spoed ontlasten van de verhoogde druk via een
vermijden, omdat deze het risico op opnieuw laterale canthotomie, geïndiceerd bij een oogdruk die
bloeden vergroten. groter is dan 40 mm Hg
◦◦ Het risico op opnieuw bloeden is het grootst drie tot
vijf dagen na het letsel. Oogbolruptuur
Als een letsel over de gehele dikte optreedt aan het
Retrobulbair hematoom hoornvlies, de sclera of beide, wordt dit een oogbolruptuur
Retrobulbair hematoom komt zelden voor bij stomp genoemd, wat beschouwd wordt als een echte noodsituatie.
trauma. Het is een bloeding naar de retrobulbaire ruimte Als de diagnose eenmaal is bevestigd, is het belangrijk
(achter de oogbol) die optreedt bij een klein percentage het gebied tegen verder letsel te beschermen. Het meest
patiënten met orbitafracturen zonder dislocatie. Een voorkomende gebied voor een ruptuur is bij de limbus,
bloeding zorgt voor een hogere druk achter de oogbol, wat waar de sclera het dunst is.

Tabel 10-4. Veel voorkomende chemische De onderzoeksbevindingen zijn:


• Voorste oogkamer lijkt afgeplat of vlak
producten
• Onregelmatige of traanvormige pupillen of de
Alkaliën
aanwezigheid van wat op een secundaire pupil lijkt
• Loog door een traan in het corpus ciliare (traumatische
iridodialyse geheten)
• Ovenreiniger
• Periorbitale ecchymose
• Ammoniak
• Verminderd gezichtsscherpte en oogbewegingen
• Vaatwasmiddel
• Ernstige subconjunctivale bloeding
• Calciumcarbonaat
• Misselijkheid
• Natrium- of kaliumhydroxide
• Pijn die mogelijk moeilijk te beoordelen is,
• Ammoniumhydroxide
afhankelijk van de conditie van de patiënt en het
• Natriumtripolyfosfaat ongevalsmechanisme
Zuren
De behandeling bestaat uit het volgende:
• Toiletreiniger • Vermijden van iedere vorm van druk op de oogbol:
• Zwembadreinigers voer geen tonometrie uit
• Azijn • Aanbrengen van een harde oogkap om het getroffen
oog te beschermen
• Ontroestmiddelen
• Toediening van anti-emetica om het risico op
• Zwavelzuur
overgeven te verminderen, waardoor de oogdruk stijgt
• Natriumhypochloriet
• Vermijden van het gebruik van oogdruppels of
• Azijnzuur oogmedicatie
• Fluorwaterstofzuur • Oogheelkundig consult

120 Hoofdstuk 10 • Oogtrauma


Brandwonden in het oog Ultraviolette keratitis
Brandwonden in het oog kunnen zijn veroorzaakt door Ultraviolette keratitis, een brandwond door straling
chemische stoffen, warmte of straling. Chemische brand- die ook bekend staat als lasogen of sneeuwblindheid,
wonden worden beschouwd als een echte noodsituatie. treedt op als ultraviolet licht dat door het hoornvlies
Om het gezichtsvermogen te redden, moet het oog is geabsorbeerd een beschadiging aan de corneale
onmiddellijk worden uitgespoeld. Dit heeft prioriteit epitheelcellen veroorzaakt. Deze beschadiging resulteert
boven het afronden van een onderzoek, de pH-meting in keratitis, conjunctivitis of beiden. De effecten zijn
van het oog en een grondige evaluatie. Alkalineproducten doorgaans cumulatief en het kan tot twee dagen duren
veroorzaken natte necrose en brandwonden die dieper zijn voor de patiënt symptomen ervaart.
dan brandwonden door zuren. Brandwonden door zuren
zijn minder ernstig en veroorzaken een onmiddellijke De onderzoeksbevindingen zijn:
beschadiging door coagulatienecrose, wat uiteindelijk een • Ernstige pijn en fotofobie
barrière vormt voor een diepere penetratie. Zie tabel 10-4 • Conjunctivale irritatie en tranen
voor veel voorkomende chemische middelen.
• Verminderde gezichtsscherpte
De onderzoeksbevindingen zijn:
• Chemosis (zwelling van de sclera) De behandeling bestaat uit het volgende:
• Lokale antibiotica
• Irritatie van de conjunctiva
• Cycloplegica
• Vertroebeling van het hoornvlies (opacificatie van het
hoornvlies, wat duidt op een ernstige brandwond) • Orale pijnstilling

• Pijn
Algemene verpleegkundige interventies
De behandeling en de herbeoordeling bestaan uit het Algemene verpleegkundige interventies voor oogtrauma
volgende: zijn de volgende:
• Spoel gebied uit tot de pH terugkeert naar een normale • Stabiliseren en immobiliseren als een vreemd lichaam
waarde. Afhankelijk van de ernst van de blootstelling de oogbol penetreert
is er bij alkalische brandwonden mogelijk minstens 2 l • Het hoofduiteinde van het bed optillen om de
nodig om uit te spoelen. oogdruk te laten dalen
• Stel een pH-uitgangswaarde van het oog vast. • Assisteren bij procedures en toedienen van medicatie
Een normale waarde is 7,0 tot 7,3 of neutraal. zoals is voorgeschreven
• Dien lokale antibiotica en cycloplegica toe. • De tetanusstatus van de patiënt bijwerken
• Dien tetracaïnedruppels toe om de pijn te bestrijden.
• Herbeoordeling van gezichtsscherpte. Interventies bij oogletsels
Immobilisatie van een vreemd voorwerp
Als een vreemd voorwerp de oogbol penetreert, stabiliseer
en immobiliseer je het voorwerp tot dit tijdens een
operatie kan worden verwijderd. Zorg dat je geen druk
zet op de oogbol. Plaats een beschermend kapje over het
oog of stabiliseer dit met zacht verband of kapjes die
Afbeelding 10-8. Afbeelding 10-9. speciaal voor dit doel zijn gemaakt. Eventueel kun je het
Naar buiten gekeerd Vreemd voorwerp in niet-getroffen oog bedekken om gelijktijdige bewegingen
bovenste ooglid het hoornvlies te voorkomen.
vertoont vreemd
voorwerp

TNCC • Zevende druk 121


Afbeelding 10-10. Verwijdering van harde Afbeelding 10-11. Verwijdering van zachte
contactlens contactlens

Verwijdering van een vreemd voorwerp Verwijdering van een contactlens


De verwijdering van een vreemd voorwerp is een veel De verwijdering van een contactlens is een eenvoudig uit
voorkomend probleem op de SEH. Dit kan een eenvoudige te voeren procedure. Stel vast of de lens hard of zacht is.
procedure zijn, maar ook een complexe. Onderzoek het Vraag de patiënt te wijzen waar hij of zij de lens voelt.
oog op perforatie en stel vast of het vreemde voorwerp De patiënt denkt mogelijk dat hij of zij de lens voelt,
goed te zien is. Het is zinvol om naar het ongevals- maar wat hij of zij werkelijk voelt is een schaafwond
mechanisme te vragen als je vaststelt wat de kans is op een van het hoornvlies doordat geprobeerd wordt de lens te
intraoculair penetrerend vreemd voorwerp. Als de patiënt verwijderen. Als de lens niet direct zichtbaar is, kleur
zegt dat hij of zij iets in het oog voelde na erin te hebben je het oog met fluoresceïnekleurstof om de locatie te
gewreven of dat er iets in het oog viel of waaide, loopt hij identificeren. Als er fluoresceïne wordt gebruikt, kan een
of zij weinig risico op een letsel dat de oogbol penetreert. zachte contactlens permanent vlekken krijgen.
Patiënt die vertellen over letsel door slijpsel (metaal of
ander materiaal), letsel door een explosie of een ander Harde contactlenzen kunnen verwijderd worden door
mechanisme met hoge snelheid lopen een groter risico op deze te verdrijven (afb.10-10) of door gebruik te maken
een penetrerend letsel. van een zuignapapplicator die speciaal is gemaakt om dit
type lens te verwijderen. Zachte contactlenzen kunnen
Met de resultaten van het lichamelijke onderzoek kan verwijderd worden door met vingers in handschoenen in
worden vastgesteld of het vreemde voorwerp oppervlakkig de lens te knijpen (afb. 10-11). Na verwijdering van de
is of het hoornvlies heeft gepenetreerd. Symptomen die lens moet de patiënt worden onderzocht op een corneale
doorgaans duiden op een intraoculair vreemd voorwerp schaafwond en de instructie krijgen de contactlenzen pas
zijn een onregelmatige pupil, een afgeplatte voorste weer in te doen als de symptomen zijn opgelost of als in
oogkamer en een positieve Seidel-test. Pijn is niet altijd een vervolgonderzoek genezing is bevestigd.
aanwezig bij penetratie van de oogbol. De spleetlamp kan
worden gebruikt voor een vergroting bij het verwijderen Oog uitspoelen
van een oppervlakkig vreemd lichaam. Raadpleeg Uitspoelen gebeurt om chemicaliën, vreemde voorwerpen
onmiddellijk een oogarts. Houd de patiënt kalm en en ander vuil uit het oog te verwijderen. Dit wordt als
bescherm het oog tegen iedere vorm van druk als er een contra-indicatie gegeven bij patiënten die mogelijk een
penetrerend intraoculair vreemd voorwerp wordt vermoed. oogbolruptuur hebben. Controleer voor de procedure de
Probeer geen tonometrie uit te voeren. pH van het oog en druppel pijnstillende oogdruppels in,
tenzij er sprake is van een contra-indicatie. Gebruik een
Om een eenvoudig vreemd voorwerp te verwijderen, keert normale verwarmde zoutoplossing of Ringeroplossing.
de arts het bovenste ooglid naar buiten (afb. 10-8). Als er De oplossing wordt alleen verwarmd tot de lichaams-
een vreemd voorwerp onder het ooglid zit, kun je dit met temperatuur van 37°C om het risico op thermisch letsel te
een vochtig gemaakt wattenstokje verwijderen. Als er een beperken. Er kan een Morgan-lens of intraveneuze slang
vreemd voorwerp ligt ingebed in het hoornvlies, kan dit worden gebruikt voor het richten van de stroom. Vergeet
verwijderd worden met een 25 g naald (afb. 10-9). Als niet: hoe korter de slang is, hoe groter de stroom en de
het vreemde voorwerp van metaal is en er is een roestring druk. Als je intraveneuze slangen gebruikt, richt je de
aanwezig, kan er een oogbeitel of Burr-boortje worden stroom over het oog vanaf de binnenste naar de buitenste
gebruikt. ooghoek. Blijf spoelen tot de pH neutraal is (7,0–7,3).

122 Hoofdstuk 10 • Oogtrauma


Aanvullend onderzoek Samenvatting
Radiografische en andere diagnostische procedures Onderzoek van patiënten die met een oogklacht op de
• Het is nuttig om vast te stellen van welk type letsel afdeling voor spoedeisende hulp komen, bestaat uit een
en/of vreemd voorwerp er sprake is om de juiste onderzoek naar de gezichtsscherpte, een visuele inspectie,
diagnostische procedure te kunnen stellen. een palpatie, een pupil- en oogbewegingsonderzoek en een
fundoscopisch onderzoek. Een verdere beoordeling kan
• Er worden normale röntgenfoto’s gebruikt voor het
bestaan uit fluoresceïnekleuring, naar buiten keren van het
onderzoeken van vreemde voorwerpen en fracturen
bovenste ooglid en een mogelijke meting van de oogdruk,
van de gezichtsstructuren, met uitzondering van de
als dat is geïndiceerd. Geef zo nodig een tetanusvaccinatie.
oogkassen.
Omdat oogletsel het leven kan veranderen, is het belangrijk
• De gouden standaard voor het onderzoeken van dat de verpleegkundige op de spoedeisende hulp een
een trauma aan het aangezicht en de oogkas is een anamnese afneemt en niet vergeet dat brandwonden,
CT-scan. rupturen en retrobulbaire hematomen van het oog echte
• Er kan een CT-scan nodig zijn als er metaalachtig noodsituaties zijn en onmiddellijk een onderzoek en
materiaal wordt vermoed. interventie vereisen om het zicht van de patiënt te kunnen
redden. Educatie van de patiënt is essentieel om verdere
• Als er hout of een vegetatief vreemd voorwerp wordt
beschadiging te voorkomen en het zicht te behouden.
vermoed, is MRI de meest geschikte beeldvormings-
methode om te gebruiken. MRI is echter niet zo zinvol
in een acute omgeving. Normale röntgenfoto’s en
CT-scans zijn niet zinvol als er vegetatieve vreemde
voorwerpen worden vermoed.

Herbeoordeling
Herbeoordeling voor oogtrauma omvat letsels en de
effectiviteit van interventies, waaronder:
• Gezichtsscherpte
• Pijn

Uiteindelijke zorg of vervoer


Uiteindelijke zorg voor oogtrauma omvat het volgende:
• Consultatie of follow-up door een oogarts
• Instructie voor ontslag
◦◦ Licht de patiënt in over de juiste methode om
oogmedicatie toe te dienen.
◦◦ Informeer de patiënt over symptomen die erop
zouden kunnen duiden dat er extra zorg moet
worden gezocht.

TNCC • Zevende druk 123


124 Hoofdstuk 10 • Oogtrauma
Hoofdstuk 11 • Thorax- en
nektrauma
Michael W. Day, MSN, RN, CCRN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Aan thorax- en nektrauma gerelateerde ongevalsmechanismen beschrijven.
2. De pathofysiologische veranderingen beschrijven die dienen als basis voor de beoordeling van de
traumapatiënt met thorax- en nekletsel.
3. Het verpleegkundige onderzoek van de traumapatiënt met thorax- en nekletsel aantonen.
4. De juiste interventies voor de traumapatiënt met thorax- en nekletsel plannen.
5. De effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt met thorax- en nekletsel beoordelen.

Inleiding Afbeelding 11-1. Thorax en anatomische


Kennis van de normale anatomie en fysiologie vormt de oriëntatiepunten
basis voor een begrip van anatomische stoornissen en
pathofysiologische processen die het gevolg kunnen zijn Adamsappel

Ringkraakbeen Aortaboog
van een trauma. Voor je dit hoofdstuk leest, raden we je Trachea (luchtpijp)
nadrukkelijk aan het volgende materiaal door te nemen.
Linkerhoofd-
bronchus

Deze stof wordt niet behandeld tijdens de lessen en niet


Rechter-
hoofd-
bronchus Linkerlong
direct getest, maar kan dienen als basis voor testvragen en
skillbeoordelingsstappen.
Rechterkrans- Linkerkrans-
slagader slagader en
en -ader -ader

Pericard

Anatomie en fysiologie van de borstholte en Rechterlong

de nek Pleura
visceralis
(longvlies) Recessus
costodia-
Ademhalingsstelsel phragmati-

Er zijn drie processen waarmee zuurstof uit de atmosfeer


cus

Pleura
naar de longen en de bloedsomloop wordt overgebracht. parietalis
(borstvlies)

Deze bestaan uit de ademhaling, diffusie en perfusie, Vena hepatica Slokdarm Aorta abdominalis Diafragma

zoals is besproken in Hoofdstuk 6: Luchtwegen en


(leverader) (abdominale aorta)

ademhaling.

De bovenste luchtwegen bestaan uit de neus, orofarynx, oriëntatiepunten van het thoraxoppervlak en de onder-
larynx en trachea. De onderste luchtwegen bestaan uit de liggende structuren zijn belangrijk in het lichamelijke
bronchi, bronchioles en alveoli met de verwante haarvaten. onderzoek van de thorax (afb. 11-1).
Zie Hoofdstuk 6: Luchtwegen en ademhaling voor een
De borstholte strekt zich uit vanaf de bovenkant van het gedetailleerde beschrijving van de fysiologie van de
sternum naar het diafragma en wordt omsloten door het ademhaling.
sternum, de ribben en het ribkraakbeen. De belangrijkste
thoraxstructuren zijn de longen en het mediastinum. Het Hartvaten en grote bloedvaten in de thorax
mediastinum is de ruimte tussen het sternum, de thorax- Het hart ligt in het mediastinum met het rechterventrikel
wervels en het diafragma. Het hart, het pericard, de aorta achter het sternum en het linkerventrikel anterieur aan
van de thorax, de bovenste en onderste holle ader, de de thoraxwervels. Het hart is omringd door het pericard.
nervus phrenicus en vagus en andere vasculaire structuren De twee lagen van het pericard bestaan uit een stugge
zitten in het mediastinum. De correlatie tussen de buitenlaag en een dunnere sereuze laag die direct vastzit
aan het hart.

TNCC • Zevende druk 125


De ruimte tussen de twee lagen bestaat uit ongeveer 25 ml Afbeelding 11-2. Anatomie van de nek
pericardvocht dat als smering dient zodat het hart kan
uitzetten en samentrekken zonder frictie te veroorzaken Sphenoid sinus
ten opzichte van de omliggende structuren. Sphenoid bone
De cardiac output is een product van de hartfrequentie Opening of
(HF) en het slagvolume (SV) (cardiac output = HF × SV). auditory tube
Soft palate Adenoids
Zie Hoofdstuk 7: Shock voor meer informatie. Het SV
Nasal cavity
wordt op zijn beurt beïnvloed door het volgende: Hard palate
Nasopharynx

• Preload: de passieve rekkracht van de ventrikels Uvula


tijdens diastole, ook bekend als einddiastolische druk. Oropharynx
Oral cavity
◦◦ De preload is direct gerelateerd aan de hoeveelheid Epiglottis
bloedvolume dat teruggaat naar het hart. Tongue
Hypopharynx
◦◦ Als er minder volume is, hebben de ventrikels
weinig rek en neemt de preload af. Hyoid bone Esophagus
Thyroid cartilage
• Afterload: de weerstand van het systeem (systemisch Cricoid
of pulmonaal) die de ventrikels moeten overwinnen First tracheal ring
om bloed uit te stoten.
◦◦ De intrathoraxdruk beïnvloedt de rechterventrikel-
druk wanneer dit samentrekt tegen het pulmonale
systeem. Afbeelding 11-3. Anatomie van de aorta
◦◦ De bloeddruk van de patiënt en de elasticiteit van descendens en de abdominale aorta
de perifere vaten zijn van invloed op de linker-
ventrikeldruk.
• Hartcontractiliteit: de hoeveelheid door samen-
trekkende ventrikels uitgeoefende kracht.
◦◦ Factoren die van invloed zijn op de myocardiale
contractiliteit zijn de voorbelasting en stimulatie
van het sympathisch zenuwstelsel.

Letsel aan het myocard kan van invloed zijn op al deze


functies, wat resulteert in een lagere cardiac output en
het vermogen om van zuurstof voorzien bloed naar de
weefsels te perfuseren.

De aorta van de thorax vervoert van zuurstof voorzien


bloed van het hart naar het lichaam en bevindt zich in
het mediastinum. De drie segmenten van de aorta van de
thorax zijn de aorta ascendens, de aortaboog en de aorta
descendens (afb. 11-3). De aorta ascendens is het deel dat
zich het dichtst bij het hart bevindt. De aortaboog strekt
zich uit van de aorta ascendens naar de aorta descendens
van de thorax en is het begin van de halsslagaders en
de arteria subclavia. De aorta descendens gaat distaal
verder vanaf de aortaboog en vernauwt enigszins bij de
aorta-istmus waar deze op zijn plek wordt gehouden door
het ligamentum arteriosum, de linkerhoofdbronchus en
de intercostale aders. De aorta-istmus is de overgang van
de niet-gefixeerde aortaboog naar de relatief gefixeerde
aorta descendens. Deze is minder goed in staat snelle
acceleratie- en/of deceleratiekrachten te tolereren. Dit is
vaak de locatie van een aortaletsel.

126 Hoofdstuk 11 • Thorax- en nektrauma


Afbeelding 11-4. Nekletselgebieden De anatomische structuren van de nek zitten in twee
fascielagen. De oppervlakkige fascie bevat de platysma-
spier die de onderliggende structuren beschermt. Als het
platysma is beschadigd, kunnen onderliggende structuren
ook beschadigd zijn. De diepe cervicale fascie onder-
steunen de spieren, de vaten en de organen van de nek.
De fasciecompartimenten kunnen een bloeding beperken,
maar ook kan er een hematoom in gevormd worden, wat
de luchtweg kan bedreigen.

De bloedvoorziening voor de hersenen en de hersenstam


ontstaat bij de arteria vertebralis en de arteria carotis
interna (afb. 11-5).

Zenuwwortels C5 tot en met T1 vormen samen de plexus


brachialis die op zijn beurt weer wordt onderverdeeld en
meerdere zenuwen vormt die verantwoordelijk zijn voor
het functioneren van de armen en de handen, zoals de
Nek axillaire, spier-, mediane, radiale en ulnaire zenuwen
In de nek, een relatief klein gebied, liggen belangrijke (afb. 11-6).
anatomische structuren (afb. 11-2). De nek wordt
gewoonlijk onderverdeeld in drie zones, gebaseerd op
benige en oppervlakkige oriëntatiepunten (afb. 11-4). Introductie
• Zone I strekt zich uit van de sternale notch en het Epidemiologie
sleutelbeen naar het cricothyroïde kraakbeen. Thorax- en nektrauma kunnen ernstige levensbedreigende
• Zone II strekt zich uit van het cricothyroïde letsels veroorzaken die spoedinterventie noodzakelijk
kraakbeen naar de hoek van de onderkaak. maken. Botsingen met motorvoertuigen waarbij auto's,
motoren en voetgangers zijn betrokken, zijn goed voor
• Zone III strekt zich uit van de hoek van de onderkaak de helft van stompe letsels aan de nek en de thorax.
naar de schedelbasis.

Afbeelding 11-5. De bloedtoevoer naar de hersenen

Middle cerebral artery


Anterior cerebral artery
Superficial temporal artery
Ophthalmic artery
Basilar artery Internal carotid artery

Occipital artery

Internal cartoid artery Facial artery

External carotid artery

Righ common carotid artery

Vertebral artery

Right subclavian artery

Aortic arch

TNCC • Zevende druk 127


Afbeelding 11-6. Zenuwen voor arm- en hechting van de aorta descendens aan het ligamentum
handfuncties arteriosum kan deze snel scheuren.
• Mechanische energiekrachten die op de thorax
inwerken kunnen resulteren in ribfracturen, een
longcontusie, pneumothorax, hemothorax en stomp
cardiaal letsel. Het sternum en de eerste en tweede
ribben kunnen energiekrachten bij letsel relatief beter
weerstaan. Omdat er meer kracht nodig is om deze
structuren te beschadigen, bestaat er een groter risico
op letsel aan de onderliggende structuren.
• Direct stomp letsel aan het myocard kan resulteren
in een ventriculaire perforatie of ruptuur en is vaak
fataal.
• Penetrerend letsel aan het hart treedt meestal op aan
de rechterventrikel omdat deze vooraan ligt in de
thorax

Gelijktijdig optredend letsel


Thoraxletsels zijn vaak gerelateerd aan levensbedreigende
situaties zoals een onderbreking van de luchtwegen, een
bemoeilijkte ademhaling of een bemoeilijkte circulatie.
Thoraxtrauma is voornamelijk gerelateerd aan letsels aan
het hoofd, de wervelkolom, extremiteiten en de abdomen.
Thoraxskeletletsels zijn het vaakst gekoppeld aan
specifieke letsels (tabel 11-1). Penetrerend thoraxtrauma
kan door de beweging van het diafragma in en uit de
borstholte optreden bij penetrerend abdominaal trauma.
Als er een penetrerende thoraxwond is onder de vierde
intercostaalruimte, moet men uitgaan van letsel in de
buikholte totdat het tegendeel bewezen is.

Nekletsels kunnen geïsoleerd zijn, maar kunnen ook


kunnen ook in verband worden gebracht met letsels aan
het hoofd, de halswervelkolom of de bovenste thorax.
Penetrerende letsels aan de nek worden bij volwassenen Het is zinvol de specifieke zone van het nekletsel te
voornamelijk veroorzaakt door geweldsmisdrijven met identificeren om de mogelijke structuren met letsel te
vuurwapens en steekpartijen. Bij kinderen zijn penetre- herkennen, de noodzaak voor diagnostische onderzoeken
rende nektrauma’s echter vaak onbedoeld, zoals vallen op en de mogelijke chirurgische behandeling. Letsels aan
scherpe voorwerpen of botsingen met motorvoertuigen. de nek kunnen de luchtwegen afsluiten, de bloedstroom
Geweld tussen personen komt steeds vaker voor als naar de hersenen onderbreken of letsel aan de cervicale
oorzaak van thoraxtrauma. wervelkolom veroorzaken. Vanwege de mogelijkheid van
gelijktijdige letsels aan de cervicale wervelkolom worden
Biomechanica en ongevalsmechanismen patiënten met nekletsels geïmmobiliseerd en onderzocht
Thoraxtrauma’s worden meestal veroorzaakt door op letsel aan de cervicale wervelkolom.
botsingen tussen motorvoertuigen, maar andere ongevals-
mechanismen zijn vallen, letsels door ongevallen,
Pathofysiologie als basis voor onderzoeks-
aanvallen, schot- en steekwonden en botsingen tussen een
voertuig en een voetganger. Er moet ook rekening worden
bevindingen
gehouden met het volgende: Ineffectieve ademhaling
• Energiekrachten die gekoppeld zijn aan acceleratie en Letsel aan de thorax en de organen in de thorax kunnen
deceleratie kunnen resulteren in ernstig letsel aan de resulteren in een ineffectieve ademhaling. Beschadigingen
belangrijke bloedvaten als het lichaam botst maar de van de longen of het diafragma kunnen de normale
interne organen in beweging blijven. Door de aan- ademhaling aantasten.

128 Hoofdstuk 11 • Thorax- en nektrauma


Tabel 11-1. Skeletale fracturen van de thorax symptomen zoals tekenen van een obstructie van de lucht-
en gerelateerd letsel wegen, hemoptoë, cyanose en subcutaan emfyseem door
luchtlekkage naar de weefsels van het gezicht, de thorax
Fracturen Gerelateerd letsel en de nek.
Sternum-
• Stomp cardiaal letsel
fracturen Ineffectieve circulatie
Lucht of bloed dat zich in de borstholte blijft ophopen
• Letsels aan grote bloedvaten
veroorzaakt een toename van de intrapleurale druk aan
Fracturen eerste • Letsels aan brachiale plexus die kant van de thorax. Als deze druk zich zonder inter-
en twee rib • Letsels aan hoofd en ventie kan uitbreiden, kan deze een shift van het
ruggenmerg mediastinum produceren waardoor het hart en de grote
bloedvaten worden samengedrukt, wat resulteert in
Meervoudige • Longcontusie een afname van de veneuze terugstroom (preload) en
ribfracturen en • Pneumothorax een daaropvolgende afname van de cardiac output. De
fladderthorax verhoogde druk kan ook de andere long comprimeren,
• Hemothorax waardoor de ademhaling verder wordt bemoeilijkt.
De patiënt vertoont doorgaans tekenen van een grotere
• Lever (fracturen aan
Fracturen ademhalingsinspanning, tachypneu, kortademigheid,
rechterzijde)
onderste rib tachycardie, hypotensie en een eenzijdige afname van
(7–12) • Milt (fracturen aan ademgeruis aan de kant met letsel. Een gezwollen
linkerzijde) halsslagader door de verhoogde intrathoraxdruk en de
tracheashift door het mediastinum zijn late tekenen en
mogelijk niet duidelijk zichtbaar.
Een klaplong, pulmonaal bloeden, ribfracturen en
sternumfracturen kunnen de mechaniek van de adem-
haling verstoren, zowel door een hogere intrathoraxdruk Letsel aan het hart of de grote bloedvaten kunnen fataal
als door pijn. zijn door een direct optredend massaal bloedverlies.
Direct letsel aan het hart kan het weefsel beschadigen,
Rib- en sternumfracturen kunnen ook resulteren in een zorgen voor afname van de myocardiale contractiliteit en
beschadiging van de onderliggende organen. Long- leiden tot een lagere cardiac output. De snelle ophoping
contusies veroorzaken interstitieel en alveolair oedeem. van kleine hoeveelheden bloed in het pericard (pericard-
Door beschadigingen aan de long kan bloed zich ophopen tamponade) kan ertoe leiden dat het hart wordt samen-
in de interstitiële en alveolaire ruimten. Zuurstof- en CO2- gedrukt, waardoor het hart zich tijdens de diastole moei-
diffusie door het alveolaire membraan wordt belemmerd lijk kan vullen, wat resulteert in een lagere cardiac output.
door interstitieel en alveolair oedeem of bloed. Onderzoeksbevindingen zijn hypotensie, tachycardie,
Beschadigde alveoli en capillaire letsels zorgen voor gedempte harttonen en een gezwollen halsader.
afwijkingen in de ademhaling-perfusieverhouding.
Penetrerend letsel aan de thoraxwand en gescheurd Letsel aan de slagaders in de nek resulteert in een
longweefsel kunnen resulteren in verlies van normale verminderde bloedstroom naar de hersenen, waarna
negatieve intra-pleurale druk. Zo veroorzaakt de ophoping cerebrale hypoxie en neurologische afwijkingen kunnen
van lucht of bloed in de pleuraruimte dus een longcollaps. optreden. Penetrerende letsels aan bepaalde nekvaten
De mate van de collaps hangt af van de mate waarin lucht (halsslagaders of vertebrale arteriën of venae vertebrae,
of bloed zich ophoopt in de pleuraruimte en van de ernst brachiocephalicae en jugulares) kunnen snel massaal
van het onderliggende longletsel. bloedverlies veroorzaken.

De luchtwegen kunnen door nektrauma makkelijk worden Verpleegkundige zorg voor de patiënt met
aangetast of afgesloten. Oedemen of hematomen door thorax- en nektrauma
beschadigde bloedvaten na een nekletsel kunnen de Raadpleeg Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de
bovenste luchtwegen vernauwen of volledig belemmeren. systematische aanpak van de verpleegkundige zorg voor
Scheuren of letsels van de trachea of bronchiën verstoren de traumapatiënt. De volgende onderzoeksbevindingen
de integriteit van de bovenste en onderste luchtwegen. gelden specifiek voor patiënten met thorax- of nekletsels.
Patiënten met deze letsels vertonen eerst akelige

TNCC • Zevende druk 129


Primaire onderzoeksfase en aanvullende interventies Ausculteer:
A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid) • Gelijkheid van beiderzijds ademgeruis.
Beoordeling
• Unilateraal of verspreid verminderd ademgeruis.
Inspecteer:
• Letsels aan de nek die kunnen duiden op een oedeem
Percuteer:
of bloed in de luchtwegen
• Matheid of hyperresonantie van de thorax.
• Tekenen van letsel die het vermogen van de patiënt
hinderen of belemmeren om een vrije luchtweg te Palpeer:
behouden • Gevoeligheid.
◦◦ Zwelling • Zwelling of hematoom.
◦◦ Hematoom • Subcutaan emfyseem.
◦◦ Subcutaan emfyseem • Benige crepitus (mogelijk gebroken ribben of
◦◦ Penetrerende voorwerpen sternum).
◦◦ Letsels • De fossa jugularis sternalis van de trachea om een
tracheale afwijking te beoordelen.
◦◦ Bloeding
◦◦ Trachea-afwijkingen Interventies
• Begin met het toedienen van 15 l/min zuurstof via een
Ausculteer:
passend non-rebreathing mask.
• Heesheid of stridor kan een teken zijn van een
trachealetsel en vernauwing van de luchtwegen. • Zodra de patiënt is gestabiliseerd, houd je de SpO2
tussen 94% en 98%.
Interventies • Bereid je voor op het monitoren en titreren van
• Breng directe druk aan op bloedende locaties. de zuurstoflevering om normoxie te behouden.
• Stabiliseer penetrerende voorwerpen. Zie Hoofdstuk 6: Luchtweg en beademing voor
• Wees erop voorbereid dat je moet assisteren bij het informatie over hyperoxie.
verkrijgen van een definitief vrije luchtweg, zoals is • Implementeer bepaalde interventies op basis van
aangegeven. onderzoeksbevindingen.

Stabilisatie cervicale wervelkolom C–Circulation and Control of hemorrhage


Er is een risico op letsel aan de cervicale wervelkolom, (Circulatie en beheersing van bloedingen)
gelijktijdig met nektrauma. Wanneer er trauma aan de Ausculteer:
nek optreedt, moet je zorgen dat je de halswervelkolom • Gedempte harttonen.
immobiliseert tot letsel kan worden uitgesloten. • Geruis.
B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en Palpeer:
beademing) • Centrale hartslag.
Beoordeling ◦◦ Vergelijk de kwaliteit tussen de linker- en
Inspecteer: rechterledematen en de bovenste en onderste
• Letsels aan de thoraxwand die de ademhaling ernstig ledematen.
kunnen aantasten, zoals open thoraxwonden of
fladdersegmenten. • Jugularisvenen op gezwollenheid als mogelijk teken
van een harttamponade.
◦◦ Mogelijk moet er vuil of bloed verwijderd worden
van de huid om te voorkomen dat er wonden over • Extremiteiten voor motorische en sensorische functies.
het hoofd worden gezien. ◦◦ Parese of verlamming van de onderste extremiteiten
• Effectiviteit en snelheid van de ademhaling. kunnen duiden op aortaletsel.

• Symmetrische of paradoxale beweging van de Herbeoordeling


thoraxwand. Als de onderzoeksbevindingen aanleiding geven tot een
• Bewijs van stomp of penetrerend trauma aan de vermoeden van ongecontroleerd intern bloedverlies, kan
thorax of de bovenbuik. er een thoraxfoto of FAST-onderzoek worden geïndiceerd.
Stel vast of de patiënt een onmiddellijke definitieve
operatieve interventie of transport nodig heeft.

130 Hoofdstuk 11 • Thorax- en nektrauma


Thoraxfoto ◦◦ Deze informatie is belangrijk om de indicaties
Met een thoraxfoto bij rugligging wordt waarschijnlijk te bepalen voor het uitvoeren van een nood-
een grote pneumothorax herkend. Als er een hemothorax thoracotomie of wanneer de ondersteuning moet
wordt vermoed, beïnvloedt de positie van de patiënt worden teruggetrokken.
tijdens de test de meting direct. Als de patiënt achterover-
ligt, zal het bloed zich waarschijnlijk verspreiden door de Nek- en thoraxletsels
getroffen kant, wat een algemene verdichting veroorzaakt.
Als de patiënt rechtop zit, is de grens tussen lucht en Tracheobronchiaal letsel
vocht horizontaal te zien. Als een mogelijk letsel aan het Tracheobronchiaal trauma wordt meestal veroorzaakt
ruggenmerg is uitgesloten, kan er een zittende thoraxfoto door penetrerende mechanismen. De meeste penetrerende
worden gemaakt voor het beoordelen van een hemothorax. letsels treden op in de proximale trachea. Directe klappen
Thoraxfoto's suggereren mogelijk letsel aan de aorta, maar op de nek of waslijnverwondingen zijn veelvoorkomende
kunnen deze diagnose niet bevestigen of uitsluiten. mechanismen voor stomp tracheobronchiaal trauma. De
diagnose wordt gebaseerd op onderzoeksbevindingen
Focused Assessment with Sonography for Trauma en bevestigd met bronchoscopie of CT op grote onder-
Er kan een FAST-onderzoek worden geïndiceerd om de brekingen. Een bronchoscopie kan worden gebruikt om
aanwezigheid van pericardbloed en bewegingen van de een endotracheale tube langs het letsel te voeren en te
hartwand te detecteren. Zie Hoofdstuk 12: Abdominaal zorgen voor een adequate ademhaling.
en bekkentrauma voor meer informatie over het uitvoeren
van het FAST-onderzoek. Onderzoeksbevindingen
• Dyspnoe, tachypneu
Spoedthoracotomie • Heesheid
Een spoedthoracotomie kan noodzakelijk zijn wanneer
• Subcutaan emfyseem in de nek, het gezicht of het
een patiënt met een penetrerend thoraxtrauma arriveert
bovenste deel van de borstkas
met instabiele vitale tekenen of een dreigende hartstil-
stand. Indicaties voor het uitvoeren van deze procedure • Pneumothorax, mogelijk spanningspneumothorax
in de traumakamer zijn een pericardtamponade die • Hemoptoë
noodzaakt tot ontlasting, onmiddellijke controle over een
• Verminderd of afwezig ademgeruis
massale intrathoraxbloeding, penetrerend trauma met
een waargenomen hartstilstand waarbij openhartmassage • Tekenen en symptomen van een luchtwegobstructie
toegepast kan worden of met een massale bloeding in de
peritoneale holte die noodzaakt tot kruisklemmen van Interventies
de aorta. Om de noodzaak voor of het succes van spoed- Pogingen tot een endotracheale intubatie kunnen verder
thoracotomie op de afdeling spoedeisende hulp vast te letsel veroorzaken of bijdragen aan een afsluiting van
stellen, moet er een ‘gekwalificeerde’ chirurg aanwezig de luchtwegen. Indien beschikbaar, kan een anesthesist
zijn op het moment van aankomst van de patiënt. het risico op letsel door intubatie reduceren. Andere
Dit is een richtlijn van het ACS (American College of behandelingen die trauma aan de luchtwegen kunnen
Surgeons). Een spoedthoracotomie is zelden succesvol bij minimaliseren zijn een flexibele endoscopie of een
patiënten met een stomp thoraxtrauma. kleinere endotracheale tube.

Secundaire onderzoeksfase en aanvullend onderzoek Stomp letsel aan de oesophagus


H- History (Anamnese) Letsel aan de oesophagus is zelden het gevolg van stomp
Specifieke vragen voor patiënten met thorax- of nekletsel: trauma.
• Klaagt de patiënt over het volgende?
Onderzoeksbevindingen
◦◦ Dyspnoe • Lucht in het mediastinum met een mogelijke
◦◦ Dysfagie verwijding
◦◦ Dysfonie • Gelijktijdige linkerpneumothorax of hemothorax
• Was er een hartprobleem voorafgaand aan het letsel? • Oesofageaal materiaal in een thoraxdrain
• Wanneer is er begonnen met CPR (cardiopulmonaire • Subcutaan emfyseem
resuscitatie) als dat wordt uitgevoerd?
Interventies
• Voorbereiden op een operatie

TNCC • Zevende druk 131


Nektrauma Afbeelding 11-7. Fladderthorax
Nektrauma kan resulteren in letsels aan de luchtweg-
structuren (trachea of larynx), bloedvaten (subclavia,
jugularis, carotis en vertebralis), slokdarm, endocriene
klieren (schildklier en bijschildklier), ductus thoracicus en
brachiale plexus. Ongevalsmechanismen kunnen stomp
en penetrerend zijn. Voorbeelden van stomp trauma zijn
directe klappen of waslijnverwondingen in het gebied
van de nek. Penetrerend trauma kan veroorzaakt zijn door
letsel door scherpe instrumenten of projectielen (schot-
wonden). Nektrauma kan ernstige luchtweg- of vasculaire
structuren of de ruggengraat beschadigen.

Onderzoeksbevindingen
• Dyspnoe, tachypneu
• Hemoptoë (bloed ophoesten)
• Subcutaan emfyseem (door palpatie of auscultatie) Onderzoeksbevindingen
• Verminderd of afwezig ademgeruis • Dyspnoe.
• Penetrerende wonden of penetrerende voorwerpen • Gelokaliseerde pijn bij beweging, palpatie of
• Souffles inademing.
• Actieve uitwendige bloedingen • De patiënt neemt een gemakkelijke positie aan
waarbij de thoraxwand wordt gespalkt om de pijn te
• Neurologische afwijkingen (afasie of verlies van verminderen.
beweging of gevoel van de extremiteiten)
• Paradoxale beweging van de thoraxwand.
• Dysfonie
• Thoraxwandcontusies.
• Dysfagie
• Crepitaties of afwijkingen van het bot.
Interventies Interventies
• Stabiliseer penetrerende voorwerpen • Onderzoek op tekenen van letsel aan onderliggende
• Controleer externe bloedingen met directe druk organen.
• Blijf monitoren op aanhoudende bloedingen of • Dien zo nodig extra zuurstof toe.
uitzettende hematomen • Dien analgesie toe om een adequate uitzetting van de
• Voorbereiden op een operatie thorax en diepte van de ademhaling te bevorderen.

Rib- en sternumfracturen
Fladderthorax
Ribfracturen zijn te vinden bij 4% tot 10% van alle
Hoewel er geen consensus is over de definitie, wordt
opgenomen traumapatiënten en zijn een van de meest
een fladderthorax vaak geclassificeerd als twee of meer
voorkomende diagnoses bij opname na een trauma. Als de
fracturen van drie of meer aangrenzende ribben en/of
patiënt fracturen aan de ribben rechtsonder heeft, ga je uit
borstbeenfracturen, waardoor een vrijzwevend gebroken
van de mogelijkheid van onderliggend letsel aan de lever,
segment wordt gecreëerd (afb. 11-7). Dit fladdersegment
terwijl fracturen aan de ribben linksonder kunnen duiden
kan zich paradoxaal bewegen, intrekken als de thorax
op letsel aan de milt. Bij ribfracturen met dislocatie is
zich uitzet en uitzetten als er wordt uitgeademd. Deze
een longcontusie of -laceratie mogelijk. Sternumfracturen
paradoxale beweging van de thorax kan worden beperkt
worden doorgaans veroorzaakt door een klap midden op
door de spieren van de thoraxwand, waardoor deze over
de thorax. Wegens de kracht die nodig is voor een fractuur
het algemeen eenvoudiger op te merken is met palpatie
aan het sternum, zijn de meeste van deze fracturen niet
dan met inspectie. Een ineffectieve ademhaling in een
geïsoleerd en kunnen deze geassocieerd worden met
fladderthorax wordt veroorzaakt door verschillende
meerdere rib- of thoraxwervelkolomfracturen. Een
factoren:
ernstig verplaatste sternumfractuur kan duiden op ernstig
• Pijn die ervoor zorgt dat de patiënt verkrampt en een
hartletsel.
snelle, zwakke ademhaling krijgt

132 Hoofdstuk 11 • Thorax- en nektrauma


• Inefficiëntie van de ademhalingsspieren als het Tijdens het inademen gaat er lucht via de wond, maar ook
fladdersegment beweegt in de tegengestelde richting, via de trachea de pleuraholte in.
waarmee het teugvolume en het verwijderen van
secreet worden verminderd Onderzoeksbevindingen
Naast de onderzoeksbevindingen van een simpele
• Bijkomend letsel door gekartelde ribfragmenten,
pneumothorax kan ook het volgende aanwezig zijn:
inclusief een parenchymale beschadiging, pulmonale
• Subcutaan emfyseem (lucht ontsnapt uit de long in
contusie, pneumothorax of hemothorax
het subcutane weefsel)
Onderzoeksbevindingen • Een thoraxwand die bij inademing zorgt voor een
• Dyspnoe zuigend geluid
• Pijn in de thoraxwand
Interventies
• Thoraxwandcontusies • Open thoraxwonden volledig afdekken met een
• Paradoxale beweging van de thorax niet-poreus verband (plastic omhulsel, vaselinegaas)
en aan drie zijden goed vasttapen. Deze maatregel
◦◦ Als de patiënt als reactie op de pijn verstijft, is dit
is tijdelijk en is variabel effectief. Het definitieve
mogelijk moeilijk te visualiseren.
herstel vindt zo snel mogelijk plaats in de vorm van
◦◦ Als de patiënt eenmaal medicatie tegen de pijn een thoraxdrain en een wondsluiting of chirurgisch
heeft gekregen, is het mogelijk beter zichtbaar. herstel.
Interventies • Monitor op een mogelijk risico op een spannings-
• Voorbereiden op intubatie en ondersteuning bij de pneumothorax.
beademing • Als zich tekenen en symptomen van een spannings-
pneumothorax ontwikkelen na het aanbrengen van het
Pneumothorax verband, verwijder je het verband en beoordeel je de
Een pneumothorax kan worden veroorzaakt door stomp patiënt opnieuw.
trauma. Lucht ontsnapt uit de geblesseerde long in
de pleuraholte en er gaat negatieve intrapleurale druk Spanningspneumothorax
verloren, wat resulteert in een gedeeltelijke of volledige Een spanningspneumothorax treedt op als er lucht de
longcollaps. intrapleurale ruimte ingaat, maar bij de uitademing niet
kan ontsnappen. Door de verhoogde intrathoraxdruk
Onderzoeksbevindingen klapt de long aan de geblesseerde zijde in.
• Dyspnoe, tachypneu
• Tachycardie
• Verminderd of afwezig ademgeruis aan de Afbeelding 11-8. Plaatsen voor thoracentesis
geblesseerde zijde en thoraxdrainage
• Thoraxpijn Plaats voor
thoracentesis
Interventies
Een pneumothorax wordt behandeld op basis van de
grootte, de aanwezigheid van symptomen en de stabiliteit.
Voor patiënten die asymptomatisch en stabiel zijn, is
observatie met of zonder zuurstof meestal voldoende.
Extra zuurstof bevordert de reabsorptie van lucht in de
pleura. Bij patiënten met een grotere pneumothorax
die instabiel zijn of achteruitgang vertonen, wordt een
thoraxdrain geplaatst om lucht uit de pleura uit te zuigen
en de longexpansie te behouden.
Plaats voor
thoraxdrainage
Open pneumothorax
Een open pneumothorax kan het gevolg zijn van een
penetrerende wond door de thoraxwand, waardoor lucht
gevangen zit in de intrapleurale ruimte. Mogelijke insertieplaatsen voor thoracentesis en thoraxdrainage.

TNCC • Zevende druk 133


Als de druk niet wordt verlicht, kan het mediastinum Onderzoeksbevindingen
verschuiven naar de niet-aangedane zijde, waardoor het • Ongerustheid of rusteloosheid
hart, de grote bloedvaten en uiteindelijk de andere long • Dyspnoe, tachypneu
worden samengedrukt. Een alerte patiënt die reageert
is mogelijk even in staat om te compenseren door het • Thoraxpijn
vergroten van de ademhalingsfrequentie, het slagvolume • Tekenen van shock, zoals tachycardie, cyanose,
en de uitzetting van de thorax. Een gesedeerde en transpireren en hypotensie
geïntubeerde patiënt is mogelijk niet in staat deze reactie • Verminderd ademgeruis aan de gewonde zijde
op te brengen. Als de intrathoraxdruk stijgt, wordt de
veneuze return gehinderd, neemt de cardiac output af en Interventies
treedt er hypotensie op. • Voorbereiden op een naaldthoracocentese en plaatsing
Onderzoeksbevindingen van een thoraxdrain.
• Ongerustheid of ernstige rusteloosheid • Zorg dat er twee IV-katheters met een groot lumen
• Ernstige ademnood aanwezig zijn en dat er voor het ontlasten bloed
beschikbaar is om zo nodig groot bloedverlies te
• Afgenomen of afwezig ademgeruis aan de behandelen. Als er een spoedthoracotomie wordt
geblesseerde zijde uitgevoerd, wordt de plaatsing van een thoraxdrain
• Hypotensie uitgesteld.
• Gezwollen nek, hoofd en bloedvaten van de bovenste • De thoraxdrain wordt op de voorste of midaxillaire
ledematen (mogelijk niet zichtbaar als de patiënt een lijn bij de vijfde intercostale ruimte geplaatst
significante hoeveelheid bloed heeft verloren) (afb. 11-8). Nadat de thoraxdrain is geplaatst, wordt
• Trachea-afwijking of een verschuiving naar de zijde deze verbonden met een thoraxdrainagesysteem.
zonder letsel
Longcontusie
• Cyanose (laat teken) Longcontusies vinden doorgaans plaats als gevolg van
een snelle deceleratie of een directe stompe impact,
Interventies
zoals bij botsingen met motorvoertuigen en vallen. Een
• Er wordt een onmiddellijke decompressie geïndiceerd
contusie ontwikkelt zich als er capillair bloed lekt in het
bij patiënten die aanwijzingen vertonen van een
longparenchym en er sprake is van een oedeem en een
spanningspneumothorax. Als de patiënt relatief
ontsteking. De contusie kan gelokaliseerd zijn of diffuus.
stabiel is, kan de diagnose bevestigd worden met een
De mate van ademhalingsinsufficiëntie is gerelateerd aan
onmiddellijke en snelle thoraxfoto.
de grootte van de contusie, de ernst van het letsel aan het
• Onmiddellijk voorbereiden op een naaldthoracocentese. alveolair-capillaire membraan en het mogelijk ontstaan
◦◦ Er wordt op de geblesseerde zijde aan de bovenkant van een atelectase. De subtiele onderzoeksbevindingen
van de rib in de midclaviculaire lijn in de tweede die in verband kunnen worden gebracht met longcontusies
intercostaalruimte een 14 g naald geplaatst om de ontwikkelen zich doorgaans in de loop der tijd en niet
neurovasculaire bundel die onder de rib loopt te onmiddellijk na het letsel.
vermijden (afb. 11-8). Zie ‘Nieuwe inzichten’ voor
meer informatie. Onderzoeksbevindingen
• Dyspnoe
• Voorbereiden op plaatsing van een thoraxdrain, wat de
definitieve behandeling is. • Ineffectieve hoest
• Toegenomen ademarbeid
Hemothorax • Hypoxie
Een hemothorax wordt veroorzaakt door een bloed-
ophoping in de intrapleurale ruimte. Dit is het resultaat • Thoraxpijn
van letsel aan meerdere structuren, waaronder de longen, • Thoraxwandcontusies of -abrasies
costale bloedvaten, grote bloedvaten en andere structuren.
Een hemothorax kan ook het resultaat zijn van een Interventies
beschadiging van de lever of de milt, in combinatie met • Houd de SpO2 tussen 94% en 98% voor een adequate
een letsel aan het diafragma. Een massale hemothorax oxygenatie en om hyperoxie te vermijden. Zie Hoofd-
wordt gedefinieerd als de snelle ophoping van meer dan stuk 6: Luchtweg en beademing voor meer informatie.
1500 ml bloed in de intrapleurale ruimte.

134 Hoofdstuk 11 • Thorax- en nektrauma


• Intraveneuze vloeistoffen minimaliseren of naar eigen • Tachycardie of polsloze elektrische activiteit (PEA)
inzicht gebruiken. • Dyspnoe
• Voorbereiden op een mogelijke intubatie en onder- • Cyanose
steuning bij de ademhaling.
• Pulsus paradoxus groter dan 10 mm Hg
Stomp cardiaal letsel
Interventies
Stomp cardiaal letsel omvat myocardcontusies en ook wel
• Voorbereiden van een pericarddecompressie:
letsel aan het ventrikelseptum, de kransslagaders of de
hartkleppen. Dit type letsel treedt doorgaans op door een ◦◦ Er wordt een incisie van 3 tot 4 cm gemaakt net
directe klap of compressie van de borstholte. De meeste links van het zwaardvormige proces.
stompe hartletsels worden veroorzaakt door botsingen ◦◦ Er kan ook gebruik worden gemaakt van een
met motorvoertuigen, waarbij botsingen met motoren, naaldpericardiocentese om de symptomen van een
vallen en letsels door explosies andere veelvoorkomende harttamponade te verlichten, maar dat is slechts
mechanismen zijn. Wees zeer bedacht op stomp hartletsel een tijdelijke oplossing. Van iedere patiënt met een
bij een patiënt met een abnormaal slechte cardiovasculaire pericardtamponade die een pericardiocentese nodig
reactie op het letsel. heeft, moet het hart chirurgisch worden beoordeeld.

Onderzoeksbevindingen Aortaletsels
• ECG-afwijkingen, inclusief ventriculaire extra Letsels aan de aorta van de thorax worden gewoonlijk
systoles, atriumfibrillatie, veranderingen van het veroorzaakt door stomp trauma, maar deze kunnen
S-T-segment, ischemie of een atrioventriculair blok ook worden veroorzaakt door penetrerend trauma. De
• Thoraxwandcontusie aortaboog is de plek waar de meeste letsels optreden.
• Thoraxpijn Sterfgevallen door aortaletsel vinden het vaakst plaats
op locatie, met een sterftecijfer van 75% tot 90%. Van de
Interventies patiënten die dit overleven tot ze worden opgenomen in
• Monitor de hartfrequentie en het ritme en behandel het ziekenhuis is 75% hemodynamisch stabiel, maar tot
aritmieën. 50% sterft voor de operatie.
• Monitor de patiënt voortdurend omdat de tekenen en Onderzoeksbevindingen
symptomen mogelijk niet onmiddellijk zichtbaar zijn. • Fracturen van het sternum, eerste of tweede rib of
schouderblad
Harttamponade
Een harttamponade is een ophoping van bloed in het • Hartsouffle
pericard. Gewoonlijk is het ongevalsmechanisme voor • Rugpijn of thoraxpijn
een harttamponade penetrerend trauma, maar dit kan ook • Ongelijke sterkte van de hartslag of bloeddruk in
optreden bij stomp trauma. Het hart wordt samengedrukt de extremiteiten (significant groter in de bovenste
door bloed (nog geen 50 ml) dat zich ophoopt tussen het extremiteiten)
hart en het pericard dat niet uit kan zetten. Hierdoor neemt
het vermogen van de ventrikels af om zich te vullen, wat • Hypotensie
vervolgens zorgt voor een lager slagvolume en een lagere • Tachycardie
cardiac output. Deze lagere cardiac output is gerelateerd • Veranderingen aan de huid
aan de hoeveelheid bloed in het pericard en het tempo van
de ophoping. ◦◦ Klamheid
◦◦ Bleekheid
Onderzoeksbevindingen ◦◦ Cyanose
• Triade van Beck
• Paraplegie (vanwege onderbreking van de bloed-
◦◦ Hypotensie voorziening van het ruggenmerg)
◦◦ Opgezette halsaders • Röntgenbevindingen zijn:
◦◦ Gedempte harttonen ◦◦ Verwijd mediastinum
··Is mogelijk moeilijk te evalueren en kan afwezig ◦◦ Trachea-afwijking aan de rechterzijde
zijn
◦◦ Linkerhemothorax
• Thoraxpijn

TNCC • Zevende druk 135


Interventies ◦◦ Sommige ziekenhuizen hebben de mogelijkheid een
• Voorbereiden op een operatie of angiografie. cardiale gated CT uit te voeren. Dit specialistische
• Hou rekening met een massaal transfusieprotocol. onderzoek is bedoeld voor een gedetailleerdere
(Zie Hoofdstuk 7: Shock voor meer informatie.) inspectie waarbij wordt gezocht naar letsel aan de
aorta.
Diafragmaruptuur • Bronchoscopie, laryngoscopie of oesofagoscopie
Een diafragmaruptuur is een mogelijk levensbedreigend kunnen bij bepaalde nekletsels worden geïndiceerd.
letsel. Dit kan het resultaat zijn van stomp of penetrerend • Een angiografie kan worden gebruikt voor het
trauma, maar vindt voornamelijk plaats door botsingen met beoordelen van vermoede vaatletsels in de thorax.
motorvoertuigen op hoge snelheid. De linkerdiafragmahelft
wordt eerder getroffen, omdat de rechterdiafragmahelft Andere onderzoeken
wordt beschermd door de stevige massa van de lever. • ECG voor het identificeren van mogelijk letsel aan het
Als het diafragma is gescheurd, kan de abdominale myocard.
inhoud uitpuilen naar de thoraxholte en zo de long samen-
drukken en het vermogen van de patiënt om adem te halen • Mogelijk wordt er een verhoogde CVD (centrale
belemmeren. Als dit onbehandeld blijft, kan dit leiden tot veneuze druk) opgemerkt bij patiënten met een
aantasting van de ademhaling. spanningspneumothorax of harttamponade. Patiënten
met hypovolemie hebben mogelijk een lage CVD.
Penetrerend trauma onder de vierde intercostaalruimte • Echocardiografie zorgt voor een nauwkeurige
duidt op de mogelijkheid van een gescheurd diafragma beoordeling van de hartfunctie (wandbeweging,
en gelijktijdig abdominaal letsel. Als men niet alert is op klepfunctie, geschatte cardiac output) en de
een diafragmaruptuur en er geen grondig onderzoek wordt aanwezigheid van pericardvocht. Transoesofageale
uitgevoerd, wordt dit letsel niet herkend. Penetrerend echocardiografie is de meest nauwkeurige vorm van
trauma aan de laterale thoraxwanden en -flanken worden deze technologie.
door de nabijheid, het grote oppervlak en het steil aflopen
van het diafragma ook geassocieerd met diafragmaletsels. Thoraxdrainagesystemen
Aandachtspunten bij het gebruik van een thoraxdrainage-
Onderzoeksbevindingen systeem:
• Dyspnoe of orthopneu • Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van het systeem
• Dysfagie dat in jouw ziekenhuis gebruikt wordt en de geldende
procedures hiervoor.
• Abdominale pijn
• Dek de inbrengplaats goed af met tape. Tape alle
• Scherpe epigastrische of thoraxpijn die uitstraalt naar
verbindingen van de slangen tussen de patiënt en het
de linkerschouder (teken van Kehr)
thoraxdrainagesysteem om losschieten te voorkomen.
• In de longvelden aan de geblesseerde zijde
• Zorg ervoor dat er een thoraxfoto wordt gemaakt om
geausculteerde darmgeluiden
de positie van de drain te controleren.
• Verminderd ademgeruis aan de geblesseerde zijde
• Houd het thoraxdrainagesysteem onder het niveau
Interventies van de thorax om de drainagestroom te faciliteren en
• Voorbereiden op een operatie een terugstroom naar de pleuraholte te voorkomen.
Houd bij systemen met een waterslot de opvangkamer
rechtop om verlies van het waterslot te voorkomen.
Herbeoordeling
• Bevestig de slangen voorzichtig aan het bed, zonder
Beeldvorming hangende lussen of knikken, en houd de opvangkamer
• Een CT-scan van de thorax kan letsel aan de onder het niveau van het hart.
thoraxskeletstructuur, pulmonale parenchymaal en de
aorta aan het licht brengen. • Beoordeel en documenteer het volgende met de
geheugensteun FOCA: fluctuatie in de waterslot-
◦◦ CT-angio heeft de aortografie vervangen voor het kamer, output (productie), color of drainage (kleur
beoordelen van aortaletsels. De gevoeligheid en van drainage) en de aanwezigheid van een air leak
negatieve voorspellende waarden naderen de 100%. (luchtlekkage).

136 Hoofdstuk 11 • Thorax- en nektrauma


• Problemen moeten worden opgelost volgens de Nieuwe inzichten
geheugensteun DOPE: dislodgment (losraken), Zo lang de wetenschap van de traumazorg en de bewijs-
obstructie, pneumothorax, equipment failure (storing voering zich blijven ontwikkelen, worden er hulpmiddelen
van apparatuur). om resultaten voor patiënten te verbeteren getest en
• Breng de arts op de hoogte van het volgende en houd verfijnd. Bewijzen worden herhaaldelijk getest en nieuwe
rekening met de noodzaak voor een operatie: zorgstandaarden worden praktijk. In dit gedeelte over de
◦◦ Als de initiële thoraxdrainage groter is dan 500 ml traumazorg wordt nagegaan wat voor bewijzen er zijn en
wat dit kan betekenen voor de zorg voor traumapatiënten.
◦◦ Als er 2 tot 4 uur aanhoudend bloedverlies is van In de zorg voor patiënten met thorax- en nektrauma wordt
meer dan 200 ml per uur de plaatsing van naalddecompressie besproken.
• Tijdens transport van de patiënt is afklemmen van
de thoraxdrain gecontra-indiceerd omdat dat dit de Plaatsing naalddecompressie
ontwikkeling van een spanningspneumothorax kan De gewoonlijke aanpak met naalddecompressie is het
veroorzaken. plaatsen van de naald op de midclaviculaire lijn in de
tweede intercostaalruimte. Het gemelde percentage
Autotransfusie mislukkingen bij die aanpak bedraagt echter 58%.
Er zijn risico's verbonden aan het ontvangen van een Het percentage mislukkingen bij vrouwelijke patiënten
bloedtransfusie, inclusief infecties en anafylactische is ook hoger door de dikte van hun thoraxwand.
reacties. Een alternatieve methode voor het vervangen Onderzoekers melden dat met de plaatsing op de voorste
van rode bloedcellen is autotransfusie of het opvangen axillaire lijn in de vijfde intercostaalruimte de kans op
van iemands eigen bloed voor reïnfusie. Er zijn specifieke slagen is vergroot omdat de thoraxwand in dat gebied
indicaties en contra-indicaties voor autotransfusies. Deze gewoonlijk dunner is. Ook heeft de lengte van de
wijze van behandeling blijft een controversiële interventie. katheter bijgedragen aan een geslaagde decompressie.
Zie Hoofdstuk 7: Shock voor meer informatie. Onderzoekers hebben ontdekt dat bij variaties in de
dikte van de thoraxwand op basis van leeftijd, geslacht
en body mass index het slagingspercentage voor
Herbeoordeling en posttraumazorg
naalddecompressie met een standaardkatheter van
Herbeoordeling van patiënten met thorax- of nektrauma 4,5 cm aantoonbaar minder was dan met een katheter
bestaat uit monitoring van het volgende: van 5 cm of 8 cm.
• Doorgankelijkheid van de luchtwegen, ademarbeid en
een adequate ademhaling
Samenvatting
• Tekenen van het ontwikkelen van een spannings-
pneumothorax na aanbrengen van een afsluitend Thorax- en nektrauma kunnen allebei onmiddellijke
verband levensbedreigende veranderingen veroorzaken in de lucht-
wegen, de ademhaling en de bloedsomloop. Door begrip
• Nekhematomen op tekenen van expansie te krijgen van de anatomie, het ongevalsmechanisme en
• Vitale functies de pathofysiologie die verband houden met deze letsels
• Thoraxdrainagesystemen op de hoeveelheid drainage kunnen traumaverpleegkundigen zich erop voorbereiden
en veranderingen in drainagekenmerken levensbedreigende letsels snel en nauwkeurig te beoor-
delen en hierbij proactief en effectief te interveniëren om
• ABG's optimale resultaten proberen te bewerkstelligen voor de
patiënt.
Uiteindelijke zorg of vervoer
Voorbereiden op een operatie, opname of vervoer naar een
traumacentrum.

TNCC • Zevende druk 137


138 Hoofdstuk 11 • Thorax- en nektrauma
Hoofdstuk 12 • Abdominaal en
bekkentrauma
Arvie M. Webster, MSN, RN, CEN
Cynthia M. Bratcher, BSN, RN, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De ongevalsmechanismen beschrijven die worden geassocieerd met abdominaal en bekkentrauma.
2. De pathofysiologische veranderingen beschrijven die dienen als basis voor de beoordeling van de
traumapatiënt met letsel van het abdomen en/of het bekken.
3. De verpleegkundige beoordeling van de traumapatiënt met abdominaal letsel en/of bekkenletsel
demonstreren.
4. De juiste interventies voor de traumapatiënt met letsel van het abdomen en/of het bekken plannen.
5. De effectiviteit van de verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt met letsel van het abdomen en/of
het bekken beoordelen.

Inleiding Solide buikorganen


Voor inzicht in de anatomische afwijkingen en patho- Lever
fysiologische processen die het gevolg kunnen zijn van De lever is het grootste solide orgaan in het lichaam
trauma is kennis van de normale anatomie en fysiologie met een gewicht van ongeveer 1200 tot 1600 gram. De
noodzakelijk. Voor je dit hoofdstuk doorneemt, raden we lever ligt in het rechterbovenkwadrant ter hoogte van de
je nadrukkelijk aan de volgende leerstof door te nemen. zesde tot tiende rib, langs de rechter costale rand onder
Dit materiaal wordt niet behandeld tijdens de lessen en het diafragma. Het orgaan wordt door het ligamentum
niet direct getest, maar kan als basis dienen voor test- falciforme onderverdeeld in een rechter- en linkerkwab.
vragen en skillbeoordelingsstappen. Dit ligament zit vast aan de anterieure buikwand. Het
ronde ligament is een restant van de navelstreng, volgt
het pad van het ligamentum falciforme en verbindt het
Anatomie en fysiologie van het abdomen en inferieure oppervlak van de lever aan de navel. Het
het bekken glissonkapsel omhult de lever en bevat bloedvaten,
Peritoneale ruimte lymfevaten en zenuwen. In een gezwollen en zieke lever
De peritoneale ruimte bevindt zich tussen het pariëtale is dit kapsel vergroot en lekt er vocht in de peritoneale
peritoneum en viscerale peritoneum en bevat sereus ruimte. Dit wordt ascites genoemd.
vocht. Dit vocht smeert het viscerale peritoneum en
vermindert de frictie tussen de organen en het peritoneum. De lever is rijk voorzien van bloedvaten, doordat het
Het bestaat uit water, eiwitten, elektrolyten en stoffen uit zowel veneus als arterieel van bloed wordt voorzien.
interstitiële vloeistof in naastgelegen weefsels en plasma Een gezonde lever filtert ongeveer 1,7 l bloed per minuut
uit lokale bloedvaten. en kan op een willekeurig moment ongeveer 13% van
de totale hoeveelheid bloed in het lichaam bevatten.
Bij mannen is de peritoneale ruimte afgesloten, waarbij De arteria hepatica takt af van de abdominale aorta en
de voortplantingsorganen buiten deze ruimte liggen. levert 400 tot 500 ml zuurstofrijk bloed per minuut, 25%
Bij vrouwen liggen de eileiders en de baarmoeder in van de totale cardiac output. De vena portae hepatis
deze ruimte en vormt de vagina de verbinding met de (poortader) krijgt veneus bloed vanuit de dunne darm,
extraperitoneale ruimte. milt, pancreas en maag. Dit bloed, zuurstofarm, maar
rijk aan voedingsstoffen, is ongeveer 70%, of 1000 tot
1200 ml per minuut, van de hoeveelheid bloed die de
lever binnenkomt. De lever filtert vervolgens de toxinen
uit het bloed, neemt de voedingsstoffen op en stuurt het
bloed terug naar het hart via de venae hepaticae.

TNCC • Zevende druk 139


Hepatocytcellen in de lever kunnen regenereren, zodat van insuline, glucagon, somatostatine en pancreatisch
de lever het eigen beschadigde weefsel kan herstellen. polypeptide, terwijl de exocriene functie bestaat uit
Andere cellen in de lever slaan vetten op en metaboliseren het uitscheiden van alkalinevloeistoffen die voor de
deze, transporteren voedingsstoffen, produceren bilirubine spijsvertering worden gebruikt. De alkalinesecretie
en glucose, fungeren als bactericide, converteren amino- neutraliseert de zure spijsbrij (gedeeltelijk verteerd
zuren tot koolhydraten door ammonia om te zetten in voedsel) uit de maag wanneer dit naar het duodenum gaat.
ureum, en scheiden elektrolyten, vetten, lecithine, Hierdoor kan het vet door de darm worden geabsorbeerd.
cholesterol en gal uit. Gemetaboliseerde vetten in de lever Secreties van de pancreas lopen via een netwerk van
bevatten vitamine K, noodzakelijk voor de bloedstolling. gangen die leiden naar de ductus pancreaticus. Deze
Andere stollingsfactoren die in de lever worden geprodu- worden geleegd in de galgang en uiteindelijk in het
ceerd, zijn trombine en fibrinogeen. duodenum.

Milt De pancreas wordt van bloed voorzien door takken van


De milt is het grootste secundaire lymfeorgaan en weegt de arteria colica en de arteria mesenteria superior. Veneus
ongeveer 150 gram. Het omkapselde orgaan is in het bloed verlaat de pancreaskop via de poortader uit het
linkerbovenkwadrant gelegen, ter hoogte van de negende lichaam en de staart van de pancreas via de vena lienalis.
en elfde rib, en kromt zich rondom een deel van de maag. Hormonale pancreassecreties, zoals insuline, passeren via
De milt heeft verschillende functies, zoals het filteren en de poortader naar de lever.
reinigen van het bloed, het aanleveren van lymfocyten
om een immuunreactie op micro-organismen in het bloed Holle buikorganen
te stimuleren en een bloedreservoir. De milt slaat 200 Maag
tot 300 ml bloed op, hetgeen snel tot hemodynamische De maag is een hol, gespierd orgaan, onderverdeeld in
instabiliteit leidt wanneer het orgaan is beschadigd. De drie delen: het bovenste deel – de fundus; het middelste
arteria lienalis takt af van de aorta descendens en levert deel – het lichaam; en het onderste deel – het antrum.
bloed aan de milt. Het binnenkomende bloed circuleert De voornaamste functie van de maag is ondersteuning van
via de diverse compartimenten in de milt en wordt de spijsvertering. Deze is verantwoordelijk voor de opslag
teruggevoerd naar het circulatoire systeem via de vena van voedsel, het uitscheiden van spijsverteringsenzymen
lienalis, die uitmondt in de vena portae hepatis. en het voortstuwen van de spijsbrij naar het duodenum.
De maag bevindt zich in verschillende delen van de
Leven zonder milt is mogelijk, maar dit heeft wel diverse buikholte, afhankelijk van de lichaamsbouw van de
nadelige effecten op het lichaam. Een patiënt zonder milt patiënt en de positie van het lichaam. In rugligging
heeft kans op leukocytose, verlaagde ijzerconcentratie, bevindt de maag zich in het intrathoracale deel van de
verminderde immunologische respons op bacteriën en een buikholte en rekt uit tot het onderste gedeelte van de
toegenomen productie van afwijkende bloedcellen. In een buikholte wanneer de patiënt staat.
poging deze bijwerkingen te verminderen, zal een chirurg
indien mogelijk trachten de milt te sparen na een trauma. Het sympathische en parasympathische zenuwstelsel
innerveren de maag. De zenuwvezels die van binnen uit
Galblaas de maag komen zijn intrinsiek en worden gestimuleerd
De galblaas is een zakachtig orgaan dat op het inferieure door lokale stimuli. De zenuwvezels die van buiten
oppervlak van de lever ligt. De primaire functie is het de maag komen zijn extrinsiek en ontspringen in het
opslaan en concentreren van gal tussen de maaltijden zenuwcentrum van de hersenen dat wordt gecontroleerd
door. De galblaas is onderdeel van het biliaire systeem door de nervus vagus.
en werkt nauw samen met de lever. Wijzigingen in de
leverfunctie kunnen ook resulteren in wijzigingen in de De maag wordt van bloed voorzien via een tak van de
galblaasfunctie. Bloed in de galblaas kan de galgangen arteria colica. Deze loopt af vanuit de rechterzijde van
blokkeren met acute cholecystitis tot gevolg. de maag via de vena lienalis en aan de linkerzijde via
de vena gastrica. De zuurgraad van de maag zorgt voor
Pancreas een omgeving waarin weinig bacteriegroei bestaat;
De pancreas is ongeveer 20 cm lang met een kop die de geneesmiddelen zoals protonpompremmers verlagen de
bocht van het duodenum raakt en een staart die de milt gastrische zuurgraad echter en kunnen resulteren in een
raakt. Het middelste deel, het lichaam, ligt achter de toegenomen bacteriegroei. Gebieden in de maag met
maag en voor de wervelkolom. De pancreas is een van de bacteriegroei en onverteerd voedsel kunnen het risico op
weinige organen met zowel een endocriene als exocriene perforatie en peritoneale verontreiniging doen toenemen.
functie. De endocriene functie bestaat uit het uitscheiden

140 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Dunne darm Afbeelding 12-1. Het bekken
Met een lengte van 5 tot 6 m is de dunne darm onder-
verdeeld in drie delen: het duodenum, jejunum en ileum.
Het duodenum begint bij de pylorus van de maag en
eindigt bij het ligament van Treitz, dat ook het jejunum
omhoog houdt. Het uiteinde van het jejunum en het begin
van het ileum worden niet duidelijk gemarkeerd, maar
worden gekenmerkt door een toename van de lumen-
diameter. De ileocaecale klep bevindt zich aan het uiteinde
van het ileum en reguleert de flow van verteerd voedsel in
de dikke darm.

Het duodenum zit in het retroperitoneum vast aan de


posterieure buikwand. Het jejunum en ileum worden door
een membraan, het mesenterium genaamd, opgehangen
aan de buikwand. Het duodenum wordt van bloed voor-
zien via de arteria gastroduodenis, het ileum en jejunum
door de AMS, die achter de pancreas ontspringt.
Parasympathische zenuwvezels reguleren de secretie, pubica samen. Ligamenten zorgen voor stabiliteit van het
motiliteit, pijnsensatie en intestinale reflexen, terwijl bekken. Het bekken is een gewichtsdragende structuur en
de sympathische zenuwvezels de motiliteit remmen en beschermt de viscera in de onderbuik en het bekken.
vasoconstrictie veroorzaken.
Blaas, ureter en urethra
De primaire functie van de dunne darm is spijsvertering De blaas is een hol, zakvormig orgaan dat bestaat
en absorptie, wat plaatsvindt via segmentatie en uit gladde spiervezels en dat bij zowel mannen als
peristaltiek. De spijsbrij vanuit de maag komt in het vrouwen anterieur van het rectum en bij vrouwen
duodenum waar pancreatische enzymen, brush border- anterieur van de baarmoeder in de ring van het bekken
enzymen uit de darm en galzouten samenkomen voor is gelegen. Wanneer de blaas vol is, rekt deze zich uit
ondersteuning bij de spijsvertering. Peristaltische in het abdomen. Wanneer de blaas leeg is, ligt deze in
bewegingen aan het uiteinde van het ileum zorgen dat de bekkenholte. De urethra dient als een leiding voor
de ileocaecale klep opent waardoor de spijsbrij naar de urine vanuit de blaas en komt via de plasbuis naar
dikke darm gaat. buiten. Ureterletsels zijn zeldzaam bij stompe trauma’s.
Bij penetrerende trauma’s zijn verschijnselen van
Dikke darm uretertrauma’s niet-specifiek.
De dikke darm heeft een lengte van ongeveer 1,5 m en
bestaat uit het coecum, de appendix, het colon, het rectum Voortplantingsorganen
en de anus. Nadat de spijsbrij door de ileocaecale klep Bij mannen zijn de voortplantingsorganen voornamelijk
is gepasseerd, komt het in het caecum. Van daaruit gaat extern gelegen en omvatten de testes, vas deferens,
het door het colon ascendens, het colon transversum, vesicula seminalis, ductus ejaculatorius en de penis,
het colon descendens en het colon sigmoideum via de alsook de prostaat en de glandula bulbourethralis.
anussfincter naar het rectum. Restproducten verlaten Het scrotum is een huidzakje met daarin de testes en
het lichaam via de m. sphincter ani internus en de delen van de zaadstrengen. De prostaatklier omringt
m. sphincter ani externus. In het colon zijn anaerobe de blaashals en een deel van de urethra. De urethra is
bacteriën aanwezig en deze helpen bij de afbraak van bij mannen langer en minder beschermd, waardoor
voedsel. Ten slotte absorbeert de dikke darm de laatste deze kwetsbaarder is voor letsel dan bij vrouwen. Het
voedingsstoffen en reabsorbeert het benodigde water perineum is het gebied tussen het scrotum en de anus.
alvorens de restproducten het lichaam verlaten.
Bij vrouwen liggen de voortplantingsorganen
inwendig (baarmoeder, vagina, eileiders en ovaria)
Bekken en bekkenorganen
en uitwendig (labia, mons pubis en perineum). De
Het bekken is een ring die bestaat uit het heiligbeen en
vrouwelijke inwendige voortplantingsorganen liggen
twee heupbeenderen (afb. 12-1). Elk bot wordt gevormd
in de bekkenholte en worden door de bekkenbodem
door de fusie van het ilium, ischium en pubis. Deze
ondersteund. De vagina heeft een dunne wand en kan
zitten posterieur aan het sacrum vast ter hoogte van de
eenvoudig scheuren.
sacro-iliacale punten en komen anterieur bij de symphysis

TNCC • Zevende druk 141


Tabel 12-1. Belangrijke locaties voor hypogastrische vasculaire gebied, een rijk netwerk van
bloedingen bij abdominaal trauma kleinere arteriële takken die een verbinding hebben met
meerdere collaterale bloedvaten die de verschillende
Zone 1: Middellijn retroperitoneum bekkenstructuren van bloed voorzien.
• Proximale arteria mesenterica superior
Retroperitoneale organen
• Proximale arteria renalis Nieren
• Superieure vena mesenterica Elke nier is ongeveer 11 cm lang, 5 tot 6 cm breed, en
wordt omhuld door een kapsel. De nieren zijn gelegen
• Infrarenale abdominale aorta
in het retroperitoneale gebied langs de posterieure
• Infrahepatische vena cava inferior buikwand buiten de peritoneale ruimte en aan weerszijden
van de wervelkolom. De polen strekken zich uit van de
Zone 2: Lateraal boven twaalfde thoracale tot de derde lumbale wervel. De nieren
• Arteria renalis zijn verantwoordelijk voor het uitbalanceren van het
transport van opgeloste stoffen en water, de uitscheiding
• Vena renalis van metabool afval, behoud van voedingsstoffen en
Zone 3: Bekken
regulering van zuren en basen. De nieren fungeren ook
als endocrien orgaan, omdat zij renine, erytropoietine en
• Arteria iliaca 1,25-dihydroxyvitamine D3 uitscheiden, de hormonen
die belangrijk zijn voor de regulering van de bloeddruk,
• Vena iliaca
de productie van erytrocyten en het calciummetabolisme.
Zone 4: Portaal Urine is het product van de nieren na filtratie, reabsorptie
en secretie van vloeistof afkomstig van de glomeruli en
• Vena portae hepatis tubuli.
• Arteria hepatica
De nieren krijgen 1000 tot 1200 ml bloed per minuut, dit
• Retrohepatische vena cava
is ongeveer 20% van de cardiac output. Twintig procent
plasma, door de glomerulus gefilterd uit bloed, wordt
gemeten in eenheden van tijd, ook wel glomerulus-
De bloedtoevoer naar de vrouwelijke voortplantings-
filtratiesnelheid genoemd. De glomerulusfiltratiesnelheid
organen is afkomstig van de arteria uterina en ovarica
is direct gerelateerd aan de renale bloedflow die auto-
vanuit de arteria iliaca interna en de aorta. Het perineum,
matisch gereguleerd wordt door intrinsieke mechanismen
het gebied tussen de vagina en de anus, helpt bij het
en de perfusie naar andere organen in het lichaam bepaalt.
ondersteunen van de bekkeninhoud.
Wanneer de gemiddelde arteriële druk (MAP = mean
arterial pressure) daalt, neemt de bloedflow naar de nieren
Vaatvoorziening abdomen en bekken af, waardoor de renale bloedflow en orgaanperfusie
Abdominale vasculaire letsels treden voornamelijk op afnemen.
in de viscera, de mesenterische en grote buikvaten. De
vier belangrijkste gebieden voor bloedingen zijn het
retroperitoneum in de middellijn, het bovenste laterale Introductie
retroperitoneum, het bekkenretroperitoneum en het Een bloeding blijft een veel voorkomende oorzaak van
portale retrohepatische gebied (tabel 12-1). Vasculaire vermijdbaar overlijden van de traumapatiënt. Aangezien
letsels komen vaak voor bij penetrerend buiktrauma, de buik en het bekken een groot aantal vasculaire
kunnen actieve bloedingen veroorzaken en resulteren in structuren bevatten, is het onder controle brengen van
retroperitoneale, mesenterische of portale hematomen. inwendige bloedingen een belangrijke prioriteit tijdens
de beoordeling van circulatie en perfusie. Significant
Bloedverlies in het bekken kan het gevolg zijn van bloedverlies kan resulteren in ophoping in de buik- en
laceraties door fragmenten van botfracturen of scheuring bekkenholte voordat de patiënt duidelijke verschijnselen
en laceratie van de vaatstructuren. Ongecontroleerd vertoont. De prioriteit voor de traumaverpleegkundige
bloedverlies kan optreden vanuit de grote bloedvaten, is proactief reageren en een hoge mate van alertheid op
zoals de arteria iliaca externa. In ongeveer 20% van mogelijk levensbedreigend letsel in dit gebied.
de bekkenfracturen is er ook sprake van significant
arterieel letsel. Nog vaker treedt een bloeding op in het

142 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Epidemiologie ◦◦ De pancreas loopt risico op letsel tijdens stomp
Het mortaliteitspercentage als gevolg van abdominaal trauma als gevolg van compressieletsel vanwege de
letsel is 10% tot 30% en hemorragische shock wordt locatie in het lichaam.
beschouwd als een spoedgeval. Stomp en penetrerend • Een ruptuur van een met lucht gevuld hol orgaan,
trauma zijn de meest voorkomende oorzaken van zoals de maag, dunne darm, dikke darm, baarmoeder
abdominaal trauma, maar de exacte frequentie van en blaas, kan het gevolg zijn van een plotselinge
stomp abdominaal trauma is echter onbekend. Trauma toename van de intra-abdominale druk.
van de holle viscerale organen wordt vaker gezien
in combinatie met een ernstig gerelateerd letsel van • Door scheuring of wrijving als gevolg van een
een solide orgaan, met name de pancreas. Volgens het plotselinge accelaratie- of deceleratiekracht die
National Center for Injury Prevention and Control wordt extreme spanning veroorzaakt op vaste locaties in
penetrerend abdominaal trauma gezien bij 35% van de het abdomen, kan letsel ontstaan. De relatief starre,
patiënten die worden opgenomen in traumacentra en bij vaste locaties bezwijken onder de kracht en dit
12% van de patiënten die worden opgenomen in perifere resulteert in een scheur- of avulsieletsel.
ziekenhuizen. ◦◦ De organen die het kwetsbaarst zijn voor dergelijk
letsel, zijn de dunne darm, dikke darm, ureters,
Bekkentrauma resulteert vaak in een fractuur. Ouderen urethra en oesofagus.
met een bekkenfractuur hebben een mortaliteitspercentage ◦◦ Voorbeelden hiervan zijn letsel van de lever en milt
van 20%. Deze fracturen zijn vaak het gevolg van een val. waarbij de ondersteunende ligamenten vastzitten
Bekken- en heupfracturen zijn veelvoorkomende letsels aan de abdominale structuren.
na een val en 37% van deze lage impact-letsels is ernstig.
Patiënten met een bekken- of heupfractuur kunnen een ◦◦ Ook gevoelig voor letsel zijn verschillende
slecht resultaat hebben. 25% zal niet meer terugkeren naar vasculaire locaties, zoals de bloedvaten van de
de gezondheidstoestand van voor de val en een zelfde nieren en lever.
percentage zal binnen een jaar na het letsel overlijden. • Bekkenfracturen ontstaan na een val of een ongeval
met een motorvoertuig.
Ongevalsmechanismen ◦◦ Gesloten laterale compressiekrachten als gevolg
Het ongevalsmechanisme voor abdominaal en bekken- van een ongeval met een motorvoertuig kunnen
trauma wordt geclassificeerd als stomp of penetrerend. resulteren in interne rotatie van het bekken. De
De omvang van het letsel houdt verband met het soort en incidentie hiervan is ongeveer 60% tot 70%.
de mate van de uitgeoefende kracht en met de weefsel- ◦◦ Open boek-fracturen zijn het gevolg van anterieure-
dichtheid en trekkracht van de structuur die de energie posterieure compressiekrachten na een directe
ontvangt (vaste organen vs. holle organen vs. vasculaire beklemming, botsing tussen voetganger en
structuur). In tabel 12-2 worden veel voorkomende voertuig, of een valpartij van meer dan 4 meter
ongevalsmechanismen bij abdominaal trauma hoog bij volwassenen. De incidentie is ongeveer
omschreven. 15% tot 20%. Dit type fractuur kan resulteren in
opening van de bekkenring, scheuring van het
Stomp trauma veneuze vaatsysteem of van de arteria iliaca interna
Stomp abdominaal en bekkentrauma zijn vaak het en in een ongecontroleerde bloeding.
resultaat van een ongeval met een motorvoertuig, een
valpartij of mishandeling. De meest frequent aangedane
organen zijn de milt (40%–55%), lever (35%–45%) en
dunne darm (5%–10%). Deze ongevalsmechanismen
veroorzaken specifieke letselpatronen bij de verschillende
organen. Dit zijn onder andere:
• Beschadiging van de solide organen.
◦◦ Omkapselde organen, zoals de lever, milt en nieren,
hebben meer kans op een letsel vanwege het semi-
elastische kapsel.

TNCC • Zevende druk 143


Tabel 12-2. Voorgeschiedenis ongevalsmechanismen abdomen en bekken met implicaties
voor letsel
Soort
Vragen over voorgeschiedenis Implicaties voor letsel
mechanisme

Wat voor soort ongeval was het?


• Laterale impact (zijkant) Geef verdere aanwijzingen voor mogelijke andere
• Achterop letsels.
• Frontaal

• Droeg de patiënt een


veiligheidsgordel?
• Wat voor soort gordel?
Een onjuist gedragen gordel kan compressie en
◦◦ Heupgordel ruptuur veroorzaken van holle organen en vasculatuur,
◦◦ Heupgordel en schoudergordel alsmede beschadiging van vaste organen.
◦◦ Ontplooide airbag
• Werd deze correct gedragen?

• Uit een compartiment geslingerd worden kan


resulteren in penetrerend letsel, naast stomp
letsel. Een snelle vertraging kan bloedvaten doen
Ongeval met uitrekken en afschuiven, waardoor scheuren,
Werd de patiënt uit de auto dissectie, ruptuur of een aneurysma kunnen
motorvoertuig
geslingerd? ontstaan.
• Versnellingsletsels kunnen resulteren in
hyperextensie van de hals, met ‘whiplash’-achtige
letsels.

Wat was de snelheid van het


Snelheid beïnvloedt de ernst van het letsel.
voertuig?

• Wat was de mate van De mate van beschadiging en de tijd tot bevrijding
beschadiging van het voertuig? uit het voertuig zijn een indicatie van de hoeveelheid
• Hoe lang duurde het voordat energie die op het passagierscompartiment is
de patiënt uit het voertuig was overgedragen, en daarmee dus op het lichaam van de
bevrijd? patiënt.

De locatie, samen met de omvang en het type


Wat was de locatie van de passagier
van de botsing, bevatten aanwijzingen voor de
in het voertuig?
lichaamspositie en mogelijke letselgebieden.

144 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Tabel 12-2. Voorgeschiedenis ongevalsmechanismen abdomen en bekken met implicaties
voor letsel (vervolg)
Soort
Vragen over voorgeschiedenis Implicaties voor letsel
mechanisme

Een val van een hoogte van meer dan 3 maal de lengte
van een kind, of van 4 tot 6 meter voor een volwassene
Van welke hoogte is de patiënt
wordt in verband gebracht met toenemende ernst van
gevallen?
het letsel en kan overplaatsing naar een traumacentrum
noodzakelijk maken.

Op wat voor ondergrond is de Het soort ondergrond vormt een indicatie voor de ernst
Vallen
patiënt gevallen? van de energie-impact.

Het lichaamsdeel dat het punt van impact was, wordt


het uitgangspunt voor de beoordeling. Wanneer de
Welk lichaamsdeel vormde het punt
patiënt op zijn of haar voeten is geland, zal de energie
van impact?
via de voeten door het gehele lichaam naar het hoofd
worden geleid.

Waar op het lichaam werd de patiënt De locatie van het punt van impact wordt het
geraakt? uitgangspunt voor de beoordeling.
Mishandeling/
geraakt door
Heeft de patiënt een bariatrische Een eerdere operatie in het abdomen heeft mogelijk de
een voorwerp
of een andere abdominale/ spieren en daarmee ook de bescherming die daardoor
bekkenoperatie ondergaan? wordt verkregen, verzwakt.

Welk soort wapen of voorwerp is


Steekwonden gaan ook door naastgelegen structuren.
gebruikt?

• Wanneer er sprake is van


kogelverwondingen, wat was
Penetrerend de afstand van de schutter? Wat
trauma was het kaliber en de snelheid Kogelverwondingen kunnen aanvullend letsel
van het wapen? Werd er veroorzaken door het gevolgde traject, het
speciale munitie gebruikt, bijv. holtevormingseffect en kogelfragmentatie.
exploderend, hagel?
• Wat was het geschatte
bloedverlies ter plaatse?

TNCC • Zevende druk 145


Penetrerend trauma ◦◦ Letsels van de aorta kunnen letsels omvatten van
Penetrerend trauma is vaak het gevolg van een kogel- of zowel thoracale als abdominale structuren.
steekverwonding, maar kan ook optreden na penetratie • Letsels van het diafragma bij penetrerend trauma van
door vreemde voorwerpen na een ontploffing of explosie het abdomen.
met voldoende kracht. Zie Hoofdstuk 4: Biomechanica,
kinematica en ongevalsmechanismen voor meer • Lever- en miltletsel als gevolg van gebroken ribben.
informatie. Penetrerende letsels kunnen verder worden • Fracturen van de onderste extremiteiten: Vaak
geclassificeerd als lage snelheid of hoge snelheid. voorkomend bij hoogenergetisch stomp trauma.
• Steekverwondingen en lage snelheid- • Bekkenfracturen: Worden vaak in verband gebracht
kogelverwondingen kunnen het weefsel beschadigen met letsel van de bekkenorganen en gaan vergezeld
door beschadiging en snijden en resulteren in een van bloedingen in de zeer vaatrijke structuren van het
letseltraject door het voorwerp. Circa 60% van deze abdomen en het bekken.
verwondingen penetreert de peritoneale ruimte.
• Hoge snelheid-kogelverwondingen resulteren in Pathofysiologie als basis voor
een verhoogde overdracht van kinetische energie en
onderzoeksbevindingen
daarmee ernstiger letsel van de abdominale viscera,
waaronder een letseltraject door het voorwerp, Bloeding
weefselbeschadiging door de ontploffing en holte- Letsels van de buik- en bekkenorganen en vasculatuur
vorming. kunnen significante bloedingen en ongecontroleerde
bloedingen veroorzaken. Om het leven van de patiënt te
• Na een letsel als gevolg van kogelverwondingen
redden, is het belangrijk de bron van de bloeding snel
is chirurgische interventie vaker noodzakelijk dan
te identificeren en te controleren. Abdominale zwelling
na een steekverwonding, aangezien 85% van de
kan een aanwijzing zijn voor bloeding in de peritoneale
anterieure kogelverwondingen het peritoneum
ruimte. Aangezien er diverse liters bloed nodig zijn om de
penetreert.
buikomvang te beïnvloeden, kan zwelling een laat teken
◦◦ Elke kogelverwonding onder de tepellijn wordt zijn van een ongecontroleerde inwendige bloeding.
beschouwd als een abdominaal letsel en maakt een
exploratoire laparotomie noodzakelijk. Druk als gevolg van een bloeding in de omkapselde, zeer
◦◦ Steekverwondingen onder de tepellijn worden vaatrijke milt en lever kan een ruptuur veroorzaken, wat
beoordeeld op basis van de hemodynamische leidt tot een ongecontroleerde bloeding en veranderende
stabiliteit van de patiënt en/of de aanwezigheid van contour van de buik. Het onderste deel van de aorta kan
fasciale penetratie om te bepalen of chirurgische gescheurd zijn, waardoor er geen pulsaties in de onderste
interventie noodzakelijk is. extremiteiten meer zijn. De zeer vaatrijke veneuze
plexus in het bekken kan gescheurd zijn als gevolg
◦◦ Verwondingen worden gedocumenteerd op
van acceleratie-/deceleratiekrachten, wat resulteert in
basis van grootte en typische kenmerken zonder
ongecontroleerde inwendige bloedingen en activering
verwijzing naar het feit of het om een ingangs- of
van de compensatiemechanismen van het lichaam. Zie
uitgangswond gaat.
Hoofdstuk 7: Shock voor meer informatie.

Veel voorkomende, gelijktijdig optredende Pijn


letsels Pijn kan van invloed zijn op een accurate beoordeling
Zowel de buikholte als de bekkenholte zijn gevuld met van het abdomen door de traumaverpleegkundige. Pijn,
een uitgebreid netwerk van organen, bloedvaten en rigiditeit en het aanspannen van de buikspieren zijn
andere structuren. Een stompe of penetrerende kracht klassieke verschijnselen van intra-abdominale pathologie.
op één gebied van de buik of het bekken resulteert vaak
in letsel in meer dan één orgaan, bloedvat, of structuur. Een plotselinge beweging van de geïrriteerde peritoneale
Gelijktijdig optredende letsels kunnen zijn: membranen tegen de buikwand resulteert in loslaatpijn
• Thoracale letsels vanwege de naastgelegen en aanspannen door de patiënt. Oorzaken van peritoneale
anatomische structuren. membraanirritatie zijn:
• De aanwezigheid van bloed
◦◦ Elk letsel vanaf de tepellijn tot de liesplooi is
verdacht voor zowel abdominale als thoracale • Chemische peritonitis als gevolg van lekkage van de
letsels, met name wanneer het gaat om penetrerend maaginhoud
letsel.

146 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


• Mogelijke enzymlekkage van de pancreas in de darm elektrolyten te controleren, met name kalium en calcium,
en/of peritoneale ruimte aangezien deze waarden kunnen worden beïnvloed door
• Bacteriële verontreiniging door darminhoud de toediening van donorbloed. Oorzaken voor deze
elektrolytverstoringen zijn:
Chemische, bacteriële of enzymlekkage in het peritoneum • Het vrijkomen van kalium na celvernietiging, wat
kan resulteren in beschadiging van de omringende normaal gesproken optreedt wanneer donorbloed
weefsels, hetgeen leidt tot ontsteking, necrose en ouder wordt. Aangezien kalium voornamelijk een
weefselsterfte. intracellulair ion is, stijgt de serumkaliumconcentratie.
• Calciumcitraat wordt gebruikt om te voorkomen
Gerefereerde pijn dat donorbloed stolt. Dit citraat bindt aan het vrije
Pijn gaat via zenuwbanen (zie Hoofdstuk 8: Pijn voor calcium waardoor de serumconcentratie daalt.
meer informatie) en kan resulteren in pijn in een ander
lichaamsdeel. Klassieke voorbeelden hiervan zijn:
• Pijn die uitstraalt naar de linkerschouder (teken van Secundaire onderzoeksfase
Kehr) H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
onderzoek)
• Gerefereerde pijn in een testikel die indicatief kan Inspecteer:
zijn voor een duodenumletsel • Asymmetrie, abnormale contour en abdominale
• Gerefereerde pijn die tijdens het palperen van het zwelling van de buikwand.
ene kwadrant van het abdomen naar het andere gaat, • Ophoping aan de zijde waarop de patiënt ligt als
waardoor het belangrijk is het palperen te starten bij gevolg van de zwaartekracht. (Wanneer de patiënt
het niet-pijnlijke deel en het pijnlijke deel als laatste in rugligging ligt, zal het bloed ophopen in de
te palperen retroperitoneale ruimte.)
• De locatie van kneuzingen, schaafwonden, open
Verpleegkundige zorg van de patiënt met wonden of beschadigingen kan een aanwijzing zijn
abdominaal en/of bekkentrauma voor onderliggend letsel.
Primaire onderzoeksfase ◦◦ Controleer bij kogelverwondingen of het projectiel
Voer het primaire onderzoek uit en behandel eventuele nog in het lichaam is achtergebleven.
levensbedreigende letsels alvorens verder te gaan
◦◦ Heupecchymose (seatbelt sign) wordt in verband
met de fysieke beoordeling van het abdomen en het
gebracht met 20% van de mesenterische, darm- en
bekken tijdens het volledig lichamelijke onderzoek
lumbale wervelkolomverwondingen.
van de secundaire onderzoeksfase. De beoordeling
van de circulatie tijdens het primaire onderzoek omvat ◦◦ Ecchymose rond de navel (Cullen’s sign) en
ook een vroegtijdige herkenning van vermoedelijke flankecchymose (teken van Grey Turner) zijn late
ongecontroleerde inwendige bloedingen in het abdomen indicatoren van retroperitoneale bloeding.
en het bekken. In die gevallen kan een gericht onderzoek • Aanwezigheid van spasmen of onwillekeurige
van het abdomen of het bekken plaatsvinden met een spieraanspanning.
röntgenopname van het bekken en/of een echografie-
• Aanwezigheid van bloed in de plasbuis en/of
onderzoek voor trauma (FAST).
peritoneale ecchymose.
Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische
Ausculteer:
aanpak van de verpleegkundige zorg voor de trauma-
• Darmgeluiden voor aanwezigheid, hypoactiviteit en
patiënt. De volgende beoordelingsparameters gelden
afwezigheid.
specifiek voor letsel van het abdomen of het bekken.
◦◦ Darmgeluiden kunnen verminderd en/of afwezig
Aanvullende onderzoeken en interventies zijn wanneer vocht of bloed het peritoneum
Een daling in de hemoglobine- en hematocrietwaarde (Hb irriteert.
en Ht) kan duiden op een actieve bloeding. Controleer de ◦◦ Verminderde darmgeluiden zijn een aanwijzing
stollingstijd tijdens massale bloedtransfusies als richtlijn voor een vermoeden van een intra-abdominale
voor toediening van bloedproducten. Wanneer de patiënt bloeding.
een massale transfusie ontvangt, is het belangrijk de

TNCC • Zevende druk 147


Tabel 12-3. Beoordeling, diagnostiek en uiteindelijke zorg specifieke abdominale letsels

148
Dikke darm en
Lever Milt Pancreas Dunne darm Maag en oesofagus
rectum

Beoordeling
• Epigastrische
gebied uit-
• Tepellijn tot
stralend naar • Bekken en • Hals, thorax en
het midden van • Linker • Linkerzijde van
de rug, zich abdominale epigastrische
het abdomen, bovenkwadrant het abdomen
uitstrekkend gebieden gebied
Inspectie rechterzijde • Beschadigingen • Beschadigingen
tot het linker- • Beschadigingen • Beschadigingen
van het • Beschadigingen bovenkwadrant
• Schaafwonden • Schaafwonden
abdomen • Schaafwonden • Schaafwonden
• Schaafwonden • Kneuzingen • Pijn aanvanke- • Kneuzingen
lijk minimaal, • Kneuzingen • Kneuzingen
• Kneuzingen • Open wonden • Open wonden
wordt in • Open wonden • Open wonden
• Open wonden
toenemende
mate erger

Darm- Hypoactief of Hypoactief of Hypoactief of Hypoactief of Hypoactief of Hypoactief of


geluiden afwezig afwezig afwezig afwezig afwezig afwezig

Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


• Gevoeligheid
• Gevoeligheid linkerboven-
rechterboven- kwadrant • Peritoneale • Oesofageaal: hals,
kwadrant • Pijn linker- irritatie, • Abdominale thorax, schouders
• Abdominale
• Spierrigiditeit schouder inclusief gevoeligheid of of abdomen
Palpatie gevoeligheid bij
loslaat- loslaat-
• Spasme • Spierrigiditeit diepe palpatie • Gastrisch: Pijn in
gevoeligheid en gevoeligheid
• Onwillekeurige • Spasme bescherming het epigastrio
bescherming • Onwillekeurige
bescherming

Percussie Dofheid Dofheid Dofheid Dofheid Dofheid Dofheid


Opmerking: CT betekent computertomografie; DPL/DPA, diagnostische peritoneale lavage/diagnostisch peritoneaal aspiraat; FAST, focused assessment with sonography for trauma (gericht sonografie-onderzoek voor
trauma) ; Hb en Ht, hemoglobine en hematocriet.
Tabel 12-3. Beoordeling, diagnostiek en uiteindelijke zorg specifieke abdominale letsels (vervolg)
Dikke darm en
Lever Milt Pancreas Dunne darm Maag en oesofagus
rectum

Herbeoordelingshulpmiddelen (diagnostiek)

• CT-scan met orale, • Abdominale


Röntgen- • Herhaalde • CT 80% • CT-scan intraveneuze röntgenopnames
opnamen CT-scan om gevoelig; kan en rectale • CT-scan
• Fracturen, ribben • DPL/DPA
en andere aanhoudende sprake zijn contrastmedia
9-12 • FAST (minst • DPL/DPA
diagnosti- bloeding te van gemiste
gevoelig) • DPL/DPA
sche tests beoordelen diagnose • FAST (minst
• Sigmoïdoscopie gevoelig)

• Amylase
Laborato- • Leverfuncties • Hb- en verhoogd, maar
riumonder- – – –
• Stollingsprofielen Ht-controle niet bepalend
zoek
voor diagnose

• Niet-operatieve • Niet-operatieve • Niet-operatieve • Niet-operatieve


Uiteinde- behandeling behandeling behandeling behandeling • Operatieve • Operatieve
lijke zorg • Operatieve • Operatieve • Operatieve • Operatieve behandeling behandeling
behandeling behandeling behandeling behandeling

Opmerking: CT betekent computertomografie; DPL/DPA, diagnostische peritoneale lavage/diagnostisch peritoneaal aspiraat; FAST, focused assessment with sonography for trauma (gericht sonografie-onderzoek voor
trauma) ; Hb en Ht, hemoglobine en hematocriet.

TNCC • Zevende druk


149
Percuteer: Algemene interventies voor alle patiënten
• Dofheid over solide organen, zoals de lever, met abdominaal en/of bekkentrauma
hyperresonantie over holle organen, zoals de maag. • Start met hemodynamische bewaking van patiënten
• Abnormale bevindingen. met een vermoedelijk trauma van het abdomen of het
◦◦ Dofheid in de holle organen, wat kan duiden op bekken.
vocht of een vaste massa. • Wees voorbereid op bloedtransfusies en
◦◦ Hyperresonantie, wat duidt op lucht over solide uitgebalanceerde volumeaanvulling. Zie Hoofdstuk 7:
organen. Shock voor meer informatie.
◦◦ Gevoeligheid bij percussie, wat een peritoneaal • Vermijd het inbrengen van een urinekatheter wanneer
teken is en verder onderzocht moet worden. er tekenen zijn van een urethraal letsel, zoals bloed
in de meatus of moeilijkheden bij het opvoeren van
Palpeer: de katheter. Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor
• Beiderzijdse femorale pulsaties voor aanwezigheid en aanvullende informatie.
symmetrie.
• Bekkenstabiliteit. Specifieke abdominale letsels
◦◦ Bij duidelijke bekkenfracturen kan het testen op In tabel 12-3 hieronder worden specifieke abdominale
stabiliteit worden uitgesteld. letsels beschreven.

◦◦ Lichte druk neerwaarts en mediaal op de bekken-


Letsel van de lever
kam levert aanwijzingen voor losse delen of
Door de grootte, locatie en vasculariteit is de lever het
instabiliteit.
orgaan in het abdomen dat het vaakst letsel oploopt door
◦◦ Oefen slechts eenmaal druk uit, aangezien gecombineerde stompe en penetrerende mechanismen.
beweging kan resulteren in verdere bloeding. Bij stomp trauma kan het orgaan scheuren door de
• Rectaal onderzoek. verhoogde abdominale druk. Een bloeding kan in het
kapsel rondom de lever opgesloten zitten, hetgeen
◦◦ Dit kan een hooggelegen prostaat aantonen. Een resulteert in een hematoom, of verstoring van het kapsel
klassieke presentatie van urethraal letsel bij mannen met een laceratie als gevolg. Het hematoom of de
is bloed in de meatus, een hooggelegen prostaat laceratie wordt geclassificeerd om de uitgebreidheid van
of een hematoom van het scrotum. Afwezigheid het letsel aan te geven (tabel 12-4). Graad I duidt op licht
van deze verschijnselen sluiten een urethraal letsel trauma en graad VI op het ernstigste trauma.
echter niet uit.

Tabel 12-4. Letselschaal lever


Graad Beschrijving letsel
• Hematomen: Subcapsulair en niet-uitbreidend; omvat < 10% van het oppervlaktegebied
I
• Laceraties: < 1 cm parenchymale diepte en niet-bloedend
• Hematomen: 10%–50% van het subcapsulaire oppervlak < 1 cm intraparenchymaal
II hematoom
• Laceraties: Kapselscheur met actieve bloeding; 1-3 cm lang
• Hematomen: > 50% oppervlaktegebied of actief bloedend; geruptureerd subcapsulair of
III parencymaal hematoom; intraparenchymaal hematoom > 10 cm of uitbreidend
• Laceraties: > 3 cm diep in het parenchym

• Geruptureerde parenchymale hematomen met actieve bloeding, of parenchymale verstoring


IV
van 25%–75% van een leverkwab

• Parenchymale verstoring van > 75% van een leverkwab


V
• Vasculair letsel van de retrohepatische cava of juxtahepatisch veneus letsel
VI • Hepatische avulsie met avulsie van vaatstructuren

150 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Onderzoeksbevindingen de evacuatie van grote hoeveelheden bloed met
• Ecchymose rondom de navel (Cullen’s sign) of in het hypovolemie als resultaat.
rechterbovenkwadrant.
• Gevoeligheid, spierspanning (défence musculaire) of Letsel van de milt
rigiditeit in het rechterbovenkwadrant. De milt heeft minimale elasticiteit en flexibiliteit.
In combinatie met de hoge vasculariteit zorgt dit ervoor
• Fracturen van rib 9 tot en met 12 aan de rechterzijde dat de milt het vaakst letsel oploopt door stomp trauma.
van het lichaam zijn een aanwijzing voor mogelijk Net als de lever is de milt een omkapseld orgaan dat
onderliggend letsel. kan scheuren bij een plotselinge, verhoogde abdominale
• Verhoogde uitslagen van leverfunctieonderzoek. druk. Miltletsels moeten worden vermoed bij patiënten
die een energieoverdracht of stoot aan de linkerzijde
Uiteindelijke zorg van het lichaam hebben opgelopen. Miltletsels worden
• Een niet-operatieve behandeling is de zorgnorm geclassificeerd als graad I voor het lichtste letsel tot en
voor hemodynamisch stabiele patiënten met stomp met graad V voor het ernstigste letsel (tabel 12-5).
leverletsel.
Onderzoeksbevindingen
◦◦ Patiënten met eeen hoge level leverletsel en een • Schaafwonden, kneuzingen, ecchymoses,
uitgebreid hemoperitoneum, of met extravasatie beschadigingen of open wonden in het linkerboven-
van contrastmiddel bij een CT-scan hoeven niet kwadrant
direct chirurgisch behandeld te worden. Deze
patiënten hebben een groter risico omdat zij een • Abdominale zwelling, asymmetrie, abnormale
niet-operatieve behandeling krijgen en worden contour en een gespannen buik
daarom frequent gemonitord door middel van • Gevoeligheid, spierspanning (défence musculaire) of
serieel abdominaal onderzoek. rigiditeit in het linkerbovenkwadrant
◦◦ Patiënten met extravasatie van contrastmiddel • Abdominale gevoeligheid in het linkerbovenkwadrant
kunnen worden behandeld met embolisatie via of pijn in de linkerschouder in rugligging of
interventionele radiologie. Trendelenburg-ligging
• Voor patiënten met penetrerend leverletsel en • Bevindingen na een CT-scan die kunnen duiden op
patiënten met stomp abdominaal trauma en tekenen miltletsel, zoals:
van hemodynamische instabiliteit is een operatie ◦◦ Hemoperitoneum: Gelokaliseerde vochtophopingen
geïndiceerd. Een passende vloeistofsuppletie en rondom de milt kunnen zeer suggestief zijn voor
interventie ter bevordering van hemostase zijn hemoperitoneum. Scheuren in de milt die gepaard
essentieel in de voorbereiding op een operatie. gaan met flink bloedverlies kunnen zorgen voor
De risico’s tijdens de operatie zijn verstoring van bloed door de gehele buik.
het natuurlijke tamponadeproces als gevolg van

Tabel 12-5. Letselschaal milt


Graad Beschrijving letsel

• Hematomen: Subcapsulair van < 10% van het oppervlaktegebied en niet-uitbreidend


I
• Beschadiging: Kapselscheuren van < 1 cm in parenchymale diepte en niet-bloedend
• Hematomen: Subcapsulair van 10%–50% van het oppervlaktegebied of een diameter van
II < 5 cm
• Beschadigingen: Kapselscheur van 1–3 cm in parenchymale diepte met actieve bloeding
• Hematomen: Meer dan 50% van het oppervlaktegebied en uitbreidend, of een geruptureerd
III subcapsulair of parenchymaal hematoom met actieve bloeding
• Beschadigingen: > 3 cm in het parenchym met actieve bloeding, of van de trabeculaire vaten

IV • Laceraties van de hilaire vaten waardoor uitgebreide devascularisatie ontstaat (> 25% milt)

V • Volledig verbrijzelde milt; hilair vasculair letsel met totale devascularisatie

TNCC • Zevende druk 151


◦◦ Hypodensiteit: Hypodichte gebieden zijn gebieden Postoperatieve overwegingen
met parenchymale verstoring, intraparenchymale Eén uniek postoperatief risico na een splenectomie is
hematomen, of subcapsulaire hematomen. pneumokokkensepsis. Het immuunsysteem dat aangetast
◦◦ Contrastmiddelverzadiging of extravasatie: is door verwijdering van de milt, heeft moeite met het
Contrastmiddelverzadigingen zijn hyperdichte vernietigen van omkapselde bacteriën, zoals Streptococcus
gebieden in de parenchyma van de milt als gevolg pneumonia, Neisseria meningitides en Haemophilus
van traumatische verstoring of een pseudoaneurysma influenza. Om die reden is vaccinatie tegen die bacteriën
van de miltvasculatuur. Actieve extravasatie noodzakelijk. Na een splenectomie wordt patiënten
van contrastmiddel is een aanwijzing voor een aangeraden jaarlijks een griepvaccinatie te nemen en elke
actieve bloeding en maakt een spoedinterventie vijf jaar een meningokokken- en pneumokokkenvaccinatie
noodzakelijk. (de aanvangsdosis kan worden toegediend voorafgaand
aan ontslag uit het ziekenhuis).
Uiteindelijke zorg
De behandeling van miltletsels gaat steeds meer richting Letsel van de pancreas
een niet-operatieve of conservatieve behandeling. Een Vanwege de locatie in de buikholte zal minder dan 10%
niet-operatieve behandeling omvat: van de patiënten met een pancreasletsel een enkelvoudig
• Voortdurende bewaking met abdominale onderzoeken letsel hebben. Pancreasletsels bij stomp trauma zijn het
en Hb- en Ht-onderzoek. gevolg van het knellen van de pancreas tussen de buikwand
en de wervelkolom, waardoor ook de verdenking op
• Frequente bewaking en OK-indicatie wanneer er
wervelkolomfracturen toeneemt. Patiënten met penetrerend
verschijnselen zijn van shock of wanneer er sprake is
pancreasletsel hebben vaak ook gelijktijdig letsel aan het
van veranderingen in het abdominale onderzoek.
duodenum.
Hoewel dit per instelling anders kan zijn, komen patiënten
Onderzoeksbevindingen
met de volgende parameters normaal gesproken in
• Serumamylaseconcentraties die na verloop van tijd
aanmerking voor observatie:
stijgen, kunnen duiden op een mogelijk pancreasletsel,
• Stabiele hemodynamische tekenen
maar dit is geen definitieve diagnose.
• Stabiele hemoglobineconcentratie in de komende
• Abdominale onderzoeken worden in combinatie met
12 tot 48 uur
de serumamylaseconcentraties uitgevoerd om een
• Minimale noodzaak voor bloedtransfusie pancreasletsel te kunnen bevestigen.
(≤ 2 eenheden)
◦◦ Lichte buikpijn en gevoeligheid nemen binnen
• Miltlaceratie graad I of II zonder aanwijzingen voor 48 uur na het letsel toe.
een verzadiging op de CT-scan
◦◦ Pijn in het epigastrio dat uitstraalt naar de rug.
• Jonger dan 55 jaar
◦◦ Abdominale gevoeligheid bij diepe palpatie.
• Alert en in staat feedback te geven tijdens het
◦◦ Toenemende of verslechterende rigiditeit van de
abdominale onderzoek
buikwandspieren, spasmen of onwillekeurige
spierspanning.
Overwegingen voor een operatieve behandeling zijn:
• In die gevallen waarbij patiënten significant letsel Uiteindelijke zorg
hebben van andere systemen, moet een operatieve • Niet-operatieve behandeling is een groeiende trend
interventie worden overwogen, zelfs wanneer er voor pancreasletsels. De behandeling bestaat uit
sprake is van de hiervoor genoemde bevindingen. nuchter blijven, voedingsondersteuning en CT-scans
• Een totale splenectomie kan geïndiceerd zijn voor met observatie.
patiënten die niet reageren op stabilisatiepogingen of • De vorming van pseudocysten kan worden behandeld
een ernstig miltletsel hebben. met percutane drainage.
• Voor stabiele patiënten wordt al het mogelijke gedaan • Letsel van de ductus pancreaticus kan optreden
om een deel of de gehele milt te sparen en kan een als gevolg van trauma. Letsel aan de ductus bij of
operatie variëren van het uitoefenen van directe distaal van de hals worden behandeld met een distale
druk en afdekken tot embolisatie tot splenorafie of pancreatectomie.
gedeeltelijke resectie van de milt.

152 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


• Complicaties als gevolg van pancreasletsel zijn ◦◦ Een diagnostische laparoscopie kan nuttig zijn voor
secundaire bloeding, pancreasfistel en abdominaal het inspecteren van de buikholte op lekkages en
abces. Verschijnselen en symptomen van infectie voor onderzoek van de darmlussen.
treden vaak zeven tot tien dagen na het letsel op en ◦◦ Het ophopen van grote vochtvolumes kan de darm
omvatten vaak koorts, verhoogde concentratie witte doen zwellen waardoor het niet mogelijk is de
bloedcellen, misselijkheid en braken. darmlussen terug te plaatsen in de peritoneale ruimte
en de buikwand na afloop van de operatie niet kan
Letsel van de dunne darm worden gesloten.
De kracht die op het abdomen wordt uitgeoefend door
de heupgordel drukt de dunne darm samen tussen de Letsel van de dikke darm
buikwand en de wervelkolom en kan een ruptuur van de Letsels van de dikke darm zijn het gevolg van
darm of hematoom veroorzaken, resulterend in oedeem penetrerende verwondingen of stomp trauma. Energie
van de darmwand met een verminderde lumendiameter, van een stomp trauma op de dikke darm kan resulteren in
waardoor de patiënt risico loopt op een obstructie. een ruptuur als gevolg van een plotselinge toename van
Plotselinge deceleratiekrachten kunnen de dunne darm intraluminale druk, losscheuring van aanhechtingspunten
losscheuren van de aanhechtingspunten; het meest op andere structuren, of avulsie van de buikwand.
voorkomende punt is het ligament van Treitz. Transverse
fracturen van de wervelkolom in het lumbale gebied, ook Retroperitoneale colonletsels, veroorzaakt door
wel Chance-fracturen genoemd, vergroten de verdenking penetrerend trauma van de rug, kunnen wel 24 uur
op dunnedarmletsel als gevolg van de kracht die nodig is of langer nodig hebben om zich te manifesteren als
om de fractuur te veroorzaken. De inhoud van de dunne abdominale gevoeligheid of voordat verschijnselen van
darm heeft een neutrale pH en is relatief steriel. Vanwege infectie ontstaan.
de minimale bacteriegroei en minimale lekkage van
inhoud na een penetrerend letsel, kunnen de klinische Onderzoeksbevindingen
bevindingen voor perforatie van de dunne darm pas later • Peritoneale irritatie
duidelijk worden.
• Hypovolemische shock
Onderzoeksbevindingen • Evisceratie van de darm
• Seatbelt sign of kneuzing van het abdomen door een
veiligheidsgordel. Uiteindelijke zorg
• Loslaatpijn en spierspanning. Wanneer er een significant letsel wordt aangetroffen,
kan de patiënt een primair darmherstel ondergaan of
• Spierspasmen of rigiditeit in het epigastrio of linker
een omleidende colostomie, afhankelijk van de ernst
bovenkwadrant.
van het letsel. Een omleidende colostomie kan na een
• Aanwezigheid van gal of voedselvezels bij diagnos- ongecompliceerde genezing van de darm binnen enkele
tische peritoneale lavage/diagnostisch peritoneaal weken worden gesloten.
aspiraat (DPL/DPA) van de hemodynamisch instabiele
patiënt waarvoor een laparotomie noodzakelijk is. Rectale letsels
• Een CT-scan levert informatie over de aanwezigheid Rectale letsels zijn vaak het gevolg van een penetrerend
van vrij vocht of lucht in de buikholte. letsel, zoals een kogel- of steekverwonding in het bekken-
of bilgebied. Rectale letsels komen niet vaak voor bij
• Tachycardie, hypotensie, verhoogde concentratie witte
stomp trauma. Directe tekenen van peritonitis komen vaak
bloedcellen, verhoogde serumamylase, of metabole
voor bij letsels van de anterieure en laterale rectumwand,
acidose wat kan duiden op een mogelijk gemist letsel
maar zijn vertraagd bij letsels van de posterieure wand van
van een hol ingewand.
het rectum.
Uiteindelijke zorg Onderzoeksbevindingen
• Een niet-operatieve behandeling omvat frequente • Bloeding vanuit en rondom het rectum
abdominale onderzoeken.
• Hematoom van het scrotum
• Een operatieve behandeling vindt plaats bij
patiënten met verschijnselen van peritonitis of die • Vreemde voorwerpen
hemodynamisch instabiel zijn.

TNCC • Zevende druk 153


Uiteindelijke zorg Specifieke letsels van de bekkenholte en het
Een sigmoïdoscopie wordt gebruikt voor het diagnosticeren bekken
van rectale letsels, maar zal mogelijk een letsel in een
Voortplantingsorganen
niet-geprepareerde darm niet constateren. Het is een nuttig
Hoewel letsels van de voortplantingsorganen niet
hulpmiddel bij het verwijderen van vreemde voorwerpen
levensbedreigend zijn voor de niet-zwangere patiënt,
uit het rectum. Rectale letsels worden vaak behandeld met
kunnen deze wel een significant verlies en crisis vormen
een colostomie en een distale rectale spoeling.
voor de patiënt en de partner. Genitaal trauma wordt
gezien bij letsels van het perineum, het bekken, de blaas,
Gastrische en oesofageale letsels de penis, de vagina of het rectum. Normaal gesproken
Letsels van de maag treden op bij 20% van de patiënten geeft een operatie een goed resultaat; letsels van de
met een penetrerend letsel van het abdomen. Bij stomp uitwendige geslachtsorganen kunnen worden behandeld
trauma heeft slechts 1% van de patiënten een maag- met drukverband en wondspoeling om het weefsel
perforatie. Aangezien er een significante kracht nodig is levensvatbaar te houden.
om de maag te ruptureren, zal de traumaverpleegkundige
mogelijk andere letsels identificeren. Letsel aan de Mannelijke geslachtsorganen
oesophagus komt het meeste voor in de cervicale en De testes worden meestal gespaard van letsel vanwege
thoracale gebieden. de mobiliteit en het harde omhullende kapsel; een
directe stoot op de testes kan echter wel resulteren in een
Onderzoeksbevindingen kneuzing of ruptuur. Letsel van het scrotum kan resulteren
• Gevoeligheid, spierspanning of rigiditeit. in avulsieletsel met weefselverlies. Een trauma van de
◦◦ Komt voornamelijk voor in het epigastrio voor penis kan het gevolg zijn van stomp letsel, strangulatie,
maagletsels. penetrerend letsel of amputatie. Een penisfractuur is het
◦◦ Voor oesofageale letsels: pijn die uitstraalt naar de resultaat van trauma waarbij de tunica albuginea scheurt
hals, thorax, schouders of door het gehele abdomen. met bloeding en hematoomvorming tot gevolg. Urethraal
letsel wordt gezien bij 10% tot 30% van de penisfracturen.
• Bloederige drainage uit een neus- of maagsonde kan Vreemde voorwerpen of afklemming door menselijk
duiden op een maagletsel. haar kunnen resulteren in strangulatieletsel. In 22% van
de gevallen van penetrerend letsel is de urethra erbij
Uiteindelijke zorg
betrokken. Amputatie van de penis kan een vergaande
Maagletsels moeten operatief worden behandeld.
psychologische impact hebben, naast het fysieke letsel,
en vraagt om behandeling door een team van urologen,
plastisch chirurgen en psychiaters voor het leren omgaan
met het restletsel.

Tabel 12-6. Patronen van bekkenfracturen


Patroon Fracturen

• Laterale
compressie • Anterieure-posterieure compressie
• Verticale afscheuring
Patroon • Gesloten • Open boek
• Frequentie 5%–15%
• Frequentie • Frequentie 15%–20%
60%–70%

• Botsing auto vs. voetganger


• Ongeval met • Ongeval met motorfiets
Mechanisme • Val van hoogte
motorvoertuig • Beknellingsletsel
• Val van hoogte

154 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Vrouwelijke geslachtsorganen moet een bekkenfractuur of vaginale beschadiging worden
Letsel van de vrouwelijke voortplantingsorganen is vaak beschouwd als mogelijk gelijktijdig optredend letsel.
het gevolg van een spreidzitongeval, bekkenfractuur,
ongevallen met motorvoertuigen, seksueel geweld en Onderzoeksbevindingen
ongevallen met motorisch aangedreven vaartuigen, • Aandrang tot urineren zonder het vermogen urine te
of penetrerend letsel. Letsel na een spreidzitongeval kunnen lozen
of seksueel geweld kan leiden tot de vorming van een • Bloed in de meatus
hematoom. Een bekkenfractuur kan vaginale en perineale
beschadigingen veroorzaken. Vaginascheuren kunnen het • Loslaatpijn in het suprapubische gebied
gevolg zijn van ongevallen met een vaartuig waarbij water • Verplaatsing van de prostaatklier, ook wel een
onder druk de zwemkleding binnendringt. Dergelijke hooggelegen prostaat genoemd
letsels kunnen zich uitbreiden tot de intra-abdominale,
perianale of perineale gebieden. Penetrerend trauma kan Uiteindelijke zorg
de baarmoeder, ovaria of eileiders beschadigen. De uiteindelijke zorg wordt bepaald aan de hand van de
uitgebreidheid van het letsel. Wanneer er sprake is van een
Letsel van de blaas en ureter bekkenfractuur moeten een urologisch en orthopedisch
Een stompe kracht die sterk genoeg is om de blaas te doen consult worden aangevraagd. Extraperitoneale blaasletsels
scheuren, kan ook andere letsels veroorzaken, zoals een worden behandeld met urethrale of suprapubische
bekkenfractuur. Een geruptureerde volle blaas kan urine katheterdrainage, terwijl intraperitoneaal blaasletsel
lekken in het omringende bekkenweefsel, de vulva of het operatief behandeld moet worden om het meerlagige letsel
scrotum. Een extraperitoneale ruptuur omvat letsels onder te sluiten.
het bekkenperitoneum, terwijl bij een intraperitoneale
ruptuur het bekkenperitoneum is betrokken. Letsel in de bilstreek
Penetrerend letsel in dit gebied wordt gerelateerd aan een
De mannelijke urethra is onderverdeeld in twee segmenten: 50%-incidentie van significante intra-abdominale letsels,
posterieur en anterieur. Letsels van het posterieure segment waaronder bepaalde rectale letsels.
worden vaak gezien bij bekkenfracturen, terwijl anterieure
letsels in verband worden gebracht met spreidzittrauma. Bekkenfracturen
Urethraal letsel bij vrouwen is meestal het gevolg van het Er zijn drie belangrijke letselpatronen die resulteren in
losscheuren van de urethra van de blaashals. Bij vrouwen bekkenfracturen (tabel 12-6). Bekkenfracturen worden
vaak geclassificeerd als stabiel of instabiel:
• Bij stabiele fracturen is de bekkenring niet betrokken
of is de bekkenring minimaal verplaatst.
Afbeelding 12-2. Gebruik van een
bekkenstabilisator • Bij een instabiele fractuur is er sprake van twee
of meer fracturen van de bekkenring met een
buitenwaarts gerichte rotatie.
Instabiele bekkenfracturen vergroten het volume van de
bekkenholte en kunnen levensbedreigend zijn wanneer
er sprake is van groot bloedverlies en/of letsel van het
genito-urinaire systeem. De bloeding kan het resultaat
zijn van gescheurde venen of arteriën of van de fractuur
zelf. Verstoring van de vena iliolumbalis veroorzaakt bij
60% van de patiënten met een instabiele bekkenfractuur
een bloeding. Posterieure fracturen veroorzaken vaker een
bloeding dan anterieure fracturen. Een bloeding kan groot
genoeg zijn om een hypovolemische shock te veroorzaken,
en mogelijk moet de patiënt een massale bloedtransfusie
hebben. Bekkenfracturen kunnen open of gesloten zijn,
waarbij open bekkenfracturen een aanzienlijk hogere
mortaliteit hebben.

TNCC • Zevende druk 155


Onderzoeksbevindingen wanneer er sprake is van stomp letsel van de flank,
• Verkorting van het been deceleratiekracht en een val van hoogte. Penetrerend
• Externe rotatie van het been trauma van de flank, het bekken en onderste helft van de
thorax is ook verdacht voor niertrauma.
• Bloed in de meatus of hematurie
• Bekkeninstabiliteit en/of pijn Onderzoeksbevindingen
• Het teken van Grey-Turner, dit is ecchymose van de
• Onverklaarde hypotensie of aanwijzingen voor
flank ter hoogte van de 11e en 12e rib.
hypovolemische shock
• Hematurie: Komt vaak voor, maar afwezigheid ervan
Uiteindelijke zorg sluit nierletsel niet uit.
Voor de behandeling van de patiënt met een ernstige • Gevoeligheid van de flank, gevoeligheid van de
en/of open bekkenfractuur met bloedingen zijn veel costovertebrale hoek of voelbare massa in de flank.
hulpmiddelen nodig. Overweeg een vroegtijdige
overplaatsing naar een traumacentrum. • Structurele schade of lekkage van contrastmiddel
• Interne rotatie van de onderste ledematen kan het tijdens een intraveneus pyelogram (IVP).
bekken helpen stabiliseren. Dit wordt toegepast ◦◦ Wanneer de patiënt hemodynamisch instabiel is en
in combinatie met bepaalde externe bekken- niet naar de CT-ruimte kan worden overgebracht,
stabilisatiemiddelen, zoals hieronder beschreven. kan een IVP met enkel infuus in de traumakamer
• Een gevouwen laken rondom het bekken dat aan de worden uitgevoerd, gevolgd door een volledig
voorzijde van de patiënt wordt samengeklemd of onderzoek zodra de patiënt stabiel is.
vastgemaakt, of een commercieel verkrijgbare band • Een positieve urinestick voor microscopisch bloed of
kan het bekken uitlijnen, een bloeding controleren en leukocytesterase.
het comfort van de patiënt verbeteren. • Abnormale of verhoogde concentratie ureum en
◦◦ In bepaalde vakliteratuur wordt geadviseerd creatinine.
bekkenbanden of sluitlakens aan te brengen ter
hoogte van de trochanter major en de symphysis Uiteindelijke zorg
pubica (afb. 12-2). De behandeling is afhankelijk van de ernst van het
letsel. Circa 90% van de nierletsels is licht en behoeft
Nierletsels geen chirurgische interventie. Wees voorbereid op een
Nierletsels worden onderverdeeld in vijf klassen, met nefrologisch consult voor de ernstiger nierletsels. Een
graad I als licht en graad V als ernstig (tabel 12-7). ischemische nier moet binnen 12 uur geopereerd worden
Nierletsels treden op bij 10% van de patiënten met om deze te redden.
abdominaal trauma. Wees uiterst alert op nierletsels

Tabel 12-7. Letselschaal nieren


Graad Beschrijving letsel
• Kneuzing: Microscopische of duidelijke hematurie kan aanwezig zijn, maar urologisch
I onderzoek is normaal
• Hematoom: Subcapsulair, niet-uitbreidend zonder parenchymale laceratie
• Hematoom: Niet-uitbreidend perirenaal hematoom beperkt tot het renale retroperitoneum
II
• Beschadiging: > 1 cm diepte van de renale cortex zonder urinaire extravasatie

• Beschadiging: > 1 cm in parenchymale diepte van de renale cortex zonder ruptuur van het
III
opvangsysteem of urinaire extravasatie

• Beschadigingen die zich uitbreiden door de cortex, medulla en het opvangsysteem


IV
• Vasculaire letsels van de renale hoofdarterie of -vene met een beperkte bloeding

• Volledig verbrijzelde nier


V
• Vasculair letsel met avulsie van het renale hilum, waardoor de nier devasculariseert

156 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Afbeelding 12-3. Gerichte beoordeling met Beeldvormingsonderzoek
sonografie voor trauma Röntgenopnames van de thorax, het abdomen en het
bekken zijn goedkoop, eenvoudig en worden normaal
gesproken op bed gemaakt. Het interpreteren van
diagnostische procedures kan echter lastig zijn en mogelijk
moeten de onderzoeken worden herhaald of moeten
andere onderzoeken worden uitgevoerd. Het gebruik van
röntgenopnames kan beperkt zijn, bijvoorbeeld door de
positie van de patiënt, de omvang van het lichaam, of de
techniek van de laborant:
• Een staande röntgenopname van de thorax kan worden
gebruikt om een maagperforatie vast te stellen.
• Een röntgenopname van het abdomen of het bekken
kan worden gemaakt om een ingesloten vreemd
voorwerp of separatie van darmlussen door vocht of
lucht vast te stellen, of om de oorzaak te bepalen van
bloedverlies.
• Een röntgenopname van het abdomen kan vrije lucht
aantonen, wat een aanwijzing is voor geperforeerde
viscera.

Beeldonderzoek voor blaas- en urethraletsel omvat het


volgende:
• CT-cystogram voor het diagnosticeren van een
intraperitoneale of extraperitoneale blaasruptuur.
Via de urinekatheter wordt een contrastmiddel
Vier locaties worden bekeken met het FAST-onderzoek.
ingebracht, gevolgd door een CT-scan.
• Een urethrogram wordt normaal gesproken uitgevoerd
Aanvullend onderzoek voor abdominaal en
voorafgaand aan het inbrengen van een urinekatheter
bekkentrauma
wanneer een urethraal letsel wordt vermoed.
Laboratoriumonderzoek Een contrastmiddel wordt via de meatus in de urethra
Voor het diagnosticeren van abdominaal en bekkentrauma ingebracht. Wanneer contrastmiddel in de blaas wordt
worden de volgende laboratoriumonderzoeken uitgevoerd: gezien, duidt dit op een juiste vulling. Lekkage vanuit
• Leverfunctieonderzoek om de omvang van het letsel de urethra duidt op een urethrale verstoring.
van de lever te bepalen
• Stollingstijd om de leverfunctie en de ontwikkeling FAST-onderzoek
van gedessemineerde intravasale stolling te FAST is een draagbaar echoapparaat dat een uitstekende
beoordelen gevoeligheid heeft voor het identificeren van intra-
• Serumamylase voor een vermoeden van pancreasletsel abdominaal bloed of vocht (afb. 12-3). Er wordt een
echosonde op de blaas, lever en het miltgebied geplaatst
• Urine-onderzoek voor de aanwezigheid van bloed of om te zien of er vocht aanwezig is.
leukocytesterase • Wanneer er 1 l vocht (bloed) in het peritoneum
• Zwangerschapstest in urine bij vrouwen in de aanwezig is, kan het FAST-onderzoek 90% tot 100%
vruchtbare leeftijd gevoelig zijn.
• Onderzoek van de maaginhoud op aanwezigheid van • Wanneer het volume minder is dan 400 ml, wordt dit
bloed maar zelden herkend door de onderzoeker.
• Onderzoek van de ontlasting op aanwezigheid van • Een negatief FAST-onderzoek sluit letsel niet uit en
bloed aanvullende FAST-onderzoeken of CT-scans kunnen
nodig zijn.
• Een positief FAST-onderzoek duidt op vocht in het
abdomen en een operatie kan geïndiceerd zijn.

TNCC • Zevende druk 157


• Een FAST-onderzoek is niet zo gevoelig als een CT- • Voor het identificeren van abdominale letsels kan een
scan of DPL wanneer het gaat om letsel van de maag contrastmiddel noodzakelijk zijn.
of dunne darm. ◦◦ Een intraveneus (IV) contrastmiddel is vereist voor
• Een FAST-onderzoek is beperkt wanneer het gaat om het nauwkeurig identificeren van letsel van een
letsel van structuren in de retroperitoneale ruimte. solide orgaan op een CT-scan.
De voordelen van een FAST-onderzoek zijn dat er geen ◦◦ Een oraal contrastmiddel is nuttig voor het
straling aan te pas komt en het niet invasief is, dus beoordelen van letsel van holle organen. Dit moet
de patiënt wordt niet blootgesteld aan straling of een echter 30 minuten voorafgaand aan de CT-scan
infectierisico. De beperkingen van het FAST-onderzoek worden toegediend, zodat dit middel ook de dunne
zijn het onvermogen retroperitoneale bloedingen en letsel darm bekleedt.
van holle organen te constateren. Om FAST met succes ◦◦ Voor het diagnosticeren van colonletsels wordt
te kunnen gebruiken, moet de gebruiker opgeleid en een CT-scan met oraal, intraveneus en rectaal
praktisch getraind zijn om consistentie, nauwkeurigheid en contrastmiddel gebruikt.
competentie te waarborgen.
• CT-beeldvorming wordt niet gebruikt voor
CT-scan hemodynamisch instabiele patiënten, omdat voor het
Een abdominale CT-scan is het meest gebruikte diagnos- tijdig identificeren van de oorzaak van bloeding en
tische onderzoek voor de hemodynamisch stabiele trauma- embolisatie een chirurgische exploratie of angiografie
patiënt met stomp letsel. geïndiceerd is.
• Met een abdominale CT-scan kan een hemoperotineum
worden vastgesteld en kan de omvang van orgaan- Angiografie
letsel, wervelkolom- en bekkenfracturen en vasculair Voor een angiografie wordt een laag-osmolair contrast-
letsel worden bepaald. middel geïnjecteerd om te controleren of er sprake is van
scheuren of lekkages in de vasculatuur. Angiografie is een
• Een CT-scan zal niet direct een letsel van de holle nuttige behandeling gebleken voor het niet-chirurgisch
organen openbaren, maar wel vrije lucht, verdikking behandelen van stomp en penetrerend letsel van vaste
van de darmwand, extravasatie van contrastmiddel, organen en vaatletsel.
intraperitoneaal vocht bij afwezigheid van letsel van • Het selecteren van patiënten voor angiografie is
solide organen, en strengvorming van mesenterisch gebaseerd op fysieke bevindingen en
vet aantonen. CT-beeldvorming.
• Een CT-scan wordt minder vaak gebruikt voor • Goede kandidaten voor angiografie zijn
penetrerend trauma vanwege de mindere gevoeligheid hemodynamisch stabiele patiënten zonder peritoneale
voor het diagnosticeren van holle orgaanletsels en verschijnselen, maar met aanwijzingen in de CT-scan
retroperitoneale bloedingen. voor letsel van vaste organen.
◦◦ Penetrerend trauma in combinatie met een vorm • De risico’s die in verband worden gebracht met
van hematurie vraagt normaal gesproken om een angiografie zijn bijwerkingen van het contrastmiddel
CT-scan. en door het contrastmiddel geïnduceerde nefropathie.
• Abdominale CT-scans hebben een gevoeligheid van
80% voor het diagnosticeren van pancreasletsels. Embolisatie om bloedingen in vaste organen of bloedvaten
Dit wordt beschouwd als laag. te stoppen is een interventionele radiologieprocedure
waardoor hemostase kan worden verkregen zonder
◦◦ Vanwege de goed beschermde locatie van de
chirurgische interventie. Ballonkatheters worden tijdelijk
pancreas kan een diagnose laat of niet worden
in arteriën ingebracht om verdere bloeding te voorkomen
gesteld. Patiënten met een aanvankelijk negatieve
en perfusie van organen in stand te houden. Een microcoil,
CT-scan, maar aanhoudende buikpijn, koorts of
zoals gelfoam, wordt via een microkatheter ingebracht op
verhoogde amylaseconcentratie moeten mogelijk
de plaats van de bloeding om het bloedvat te emboliseren.
nogmaals worden gescand. Ophoping van lucht en
Wanneer de bloeding niet stopt, kan een grotere coil of
vocht na verloop van tijd kunnen de bevindingen op
occluderend hulpmiddel nodig zijn.
een herhaalde CT-scan wijzigen, hetgeen kan helpen
bij het diagnosticeren van een pancreasletsel.
• Een CT-scan is nuttig voor het vaststellen van een
miltletsel.

158 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Embolisatie wordt ook gebruikt om bloedende arteriën te Specifieke verpleegkundige overwegingen zijn:
controleren en de noodzaak voor chirurgische interventie • CT-scan
te reduceren. Het wordt vaak gebruikt voor patiënten met ◦◦ Dien oraal contrastmiddel toe, indien geïndiceerd,
een bekkenfractuur als beste optie voor een uiteindelijke en controleer op aspiratie na toediening van het
behandeling van bekkenbloedingen. contrastmiddel.
··Neem het bewustzijnsniveau van de patiënt en
Diagnostisch peritoneaal aspiraat/diagnostische
peritoneale lavage het aspiratierisico in overweging wanneer oraal
Een DPL/DPA wordt geadviseerd voor hemodynamisch contrastmiddel moet worden toegediend.
instabiele patiënten, voor patiënten die te instabiel zijn ··Vereisten voor toediening van oraal en intraveneus
voor transport naar de CT-ruimte, of voor patiënten contrastmedium voor CT-beeldvorming variëren
waarvoor abdominaal onderzoek niet mogelijk is. De per instelling, dus zorg dat je op de hoogte bent
gevoeligheid van deze procedures is extreem hoog, van het beleid in de eigen instelling.
bijna 100%, maar het is invasief en kan resulteren in een
◦◦ Bereid de patiënt voor op overbrenging vanuit de
onnodige chirurgische interventie, omdat een operatie niet
trauma-opvangruimte naar de CT-ruimte en bewaak
altijd geïndiceerd is voor een intra-abdominale bloeding.
de patiënt in de CT-ruimte.
Deze procedure vraagt om een ervaren behandelaar en
wanneer een CT-scan en/of echoapparaat voorhanden zijn, ◦◦ Het profylactisch toedienen van N-acetylcysteïne
wordt deze behandelingsaanvulling niet vaak gebruikt. aan patiënten met een serumcreatininewaarde van
Een andere beperking van DPL/DPA is dat het wel een meer dan 110 mmol/l die een contrast-CT-scan
bloeding detecteert, maar niet aangeeft om welk orgaan ondergaan, samen met hydratie, kan het risico op
of structuur het gaat. Momenteel neemt het gebruik van door het contrastmiddel geïnduceerde nefropathie
DPL/DPA af en het gebruik van FAST en CT-scan toe. Een verkleinen.
DPL/DPA kan nuttig zijn voor instabiele patiënten met een • FAST-onderzoek
onduidelijk FAST-onderzoek.
◦◦ Aangezien de identificatie en gevoeligheid van het
• De aanwezigheid van feces duidt op een mogelijke
bekkenbeeld toeneemt wanneer de blaas is uitgezet,
noodzaak voor chirurgische interventie.
wordt een FAST-onderzoek uitgevoerd voorafgaand
• De aanwezigheid van gal of voedselvezels tijdens aan plaatsing van een urinekatheter, mits dit
DPL/DPA is een aanwijzing voor onmiddellijke gecontra-indiceerd is.
chirurgische exploratie.
◦◦ Een transducergel op waterbasis moet voorhanden
zijn.
De procedure
Tijdens de DPA wordt een kleine incisie in de middellijn • DPL/DPA
onder de navel gemaakt, wordt een katheter ingebracht, ◦◦ Voorafgaand aan de procedure brengt de trauma-
een aspiraat genomen en wanneer er 10 ml of meer totaal verpleegkundige een urinekatheter in om de blaas
bloed is geaspireerd, wordt dit beschouwd als positief en te ontlasten, en een maagsonde om de maag te
wordt de procedure beëindigd. Wanneer er geen bloed ontlasten.
wordt geaspireerd, wordt er een DPL uitgevoerd met
◦◦ Monsters kunnen naar het lab worden gestuurd voor
een infusie van één liter vloeistof welke vervolgens weer
analyse van de inhoud en een celtelling.
wordt gedraineerd in een lege container door deze onder
het niveau van de patiënt te houden. Een DPL is positief ◦◦ Het is noodzakelijk patiënten voortdurend te
wanneer er rode bloedcellen aanwezig zijn in de weer bewaken voor complicaties zoals een perforatie.
opgevangen irrigatievloeistof van ten minste 1000 ml. • Angiografie
◦◦ Bereid de patiënt voor op transport naar de
Specifieke verpleegkundige overwegingen voor de
traumapatiënt die radiologisch onderzoek ondergaat interventie-radiologieafdeling en bewaak de patiënt
Het is belangrijk om metalen voorwerpen, bijv. ritsen in de radiologieruimte en controleer op bijwerkingen
of piercings, te verwijderen om het röntgenbeeld te van het contrastmiddel.
optimaliseren en letsel bij de patiënt te voorkomen. De ◦◦ Controleer de toegangslocatie op tekenen van
verpleegkundige bewaakt de conditie van de patiënt postprocedurele bloeding.
tijdens bewegingen en manipulaties voor het onderzoek.

TNCC • Zevende druk 159


Herbeoordeling en posttraumazorg Samenvatting
Het beoordelen en identificeren van abdominale en Abdominaal en bekkentrauma kan het resultaat zijn van
bekkenletsels kan lastig zijn omdat patiënten niet stomp of penetrerend trauma. Solide organen, inclusief de
altijd direct pijn of een duidelijk letsel hebben. Een milt, lever en pancreas, worden vaker verwond door stomp
voortdurende evaluatie en continue beoordeling is trauma. Holle organen, zoals de dunne en dikke darm,
noodzakelijk. Het kan wel een paar uur duren voordat worden vaker verwond door penetrerende mechanismen.
ecchymose duidelijk wordt, en peritoneale verschijnselen, Subtiele bevindingen die voor verschillende abdominale
zoals buikpijn bij palpatie, kunnen wel 24 uur na het en bekkenletsels hetzelfde zijn, maken frequente,
aanvankelijke letsel uitblijven. Voortdurende, frequente onderzoeken noodzakelijk om wijzigingen te kunnen
en systematische beoordelingen zijn essentieel voor het vaststellen.
identificeren van mogelijk gemiste letsels. Dit zijn onder
andere: De benige structuren van het bekken worden vaker
• Beoordelingen in het primaire onderzoek verwond door stomp trauma. Het bekken kan de bron
• Bewaking van vitale functies voor ongecontroleerde zijn van een significante bloeding met een verhoogde
bloeding en shock mortaliteit als resultaat. Patiënten die hemodynamisch
instabiel zijn, moeten nauwgezet worden bewaakt voor
• Beoordeling van de pijn bekkenbloedingen en andere bloedingen. Een bloeding
• Frequente herevaluatie van vastgestelde letsels en als gevolg van gelijktijdig ander letsel draagt ook bij
abdominale onderzoeken om aanvullende letsels te aan het risico op verhoogde mortaliteit. Een directe
beoordelen uiteindelijke behandeling is van essentieel belang voor de
• Volgen van de bijbehorende laboratoriumonderzoeken mortaliteit als gevolg van ernstige bekkenbloedingen. Een
indien nodig voor een niet-operatieve behandeling vroegtijdige interventie door verpleegkundigen omvat het
snel toedienen van bloedproducten om het bloedverlies
op te vangen, en controle van andere bloedingen. Het is
belangrijk dat traumaverpleegkundigen alert blijven in
de bewaking van deze patiënten om eventuele levens-
bedreigende situaties voor de circulatie en perfusie te
identificeren en te corrigeren.

160 Hoofdstuk 12 • Abdominaal en bekkentrauma


Hoofdstuk 13 • Trauma van het
ruggenmerg en de wervelkolom
Melanie Crowley, MSN, RN, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De ongevalsmechanismen beschrijven voor trauma van het ruggenmerg en/of de wervelkolom.
2. De pathofysiologische veranderingen beschrijven die dienen als basis voor de beoordeling van de
traumapatiënt met letsel van het ruggenmerg en/of de wervelkolom.
3. De verpleegkundige beoordeling van de traumapatiënt met letsel van het ruggenmerg en/of de wervelkolom
demonstreren.
4. De juiste interventies voor de traumapatiënt met letsel van het ruggenmerg en/of de wervelkolom plannen.
5. De effectiviteit van de verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt met letsel van het ruggenmerg
en/of de wervelkolom beoordelen.

Inleiding Afbeelding 13-1. Dwarsdoorsnede van het


Voor inzicht in de anatomische afwijkingen en ruggenmerg
pathofysiologische processen die het gevolg kunnen
zijn van trauma is een basale kennis van de anatomie Cornu dorsale
Radix dorsalis Fasciculus dorsolateralis
en fysiologie noodzakelijk. Voor je dit hoofdstuk leest, Funiculi dorsales Funiculus lateralis
raden we je nadrukkelijk aan het volgende materiaal door
te nemen. Dit materiaal wordt niet behandeld tijdens de Funiculus lateralis
I
II
lessen en niet direct getest, maar kan als basis dienen voor III
Centrale IV
testvragen en skillbeoordelingsstappen. kanaal
V
VI
Cornu
laterale
Anatomie en fysiologie van het ruggenmerg Columna
intermedia
VII

en de wervelkolom Cornu
ventrale
IX
Ruggenmerg Radix ventralis Sulcus VIII
Funiculus ventralis medianus
Het ruggenmerg vormt de verbindingsstructuur tussen het ventralis Funiculus ventralis

lichaam en de hersenen. Het ontspringt in de hersenstam, Schematische tekening van de cytoarchitecturale laminatie van het onderste
strekt zich uit door het foramen magnum en daalt af tot de cervicale deel van het menselijke ruggenmerg.
tweede lumbale wervel. Het ruggenmerg van een volwas-
sene is 40 tot 50 cm lang en en heeft een diameter van is onderverdeeld in drie gekoppelde hoornen: de ventrale
1 tot 1,5 cm. Het is verantwoordelijk voor de tweeweg- (anterior), de intermediolaterale en de dorsale (posterior)
communicatie tussen de hersenen en het perifere zenuw- hoorn. De hoornen van het ruggenmerg zijn verantwoor-
stelsel. Van beide zijden ontspringen twee opeenvolgende delijk voor de vrijwillige motorische activiteiten. De
rijen zenuwwortels: de dorsale wortel en de ventrale ventrale hoorn levert de motorische componenten van de
wortel. Deze zenuwwortels komen distaal bij elkaar waar spinale zenuwen. De intermediolaterale hoorn bevat de
ze 31 paar spinale zenuwen vormen. Het uiteinde van het preganglionaire sympathische vezels van de thoracale,
ruggenmerg, de conus medullaris, is kegelvormig. De lumbale en sacrale wervelkolom. De dorsale hoorn bevat
spinale zenuwen gaan vanuit de conus medullaris verder perifere sensorische neuronen. Rondom de grijze stof zit
en vormen een zenuwbundel, de cauda equina. de witte stof, welke bestaat uit gemyeliniseerde zenuw-
vezels en drie kolommen vormt: de anterieure, de laterale
Het ruggenmerg is onderverdeeld in het cervicale, en de posterieure kolom. Elke kolom bevat stijgende
thoracale, lumbale en sacrale deel. In een dwarsdoorsnede sensorische banen die prikkels langs het ruggenmerg naar
heeft het ruggenmerg een vlinder- of H-vormige kern de hersenen geleiden en dalende motorische banen die de
(afb. 13-1). Het bevat een centrale massa grijze stof die motorische prikkels langs het ruggenmerg geleiden.

TNCC • Zevende druk 161


Motorische functie Afbeelding 13-2. Corticospinale banen
Prikkels worden tussen de hersenen en het ruggenmerg
via de bovenste motorische neuronen geleid. De bovenste
motorische neuronen vormen twee belangrijke systemen:
de corticospinale baan (afb. 13-2), verantwoordelijk
voor de fijne motoriek, en de extracorticospinale baan,
verantwoordelijk voor de grove motoriek (tabel 13-1).
De bovenste motorische neuronen kruisen bij de medulla
van de hersenstam naar de andere kant en dalen in de
corticospinale baan. Dit is de reden voor bewegingsverlies
aan de contralaterale zijde van een hoofdletsel. Sommige
vezels dalen via de witte stof aan dezelfde zijde en
kruisen bij specifieke ruggenmergsegmenten met uitval
van beweging aan dezelfde zijde als gevolg. Impulsen
die ontspringen in de bovenste motorische neuronen
worden naar de onderste motorische neuronen in het
ruggenmerg geleid en innerveren de skeletspiergroepen.
De cervicale zenuwvezels van de corticospinale baan,
in het centrale deel van de ventrale hoorn, innerveren de
bovenste extremiteiten. De sacrale zenuwvezels van de
corticospinale baan, in het perifere deel van de ventrale
hoorn, innerveren de onderste extremiteiten.

Sensorische functie
Sensorische banen zijn ook die prikkelroutes die kunnen
worden gecombineerd tot spinale reflexbogen (sensorisch)
of die naar hogere centra in de hersenen worden gestuurd
voor interpretatie (corticaal).

De reflexboog
behoeden voor een val). De reflexboog is het enige deel
De reflexboog is een stimulus/respons-mechanisme dat
van de neurale baan met terugtrekkingsresponsen. De
geen stijgende of dalende ruggenmergbanen naar de
stimulus blijft langs de spinothalamische baan omhoog
cerebrale cortex nodig heeft om te kunnen functioneren.
gaan naar de cortex en registreert pijn of disbalans. De
Voorbeelden van reflexbogen zijn diepe peesreflexen
essentiële structuren van de reflexboog zijn:
(patellareflex) en de terugtrekkingsreflex ter voorkoming
• Receptor (zintuigorgaan, cutaan eindorgaan, of
van fysiek letsel (reflexief terugtrekken van een heet
neuromusculaire synaps)
oppervlak voordat pijn wordt geregistreerd, of zichzelf

Tabel 13-1. Banen motorische en sensorische spinale zenuwen


Locatie in het
Zenuwbanen Oorsprong Functie
ruggenmerg

Dalende banen
Corticospinaal Cerebrale cortex Vrijwillig motorisch Anterolateraal
(piramidaal)

• Pijn
Stijgende banen Sensorische receptoren
• Temperatuur Anterolateraal
Spinothalamisch door het gehele lichaam
• Grove aanraking

• Proprioceptie
Posterieure Sensorische receptoren
• Fijne aanraking Posterieur (dorsaal)
(dorsale) banen door het gehele lichaam
• Tweepunten-uitsluiting

162 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


• Afferent (sensorisch) neuron Afbeelding 13-3. Dermatomen
• Associatief (interneuron) neuron
• Efferent (motorisch) neuron
• Effectorneuron (spier, pees, of klier die de respons
produceert)
Een anatomisch en fysiologisch intacte reflexboog
functioneert zelfs nog wanneer de ruggenmergfunctie
boven het reflexniveau is verstoord.

Corticale sensatie
Corticale sensatie omvat eenvoudige sensatie en diepe
sensatie. Pijn, aanraking en temperatuur zijn bekende
sensaties, omdat deze specifieke sensorische organen
hebben, zoals de huid. Informatie van de algemene
somatische receptoren in de huid wordt via dunne
vezels van de spinale zenuwen naar de dorsale hoorn
van de grijze stof in het ruggenmerg geleid. Pijn- en
temperatuurvezels komen het ruggenmerg binnen,
verplaatsen zich binnen één tot twee spinale segmenten
en kruisen dan naar de andere kant alvorens op te stijgen
in de spinothalamische baan. Zintuigvezels voor lichte
aanraking kruisen direct na entree in het ruggenmerg en
stijgen dan op in de spinothalamische baan.

Diepe sensaties zijn proprioceptie, vibratie en diepe


spierpijn. Deze afferente (stijgende) impulsen versturen
sensorische informatie door via de dorsale wortels het
ruggenmerg binnen te treden en via een baan van het
ruggenmerg, afhankelijk van het type sensatie, op te
stijgen. Proprioceptie- en vibratievezels stijgen op via
de posterieure kolom en kruisen in de medulla. Deze
sensaties worden corticaal genoemd, omdat er een
intacte cerebrale hemisfeer nodig is om de prikkels te
interpreteren.

Spinale of ruggenmergzenuwen
Er zijn 31 paar spinale zenuwen: acht cervicale, twaalf
thoracale, vijf lumbale, vijf sacrale en één coccygeale. Elk
paar spinale zenuwen verlaat het ruggenmerg bilateraal en
elk paar beschikt over een dorsale en ventrale wortel. De
dorsale wortel geleidt sensorische prikkels en de ventrale zenuwen S3 tot en met S5 innerveren de perianale
wortel geleidt motorische prikkels. De dorsale wortel spieren, welke de vrijwillige contractie van de externe
van elke zenuw innerveert specifieke dermatomen in het blaassfincter en de externe anale sfincter monitoren
lichaam (afb. 13-3). (tabel 13-2).

De cervicale zenuwen innerveren het hoofd, het Zenuwplexussen


diafragma, de nek, de schouders en de bovenarmen. De Een plexus is een integraal onderdeel van het
thoracale zenuwen innerveren de thorax, het abdomen, zenuwstelsel waar zenuwen samenkomen in kleine
delen van de billen en de bovenarm. De intercostale groepen. Deze zenuwclusters verbinden het perifere met
spieren worden door de spinale zenuwen T2 tot en met het centrale zenuwstelsel, waardoor signalen vanuit de
T8 geïnnerveerd. De lumbale zenuwen innerveren het hersenen en het ruggenmerg naar de rest van het lichaam
liesgebied en de onderste extremiteiten. De sacrale gaan.

TNCC • Zevende druk 163


Tabel 13-2. Spinale zenuwsegmenten en Autonome zenuwstelsel
innervatiegebieden De vezels van het autonome zenuwstelsel innerveren
de gladde spieren, de hartspier en de klieren die
Spinale Geïnnerveerd gebied de onwillekeurige vitale functies, zoals bloeddruk,
zenuwsegment hartfrequentie, lichaamstemperatuur, eetlust, vochtbalans,
gastro-intestinale motiliteit en de seksuele functie
C5 Gebied boven de deltoideus controleren.
C6 Duim
Het autonome zenuwstelsel kent twee onderverdelingen.
C7 Middelvinger Het parasympathische zenuwstelsel ontspringt uit de
zenuwen in de craniosacrale gebieden van het centrale
C8 Pink zenuwstelsel, en het sympathische zenuwstelsel ontspringt
uit het thoracolumbale gebied van het ruggenmerg. Het
T4 Tepel
parasympathische deel reguleert de lichaamsfuncties
T8 Xiphisternum onder normale lichaamsomstandigheden. De activiteit van
het sympathische systeem neemt toe tijdens fysiologische
T10 Umbilicus en psychologische stress. Specifieke responsen van
autonome stimulatie zijn afhankelijk van het soort en
T12 Symphysis pubica het aantal receptoren in een weefsel, orgaan of systeem.
L4 Mediale aspect van de kuit De gegeneraliseerde responsen na stimulatie van beide
systemen staan vermeld in tabel 13-3.
Ruimte tussen de eerste en
L5
tweede teen
Afbeelding 13-4. De wervelkolom
S1 Laterale rand van de voet

S3 Gebied ischiale tuberositas C1 (Atlas)


C2 (Axis)

S4 en S5 Perianale gebied C3
C4
C5

Zonder deze verbindingen zouden de hersenen niet met de C6


C7
rest van het lichaam kunnen communiceren. Er zijn vier Th1
belangrijke zenuwplexussen: Th2

• De cervicale plexus wordt gevormd door de eerste Th3

vier cervicale zenuwen, welke de spieren van de Th4


Th5
nek en schouders innerveren. Daarnaast ontspringt
Th6
de nervus phrenicus uit C3, C4 en C5, welke het Th7
diafragma innerveert. Th8
• De spinale zenuwen C5 tot en met C8, samen met T1, Th9
vormen de brachiale plexus, welke de motorische Th10
beheersing en sensatie van de arm, de pols en de hand Th11
verzorgt. De brachiale plexus vertakt in de nervus Th12
ulnaris en nervus radialis. L1

• De spinale zenuwen L1 tot en met L4 vormen L2


de lumbale plexus, waaruit de nervus femoralis L3
ontspringt, welke het anterieure deel van het
onderlichaam innerveert.
L4

• De spinale zenuwen L5 tot en met S4 vormen L5

de sacrale plexus, waaruit de nervus ischiadicus


Os sacrum
ontspringt. De sacrale plexus innerveert het (heiligbeen)
posterieure deel van het onderlichaam.
Coccyx
(stuit)

164 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


Wervelkolom overige wervels, omdat deze geen processus spinosus of
De wervelkolom wordt door ligamenten bij elkaar wervellichaam heeft. Daarnaast is de foramen-opening
gehouden en bestaat uit 33 wervels: zeven cervicale, voor het ruggenmerg groter dan in de overige wervels.
twaalf thoracale, vijf lumbale, vijf sacrale en vier De as, C2, heeft een rechtopstaand uitsteeksel, processus
coccygeale wervels (afb. 13-4). odontoides of dens genoemd. De atlas draait met de as op
De normale wervel bestaat uit een gewichtsdragend deel het processus odontoides.
en een wervelboog. De boog bestaat uit twee pedikels
(rechts en links), twee laminae, vier processus articularis Thoracale wervels
(facetten), twee processus transversus en één processus De thoracale wervels, T1 tot en met T12, zitten aan de
spinosus (afb. 13-5). Deze processus spinosus kan op de ribben vast, waardoor flexie en extensie wordt beperkt,
rug worden gevoeld. Tezamen vormen de boog en het maar er meer rotatie mogelijk is dan in het lumbale
lichaam een omhulsel, het foramen vertebrale genoemd, gebied en minder rotatie dan in het cervicale gebied. De
dat het ruggenmerg omhult en beschermt. wervels in dit gebied zijn sterk en de ribben bieden extra
steun.
Cervicale wervels
De cervicale wervels zijn het kleinst en het meest mobiel.
De eerste cervicale wervel, de atlas, ondersteunt het
gewicht van het hoofd en scharniert met de occipitale
condylen van de schedel. De atlas is anders dan de

Tabel 13-3. Effecten van sympathische en parasympathische stimulatie


Doelweefsel, Resultaten van parasympathische
Resultaten van sympathische stimulatie
-orgaan of -systeem stimulatie

• ↑ Secretie uit zweetklieren


Huid N.v.t.
• Overeind gaan staan van de huidharen

• ↑ Hartslag, geleiding en contractiliteit • ↓ Hartslag, geleiding en contractiliteit


Cardiaal
• Verwijding kransslagader • Vernauwing kransslagader

Vasculair • Perifere vasoconstrictie N.v.t.

• ↑ Ademhalingsfrequentie
Respiratoir • Bronchiale verwijding • Bronchiale vernauwing
• Pulmonale vaatvernauwing

• ↑ Afbraak glycogeen en synthese van


Hepatisch • Stimuleert glyocogeensynthese
nieuwe glucose

• ↓ Motiliteit en tonus
• ↑ Motiliteit en tonus
• Contractie sfincter
Maag en darmen • Ontspanning sfincter
• ↓ Maagsecretie en bloedstroom door de
• ↑ Maagsecretie
darmen

• ↑ Reninesecretie
Renaal • Vaatvernauwing resulteert in N.v.t.
↓ urine-output

• Catecholamine, norepinefrine
Bijniermerg en epinefrine worden door de N.v.t.
bijnierklieren afgegeven

TNCC • Zevende druk 165


Afbeelding 13-5. De wervels extensie van de wervelkolom. De processus spinosus en
tranversus fungeren als aanhechtingspunt voor spieren
en andere ligamenten. Tussen de wervellichamen zitten
kraakbeenschijven die dienen als schokdempers wanneer
er sprake is van gewichtsbelasting en als scharnierende
oppervlakken voor de volgende wervellichamen. De
tussenwervelschijven in de meer flexibeler cervicale en
lumbale gebieden zijn dikker.

Bloedvoorziening
Het ruggenmerg wordt via vertakkingen van de vertebrale
arteriën en de aorta van bloed voorzien. Het ruggenmerg
wordt voornamelijk door de anterieure en posterieure
spinale arteriën van bloed voorzien. Deze bloedvaten
takken af van de arteria vertebralis bij de schedelbasis.
Letsel van het ruggenmerg of het omliggende gebied kan
deze arteriën beschadigen, waardoor hematomen kunnen
ontstaan die het ruggenmerg kunnen samendrukken.
Letsel van de bloedvaten kan desastreus zijn, omdat er in
dit gebied geen alternatieve circulatie wordt ontwikkeld.

Introductie
Alle traumapatiënten met meervoudige letsels hebben
een risico op ruggenmergletsel, ongeacht het al dan
niet bestaan van neurologische uitval bij aankomst.
Gezien de belangrijke impact van ruggenmergletsel
op de gezondheid en vermogens van een patiënt, is het
van groot belang dat een traumaverpleegkundige die
voor een dergelijke patiënt zorgt, zorgt voor afdoende
spinale immobilisatie of handmatige stabilisatie
teneinde overmatige manipulatie van de wervelkolom te
voorkomen tot letsel is uitgesloten.

Epidemiologie
In 2009 was de gemiddelde leeftijd van een overlever van
Lumbale, sacrale en coccygeale wervels ruggenmergletsel 40,2 jaar, hetgeen een stijging is ten
De vijf lumbale wervels (L1–L5) zijn het grootst en het opzichte van het recente verleden. Een verklaring hiervoor
sterkst van de wervelkolom. Dit deel van de wervelkolom is onder andere een verbeterd overlevingspercentage voor
heeft wat vrijheid in beweging en rotatie, maar niet zo oudere patiëntgroepen. De meeste letsels worden gezien
veel als het cervicale gebied. De vijf sacrale wervels bij jongvolwassen mannen.
(S1–S5) fuseren samen tot het sacrum, een compact bot
dat als een wig tussen de heupbotten past. De laatste vier Ongevalsmechanismen en biomechanica
coccygeale wervels zijn gefuseerd tot het coccyx. Ruggenmergletsels zijn het gevolg van penetrerend of
stomp trauma. Een aantal oorzaken:
Ligamenten en tussenwervelschijven • Ongeval met motorvoertuig, 39,2%
De wervellichamen zijn onderling verbonden door een • Val van hoogte, 28,3%
aantal ligamenten die steun en stabiliteit bieden voor de
• Sport, werkgerelateerde incidenten en andere
wervelkolom. De anterieure en posterieure longitudinale
incidenten, 17,9%
ligamenten zijn grote ligamenten die langs de gehele
wervelkolom lopen en de tussenwervelschijven en • Geweld, 14,6%
wervellichamen in positie houden. De ligamenten
helpen bij het voorkomen van overmatige flexie en

166 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


Het merendeel van de letsels aan de wervelkolom of het Penetrerende letsels zijn het gevolg van kogel-
ruggenmerg is het gevolg van stomp letsel door verwondingen die de integriteit van de wervelkolom
acceleratie- en deceleratiekrachten. Snelle acceleratie- en verstoren. Normaal gesproken veroorzaken steekwonden
deceleratiekrachten kunnen de wervelkolom of de onder- geen instabiliteit van de wervelkolom, hoewel het
steunende structuren buiten het gewone bewegingsbereik gebruikte object wel het ruggenmerg en/of de zenuw-
drukken. Er kunnen vier specifieke krachten op de wervel- wortels kan beschadigen.
kolom worden uitgeoefend: hyperextensie, hyperflexie,
rotatie of axiale belastingskrachten. In tabel 13-4 worden
deze krachten en de bijbehorende letsels samengevat.

Tabel 13-4. Ongevalsmechanismen van de wervelkolom


Ongevals- Etiologie van het Resultaat van het letsel Voorbeeld Veelvoor-
mechanisme letsel (oorzaak) (effect) komende
locatie van
het letsel

Achterwaartse • Beschadiging van de


voorste ligamenten, Aanrijding van
beweging van het
variërend van uitrekken achteren in
hoofd voorbij het Cervicale
Hyperextensie tot scheuren van de motorvoertuig
anatomische bereik wervelkolom
ligamenten met whiplash tot
van de cervicale
gevolg
wervelkolom • Benige dislocaties
• Wigfracturen Frontale
Krachtige
• Dislocatie facet aanrijding in
voorwaartse flexie
motorvoertuig
van de cervicale • Subluxatie (als gevolg van waarbij het Cervicale
Hyperflexie wervelkolom ligamentruptuur) hoofd het raam wervelkolom
waarbij het hoofd
• Teardrop fracture, fractuur raakt met een
een vast voorwerp
odontoides of processus stervormig letsel
raakt
transversus tot gevolg

Aanrijding in
motorvoertuig
Een combinatie met het voorste
van krachtige • Ruptuur van het achterste of achterste late-
voorwaartse ligament en/of voorste rale deel van het
fractuur Cervicale
Rotationeel flexie met laterale voertuig, waarbij
wervelkolom
verplaatsing • Dislocatie van het de voorwaartse
van de cervicale wervellichaam beweging wordt
wervelkolom omgezet in
een draaiende
beweging.

• Deformiteit van de
Directe kracht die wervelkolom Duiker die met
langs de lengte van het hoofd op de
Axiale belasting • Secundair oedeem van het T12–L2
de wervelkolom bodem van het
wordt uitgeoefend ruggenmerg, resulterend zwembad stoot
in neurologische uitval

TNCC • Zevende druk 167


Letseltypes kunnen het gevolg zijn van het gebruik van alleen een
De cervicale wervelkolom is de plaats waar de meeste heupgordel.
letsels worden gezien. Vijfenvijftig procent van alle
wervelkolomletsels wordt gezien in de cervicale wervel- Pathofysiologie als basis voor onderzoeks-
kolom; 15% van de letsels in de thoracale wervelkolom, bevindingen
en de thoracolumbale overgang en het lumbosacrale
Een ruggenmergletsel begint meestal met een plotselinge,
gebied elk 15%. Er is veel energie nodig om een fractuur
traumatische uitoefening van kracht op de spinale wervel-
en dislocatie te veroorzaken in het thoracale gebied van
kolom of de ondersteunende structuren. Verplaatste
de wervelkolom; om die reden gaan fracturen van de
botfragmenten, beschadigde tussenwervelschijven
thoracale wervels vaak samen met een ruggenmergletsel.
of gescheurde ligamenten resulteren in bloedingen
in de wervelkolom of het ruggenmergweefsel. Bij de
Vaak gelijktijdig optredende letsels pathofysiologie van acuut ruggenmergletsel zijn primaire
Gelijktijdig optredende letsels zijn schedelhersenletsels, en secundaire ongevalsmechanismen betrokken. Beide
fracturen van de lange botten, thoracale letsels en buik- kunnen resulteren in neurologisch functieverlies.
letsels. Ongeveer 5% van de patiënten met hersenletsel
heeft ook ruggenmergletsel en 25% van de patiënten met Primair letsel
ruggenmergletsel heeft licht hersenletsel. Wanneer een Primair letsel verwijst normaal gesproken naar de
patiënt een cervicale wervelkolomfractuur heeft, bestaat oorspronkelijke mechanische beschadiging van het
er een risico van 10% op een tweede wervelfractuur, ruggenmerg en omvat:
vaak vindt men deze niet in de aangrenzende wervels. • Beschadiging of punctie van het ruggenmerg als
Thoracale letsels kunnen gelijktijdig optreden met gevolg van verplaatste of scherpe botfragmenten
letsel van de thoracale wervelkolom. Bekkenfracturen
treden vaak gelijktijdig op met letsel van de lumbale • Samengedrukte of gekneusde tussenwervelschijf
wervelkolom. Een val van hoogte, resulterend in • Uitrekking of beknelling van het ruggenmerg
een calcaneusfractuur, is een ander letselpatroon dat • Gescheurde of uitgerekte ligamenten
gelijktijdig optreedt met compressiefracturen van de
lumbale wervels. Patiënten met ruggenmergletsel • Bloeding in de wervelkolom of ruggenmergweefsel
hebben vaak een verminderd of veranderd gevoel en/of • Direct letsel van het ruggenmerg waaronder:
proprioceptie waardoor het moeilijk is ander, mogelijk ◦◦ Ruggenmergcommotio: Een kortdurende disfunctie
ernstig letsel vast te stellen. van het ruggenmerg die 24 tot 48 uur aanhoudt.
Dit letsel kan worden gezien bij patiënten met
Een onjuist gebruik van een veiligheidsgordel kan een reeds bestaande degeneratieve aandoening
resulteren in bijkomend letsel. Ernstig letsel aan de en een resulterende vernauwing van het foramen
voorzijde van de hals kan bijvoorbeeld het gevolg zijn vertebrale.
van het gebruik van alleen de diagonale veiligheidsgordel.
Fracturen of dislocaties van de lumbale wervelkolom

Tabel 13-5. Neurogene en spinale shock


Neurogene shock Spinale shock
• Ruggenmergletsel ter hoogte van T6 of • Ruggenmergletsel op elk willekeurige
Plotseling letsel
hoger hoogte

• Tijdelijk verlies van de vasomotorische • Kortdurend verlies van reflex (zwakte)


Pathofysiologie
tonus en sympathische innervatie onder het letselniveau

Duur • Tijdelijk, vaak < 72 uur • Variabel

• Hypotensie • Zwakte
Verschijnselen/ • Bradycardie • Verlies van reflexen
symptomen • Verlies van het vermogen te transpireren • Verstoring van de darm- en
onder het letselniveau blaasfunctie

168 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


◦◦ Ruggenmergcontusie: Kneuzing van het neurale ◦◦ Het lichaam is niet langer in staat door middel
weefsel waardoor oedeem, ischemie en mogelijk van een tachycardie te reageren op hypovolemie
infarct van het weefsel ontstaat als gevolg vanwege een niet gecorrigeerde parasympathische
van ruggenmergcompressie. De ernst van het vagale respons.
neurologische defect is afhankelijk van de omvang, • Hypotensie
locatie en de lokale fysiologische veranderingen die
verband houden met de bloeding. ◦◦ Naarmate de afname in bloedcirculatie zich
uitbreidt met een veneuze ophoping in de periferie,
◦◦ Transsectie van het ruggenmerg: Volledige raakt de zelfregulering gehinderd en daalt de
verstoring van het zenuwweefsel. Wanneer er bloeddruk.
sprake is van een transsectie van het ruggenmerg,
gaan alle neurologische functies onder het • Warm, normale huidkleur
letselniveau permanent verloren. ◦◦ Dit is het gevolg van perifere vasodilatatie.
◦◦ Onvolledige transsectie van het ruggenmerg: Een • Instabiele kerntemperatuur
onderbreking in de vasculaire perfusie van het ◦◦ Dit is het gevolg van perifere vasodilatatie.
ruggenmerg kan resulteren in ischemie of necrose
van het ruggenmerg. Ischemie resulteert in tijdelijke Doordat de vasoconstrictie niet meer werkt en de
afwijkingen. Een langdurige ischemie resulteert bloeddruk laag is, is er minder veneus bloed. Daardoor
in necrose van het ruggenmerg met permanente neemt de circulatie naar het ruggenmerg af. Dit resulteert
neurologische afwijkingen tot gevolg. in functieverlies en kan enkele uren tot verschillende
dagen duren.
Secundair letsel
Spinale shock
De progressieve celbeschadiging die het gevolg is
Een spinale shock treedt op wanneer de normale activiteit
van biochemische en cellulaire reacties als gevolg van
in het ruggenmerg ter hoogte van en onder het niveau van
een inflammatoire respons, bloeding, hypoperfusie en
het letsel afneemt vanwege een verstoring of blokkering
hypoxemie in ruggenmergletsel wordt beschouwd als
van de impulsen in het ruggenmerg. Zie tabel 13-5.
secundair letsel. Inzicht in de pathofysiologie die verband
Wanneer er sprake is van letsel van het ruggenmerg vindt
houdt met secundair letsel is van essentieel belang voor
er een cascade van gebeurtenissen plaats:
de implementatie van interventies bij de patiënt om de
• De bloedtoevoer naar het ruggenmerg kan verstoord
mate van celverlies te verminderen, de secundair letsel-
raken.
cascade te minimaliseren en het functionele resultaat voor
de patiënt te optimaliseren. • De axonen zijn losgeraakt of beschadigd.
• De geleiding van de elektrische activiteit van de
Neurogene shock
neuronen en axonen is ook verstoord.
Neurogene shock treedt op wanneer er sprake is van
beschadiging van het ruggenmerg, normaal gesproken • Alle hiervoor genoemde gebeurtenissen resulteren in
ter hoogte van T6 of hoger, wat resulteert in een functieverlies en dit kan enkele uren tot verschillende
verstoorde sympathische regulering van de vagale dagen aanhouden.
tonus met als gevolg verlies van vasculaire weerstand Spinale shock resulteert in een volledig verlies van reflex-
en gegeneraliseerde vasodilatatie (tabel 13-5). Perifere functie onder het letselniveau. Er kan sprake zijn van een
vasodilatatie, verminderde systemische vasculaire weer- voorbijgaande hypotensieve periode en slechte veneuze
stand, verminderde veneuze return, verminderde cardiac circulatie. Een verstoring in het temperatuurcentrum
output en verlaagde bloeddruk zijn het gevolg van verlies resulteert in transpireren en het onvermogen de lichaams-
van de vasculaire tonus. Hoewel de patiënt hypotensie temperatuur te reguleren.
ervaart, is dit niet het resultaat van een wijziging
in bloedvolume. Het bloedvolume wordt opnieuw Deze verschijnselen treden normaal gesproken direct
gedistribueerd of hoopt zich op in het perifere vaatbed. of snel na het letsel op. Het tijdstip voor het verdwijnen
Dit is een neurogene shock. Zie Hoofdstuk 7: Shock voor van spinale shock is discutabel. Uit onderzoek blijkt dat
meer informatie. een spinale shock in vier fases optreedt en dat het pas
12 maanden na het letsel verdwijnt. De intensiteit en
De bevindingen tijdens het onderzoek zijn: duur van de spinale shock zijn afhankelijk van de ernst
• Bradycardie en het niveau van de laesie. Deze veranderingen zijn het
◦◦ De sympathische innervatie van het hart gaat meest prominent ter hoogte van het letsel en in de twee
verloren. ruggenmergsegmenten erboven en eronder.

TNCC • Zevende druk 169


De aanvullende bevindingen tijdens de beoordeling zijn: Pijn
• Kortdurend verlies van spiertonus (slapte) en • Het vermogen pijn te ervaren kan verstoord zijn en
volledige of onvolledige paralyse met verlies van resulteren in een onvoldoende fysieke beoordeling.
reflexen en sensatie ter hoogte van of onder het Zie Hoofdstuk 8: Pijn voor meer informatie.
letselniveau
• Verstoring van de darm- en blaasfunctie Specifieke letsels van de wervelkolom en
• Het terugkeren van de sacrale reflexen, blaastonus het ruggenmerg
en de aanwezigheid van hyperreflexie duiden op het Ruggenmergletsels
verdwijnen van de spinale shock Ruggenmergletsels worden op basis van de volgende
• De aanwezigheid van rectale tonus en intacte punten geclassificeerd:
perineale sensatie duiden op behoud van sacrale • Niveau van het letsel
functies • Ernst van de neurologische uitval
• Ruggenmergsyndromen
Immuunrespons (inflammatoir)
Wanneer het ruggenmerg is beschadigd, wordt het
Afbeelding 13-6. Onvolledige ruggenmerg-
immuun- of inflammatoire systeem geactiveerd. De
werking van immuuncellen na binnentreding in het
syndromen
beschadigde ruggenmerg is nog niet echt duidelijk. DWARSDOORSNEDE VAN HET CERVICALE RUGGENMERG
Aanvullende factoren voor de immuunrespons zijn: Laterale
Posterieure witte
• Binnen enkele minuten na ontstaan van het letsel corticospinale
baan (bewuste kolommen (positie
worden de endotheelcellen aan de binnenzijde van motorische functie) en vibratie)

de bloedvaten in het ruggenmerg oedemateus.


Dorsale
• De combinatie van lekkage, zwelling en trage sensorische
wortel
bloedcirculatie verhindert de normale afgifte van
zuurstof en voedingsstoffen naar de neuronen.
Laterale
• Oedeem in de witte stof verhindert de circulatie in spinothalamische
baan (pijn en
het ruggenmerg en resulteert in het ontstaan van
Motorische
temperatuur) wortel
ischemische gebieden. CENTRAAL RUGGENMERGSYNDROOM
• De hieruit voortkomende cellulaire ischemie kan een Gebied van
ruggenmergletsel
tijdelijk functieverlies tot gevolg hebben.

Neuronen in het ruggenmerg kunnen niet regenereren; om


die reden kan een ernstig letsel met celdood resulteren in
de volgende aanvullende bevindingen:
• Tijdelijk of permanent functieverlies
• Zwakte ANTERIEUR RUGGENMERGSYNDROOM
• Verlies van reflexen

Andere gerelateerde pathofysiologische veranderingen


Respiratoir systeem
• Ademstilstand: Letsel van het ruggenmerg ter hoogte
van C3 tot en met C5 kan resulteren in verlies van de Gebied van
ruggenmergletsel
functie van de nervus phrenicus met als gevolg een
verlamd diafragma en onvermogen te ademen. BROWN-SÉQUARDSYNDROOM

• Hypoventilatie: Letsel van het ruggenmerg tussen T1


en T11 kan resulteren in verlies van de intercostale
Gebied van
ruggenmerg-
spierfunctie en verminderde ademarbeid. Verlies van letsel

innervatie van T7 tot T12 kan resulteren in verlies


van het gebruik van de buikspieren ter ondersteuning
van de ademhaling.

170 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


Niveau van het letsel Het is belangrijk te weten dat een patiënt met een
Het wervelniveau is het niveau van de wervels ter hoogte onvolledige laesie mogelijk geen sacral sparing vertoont
waarvan het letsel is opgetreden. Het neurologische letsel- wanneer er sprake is van spinale shock. Wanneer een
niveau wordt echter bepaald door de klinische beoordeling spinale shock verdwijnt, kan sacral sparing duidelijk
en is het laagste niveau waarop een positieve sensorische worden.
en motorische functie wordt vastgesteld. Het wervelniveau
hoeft niet hetzelfde te zijn als het neurologische niveau, Compleet ruggenmergletsel
aangezien de ruggenmergbanen niet exact gelijklopen Patiënten met een volledig ruggenmergletsel verliezen
met het wervelniveau. Het letselniveau verwijst normaal alle motorische en sensorische functie ter hoogte van en
gesproken naar het neurologische niveau. onder het laesieniveau. Controleer het volgende:
• Afwezigheid van motorische functie onder het
Het sensorische niveau is het scheidingspunt tussen geen letselniveau
of verminderde sensatie eronder en normale sensatie • Slappe paralyse en bilaterale externe rotatie van de
erboven. benen ter hoogte van de heupen
Ernst van de neurologische uitval • Afwezigheid van sensorische functie onder het
Ruggenmergletsel kan worden gekenmerkt als een letselniveau, zoals verlies van pijn, tast, temperatuur,
onvolledige of volledige laesie. druk, vibratie en proprioceptie
• Verlies van alle reflexen onder het letselniveau
Incompleet ruggenmergletsel
Bepaalde onvolledige laesies worden ook wel specifieke • Verlies van de functies van het autonome
onvolledige ruggenmergsyndromen genoemd (afb. 13-6). zenuwstelsel
Vergelijking van de motorische en sensorische functie aan ◦◦ Hypotensie die resulteert in veneuze ophoping in de
beide zijden van de onderste en bovenste extremiteiten extremiteiten
is belangrijk om het exacte ruggenmergsyndroom vast te ◦◦ Bradycardie
stellen. Deze ruggenmergsyndromen zijn:
• Centraal ruggenmergsyndroom: Wordt gekenmerkt ◦◦ Poikilothermie die voornamelijk is gerelateerd
door verlies van de motorische functie in de bovenste aan de afwezigheid van sympathische tonus
extremiteiten in ernstiger mate dan in de onderste en onvermogen van de patiënt om te rillen of
extremiteiten. Er is vaak sprake van behoud van te transpireren om de lichaamstemperatuur te
sacrale functies. De blaasfunctie kan aangetast zijn. reguleren

• Voorste ruggenmergsyndroom: Verlies van pijn- en ◦◦ Verlies van darm- en blaasfunctie


temperatuursensatie met zwakte, paresthesieën en • Paralytische ileus met abdominale distensie
urineretentie. • Priapisme
• Brown-Séquardsyndroom: Contralateraal verlies van • Respiratoire depressie
pijn- en temperatuursensatie en ipsilaterale paralyse
met verminderde tastsensatie (komt zelden voor). Wervelkolomletsel
Wervelkolomletsels worden omschreven als fracturen,
Een patiënt met een onvolledig ruggenmergletsel heeft
subluxaties/dislocaties en penetrerende letsels. Verder
enige mate van sensorische en/of motorische functie
worden deze geclassificeerd als stabiel of instabiel.
onder het letselniveau. Behoud van de sacrale functies
(sacral sparing) duidt op enige structurele integriteit van
de onderste sacrale segmenten van het ruggenmerg ter
hoogte van S4 en S5. Sacral sparing wordt gekenmerkt
door het volgende:
• Intacte perianale sensatie
• Willekeurige anale sfinctertonus
• Willekeurige flexorfunctie grote teen

TNCC • Zevende druk 171


Tabel 13-6. C1- en C2-fracturen en dislocaties

172
Fractuur/dislocatie Ongevalsmechanisme Beschrijving Klinische overwegingen

• Hyperflexie met de • Doorgaans fataal


(C1) Atlanto-occipitale • Dislocatie van de atlas van het
aandacht afleidend • Veelvoorkomende doodsoorzaak bij
dislocatie occipitale bot
letsel gewelddadig hoofdtrauma

• Axiale • Verstoort de anterieure en posterieure


(C1) Atlasfractuur, belastingskrachten ringen van C1
• Behandelen als instabiel tot definitieve
barstfractuur, of die van het • Laterale verplaatsing van laterale
beoordeling
Jefferson-fractuur occiput naar de massa's
wervelkolom gaan • Zelden betrokkenheid van ruggenmerg

• Kan spontaan • Wordt voornamelijk bij kinderen gezien


(C1) Roterende • Persisterende rotatie van het hoofd
optreden of na licht
subluxatie (torticollis) • In de gedraaide positie immobiliseren
trauma

• Treedt op in ongeveer 20% van de


(C2) • Denk aan letsel van het transversale ligament
asfracturen
Odontoidesfractuur • Hyperextensie • Handhaaf externe immobilisatie tot definitieve
Hangman’s fracture • C2-posterieure elementen zijn
beoordeling
aangedaan

Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


Fracturen van de atlas en draaier De integriteit van de ligamenteuze en benige structuren
De atlas C1 en de draaier C2 zorgen voor een groot bepaalt de stabiliteit van de wervelkolom. Het verlies aan
bewegingsbereik. In tabel 13-6 worden vier fracturen ligamenteuze integriteit kan resulteren in een instabiel
en dislocaties in dit gebied beschreven. Bijna een derde wervelkolomletsel en resulteren in beschadiging van het
van de ruggenmergletsels is het gevolg van overmatige ruggenmerg of de zenuwwortels. Tijdens de trauma-
energieoverdracht op C1 en C2, en kan resulteren in opvang moeten deze patiënten worden behandeld als
overlijden. De meeste fatale cervicale wervelkolomletsels hadden zij een instabiel letsel en moet de wervelkolom
ontstaan bij de craniocervicale overgang met bijbehorende worden gestabiliseerd tot ruggenmergletsel wordt
subluxatie of dislocatie die resulteren in een verlies van uitgesloten (tabel 13-6).
centrale innervatie van de nervus phrenicus met apneu
als gevolg. Het risico op neurologisch letsel als gevolg Subluxatie en dislocatie
van wervelkolomletsel neemt toe met leeftijdgerelateerde Letsel van de voorste en achterste ligamenten kan een
degeneratieve veranderingen, zoals reumatoïde artritis, unilaterale of bilaterale facetdislocatie tot gevolg hebben,
spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew) en welke resulteert in dislocatie van de wervels. Wanneer
spinaalstenose, het specifieke ongevalsmechanisme en de de wervels niet volledig gedisloceerd zijn, wordt het
locatie van het letsel. letsel een subluxatie genoemd. Dislocaties en subluxaties
kunnen gelijktijdig met een fractuur optreden.
Stabiliteit wervelfractuur
Wervelfracturen worden vaak geclassificeerd als stabiel Fracturen van het wervellichaam
of instabiel. Een stabiele wervelfractuur wordt als volgt Wervelfracturen treden het meest frequent op in het
gedefinieerd: wervellichaam of in combinatie met een ander deel van
• Geen kans op progressieve inklemming of letsel van de wervel. De mobiliteit van de cervicale en lumbale
het ruggenmerg gebieden zorgt voor een verhoogde frequentie van
deze letsels. Fracturen van de processus transversus of
• Geen kans op verplaatsing van het aangedane benige
spinosus worden beschouwd als kleine wervelfracturen.
gebied tijdens het genezingsproces
Deze letsels resulteren normaal gesproken niet in
• Geen verplaatsing of afwijking ten opzichte van de aanverwante neurologische belemmeringen en worden
normale fysiologische belasting na genezing beschouwd als mechanisch stabiel.

Tabel 13-7. Fracturen thoracale wervelkolom


Ongevalsmecha-
Fractuur Beschrijving
nisme
• Anterieure deel zelden >25% korter dan de posterieure
Anterieure • Axiale belasting
romp
compressie (wig) • Flexie
• Het merendeel is stabiel

• Comminutieve fractuur van het wervellichaam


• Verticale
Barst (comminutief) • Kan resulteren in ruggenmergletsel
ascompressie
• Instabiel

Chance-fractuur • Horizontale fractuurlijnen met letsel van bot en ligamenten


(veiligheidsgordel- • Hyperflexie • Wees alert op letsel van de organen in de peritoneale holte
fractuur) • Bepaalde fractuurtypes zijn instabiel

• Verstoring van de pedikels, facetten en laminae van de


thoracale of lumbale wervels
Fractuur-dislocatie • Extreme flexie • Subluxatie kan resulteren in volledige neurologische uitval
• Instabiel
• Relatief zelden

TNCC • Zevende druk 173


Er zijn echter significante krachten nodig om deze Primaire onderzoeksfase en aanvullende interventies
fracturen te veroorzaken, dus bij deze letsels kan er ook Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische
sprake zijn van abdominaal letsel. aanpak van de verpleegkundige zorg voor de trauma-
patiënt. De volgende beoordelingsparameters zijn
Wervelfracturen van de thoracale en lumbale wervel- specifiek bedoeld voor de patiënt met letsel van het
kolom worden normaal gesproken veroorzaakt door ruggenmerg en de wervelkolom.
hoogenergetisch trauma en beschadiging van het
ruggenmerg met neurologische uitval kan het gevolg A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid)
zijn. Echter, als gevolg van osteoporose kan de oudere Immobilisatie van de cervicale wervelkolom is altijd
volwassene meer risico lopen bij laagenergetische onderdeel van de beoordeling voor luchtweg en alertheid,
trauma's. De unieke anatomische en functionele maar het is nog veel belangrijker voor de patiënt met
kenmerken van elk wervelkolomgebied resulteren in een zwaar ongevalsmechanisme of een indicatie voor
specifieke letsels. Voor een fractuur van de thoracale wervelkolomletsel. Van patiënten met afleidend letsel
wervels is een grotere kracht nodig vanwege de onder- (significant bloedverlies, open fracturen) en patiënten met
steuning van het sternum en de ribben. De relatieve een onduidelijke intoxicatie of veranderde mentale status
immobiliteit van de thoracale wervelkolom, vergeleken wordt aangenomen dat zij een wervelkolomletsel hebben
met de flexibiliteit van de lumbale wervelkolom, kan tot het tegendeel wordt bewezen.
echter resulteren in een fractuur van de thoracolumbale
overgang (T11-L1), vaak als gevolg van acute hyperflexie Beoordeling
en rotatie. Deze fracturen zijn instabiel en kwetsbaar voor Controleer of de immobilisatie op de juiste wijze is
draaibewegingen, dus logrolling van deze patiënten vraagt aangebracht. Zodra dit is geverifieerd kan een verdere
om uiterste zorg. Zie tabel 13-7 voor meer informatie. beoordeling van de integriteit van het ruggenmerg worden
uitgesteld tot het primaire onderzoek is voltooid.

Verpleegkundige zorg voor patiënten met Interventie


letsel van het ruggenmerg of de wervelkolom Zorg voor manuele stabilisatie tijdens het primaire
Voorbereiding en triage en secundaire onderzoek, bijvoorbeeld tijdens het
Safe Practice, Safe Care verwijderen van de halskraag om de nek en de mond
Wanneer verpleegkundige zorg voor de traumapatiënt te inspecteren.
wordt overwogen vanuit het perspectief van een ruggen-
mergletsel, is bij veilige zorg het vermoeden dat een B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en
beademing)
onduidelijke voorgeschiedenis kan duiden op een
Beoordeling
wervelkolom-ongevalsmechanisme een vitaal aspect.
Oppervlakkige ademhaling of aanwijzingen voor
Een niet-waargenomen bijna-verdrinking kan een
toegenomen ademarbeid kunnen duiden op een cervicaal
duikletsel zijn. De bewusteloze patiënt kan zijn gevallen.
of thoracaal ruggenmergletsel. Cervicaal ruggenmergletsel
De baby die binnenkomt met een epileptische aanval en
kan het vermogen van de patiënt te ademen aantasten
niet reageert, kan het slachtoffer zijn van gewelddadig
vanwege het verlies van de functie van de nervus
hoofdtrauma met mogelijk ruggenmergletsel. Wanneer het
phrenicus en het gebruik van het diafragma, en thoracaal
mechanisme onduidelijk is, moeten deze patiënten worden
ruggenmergletsel kan resulteren in verlies van de functie
behandeld alsof zij ruggenmergletsel hebben, tot dit is
van de ademhalingsspieren (intercostaal).
uitgesloten.
Interventie
Triage
Wees erop voorbereid dat als de ademhaling onvoldoende
Er zijn veel redenen waarom de patiënt met een vermoed
is, deze ondersteund dient te worden door middel van een
of bevestigd ruggenmergletsel een hoge alertheidsscore
masker/ballon.
bij de triage zou moeten krijgen, waaronder veranderingen
in de vitale functies als gevolg van neurologische shock, C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie
verminderde ademarbeid als gevolg van verlies van en beheersing van bloedingen)
innervatie van de ademhalingsspieren en veranderingen in Beoordeling
het bewustzijnsniveau als gevolg van hoofdletsel. • Maak onderscheid in de verschijnselen van
hypovolemische shock en neurogene shock.
◦◦ Neurogene shock presenteert zich met bevindingen
als een verminderde cardiac output in combinatie
met bradycardie en een normale of sterke pulse.

174 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


◦◦ Hypovolemische shock wordt gekenmerkt door Tabel 13-8. Beoordeling van innervatieniveaus
tachycardie met zwakke pulsaties.
Beweging Innervatie
Interventie Extensie en flexie van de armen C5 tot C7
• Ga voorzichtig te werk bij het toedienen van
intraveneuze vloeistoffen aan patiënten in neurogene Extensie en flexie van de benen L2 tot L4
shock om pulmonaal oedeem te voorkomen.
Flexie van de voet; extensie van de
• Wanneer er na vochtsuppletie geen verbetering van L4 tot L5
tenen
de hypotensie optreedt, moet inotrope ondersteuning
worden overwogen. Samenknijpen anus S3 tot S5

D–Disability (Neurologische status)


Beoordeling extremiteiten, verlies van de darm- of blaasbeheersing?
• Wees ervan bewust dat de motorische responsscore Zijn deze symptomen veranderd sinds de aankomst?
volgens de Glasgow Coma Scale (GCS) mogelijk niet • Welke geneesmiddelen worden momenteel gebruikt?
betrouwbaar is bij patiënten met ruggenmergletsel. Zal een van deze geneesmiddelen de beoordeling van
• Een ineffectieve ademhaling als gevolg van een een patiënt met ruggenmergletsel kunnen veranderen
slechte spierfunctie kan resulteren in onrust. (veranderingen in hartslag en bloeddruk)?
• Is er iets in de voorgeschiedenis dat belangrijk is?
E–Exposure and Environmental control (Ontkleden en Heeft de patiënt last van diabetische neuropathie
controleren van de omgeving) welke het onderzoek van het centrale zenuwstelsel
Beoordeling
kan beïnvloeden? Is er in de voorgeschiedenis sprake
Verwacht temperatuurinstabiliteit bij neurogene shock en
van ruggenmergletsel, stenose, artritis, of osteoporose
perifere vasodilatatie.
waardoor de kans op letsel erger kan worden, ondanks
een licht ongevalsmechanisme?
G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken
en interventies)
P–Pijnbeoordeling en -behandeling Door een accurate en grondige eerste beoordeling
Het ontbreken van pijn kan een belangrijke bevinding zijn en anamnese te documenteren, wordt het volgen van
wanneer ruggenmergletsel wordt vermoed op basis van symptomen mogelijk. De aanvankelijke afwezigheid
het ongevalsmechanisme of de vastgestelde letsels. van dergelijke symptomen die later wel ontwikkelen
kan duiden op een uitbreiding van een hematoom of het
Herbeoordeling ontstaan van oedeem.
Voor bekend ruggenmergletsel wordt een vroegtijdige
beoordeling van overplaatsing naar een ander ziekenhuis H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
aangeraden. Wanneer een overplaatsing geïndiceerd is, onderzoek)
Nek en cervicale wervelkolom
moeten de voorbereidingen hiervoor worden gestart
Palpeer:
alvorens verder te gaan met de secundaire beoordeling.
• Vraag een tweede persoon de cervicale wervelkolom
Het American College of Surgeons (ACS) ondersteunt het
handmatig te stabiliseren terwijl de halskraag
overplaatsen van patiënten met een bekend of vermoed
wordt verwijderd om te kunnen palperen. Breng de
ruggenmergletsel naar een gespecialiseerd centrum of
halskraag weer aan na de beoordeling en controleer of
traumacentrum. Tijdens transport moet wel worden
deze juist is aangebracht.
gezorgd voor immobilisatie van de wervelkolom.
• Palpeer de nek voorzichtig op pijn, gevoeligheid,
Secundaire onderzoeksfase crepitaties, subcutaan emfyseem of trapvormige
H–History (Anamnese) misvormingen tussen wervels.
Specifieke vragen voor patiënten met ruggenmerg- of
wervelkolomletsel zijn: Bekken/perineum
• Was er sprake van een ongevalsmechanisme waarbij Inspecteer:
letsel aan het ruggenmerg kan optreden? • Aanwezigheid van priapisme. Dit kan een teken zijn
van verlies van de controle over het sympathische
• Welke symptomen werden er ter plaatse geconstateerd:
zenuwstelsel en stimulatie van het parasympathische
pijn in het hoofd of de hals, dof gevoel, tintelend
zenuwstelsel.
gevoel, verlies van motorische activiteit van de

TNCC • Zevende druk 175


Extremiteiten Palpeer:
Inspecteer: • Palpeer de gehele wervelkolom voorzichtig op pijn,
• Vraag de patiënt met de vingers en tenen te wiebelen gevoeligheid, of trapvormige misvormingen tussen de
en de armen en benen op te tillen om de bewegingen wervels.
en controle van de extremiteiten te beoordelen. • Beoordeel de sfinctertonus.
◦◦ Het onvermogen grote bewegingen uit te voeren ◦◦ Een alternatief voor een rectaal onderzoek is vragen
met de extremiteiten duidt op een laesie boven of de patiënt de billen bij elkaar kan knijpen.
het letselniveau. In tabel 13-8 staan de normale
bewegingen van de extremiteiten met de ◦◦ Wanneer de patiënt bewusteloos is, moet de anale
bijbehorende innervatieniveaus. sfincter worden gepalpeerd.
• Controleer of de sacrale functies behouden zijn.
Palpeer:
◦◦ De aanwezigheid van perianale sensatie en anale
• Palpeer alle extremiteiten op aanwezigheid van
sfinctertonus, in combinatie met focale uitval, duidt
crepitaties, trapvormige misvormingen of eerste
op een onvolledig ruggenmergletsel.
tekenen van oedeemvorming.
• Beoordeel de reflexen.
• Voel aan de huid.
◦◦ Wanneer er sprake is van spinale shock kan de
◦◦ Wanneer er sprake is van neurogene shock is de
patiënt areflexie hebben.
huid warm en droog, bij hypovolemische shock is
de huid koel en vochtig. ◦◦ Een Babinski- of plantaire reflex is een
pathologische respons van een patiënt van één jaar
◦◦ Wanneer er ook sprake is van een bloeding, kan de
of ouder als gevolg van een disfunctie van bovenste
huid koel worden.
motorische neuronen van de corticospinale baan.
• Controleer alle vier extremiteiten op spierkracht. Zie Hoofdstuk 17: Speciale populaties: Het kind als
◦◦ Spierkracht wordt normaal gesproken beoordeeld traumapatiënt voor meer informatie.
als 5 (normaal) tot 0 (totale paralyse). ◦◦ Een diepe peesreflex wordt getest met een reflex-
◦◦ Controleer de spierkracht beiderzijds, onder en hamer door scherp op de pees te kloppen en te
boven, om te kunnen vergelijken. controleren of de spier schokt of samentrekt.
• Beoordeel de sensorische functie; verlies van sensatie
Aanvullend onderzoek
kan het vermogen van de patiënt gebieden met pijn of Diagnostische procedures
fracturen aan te duiden, beïnvloeden. Röntgenonderzoeken
◦◦ Beoordeel de respons van de patiënt op pijn. Regel een CT-scan van de cervicale, thoracale en lumbale
··Gebruik
wervelkolom, indien geïndiceerd. Wanneer cross table-
een speldenpunt om de mate van
beeldvorming van de cervicale wervelkolom wordt
sensorisch functioneren te bepalen. Begin distaal
gebruikt, moet worden gecontroleerd of alle cervicale
en ga proximaal verder om het letselniveau te
wervels tot en met T1 in beeld worden gebracht.
kunnen lokaliseren.
◦◦ Beoordeel de respons van de patiënt op druk. Tenzij gecontra-indiceerd kan een MRI worden gebruikt
··Gebruik de kop van de speld om de respons op om ligamenteuze en ruggenmergletsels te beoordelen.
druk te bepalen.
Medicatie
◦◦ Beoordeel de proprioceptie.
Dien steroïden toe, volgens voorschrift, voor niet-
··Dit kan worden getest door de grote teen omhoog, penetrerende letsels. Zie ‘Nieuwe inzichten’ voor meer
omlaag of in een neutrale positie te bewegen en informatie.
de patiënt te vragen wat de positie van de teen is.

I–Inspect posterior surfaces (Inspectie van de rug) Herbeoordeling en posttraumazorg


Inspecteer: Herbeoordeling omvat het vervolgen van de
• Logroll de patiënt om de wervelkolom te inspecteren neuromusculaire status, het behoud van hemostase en
op misvormingen, gevoeligheid, open wonden, of in verdere herevaluatie om het soort en de mate van het
het lichaam gedrongen voorwerpen, uiteraard met letsel te bepalen. Dit omvat:
inachtneming van de voorzorgsmaatregelen voor • Handhaven van de immobilisatie van de cervicale
ruggenmergletsel. wervelkolom.

176 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


• Controle van de effectiviteit van de ademhaling. van beide tools is het terugdringen van onnodige
Patiënten met een verstoring van de innervatie van de beeldonderzoeken. In een onderzoek dat is gepubliceerd
intercostale spieren ontwikkelen ademhalingsmoeheid in het Canadian Medical Association Journal zijn de twee
en moeten nauwgezet worden bewaakt. screeningstools vergeleken en bleek de Canadian C-spine
• Controleer op veranderingen in sensorische en Rule een betere diagnostische nauwkeurigheid te hebben
motorische functie. dan de NEXUS-criteria. Het American College of
Surgeons Committee on Trauma (ACS-COT) biedt richt-
• Bewaak de temperatuur om hypothermie te lijnen voor screening van cervicale wervelkolomletsels
voorkomen. (tabel 13-9).

Uiteindelijke zorg of vervoer Gebruik van methylprednisolon bij ruggenmergletsels


Wanneer het besluit nog niet is genomen, moet de patiënt Er is wat discussie ten aanzien van het gebruik van
opnieuw worden beoordeeld en indien nodig worden steroïden bij patiënten met ruggenmergletsel. Van oudsher
overgeplaatst naar een ander centrum. Tijdens het vervoer wordt gesteld dat toediening van steroïden in een hoge
moet aandacht worden besteed aan immobilisatie van de dosis de effecten van bepaalde biochemische responsen
hele wervelkolom, afhankelijk van het letsel. minimaliseert; andere bronnen hebben vraagtekens bij de
risico/voordeel-ratio van het routinematige gebruik van
steroïden.
Nieuwe inzichten
Aangezien de wetenschap en onderzoek in de traumazorg Het gebruik van steroïden bij patiënten met ruggenmerg-
steeds verder gaat, worden methodes om de resultaten letsel is in de afgelopen 25 jaar onderzocht in drie
voor patiënten te verbeteren voortdurend beproefd en klinische studies, uitgevoerd door de National Acute
verfijnd. De bevindingen worden getest en gerepliceerd Spinal Cord Injury Study (NASCIS).
en nieuwe zorgnormen worden opgenomen in de praktijk.
Deze paragraaf over overwegingen in de traumazorg gaat Uit een recente studie, uitgevoerd door Hurlbert et al. is
wat dieper in op de bewijzen en het mogelijke belang gebleken dat toediening van steroïden in een hoge dosis
ervan voor de traumapatiëntenzorg. In de zorg voor significante bijwerkingen kent, waaronder overlijden,
patiënten met letsel van het ruggenmerg en de wervel- en wordt methylprednisolon als behandeling voor acuut
kolom worden de gegevens die betrekking hebben op het ruggenmergletsel niet aangeraden.
controleren van de cervicale wervelkolom, het gebruik
van steroïden voor ruggenmergletsel, stamcelonderzoek
Stamcelonderzoek
en hypothermie voor ruggenmergletsel besproken.
Stamcellen zijn niet-gespecialiseerde cellen die in staat
zijn te regenereren of te vermeerderen door middel
Vrijgeven van de cervicale wervelkolom van celdeling, en kunnen worden gestimuleerd om
De prevalentie van letsel van de cervicale wervelkolom weefsel- of orgaanspecifieke cellen te worden. Ter
is minder dan 3% na stomp trauma. Een tijdige en vergelijking, zenuwcellen zullen normaal gesproken niet
accurate diagnose is van groot belang. Er blijft wat herstellen, dupliceren of repliceren, maar stamcellen
dubbelzinnigheid rondom de optimale benadering om kunnen zich zeer goed vermeerderen. Demyelinisatie
cervicale wervelkolomletsels te diagnosticeren. Een is aangemerkt als een secundair degeneratief onderdeel
meer conservatieve benadering voor het diagnosticeren van ruggenmergletsel. Er zijn echter maar weinig studies
van cervicale wervelkolomletsels is het doen van beeld- uitgevoerd bij mensen die de exacte consequenties voor
vorming bij alle traumapatiënten. Andere richtlijnen de revalidatie van patiënten met ruggenmergletsel laten
adviseren het gebruik van een screeningstool om die zien. Chronische demyelinisatie is waargenomen in het
patiënten te identificeren die een significante kans hebben menselijke ruggenmerg na ruggenmergletsel, hetgeen
op klinisch belangrijk cervicaal wervelkolomletsel. De suggereert dat demyelinisatie bijdraagt aan functionele
juiste screeningstool is gevoelig met een kleine kans op invaliditeit. Het gebruik van neurale stamcellen om
fout-positieven. remyelinisatie van zenuwcellen te stimuleren, lijkt
veelbelovend vanwege het vermogen om axonale
Er zijn twee klinische besluitvormingstools beschikbaar regeneratie te stimuleren door het ontwikkelen van
om de noodzaak voor beeldonderzoek van de cervicale een basis voor axongroei in het gebied van ischemie
wervelkolom na trauma te beoordelen: De Canadian en/of letsel. Stamcelonderzoek bij patiënten met
C-Spine Rule en de National Emergency X-Radiography ruggenmergletsel is op dit moment nog steeds gaande.
Utilization Study (NEXUS) (bijlage 13-A). Het doel

TNCC • Zevende druk 177


Op dit moment zijn er meerdere celtypen die worden Samenvatting
gebruikt voor stamcelonderzoek; niet alle celtypen hebben Stomp en penetrerend letsel van de benige wervelkolom
hetzelfde effect. Op dit moment is men nog bezig met het kan resulteren in fracturen, subluxaties, of dislocaties
vaststelling van de benadering die het meeste effect zal van de wervelkolom. Kennis van het letselpatroon,
resulteren in ruggenmergletsel. inclusief het soort krachten dat op de wervelkolom wordt
uitgeoefend en de resulterende flexie, extensie of rotatie,
Hypothermie is belangrijk tijdens de beoordeling van de traumapatiënt.
Therapeutische hypothermie blijft een experimentele
klinische benadering. Op dit moment zijn er studies en Hoewel er momenteel veel studies gaande zijn waarbij
gerandomiseerde trials gaande om de therapeutische de ischemische beschadiging van het ruggenmerg en de
interventies te onderzoeken. Het gebruik ervan als regeneratie van gemyeliniseerde zenuwvezels worden
behandeling van ruggenmergletsel heeft gunstige effecten onderzocht, is er geen vervanging voor de aanvang en het
laten zien voor wat betreft het reduceren van gelokaliseerd behoud van immobilisatie van de cervicale wervelkolom
oedeem en ischemische veranderingen. Er is echter en goede huidverzorging op de spoedeisende hulp.
aanvullend onderzoek nodig om overtuigende bewijzen
te hebben voor de werkzaamheid ervan. Uit verschillende
klinische studies met diermodellen is gebleken dat
therapeutische hypothermie een veelbelovende
behandeling kan zijn voor patiënten met ernstig cervicaal
ruggenmergletsel. Matige hypothermie (33°C), systemisch
geïntroduceerd door intravasculaire koelbehandelingen,
is veilig gebleken en biedt enige verbetering in het
functieherstel op lange termijn.

178 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom


Tabel 13-9. ACS-richtlijnen voor het screenen van patiënten met vermoedelijk
ruggenmergletsel
Letsel van de cervicale wervelkolom
Wanneer de patiënt tekenen van paraplegie of quadriplegie vertoont, moet je denken aan instabiliteit van de wervelkolom.

Wanneer het gaat om patiënten die wakker, alert, niet onder invloed van substanties zijn en geen neurologische afwijkingen
hebben:
• Wanneer er geen sprake is van pijn in de nek, gevoeligheid in de middellijn of van een de aandacht afleidend ander letsel, is
een acute fractuur van de cervicale wervelkolom of instabiliteit onwaarschijnlijk.
◦◦ Wanneer er na verwijdering van de halskraag en handmatig palperen van de nek geen sprake is van pijn en de patiënt kan
de nek zonder pijn bewegen, is beeldonderzoek niet nodig.
• Wanneer er wel sprake is van pijn en gevoeligheid in de middellijn, is beeldonderzoek wel noodzakelijk. Voor zover
mogelijk wordt een CT-scan aanbevolen. Als alternatief kunnen laterale, AP- en odontoidenopnamen met open mond van
de cervicale wervelkolom worden gemaakt, en een CT-scan in de lengterichting van eventuele verdachte gebieden van de
lagere cervicale wervelkolom, voor zover deze niet duidelijk zichtbaar zijn op de röntgenopnamen. De beelden moeten de
wervelkolom tot T1 omvatten.
◦◦ Wanneer de beelden geen afwijkingen laten zien, kan de halskraag worden verwijderd. Wanneer er een verdenking op
letsel blijft bestaan, moet de halskraag opnieuw worden aangebracht en een wervelkolomspecialist worden geraadpleegd.

Wanneer het gaat om patiënten met een verminderd bewustzijnsniveau of die non-verbaal zijn (kinderen die hun symptomen
niet kunnen verwoorden):
• Voor zover mogelijk wordt een CT-scan aanbevolen.
• Het alternatief is hetzelfde als hierboven, met een CT-scan als optie voor kinderen.
• Wanneer de cervicale wervelkolom normaal is, kan de halskraag na onderzoek door een arts worden verwijderd.

In geval van twijfel moet de halskraag blijven zitten.

Raadpleeg een arts met ervaring in het onderzoeken en behandelen van patiënten met wervelkolomletsels wanneer een dergelijk
letsel wordt vermoed of is vastgesteld.

Beoordeel patiënten met neurologische uitval (paraplegie of quadriplegie) snel en haal de patiënt zo snel mogelijk van de
wervelplank af.
Wanneer het gaat om patiënten die moeten worden geopereerd voordat een volledig wervelkolomonderzoek kan worden
uitgevoerd:
• Vervoer de patiënt voorzichtig en ga ervan uit dat er sprake is van een instabiel wervelkolomletsel.
• Laat de halskraag in positie en logroll de patiënt op en van de operatietafel af.
• Haal de patiënt zo snel als veilig mogelijk van de wervelplank af.
• Informeer de anesthesist en het operatieteam over de status van het wervelkolomonderzoek.
Wervelkolomletsel

Paraplegie of gevoelsverlies ter hoogte van de borst of de buik kan duiden op instabiliteit van de wervelkolom.

Wanneer het gaat om patiënten die wakker, alert, niet onder invloed van substanties zijn, geen neurologische afwijkingen
hebben en pijn of gevoeligheid hebben van de thoracale of lumbale middellijn:
• Palpeer en inspecteer de gehele wervelkolom. Wanneer er bij palpatie geen gevoeligheid of eccymose wordt geconstateerd
van de processus spinosus, is een instabiele fractuur onwaarschijnlijk en is beeldvorming niet direct noodzakelijk.
Wanneer er sprake is van pijn van de wervelkolom, gevoeligheid bij palpatie, of neurologische uitval, een verlaagd
bewustzijnsniveau of een vermoede intoxicatie:
• Aangeraden wordt AP- en laterale röntgenopnamen te maken.
• Een axiale CT-scan met dunne coupes wordt aangeraden wanneer er op de röntgenopnamen verdachte gebieden te zien
zijn.
• Controleer of de opnamen van goede kwaliteit zijn en zijn beoordeeld door een ervaren arts alvorens de wervelkolom vrij
te geven.
Raadpleeg een arts met ervaring in het onderzoeken en behandelen van patiënten met wervelkolomletsels wanneer een dergelijk
letsel wordt vermoed of is vastgesteld.

TNCC • Zevende druk 179


Bijlage 13-A. Vrijgeven van de cervicale wervelkolom

The Canadian C-Spine Rule


For alert (GCS=15) and stable trauma patients where cervical spine injury is a concern
1. Any High-Risk Factor Which
Mandates Immobilization?
Age ≥ 65 years
or
Dangerous mechanism *
or
Numbness or tingling in extremities Yes

No

2. Any Low-Risk Factor Which Allows Safe


Assessment of Range of Motion? No
C-Spine
Simple rearend MVC ** Immobilization
or
Sitting position in ED
or
Ambulatory at any time
or
Delayed onset of neck pain ***
or
Absence of midline c-spine tenderness Unable
*
Dangerous Mechanism
Yes - Fall from elevation ≥ 3 feet / 5 stairs
- Axial load to head, e.g. diving
- MVC high speed (>100 km/hr), rollover,
3. Patient Voluntarily Able to Actively ejection
Rotate Neck 45° Left and Right - Motorized recreational vehicles
Regardless of Pain - Bicycle struck or collision
**
Simple Rearend MVC Excludes
Able
- Hit by bus / large truck
- Rollover
- Hit by high speed vehicle
No C-Spine ***
Delayed
Immobilization - i.e. not immediate onset of neck pain

De NEXUS-criteria voor vrijgeven cervicale wervelkolom

• Er is geen sprake van gevoeligheid van de posterieure middellijn van de cervicale wervelkolom.

• Er zijn geen aanwijzingen voor intoxicatie.

• De patiënt heeft een normaal bewustzijnsniveau.

• Er is geen sprake van focale neurologische uitval.

• De patiënt heeft geen pijnlijk, de aandacht afleidend ander letsel.

Naar aanleiding van de Canadian C-Spine Rule and populatie te verminderen. Elke instelling heeft zijn eigen
the National Emergency X-radiography Utilization beleid ten aanzien van het vrijgeven van de cervicale
Study zijn criteria opgesteld voor het vrijgeven van wervelkolom, maar de twee voorbeelden hierboven
patiënten met een klein risico op instabiele fracturen of dienen als referentie. Raadpleeg het beleid binnen uw
ligamentletsel om onnodige beeldopnames binnen deze eigen instelling.
2 Chapter 13 • Spinal Cord and Vertebral Column Trauma
180 Hoofdstuk 13 • Trauma van het ruggenmerg en de wervelkolom
Hoofdstuk 14 • Trauma van het
bewegingsapparaat
Cynthia M. Bratcher, BSN, RN, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De ongevalsmechanismen beschrijven die worden geassocieerd met trauma van het bewegingsapparaat.
2. De pathofysiologische veranderingen als basis voor de beoordeling van de patiënt met trauma van het
bewegingsapparaat beschrijven.
3. De verpleegkundige beoordeling van de patiënt met trauma van het bewegingsapparaat demonstreren.
4. De juiste interventies voor de patiënt met trauma van het bewegingsapparaat plannen.
5. De effectiviteit van de verpleegkundige interventies voor de patiënt met trauma van het bewegingsapparaat
beoordelen.

Inleiding • Epitheelweefsel bedekt en beschermt het oppervlak


Kennis hebben van de normale anatomie en fysiologie van dieper gelegen weefsels.
vormt de basis om anatomische stoornissen en patho- • Vetweefsel bevat vetten en isoleert, slaat energie op en
fysiologische processen te kunnen begrijpen die het beschermt tegen letsel.
gevolg kunnen zijn van een trauma. Voor je dit hoofdstuk • Zenuwweefsel wordt gekenmerkt door het vermogen
leest, raden we je nadrukkelijk aan het volgende materiaal elektrische signalen te geleiden.
door te nemen. Deze stof wordt niet behandeld tijdens de
lessen en niet direct getest, maar kan als basis dienen voor De twee primaire types botweefsel zijn compact en
testvragen en skillbeoordelingsstappen. spongieus (poreus). Compact bot is het sterkste
botweefsel. Het is dicht en stijver dan poreus bot en vormt
Anatomie en fysiologie van het spier- de schacht van lange pijpbeenderen en de buitenlaag van
skeletstelsel andere botten. Poreus bot zit in botten en door de macro-
scopische ruimtes tussen rasterachtige kolommen wordt
Het spier-skeletstelsel zorgt voor ondersteuning,
het bot lichter. Poreus bot treft men aan langs stresslijnen
bescherming en functionele bewegingen van het mense-
en ondersteunt het bot stress te weerstaan zonder te
lijke lichaam. Dit stelsel bestaat uit botten, gewrichten
breken. Poreus bot in de heupen, wervels, ribben, sternum
met pezen, ligamenten, kraakbeen, bloedvaten en
en de uiteinden van lange pijpbeenderen vormt het
zenuwen en spieren. In de botten worden mineralen
opslagcentrum voor rood beenmerg en is bij volwassenen
en vetten opgeslagen en in het rode beenmerg worden
de locatie voor de bloedcelproductie in het bot.
bloedcellen geproduceerd.

Onderverdeling van botten


Botten en ondersteunende structuren
Het lichaam van een volwassene bevat 206 botten.
Botten bestaan uit verschillende soorten weefsel: kraak-
Baby's en kinderen hebben echter nog meer botten,
been, bindweefsel, epitheel, vetweefsel en zenuwweefsel:
maar daarvan groeien er een aantal samen naarmate het
• Kraakbeen is een matrix van cellen die water kunnen
lichaam zich verder ontwikkelt. De meeste botten kunnen
vasthouden, waardoor het kraakbeen terug kan veren
worden geclassificeerd in vijf categorieën: lang, kort, plat,
na samendrukking wat het sterk maakt. Met uitzonde-
onregelmatig gevormd en sesamoïdeus.
ring van botten is kraakbeen de stevigste structuur in
• Lange pijpbeenderen zijn langer dan dat ze breed zijn
het lichaam.
en zijn licht gebogen waardoor ze sterker zijn.
• Bindweefsel bestaat uit eiwitvezels die dikke bundels De schacht van lange pijpbeenderen bestaat uit
collageenvezels vormen voor structuren als pezen compact botweefsel. De lange pijpbeenderen zijn de
en ligamenten. Pezen verbinden spieren aan bot en femur, tibia, fibula, humerus, radius en ulna.
ligamenten verbinden botten aan botten.

TNCC • Zevende druk 181


• Korte botten zijn meer kubusvormig en bestaan uit Afbeelding 14-1. Structurele componenten
poreus bot, behalve het oppervlak dat uit een dunne van lange pijpbeenderen
laag compact bot bestaat. De metacarpale en meta-
tarsale botten zijn korte botten.
Gewrichtskraakbeen
• Platte botten zijn normaal gesproken dun en hebben
een oppervlak van compact bot rondom een laag Epifyse Epifysaire schijf
poreus bot. De schedelbeenderen, het sternum en de
ribben zijn platte botten.
Spongieus bot
• Onregelmatig gevormde botten zijn complex
gevormde botten; de wervels, heupbeenderen en Mergholte
enkele gezichtsbeenderen zijn onregelmatig Diafyse Foramen nutricium
gevormde botten.
• Sesamoïde botten zijn kleine botten die in pezen Endosteum
ontwikkelen als bescherming tegen overmatige Periost
slijtage. Het grootste sesamoïde bot is de patella.

Structuur van bot


Gewrichtskraakbeen
De structurele componenten van lange pijpbeenderen zijn
(afb. 14-1): Epifyse
• Epifyse: het distale en proximale uiteinde van het bot
• Epifysaire schijf: een laag kraakbeen waar botgroei
plaatsvindt en die verbeent wanneer de groei stopt na Andere structuren zoals pezen, ligamenten en skelet-
de puberteit en bij adolescenten spieren ondersteunen het skeletspierstelsel.
• Diafyse: het middenstuk van het bot • Pezen zijn strengen dicht weefsel waarmee spieren
aan het bot vastzitten. Deze controleren de beweging
• Gewrichtskraakbeen: een dunne laag kraakbeen van de extremiteit door extensie of flexie van de
die de epifyse bedekt op de plaats waar een bot een spiergroepen. De pees trekt het distale bot in de
gewricht vormt met een ander bot richting van de spiergroepbeweging.
• Periost: het bindweefsel dat het bot met uitzondering • Ligamenten zijn fibreuze kapsels die in parallelle
van de gewrichtsoppervlakken bedekt bundels bindweefsel zijn gerangschikt en die hoge
• Mergholte: de ruimte in de diafyse die bij volwas- spanningen kunnen weerstaan. In de gewrichten
senen geel beenmerg bevat worden botten voornamelijk door de kracht van de
ligamenten bij elkaar gehouden.
Gewrichten, pezen en ligamenten • Skeletspieren hebben strepen van donker- en licht-
Gewrichten worden in drie typen onderverdeeld: gekleurde banden met bindweefsel welke spiervezels,
synoviaal, cartilagineus en fibreus. bloedvaten en zenuwen omringen. Skeletspieren
• Synoviale gewrichten hebben een met vloeistof zitten aan het bot vast met bindweefsel of pezen.
gevulde synoviale holte en de botten worden bij
elkaar gehouden door bindweefsel en ligamenten.
Synoviale gewrichten zorgen voor een grote Bloed- en zenuwvoorziening
bewegingsvrijheid en bevinden zich bij de knie, In bot bevinden zich veel bloedvaten. Periosteale arteriën
elleboog en heup. leveren bloed aan het periost en de buitenkant van
compacte botten, metafysaire arteriën zorgen voor de
• Kraakbeengewrichten hebben geen synoviale holte bloedvoorziening van lange pijpbeenderen. De bloedvaten
en worden bij elkaar gehouden door kraakbeen. bevinden zich in de diafyse, de epifyse en het periost.
Kraakbeengewrichten hebben weinig tot geen De metafysaire en epifysaire arteriën zorgen voor de
bewegingsvrijheid en worden gezien bij het sternum bloedvoorziening van rood beenmerg en botweefsel.
en de wervels.
• Fibreuze gewrichten hebben geen synoviale holte en Bot is ook rijk aan vertakte zenuwen. Het periost bevat
worden bij elkaar gehouden door fibreus bindweefsel. veel sensorische zenuwen voor pijnwaarneming. Deze
Deze hebben weinig tot geen bewegingsvrijheid en zenuwen zijn gevoelig voor scheuren of spanning waar-
zijn te vinden in de schedel, tibia en fibula. door heftige pijn kan optreden bij een fractuur.

182 Hoofdstuk 14 • Trauma van het bewegingsapparaat


Inleiding Door dagelijks twee tot vier alcoholische consumpties
Epidemiologie te nuttigen kunnen de botmassa en de botmineraaldicht-
Volgens de Amerikaanse Centers for Disease Control and heid afnemen en het risico op een val met kans op een
Prevention (CDC) heeft een derde van de patiënten die fractuur van de onderarm, wervelkolom, crista iliaca en
zich melden voor een spoedeisende behandeling een letsel trochanter major vergroten.
als gevolg van een fractuur, verstuiking of verdraaiing.
Soorten letsel
Ongevalsmechanisme De extremiteiten worden het vaakst getroffen door
Trauma van het bewegingsapparaat kan enkelvoudig traumatisch letsel. Letsel kan betrekking hebben op bot-
of multisystemisch zijn en wordt beschouwd als hoge ten, weke delen, spieren, zenuwen, pezen, bloedvaten en
prioriteit wanneer er sprake is van een hemodynamische gewrichtsholtes. Letsels van het bewegingsapparaat zijn
of neurovasculaire component. De ongevalsmechanismen fracturen, dislocaties, amputaties, verstuikingen,
zijn vallen, ongevallen met een motorvoertuig, letsel verdraaiingen, penetrerend letsel, ligamentscheuring,
ten gevolge van geweldsmisdrijven, sportactiviteiten en peeslaceraties en neurovasculaire problemen. Veel
ongevallen thuis en op het werk. Valpartijen zijn de meest voorkomende letsels zijn:
voorkomende oorzaak voor letsels van het bewegings- • Vallen op uitgestrekte handen.
apparaat in alle leeftijdsgroepen met uitzondering van • Calcaneusfracturen na een sprong of val met een lan-
tieners en jongvolwassenen. Valpartijen zijn de meest ding op de voeten: Axiale belastingskrachten die zich
voorkomende oorzaak voor letselgerelateerd overlijden omhoog verspreiden, wervellichamen samendrukken
bij patiënten ouder dan 72 jaar. Zie Hoofdstuk 18: en resulteren in thoracolumbale wervelfracturen.
Speciale populaties: De oudere traumapatiënt voor meer • Fracturen van de patella als gevolg van een trauma
informatie. met hoge impact (passagierscompartiment beschadigd
of wanneer de inzittende tegen het dashboard van het
Risico op vallen
voertuig wordt geworpen).
Met een valpartij wordt de kans op een slechte genezing
en complicaties vergroot door comorbiditeiten en is het • Fracturen van het been gaan vaak samen met knie-
mortaliteitspercentage hoog, daarom is het belangrijk letsel.
vast te stellen waardoor de val heeft plaatsgevonden. • Femurfracturen, heupfracturen en dislocaties en
Probeer te achterhalen of de val het gevolg was van: beschadiging van de arteria poplitea in combinatie
• Een mechanische gebeurtenis (struikelen of uitglijden) met knietrauma.
• Een comorbide voorval (cardiovasculair, myocard- • Beiderzijdse tibia- en fibulafracturen als gevolg van
infarct, syncope) een aanrijding van een voetganger tegen een voertuig:
• Geneesmiddelengebruik Wanneer de voetganger door een groter voertuig
wordt geraakt (een SUV, busje of vrachtwagen), moet
• Alcoholgebruik
worden gedacht aan bekkenletsel.
Tabel 14-1. Letsels geassocieerd met letsels van het bewegingsapparaat
Letsel Gemist of geassocieerd letsel
Fractuur clavicula of scapula • Ernstig thoracaal letsel, met name longcontusie en
Fractuur en/of dislocatie van de schouder ribfracturen

• Letsel arteria brachialis


Fractuur/dislocatie van de elleboog
• Letsel nervus medianus, ulnaris en radialis
• Femurhalsfractuur
Femurfractuur
• Dislocatie posterieure heup
Dislocatie knie of verschoven tibiaplateaufractuur • Letsel arteria en nervus poplitea
• Wervelkolomletsel of fractuur
Calcaneusfractuur • Fractuur-dislocatie van de achtervoet
• Fractuur tibiaplateau
Open fractuur • Bijkomend ander letsel

TNCC • Zevende druk 183


Gelijktijdig optredende letsels Afbeelding 14-2. Typen fracturen
Letsels van het bewegingsapparaat kunnen aanwijzingen
zijn van gelijktijdig opgelopen letsel. Kennis van letsel-
patronen kan de traumaverpleegkundige helpen bij
het herkennen en juist beoordelen van mogelijk gelijk
optredend letsel. Wanneer er sprake is van een open
fractuur, is er een incidentie van 70% voor bijbehorende
niet-skeletgerelateerde letsels. In tabel 14-1 staan letsels
beschreven die worden geassocieerd met trauma van het
bewegingsapparaat.

Pathofysiologie als uitgangspunt voor


onderzoeksbevindingen
Bloedverlies
Trauma van het bewegingsapparaat kan resulteren in
omvangrijk bloedverlies, hetgeen de voornaamste oorzaak
is van te voorkomen overlijden bij trauma. Fracturen van
de femurschacht als gevolg van de inwerking van veel
energie gaan vaak gepaard met andere letsels en open het geleidingstraject en blokkeren of vertragen de zenuw-
wonden. Een patiënt met een femurfractuur kan twee tot impulsen. Zenuwletsel kan resulteren in een andere
drie eenheden bloed verliezen als gevolg van het letsel. pijnwaarneming en geheel of gedeeltelijk verlies van
Dit kan levensbedreigend zijn. motorische en sensorische functie distaal van de
aangedane zenuw. Toenemende pijn, zelfs wanneer er
Letsels van het bewegingsapparaat verstoren de pulsaties zijn, is een teken van toenemende cellulaire
capillairen en celmembranen. Bloedverlies in het hypoxie en is vaak het eerste teken van een verhoogde
gebied rondom het letsel kan zichtbaar of onzichtbaar druk in het spiercompartiment.
zijn. Wanneer de arteriële bloedflow geblokkeerd
wordt, neemt de weefseloxygenatie af, wat resulteert in
weefselischemie en celdood. Als dit optreedt neemt de Specifieke letsels van het bewegings-
pijn toe en kunnen de pulsaties lastiger te voelen zijn. apparaat
De extremiteit wordt bleek, cyanotisch en koel en de Zie Hoofdstuk 15: Trauma van de huid en brandwonden
capillaire refilltijd neemt toe. voor informatie over wekedelenletsel.

Zenuwletsel Fracturen
Door verplaatsing van een bot of gewricht kunnen de Een fractuur is een volledige of onvolledige onderbreking
omringende zenuwen afknellen waardoor pathofysiolo- van de continuïteit van de cortex van het bot. Tabel 14-2
gische veranderingen kunnen optreden distaal van het bevat de classificatie van fracturen. In afbeelding 14-2
letsel. Afgeknelde of gescheurde zenuwen onderbreken worden alle soorten fracturen geïllustreerd.

Tabel 14-2. Classificatie van fracturen


Fractuur Beschrijving
Open Fractuurlocatie met aangetaste huidintegriteit bij of op de fractuur.
Gesloten Huid is intact op of bij de fractuurlocatie.
Volledig Botcortex is volledig onderbroken.
Onvolledig Botcortex is niet volledig onderbroken.
Comminutief Bot is in fragmenten versplinterd.
Greenstick Bot buigt of knikt.
Impactie Bot zit vast tussen de distale en proximale fractuurlocaties.
Verschoven Botfractuurdelen zijn niet uitgelijnd.

184 Hoofdstuk 14 • Trauma van het bewegingsapparaat


Femurfracturen Tabel 14-3. De Gustilo-classificatie van open
Een ernstig trauma is vaak de oorzaak van een femur- fracturen
schachtfractuur, wat in het proximale, distale of midden-
deel van de femur kan optreden. Femurfracturen kunnen Type Beschrijving
resulteren in veel bloedverlies dat mogelijk een shock Wond < 1 cm
kan veroorzaken, met name wanneer er ook sprake is van Fractuur: Eenvoudig transversaal
comorbide factoren. I of schuin met huid doorboord door
Laag- botsplinter
De onderzoeksbevindingen voor een femurfractuur zijn: energetisch
• Pijn en onvermogen het been te belasten letsel Minimale beschadiging van weke
delen
• Verkorting van het aangedane been
Schone wond
• Interne of externe rotatie
Wond > 1 cm
• Oedeem
II Gemiddelde verontreiniging
• Misvorming van het dijbeen Midden- Fractuur: Gemiddeld comminutief/
• Aanwijzingen voor hypovolemische shock kunnen al energetisch crushletsel
dan niet aanwezig zijn letsel
Gemiddelde beschadiging van weke
delen
Open fracturen
Alle open fracturen worden als verontreinigd beschouwd Hoogenergetisch letsel
vanwege de blootstelling aan de omgeving en lopen Hoge mate van verontreiniging
risico op infectie. Deze letsels kennen een slechte wond- III Fractuur: Ernstig comminutief en
genezing met een risico op osteomyelitis en sepsis. Hoog- instabiel
Tabel 14-3 bevat de classificatie van open fracturen. energetisch
Open wonden in de nabijheid van een gewricht kunnen Uitgebreide beschadiging van
letsel
duiden op betrokkenheid van de gewrichtsholte en som- weke delen waarbij spieren, huid
mige open fracturen met neurologisch letsel, langdurige en neurovasculaire structuren zijn
ischemie en spierbeschadiging kunnen alleen behandeld betrokken, of amputatie
worden met een amputatie. Bedekking van weke delen van
IIIA
De onderzoeksbevindingen voor open fracturen zijn: fractuur is voldoende
• Een open wond op of vlakbij een fractuur Uitgebreid letsel van of verlies van
• Een open wond met een uitstekend bot weke delen, afgeschoven period en
IIIB blootliggend bot
• Pijn
Massale verontreiniging
• Neurovasculaire problemen
• Gecontroleerde of ernstige bloeding Een open fractuur met arterieel letsel
IIIC dat moet worden hersteld ongeacht
Amputaties de mate van wekedelenletsel
Amputaties kunnen volledig of gedeeltelijk zijn en
omvatten meestal de vingers of tenen, het onderbeen, de
hand of de onderarm. De prioriteit van de behandeling is
gericht op de totale beoordeling, traumazorg en -opvang • Aanwijzingen voor hypovolemische shock kunnen al
van de patiënt om aldus een hemodynamische stabiliteit te dan niet aanwezig zijn.
verkrijgen, inclusief het controleren van het bloedverlies.
Crushletsels
De onderzoeksbevindingen voor een amputatie zijn: Een crushletsel van een grote spier kan het resultaat zijn
• Duidelijk weefselverlies van een langdurige compressie, beknelling of zware
klap. Direct spierletsel kan resulteren in spierischemie
• Pijn
en uiteindelijk celdood waarbij myoglobine en andere
• Gecontroleerde of ernstige bloeding cellulaire componenten (kalium) vrijkomen. Een dergelijk
◦◦ Partiële amputaties kunnen ernstiger bloeden dan letsel kan leiden tot verschillende complicaties zoals een
volledige amputaties omdat na een volledige ampu- compartimentsyndroom, hyperkaliëmie en rabdomyolyse.
tatie de doorgesneden arteriën zich terugtrekken.

TNCC • Zevende druk 185


Afbeelding 14-3. Compartimenten van het verhoging van de compartimentdruk. Het baseren van
onderbeen de diagnose op verlies van een palpeerbare pols kan
resulteren in weefselbeschadiging, omdat dit vaak een laat
optredend verschijnsel is. Frequente herbeoordelingen en
identificatie van neurovasculaire problemen kunnen het
resultaat voor de patiënt verbeteren.

Onderzoeksbevindingen
De eerste bevindingen voor compartimentsyndroom zijn
een strak gevoel, pijn wanneer de spier wordt uitgerekt en
stijfheid bij palpatie. De zes P’s die worden geassocieerd
met een compartimentsyndroom kunnen nuttig zijn,
maar behalve pijn en druk zijn de overige aspecten late
verschijnselen en kan de schade al onomkeerbaar zijn.
De zes P’s zijn:
• Pain (pijn): Een kenmerkend verschijnsel van een
compartimentsyndroom is buitensporige pijn, gezien
het letsel. Pijn bij een passief bewegingsbereik
van het aangedane compartiment kan duiden
Crushletsel kan ook resulteren in bloedverlies uit op de ontwikkeling van of het bestaan van een
beschadigde weefsels, vernietiging van spier- en compartimentsyndroom.
botweefsel, vloeistofverlies resulterend in hypo- • Pressure (druk): Het compartiment of ledemaat
volemische shock en infectie. voelt strak of gespannen bij palpatie. De huid kan er
strak en glimmend uitzien wanneer de huid rekt.
Compartimentsyndroom • Pallor (bleekheid): Een slechte huidskleur en koel
Compartimentsyndroom is een ernstige complicatie van aanvoelen duiden op een slechte perfusie. Een
skeletspierletsel en houdt in dat er sprake is van een vertraagde capillaire refill kan ook duiden op een
verhoogde druk in een spiercompartiment, omgeven verminderde perfusie.
door fascie (afb. 14-3). Deze verhoogde druk kan de
• Pulses (pulsaties): Pulsaties kunnen normaal zijn
bloedflow belemmeren, resulterend in beschadiging of
wanneer er sprake is van een compartimentsyndroom.
vernietiging van spier- en zenuwweefsel. Een verhoogde
Zwakke of afwezige pulsaties zijn late verschijnselen
compartimentdruk wordt vaak veroorzaakt door de
van een compartimentsyndroom.
vorming van een hematoom secundair aan een fractuur
als gevolg van een verhoogde druk of verminderde • Paresthesia (paresthesie): Een dof gevoel, tinte-
ruimte. Een verhoogde druk kan worden veroorzaakt lingen of verlies van sensibiliteit kunnen optreden
door interne of externe oorzaken. Interne oorzaken wanneer de zenuwen en bloedvaten zijn aangedaan.
voor druk zijn bloedverlies of oedeem als gevolg van Wanneer er sprake is van een sensibiliteitsverlies kan
fracturen of crushletsels. Externe oorzaken voor druk dit verlichting van de pijn geven. Dit duidt op een
zijn gipsverband, verbandmaterialen, tractiespalken en verslechterende perfusie, niet op een verbetering.
luchtspalken. De verhoogde druk belemmert de bloedflow • Paralysis (paralyse): Motorische disfunctie duidt op
naar de zenuwen, bloedvaten en spieren, resulterend in letsel van het zenuwstelsel.
cellulaire ischemie.
Hyperkaliëmie
De spieren van het onderbeen of de onderarm zijn de Kalium komt voornamelijk intracellulair voor, zodat bij
meest voorkomende locaties voor een compartiment- celvernietiging grote hoeveelheden kalium vrijkomen,
syndroom, maar het kan in elk fasciaal compartiment resulterend in hyperkaliëmie. Dit betekent voor de patiënt
optreden. De ernst van de beschadiging hangt af van een risico op hartritmestoornissen. De kaliumlevels
de druk en de tijd dat de perfusie in het compartiment hebben een piek ongeveer 12 uur na het letsel. Dit kan
aangetast is geweest. Spiernecrose kan binnen 4 tot 6 uur tijdens de eerste traumazorg en -opvangperiode worden
optreden, resulterend in een permanent functieverlies gezien na een langdurige extractiehandeling of vertraagd
of amputatie. De tijdsduur tot celdood wordt korter transport naar het ziekenhuis. Zie Hoofdstuk 24: Post-
naarmate de druk hoger is. Het compartimentsyndroom traumazorg en -opvang op de spoedeisende hulp voor
wordt aangetoond door een met een meting vastgestelde meer informatie.

186 Hoofdstuk 14 • Trauma van het bewegingsapparaat


Rabdomyolyse ◦◦ Repositie van de gedisloceerde heup is prioriteit
Door significante spierbeschadiging en celvernietiging zodra de patiënt is gestabiliseerd.
komt myoglobine, een spiereiwit, vrij in de circulatie. • Een enkeldislocatie moet mogelijk direct worden
Aangezien myoglobine door de nieren wordt uitgeschei- gereponeerd om de circulatie te herstellen.
den, is het risico op acuut nierfalen hoog bij patiënten
met crushletsel. De klassieke triade voor de onderzoeks- • Dislocaties van de knie kunnen resulteren in het
bevindingen is: volgende:
• Spierpijn, dof gevoel of sensibiliteitsveranderingen ◦◦ Letsel van de nervus peroneus
• Spierzwakte of paralyse ◦◦ Beknelling van de arteria en vena poplitea wanneer
• Donkerrode of bruine urine de repositie van de dislocatie langer duurt
◦◦ Beschadiging van de arteria poplitea die de eerste
Andere onderzoeksbevindingen zijn: uren niet duidelijk wordt; frequente controles van
• Uitgebreid oedeem weke delen en bloeduitstortingen de vaatvoorziening worden aanbevolen
• Algehele zwakte of malaise
• Aanwijzingen voor hypovolemische shock kunnen al Verpleegkundige zorg voor de patiënt met
dan niet aanwezig zijn trauma van het bewegingsapparaat
• Verhoogde creatininekinaselevels Primaire onderzoeksfase
Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische
De behandeling van rabdomyolyse is gericht op vroeg- aanpak van de zorg voor de traumapatiënt. De volgende
tijdige interventie met agressieve vloeistofsuppletie om beoordelingsparameters gelden specifiek voor letsels van
myoglobine te spoelen en aldus nierfalen te voorkomen. het bewegingsapparaat.
Geadviseerd wordt de urine-output van de patiënt op
100 ml per uur te houden tot de myoglobinurie is Secundaire onderzoeksfase
verdwenen. H–History (Anamnese)
Het ongevalsmechanisme kan aanwijzingen bevatten voor
Gewrichtsdislocaties specifieke traumapatronen, met name die trauma's die
Dislocaties ontstaan wanneer de scharnierende oppervlak- bepaalde onderdelen van het bewegingsapparaat treffen.
ken van het gewricht van elkaar losraken. Dit kan zenuw- Het is nuttig te weten waar de energie het lichaam raakte
letsel veroorzaken vanwege de anatomische nabijheid van en wat de locatie van de pijn is. Tracht het voorval te
zenuwen ten opzichte van het aangedane gewricht. reconstrueren om de ernst van het letsel te bepalen, alsook
andere mogelijke letsels die mogelijk niet duidelijk waar-
De onderzoeksbevindingen voor gewrichtsdislocaties neembaar zijn. Zie Hoofdstuk 4: Biomechanica, kinema-
zijn: tica en ongevalsmechanismen voor meer informatie.
• Onvermogen het aangedane gewricht te bewegen
De anamnese kan het volgende omvatten:
• Gewrichtsmisvorming • Ongevallen met motorvoertuigen
• Pijn ◦◦ Mate van beschadiging van het voertuig
• Oedeem ◦◦ Punt van impact op het voertuig
• Abnormaal bewegingsbereik ◦◦ Locatie van de patiënt in het voertuig en de locatie
• Neurovasculaire problemen: Verminderde of afwezige ter plaatse
pulsaties; verminderde sensorische functie ◦◦ Uit het voertuig geworpen
Specifieke gewrichtsdislocaties kunnen een unieke mani- ◦◦ Ontplooide airbag
festatie hebben. Dit zijn: ◦◦ Gebruik van een veiligheidsgordel
• Gedisloceerd heupgewricht
• Voetganger geraakt door een voertuig
◦◦ Vaak geassocieerd met significant trauma
◦◦ Snelheid van het voertuig bij de impact
◦◦ Complicaties van een heupdislocatie zijn:
◦◦ Hoogte of grootte van het voertuig
··Avasculaire necrose van de femurkop
◦◦ Punt van impact op het voertuig
··Compressie van de nervus ischiadicus
◦◦ Punt van impact op de patiënt
··Permanente invaliditeit
◦◦ Door het voertuig meegesleurd
TNCC • Zevende druk 187
• Val van hoogte ◦◦ Beoordeel de kwaliteit van de pijn op specifieke
◦◦ Hoogte van de val punten.

◦◦ Grondsoort van landing: Beton, kiezels, zand, gras, ◦◦ Beoordeel het actieve en passieve bewegingsbereik
etc. van alle extremiteiten. Let op pijn tijdens het
bewegen.
◦◦ Punt van impact: Voet, hoofd, rug, etc.
• Pallor (bleekheid)
• Crushletsels
◦◦ Beoordeel de kleur en temperatuur van de
◦◦ Gewicht van het beknellende voorwerp aangedane extremiteit.
◦◦ Tijdsduur beknelling: Langere beknellingsperioden ◦◦ Bleekheid, vertraagde capillaire refill en een koele
vergroten het risico op rabdomyolyse extremiteit kunnen duiden op problemen met de
◦◦ Lichaamsdelen of aangedane delen vaatvoorziening in een normothermische omgeving.
• Explosieletsels • Pressure (druk)
◦◦ Afstand tussen de patiënt en de explosie ◦◦ De huid kan er strak en glimmend uitzien wanneer
◦◦ Rondvliegende voorwerpen het weefsel onder spanning staat.
◦◦ Palpeer de extremiteit voor stevigheid van de
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk compartimenten en voor spierspasmen.
onderzoek)
Hoofd • Pulses (pulsaties)
• Plotseling visusveranderingen kunnen duiden op een ◦◦ Palpeer de pulsaties proximaal en distaal van het
mogelijke vetembolie in de cerebrale vasculatuur. letsel.
◦◦ Een vergelijking van pulsaties aan beide
Thorax
extremiteiten is noodzakelijk om de kwaliteit van
• Onderzoek of er eventueel een vetembolie in de
de pulsatie te bepalen.
longvaten kan zijn ontstaan, een mogelijke
complicatie van fracturen van de lange pijpbeenderen. ◦◦ De aanwezigheid van een pulsatie sluit het
Dit kan duidelijk worden door acute ademhalings- compartimentsyndroom niet uit.
problemen bij een patiënt met meervoudig letsel. • Paresthesia (paresthesie)

Extremiteiten ◦◦ Controleer op abnormale sensaties zoals een


Inspecteer en palpeer: brandend gevoel, tintelingen en een dof gevoel.
• Actieve ongecontroleerde bloedingen Ischemische pijn wordt vaak omschreven als een
brandend gevoel.
• Integriteit van het aangedane gebied, verwondingen
van de huid en abnormaliteiten van de weke delen die • Paralysis (paralyse)
kunnen duiden op fracturen of dislocaties ◦◦ Beoordeel het bewegingsbereik om de motorische
• Misvorming of hoekstand van de extremiteit functie te bepalen. De neurologische functie houdt
verband met mobiliteit.
• Kleur, positie en duidelijke verschillen in de aan-
gedane extremiteit vergeleken met de niet-aangedane ◦◦ Voor extremiteiten met duidelijk letsel moet de
extremiteit, zoals verkorting, rotatie, verplaatsing of beoordeling van het bewegingsbereik mogelijk
functieverlies worden uitgesteld vanwege het risico op
verergering van de schade aan spieren en zenuwen.
De zes P’s kunnen nuttig zijn voor de neurovasculaire
beoordeling van de extremiteit door de trauma- Interventies
verpleegkundige: Interventies voor letsels van het bewegingsapparaat zijn:
• Pain (pijn) • Controle van het bloedverlies door directe druk,
drukverband of tourniquets voor ernstige,
◦◦ De ter plaatse aangebrachte spalken moeten ten levensbedreigende letsels.
minste gedeeltelijk worden verwijderd voor de
beoordeling. • Immobilisatie van de aangedane extremiteit om
verdere bloeding, letsel en pijn te voorkomen.
◦◦ Palpeer de gehele lengte van elke extremiteit voor
pijn of gevoeligheid.

188 Hoofdstuk 14 • Trauma van het bewegingsapparaat


Spalken • Beoordeel en behandel de pijn met pijnstilling
Een spalk aanleggen wordt normaal gesproken uitgevoerd volgens protocol.
tijdens of na het secundaire onderzoek, afhankelijk • Tref voorbereidingen voor procedurele sedatie
van het risico voor de patiënt. Verwijder kleding en volgens het instellingsprotocol wanneer geïndiceerd.
sieraden voorafgaand aan het spalken en immobiliseren.
Afwijkende onderzoeksbevindingen die duiden op een • Immobiliseer het gewricht.
mogelijke noodzaak voor een spalk: ◦◦ Wanneer een spalk of ander
• Pijn immobilisatiehulpmiddel wordt aangebracht,
• Misvorming moeten de gewrichten boven en onder het letsel
ook worden gespalkt.
• Crepitaties
◦◦ Vermijd beweging van de gefractureerde
• Oedeem extremiteit, omdat hierdoor een bloeding kan
• Circulatoire problemen verergeren en het risico op een vetembolie kan
toenemen of een onbedoelde open fractuur kan
Een spalk kan ook worden gebruikt om een in het lichaam ontstaan.
gedrongen voorwerp te stabiliseren. • Breng ijs aan om de zwelling en pijn te reduceren.
Breng ijs niet rechtstreeks op de huid aan. IJs kan elk
De verschillende soorten spalk: uur opnieuw worden aangebracht voor zover nodig.
• Stijve spalken, zoals spalken van karton, plastic
of metaal: Een kussentje om drukletsel van benige ◦◦ Wanneer het compartimentsyndroom wordt
uitsteeksels te voorkomen vermoed, is het gebruik van ijs sterk gecontra-
indiceerd, omdat dit de circulatie, die al verminderd
• Zachte spalken of luchtspalken is, nog verder kan doen afnemen.
• Tractiespalken Gebruikt voor femur- of proximale
tibiafracturen Interventies voor specifieke letsels
Open fractuur
• Aangepaste spalken met glasvezelmateriaal
• Dek open wonden af met in een fysiologische
zoutoplossing gedrenkte verbanden.
Richtlijnen voor het aanbrengen van een spalk:
• Wanneer de patiënt een duidelijke misvorming of • Dien antibiotica toe volgens voorschrift.
uitstekend botdeel heeft, mag het ledemaat niet • Dien tetanusprofylaxe toe volgens de geldende
worden gereponeerd. richtlijnen.
• Beoordeel de pulsatie, temperatuur, kleur en pulsatie-
kwaliteit voor en na elke poging het ledemaat te Amputatie
immobiliseren of de patiënt te verplaatsen. • Oefen directe druk uit op de bloeding of klem de
arterie boven de bloeding af.
◦◦ Let op verlies van een eerder voelbare pulsatie,
wijziging in temperatuur, kleur of pulsatiekwaliteit • Plaats de extremiteit hoger.
of verergering van de pijn. • Er kan een tourniquet worden gebruikt wanneer het
◦◦ Wanneer hiervan sprake is kan repositie van de uitoefenen van druk en hoog leggen onvoldoende
extremiteit geïndiceerd zijn. Verwijder de spalk en controle van de bloeding geeft.
informeer de arts. ◦◦ Pneumatische tourniquets (gelijk aan een grote
• Plaats de extremiteit hoger. bloeddrukcuff) kunnen noodzakelijk zijn voor
stabilisatie van complexe letsels.
◦◦ Wanneer het compartimentsyndroom wordt
vermoed, moet het ledemaat omhoog worden ◦◦ Een tourniquet wordt zo dicht mogelijk bij
geplaatst tot op het niveau van het hart. Voorkom de amputatieplaats geplaatst om ischemie en
dat het ledemaat hoger dan het hart wordt geplaatst, zenuwcompressie van de extremiteit te beperken.
omdat hierdoor de circulatie en weefselperfusie ◦◦ Maak de tourniquet los zodra het bloedverlies onder
kunnen afnemen. controle is.
◦◦ Wanneer er geen risico op het compartiment- ◦◦ Uit recent onderzoek is gebleken dat tourniquets
syndroom bestaat, kan het ledemaat tot boven het waardevol zijn als levensreddende maatregel voor
niveau van het hart worden geplaatst om de pijn en amputaties met een ongecontroleerde bloeding.
zwelling te laten afnemen.

TNCC • Zevende druk 189


• Verwijder vuil of debris van het geamputeerde deel en Aanvullende interventies voor herbeoordeling tijdens
de plaats waar de amputatie heeft plaatsgevonden. de secundaire onderzoeksfase
◦◦ De plaats waar de amputatie heeft plaatsgevonden Aanvullende diagnostische onderzoeken voor patiënten
verwijst naar het deel van het lichaam dat resteert na met trauma van het bewegingsapparaat zijn:
een amputatie, bijvoorbeeld dat deel van het dijbeen • Röntgenopnamen in meerdere richtingen van de
dat resteert na een amputatie boven de knie. aangedane extremiteit zijn noodzakelijk. Sommige
fracturen kunnen slechts vanuit één hoek worden
• Bewaar het geamputeerde deel koel door het in te gezien waarvoor mogelijk een aanvullende schuine
pakken in licht met een fysiologische zoutoplossing opname nodig kan zijn. De beelden moeten ook de
bevochtigde steriele gazen en plaats dit vervolgens in gewrichten boven en onder het letsel omvatten.
een afgesloten plastic zak.
• Een CT-scan kan worden gebruikt voor een
◦◦ De zak met het geamputeerde deel wordt vervolgens meer definitieve evaluatie van trauma van het
in een tweede zak met ijs geplaatst. bewegingsapparaat en voor beoordeling van schade
◦◦ Voorkom dat het geamputeerde deel bevriest of van de omringende organen.
ondergedompeld raakt in vloeistof. • Er kan een angiografie worden uitgevoerd om
◦◦ Label de zak met de juiste patiëntidentificatie. scheuren of compressie in de vaatvoorziening van de
• Dien antibiotica toe volgens voorschrift. aangedane extremiteit te identificeren.
• Dien tetanusprofylaxe toe volgens de geldende • Een niet-invasieve infrarood spectroscopie om de
richtlijnen. verminderde bloedflow te meten kan nuttig zijn om
het compartimentsyndroom te diagnosticeren.
Crushletsel en compartimentsyndroom
• Dien intraveneus een isotone kristalloïde oplossing toe Herbeoordeling
om de urine-output te vergroten tot 100 ml per uur om
Raadpleeg Hoofdstuk 5: Initial assessment voor een
aldus de uitscheiding van myoglobine te verbeteren.
beschrijving van de herbeoordeling van de traumapatiënt.
• Verwijder gipsverbanden, spalken of verbanden.
• Plaatst het ledemaat hoger tot het niveau van het hart Aanvullende evaluaties vanwege letsels van het
om de circulatie te bevorderen. bewegingsapparaat zijn:
• De zes P’s
• Start een niet-invasieve hemodynamische bewaking
voor hartritmestoornissen. • Urine-output en aanwezigheid van myoglobine
• Tref voorbereidingen voor het meten van de druk in
het fascie compartiment. Normaal gesproken wordt Uiteindelijke zorg of transport
dit door een arts uitgevoerd door een naald met Prepareer de patiënt voor definitieve stabilisatie,
een grote diameter of katheter in de fascie van de chirurgische interventie, ziekenhuisopname of
betreffende spier in te brengen en deze vervolgens aan overplaatsing. Definitieve stabilisaties zijn:
te sluiten op een manometer of intracompartimentale • Gesloten of open repositie
drukmonitor. Een niet-invasieve methode voor het • Tractie
meten van de compartimentdruk is het gebruik
van infrarood spectroscopie om de verminderde • Externe fixatuur
bloedflow te meten. De normale druk is 0 tot 8 mmHg. • Gipsverband
Verhoogde metingen van 30 tot 40 mmHg zijn
suggestief voor ischemie van spieren en zenuwen.
• Wees voorbereid op een fasciotomie, indien
geïndiceerd, om het compartiment te decomprimeren
om spier- en/of neurovasculaire schade en verlies van
het ledemaat te voorkomen. Ook een chirurgische
debridement of amputatie kan nodig zijn.

190 Hoofdstuk 14 • Trauma van het bewegingsapparaat


Samenvatting
Letsels van extremiteiten worden normaal gesproken
behandeld tijdens de secundaire onderzoeksfase. Sommige
letsels kunnen echter levensbedreigend zijn en maken
een onmiddellijke interventie wegens ongecontroleerd
bloedverlies tijdens het primaire onderzoek noodzakelijk.
Ook wordt aandacht besteed aan letsels die kunnen
resulteren in functionele invaliditeit en verlies van een
ledemaat. Het secundaire onderzoek wordt nauwgezet
uitgevoerd om alle letsels te identificeren. Een vroegtijdige
interventie voor vermoede fracturen waarbij ook een
neurovasculaire beoordeling voor en na het aanbrengen
van een spalk wordt uitgevoerd, kan helpen om verder
letsel te voorkomen. Pijn is een belangrijk aspect
van letsels van het bewegingsapparaat en spalken en
pijnbestrijding kunnen effectieve manieren zijn om de pijn
te bestrijden.

Een systematische benadering van de beoordeling


en herbeoordeling van de traumapatiënt helpt bij de
identificatie van letsels van het bewegingsapparaat en
levensbedreigende gevolgen om aldus het totale resultaat
voor de patiënt te verbeteren.

TNCC • Zevende druk 191


192 Hoofdstuk 14 • Trauma van het bewegingsapparaat
Hoofdstuk 15 • Trauma van de
huid en brandwonden
Cathy Provins-Churbock, PhD, RN, ANCP-BC, CCNS, CCRN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Aan trauma van de huid en brandwonden gerelateerde ongevalsmechanismen beschrijven.
2. Pathofysiologische veranderingen als basis voor evaluatie van de traumapatiënt met letsel van de huid en
brandwonden beschrijven.
3. De verpleegkundige evaluatie van de traumapatiënt met letsel van de huid en brandwonden aantonen.
4. De juiste interventies voor de traumapatiënt met letsel van de huid en brandwonden plannen.
5. De effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt met letsel van de huid en
brandwonden evalueren.

Inleiding geheel vernieuwd of sneller na een letsel. Met een intacte


Kennis hebben van de normale anatomie en fysiologie basale cellaag is regeneratie mogelijk.
vormt de basis om anatomische stoornissen en
pathofysiologische processen te kunnen begrijpen die het Dermis (lederhuid)
gevolg kunnen zijn van een trauma. Voor je dit hoofdstuk De lederhuid bevindt zich direct onder de opperhuid
leest, raden we je nadrukkelijk aan het volgende materiaal en wordt vaak de ‘echte huid’ genoemd. Deze heeft
door te nemen. Dit materiaal wordt niet behandeld tijdens een sterke extracellulaire matrix en is dikker dan de
de lessen en niet direct getest, maar kan als basis dienen opperhuid. De drie onderdelen van de lederhuid zijn
voor testvragen en skillbeoordelingsstappen. collageen, een eiwit dat de huid zijn mechanische
kracht geeft, elastine, een substantie die de huid rek
en flexibiliteit geeft en grondsubstantie zodat de huid
Anatomie en fysiologie van de huid klappen kan opvangen en kan worden gesmeerd.
De huid is het grootste orgaan in het lichaam en bestaat uit
de opperhuid, de lederhuid en de onderhuid (afb. 15-1). De lederhuid bestaat uit twee lagen. De reticulaire
De huid bedient vele vitale functies zoals: lederhuid, de diepere laag, bevat zenuwuiteinden,
• Bescherming tegen gevaren uit de omgeving, zoals haarfollikels, zweet- en talgklieren en bloedvaten. De
infecties papillaire huid, de oppervlakkige laag, helpt bij de
• Thermoregulatie genezing en voedt de opperhuid. Deze huidlaag is bevat
veel bloedvaten en speelt een rol bij de regulering van
• Zintuigelijke waarneming vocht, elektrolyten en de lichaamstemperatuur. Anders
dan de opperhuid vormt de lederhuid niet voortdurend
Epidermis (opperhuid)
nieuwe cellen. Herstel van beschadigde huidcellen hangt
De opperhuid is de buitenste laag van de huid en de eerste
af van het genezingsproces van de ontsteking en de wond,
verdedigingslinie van het lichaam tegen bedreigingen
in het bijzonder fibroblastinfiltratie van het gebied.
uit de omgeving. Deze is gemaakt van epitheelcellen,
bevat geen bloedvaten en wordt gevoed vanuit de leder- Onderhuid
huid. De opperhuid is op de meeste plekken dun, maar Het subcutane weefsel, ook wel lederhuid of opper-
dikker op de voetzolen, handen of andere gebieden die vlakkige fascia genoemd, ligt onder de onderhuid. Deze
regelmatig worden blootgesteld aan druk en wrijving. laag is rijk aan vetten en bindweefsel en verbindt de
De opperhuid bestaat uit twee of meer lagen cellen. De lederhuid met de onderliggende structuren. Deze fungeert
opperhuid verliest constant cellen van de buitenste laag als isolatie tegen de hitte, verschaft voeding en absorbeert
en ontwikkelt nieuwe cellen uit de basale cellaag. De mechanische schokken. Overtollig vet weefsel dat niet
epidermale laag van de huid wordt één keer per etmaal voorzien is van bloedvaten kan wondgenezing vertragen
of compliceren.

TNCC • Zevende druk 193


Afbeelding 15-1. Lagen van de huid en diepte van brandwond

De lagen van de huid en welke zijn aangetast, afhankelijk van de diepte van een brandwond.

Wondgenezing ◦◦ De trekkracht neemt toe.


Wondgenezing is een proces dat uit vier fasen bestaat: • Rijpingsfase
• Hemostase
◦◦ Dit kan dagen tot jaren duren, afhankelijk van
◦◦ De activering en aggregatie van bloedplaatjes wordt wanneer de fibroblasts de locatie van de wond
getriggerd. verlaten.
◦◦ Er komen stollingsfactoren vrij, het begin van het ◦◦ De trekkracht blijft toenemen.
stollingsproces.
◦◦ Collageen geeft vorm aan littekenweefsel en
◦◦ Er treedt vasoconstrictie op. vermindert de grootte en zichtbaarheid.
◦◦ Er vormt zich een stolsel.
Vochthuishouding
• Ontstekingsfase
De lederhuid speelt dus een rol bij de balans tussen
◦◦ Vasodilatatie en capillaire permeabiliteit vergroten vocht en elektrolyten. Er spelen vier soorten druk in
de perfusie naar de wond. het interstitium en het vaatbed een rol bij de vocht- en
◦◦ Witte bloedcellen infiltreren het gebied, verwijderen elektrolytenstatus van het lichaam. Deze worden
celresten en vreemd materiaal en bestrijden beschreven in tabel 15-1.
infecties.
Bij patiënten met grote brandwonden aan de huid zijn
• Proliferatiefase
deze drukken verstoord. Door deze verstoring treedt er
◦◦ Er vindt proliferatie en zijdelingse groei van een capillair lek van vocht uit het intravasculaire en het
epitheelcellen in combinatie met collageen om het interstitium op, wat kan resulteren in hypovolemie, shock
wondbed van een nieuwe laag te voorzien. en overlijden.
◦◦ Er vormt zich granulatieweefsel. De benodigde tijd
hiervoor hangt af van de diepte en de ernst van de
wond.

194 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


Tabel 15-1. Druk bij vochthuishouding
Druk Functie

Hydrostatische druk • Drukt vocht de capillairen uit en het interstitium in

Colloïd-osmotische druk van het plasma • Trekt vocht de capillairen in

• Trekt vocht de capillairen uit als de druk negatief is


Druk weefselvocht
• Duwt vocht de capillairen in als de druk positief is

Colloïd-osmotische druk van het weefselvocht • Trekt vocht de capillairen in

Trauma van de huid Het ongevalsmechanisme is essentieel voor het


Introductie voorspellen van letselpatronen bij de traumapatiënt.
Trauma van de huid wordt gedefinieerd als een onder- Onderzoeksbevindingen kunnen aanwijzingen
breking in de normale huid. Dit kan het primaire trauma- bieden voor mogelijke onderliggende weefsel- en
letsel van de patiënt zijn, maar treedt vaker gelijktijdig orgaanbeschadigingen. Zie Hoofdstuk 4: Biomechanica,
op bij een patiënt met multitrauma. Trauma van de huid kinematica en ongevalsmechanismen voor meer
bestaat uit: informatie.
• Schaafwonden
• Avulsies Pathofysiologie als basis voor
onderzoeksbevindingen
• Contusies en hematomen
Het wondgenezingsproces is complex en vereist een
• Letsels nauwgezette en voortdurende beoordeling en monitoring
• Punctiewonden om infecties te voorkomen. Deze zijn nog altijd de
• Bevriezing belangrijkste oorzaak van sterfgevallen.

Patiënten die het grootste risico lopen op infecties zijn:


Trauma van de huid kan betrekking hebben op de huid • Baby’s
en de ondersteunende en onderliggende structuren, zoals
spieren, pezen, ligamenten, bloedvaten en zenuwen. Het • Ouderen
is essentieel om deze ogenschijnlijk kleine letsels niet • Rokers of personen met een gestoorde ademhaling
te onderschatten, omdat deze kunnen resulteren in een • Immuungecompromitteerde patiënten
bloeding, verlies van ledematen en overlijden, secundair
bij een infectie. • Patiënten met diabetes
• Patiënten met een vaatziekte
Ongevalsmechanismen
De ongevalsmechanismen voor oppervlakteletsels zijn: Traumapatiënten met deze comorbiditeiten of
• Vallen risicofactoren hebben vaak baat bij een verwijzing
• Impact door een motorvoertuig naar wondklinieken die zijn gespecialiseerd in het
optimaliseren van het wondgenezingsproces met
• Impact met voorwerpen gespecialiseerde behandelingen met bloedzuigers,
• Overbelasting en intensieve bewegingen hyperbare zuurstof, negatieve druk en specialistisch
• Snijdende of doorborende voorwerpen verbandmateriaal.
• Natuurlijke en omgevingsfactoren
• Vreemde voorwerpen
• Blootstelling aan chemische of bijtende substanties

TNCC • Zevende druk 195


Verpleegkundige zorg voor de patiënt met • De kleur van het weefsel en het weefsel eromheen
trauma van de huid • De mate van blootliggend weefsel en onderliggende
Vergeet bij de zorg voor traumapatiënten niet dat letsels structuren die erbij betrokken zijn
aan de huid, vooral als deze ernstig zijn, af kunnen leiden • Zwellingen van weefsel en/of misvorming en de
van subtiele, maar mogelijk meer levensbedreigende aanwezigheid van vreemde voorwerpen
letsels zoals een niet vrije luchtweg.
• Aanwijzing voor infectie van de wond of de
aanwezigheid van exsudaat
Primaire onderzoeksfase
De primaire onderzoeksfase wordt uitgevoerd, alle Palpeer:
levensbedreigende letsels worden behandeld en de Onderzoeksbevindingen waarbij je bedacht moet zijn op
patiënt wordt gestabiliseerd. Raadpleeg Hoofdstuk 5: compartimentsyndroom:
Initial assessment voor de systematische aanpak van de • Pijn
verpleegkundige zorg voor de traumapatiënt. De volgende ◦◦ Teken van compartimentsyndroom als dit niet in
onderzoeksparameters gelden specifiek voor patiënten verhouding staat tot het letsel
met trauma van de huid.
◦◦ Treedt vaak op voordat er veranderingen
plaatsvinden in hartslag, kleur en temperatuur van
Secundaire onderzoeksfase het distale deel van de ledemaat
H–History (Anamnese)
Vragen over de voorgeschiedenis zijn onder andere de • Zwakke of afwezige distale pols
volgende: • Vertraagde capillaire refill
• Was de oorzaak van het letsel een schone of een vuile
• Stijfheid bij palpatie van spieren en weke delen in
bron?
omliggend gebied
• Was de oorzaak van de wond de beet van een dier en
• Distale huid voelt koel aan
zo ja, is dat dier bekend? Is er risico op blootstelling
aan rabies? • Distale huid bleek of cyanotisch
• Is er risico op een achtergebleven vreemd voorwerp? • Afname van sensibiliteit bij patiënt
• Zijn er mogelijk pezen bij betrokken en kan de patiënt
zich volledig of gedeeltelijk vrij bewegen? Aan de hand van de zes P’s kan de traumaverpleegkundige
onderdelen van de neurovasculaire evaluatie onthouden:
• Zijn er mogelijk zenuwen bij betrokken en is de
pain (pijn), pallor (kleur), pulsaties (hartslag),
sensibiliteit intact?
paresthesie (gevoel), paralyse (motorische functies)
• Was het letsel opzettelijk of onopzettelijk? en pressure (druk). Zie Hoofdstuk 14: Trauma van het
• Is de patiënt bekend met ziektes die van invloed bewegingsapparaat voor meer informatie.
kunnen zijn op de wondgenezing (diabetes)?
Interventies
• Welke medicatie neemt de patiënt (antistollings- Het onmiddellijke doel bij de behandeling van trauma
middelen, bloeddrukverlagers, steroïden)? van de huid is het verkrijgen en behouden van hemostase.
• Is de tetanusstatus van de patiënt up-to-date? Dit wordt bereikt door het aanbrengen van directe druk
op de locatie. Bij gevallen die niet met directe druk
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk worden opgelost, is mogelijk cauterisatie en ligatie
onderzoek) van geïsoleerde vaten noodzakelijk. Bij patiënten met
Inspecteer: letsel aan de ledematen waarbij de bloeding niet met
• De locatie en het type wond en het daaraan directe druk onder controle kan worden gehouden, zijn
gerelateerde letsel tourniquets met succes gebruikt. Zie Hoofdstuk 7: Shock
• Werkt de stolling van de patiënt naar behoren? en Hoofdstuk 14: Trauma van het bewegingsapparaat
• De diepte, lengte en grootte van de wond voor meer informatie.

196 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


Enkele oppervlakteletsels De behandeling vereist een analyse van de kracht
Schaafwond die nodig is om de contusie te veroorzaken en de
Een schaafwond is een wond over een gedeeltelijke of mogelijkheid van een trauma aan onderliggende
volledige dikte die de huid blootlegt. Schaafwonden structuren zoals compressieletsel aan vaten en zenuwen
treden gewoonlijk op bij vallen en ongelukken met fietsen wat ischemie veroorzaakt.
of motoren. Deze kunnen mild zijn of ernstig en variëren
in oppervlakte en diepte, afhankelijk van het mechanisme Laceratie/schaafwond
en de kracht die erbij betrokken zijn. Schaafwonden die Laceraties zijn open wonden die het gevolg zijn van
het gevolg zijn van onderuitgaan of het neergaan van een wrijvingskrachten door de lederhuid en de opperhuid
motor is een voorbeeld van een schaafwond op een groot waarbij de onderliggende structuren zoals spieren, pezen
oppervlak. Als het gebied vol grind en vuil komt, kan en ligamenten mogelijk betrokken zijn. Veelvoorkomende
er een tatoeage-effect op de huid worden veroorzaakt, oorzaken van laceraties zijn letsels ten gevolge van
waarvoor een sterke reiniging en excisie van de wond gereedschappen of machines. Er is onderzoek van diepere
nodig zijn om de vreemde voorwerpen te verwijderen, wonden nodig om de integriteit van onderliggende
verkleuring van de huid te voorkomen en het risico op structuren te beoordelen en te onderzoeken of er vreemde
infecties te reduceren. voorwerpen zijn achtergebleven. Laceraties verschillen
van sneden of incisies die schone, dicht bij elkaar gelegen
randen hebben, zoals van een mes of gebroken glas.
Avulsie
Avulsies zijn wonden over de volledige dikte van de
huid die zijn veroorzaakt door het scheuren van de huid Punctiewond
en weke delen. De randen van de wond liggen niet goed Een punctiewond wordt veroorzaakt door de penetratie
tegen elkaar. Vaak zijn er vingers, de schedel en de neus van een voorwerp in het weefsel. Letsels zijn het gevolg
bij betrokken en kunnen avulsies optreden als gevolg van verschillende mechanismen, waaronder:
van het werken met machines of door ongelukken met • Oppervlakkige wonden zoals op een punaise stappen
motorvoertuigen. Deglovement is een avulsie waarbij de • Diepere letsels zoals steekwonden
huid en het weefsel zijn verwijderd en de onderliggende • Letsels door vreemde voorwerpen of werktuigen
structuren als botten, pezen en ligamenten blootliggen.
Deglovement tast doorgaans de extremiteiten en de • Beten van mensen of dieren
schedel aan.
Ook al lijken punctiewonden klein, er bestaat toch een
Avulsies kunnen optreden in botfracturen als weke delen mogelijk risico op infecties en beschadigingen van
zijn weggescheurd van het bot. De uitgebreidheid van onderliggende weefsels of organen, vooral bij letsels
deze letsels kan gevolgen hebben voor andere organen. die door hoge druk zijn ontstaan, zoals letsel door een
Een van de indicatoren voor het redden van ledematen na spijkerpistool. Dit type wonden wordt wonden door
een tibia–fibulafractuur is bijvoorbeeld het in overweging projectielen genoemd. Zie Hoofdstuk 4: Biomechanica,
nemen van de grootte van het afgescheurde weefsel van kinematica en ongevalsmechanismen voor meer
het bot. Als er weke delen zijn afgescheurd, krijgt het bot informatie.
mogelijk niet voldoende voedingsstoffen binnen via de
bloedsomloop. Blootliggend bot en verminkingen hebben Als een patiënt letsel oploopt door een kogel of het
het grootste risico op een infectie. De behandeling voor binnendringen van een vreemd voorwerp, zit het vreemde
avulsies hangt af van het lichaamsdeel en de hoeveelheid voorwerp vaak dieper ingesloten en is er onderliggend
afgescheurd weefsel. Een eenvoudige wondverzorging weefsel bij betrokken. Grote lichaamsvreemde
kan voldoende zijn, zoals bij een eenvoudige huidavulsie, voorwerpen worden verwijderd nadat onderliggende
maar bij uitgebreidere avulsies zoals deglovement structuren zijn onderzocht. Nadat een ingesloten
is mogelijk een chirurgische interventie nodig om te voorwerp is verwijderd, kan er een bloeding ontstaan
transplanteren of te amputeren. omdat het voorwerp mogelijk de bloeding heeft afgedrukt
of gestelpt. Een stuk glas dat is ingesloten in de hand
Contusie en hematoom kan bijvoorbeeld druk zetten op een vertakking van
Een contusie is een gesloten wond waarin een gescheurd een capillair zodat het bloeden is gestopt. Het te vroeg
bloedvat of capillair binnen het omliggende weefsel verwijderen van het glas resulteert in een bloeding. Grote
bloedt. Een hematoom treedt op als er bloed onder het uitstekende voorwerpen worden vaak in de operatiekamer
huidoppervlak lekt en vormt vaak een palpabele massa verwijderd door traumachirurgen die beschadigingen van
(bloedstolsel) onder de huid. diepe weefsels en vaten kunnen herstellen.

TNCC • Zevende druk 197


Punctiewonden hebben een hoog infectiepercentage. • Verwijder vocht in heldere blaren om verder letsel
Risicofactoren voor infecties zijn: te reduceren. Hemorragische blaren worden intact
• Grote of diepe wonden gehouden.
• Verontreinigde wonden (beten) • Wees bedacht op verder letsel aan het gebied.
• Wonden waarbij botten betrokken zijn Aangetaste extremiteiten kunnen bijvoorbeeld
worden gespalkt.
• Letsels met hoge druk
• Voorkom of beperk het risico op trombusvorming.
• Wonden die meer dan 6 uur oud zijn
◦◦ Dien aspirine of NSAID’s toe.
• Beten van mensen en dieren vragen bijzondere
zorg wegens het risico op een infectie. Het gebeurt ◦◦ In vroege trials was het gebruik van tPA (tissue
zelden, maar rabies komt voor en moet worden plasminogen activator) effectief om de perfusie te
overwogen bij de behandeling van beten door dieren. behouden en de noodzaak voor een amputatie te
Als het dier bekend is bij de patiënt of de familie, verminderen.
maar de vaccinaties zijn niet actueel of het dier is
onbekend of wild, kan er rabiesprofylaxe met een Aanvullend onderzoek
antibioticabehandeling nodig zijn. Röntgenonderzoeken
Zorg voor een foto alvorens de wond te sluiten om
Bevriezing wonden te beoordelen op vreemde voorwerpen en
Bevriezing vindt plaats als weefsel door blootstelling beoordeel op onderliggende fracturen of penetratie van
aan koude bevriest en er ijskristallen worden gevormd. gewrichten door vreemde voorwerpen.
Vasoconstrictie veroorzaakt een verminderde perfusie
en letsel aan de endotheellaag van bloedvaten en er
kan een trombus worden gevormd. Bevriezing wordt
geclassificeerd volgens de diepte en het type weefsel dat
erbij betrokken is. Bevriezing kent de volgende levels: Afbeelding 15-2. Wondgenezing
• Partial thickness: De huid wordt hyperemisch en
Presentatie Sluiting Resultaten
oedemateus. Er is mogelijk een tintelend gevoel.
• Deep partial thickness: Er gaan zich duidelijke blaren
vormen. Als er bloed aanwezig is in de blaar, kan dit
duiden op volledige beschadiging van de huid.
• Full thickness: Totale huidnecrose bereikt het subcutane
weefsel en tast spieren en botten aan. De huid wordt
A Incisie met bloedstolsel Randen dicht bij Dun litteken
zwart en er vormen zich droge harde korsten. hechting

Interventies
• De eerste behandeling bestaat uit een snelle
opwarming gedurende 15 tot 30 minuten in water met
een temperatuur van 40°C tot 42°C.
◦◦ Start de behandeling alleen nadat kan worden
B Onregelmatige grote Granulatieweefsel- Groot litteken
bevestigd dat het aangetaste gebied na de wond met bloedstolsel vullingen in wond
opwarming niet weer risico loopt op bevriezing
omdat een onvoltooide ontdooiing en herbevriezing
verder letsel kunnen veroorzaken.
◦◦ Geef pijnstilling omdat het opwarmen pijnlijk kan
zijn.
◦◦ Voorkom frictie of wrijving om de integriteit van C Verontreinigde wond Granulatieweefsel Vertraagde sluiting
het weefsel te behouden. met hechting

◦◦ Dompel het gebied zo mogelijk onder in warm Typen wondgenezing. A: Primaire intentie. B: Secundaire intentie.
C: Tertiaire intentie.
water van 40°C tot 42°C. Gebruik een methode
waarbij het water op de juiste temperatuur kan
worden gehouden.

198 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


Laboratoriumonderzoek ◦◦ Voor letsels aan vingers of tenen kunnen er blokken
• Er kan een bloedbeeld worden verkregen om het met bupivacaïne (Marcaïne) of lidocaïne worden
bloedverlies te onderzoeken. gebruikt.
• Er kan een leukocytentelling worden gebruikt om te • Het verwijderen van haar rond de wond gebeurt
screenen op aanwijzingen voor mogelijke infecties. met een schaar of een tondeuse. Scheren wordt niet
• Een wondkweek en -gevoeligheidsbepaling kunnen aanbevolen vanwege het risico op mogelijke infecties.
zinvol zijn om de juiste antibioticabehandeling te • Door de wond uit te spoelen kan de bacteriële
vinden, vooral bij wonden die ouder zijn dan 8 uur. besmetting van de wond worden verminderd en
een infectie worden voorkomen. Gebruik een
Wondverzorging grote hoeveelheid normale steriele fysiologische
De doelen van wondverzorging zijn de volgende: zoutoplossing. Door te spoelen onder lage druk,
• Genezing van de wond bevorderen zoals met een spuit onder druk, kun je grote
• Complicaties voorkomen (infectie, beperkt verontreinigingen verwijderen. Uitspoelen onder hoge
bewegingsbereik) druk werkt het best voor kleinere verontreinigingen en
bacteriën. Zorg dat je geen vitaal weefsel vernietigt.
• Functie behouden
• Littekenvorming minimaliseren Herbeoordeling en posttraumazorg
Er worden drie basisclassificaties gebruikt voor de De herbeoordeling en het voortdurende onderzoek van
sluiting bij wondgenezing: primair, secundair en tertiair nieuwe wonden omvat het volgende:
(afb. 15-2): • Het vermogen van de patiënt hemostase van de wond
• Primaire wondsluiting wordt gebruikt voor wonden te behouden
met goed bij elkaar liggende randen en minimale • De effectiviteit van de modaliteit van de wondsluiting
weefselvernietiging. Er worden eenvoudige
sluitingstechnieken gebruikt zoals hechtingen. Uiteindelijke zorg of vervoer
• Secundaire wondsluiting wordt gebruikt voor Geef de patiënt en familie inlichtingen over het volgende:
geïnfecteerde wonden waarbij de randen niet goed bij • Tekenen en symptomen van een infectie zijn koorts,
elkaar liggen. Mogelijk moeten er gaaskompressen openen van de wondlocatie, drainage uit de wond,
of wonddrainages worden gebruikt. Voor deze excessieve pijn of zwelling, gevoelloosheid of
herstelmethode moet er granulatieweefsel worden tintelingen in of rond het wondgebied
gevormd vanaf de basis van de wond naar boven.
• Instructie voor het wassen met zwachtels of
• Tertiaire wondsluiting wordt gebruikt voor diepe verbanden
wonden die geïnfecteerd zijn of voor wonden die
• Bij welke verschijnselen contact met de behandelaar
eerst konden granuleren met een secundaire intentie.
moet worden opgenomen
Na deze granulatie kunnen er secundaire hechtingen
worden gebruikt om de randen van de wond bij elkaar • Instructies met betrekking tot de verwijdering van
te brengen en zo de genezing te bevorderen. hechtingen en follow-ups
• Infectiepreventie
De verpleegkundige overweegt het volgende:
Oppervlakkige wonden kunnen gereinigd worden met een
normale fysiologische zoutoplossing. Brandwonden
• Vuile of diepe wonden moeten gedesinfecteerd Introductie
worden. Volg het ziekenhuisprotocol met betrekking Brandwonden kunnen door functieverlies, littekens en
tot het gebruik van reinigingsoplossingen. psychologisch trauma een levenslange impact hebben
• Lokale anesthesie kan noodzakelijk zijn als er grind op patiënten. Het kan voor de traumaverpleegkundige
of andere vreemde voorwerpen uit de wond worden een uitdaging zijn om voor deze patiëntenpopulatie te
verwijderd. zorgen omdat zich naast levensbedreigende situaties die
onmiddellijke aandacht vergen, hypothermie, hypercapnie
◦◦ Vermijd het gebruik van lidocaïne met epinefrine en hypoxie kunnen ontwikkelen. De pijnbestrijding voor
bij vingers, tenen en andere gebieden waar deze patiënten kan ook moeilijk zijn. Langdurig herstel,
vasoconstrictie een aangetaste distale bloedsomloop chronische pijn en littekens komen ook vaak voor bij deze
kan veroorzaken. patiëntenpopulatie.

TNCC • Zevende druk 199


Epidemiologie Scald-brandwonden zijn thermische brandwonden die het
Volgens de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) zijn gevolg zijn van een natte substantie, zoals stoom of water.
niet-dodelijke brandwonden een van de belangrijkste De ernst van het letsel hangt af van de temperatuur van de
oorzaken van comorbiditeit wereldwijd. In de Verenigde substantie en de duur van de blootstelling.
Staten ontstaat 69% van alle brandwonden thuis. Koken Zo is de veiligheidsnorm voor de maximumtemperatuur
is de belangrijkste oorzaak van brand in huis. Door roken van Amerikaanse waterverhitters voor thuisgebruik
worden de meeste brandgerelateerde overlijdensgevallen bijvoorbeeld 48,8°C (120°F). Bij deze temperatuur
veroorzaakt. Alcoholvergiftiging is als bijkomende factor duurt het gemiddeld 5 minuten voordat er een full
betrokken bij maar liefst 40% van de brandgerelateerde thickness-brandwond is veroorzaakt op de huid van een
overlijdensgevallen. volwassene. Ter vergelijking: hete drank (koffie, thee
enz.) is gemiddeld 71°C tot 82°C en kan full thickness-
brandwonden veroorzaken als er contact wordt gemaakt.
Ongevalsmechanismen en biomechanica
Een brandwond is een letsel aan het weefsel dat is
Chemische brandwonden
veroorzaakt door hitte, wrijving, elektriciteit, straling
Chemische brandwonden maken 4% uit van alle opnamen
of chemicaliën. In volgorde van prevalentie zijn dit de
in brandwondencentra in ontwikkelde landen en tot
meest voorkomende mechanismen van brandwonden bij
14% in ontwikkelingslanden. Chemische brandwonden
personen van 5 jaar en ouder:
zijn onder te verdelen in brandwonden ten gevolge van
• Brand/vuur
een zuur en brandwonden ten gevolge van een alkalische
• Scald-brandwonden (brandwonden ten gevolge van stof. Zuren zijn organische of inorganische substanties
hete vloeistoffen) die coagulatienecrose veroorzaken. Voorbeelden zijn
• Contact met hete voorwerpen waterstoffluoride, koolzuur en witte fosfor. Alkalische
stoffen veroorzaken grote beschadigingen aan weefsel
Scald-brandwonden zijn de meest voorkomende doordat er proteïnen en collagenen worden opgelost, wat
ongevalsmechanismen bij jonge kinderen (80%). resulteert in de vernietiging van dieper gelegen weefsel en
Brandwonden door vuur gebeuren vaker bij kinderen necrose. Alkalische stoffen zijn bijvoorbeeld ammoniak,
tussen 6 en 16 jaar oud. cement, koolwaterstoffen en teer.

Brandwonden zijn opzettelijk of onopzettelijk. Bij Elektrische brandwonden


brandwonden met een bepaald patroon (zoals van De oorzaak van elektrische brandwonden omvat een
een sigaret of een herkenbaar voorwerp) of door directe blootstelling aan elektrische stroom of een
onderdompeling zoals perifere en scherp afgebakende blikseminslag. De elektrische stroom kan gelijkstroom
brandwonden aan beide voeten, moet mogelijke zijn of wisselstroom. Gelijkstroom is gewoonlijk te
mishandeling overwogen worden. Zie Hoofdstuk 20: vinden in batterijen, zonnepanelen en brandstofcellen.
Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk Wisselstroom is gewoonlijk te vinden in huizen en
geweld voor meer informatie. bedrijven en wordt gebruikt in medische apparaten en
elektronica. Elektrische brandwonden zijn de op één na
Brandwonden worden als volgt onderverdeeld: grootste oorzaak van overlijden tijdens het werk. Twee
• Thermisch derde van alle opgelopen elektrische letsels komt voor bij
personen die werken in de bouw of met elektriciteit.
• Chemisch
• Elektrisch Stralingsbrandwonden
• Straling Veel voorkomende oorzaken van stralingsbrandwonden
zijn de zon (zonnebrand) of stralingsbronnen die gebruikt
worden bij de behandeling van kankerpatiënten.
Thermische brandwonden
Thermische brandwonden zijn het gevolg van contact met
hete voorwerpen, maar kunnen ook optreden als gevolg
van stoom, rook of thermische flash burns.

200 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


Mogelijke bijkomende letsels en zuurstofverzadiging het best gemeten met arteriële
Patiënten met bepaalde ongevalsmechanismen lopen bloedgassen (ABG’s). De pulsoximeter differentieert niet
mogelijk risico op inhalatieletsel waarbij een vrije tussen aan zuurstof gebonden hemoglobine en aan CO
ademweg verloren gaat, falen van de ademhaling en gebonden hemoglobine, waardoor deze onbetrouwbaar is.
overlijden. Patiënten met thermische wonden van branden Behandel de patiënt met een CO-vergiftiging met zuurstof
die plaatsvonden in een kleine of afgesloten ruimte tot het carboxyhemoglobinepeil tot onder 10% zakt.
lopen in het bijzonder groot risico. Andere gelijktijdige Bij ernstige gevallen kan er hyperbare zuurstof worden
letsels kunnen worden vastgesteld aan de hand van het geïndiceerd.
ongevalsmechanisme en van omstandigheden van de
locatie die van belang zijn. Als de patiënt bijvoorbeeld Pulmonaal letsel
tijdens een brand van een gebouw af is gesprongen, Pulmonaal letsel verdubbelt de mortaliteit bij patiënten
onderzoek je of er fracturen of andere inwendige letsels met brandwonden. Pulmonaal letsel kan het volgende
zijn ontstaan. Als de brandwond is opgelopen na een omvatten:
impact door een motorvoertuig, onderzoek je op extra • Inademing van de verbrandingsproducten zoals
letsel in relatie tot de botsing. Houd rekening met een koolstofdeeltjes en schadelijke dampen
stomp traumaletsel als het ongevalsmechanisme een • Beschadiging van de slijmvliescellen van de
explosie was. Zie Hoofdstuk 4: Biomechanica, kinematica bronchiën
en ongevalsmechanismen voor aanvullende informatie.
• Een verhoogde permeabiliteit van celmembranen
waardoor vochtuittreding mogelijk is, wat een
Pathofysiologie als basis voor de aangetaste gasuitwisseling veroorzaakt
onderzoeksbevindingen van brandwonden • Opeenhoping van dode cellen die de luchtwegen
Het uitwendige letsel dat het gevolg is van brandwonden belemmeren
is de vernietiging van de huid. De interne letsels zijn • Lagere productie en/of verlies van surfactant, wat
echter van net zulke grote zorg of zelfs van grotere zorg resulteert in een alveolaire collaps
bij deze patiënten en worden hieronder beschreven.
• Acute longbeschadiging of ARDS (Acute Respiratory
Distress Syndrome)
Doorgankelijkheid van de luchtweg
Brandwonden aan weefsel kunnen een massaal oedeem • Secundaire complicaties, zoals een longontsteking
veroorzaken. Luchtwegoedeem is levensbedreigend. Een Klinische aanwijzingen van een pulmonaal letsel zijn
hese stem, zwart, koolstofrijk sputum, brandwonden rond tijdens de traumaopovang mogelijk niet direct zichtbaar,
de mond of neusgaten of stridor kunnen aanwijzingen zijn dus is het van belang dat het traumateam weet welke
van brandwonden aan de luchtwegen. patiënten risico lopen op pulmonaal letsel. Bij deze
patiënten moeten de luchtweg en ademhaling preventief
Hypoxie, asfyxie en koolmonoxidevergiftiging behandeld en beschermd worden.
Hypoxie kan het gevolg zijn van een inhalatieletsel of van
koolmonoxidevergiftiging.

Asfyxie vindt plaats als er geen zuurstof uit de lucht


worden ingeademd als gevolg van een verblijf in een
Afbeelding 15-3. Letselzones
besloten ruimte waar zuurstof wordt verbruikt door de
brand.

Koolmonoxide (CO) is een kleurloos, reukloos en


smaakloos gas dat tijdens een brand vrijkomt in de
lucht. CO heeft een grotere bindingskracht op de
hemoglobinemolecule dan zuurstof en vervangt de
zuurstof, wat resulteert in carboxyhemoglobine en een
vermindering van de zuurstofgehalte van het bloed. De
Zone van coagulatie
patiënt kan klagen over hoofdpijn en misselijkheid en
kan verward zijn. Een CO-vergiftiging kan ook resulteren Zone van stasis
in een coma of overlijden. Bij het beoordelen van de Zone van hyperemie
patiënt met een CO-vergiftiging worden de oxygenatie
Letselzones in brandwonden.

TNCC • Zevende druk 201


Capillair lek-syndroom bij trauma Integriteitsverlies van de huid
De vorming van oedeem is een van de grote Verlies en vernietiging van de huidlaag resulteert in
uitdagingen bij de behandeling van brandwonden. De het verlies van vitale functies, waaronder de warmte-
ontstekingsreactie vindt zowel lokaal als systemisch huishouding en bescherming tegen infecties. Een
plaats en resulteert in een verschuiving van intravasculair onderzoek van het brandwondenoppervlak laat drie
vocht naar de interstitiële ruimte, ook wel ‘third-spacing’ omliggende letselzones zien (afb. 15-3):
genoemd. In verbrand weefsel zorgen mediatoren zoals • Zone van coagulatie
histamine, serotonine, prostaglandines, bloedproducten, ◦◦ Dit is het zwaarst beschadigde centrum van de
complementcomponenten en kininen ervoor dat de brandwond en is vaak necrotisch van aard.
vasculaire permeabiliteit van het capillaire membraan
wordt verhoogd. Deze verhoogde permeabiliteit, ◦◦ Excisie van dit necrotische weefsel is noodzakelijk
capillair lek genoemd, zorgt ervoor dat bijna alle voor de wondgenezing omdat dit niet in staat is tot
bestanddelen van het bloed, behalve rode bloedcellen, de regeneratie.
beschadigde membranen kunnen passeren. In gebieden ◦◦ Een huidtransplantatie dient overwogen te worden
met onbeschadigd weefsel kan er een verhoogde bij brandwonden met een zone van coagulatie.
permeabiliteit zijn door het vrijkomen van de histaminen • Zone van stasis
en kinine. Patiënten met brandwonden van meer dan
20% TVLO (totaal verbrand lichaamsoppervlak) lopen ◦◦ Deze zone omringt de zone van coagulatie.
doorgaans het meeste risico dat dit capillaire lek optreedt. ◦◦ Weefsel in dit gebied is beschadigd, wat resulteert
in een verhoogde weefselperfusie en oedeem.
Tijdens een capillair lek kan bijna de helft van het vocht ◦◦ Als de wond op tijd en goed wordt behandeld, kan
dat tijdens de eerste behandeling is geïnfundeerd uit de dit weefsel verbeteren in een zone van hyperemie.
bloedvaten het weefsel in sijpelen. Dit kan 6 tot 12 uur Als dat niet gebeurt, kan het verslechteren tot een
duren na de brandwond als de capillaire membranen zich zone van coagulatie.
gaan herstellen en het lekken gaat afnemen. Het oedeem
kan echter veel langer aanhouden. De snelheid van vocht • Zone van hyperemie
dat verloren gaat uit intravasculaire ruimten hangt af
van de leeftijd van de patiënt, de grootte en diepte van Tabel 15-2. Aanbevelingen voor
de brandwond, de intravasculaire druk en de tijd die vochtsuppletie bij volwassenen
verstreken is sinds de brandwond.
Aanbevelingen vocht volwassene
De ontstekingsreactie resulteert in het vrijkomen
van talloze stoffen die verder leiden tot oedeem en Formule: gewicht in kg × 2 ml × % TVLO = de totale
cardiovasculaire problemen (shock). Deze zijn de hoeveelheid vocht die binnen 24 uur na het moment
volgende: van het letsel moet worden geïnfundeerd
• Histamine en prostaglandine komen vrij, wat leidt tot • Geef de eerste 8 uur de helft van het berekende
vasodilatie en een hogere capillaire permeabiliteit. totaal.
• Thromboxane A2, een vasoconstrictieve substantie, • Geef de resterende helft in de 16 uur daarna.
veroorzaakt aggregatie van bloedplaatjes en een
vergroting van de zone van coagulatie. Voorbeeld: Een patiënt van 100 kg heeft een TVLO-
• Bradykinine veroorzaakt een hogere permeabiliteit brandwond van 50% opgelopen.
van de kleine venen. Zuurstofvrije radicalen
Berekening:
beschadigen de endotheelcellen die het basaal-
• 100 kg × 2 = 200 ml
membraan van nieuw weefsel vormen.
• 200 ml × 50% TVLO-brandwond = 10.000 ml te
infuseren in de eerste 24 uur vanaf het moment
Mechanische obstructie van de brandwond
Perifere brandwonden aan de thorax kunnen het vermogen
van de patiënt om diep adem te halen aantasten. • 5000 ml (10.000/2 = 5000) in de eerste 8 uur
gegeven
• 5000 ml wordt in de resterende 16 uur
geïnfundeerd

Opmerking: TVLO betekent totaal verbrand lichaamsoppervlak.

202 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


◦◦ Dit is het buitenste gebied. Primaire onderzoeksfase en aanvullende interventies
A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid)
◦◦ Door het ontstekingsproces is er een verhoogde
• Beoordeel of de patiënt alert is en open luchtwegen
bloedstroom naar dit gebied, wat resulteert in de
kan behouden.
beste kans voor levensvatbaarheid van het weefsel.
• Zorg voor een open luchtweg als de patiënt niet in
Hypothermie staat is een vrije luchtweg te behouden.
Patiënten kunnen hypothermisch worden omdat de • Als brand het mechanisme voor een thermische
normale functie van de temperatuurregeling is verstoord. brandwond is, inspecteert u op de aanwezigheid
Hypothermie kan leiden tot stollingsstoornissen zoals DIS van roet, koolstofhoudend sputum of geschroeide
(diffuse intravasale stolling). neusharen, wat kan duiden op inhalatieletsel.
Overweeg vroegtijdige intubatie als dat aanwezig is.
Verpleegkundige zorg voor de patiënt met
B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en
brandwonden beademing)
Ernstige brandwonden kunnen afleiden van de subtielere • Begin met het toedienen van 15 l/min zuurstof via een
en meer levensbedreigende letsels die er ook zijn zoals non-rebreathingmasker.
luchtwegproblemen. Het is cruciaal dat het traumateam
• Als het primaire onderzoek is voltooid, houdt u de
gericht blijft op de behandeling van levensbedreigende
SpO2 tussen 94% en 98%.
letsels voordat het de brandwond behandelt.
• Zorg voor een effectieve ademhaling.
Raadpleeg Hoofdstuk 5: Initial Assessment voor de • Overweeg toediening van hyperbare zuurstof bij
systematische aanpak van de verpleegkundige zorg voor een CO-vergiftiging als er niet wordt gereageerd op
de traumapatiënt. De volgende onderzoeksparameters beademing met een masker en ballon met de hoogste
gelden specifiek voor patiënten met brandwonden. zuurstofconcentraties.

Tabel 15-3. Verwijzingscriteria brandwonden American Burn Association


ABA-verwijzingscritera brandwonden
• Tweedegraads brandwonden die groter zijn dan 10% TVLO
• Brandwonden waarbij het gezicht, de handen, de voeten, de genitaliën, het perineum of belangrijke gewrichten
zijn betrokken
• Derdegraads brandwonden in elk leeftijdscategorie
• Elektrische brandwonden, inclusief letsel door bliksem
• Chemische brandwonden
• Inhalatieletsel
• Brandwonden bij patiënten met bestaande medische aandoeningen die de behandeling kunnen compliceren,
herstel langer laten duren of van invloed zijn op de mortaliteit
• Patiënten met brandwonden en gelijktijdig trauma (zoals fracturen) waarin de brandwond het grootste risico op
morbiditeit of mortaliteit vormt
◦◦ Als het trauma het grootste onmiddellijke risico vormt, kan de patiënt in dergelijke gevallen eerst in een
traumacentrum worden gestabiliseerd voordat de patiënt wordt overgebracht naar een brandwondenafdeling.
In dergelijke situaties is een oordeel van de arts nodig, wat moet gebeuren in samenwerking met het
brandwondencentrum en triageprotocollen.
• Kinderen met brandwonden in ziekenhuizen zonder gekwalificeerde medewerkers of uitrusting voor de zorg
voor kinderen
• Brandwonden bij patiënten die speciale sociale, emotionele of revalidatie-interventies nodig hebben

TNCC • Zevende druk 203


Tabel 15-4. Differentiërende wonddiepten

204
Diepte Uiterlijk Sensibiliteit Genezingstijd

• Droog, rood
Eerstegraads • Pijnlijk • 3–6 dagen
• Verbleekt onder druk

• Blaren
• Vochtig
Oppervlakkig tweedegraads • Pijnlijk voor temperatuur en lucht • 7-21 dagen
• Rood
• Verbleekt onder druk

• Blaren
• Nat of wasachtig droog
• Langer dan 21 dagen
Diep tweedegraads • Vlekkerig tot kaasachtig wit en • Alleen gevoelig voor druk
• Transplantatie gewoonlijk vereist
rood van kleur
• Verbleekt niet onder druk

• Wasachtig wit tot leerachtig grijs

Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


en verkoold en zwart • Chirurgische transplantaten
Derdegraads • Alleen gevoelig voor diepe druk
vereist
• Niet verbleken onder druk

• Strekt zich uit tot fascia en/of • Chirurgische transplantaten


Vierdegraads (volledige dikte) • Alleen gevoelig voor diepe druk
spier vereist
Tabel 15-5. Modified Lund and Browder Chart
Leeftijd (jaren)

1 1–4 5–9 10–14 15 Volwassene

Brandwondoppervlak Totale lichaamsoppervlak (%)

Hoofd 19 17 13 11 9 7

Nek 2 2 2 2 2 3

Truncus anterior 13 13 13 13 13 13

Truncus posterior 13 13 13 13 13 13

Rechterbil 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5

Linkerbil 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5

Genitaliën 1 1 1 1 1 1

Rechterbovenarm 4 4 4 4 4 4

Linkerbovenarm 4 4 4 4 4 4

Rechteronderarm 3 3 3 3 3 3

Linkeronderarm 3 3 3 3 3 3

Rechterhand 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5

Linkerhand 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5

Rechterdij 5,5 6,5 8 8,5 9 9,5

Linkerdij 5,5 6,5 8 8,5 9 9,5

Rechterbeen 5 5 5,5 6 6,5 7

Linkerbeen 5 5 5,5 6 6,5 7

Rechtervoet 3,5 3,5 3,5 3,5 3,5 3,5

Linkervoet 3,5 3,5 3,5 3,5 3,5 3,5

De Modified Lund and Browder Chart is een methode om het totale lichaamsoppervlak met brandwonden te bepalen bij volwassenen en pediatrische patiënten

TNCC • Zevende druk 205


C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie • Een Ringeroplossing wordt aanbevolen bij kinderen
en beheersing van bloedingen) die minder wegen dan 10 kg. Gebruik dextrose 5% in
• Breng geen infuusnaalden aan in een verbrand gebied. Ringeroplossing bij patiënten die minder dan 10 kg
• Volg de richtlijnen voor vloeistofsuppletie om de wegen.
hoeveelheid benodigd vocht te berekenen
(zie ‘Nieuwe inzichten’ voor meer informatie). E–Exposure and Environmental control (Ontkleden en
controleren van de omgeving)
• Alleen tweede- en derdegraads brandwonden tellen Het behouden van de lichaamstemperatuur is cruciaal bij
mee om het percentage TVLO voor de formule te patiënten met brandwonden omdat zij hun beschermende
bepalen. huidbarrière hebben verloren.

Richtlijnen voor vochtsuppletie bij volwassenen Ontkleden


• Bij volwassenen met brandwonden door vuur, • Verwijder alle kleren en sieraden, vooral ringen en
vloeistoffen of chemische stoffen van meer dan armbanden die voor vernauwing kunnen zorgen als de
20% TVLO moet gestart worden met vochtsuppletie extremiteiten opzwellen.
van 2 ml/kg/percentage TVLO.
• Koel verbrand weefsel af bij brandwonden die minder
• Onbepaald toedienen van vloeistof kan resulteren dan 10% TVLO bedekken.
in complicaties zoals een hersenoedeem, pulmonaal
◦◦ Koel 5 minuten af met natte doeken met steriel
oedeem, abdominaal compartimentsyndroom en
water op kamertemperatuur.
ARDS.
• Breng geen ijs aan op de huid. Dit kan extra
• De helft van de vloeistof wordt in de eerste 8 uur
weefselschade toebrengen.
vanaf het moment van de verbranding gegeven. De
rest wordt in de resterende 16 uur gegeven. • Niet onderdompelen in water.
• Behoud de urineproductie bij een volwassene op
0,5 ml/kg of ongeveer 30 tot 50 ml per uur (houd Afbeelding 15-4. Regel van negen
altijd rekening met de urineproductie van de patiënt,
de eventuele comorbiditeiten en de fysiologische
reactie voordat u begint met vloeistofsuppletie).
• Tabel 15-2 geeft een voorbeeldberekening met deze
formule.

Bij sommige patiënten is er sprake van een hogere


vochtbehoefte dan de aanbevolen berekeningen. Deze
patiënten zijn:
• Baby’s en kinderen
• Ouderen
• Patiënten met inhalatieletsel
• Patiënten met letsels door hoogspanning
• Vergiftigde patiënten

Richtlijnen voor vochtsuppletie bij kinderen


• Geef bij kinderen die jonger zijn dan 14 jaar of
minder wegen dan 40 kg 3 ml/kg per percentage van
TVLO, waarvan de eerste helft tijdens de eerste 8 uur
en de resterende helft in de 16 uur daarna.
• Houd bij kinderen die minder dan 40 kg wegen de
urineproductie op 1 ml/kg per uur.
• Een glucose-infuus of onderhoudsdosering van
glucose is mogelijk noodzakelijk om hypoglycemie te
voorkomen of te behandelen.
De regel van negen bij een volwassene (links) en een kind (rechts).

206 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


Controleren van de omgeving Herbeoordeling
• Houd de patiënt warm met dekens. Overweeg overplaatsing naar een brandwondencentrum
• Wees voorzichtig met verkoelingsinterventies, omdat (tabel 15-3) of een hyperbaar zuurstofcentrum.
deze kunnen bijdragen aan hypothermie.
Secundaire onderzoeksfase
• Brandwonden zorgen voor een hogere stofwisseling, In de onderstaande secties worden de secundaire
wat van invloed kan zijn op de doseringsbehoeften onderzoeksfase en de behandeling van de patiënt met
voor medicijnen. thermische brandwonden besproken. Zie ‘Speciale
brandwonden’ voor een discussie over elektrische en
G-Get Resuscitation Adjuncts (Aanvullende onderzoeken
en interventies) chemische brandwonden.
L–Laboratoriumonderzoek
H–History (Anamnese)
Laboratoriumonderzoek bij patiënten met brandwonden
• Specifieke voorbeeldvragen voor patiënten met
bestaat uit het volgende:
thermische brandwonden zijn als volgt:
• ABG’s en oxygenatie van het bloed
◦◦ Waar vond de brand plaats als het
• Carboxyhemoglobinelevels
ongevalsmechanisme een brand was (binnenshuis
◦◦ Normaal bij een niet-roker: 0% tot 3% of buitenshuis)?
◦◦ Normaal bij een roker: 0% tot 15% ◦◦ Vond de brand plaats in een gesloten omgeving?
◦◦ Giftig: 25% tot 35% Zo ja, welk type (auto, huis, commercieel gebouw)?
◦◦ Dodelijk: boven 60% ◦◦ Hoe lang verbleef de patiënt in de brandende
omgeving?
M–Monitoring ◦◦ Was er sprake van blootstelling aan chemicaliën?
• Monitor hemodynamische parameters, waaronder de ◦◦ Waren er andere personen gewond geraakt bij de
centrale veneuze druk of de rechteratriumdruk, om de brand?
vochtstatus te bepalen.
◦◦ Was er sprake van een val of is de patiënt
• Een voortdurende hartmonitoring op aritmieën bij gesprongen en heeft hij of zij daaraan gerelateerde
patiënten met elektrische brandwonden wordt ook letsels?
aanbevolen.
◦◦ Was er sprake van een explosie?
• Plaats een urinekatheter om de effectiviteit van
vloeistofsuppletie te monitoren. H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
onderzoek)
N–Naso- of orale maagsonde overwegen Bepaal de diepte, de omvang en de locatie van de
Overweeg bij patiënten met brandwonden van meer dan brandwond.
20% TVLO een maagsonde vanwege de hoge kans op
maaginsufflatie, misselijkheid en braken.
Afbeelding 15-5. Elektrische brandwond
O–Oxygenatie en ademhaling
Met pulsoximetrie kan niet worden gedifferentieerd
tussen aan zuurstof gebonden hemoglobine en
carboxyhemoglobine. Metingen zijn niet nauwkeurig als er
koolmonoxide aanwezig is. Er is een laboratoriumanalyse
van arteriële bloedgas- en carboxyhemoglobinelevels
nodig om veranderingen te kunnen volgen.

P–Pijnbeoordeling en -behandeling
• Brandwonden kunnen zeer pijnlijk zijn, dus is
pijnbestrijding een prioriteit. Zie Hoofdstuk 8:
Pijn voor meer informatie.
• Brandwonden zorgen voor een hogere stofwisseling,
wat van invloed kan zijn op de doseringsbehoeften
voor medicijnen.

TNCC • Zevende druk 207


Diepte van de brandwond • Leg de extremiteit op harthoogte (niet daarboven)
• De diepte van de brandwond geeft de aangedane om de bloedsomloop te bevorderen en om
lagen van de huid en het aangetaste weefsel aan oedeemvorming te voorkomen.
(tabel 15-4). Vergeet bij het evalueren van de diepte • Als er een vermoeden van een mishandeling is, is
niet dat de lederhuid de vasculaire laag is. Daarom een verder onderzoek en het inlichten van de sociale
bloeden oppervlakkige branden die de opperhuid dienst of de kinderbescherming gerechtvaardigd.
aantasten niet.
• Dien tetanusprofylaxe toe zoals aangegeven.
• Zodra het initial assesment is afgesloten moet worden
begonnen met vloeistoftoediening. Een definitieve • Overweeg psychologische ondersteuning voor de
bepaling van de diepte kan gedurende de eerste 24 tot patiënt en de familie.
48 uur van de wond veranderen.
Aanvullend onderzoek
Omvang van de brandwond Laboratoriumonderzoeken
• Bepaal de omvang van de tweede- en derdegraads Laboratoriumonderzoeken die vaak herhaald moeten
brandwonden aan de hand van het volgende: worden bij patiënten met brandwonden zijn:
• ABG’s met carboxyhemoglobine om trends te kunnen
◦◦ De Modified Lund and Browder Chart is gebaseerd vervolgen
op leeftijd en verbrand gebied (tabel 15-5).
• Glucose bij baby’s en jonge kinderen omdat er
◦◦ De regel van negen (afb. 15-4) verdeelt het lichaam hypoglycemie kan optreden door een verminderde
onder in gebieden van 9% of meervouden van 9%, opslag van glycogeen
behalve het perineum van 1%.
• Hb, Ht en vooral leukocyten als indicator voor
◦◦ De handpalmregel wordt gebruikt voor het meten infecties
van kleine of verspreide brandwonden. Een brand-
wond van 1% wordt beschouwd als de afmeting van • Elektrolyten, inclusief kalium en magnesium
de hand van de patiënt (inclusief vingers). • Ureum en creatinine als indicatoren voor de
• Het percentage TVLO is essentieel voor het nierfunctie
berekenen van de vloeistofsuppletie. • CPK als indicator voor rhabdomyolise

Locatie van de brandwond


Brandwonden met een hoog risico:
Speciale brandwonden
• Circulaire brandwonden Elektrische brandwonden
H–History (Anamnese)
◦◦ Onderzoek of de druk op weefsels onder de
Als de patiënt een elektrische brandwond heeft
circulaire brandwond toeneemt.
opgelopen, is het belangrijk het volgende te weten:
◦◦ Bereid je voor op escharotomieën op de thoraxwand • Het type stroom en spanning.
of extremiteiten.
◦◦ Wisselstroom is gevaarlijker dan gelijkstroom
◦◦ Korstvorming zorgt voor een bewegingsbeperking omdat dit tetanie veroorzaakt, wat erin kan
en kan resulteren in niet kunnen ademhalen en/of resulteren dat de persoon zijn of haar greep op
verlies van ledematen of het leven. de stroombron verstevigt en zo de blootstelling
• Perineaal vergroot.
◦◦ Hoog risico op besmetting of infectie. ◦◦ Hoe hoger de gebruikte spanning, des te groter is de
gradatie van het interne thermische letsel.
• Handen of voeten
• Het oppervlaktegebied bij het contactpunt om
◦◦ Hoog risico op contracturen en noodzaakt tot de gebieden en de omvang van de brandwond te
intense revalidatie. identificeren.
Interventies • Identificeer contactpunten om te anticiperen op
• Pijn beoordelen en bestrijden. beschadigde organen langs het pad van de stroom.
• Wonden afdekken met schone droge gazen/ • Aan de hand van de duur van het contact met de bron
verbanden om de blootstelling aan luchtstromen te kun je mogelijk vaststellen wat de omvang van het
minimaliseren, wat pijnlijk kan zijn. interne letsel kan zijn geweest.

208 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


• Verlies van bewustzijn en gelijktijdige letsels die • Een behandeling tegen myoglobinurie omvat het
betrekking hebben op het ongevalsmechanisme. volgende:
◦◦ Toedienen van een natriumbicarbonaatinfuus om de
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
urine te alkaliseren, waardoor de afscheiding van de
onderzoek)
myoglobine wordt bevorderd.
Het is moeilijk de beschadiging van elektrische
brandwonden te onderzoeken omdat veel daarvan ◦◦ Overweeg het toedienen van Mannitol, een
mogelijk inwendig is. De elektrische stroom gaat het osmotisch diureticum om myoglobine uit de nieren
lichaam in bij het contactpunt met de huid en gaat te spoelen.
voordat deze het lichaam verlaat door het lichaam heen, • Monitor de hartslag en het hartritme bij patiënten die
waarbij het gevaar bestaat dat alle typen weefsel worden zijn blootgesteld aan hoogspanning.
beschadigd, waaronder botten, spieren, bloedvaten en
zenuwen (het minst bestand tegen elektrische stroom). • Bewaak of er verschijnselen van
De onderzoeksbevindingen zijn: compartimentssydroom ontstaan en wees voorbereid
• Wonden of brandwonden aan het lichaam (afb. 15-5) op een mogelijke fasciotomie.

◦◦ Beschrijf de wonden en label de wonden niet met • Bewaak de compartimentsdruk en spalk extremiteiten
‘uitgang’ of ‘ingang’. met ernstige brandwonden.

• Hartritmestoornissen • Overweeg een tetanusimmunisatie.

◦◦ Analyseer de T-golf op veranderingen die Chemische brandwonden


veroorzaakt kunnen zijn door hyperkaliëmie. Preparation (voorbereiding)
• Rhabdomyolyse met myoglobinurie. (Zie voor meer Bij chemische brandwonden moet eerst rekening worden
informatie Hoofdstuk 24: Posttraumaopvang en -zorg gehouden met de veiligheid van het traumateam. Door
op de spoedeisende hulp.) persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken, beperkt
het traumateam ernstig risico op blootstelling aan de
◦◦ Urine met myoglobine ziet er donkerrood of bruin
chemische stof, vooral tijdens de decontaminatie.
uit
◦◦ Myoglobinelevels Decontaminatie van de patiënt
◦◦ Acuut nierletsel • Decontaminatie van blootstelling aan droge
chemicaliën kan over het algemeen bereikt worden
◦◦ Nierfalen door de kleding van de patiënt te verwijderen. Wees
• Fracturen voorzichtig dat je geen chemische stof verspreidt als
• Insulten je kleding en sieraden verwijdert.
• Borstel resterende droge chemicaliën zachtjes weg.
Diagnostische onderzoeken
• Verdun vervolgens door te spoelen met ruime
• Als er myoglobuline in de urine wordt aangetroffen,
hoeveelheden water.
moet je dit ook in het bloed bepalen.
• CPK kan nuttig zijn bij het bepalen van eventuele H-History (Anamnese)
schade aan spierweefsel. • Droge poeders en chemische dampen kunnen ook
• Overweeg ABG’s met bicarbonaatbepaling bij inhalatieletsel veroorzaken.
patiënten met rhabdomyolyse bij wie het alkaliseren Wanneer een patiënt een chemische brandwond heeft
van de urine nodig kan zijn. opgelopen, is het belangrijk het volgende vast te stellen:
• Het type chemische stof (zuur of alkalisch)
Interventies
◦◦ De verpakking met informatie over de inhoud kan
• Overweeg immobilisatie van de cervicale
nuttig zijn bij het identificeren van chemicaliën.
wervelkolom op basis van het ongevalsmechanisme.
• De concentratie en het volume van de chemische stof
• Dien isotonische vloeistoffen toe met een dusdanige
snelheid om de urineproductie te behouden op 0,5 tot • De route waarlangs de blootstelling heeft plaats-
1 ml/kg per uur. gevonden en de duur hiervan
• De directe effecten van de chemische stof, zoals
duidelijke verbranding
• Risico op mogelijke systemische effecten

TNCC • Zevende druk 209


Interventies • Alle gerelateerde letsels en de effectiviteit van de
• Ondersteun de oxygenatie en ademhaling en houd interventies
rekening met de aanwezigheid van inhalatieletsel. • De temperatuur van de patiënt om een normale
• Neutraliseer de chemische stof door de huid te spoelen lichaamstemperatuur te behouden
tot de pH normaal is. • De huid, longfunctie en tekenen van infectie
◦◦ De normale pH van de menselijke huid is • De pijnbeleving van de patiënt en de effectiviteit van
ongeveer 5,3. medicatie
◦◦ Er kan kraanwater onder lage druk worden gebruikt
om letsel aan het weefsel te vermijden. Posttraumazorg
◦◦ Bij grote zuur- of alkalische brandwonden kan het Wondverzorging
nodig zijn meerdere uren te spoelen voor er een • De initiële wondverzorging verschilt per type wond
neutrale pH wordt bereikt. en omvat excisie, lokaal aan te brengen wond-
◦◦ Voorkom hypothermie door lauw water te gebruiken. verzorgingsproducten en verbanden. Dit kan worden
• Verwijder blaren die zijn veroorzaakt door gedaan op de SEH, in de operatiekamer of op de IC.
blootstelling aan een chemische stof. • Debridement van brandwonden en verband-
• Stop het verbrandingsproces bij teer of asfalt met wisselingen zijn zeer pijnlijk en voor en tijdens het
water tot het teer of asfalt zodanig is afgekoeld dat proces moet er IV-pijnmedicatie worden toegediend.
het aangeraakt kan worden. Gebruik vervolgens Monitor patiënten na de procedures nauwkeurig op
petroleum waarmee je de stof kunt verwijderen. een ademhalingsdepressie.
• Fenolen zijn een zure vorm van alcohol en slecht • De wondverzorging hangt af van de locatie, de diepte
oplosbaar in water. Deze zijn te vinden in de en de omvang van de brandwond.
meeste huishoudelijke desinfecterende middelen en ◦◦ Voor oppervlakkige brandwonden zijn mogelijk
chemische oplosmiddelen. Spoel bij patiënten met lokale antibiotica nodig, maar deze behoeven slechts
fenolbrandwonden ruim met water, gevolgd door zelden verbonden te worden.
50% polyethyleenglycol (PEG). PEG verhoogt de ◦◦ Bij diepere wonden is mogelijk een
oplosbaarheid van fenolen in water. Brandwonden huidtransplantatie nodig.
door fenol kunnen een dikke korst op het aangetaste
gebied veroorzaken als het niet snel wordt verwijderd. • Wondgenezing voor grotere brandwonden kan weken
of maanden ziekenhuisopname noodzakelijk maken.
• Spoel minstens 30 minuten bij brandwonden door
waterstoffluoride (gebruikt voor het etsen van glas). • Herbeoordeel de effectiviteit van de interventies.
◦◦ Bepaal het serumcalcium omdat waterstoffluoride
een hypocalciëmie kan veroorzaken. Uiteindelijke zorg en vervoer
• Zie Hoofdstuk 10: Oogtrauma voor meer informatie Overweeg de patiënt over te brengen naar een brand-
over brandwonden aan de ogen. wondencentrum. Als de patiënt wordt overgebracht
naar een brandwondencentrum, coördineer je met het
ontvangende brandwondenteam welke wondverzorging
Herbeoordeling van de patiënt met een wordt aanbevolen alvorens de patiënt over te brengen.
brandwond
Voortdurende bewaking en herbeoordeling is nodig van: De American Burn Association (ABA) raadt aan:
• De vrije luchtweg en de effectiviteit van de • Voorkom vertragingen tijdens het transport naar een
ademhaling, en het vermogen van de patiënt om de brandwondencentrum.
luchtweg vrij te houden en voldoende te ademen • Verwijder brandwonden of blaren niet.
• Het effect van de vloeistofsuppletie zoals blijkt uit de • Breng geen crèmes, zalfjes of lokale antibiotica aan.
hemodynamische stabiliteit en de urineproductie Deze kunnen problemen geven bij het beoordelen van
◦◦ Monitor ieder uur de urineproductie. de omvang van de brandwond.

210 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden


Nieuwe inzichten Samenvatting
Naarmate de wetenschap van de traumazorg en het bewijs De huid is het grootste orgaan in het lichaam. De huid
daarvoor zich blijven ontwikkelen, blijven hulpmiddelen heeft vele vitale functies, zoals de warmtehuishouding,
om behandelingsresultaten voor patiënten te verbeteren vloeistof- en elektrolytenregulatie en zintuiglijke waar-
getest en verfijnd worden. Bewijzen worden getest en neming. De huid is ook de eerste verdedigingslinie van
herhaald en nieuwe zorgstandaarden worden praktijk. In het lichaam tegen gevaren uit de omgeving. Trauma van
dit gedeelte over traumazorg wordt nagegaan wat voor de huid en brandwonden resulteren in een verandering van
bewijzen er zijn en wat dit kan betekenen voor de zorg deze normale functies.
voor traumapatiënten. In de zorg voor patiënten met
oppervlakte- en brandwonden worden formules voor Voor traumazorg bij patiënten met trauma van de huid
vloeistofsuppletie besproken. zijn dezelfde traumastrategieën nodig als bij andere
traumapatiënten. Als het traumaslachtoffer met trauma
Formules voor vloeistofsuppletie van de huid of brandwonden eenmaal is gestabiliseerd,
Er worden in de literatuur meerdere formules beschreven is de wondverzorging de primaire zorg. Infectie is een
met betrekking tot vloeistofsuppletie. Deze formules hoofdoorzaak van morbiditeit en mortaliteit bij deze
beschrijven het gebruik van kristalloïde, colloïde, patiënten. Het doel van de behandeling van deze patiënten
hypertonisch vocht, vers ingevroren plasma en volume- is het bevorderen van de wondgenezing, het behouden van
expanders. Er is nog geen formule naar voren gekomen functies, het voorkomen van complicaties, proberen het
als standaard, maar uit de meeste komt naar voren dat de ontstaan van misvormende littekens te minimaliseren.en
effectiviteit van de behandeling wordt gemeten aan de de patiënt zo optimaal functionerend te laten terugkeren
hand van de urineproductie. naar zijn dagelijkse leefomgeving.

Veel gebruikte formules zijn de volgende:


• De American Burn Association raadt aan vloeistof-
suppletie te beginnen met een Ringeroplossing van
2 ml/kg/percentage van TVLO.
• Met de Parkland Formula wordt aan de hand
van het volgende bepaald welke vloeistof moet
worden toegediend: 4 ml/kg Ringeroplossing,
vermenigvuldigd met het percentage TVLO.
◦◦ Dien de eerste helft van het vocht gedurende
de eerste 8 uur toe vanaf het moment van de
brandwond, niet vanaf de aankomst op de SEH,
en de resterende helft in de 16 uur daarna.
• De Modified Brooke Formula raadt aan bij branden te
beginnen met een shockbehandeling van 2 ml vocht,
vermenigvuldigd met het lichaamsgewicht (in kg),
vermenigvuldigd met het percentage TVLO.
• Het ACS (American College of Surgeons) raadt aan
2 tot 4 ml/kg per percentage TVLO in de eerste 24 uur.

TNCC • Zevende druk 211


212 Hoofdstuk 15 • Trauma van de huid en brandwonden
Hoofdstuk 16 •
Speciale populaties:
De zwangere traumapatiënt
Rebecca A. Steinmann, APN, CCNS, CCRN, CEN, CPEN, FAEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Ongevalsmechanismen beschrijven die gerelateerd zijn aan de zwangere traumapatiënt en foetus.
2. Fysiologische veranderingen en veranderingen in de ontwikkeling beschrijven als basis voor de assessment
van de zwangere traumapatiënt en foetus.
3. De verpleegkundige beoordeling van de zwangere traumapatiënt en foetus aantonen.
4. De juiste interventies voor de zwangere traumapatiënt en foetus plannen.
5. De effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de zwangere traumapatiënt en foetus evalueren.

Introductie Prioriteiten bij de traumaopvang zijn bij gewonde


Trauma is niet alleen de hoofdoorzaak van sterfgevallen zwangere patiënten dezelfde als bij niet-zwangere
bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd, maar het is patiënten. De beoordeling van de zwangere traumapatiënt
ook de belangrijkste niet-verloskundige oorzaak van wordt gecompliceerd door anatomische en fysiologische
moedersterfte en -invaliditeit tijdens de zwangerschap. aanpassingen van de moeder die zijn bedoeld om de
Naar schatting wordt 7% van alle zwangerschappen tweede patiënt, de foetus, te voeden. Tijdens de fase van
gecompliceerd door een trauma, waarbij overlijden de traumaopvang mogen diagnoses of farmacologische
plaatsvindt bij 6% tot 7% van de populatie gewonde behandelingen niet door de zwangerschap worden beperkt.
moeders. De meeste letsels treden op in de laatste drie Een optimale traumaopvang van de moeder levert het
maanden van de zwangerschap en zijn relatief klein beste resultaat op voor de foetus. Het is belangrijk om al
van aard. De hormonale en fysiologische verschillen vroeg tijdens de traumaopvang verloskundige expertise
tijdens de zwangerschapsperiode lijken de gewonde in te schakelen omdat het traumateam tegelijkertijd twee
moeder een overlevingsvoordeel te bieden ten opzichte patiënten behandelt: de moeder en de foetus.
van gewonde niet-zwangere vrouwen. De zwangerschap
wijzigt het patroon van het letsel en de zwangere patiënt Ongevalsmechanismen en biomechanica
is vatbaarder voor abdominaal trauma naarmate de Stomp trauma is verantwoordelijk voor de meeste
zwangerschapsduur vordert. maternale letsels. De meest voorkomende ongevals-
mechanismen zijn botsingen met motorvoertuigen,
Hoofdletsels en een hemorragische shock zijn nog vallen en fysieke mishandeling of geweld tussen personen.
altijd de grootste oorzaken van moedersterfte. De meest Botsingen met motorvoertuigen zijn verantwoordelijk
voorkomende oorzaak van foetale sterfte is moedersterfte. voor het hoogste aandeel levensbedreigende letsels.
Bij een ernstig trauma is er een risico van 40% tot 50% Vallen, wat steeds vaker voorkomt naarmate de
op verlies van de foetus. Dit percentage neemt toe tot een zwangerschap vordert, vormen de meeste kleine letsels.
foetale sterfte van 80% als er sprake is van een maternale De incidentie van opzettelijk letsel door persoonlijk
shock. Er lijkt bewijs voor te bestaan dat een vroegtijdige geweld stijgt tijdens de zwangerschap, gewoonlijk
bevalling, een laag geboortegewicht en overlijden van de gemanifesteerd als directe aanvallen op de zwangere buik.
foetus posttraumatische problemen zijn, zelfs wanneer Penetrerend trauma komt voornamelijk door schotwonden.
de moeder geen of licht letsel heeft. Abruptio placentae Steekwonden komen minder vaak voor en hebben een
en een vroegtijdige bevalling zijn de meest voorkomende betere prognose voor zowel de moeder als het kind.
oorzaken van foetale mortaliteit en morbiditeit, secundair
aan licht trauma.

TNCC • Zevende druk 213


De kans op direct letsel van de foetus neemt iedere drie • De circulatie van de baarmoeder neemt toe van
maanden toe. Als de moeder een stomp buiktrauma of een ongeveer 50 ml/min in niet-zwangere staat tot
bekkenfractuur heeft, onderzoek je de foetus op letsel, 500 ml/min bij de bevalling. Opgezwollen vaten van
inclusief schedelfracturen en intracraniale bloedingen. het bekken verhogen het risico op een retroperitoneale
Letsels aan de sleutelbeenderen en pijpbeenderen kunnen bloeding als de moeder een bekkenfractuur heeft.
ook optreden in de baarmoeder. Schotwonden in de buik • Door het vrijkomen van catecholaminen en de daarop
en de baarmoeder van de moeder worden veelvuldig volgende vasoconstrictie van baarmoedervaten als
geassocieerd met letsel en overlijden van de foetus. reactie op een bloeding wordt bloed naar de moeder
geleid en weg van de foetus. Foetale hypoperfusie,
Anatomische en fysiologische veranderingen wat blijkt uit foetale tachycardie of bradycardie en
tijdens de zwangerschap als basis voor veranderingen in foetale bewegingen, kan optreden
onderzoeksbevindingen voordat de moeder shockverschijnselen vertoont.
Anatomische en fysiologische veranderingen bij de
Veranderingen in de ademhaling
zwangerschap kunnen de typische aan trauma gerelateerde
• Een capillaire stuwing van de bovenste luchtwegen
onderzoeksbevindingen in de war gooien. Begrip van
vergroot het risico op nasofaryngeale bloedingen en
deze veranderingen is cruciaal voor een nauwkeurige
obstructie van de bovenste luchtwegen.
beoordeling en evaluatie van de zwangere traumapatiënt.
• Het ademminuutvolume, de hoeveelheid lucht die
Cardiovasculaire veranderingen in 1 minuut wordt in- en uitgeademd, neemt toe als
• De zwangerschap resulteert in een hypervolemische, de ademhalingsfrequentie en het teugvolume, de
hyperdynamische staat. Het totale bloedvolume hoeveelheid lucht die zich bij elke ademhaling naar
neemt toe, waardoor de tolerantie van de moeder voor binnen en naar buiten verplaatst, toenemen.
bloedingen wordt verbeterd. De zwangere patiënt • De zuurstofopname neemt toe en moeder en kind
kan tot 30% tot 40% van haar circulerend volume lopen een groter risico op hypoxie.
verliezen voor er een significante daling van de
• Als de baarmoeder van een zwangere vrouw tegen het
bloeddruk optreedt.
diafragma drukt, neemt het functionele reservevolume
• De hartslag in rust neemt met 10 tot 20 slagen per (FRC) in de longen af en ademt de zwangere patiënt
minuut toe om te kunnen voldoen aan de hogere sneller waardoor de pCO2 afneemt, wat resulteert in
metabole behoeften van moeder en kind en resulteert een staat van respiratoire alkalose.
in een verhoogde cardiac output.
• Terwijl het diafragma door de uitzettende baarmoeder
• Hogere hormonale niveaus (oestrogeen, naar voren wordt geduwd, wordt de longinhoud
prostaglandinen) veroorzaken vasodilatie, wat kleiner en neemt het functionele reservevolume
resulteert in een afname van de systemische (FRC) af. De plaatsing van de thoraxdrain is één tot
vasculaire weerstand en pulmonale vasculaire twee intercostaalruimten hoger.
weerstand. De perifere weerstand neemt af en zorgt
voor een lichte daling van de systolische bloeddruk Hematologische veranderingen
en een duidelijkere afname van de diastolische • Tegen de 30e zwangerschapsweek neemt de
bloeddruk. De zwangere patiënt in shock ziet er door hoeveelheid plasma toe met 30-50% boven het
deze vaatverwijding mogelijk warm en droog uit. oorspronkelijke volume, wat resulteert in een
• Het supine-hypotensiesyndroom verdunnings- of fysiologische anemie en een
(= vena-cavasyndroom) kan bij een zwangerschaps- proportionele afname van hematocriet.
duur vanaf 20 weken optreden als de aorta en de • Een toename van de fibrinogeenlevels en stollings-
onderste holle ader door de baarmoeder met inhoud factoren resulteert in een hypercoagulabele toestand
worden samengedrukt als de patiënt achteroverligt. die het risico op trombusvorming en DIS (diffuse
De veneuze terugstroom neemt af en de cardiac intravasale stolling) vergroten.
output daalt. De patiënt meldt mogelijke acute
misselijkheid en duizeligheid en ziet er bleek en Gastro-intestinale veranderingen
klam uit. • De buikorganen worden verdrongen naar de zijkant
en naar boven doordat de baarmoeder uitzet.

214 Hoofdstuk 16 • Speciale populaties: De zwangere traumapatiënt


• De buikwandspieren worden uitgerekt en slap en hangen af van de hoeveelheid functionele placenta die vast
kunnen spierverzet en pijn maskeren. Abdominale blijft zitten aan de baarmoederwand. Stomp abdominaal
palpatie is minder betrouwbaar. trauma brengt de zwangere patiënt in gevaar. De moeder-
• Darmgeluiden zijn minder goed te horen. sterfte is laag, maar de overlijdenspercentages van de
foetussen bedragen maar liefst 30% tot 68%.
• Een langere ledigingstijd van het maag-darmkanaal
vergroot het risico op aspiratie. Onderzoeksbevindingen voor een abruptio placentae zijn:
• Een toename van maagsecreties maken de zwangere • Vaginale bloeding (treedt op in 80% van de gevallen,
patiënt vatbaarder voor maagreflux, passieve doorgaans donkerrood)
regurgitatie en aspiratie. • Abdominale of rugpijn (ontstaat plotseling, is scherp
en constant)
Nierveranderingen • Foetale nood (wijziging in hartslag en hartritme van
• Stase van urine vergroot het risico op infecties van de de foetus)
urinewegen.
• Overgevoeligheid van de baarmoeder en hard
• De frequentie van urineren neemt toe door de toename aanvoelen van de buik met eventuele contracties
van de bloedstroom door de nieren, wat resulteert in
een hogere glomerulaire filtratie. De moeder voelt • Premature bevalling
extra druk als de baarmoeder de blaas samendrukt. • De mate van shockverschijnselen bij de moeder
staan niet in verhouding tot de hoeveelheid zichtbaar
Veranderingen van het bewegingsapparaat vaginaal bloedverlies
• Een verzachting en ontspanning van de sacrale • Stijgende fundushoogte
ligamenten en de symfysis maken het bekken
flexibeler. • DIS ontwikkelt zich mogelijk pas 48 uur na het eerste
trauma
• De verbreding van het bekken en de grote buik-
omvang resulteren in een onvaste gang waardoor de Uterusruptuur
zwangere patiënt meer geneigd is te vallen. Een daadwerkelijke scheur in of beschadiging van
de baarmoeder komt zelden voor, maar kan optreden
Specifieke letsels en noodsituaties bij patiënten met extreem compressieletsel of met
Premature bevalling een voorgeschiedenis van eerdere keizersneden. Een
Een premature bevalling vormt de meest voorkomende uterusruptuur wordt geassocieerd met een hoge moeder-
obstetrische complicatie bij zwangere traumapatiënten en foetale sterfte.
en treedt op bij hoogstens 25% van alle patiënten. Alerte
patiënten merken deze weeën doorgaans op, maar bij Onderzoeksbevindingen voor een uterusruptuur zijn:
patiënten die bewusteloos of geïntubeerd zijn blijven deze • Plotseling ontstaan van scherpe of suprapubische pijn
mogelijk onopgemerkt. • Asymmetrie van de baarmoeder: Het is mogelijk
om buiten de baarmoeder twee massa’s of foetale
Onderzoeksbevindingen voor een premature bevalling extremiteiten te palperen
zijn: • Overgevoeligheid van het diafragma
• Meer dan zes baarmoedercontracties per uur
• Shockverschijnselen bij de moeder
• Pijn, druk of kramp in de onderbuik of onderrug
• Tragere of afwezige harttonen van de foetus
• Vaginale bloedsporen of bloedverlies
• Vaginale bloeding (is niet altijd aanwezig)
• Ontsluiting en/of verstrijking van de baarmoederhals

Abruptio placentae
Abruptio placentae of placentaloslating is het
voortijdig loslaten van een gedeelte van de placenta
van de baarmoederwand waardoor de bloedsomloop
tussen moeder en kind wordt verstoord. Acceleratie-/
deceleratiekrachten kunnen de relatief stugge placenta
doen loskomen van de elastische uterus, wat resulteert
in een abruptio (loslating). De gevolgen voor de foetus

TNCC • Zevende druk 215


Cardiopulmonaal arrest bij de moeder/bevalling van ··Welk lichaamsdeel heeft het oppervlak geraakt?
de foetus • Wanneer was de laatste normale menstruatie? Houd
Als een stervende patiënt meer dan 24 weken zwanger is, rekening met een mogelijke zwangerschap bij iedere
wat gezien wordt als de grens van levensvatbaarheid van vrouw in de vruchtbare leeftijd.
de foetus, is het belangrijk een peri-mortem keizersnede
in overweging te nemen. Door de bevalling kan de • Wanneer is de verwachte datum van de bevalling?
effectiviteit van reanimatiepogingen toenemen als de Voor een schatting van de datum waarop de patiënte
foetus niet langer in de baarmoeder zit en niet langer is uitgerekend tel je 3 maanden terug vanaf de eerste
het vena-cavasyndroom veroorzaakt. Een schatting dag van de laatst bekende menstruatie en tel je daar 7
van de zwangerschapsduur en een beoordeling van de dagen bij op.
hartactiviteit van de foetus kan snel worden verkregen • Welke problemen of complicaties zijn er opgetreden
terwijl een reanimatie wordt uitgevoerd. Voor een tijdens deze of andere zwangerschappen?
optimaal resultaat voor de foetus is het raadzaam • Is het mogelijk dat er meer dan één foetus is?
dat de keizersnede wordt gestart binnen 4 minuten
na de hartstilstand van de moeder en dat het kind ter • Is er sprake van vaginaal bloedverlies?
wereld komt binnen 5 minuten na een niet-geslaagde • Is er sprake van weeën of abdominale pijn?
reanimatiepoging bij de moeder (de door de American • Is er foetale activiteit?
Heart Association aangenomen “vijf minuten-regel”). Het
is essentieel dat er een team aanwezig is dat in staat is ◦◦ Indien monitoring aanwezig is, begin je hier zo
neonatale resuscitatie uit te voeren. Begin met de Basic snel mogelijk mee om de hartslag van de foetus te
Life Support- en Advanced Life Support-protocollen en volgen (CTG).
zet deze voort tijdens de gehele keizersnede: • Bestaat het vermoeden dat letsel veroorzaakt is door
• Voer hartmassages hoger op het sternum uit, net persoonlijk geweld?
boven het midden van het sternum.
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
• Verplaats de baarmoeder tijdens de hartmassage onderzoek)
lateraal om aortocavale compressie te minimaliseren. Inspecteer:
• De vorm en omtrek van de onderbuik:
Verpleegkundige zorg voor de zwangere Een verandering van vorm kan duiden op een
traumapatiënt verborgen bloeding of uterusruptuur.
Primaire onderzoeksfase • Tekenen van beweging van de foetus
Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische • Vaginaal bloedverlies of de aanwezigheid van
aanpak van zorg voor de traumapatiënt. De volgende vruchtwater rond het perineum
onderzoeksparameters gelden specifiek voor zwangere
traumapatiënten. ◦◦ De patiënt beschrijft mogelijk een plotselinge
stroom vocht. Dit kan een indicatie zijn van een
A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid) spontane blaasontlediging of het vroegtijdig breken
Wees erop bedacht dat rugligging de luchtwegen en van de vliezen.
de bloedsomloop van de foetus kan beïnvloeden. Door • Is het kind zichtbaar?
de fixatieplank 15 graden op de zij te draaien, kan de
◦◦ Prolaps van de navelstreng komt zelden voor.
compressie van de vena cava worden verminderd.
Verlicht onmiddellijk eventuele druk op de
navelstreng. Als positionering van de moeder een
Secundaire onderzoeksfase contra-indicatie is om de druk op de navelstreng te
H–History (Anamnese) verlichten, is er mogelijk een manuele verplaatsing
• Wat was het ongevalsmechanisme? van het zichtbare deel van de navelstreng nodig.
◦◦ Voor gebeurtenissen die betrekking hebben op
botsingen met motorvoertuigen: Ausculteer:
··Droeg de patiënt een veiligheidsgordel? • Foetale harttonen en de frequentie hiervan
··Hoe was de veiligheidsgordel bevestigd? ◦◦ De zwangere patiënt kan bloedverlies beter
compenseren door een toename van de
◦◦ Bij vallen: bloedvolumecirculatie. Foetale nood kan de eerste
··Van welke hoogte was de val? indicatie zijn van een moeder in shock.
··Op wat voor oppervlak is de patiënt geland?

216 Hoofdstuk 16 • Speciale populaties: De zwangere traumapatiënt


Afbeelding 16-1. Locatie en grootte van de • Gevoeligheid of samentrekkingen van de baarmoeder
baarmoeder die de zwangerschapsleeftijd of de onderbuik
voorstellen
Interventies
Stabilisatie van de moeder is de prioriteit, dus zijn de
eerste interventies gericht op opvang en behandeling van
de moeder. Specifieke interventies voor de zwangere
traumapatiënt zijn:
• In alle gevallen waarbij een zwangere patiënt letsel
heeft opgelopen dient een verloskundig consult plaats
te vinden.
• Plaats de patiënte op een van beide zijden in een
hoek van minimaal 15 graden om hypotensie door
rugligging en druk op de vena-cava te voorkomen
als zij een zwangerschapsduur heeft van meer dan
20 weken. De compressie wordt verlicht door de
patiënte op een van beide zijden te leggen.
◦◦ De druk van de baarmoeder op de vena cava
afhalen verhoogt de cardiac output tot 30%. De
patiënte kan met ten minste 15 graden worden
gekanteld met behulp van een fixatieplank of wig,
geplaatst ter hoogte van de heup, maar het kan net
zo effectief zijn om de baarmoeder handmatig naar
een van beide kanten te verplaatsen.
• Monitor de weeën bij alle zwangerschappen bij een
zwangerschapsduur van meer dan 20 weken.
◦◦ Weeënremmende medicijnen zoals magnesium-
sulfaat of terbutaline kunnen effectief zijn bij
◦◦ De hartslag van de foetus is een indicator van het het stoppen van een premature bevalling bij
welzijn van moeder en kind. Het normale bereik hemodynamisch stabiele patiënten.
van de hartslag van een foetus ligt tussen 120 en • Begin bij een zwangerschapsduur van 20 weken
160 slagen per minuut. Na een zwangerschapsduur of meer al vroeg tijdens de traumaopvang van de
van 10 tot 14 weken kunnen er foetale harttonen te moeder met het voortdurend monitoren van de foetus
horen zijn met een Doppler-echografie. door middel van cardiotocografie (CTG).
◦◦ Een aanhoudende monitoring van de foetus (CTG) ◦◦ Met CTG worden de hartslag van de foetus en de
wordt aanbevolen bij alle zwangere patiënten met weeën gemonitord.
een zwangerschapsduur van meer dan 20 weken.
◦◦ Het is essentieel dat er een zorgverlener aanwezig is
Palpeer: die ervaren is in de interpretatie van de monitoring
• De hoogte van de fundus van de foetus en kan assisteren bij de zorg voor de
patiënte.
◦◦ De fundushoogte is een indicator van de zwanger-
schapsduur. De fundus wordt in centimeters ◦◦ Een abnormale hartfrequentie of hartslagrespons
gemeten vanaf de symfysis tot de bovenkant van op samentrekkingen van de uterus is mogelijk
de fundus en benadert het aantal weken van de het resultaat van hypovolemie of hypoxie bij de
zwangerschapsduur. De fundushoogte bereikt moeder, een solutio placentae of uterusruptuur.
de symfysis na 12 weken, de navel na 20 weken • Overweeg een spoedkeizersnede als de aanwezigheid
en de ribbenboog na 36 weken (afb. 16-1). Over van de foetus de stabiliteit van de moeder aantast of
het algemeen is een fundus die palpabel is tussen als de foetale nood niet door andere methoden wordt
de navel en het xiphoid een aanwijzing voor een verlicht.
levensvatbare foetus.

TNCC • Zevende druk 217


Tabel 16-1. Geschatte blootstelling van de Echografie
foetus voor verschillende röntgenonderzoeken Bij echografie wordt gebruikgemaakt van geluidsgolven.
Hier komt geen straling bij vrij. In sommige traumacentra
Type onderzoek Geschatte foetale wordt een echo van de baarmoeder opgenomen in het
dosis per onderzoek FAST-onderzoek. Als de patiënte niet kan communiceren
(rad)
of niet weet of ze zwanger is gebeurt dit om te kijken
Gewone röntgenfoto of ze mogelijk zwanger is. Er kan tijdens de secundaire
onderzoeksfase een uitgebreidere echografie worden
• Cervicale wervelkolom 0,002 uitgevoerd om het volgende vast te stellen:
• Zwangerschapsduur
• Thorax
0,00007 • Gewicht van de foetus
(twee richtingen)
• Hartslag en variatie hierin van de foetus
• Bekken 0,04
• Locatie van de placenta
• Thoracale wervelkolom 0,009
Het is gebleken dat sonografie niet gevoelig genoeg is
• Lumbosacrale voor het diagnosticeren van placenta-abrupties en 50% tot
0,359
wervelkolom 80% van deze letsels mist.
CT-scans Laboratoriumonderzoeken
De volgende laboratoriumonderzoeken kunnen bij
• Hoofd <0,05
zwangere traumapatiënten in overweging worden
• Thorax <0,1 genomen:
• Protrombinetijd, partiële tromboplastinetijd en
• Buik/bekken 2,6 frequente onderzoeken van de bloedstolling
• βhCG (bèta-humaan choriongonadotrofine)
Aanvullend onderzoek ◦◦ Het is raadzaam alle vrouwelijke patiënten in de
Diagnostische procedures vruchtbare leeftijd die een ernstig trauma hebben
Patiënten en medewerkers van het zorgteam maken zich een zwangerschapstest te laten ondergaan en waar
vaak zorgen over mogelijke bijwerkingen van straling op mogelijk te beschermen tegen beeldonderzoeken
de foetus. De foetale stralingsdosis zonder bescherming met röntgenstralen. βhCG in het bloed bevestigt een
is 30% van die van de moeder. Een blootstelling aan zwangerschap al 1 tot 2 weken na de conceptie en
minder dan 5 rad wordt niet geassocieerd met een in de urine 2 tot 4 weken na de conceptie.
toename aan foetale afwijkingen of afbreking van de
• Kleihauer-Betke-test
zwangerschap (tabel 16-1). Het is belangrijk de foetus
te beschermen tegen alle röntgenstraling, behalve bij ◦◦ Met de Kleihauer-Betke-serumtest worden rode
foto’s van het bekken en de lendenen en tegen CT- bloedcellen van de foetus in de bloedsomloop van
onderzoeken. Consulteer de radioloog om te assisteren de moeder gedetecteerd, wat duidt op een bloeding
bij het berekenen van de geschatte stralingsdosis naar de van de foetus door de placenta. Een Kleihauer-
foetus als er meerdere röntgenfoto’s worden gemaakt. Betke-analyse wordt aanbevolen bij alle zwangere
Beeldvormende onderzoeken waarbij geen straling wordt patiënten met een zwangerschapsduur van meer dan
gebruikt worden waar mogelijk aanbevolen in plaats van 12 weken.
röntgenfoto's. ◦◦ De Kleihauer-Betke-test is belangrijk om vast
te stellen of het nodig is Rh-immuunglobuline
(anti-D) toe te dienen als de moeder Rh-negatief
is en de foetus Rh-positief zodat maternale allo-
immunisatie wordt voorkomen, maar studies
hebben aangetoond dat de Kleihauer-Betke-test een
belangrijke voorspeller is van een abruptio placenta
en een premature bevalling.

218 Hoofdstuk 16 • Speciale populaties: De zwangere traumapatiënt


Diagnostische peritoneale spoeling Uiteindelijke zorg of transport
Een DPL is mogelijk veilig bij zwangere traumapatiënten. Bereid de patiënt zo nodig voor op een ziekenhuis-
Om het risico op inwendig letsel zo klein mogelijk te opname, een chirurgische ingreep of een overplaatsing.
houden, wordt de voorkeur gegeven aan de open techniek
van een DPL. Plaats voorafgaand aan de procedure een
maagsonde en een blaaskatheter. Samenvatting
De gevolgen van een trauma tijdens de zwangerschap
Specifieke aanvullende onderzoeken en interventies zijn:
• Bekkenonderzoek • Zwangerschaps- of foetaal letsel
◦◦ De cervix wordt onderzocht om vast te stellen of de • Premature bevalling en bevalling
baarmoederhals gesloten is en de vliezen intact zijn. • Bloeding van moeder of foetus
Zo niet, dan bestaat het risico op een vroegtijdige
bevalling en moet de patiënt mogelijk worden • Uterusruptuur
opgenomen. • Overlijden van moeder of foetus
◦◦ Test of vocht dat verloren gaat mogelijk vruchtwater
is. De pH van vruchtwater is 7,5. De pH van urine is Zwangere traumapatiënten bezorgen het team unieke
4,6 tot 6. uitdagingen en verantwoordelijkheden waarbij twee
patiënten moeten worden behandeld: de moeder en
• Bied psychosociale ondersteuning aan en stel de het kind. De prioriteiten bij de traumaopvang zijn
patiënte op realistische wijze gerust hoe het gaat bij gewonde zwangere patiënten dezelfde als bij
met het kind. Stel de moeder en de familie gerust andere gewonde patiënten. Het welzijn van het kind
wat betreft de veiligheid van het kind tijdens is afhankelijk van een adequate bloedstroom naar de
diagnostische procedures. baarmoeder en de placenta. Het kind heeft dus de beste
• Screen de patiënt op partnergeweld. kans op overleven als er sprake is van een optimale
traumaopvang van de moeder.
Herbeoordeling en posttraumazorg
Naast de onderzoeken die in Hoofdstuk 5: Initial
assessment zijn beschreven, bestaat de herbeoordeling uit
het volgende:
• Monitor de hoeveelheid bloedverlies uit de
baarmoeder en/of vagina.
• Meet iedere 30 minuten de fundushoogte en
documenteer dit.
• Monitor de hartslag en de activiteit van de foetus en
beoordeel eventuele baarmoederactiviteit.
◦◦ Voer minstens 6 uur lang CTG-monitoring uit bij
alle vrouwen met een zwangerschapsduur van meer
dan 20 weken die een trauma hebben. Dit wordt
doorgaans gestart op de afdeling spoedeisende hulp
en wordt voortgezet op de afdeling verloskunde.

TNCC • Zevende druk 219


220 Hoofdstuk 16 • Speciale populaties: De zwangere traumapatiënt
Hoofdstuk 17 •
Speciale populaties:
Het kind als traumapatiënt
Robin Goodman, MSN, RN, CPEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Ongevalsmechanismen beschrijven die betrekking hebben op het kind als traumapatiënt.
2. Anatomische, fysiologische en ontwikkelingskenmerken beschrijven die dienen als uitgangspunt voor het
beoordelen van het kind als traumapatiënt.
3. De verpleegkundige beoordeling van het kind als traumapatiënt demonstreren.
4. De juiste interventies voor het kind als traumapatiënt plannen.
5. De effectiviteit van de verpleegkundige interventies voor het kind als traumapatiënt evalueren.

Introductie Ongevalsmechanismen en biomechanica


Epidemiologie Trauma bij kinderen resulteert vaak in multisysteem-
Ondanks een verschuiving naar de kind-specifieke orgaanletsel. Vanwege de minder grote lichaamsmassa
letselpreventie en een reductie in het totale aantal van het kind wordt er bij een trauma een grotere kracht
sterfgevallen onder kinderen als gevolg van letsel, blijft door het lichaam verspreid. Deze kracht wordt via
trauma de belangrijkste doodsoorzaak voor kinderen flexibele, onvolledig verkalkte botten, een beperkte
in de leeftijd van 1 tot 19 jaar. Medische kosten voor hoeveelheid bindweefsel, een zwakkere buikwand,
kinderen in de leeftijd van 5 tot 14 jaar zijn voornamelijk organen die dichter bij andere organen en structuren
het resultaat van letsel en voor elk traumagerelateerd liggen en de kleinere fysiek van een kind verspreid en
sterfgeval zijn er meer dan 1000 kinderen die worden dit resulteert in multisysteemletsel. Met kennis van de
behandeld of een arts bezoeken voor een niet-fataal letselpatronen bij kinderen kan een arts beter anticiperen
letsel. Uit de huidige gegevens blijkt dat naar schatting op letsel, letsel goed identificeren en snel interveniëren in
9,2 miljoen kinderen jaarlijkse medische zorg nodig een poging het resultaat voor het kind als traumapatiënt
hebben voor de behandeling van onvoorzien letsel. In te optimaliseren. Deze patronen worden genoemd in tabel
2009 zijn in de VS circa 9000 kinderen overleden en 17-1. Aanvullende overwegingen zijn:
werden 225.000 kinderen in het ziekenhuis opgenomen • Stomp trauma na een ongeval met een motorvoertuig,
voor onvoorziene letsels. Aanvullende overwegingen zijn verstikking, verdrinking en brand en/of brandwonden
de levenslange noodzaak voor medische en geestelijke zijn de voornaamste oorzaken van letselgerelateerd
gezondheidszorg voor overlevers, productiviteitsverlies overlijden bij kinderen van 14 jaar en jonger.
en kosten in verband met het verlies aan inkomsten van • Traumatisch hersenletsel is de oorzaak van meer
de zorgverleners. Uit research is ook gebleken dat een sterfgevallen onder kinderen dan letsels van andere
meerderheid van de afdelingen voor spoedeisende hulp orgaansystemen.
in de Verenigde Staten geen kind-specifieke training
en apparatuur voorhanden heeft om te voldoen aan de • Niet-fatale letsels bij kinderen van 14 jaar en jonger
behoefte van deze speciale populatie, en een meerderheid kunnen voornamelijk worden toegeschreven aan
van de kinderen met letsel wordt behandeld in klinieken onbedoelde valpartijen.
die op volwassenen zijn gericht. Uit deze statistieken • Penetrerend trauma, voornamelijk door vuurwapens,
blijkt duidelijk de noodzaak voor erkenning van de aparte treft voornamelijk adolescenten en kent een hoog
status van kindertraumazorg, opleiding en voorbereiding. mortaliteitspercentage.

TNCC • Zevende druk 221


• Sport- en recreatiegerelateerd letsel bij kinderen kinderen, vergeleken met de totale lichaamsgrootte,
vertoont een significante correlatie met traumatisch en in de ontwikkeling van sensorische en motorische
hersenletsel en letsel van het bewegingsapparaat. functies die eerder in de hoger gelegen delen van het
Dergelijke letsels spelen een belangrijke rol in niet- lichaam begint.
fatale, onvoorziene letsels bij kinderen. • De verdere ontwikkeling gaat vanuit de kern van de
• Letsel als gevolg van kindermishandeling treft alle foetus en verplaatst zich tijdens de groei naar buiten.
leeftijdsgroepen bij zowel jongens als meisjes, Een voorbeeld van dit ontwikkelingspatroon is de
waardoor het voor de traumaverpleegkundige controle van een kind over de grove motoriek vóór
belangrijk is bij alle kinderen uiterst alert te blijven de fijne motoriek. Inzicht in deze principes helpt de
op mogelijk misbruik. (Zie Hoofdstuk 20: Speciale traumaverpleegkundige bij een succesvolle benadering
populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld en beoordeling van, en veilige zorg voor het kind.
voor meer informatie.)
Door kennis te hebben van de verwachte groei- en
ontwikkelingsmijlpalen kan de traumaverpleegkundige
Groei en ontwikkeling van een kind
een afwijking van de normale waarden identificeren.
Inzicht in de normale groei en ontwikkeling van een kind In bijlage 17-A wordt de ontwikkeling van een kind
is van essentieel belang bij de zorg voor kinderen. De beschreven.
bevindingen ten aanzien van het totale postuur van het
kind, het grotere lichaamsoppervlak en de fysiologische Een andere reden waarom het van vitaal belang is
en immunologische onvolgroeidheid vormen het dat de traumaverpleegkundige vertrouwd is met deze
uitgangspunt voor de zorg die wordt verleend aan ontwikkelingsmijlpalen, is het identificeren van een
het gewonde kind. De ontwikkeling van het kind discrepantie tussen het vermelde ongevalsmechanisme
wordt bepaald aan de hand van het cefalocaudale en en de ontwikkelingsfase van het kind (een baby van drie
proximodistale principe. weken oud die in het ziekenhuis komt na een val van een
• Bij kinderen begint de ontwikkeling bij het hoofd. commode omdat hij/zij daar vanaf is gerold, terwijl een
Dit wordt als eerste aangelegd. Dit ziet men terug baby van 3 weken nog niet in staat is om te rollen).
in het relatief grotere hoofd bij baby’s en jonge

Tabel 17-1. Veel voorkomende letselmechanismen en bijbehorende letselpatronen voor


kinderen
Ongevalsmechanisme Veelvoorkomende letselpatronen

• Lage snelheid: Fracturen van onderste extremiteiten


Voetganger geraakt door een
voertuig • Hoge snelheid: Meervoudig trauma, letsel van hoofd en hals,
fracturen van onderste extremiteiten
• Zonder veiligheidsgordel: Beschadigingen van scalp en gezicht,
letsel van hoofd en hals en meervoudig trauma
Inzittende van een auto
• Correct in de veiligheidsgordel: Letsel van thorax en abdomen,
fracturen van lumbale wervelkolom

• Lage hoogte: Fracturen van bovenste extremiteiten


• Gemiddelde hoogte: Letsel van hoofd en hals, fracturen van bovenste
Val van hoogte en onderste extremiteiten
• Grote hoogte: Fracturen van bovenste en onderste extremiteiten,
letsel van hoofd en hals, meervoudig trauma

• Zonder helm: Oppervlakkige schaafwonden, beschadigingen van


hoofdhuid en gezicht, beschadigingen van hoofd en hals
Val van een fiets
• Met of zonder een helm: Fracturen van bovenste extremiteiten
• Letsel door het stuur: Inwendige abdominale letsels

222 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Kinderen met een specifieke zorgbehoefte ontwikkelen Verpleegkundige zorg voor het kind als
in een ander tempo en kunnen een baselinebeoordeling traumapatiënt
hebben die afwijkt van de geaccepteerde normen. Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische
Vergelijk samen met de zorgverlener de beoordelings- aanpak van de zorg voor de traumapatiënt. De volgende
bevindingen ten opzichte van de baseline. onderzoeksparameters gelden specifiek voor kinderen.

Verschillen in anatomie, fysiologie en Voorbereiding en triage


ontwikkeling bij het kind als traumapatiënt Safe Practice, Safe Care
Anatomische en fysiologische kenmerken die uniek zijn Vanwege de complexiteit van traumazorg is de kans
voor kinderen hebben belangrijke klinische implicaties. op medische fouten groot. De unieke anatomische,
Alert zijn op en inzicht hebben in deze verschillen kunnen fysiologische en ontwikkelingskenmerken van het kind
helpen bij het optimaliseren van de zorg en het verbeteren kunnen deze kans verder vergroten. Het uitvoeren van
van het resultaat voor de patiënt. Deze unieke kenmerken een systematische multisysteembeoordeling van het kind,
worden tijdens elk onderdeel van het initial assessment ongeacht het ongevalsmechanisme, maakt het herkennen
behandeld. van multiorgaantrauma en daarmee een snelle interventie
bij levensbedreigende letsels eenvoudiger.
Specifieke verschillen in ontwikkeling Benodigde hulpmiddelen voor de patiënt
• Kinderen en adolescenten zijn snel afgeleid, hebben De voorbereidingen voor de verzorging van de
een beperkt inzicht in oorzaak en gevolg en hebben pediatrische patiënt met letsel omvatten de beschikbaar-
nog geen ervaring met situaties die kunnen leiden tot heid van de noodzakelijke kind-specifieke hulpmiddelen
een traumatisch letsel. (bijlage 17-B) en referentiemateriaal, waaronder de
• Jonge kinderen hebben moeite met het inschatten van normaalwaarden voor de vitale functies per leeftijd
de snelheid van en afstand tot voertuigen. (tabel 17-2). Waardeschalen die uitsluitend in kilo’s zijn
• Jonge kinderen kunnen moeite hebben met het opgesteld, zijn nuttig voor een grondige beoordeling.
lokaliseren van geluid en met het herkennen van Op lengte gebaseerde trauma-opvangmeetlinten
geluiden van gevaar. (bijv. Pril-lint) en handleidingen voor de juiste grootte
van apparatuur en medicatiedosering dragen bij aan een
• Het visuele veld ligt voornamelijk op ooghoogte, dit nauwkeurige behandeling.
is bij kinderen uiteraard lager.
• Peuters en lagere schoolkinderen zijn egocentrisch en
denken dat wanneer zij de auto zien, de chauffeur hen
ook ziet.

Tabel 17-2. Normaalwaarden vitale functies per leeftijd


Ademhalingsfrequentie (ademteugen/min)
Leeftijd Frequentie
Baby 30–60
Peuter 24-40
Kleuter 22-34
Kind in lagere schoolleeftijd 18-30
Adolescent 12-16
Hartslagfrequentie (slagen/min)
Leeftijd Frequentie wakker Frequentie slapen
Pasgeborene tot 3 maanden 85–205 80–160
3 maanden tot 2 jaar 100-190 75-160
2 tot 10 jaar 60-140 60-90
>10 jaar 60-100 50-90

TNCC • Zevende druk 223


Voorbereidingen voor de verpleegkundige ¸¸Ongewone bijgeluiden bij de ademhaling
• Kind-specifieke educatie en training voor trauma- ¸¸Algemene ademhalingsfrequentie te snel of te
verpleegkundigen kunnen inzicht bieden in de unieke langzaam
patiëntpopulatie en de voorkeursprincipes voor de
behandeling.
¸¸Comfortpositie (tripod, rechtop zitten)
··Circulatie van de huid
• Competentie-evaluatie voor het klinische personeel,
inclusief vaardigheden van het kind en vaardigheden ¸¸Kleur
met betrekking tot de verzorging van het kind met ¸¸Gevlekte huid of centrale of perifere cyanose
een speciale zorgbehoefte zorgen ervoor dat het
traumateam het kind uitstekende zorg kan verlenen. ¸¸Transpireren
• Een regelmatige beoordeling van pediatrische Primaire onderzoeksfase en traumaopvang en -zorg
traumagevallen kan het traumateam helpen bij Hoewel de prioriteiten voor het initial assessment
het identificeren van de leer-, apparatuur- en van het kind als traumapatiënt identiek zijn aan die
beleidsbehoeftes. van een volwassen patiënt, zijn de anatomische en
fysiologische verschillen en de normale patronen voor
Voorbereidingen op de afdeling
pediatrische groei en ontwikkeling van invloed op de
• Beoordeel de zorgomgeving, de protocollen en
reactie van het kind op letsel. Het overlevingspercentage
de richtlijnen op een goede pediatrische focus en
van kinderen kan direct worden gecorreleerd aan
veiligheid.
een snelle luchtwegbescherming, initiatie van de
• Controleer of noodzakelijke beleidslijnen en ademhalingsondersteuning en een vroegtijdige
overeenkomsten voor een correcte overplaatsing naar herkenning van en reactie op intracraniale en intra-
de uiteindelijke zorgomgeving (brandwondencentrum, abdominale bloedingen. Stimuleer de zorgverlener tijdens
pediatrisch traumacentrum) van kracht zijn. het initial assessment bij het kind te blijven om het kind
te kalmeren en daarmee zijn/haar medewerking te krijgen
Triage tijdens de fase van het initial assessment.
• Pediatric Assessment Triangle (PAT)
◦◦ De PAT is een beoordeling op afstand die in 3 tot A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid)
Anatomische en fysiologische kenmerken
5 seconden plaatsvindt en waarbij het volgende
• Baby’s zijn obligate neusademhalers tot zij 4 tot
wordt beoordeeld:
6 maanden zijn, daarom ontwikkelen zij sneller
··Algemene aanblik ademhalingsmoeilijkheden als gevolg van een
¸¸Spiertonus: Is er sprake van een normale tonus verstopte neus.
of is de patiënt slap? • Een kleinere diameter van de luchtweg kan ervoor
¸¸Interactiviteit: Herkent de patiënt de zorgen dat een minimale hoeveelheid bloed, oedeem,
zorgverlener en is er sprake van interactie? slijm en/of een vreemd voorwerp de luchtweg geheel
of gedeeltelijk blokkeert.
¸¸ Reageert de patiënt op pogingen van de
zorgverlener de patiënt te troosten? • De tong is groter in vergelijking met de mondholte en
gebruik van een tongspatel, verplaatsing van de tong
¸¸Bewuste blik of staren: Houdt de patiënt visueel
en/of gebruik van een Mayo-tube kan nodig zijn om
contact met de zorgverlener en keert hij/zij het
de luchtweg doorgankelijk te houden.
hoofd naar de verpleegkundige wanneer deze
de ruimte binnenkomt? • Een verkorte trachea en hals betekenen dat er slechts
een kleine marge is waarbinnen de endotracheale tube
¸¸Praten of huilen: Is er sprake van een
kan bewegen voordat deze uit positie raakt, met als
aanhoudende, hoge huiltoon of huilt hij/zij
gevolg dat de tube vaak in de rechterhoofdbronchus
helemaal niet?
komt of met onbedoelde extubatie als gevolg.
··Ademarbeid
• Het cricoïd is C-vormig waardoor er een mogelijk
¸¸Onvoldoende of overmatig verhoogd risico is op compressie en daaruit volgende
¸¸Neusvleugelen luchtwegobstructie bij hyperextensie of hyperflexie
van de hals.
¸¸Intrekken
¸¸Gebruik hulpspieren

224 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


• In rugligging resulteert een groot achterhoofd in De endotracheale tubes vandaag de dag zijn echter
passieve flexie van de wervelkolom waardoor de ontworpen voor hoog volume en lage druk, en
luchtweg kan afsluiten. deze vormen een afsluiting bij een lagere druk. Het
• Een groot, zwaar hoofd, zwakke halsligamenten en gebruik van een tube met cuff bij jonge kinderen op
flexibelere gewrichten dragen allemaal bij aan een afdelingen voor spoedeisende hulp en pediatrische
grotere inwerking van de energie op de hals van intensivecareafdelingen neemt toe. Zorg dat de
flexikrachten. Deze kenmerken kunnen het risico op richtlijnen ten aanzien van luchtlekkage en bewaking
letsel van het hoofd en de wervelkolom vergroten. van de cuffdruk worden gevolgd.

• Door slappe halsligamenten en onvolledig verkalkte • Fixeer de tube op een diepte die gelijk is aan driemaal
wervels hebben pediatrische patiënten een groter de diameter van de tube tot een definitieve plaatsing
risico op letsel van het ruggenmerg zonder fractuur, kan worden gecontroleerd met behulp van een
of op ruggenmergletsel zonder radiografisch thoraxfoto.
vastgestelde afwijkingen. • Maagsondes verminderen zwelling van de maag,
• Wervellichamen zitten anterieur vastgeklemd en verbeteren de diafragmafunctie en de mogelijkheid
kunnen voorwaarts schuiven of subluxeren na flexie van de thorax om bij inspiratie uit te zetten, waardoor
als gevolg van acceleratie-/deceleratiekrachten. de ademhaling zal verbeteren.

Beoordeling Immobilisatie van de cervicale wervelkolom


Gebruik de AVPU om het kind te beoordelen. Zie Beoordeling
Hoofdstuk 5: Initial assessment voor meer informatie. • Inspecteer de positie van het achterhoofd van de baby
◦◦ Een alerte oudere baby of peuter herkent zijn of en/of het kind ten opzichte van het lichaam op de
haar zorgverlener, is terughoudend naar vreemden fixatieplank om te zien of dit in lijn ligt. Plaats een
en reageert mogelijk niet op opdrachten. Dit is padding tussen de schouderbladen zodat de schouders
normaal. en de externe gehoorgang op één lijn liggen.
• Losse en/of ontbrekende tanden kunnen normale • Kies de juiste maat en breng de harde halskraag
bevindingen zijn bij lagere school-kinderen. Dit hoeft correct aan om de cervicale wervelkolom te
niet het resultaat te zijn van trauma. stabiliseren.
◦◦ Controleer of de tandholtes bloeden. Interventies
◦◦ Losse tanden kunnen sneller losraken en daarmee • Neem de baby uit het kinderzitje terwijl de cervicale
een risico op aspiratie vormen. wervelkolom gestabiliseerd blijft.
• Controleer op cyanose van de mondslijmvliezen. ◦◦ Eén teamlid stabiliseert het hoofd en de hals van
◦◦ Dit is een belangrijk verschijnsel en duidt op de baby van achter het kinderzitje, terwijl een
centrale cyanose als gevolg van ernstige respiratoire ander teamlid het kinderzitje achterover legt met de
of circulatoire problemen. rugleuning op de brancard en vervolgens het zitje
via het voeteneinde van de brancard wegneemt.
Interventies
• Frequent uitzuigen of plaatsing van een nasale Mayo- B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en
tube in de neus kan nodig zijn om de farynx vrij van beademing)
secreties te houden en de ademhaling te verbeteren. Anatomische en fysiologische kenmerken
• De ademhalingsfrequentie is verhoogd als gevolg van
• Wanneer een Mayo-tube bij een bewusteloze patiënt
het verhoogde basale metabolisme (tabel 17-2). Dit
wordt geplaatst, moet dit gebeuren met behulp
draagt bij aan het totale niet-meetbare vochtverlies,
van een tongspatel en een inbrengtechniek waarbij
waardoor het risico op hypovolemie toeneemt en
de tip van de Mayo-tube naar beneden buigt om
wordt verergerd als er sprake is van een bloedverlies.
beschadiging van het zachte gehemelte met een
mogelijke bloeding te voorkomen. • Bij een verhoogde metabole snelheid wordt zuurstof
op een inefficiënte manier verbruikt. De beperkte
• Voorheen werd geadviseerd tubes zonder cuff te
reserves raken snel uitgeput wanneer er sprake is van
gebruiken bij kinderen jonger dan 8 jaar vanwege
fysiologische stress, zoals trauma.
het risico op druknecrose van de tracheaslijmvliezen
door mogelijke druk tussen de cuff en de cricoïdring.

TNCC • Zevende druk 225


• Bij kinderen met ademnood kan de ademhalings- ◦◦ Gebruik hulpspieren: m. sternocleidomastoideus of
frequentie worden verhoogd. Zij vertonen m. trapezius
verschijnselen van toegenomen ademarbeid om de ··Baby’sgebruiken het diafragma als de
ademhaling te optimaliseren. Dit vraagt veel energie primaire ademhalingsspier, het is dus geen
en de patiënt zal snel vermoeid raken zodra de hulpademhalingsspier.
fysiologische reserves zijn uitgeput, waardoor zij snel
decompenseren. • Ausculteer:
• Vanwege een horizontaal georiënteerde ribbenkast en ◦◦ Een juiste maat stethoscoop draagt bij aan het
een zwakke borstwand en tussenribspieren hebben nauwkeuriger ausculteren van de longvelden en
jonge kinderen een kleiner teugvolume met een kan de overdracht van longgeluiden naar de andere
verminderd vermogen het volume te vergroten tijdens thoraxhelft verminderen.
stress.
Interventies
• Alveoli zijn kleiner en minder in aantal, waardoor • ‘Blow-by‘-zuurstof voldoet niet. Voor trauma-
het gebied voor gasuitwisseling bij jonge kinderen patiënten wordt een passend non-rebreathingmasker
kleiner is. Bestaande alveoli zijn minder elastisch en met een gekoppeld reservoir aanbevolen.
hebben geen ondersteunend weefsel.
• Wanneer er na ondersteuning van de ademhaling of
• Jongere kinderen hebben een diafragma dat meer het inslikken van lucht sprake is van een opgezette
afgeplat van vorm is. Aangezien dit de voornaamste buik, kan een maagsonde de opgezette buik verlichten,
spier is voor de ademhaling kan een opgezette maag waardoor de longen optimaal kunnen expanderen.
de ademhaling ernstig beperken.
• Een dunne thoraxwand draagt bij aan het overdragen C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie
van ademgeruis van de ene zijde van de thorax naar de en beheersing van bloedingen)
andere, waardoor het bestaan van een pneumothorax, Systemische hypovolemie kan secundair hersenletsel
hemothorax en/of een spanningspneumothorax veroorzaken en is de ernstigste risicofactor voor ernstig
mogelijk wordt gemaskeerd. hersenletsel.

• Jongere kinderen gebruiken normaal gesproken Anatomische en fysiologische kenmerken


de buikspieren voor de ademhaling. Patiënten • De hartslagfrequentie varieert per leeftijd (tabel 17-2).
met buikpijn hebben mogelijk een gewijzigd
• Kinderen bestaan voor een groot deel uit water en
ademhalingspatroon, zoals een oppervlakkige
kunnen snel uitgedroogd raken.
ademhaling en kreunen bij uitademen.
• Het myocard is minder beweeglijk bij kinderen.
Beoordeling Om de cardiac output op peil te houden neemt
• Inspecteer op toegenomen ademarbeid. de hartslagfrequentie toe om aan de systemische
behoefte te voldoen. Een sterke compensatiereactie,
◦◦ Neusvleugelen
in de vorm van tachycardie kan de cardiac output
◦◦ Intrekkingen: op peil houden wanneer de systemische behoefte
··Locatie:substernaal, intercostaal, suprasternaal of gedurende langere tijd toeneemt. Wanneer het
supraclaviculair compensatiemechanisme echter uitgeput raakt, raakt
··Ernst:
het kind snel en plotseling gedecompenseerd.
mild, matig of ernstig
◦◦ Op en neer gaan van het hoofd (head bobbing)
◦◦ Kreunen bij uitademen

Tabel 17-3. Hypotensie bij systolische bloeddruk en leeftijd


Leeftijd Systolische bloeddruk (mmHg)
À terme neonaat (0–28 dagen) < 60
Baby’s (1–12 maanden) < 70
Kinderen 1–10 jaar (5 percentiel bloeddruk)
e
< 70 + (leeftijd in jaren x 2)
Kinderen > 10 jaar < 90

226 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Tachycardie en een vertraagde capillaire refill van meer Afbeelding 17-1. Positief babinski-symptoom
dan 2 seconden zijn aanwijzingen voor een slechte
weefselperfusie bij het kind als traumapatiënt. Het
eerste compensatiemechanisme om de cardiac output
te vergroten, is het versnellen van de hartslagfrequentie
in respons op een hemorragische shock. Tachycardie
wordt gevolgd door systemische vaatconstrictie om de
systemische vasculaire weerstand te vergroten, hetgeen
resulteert in een vertraagde capillaire refill, een zwakke
distale pulsatie en koele, gevlekte extremiteiten.
• Systemische vasoconstrictie is het gevolg van
stimulatie van het sympathische zenuwstelsel dat
een voldoende systolische bloeddruk kan handhaven
ondanks significant bloedverlies.
• Omdat kinderen een grotere bloedvolume/gewicht-
ratio hebben, kan het verlies van een klein volume
sneller resulteren in een circulatoir probleem dan bij
volwassenen.
Een positief babinski-symptoom is een normale bevinding bij een jonge baby.
◦◦ Een hypovolemische shock als gevolg van een De grote teen wijst omhoog en de andere tenen wijzen naar buiten.
bloeding is de meest voorkomende vorm van shock
bij het kind als traumapatiënt. • Een direct, snel infuus van 20 ml/kg opgewarmde
Hypotensie (tabel 17-3) is een late bevinding. Dit isotone kristalloïde oplossing gedurende 5 tot
treedt op bij een bloedverlies van circa 30% en 10 minuten met een driewegkraantje en een 20 ml-
duidt op een ernstig probleem met orgaanperfusie. injectiespuit (voor een patiënt van 5 kilo moet de
20 ml-injectiespuit vijfmaal worden gevuld om een
Beoordeling
20 ml/kg bolus toe te dienen) is een effectieve manier
• Palpeer voor centrale en perifere pulsaties. Teneinde
om vocht toe te dienen aan het kind.
de behoefte aan cardiopulmonale reanimatie te
bepalen, moeten bij patiënten jonger dan één jaar de ◦◦ Na elke bolus isotone kristalloïde oplossing moet
brachiale pulsaties worden gepalpeerd. het ademgeruis beiderzijds worden gecontroleerd
op tekenen van overvulling. Baby’s en kinderen
• Controleer de capillaire refill (normaal 2 seconden of
met congenitale hartaandoeningen zijn gevoelig
minder). Druk op het voorhoofd, de voetzool of in de
voor overvulling.
handpalm tot de huid bleek is en controleer hoe lang
de refill duurt. Bij oudere kinderen of adolescenten ◦◦ Controleer op aanhoudende shockverschijnselen.
kan op het nagelbed worden gedrukt. Wanneer de verschijnselen aanhouden na drie
bolussen isotone kristalloïde oplossing, moet het
• Herhaal de beoordeling van de refill regelmatig,
geven van bloedproducten overwogen worden. Het
net zoals vergelijking van de centrale en perifere
volume voor toediening van packed cells aan het
pulsaties, om de stabiliteit, verbetering of
kind is 10 ml/kg.
verslechtering van de circulatie en perfusie te bepalen.
• Uitzetting van de vena jugularis is bij jonge kinderen D–Disability (Neurologische status)
en baby’s mogelijk moeilijk te beoordelen vanwege Anatomische en fysiologische kenmerken
de korte hals. • Een positief babinski-symptoom is een normale
bevinding bij een jonge baby.
Interventies ◦◦ Wanneer de voetzool wordt gestimuleerd in een
• De prioriteit voor een patiënt in shock is een snelle lijn van de hiel tot de kleine teen, zal de grote teen
vasculaire toegang met perifere intraveneuze (IV) omhoog bewegen en de andere tenen naar buiten
toegang of intraossale (IO) toegang. Het is niet nodig toe.
eerst IV-toegang te proberen alvorens voor de IO-
route te gaan. Wanneer de perifere perfusie verstoord • De normale lichaamspositie van een baby is in
is, kan IO-toegang de beste en eerste keuze zijn. lichte flexie met de armen en benen richting de kern
ingetrokken.

TNCC • Zevende druk 227


Tabel 17-4. Glasgow Coma Scale bij kinderen
Respons Kind (1 – 5 jaar) Baby (< 1 jaar) Score
Spontaan Spontaan 4
Op spraak Op spraak 3
Ogen openen
Alleen op pijn Alleen op pijn 2
Geen respons Geen respons 1
Georiënteerd, passend Geluidjes 5
Verward Geïrriteerde uitroepen 4
Beste verbale
Ongepaste woorden Uitroep bij pijn 3
respons
Onverstaanbare geluiden Kreunt bij pijn 2
Geen respons Geen respons 1
Voert opdrachten uit Beweegt spontaan en doelbewust 6
Lokaliseert pijnstimulus Trekt terug bij aanraking 5
Beste Trekt terug in respons op pijn Trekt terug in respons op pijn 4
motorische
respons* Flexie in respons op pijn Abnormale flexiehouding op pijn 3
Extensie in respons op pijn Abnormale extensiehouding op pijn 2
Geen respons Geen respons 1
*Wanneer de patiënt geïntubeerd, buiten bewustzijn of preverbaal is, is het belangrijkste onderdeel van deze schaal de motorische respons. De motorische respons
moet zorgvuldig worden beoordeeld.

• Het hoofd van de baby en het jonge kind is in Beoordeling


verhouding tot de totale lichaamsgrootte groter. Op • Ga ervan uit dat veranderingen in het
2-jarige leeftijd heeft het hoofd 80% van de omvang bewustzijnsniveau het resultaat kunnen zijn van
op volwassen leeftijd. cerebrale hypoxie tot het tegendeel is bewezen.
• Een kleinere subarachnoïdale ruimte en een kleiner • Rusteloosheid, angst, ongedurigheid, huilen,
volume cerebrospinale vloeistof (liquor) resulteren in geïrriteerdheid en weerbarstigheid kunnen vroege
minder dempend vermogen voor de hersenen in het tekenen zijn van hypoxie bij het kind. Wees alert
geval van een letsel. wanneer de oudere baby en peuter geen angst of
• Baby’s hebben open schedelnaden en fontanellen onrust vertonen ten opzichte van een vreemde, terwijl
waardoor expansie mogelijk is. Dit betekent wel dat dit normaliter wel het geval is. Dit kan duiden op een
er een groter bloedvolume verloren kan gaan in de verandering in het bewustzijnsniveau.
schedel voordat er verschijnselen van een verhoogde • Bereken de EMV-score volgens de Glasgow Coma
intracraniële druk worden ontwikkeld. Scale bij kinderen (tabel 17-4).
• Rusteloosheid, huilen, ongedurigheid, agitatie en
Interventies
geïrriteerdheid kunnen tekenen zijn van verminderde
• Bepaal een bedside glucose om te zien of een
cerebrale perfusie.
eventuele verandering in het bewustzijnsniveau te
• De normale intracraniële druk is als volgt: maken heeft met hypoglykemie.
◦◦ Baby’s: 2 tot 6 mmHg • Anticipeer op endotracheale intubatie wanneer er
◦◦ Jonge kinderen: 3 tot 7 mmHg sprake is van veranderingen in de mentale status die
kunnen duiden op verminderde cerebrale bloedflow,
◦◦ Oudere kinderen: 0 tot 15 mmHg
hypoxie of vermoeidheid.

228 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


• Hyperventilatie (PaCO2 < 35 mmHg) veroorzaakt • Een stralingswarmer met sensor kan warmte afgeven
cerebrale vasoconstrictie en een verminderde in reactie op de lichaamstemperatuur van de baby
cerebrale bloedflow, en is daarmee gecontra-indiceerd terwijl er alle ruimte blijft voor de noodzakelijke
voor patiënten met traumatisch hersenletsel. Voor interventies.
patiënten die ondanks interventies symptomen blijven • Het verwijderen van de kleding kan belastend zijn
vertonen van verhoogde intracraniële druk kan een voor het kind. Geef uitleg die past bij de leeftijd en let
gemiddelde profylactische hyperventilatie (PaCO2 op de privacy (bijlage 17-A).
30–35 mmHg aanhouden) worden gestart, maar
normaal gesproken alleen als tijdelijke hulpmaatregel F–Full set of vital signs/Family presence (Volledige set
voor tekenen van een dreigende hersenherniatie. Zie van vitale functies/Aanwezigheid van de familie)
Hoofdstuk 9: Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma • Gebruik apparatuur met de juiste maat om
voor meer informatie. nauwkeurige waarden voor de vitale functies te
verkrijgen.
E–Exposure and Environmental control (Ontkleden en
controleren van de omgeving) • De ademhalings- en hartslagfrequentie kunnen
Anatomische en fysiologische kenmerken wisselen, afhankelijk van de activiteit, onrust en
• Kinderen hebben een grote lichaamsoppervlak/massa- huilen. Probeer de vitale functies te meten wanneer de
ratio waardoor vochtverlies door verdamping via het pediatrische patiënt kalm is en blijf beide gedurende
oppervlak toeneemt. een volle minuut tellen.
• Jonge kinderen, met name baby’s met een hoger ◦◦ Beoordeel het kind terwijl de zorgverlener het kind
percentage vetweefsel, een onvermogen tot rillen vasthoudt.
en een onvolgroeide thalamus, hebben een beperkt ◦◦ Tel de ademhaling voorafgaand aan een interactie
vermogen de temperatuur te reguleren. of wanneer je het kind aanraakt.
• Een kleinere hoeveelheid lichaamsvet zorgt voor een ◦◦ Gebruik speelgoed of gekleurde voorwerpen om de
snel verlies van lichaamswarmte bij blootstelling aan baby tijdens de beoordeling af te leiden.
de omgeving.
• Wanneer een automatische bloeddrukmeter wordt
• Hypothermie resulteert in toegenomen zuurstof- gebruikt, moet de juiste maat cuff gebruikt worden
verbruik met als gevolg hypoxie of acidose, wanneer en moet de bloeddruk worden gemeten wanneer de
dit niet wordt behandeld. patiënt kalm is.
• Hypothermie compliceert stollingsstoornissen bij ◦◦ Stel de monitorinstellingen in op kinder- of
kinderen met letsel. Dit is gecorreleerd aan een babyparameters.
verhoogde morbiditeit en mortaliteit bij kinderen met
◦◦ De resultaten zijn mogelijk onnauwkeurig wanneer
ernstig letsel.
er sprake is van beweging of extreme waarden.
• Kinderen hebben een dunnere huid en in hogere
◦◦ Valideer de resultaten met een handmatige
mate een niet-waargenomen verlies van water. Om
bloeddrukmeting.
deze reden zijn zij gevoeliger voor dehydratie, zijn
brandwonden ernstiger en worden toxinen sneller • Stimuleer de zorg door de familie en wees ervan
geabsorbeerd door de huid. bewust dat niet alleen de familie van het kind de
zorgverlener hoeft te zijn.
Beoordeling • Adviseer en stimuleer de aanwezigheid van familie bij
• Let er bij het verwijderen van kleding op of er sprake het bed gedurende het gehele verblijf op de afdeling
is van letselpatronen die aanwijzingen kunnen zijn voor spoedeisende hulp, met name tijdens invasieve
voor mishandeling. procedures en trauma-opvang. Researchbevindingen
ondersteunen de ontwikkeling en implementatie van
Interventies gestructureerde familie-aanwezigheidsprogramma’s in
• Overweeg een continue temperatuurbewaking de spoedeisende hulp-setting. Van deze programma’s
(urinekatheterthermometer, rectale temperatuursonde) is gebleken dat ze een positief effect hebben op
vanwege de gevoeligheid van kinderen voor patiënten en zorgverleners en geen negatief effect
warmteverlies. hebben op de klinische zorg voor zover het de
efficiëntie en resultaten betreft.

TNCC • Zevende druk 229


Tabel 17-5. De pediatrische traumascore
Pediatrische traumascore
Beoordelingscomponent
+2 +1 -1
Gewicht Gewicht > 20 kg 10–20 kg < 10 kg

Geïntubeerd,
Orale of nasale luchtweg,
Luchtweg Normaal cricothyrotomie, of
zuurstof
tracheostomie

> 90 mmHg, goede 50–90 mmHg, carotis-/


< 50 mmHg, zwakke of
Systolische bloeddruk perifere pulsaties en femorale pulsaties
ontbrekende pulsatie
perfusie palpabel

Verdoofd of verlies van


Bewustzijnsniveau Wakker Coma, niet-reagerend
bewustzijn

Niet zichtbaar en niet


Fractuur Enkelvoudig, gesloten Open of meervoudig
vermoed
Weefselverlies,
Kneuzing, schaafwond,
kogelverwonding of
Cutaan Niet zichtbaar laceratie < 7 cm niet door
steekverwonding door de
de fascie heen
fascie heen

Aanvullende onderzoeken en interventies N–Naso- of orale maagsonde overwegen


G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken • Huilen en beademing met een ballon-masker kunnen
en interventies) ervoor zorgen dat kinderen lucht inslikken, waardoor
L–Laboratoriumonderzoek de maag uitzet. Overweeg decompressie met een
• Gebruik specifieke kinderbuisjes die geschikt zijn nasogastrische of orogastrische sonde wanneer dit nog
voor kleinere hoeveelheden bloed. niet is gebeurd met een endotracheale intubatie.
• Meet een bedside glucose en herhaal deze bepaling • Selecteer de juiste maat met behulp van een op lengte
indien nodig. gebaseerd trauma-opvangmeetlint.
• De metabole behoeften van kinderen zijn hoger O–Oxygenatie
dan van volwassen en de glycogeenopslag in de • Plaats de pulsoxymeter op een warme extremiteit om
lever kan beperkt zijn. Door fysiologische stress de nauwkeurigste resultaten te krijgen.
kan de glycogeenopvang snel uitgeput raken met
◦◦ Hierbij kan een warmtepack rondom de hand of voet
hypoglykemie tot gevolg, hetgeen een verminderde
helpen.
cardiale contractiliteit, verandering in het
bewustzijnsniveau, insulten en acidose veroorzaakt. ◦◦ Andere mogelijke locaties voor kinderen zijn de
M–Monitoring zijkant van de hand, het oorlelletje of het voorhoofd.
• Gebruik kinderapparatuur met de juiste maat. P–Pijnbeoordeling en -behandeling
• Gebleken is dat pijn consistent slecht wordt
• Gebruik niet-invasieve monitors met de nodige
beoordeeld en behandeld bij kinderen.
voorzichtigheid, in de wetenschap dat bewegingen en
huilen, een slechte perfusie en extreme waarden de • Kinderen kunnen het lastig vinden de bron(nen)
resultaten kunnen beïnvloeden. van de pijn te lokaliseren en kunnen mogelijk niet
duidelijk communiceren dat zij pijn ervaren.
• Stel de alarminstellingen van de monitor zo in dat
deze de normale parameters voor de op leeftijd • Ook omgevings- en emotionele facturen kunnen de
gebaseerde ademhalingsfrequentie, hartslagfrequentie, pijnervaring van kinderen versterken.
SpO2 en bloeddruk weergeven.

230 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Tabel 17-6. CIAMPEDS-overzichtsschema
Definitie Beschrijving

C–Chief complaint • Reden voor het bezoek van de pediatrische patiënt aan de spoedeisende hulpafdeling
(Voornaamste klacht) en duur van de klacht (afgelopen 2 dagen koorts)

• Beoordeling van de actuele vaccinatiestatus van de pediatrische patiënt


• Evaluatie van het doorlopen van alle geplande vaccinaties, passend bij de leeftijd van
I–Immunizations
de patiënt
(Immunisaties)
• Documentatie in het geval er geen vaccinaties zijn gegeven op grond van geloof of
cultuur

• Beoordeling van de blootstelling van de pediatrische patiënt aan overdraagbare


ziektes (meningitis, waterpokken, gordelroos, kinkhoest en tuberculose)
I–Isolation (Isolatie) • Plaatsing in respiratoire isolatie van pediatrische patiënten met een actieve ziekte of
die potentieel infectieus zijn bij aankomst op de spoedeisende hulpafdeling
• Beoordeling van andere blootstellingen (luizen, schurft)

• Beoordeling van eerdere allergische of overgevoeligheidsreacties van de pediatrische


A–Allergies patiënt
(Allergieën) • Documentatie van reacties op medicatie, voedsel, producten (latex) en
omgevingsallergieën (inclusief het soort)

• Beoordeling van het huidige medicatieregime van de pediatrische patiënt,


inclusief receptplichtige medicatie, vrij verkrijgbare medicatie en kruiden- en
M–Medications voedingssupplementen, met vermelding van:
(Medicatie) ◦◦ Toegediende dosis
◦◦ Tijdstip van de laatste dosis
◦◦ Gebruiksduur
• Beoordeling van de gezondheidsstatus van de pediatrische patiënt, inclusief eerdere
ziektes, ziekenhuisopnamen, operaties en chronische fysieke en psychiatrische
aandoeningen
• Evaluatie van het gebruik van alcohol, tabak, drugs of andere substanties, voor zover
van toepassing
• De medische voorgeschiedenis van de neonaat moet de prenatale en
geboortegeschiedenis omvatten:
◦◦ Complicaties bij de moeder tijdens de zwangerschap of geboorte

P–Past medical ◦◦ Zwangerschapsduur en geboortegewicht


history (Medische ◦◦ Aantal dagen dat de baby in het ziekenhuis heeft verbleven na de geboorte
voorgeschiedenis) • De medische voorgeschiedenis van de postmenarchale vrouw moet de datum en
beschrijving van de laatste menstruatie omvatten
• De medische voorgeschiedenis voor seksueel actieve patiënten moet het volgende
omvatten:
◦◦ Gebruikte vorm van anticonceptie
◦◦ Barrièrebescherming
◦◦ Eerdere behandeling voor seksueel overdraagbare infecties
◦◦ Gravida (zwangerschappen) en para (geboortes, miskramen, abortussen en levende
kinderen)

TNCC • Zevende druk 231


Tabel 17-6. CIAMPEDS-overzichtsschema (vervolg)
Definitie Beschrijving

P–Parent’s/caregiver’s
impression of the • Evaluatie van de zorgen en observaties van de zorgverlener met betrekking tot de
pediatric patient’s conditie van de patiënt
condition (Indruk van • Significant bij de evaluatie van het kind met speciale zorgbehoefte
de zorgverlener van • Overweging van de culturele verschillen die van invloed kunnen zijn op de indrukken
de conditie van de van de zorgverlener
patiënt)

• Beoordeling van de start van de ziekte of de omstandigheden, en het


ongevalsmechanisme
• Tijdstip en datum van het letsel
◦◦ Ongevalsmechanisme, inclusief het gebruik van beschermende hulpmiddelen
(veiligheidsgordel en helm)
E–Events surrounding ◦◦ Vermoede letsels
the illness or injury ◦◦ Verschijnselen in de preklinische omgeving
(Gebeurtenissen
◦◦ Behandeling door prehospitale zorgverleners
rondom de ziekte of
het letsel) • Beschrijving van de omstandigheid die resulteerde in het letsel
• Met of zonder getuigen
• Ziekte
◦◦ Duur van de ziekte, inclusief de datum en dag van de start en de diverse symptomen
◦◦ Behandeling ondergaan voorafgaand aan het bezoek aan de spoedeisende
hulpafdeling

• Beoordeling van de recente orale inname en veranderingen in het eetpatroon van de


pediatrische patiënt die verband houden met de ziekte of het letsel
• Tijdstip van de laatste maaltijd en de laatste maal drinken
D–Diet (Voeding) • Veranderingen in eet- of drinkpatroon
• Gebruikelijke voeding: Borstvoeding, soort babyvoeding, vast voedsel, voeding die
past bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau, en culturele verschillen
• Speciaal dieet of dieetbeperkingen

S–Symptoms
associated with the
illness or injury • Identificatie van symptomen en progressie van symptomen sinds de start van de
(Symptomen die ziekte of het letselvoorval
verband houden met
de ziekte of het letsel)
Opmerking: SEH betekent afdeling voor spoedeisende hulp

Beoordeling en interventies • Gebruik afleidingstechnieken en troostvoorwerpen.


• Gebruik pijnschalen die bij de leeftijd en het Zie Hoofdstuk 8: Pijn voor aanvullende informatie.
ontwikkelingsniveau passen om de pijn te beoordelen • Streef naar een afdoende pijnbestrijding voor alle
bij alle kinderen met letsel. kinderen met letsel.
Zie Hoofdstuk 8: Pijn voor aanvullende informatie.
• Controleer op tekenen en symptomen van
traumatische stress.

232 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Herbeoordeling ··Denieren zijn beweeglijker en worden minder
• Beoordeel op dit moment de noodzaak voor goed beschermd door vet.
pediatrische chirurgische zorg, intensive care, ··Het colon sigmoideum en colon ascendens zijn
of specialisten (brandwondencentrum) en tref beweeglijker binnen het peritoneum en lopen meer
voorbereidingen voor transport, als dit is geïndiceerd. risico bij een letsel als gevolg van inwerken van
• De bepaling van de traumascore bij kinderen deceleratiekrachten.
(tabel 17-5) kan helpen om te bepalen of er een ··Hetduodenum heeft een uitgebreidere vasculaire
noodzaak bestaat voor overplaatsing naar een aanvoer. Letsel kan leiden tot toegenomen
pediatrisch traumacentrum. bloedverlies.

Secundaire onderzoeksfase en aanvullend onderzoek ◦◦ Beoordeling


H–History (Anamnese) ··Inspecteer de onderbuik of deze opgezet is.
• Vraag aanvullende relevante informatie op over de Bepaal of de opgezette buik het gevolg kan zijn
voorgeschiedenis (tabel 17-6). van uitzetten van de maag na het inslikken van
◦◦ Neem de indruk van de zorgverlener over het kind lucht tijdens het huilen of beademing met ballon/
daarin mee. masker.
··Huilen verstoort de beoordeling van spierverzet,
◦◦ Voor kinderen met speciale zorgbehoeften kunnen
de vitale functies, de ademarbeid, kleur en mentale gevoeligheid en rigiditeit. Zorg voor afleiding,
status afwijken van de norm. De zorgverlener betrek de zorgverlener erbij of neem de tijd tot de
moet een beschrijving kunnen geven over de patiënt is gekalmeerd voordat je de beoordeling
baselinestatus ter vergelijking met de beoordeling. uitvoert.
• Ook kan de zorgverlener belangrijke informatie • Bekken en genitaliën
hebben over het letsel. ◦◦ Doordat het bekken minder diep is, is er een groter
risico op een blaasruptuur, met name wanneer de
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk blaas vol is.
onderzoek) ◦◦ Het beoordelen van de rectale tonus bij een
Oudere baby’s, peuters en kleuters zullen mogelijk beter kind kan belastend zijn en ervoor zorgen dat de
reageren op een benadering van minder invasief tot meer patiënt minder goed meewerkt, waardoor verdere
invasief dan op een volledig lichamelijk onderzoek. beoordeling mogelijk beperkt wordt.
• Hoofd
··Voerde beoordeling uit door te controleren of
◦◦ Palpeer de fontanellen van de baby: zijn ze de anus reageert wanneer de temperatuur rectaal
bomberend, vol? wordt gemeten, tenzij dit is gecontra-indiceerd.
• Thorax ··Voerdeze beoordeling als laatste uit en vraag
◦◦ De ribben van kinderen hebben meer kraakbeen, de zorgverlener de patiënt te troosten en vast te
dus zijn fracturen niet gebruikelijk. Wanneer dit houden.
het geval is, duiden ribfracturen op een behoorlijke • Extremiteiten
kracht die op de thorax is uitgeoefend met een grote
kans op beschadiging van onderliggende structuren. ◦◦ Een kind heeft flexibele, onvolledig verkalkte botten
die een significant onderliggend trauma kunnen
◦◦ Doordat het mediastinum beweegbaar is, kan dit maskeren.
verder naar rechts of links schuiven wanneer er
sprake is van een pneumothorax, hemothorax en/of ◦◦ Greenstick- en/of torusfracturen van de botten
spanningspneumothorax. komen vaak voor bij kinderen als gevolg van de
flexibiliteit van de kraakbeenachtige structuur van
• Abdomen jonge botten.
◦◦ Anatomische en fysiologische kenmerken ◦◦ Vanwege het proces van botgroei bij kinderen
··De buikspieren zijn dun en minder goed kunnen letsels worden geïdentificeerd door middel
ontwikkeld, dus worden de buikorganen niet van vergelijkingsbeelden van extremiteiten.
goed beschermd.
··De lever ligt meer naar voren en wordt minder
goed beschermd door de ribben.

TNCC • Zevende druk 233


Aanvullend onderzoek Gerichte beoordeling met sonografie voor trauma
Röntgenonderzoeken Het gebruik van FAST bij kinderen kent een beperkte
Trauma van de cervicale wervelkolom gevoeligheid voor het identificeren van een peritoneale
De National Emergency X-Radiography Utilization Study bloeding, maar kan wel nuttig zijn bij hypotensieve
(NEXUS)-criteria voor het vrijgeven van de cervicale patiënten die niet stabiel genoeg zijn voor een CT-scan.
wervelkolom laten verschillende resultaten zien voor wat Deze werkwijze ontwikkelt zich snel nu de onderzoeks-
betreft de gevoeligheid bij kinderen. Omdat jonge kinderen resultaten het gebruik tijdens de behandeling van trauma
zelden aan de criteria voldoen, zal er voor patiënten onder bij kinderen ondersteunen en de trauma-artsen en chirurgen
8 jaar mogelijk een alternatieve diagnostiek verricht ervaring opdoen met de technologie.
moeten worden, zoals een CT-scan. Het gebruik van
gewone CWK-foto’s kan nuttig zijn voor het beperken Diagnostische peritoneale lavage
van de blootstelling aan ioniserende straling bij kinderen. Diagnostische peritoneale lavage (DPL) wordt niet langer
Een CT-scan kan echter nog steeds nodig zijn wanneer de beschouwd als de diagnostische voorkeursmethode
opnamen geen uitsluitsel geven. om intra-abdominale bloedingen bij kinderen uit te
sluiten. Nauwkeurigheid en ervaring met FAST heeft de
Handhaaf de volledige immobilisatie van de spinale populariteit van de meer invasieve DPL verminderd.
wervelkolom zolang er symptomen zijn, zelfs wanneer de
röntgenopnames of CT-scan een negatief resultaat geven. Specifieke letselbevindingen
Ruggenmergletsel zonder radiografisch vastgestelde Hoofdletsel
afwijkingen kan worden gediagnosticeerd met een • Wees bedacht op ernstig hersenletsel bij kinderen met
MRI-scan. uitpuilende fontanellen. Een echo of CT-scan van
het hoofd kan geïndiceerd zijn voor de baby met een
Hoofdtrauma uitpuilende fontanel.
CT-scans zijn de norm geworden voor het beoordelen
van traumatisch letsel bij kinderen. Uit recent onderzoek • Persisterend braken na een trauma kan een indicatie
is gebleken dat blootstelling aan ioniserende straling via zijn voor een verhoogde ICP.
een CT-scanner tijdens de beoordeling van stomp trauma
verband houdt met een levenslang verhoogd risico op Traumatisch hersenletsel
leukemie en andere kankersoorten. Kinderen in de leeftijd • Het beoordelingsdoel is bepalen of een kind met
van 0 tot 5 jaar zijn het meest gevoelig voor blootstelling traumatisch hersenletsel medische of chirurgische
aan ioniserende straling. Om die reden moeten het voordeel interventie behoeft of dat observatie en instructies bij
en de cumulatieve stralingsdosis van elk beeldonderzoek ontslag geïndiceerd zijn.
in deze groep worden overwogen. Omdat de diagnostische • De PECARN-criteria kunnen die patiënten
waarde van deze beelden cruciaal kan zijn, heeft de identificeren die alleen geobserveerd hoeven te
Pediatric Emergency Care Applied Research Network worden, waardoor blootstelling aan ioniserende
(PECARN) richtlijnen uitgegeven voor het gebruik van straling wordt beperkt.
een CT-scan bij kinderen met hoofdletsel om het risico te
minimaliseren en onnodige scans te voorkomen. Letsel van de cervicale wervelkolom
• Wanneer er ondanks de afwezigheid van aanwijzingen
Abdominaal trauma op röntgenfoto’s verschijnselen of symptomen zijn
Voor abdominaal trauma van kinderen blijven de van letsel van de CWK, moet ervan worden uitgegaan
diagnostische opties zich steeds verder ontwikkelen. dat er sprake is van een instabiel wervelkolomletsel en
De huidige aanbevelingen zijn: moet de immobilisatie van de cervicale wervelkolom
• Gebruik een CT-scan en een staande buikoverzichtfoto worden gehandhaafd.
om te controleren op vrije lucht na een penetrerend • Een vroegtijdige, correcte verwijdering van de
abdominaal trauma. halskraag verbetert het comfort, vermindert de onrust
• Voor matig ernstig of ernstig stomp abdominaal en angst, vermindert het risico op huidbeschadigingen
trauma: en kan het risico op aspiratie bij pediatrische patiënten
◦◦ Maak een CT-scan van de stabiele patiënt. verkleinen.
◦◦ Gebruik een gerichte beoordeling met sonografie
voor trauma (FAST) of een chirurgische exploratie
bij niet-stabiele patiënten.

234 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Abdominaal trauma Beoordeling
• Omdat kinderen gevoeliger zijn voor abdominaal • Bij kinderen met brandwonden in het gezicht of de
letsel, kneuzingen of schaafwonden van het abdomen, hals, of met een voorgeschiedenis van inhalatie in een
kan dit een CT-scan of herhaald beoordelen kleine ruimte moet mogelijk snel de luchtweg worden
noodzakelijk maken. behandeld als gevolg van oedeem en een ontsteking in
• De lever, milt en nieren worden minder beschermd de luchtweg.
door de ribben en overliggende spieren en vet, en • Veel gebruikte methoden voor het berekenen van de
lopen van alle abdominale organen het meeste risico omvang van brandwonden bij kinderen zijn:
op letsel. ◦◦ De Modified Lund and Browder Chart:
• De behandeling is gebaseerd op de hemodynamische ··Wordt beschouwd als het meest accuraat.
stabiliteit van de patiënt, de stabiliteit van het
··Isde eerste keuze van de meeste
aangedane orgaan en de noodzaak voor een
continue bloedvervangende behandeling. Lever- en brandwondencentra.
miltletsels worden bij hemodynamisch stabiele ◦◦ De Regel van Negen bij kinderen:
kinderen niet-operatief behandeld. Behoud van de ··Wordt het meest gebruikt.
milt is van het grootste belang in deze populatie
··Houdt rekening met het verhoudingsgewijs
vanwege de immunologische functies. Zelfs als een
operatie noodzakelijk is, ligt de nadruk op herstel en grotere hoofd van jonge kinderen.
hemostase, niet op verwijdering. ··Kan door brandwondencentra iets worden
aangepast aan de leeftijd van het kind.
Trauma van het bewegingsapparaat
··Kan ten behoeve van het bepalen van een hoger
• Letsels van de groeischijven kunnen resulteren
zorglevel worden gebruikt voor patiënten tot
in groeiafwijkingen en levenslange implicaties
15 jaar, waarna de volwassen Regel van Negen
(lengteverschil in armen of benen, scoliose,
nauwkeuriger is.
kyfose, loopafwijkingen). Voor kinderen met een
groeischijfletsel moet rekening worden gehouden met ◦◦ De handpalmmethode:
een doorverwijzing naar een orthopedisch specialist ··De palm van de patiënt vanaf de polsplooi tot de
voor controle. punt van de vingers staat ongeveer gelijk aan 1%.
··Isde beste methode voor kleine of verspreide
Mishandeling
(Zie Hoofdstuk 20: Speciale populaties: De traumapatiënt brandwonden.
na persoonlijk geweld voor meer informatie.)
Interventies
Wees bedacht op mishandeling bij bepaalde letselpatronen
• Stop het brandproces.
van het bewegingsapparaat, zoals:
• Letsels in verschillende stadia van genezing en letsels ◦◦ Voor oppervlakkige brandwonden met een totaal
die niet passen bij het gemelde ongevalsmechanisme verbrand lichaamsoppervlak (TVLO) van minder
dan 10% kan gedurende 3 tot 5 minuten koel water
• Fracturen van de rib, het schouderblad of het sternum
worden gebruikt.
waarvoor veel kracht nodig is
◦◦ Gebruik nooit ijs of met ijs gekoeld water.
◦◦ Wanneer een dergelijke kracht niet past bij
het ongevalsmechanisme, moet je denken aan • Zorg voor vloeistofsuppletie voor zover dit is
mishandeling. geïndiceerd.
• Transversale, schuine en spiraalfracturen ◦◦ De Parkland-formule wordt gebruikt om de
vloeistofsuppletie te berekenen bij kinderen met
• Beiderzijdse of symmetrische fracturen, kneuzingen of
brandwonden en wordt gebruikt wanneer er sprake
schaafwonden
is van een TVLO van meer dan 15 tot 20%.
Brandwonden (Zie Hoofdstuk 15: Trauma van de huid en ◦◦ De Parkland-formule voor kinderen is 3 ml
brandwonden voor meer informatie.) Ringeroplossing, vermenigvuldigd met het gewicht
in kg, vermenigvuldigd met het percentage
TVLO, inclusief diepe tweedegraads- of
derdegraadsbrandwonden (3 ml × gewicht in kg × %
TVLO = 24 uurs vochtbehoefte).

TNCC • Zevende druk 235


··Dien de eerste helft van het vocht toe in de eerste • Uit research is gebleken dat ook de familie van het
acht uur en de resterende helft in de volgende kind veel stress ervaart. Roep de hulp van de afdeling
16 uur. maatschappelijk werk zo vroeg mogelijk in om de
◦◦ De effectiviteit van de vloeistofsuppletie wordt familie in deze crisistijd bij te staan.
gemeten door een minimale urine-output van 1 tot
2 ml/kg/uur. Rampenmanagement
• Het voorbereiden op een ramp bestaat uit het voldoen
◦◦ Jonge kinderen moeten naast de vochtsuppletie
aan de behoefte van kinderen, zoals apparatuur en
volgens de Parkland-formule een onderhouds-
hulpmiddelen voor personeel waarbij de nadruk ligt
dosering vocht krijgen om te voldoen aan de
op medicatieprincipes die op gewicht zijn gebaseerd,
verhoogde metabole behoefte en om hypoglykemie
op anatomische en fysiologische verschillen bij
en acidose te voorkomen.
kinderen, de normale waarden voor vitale functies,
• Houd de patiënt bedekt om hitteverlies te voorkomen. voedingsondersteuning, het herenigingsproces voor de
◦◦ Hypothermie vergroot de metabole behoefte en familie en de mentale zorgverlening.
draagt bij aan de ontwikkeling van stollings- ◦◦ Idealiter zijn deze hulpmiddelen voorhanden voor
stoornissen. het traumateam wanneer er sprake is van een
◦◦ Natte verbanden worden onmiddellijk verwijderd en massaal ongeval waarbij kinderen zijn betrokken.
al het mogelijke wordt gedaan om de patiënt warm • Jonge kinderen en patiënten met beperkte fysieke
te houden. mobiliteit of ontwikkelingsstoornissen zijn mogelijk
• De pijnbestrijding omvat het volgende: niet in staat uit zichzelf weg te gaan bij de ramp.
◦◦ Dek alle brandwonden af om pijn als gevolg van • De nabijheid van kinderen bij de grond en de
de luchtstroom langs blootliggende zenuwen te verhoogde ademhalingsfrequentie maken hen
voorkomen. kwetsbaarder voor bepaalde chemische en biologische
middelen.
◦◦ Een behandeling met opioïden moet vroegtijdig
worden overwogen. Beoordeel de patiënt frequent • De dunnere huid van kinderen resulteert in een
op pijn en verlichting, aangezien de medicatie- verhoogde systemische absorptie van biologische en
absorptie onvoorspelbaar kan zijn vanwege chemische middelen.
vochtverschuivingen. • JumpSTART (zie http://www.remm.nlm.gov/
Verwijs patiënten volgens de vastgestelde richtlijnen voor startpediatric.htm) is een alom gebruikt triage-
controle door naar een brandwondencentrum. hulpmiddel voor een massaal ongeval met kinderen.
(Zie Hoofdstuk 15: Trauma van de huid en brandwonden • Kinderen hebben mogelijk aanvullende hulp nodig
voor meer informatie.) tijdens het decontaminatieproces.

Psychosociale aspecten • Gebruik verwarmd water tijdens de decontaminatie


• Van onbehandelde pijn is gebleken dat dit het risico om hypothermie te voorkomen.
op een posttraumatische stressstoornis vergroot en de • Suggesties voor een betere identificatie en hereniging
toekomstige pijnrespons bij kinderen vergroot. zijn:
• Wanneer er sprake is van meervoudig letsel en stress ◦◦ Documentatie van kleding, rugzakken, tassen,
kunnen grotere doses analgesie nodig zijn om de sieraden en andere identificerende voorwerpen die
pijn tijdens procedurele handelingen te beheersen. door de patiënt voorafgaand aan de decontaminatie
Voortdurend beoordelen is essentieel. werden gedragen.
• Inzicht in de emotionele ontwikkeling is van belang ◦◦ Belangrijke identificerende kenmerken kunnen met
bij de zorg voor het kind in de fase direct na het een permanente marker op de huid van het kind
trauma. Een benadering die past bij de leeftijd en worden genoteerd.
ontwikkelingsfase maakt een volledige beoordeling
van de respons van het kind op traumatische stress
mogelijk.

236 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Herbeoordeling en posttraumazorg • Zorg voor controle en duidelijke ontslaginstructies,
• Een voortdurende beoordeling en evaluatie van inclusief instructies voor een geleidelijke,
interventies omvatten frequente herbeoordelingen stapsgewijze terugkeer naar het normale leven
van het primaire onderzoek, bewaking van de vitale voor alle patiënten die zijn gediagnosticeerd met
functies en een voortdurende herbeoordeling en traumatisch hersenletsel inclusief hersenschudding.
behandeling van pijn en geïdentificeerde letsels. Door terug te keren naar het normale leven terwijl
Samen met het bewaken van de urineproductie helpt er nog symptomen zijn, loopt de patiënt risico op
deze bij het bepalen van de behandeling. secundair hersenletsel dat bij kinderen een grotere
kans heeft op een fataal verloop.
• Blijf de patiënt bewaken en controleer ook de
bloedsuikers of er geen hypoglycemie ontstaat, • Houd contactinformatie bij de hand voor
met name bij baby’s en jonge kinderen waarbij de een doorverwijzing naar het dichtstbijzijnde
glycogeenreserve snel uitgeput raakt. traumacentrum voor overplaatsing of een consult.

Letselpreventie
Veiligheid van de patiënt
De veiligheid van kinderen in een volwassen zorg- Letselpreventieprogramma’s en discussies hebben
omgeving kan veel hulpmiddelen vragen, maar is van een belangrijke rol gespeeld in de totale reductie van
essentieel belang om verder letsel te voorkomen. Baby’s jeugdletsels. In de VS wordt letselpreventie beschouwd
en jongere kinderen hebben mogelijk constant supervisie als een prioriteit voor de volksgezondheid. Ter
nodig wanneer er geen zorgverlener aanwezig is en ondersteuning van de integrale rol van letselpreventie in
mogelijk babybedjes of couveuses om te voorkomen de behandeling van trauma vereist het American College
dat de patiënt van de brancard valt. Andere risico’s voor of Surgeons (ACS) dat Level I- en Level II-traumacentra
valpartijen zijn oudere kinderen die proberen zichzelf letselpreventieprogramma’s opstellen als onderdeel van
van een immobilisatiehulpmiddel voor de cervicale alle traumaprogramma’s. Succesvolle programma’s
wervelkolom te bevrijden of die proberen zelfstandig omvatten de betrokkenheid van de gemeenschap
een ambulance te verlaten terwijl zij onder invloed van om de lokale kind-specifieke traumastatistieken te
opioïden zijn en/of waarvan het evenwicht is aangetast als analyseren, initiatieven te ontwikkelen die relevant zijn
gevolg van het letsel. voor de lokale populatie en kindveiligheidswetgeving
binnen de gemeenschap te stimuleren. De American
De afdeling maatschappelijk werk moet mogelijk Academy of Pediatrics (AAP) heeft hulpmiddelen
ingeroepen worden om de hereniging van de familie voorhanden met betrekking tot een groot aantal
te begeleiden wanneer de patiënt zonder primaire letselpreventieprogramma’s. Letselpreventiecampagnes
zorgverlener arriveert. Een kindertherapeut en speciale en programma’s met betrekking tot de wetgeving ten
kindertechnieken kunnen nuttig zijn om een enigszins aanzien van veiligheidsgordels, kinderzitjes, helmen,
normale kalme omgeving te creëren tijdens lastige waterveiligheid en rookmelders hebben geresulteerd in een
procedures. verbeterde kennis en een afname in het aantal onvoorziene
letsels bij kinderen.

Uiteindelijke zorg of vervoer


Samenvatting
• Denk na over de noodzaak de patiënt vroegtijdig
in de behandeling over te plaatsen naar een Traumazorg voor kinderen vereist bekendheid met
kindertraumacentrum of brandwondencentrum voor de unieke responsen van kinderen met letsel. De
het beste resultaat. (Zie Hoofdstuk 15: Trauma van de systematische benadering van het primaire onderzoek is
huid en brandwonden voor meer informatie.) hetzelfde voor volwassenen en kinderen, maar de klinische
manifestaties van complicaties en interventies kunnen
• Beoordeling van de toestand van het kind en van de variëren, afhankelijk van leeftijd, postuur en ontwikkeling.
benodigdheden voor de uiteindelijke zorg worden in Kennis van de normale groei en ontwikkeling helpen de
overweging genomen bij het kiezen van de vereiste traumaverpleegkundige bij het benaderen van het kind
configuratie van het transportteam. Bij kinderen zijn en het leveren van de juiste zorg. Familiegerichte zorg
vaak een beter resultaat en minder complicaties waar binnen de volwassen populatie is belangrijk. Bij kinderen
te nemen wanneer zij door een gespecialiseerd team is het van vitaal belang. Identificatie van de primaire
worden vervoerd. zorgverleners en integratie van hun perspectieven en input
in de zorg kan een optimale traumazorg voor kinderen
bevorderen. Tabel 17-7 bevat internetbronnen met
betrekking tot de zorg voor kinderen.

TNCC • Zevende druk 237


Tabel 17-7. Internetbronnen
Internetbron Webadres
Emergency Nurses Association www.ena.org
Society of Trauma Nurses www.traumanurses.org
American Academy of Ophthalmology www.aap.org
American College of Emergency Physicians www.acep.org
American College of Surgeons www.facs.org/trauma
Pediatric Trauma Society www.pediatrictraumasociety.org
EMSC National Resource Center www.childrensnational.org/emsc
Centers for Disease Control and Prevention www.cdc.gov/injury
Injury Free Coalition www.injuryfree.org
Safe Kids www.safekids.org
Sage Diagram (free TBSA calculator) www.sagediagram.com
Image Gently Campaign www.pedrad.org/associations/5364/ig

238 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Bijlage 17-A. De ontwikkeling van het kind
Intellectuele of
Fysieke en motorische
psychosociale Taalontwikkeling Pijn Dood
ontwikkeling
ontwikkeling
Ontwikkeling baby (leeftijd 1 maand - 1 jaar)

Vertrouwen vs. wantrouwen


Baby’s begrijpen de
(Erikson): wanneer de fysieke
Groei: periode met de snelste betekenis van dood niet;
behoeftes voortdurend worden Sensorisch-motorische periode:
groei; gewichtstoename baby het zich ontwikkelende
ingevuld, leren baby’s zichzelf baby’s leren door middel van Baby’s ervaren zeker pijn; in
ongeveer 28,3 g/dag; gewicht gevoel van verlating
en de omgeving te vertrouwen; het gebruik van hun zintuigen welke mate is onbekend
verdubbeld bij 6 maanden en dient als basis voor een
veel voorkomende angsten (na en activiteiten
verdrievoudigd bij 1 jaar beginnend inzicht in de
6 maanden) zijn verlatingsangst
betekenis van dood
en vreemden

Ontwikkeling peuter (leeftijd 1-2 jaar)

Geen formeel concept


Autonomie vs. schaamte en Begrip van dood
van pijn gerelateerd aan
twijfel (Erikson): toegenomen nog steeds beperkt;
gedachtenprocessen en slecht
onafhankelijkheid en overtuiging dat verlies van
ontwikkeld lichaamsbeeld;
Groei: snelheid neemt zelfzorgactiviteiten; uitbreiding een voor hen belangrijke
reageert even intens op pijnloze
aanzienlijk af, gaat gepaard van de wereld waarin de peuter persoon tijdelijk is; wordt
Sensorisch-motorische als op pijnlijke procedures,
met een enorme afname in zich beweegt; moet het plezier versterkt door het zich
periode: cognitie en taal met name wanneer hij/zij in
eetlust; algemeen uiterlijk is ervaren van ontdekken en ontwikkelende gevoel
nog niet ontwikkeld genoeg bedwang wordt gehouden;
een dikke buik, een overdreven enigszins de controle krijgen van objectpermanentie
voor kinderen om te leren intrusieve procedures, zoals het
lumbale curve, wijdbeens over lichaamsfuncties en (objecten blijven bestaan
via gedachtenprocessen en opnemen van de temperatuur,
lopen, toegenomen mobiliteit activiteiten met steun van een ook al zie je ze niet);
communicatie zijn beangstigend; reageert op
en de start van fysieke ‘anker’ (primaire zorgverlener); herhaalde ervaringen
pijn met fysieke weerstand,
ontwikkeling van de peuter veelvoorkomende angsten zijn van verlating en
agressie, negativisme en
verlatingsangst, verlies van hereniging; magisch
regressie; peuters zullen zelden
controle, veranderde rituelen denken; televisieshows
pijn veinzen; verbale responsen
en pijn (tekenfilmkarakters)
op pijn zijn onbetrouwbaar

TNCC • Zevende druk


239
Bijlage 17-A. De ontwikkeling van het kind (vervolg)

240
Intellectuele of
Fysieke en motorische
psychosociale Taalontwikkeling Pijn Dood
ontwikkeling
ontwikkeling
Ontwikkeling kleuter (leeftijd 3-5 jaar)

Onvolledig begrip van


de dood voedt angsten
vanwege de angst voor
de dood; de dood wordt
Preoperationeel (Piaget): tijd beschouwd als een
van leren door ondervinding; gewijzigde staat van
Initiatief vs. schuld (Erikson):
egocentrisch (ervaring vanuit Pijn wordt ervaren als straf bewustzijn waarbij een
grotere autonomie en
eigen perspectief); begrijpt voor slechte gedachten persoon geen normale
onafhankelijkheid; blijvende
uitleg alleen in termen van of gedragingen; moeilijk activiteiten kan uitvoeren,
intense behoefte aan
Groei: gewichtstoename van echte gebeurtenissen of wat te begrijpen dat pijnlijke zoals eten of lopen;
zorgverleners in stresssituaties;
2 kg/jaar; lengtetoename van hun gevoel zegt; geen logische procedures helpen om beter te ervaart immobiliteit, slaap
initieert activiteiten in plaats
6–8 cm per jaar; vaak op de of abstracte gedachten; toeval worden; kan geen onderscheid en andere wijzigingen
van anderen te imiteren;
leeftijd van 2 jaar de helft wordt verward met verband maken tussen ‘goede’ pijn (als in het bewustzijn als
leeftijd van ontdekking,
van de lengte op volwassen tussen oorzaak en gevolg; gevolg van de behandeling) een doodachtige staat;
nieuwsgierigheid en
leeftijd; algemene uiterlijke magisch denken houdt aan; en slechte pijn (als gevolg associeert woorden
ontwikkeling van sociaal
kenmerken, ‘babyvet’ en bolle moeilijk onderscheid te maken van een letsel of ziekte); en zinnen (‘in slaap
gedrag; gevoel van zelf als
buik, verdwijnen tussen realiteit en fantasie; reageert op pijnlijke procedures gebracht’) met dood; de
individu; veel voorkomende
kan ziekte of letsel zien als met agressie en verbale dood wordt gezien als
angsten zijn mutilatie, verlies
straf voor ‘slechte’ gedachten reprimandes (‘ik haat je’ en omkeerbaar (versterkt
van controle, dood, donker en
of gedragingen; imaginaire ‘je bent gemeen’) door televisie en
geesten
vriendjes; fascinatie met tekenfilms); kan de
superhelden en monsters onvermijdelijkheid van de
dood niet begrijpen als het
resultaat van het beperkte
tijd-concept; ziet de dood

Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


als straf
Bijlage 17-A. De ontwikkeling van het kind (vervolg)
Intellectuele of
Fysieke en motorische
psychosociale Taalontwikkeling Pijn Dood
ontwikkeling ontwikkeling
Ontwikkeling lagere school-kinderen (leeftijd 6-10 jaar)

Vlijt vs. inferioriteit


(Erikson): leeftijd van Concept van dood is meer
prestaties, toenemende op logica gebaseerd;
Concrete handelingen (Piaget):
competentie en beheersing begrijp dat dood het
begin van logisch denken; Reactie op pijn beïnvloed door
van nieuwe vaardigheden; onomkeerbare einde van
deductief redeneren ontwikkelt eerdere ervaringen, reactie
successen dragen bij aan leven is; beschouwt de
zich; verbeterd concept van van de ouders en de betekenis
positief zelfbeeld en een dood als een tragedie
tijd; bewust van mogelijke die het heeft; kan pijn beter
Groei: relatief latente periode gevoel van controle; heeft die anderen overkomt,
langdurige consequenties lokaliseren en beschrijven;
steun van de ouders nodig in niet henzelf; kan zich,
van ziekte; meer ontwikkeld pijn kan worden overdreven
stressmomenten (wil of kan wanneer de dood een
inzicht in oorzaak en gevolg; door toegenomen angst voor
er mogelijk niet om vragen); actuele dreiging is,
interpreteert uitdrukkingen en lichamelijk letsel, pijn en dood
veel voorkomende angsten verantwoordelijk voelen
idioom nog steeds letterlijk
zijn afzondering van vrienden, voor de dood en een
verlies van controle en fysiek schuldgevoel hebben
onvermogen

Ontwikkeling adolescent (leeftijd 11-18 jaar)

Verwarring identiteit vs. rol


(Erikson): overgang van kind
naar volwassenheid; zoektocht Begrip van de dood gelijk
Concrete tot formele
naar onafhankelijkheid leidt aan dat van volwassenen;
Groei: voor meisjes begint de handelingen (Piaget):
vaak tot fricties binnen Kan pijn accuraat en grondig gelooft intellectueel dat de
groeispurt op een leeftijd van geheugen volledig ontwikkeld;
het gezin; grote zorgen: lokaliseren en kwantificeren; dood ook hen kan treffen,
9,5 jaar; voor jongens is dit concept van tijd wordt goed
bepalen van de identiteit reageert vaak overmatig op maar vermijdt realistische
op een leeftijd van 10,5 jaar; begrepen; adolescenten kunnen
en ontwikkeling van een pijn; reageert op angst voor gedachten over de dood;
in de puberteit beginnen de handelingen in de toekomst
volwassen seksuele geaardheid; veranderingen in uiterlijk of veel adolescenten tarten de
secundaire geslachtskenmerken projecteren en zich mogelijke
risicovol gedrag met het functioneren; over het algemeen mogelijkheid op overlijden
zich te ontwikkelen tussen 8 en consequenties van handelingen
gevoel dat er niets slechts kan uiterst gecontroleerd in reactie door roekeloos gedrag,
13 jaar voor meisjes, en tussen en ziektes voorstellen; sommige
gebeuren; veel voorkomende op pijn en pijnlijke procedures gebruik van verdovende
10 en 14 jaar voor jongens adolescenten komen niet tot
angsten zijn veranderingen in middelen, of risicovolle
formele handelingen
het uiterlijk of functioneren, sportactiviteiten
afhankelijkheid en verlies van
controle

TNCC • Zevende druk


241
Bijlage 17-B. Richtlijnen voor de zorg voor kinderen op de afdeling spoedeisende hulp (vervolg)

242 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Bijlage 17-B. Richtlijnen voor de zorg voor kinderen op de afdeling spoedeisende hulp (vervolg)

Equipment/Supplies: General Equipment Equipment/Supplies: Fracture-Management Devices

extremity splints
❍❍ patient warming device ❍❍ tool or chart that ❍❍ femur splints, pediatric sizes
❍❍ intravenous blood/fluid incorporates weight ❍❍ femur splints, adult sizes
warmer (in kilograms) and
❍❍ restraint device length to determine ❍❍ spine-stabilization devices appropriate for children
❍❍ weight scale in equipment size and of all ages
kilograms (not pounds) correct drug dosing
❍❍ age appropriate pain Equipment/Supplies: Respiratory
scale-assessment tools
endotracheal tubes oropharyngeal airways
Equipment/Supplies: Monitoring Equipment ❍❍ uncuffed 2.5 mm ❍❍ size 0
❍❍ uncuffed 3.0 mm ❍❍ size 1
blood pressure cuffs ❍❍ electrocardiography monitor/ ❍❍ cuffed or uncuffed 3.5 mm ❍❍ size 2
❍❍ neonatal defibrillator with pediatric and ❍❍ cuffed or uncuffed 4.0 mm ❍❍ size 3
❍❍ infant adult capabilities including ❍❍ cuffed or uncuffed 4.5 mm ❍❍ size 4
❍❍ child pads/paddles ❍❍ cuffed or uncuffed 5.0 mm ❍❍ size 5
❍❍ adult-arm ❍❍ hypothermia thermometer ❍❍ cuffed or uncuffed 5.5 mm
❍❍ adult-thigh ❍❍ pulse oximeter with pediatric ❍❍ cuffed 6.0 mm stylets for endotracheal tubes
and adult probes ❍❍ cuffed 6.5 mm ❍❍ pediatric
❍❍ doppler ultrasonography ❍❍ continuous end-tidal CO2 ❍❍ cuffed 7.0 mm ❍❍ adult
devices monitoring device ❍❍ cuffed 7.5 mm
❍❍ cuffed 8.0 mm suction catheters
❍❍ infant
Equipment/Supplies: Vascular Access feeding tubes ❍❍ child
❍❍ 5F ❍❍ adult
arm boards umbilical vein catheters ❍❍ 8F
❍❍ infant ❍❍ 3.5F tracheostomy tubes
❍❍ child ❍❍ 5.0F laryngoscope blades ❍❍ 2.5 mm
❍❍ adult ❍❍ straight: 0 ❍❍ 3.0 mm
central venous catheters ❍❍ straight: 1 ❍❍ 3.5 mm
catheter-over-the-needle device (any two sizes) ❍❍ straight: 2 ❍❍ 4.0 mm
❍❍ 14 gauge ❍❍ 4.0F ❍❍ straight: 3 ❍❍ 4.5 mm
❍❍ 16 gauge ❍❍ 5.0F ❍❍ curved: 2 ❍❍ 5.0 mm
❍❍ 18 gauge ❍❍ 6.0F ❍❍ curved: 3 ❍❍ 5.5 mm
❍❍ 20 gauge ❍❍ 7.0F
❍❍ 22 gauge ❍❍ laryngoscope handle ❍❍ yankauer suction tip
❍❍ 24 gauge intravenous solutions
❍❍ normal saline magill forceps bag-mask device, self inflating
intraosseous needles or device ❍❍ dextrose 5% in normal ❍❍ pediatric ❍❍ infant: 450 mL
❍❍ pediatric saline ❍❍ adult ❍❍ adult: 1000 mL
❍❍ adult ❍❍ dextrose 10% in water
nasopharyngeal airways masks to fit bag-mask device
❍❍ IV administration sets ❍❍ infant adaptor
with calibrated cham- ❍❍ child ❍❍ neonatal
bers and extension ❍❍ adult ❍❍ infant
tubing and/or infusion ❍❍ child
devices with ability to ❍❍ adult
regulate rate and vol-
ume of infusate

Produced by the AAP, ACEP, ENA, the EMSC National Resource Center, and Children’s National Medical Center 3

TNCC • Zevende druk 243


Bijlage 17-B. Richtlijnen voor de zorg voor kinderen op de afdeling spoedeisende hulp (vervolg)

Equipment/Supplies: Respiratory, Continued Equipment/Supplies: Specialized Pediatric Trays or Kits

clear oxygen masks nasogastric tubes ❍❍ lumbar puncture tray (including infant/pediatric 22 gauge and
❍❍ standard infant ❍❍ infant: 8F adult 18-21 gauge needles)
❍❍ standard child ❍❍ child: 10F
❍❍ standard adult ❍❍ adult: 14-18F ❍❍ supplies/kit for patients with difficult airway (supraglottic airways
❍❍ partial nonrebreather of all sizes, laryngeal mask airway, needle cricothyrotomy
infant laryngeal mask airway supplies, surgical cricothyrotomy kit)
❍❍ nonrebreather child ❍❍ size: 1
❍❍ nonrebreather adult ❍❍ size: 1.5 ❍❍ tube thoracostomy tray
❍❍ size: 2
nasal cannulas ❍❍ size: 2.5 chest tubes:
❍❍ infant ❍❍ size: 3 ❍❍ infant: 10-12F
❍❍ child ❍❍ size: 4 ❍❍ child: 16-24F
❍❍ adult ❍❍ size: 5 ❍❍ adult: 28-40F
❍❍ newborn delivery kit, including equipment for resuscitation of an
infant (umbilical clamp, scissors, bulb syringe, and towel)

❍❍ urinary catheterization kits and urinary (indwelling) catheters


(6F–22F)

244 Hoofdstuk 17 • Speciale populaties: Het kind als traumapatiënt


Hoofdstuk 18 •
Speciale populaties:
De oudere traumapatiënt
Catherine Jagos, MSN-Ed, RN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Ongevalsmechanismen beschrijven die gerelateerd zijn aan de oudere traumapatiënt.
2. Beschrijven van leeftijdsgerelateerde anatomische en fysiologische veranderingen als basis voor de
beoordeling van de oudere traumapatiënt.
3. De verpleegkundige beoordeling van de oudere traumapatiënt aantonen.
4. De juiste interventies voor de oudere traumapatiënt plannen.
5. De effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de oudere traumapatiënt evalueren.

Introductie • Normale pathofysiologische veranderingen als gevolg


Epidemiologie van veroudering
Het percentage van de populatie van 65 jaar en ouder • Comorbiditeiten
neemt jaarlijks toe. Tegen 2040 zal 20% van de • Medicatiegebruik
Amerikaanse bevolking in deze categorie vallen.
Trauma bij ouderen neemt ook toe. Naar schatting zal • Minder fysiologische reserve
tegen 2050 bijna 39% van alle traumapatiënten 65 jaar Naast deze factoren is het ook belangrijk veelvoorkomende
en ouder zijn. Gegevens voor 2010 laten zien dat trauma ongevalsmechanismen bij ouderen te begrijpen.
een van de 10 meest voorkomende oorzaken was voor
sterfte onder deze populatie. Ouderen hebben een hogere
Ongevalsmechanismen bij ouderen
morbiditeit en mortaliteit en lopen ernstiger letsel op,
hoogstwaarschijnlijk door meer comorbiditeiten. Om deze Vallen en letsels door ongevallen met een motorvoertuig
reden treden vaker complicaties en blijvende beperkingen en in het verkeer, inclusief voetgangersongevallen, zijn de
op na letsels, waardoor een langer verblijf en een hoger meest voorkomende oorzaken van overlijden door trauma
verbruik van middelen nodig is. Bij traumapatiënten van en letsel bij volwassenen van 65 jaar en ouder.
80 jaar en ouder kan een klein trauma resulteren in een
ernstige verstoring van hun functioneren. Vallen
Bij ouderen is vallen de hoofdoorzaak van letsel-
Deels door de nadruk te leggen op preventieve genees- gerelateerd overlijden en de hoofdoorzaak van
kunde en een verbeterde gezondheidszorg leven ouderen ziekenhuisopnamen voor trauma. Vallen is bij deze
niet alleen langer, maar blijven zij ook onafhankelijk patiëntenpopulatie primair laagenergetisch trauma
en actief. Ondanks een gevorderde leeftijd neemt een en vindt plaats op stahoogte of lager, vaak als gevolg
aantal ouderen nog steeds deel aan sporten en blijft zelf van omstandigheden zoals natte oppervlakten, slechte
autorijden. verlichting, inadequaat schoeisel en voorwerpen op de
grond waarover gestruikeld wordt. Een oudere krijgt vaak
De aanpak en prioriteiten blijven dezelfde bij de zorg een ondertriage na een val vanaf stahoogte. De meeste
voor de oudere traumapatiënt, maar er wordt speciaal vallen vinden thuis plaats (60%), tel daar nog 30% bij
rekening gehouden met factoren die de zorg bij ouderen buitenshuis en 10% in verzorgingshuizen of andere
kunnen compliceren. Omdat letsel bij ouderen, ongeacht instellingen. Vaak vindt het vallen bij ouderen plaats
de ernst, kan resulteren in een slecht resultaat, is het tijdens alledaagse activiteiten, zoals traplopen, naar de
belangrijk rekening te houden met de volgende factoren wc gaan of werken in de keuken.
en deze te behandelen:

TNCC • Zevende druk 245


Een val kan ook plaatsvinden als gevolg van het volgende: • Stollingsstoornissen (DIS (diffuse intravasale
• Syncope door aritmieën, veneuze pooling, stolling) en fibrinolyse)
orthostatische hypotensie, hypoxie, anemie of • Sepsis en MODS (multiple organ dysfunction
hypoglycemie syndrome)
• Alcohol en medicatie (bloeddrukverlagers,
antidepressiva, diuretica en diabetesmedicatie) Ongevallen met een motorvoertuig
• Veranderingen in stabiliteit, balans, motorische kracht Rijpatronen veranderen wanneer mensen ouder worden en
en coördinatie ouderen rijden doorgaans minder ver en verkiezen lokale
wegen boven auto- en snelwegen. Onafhankelijkheid is
• Trager reactievermogen zeer belangrijk en vele ouderen blijven rijden, zelfs na de
• Achteruitgang van het gezichtsvermogen leeftijd van 80 jaar. Het CDC (Center for Disease Control
and Prevention) vermeldt botsingen met motorvoertuigen
Overlijden door vallen is bij oudere mannen en vrouwen als tweede meest voorkomende traumamechanisme
de afgelopen tien jaar snel gestegen. Vallen vormen 25% bij ouderen. Hoewel een oudere mogelijk meer
van alle ziekenhuisopnamen en 40% van alle opnamen rijervaring heeft, kunnen normale leeftijdsgerelateerde
in verpleeghuizen. 40% van ouderen die zijn opgenomen fysiologische veranderingen het rijvermogen aantasten.
keren niet terug naar een zelfstandige woonsituatie en Deze zijn veranderingen van het zicht, het gehoor, het
25% sterft binnen een jaar. Vrouwen raken eerder gewond waarnemingsvermogen, de flexibiliteit van de spieren en
bij vallen, maar mannen hebben een hogere mortaliteit. de reflexen.

De mortaliteit en beperkingen kunnen worden beïnvloed Botsingen met motorvoertuigen waarbij oudere
door de ondertriage van oudere patiënten. Vallen of laag- bestuurders zijn betrokken, zijn minder vaak gerelateerd
en hoogenergetisch trauma zoals ongevallen met een aan alcoholgebruik en snelheid. In plaats hiervan tasten
motorvoertuig worden anders gecategoriseerd en krijgen de hierboven vermelde fysiologische veranderingen het
vaak een andere triage, maar de sterfte- en ziektecijfers vermogen van de oudere aan in de volgende situaties om
zijn vergelijkbaar voor beide typen. Patiënten met een veilig te rijden:
laagenergetisch trauma moeten een triage krijgen met • Bij kruispunten (door een beperkt zicht)
een hogere mate van urgentie tot zij zijn beoordeeld en • Invoegen in het verkeer als een ander voertuig sneller
alle beïnvloedende factoren (medicatie, anamnese) in rijdt (door verminderd reactievermogen)
overweging zijn genomen. • Als een andere auto zich in de blinde vlek van de
oudere bestuurder bevindt (door een beperkt zicht en
De meest voorkomende letsels bij ouderen als gevolg van kyfose)
een val zijn:
• Beschadigingen • Als het donker is (door verlies van gezichtsscherpte)
• Traumatische hersenletsels Volgens Labib et al. waren de gebieden van het lichaam
• Fracturen, in het bijzonder aan de heup die het vaakst zijn aangetast bij ouderen die betrokken
waren bij botsingen met motorvoertuigen het hoofd, de
Na een val kunnen vele ouderen niet opstaan zonder thorax en de cervicale wervelkolom. In tabel 18-1 worden
hulp, wat kan resulteren in verdere complicaties. fysiologische veranderingen bij ouderen beschreven
Als een persoon valt en urenlang onbeweeglijk ligt, die het risico op letsel kunnen vergroten. Aanvullende
wordt er spierweefsel samengedrukt door het gewicht overwegingen zijn:
van het lichaam, waardoor de patiënt risico loopt op • Bij botsingen met motorvoertuigen is er een toename
rabdomyolyse. (Zie Hoofdstuk 14: Trauma van het van sternumfracturen door veiligheidsriemen bij
bewegingsapparaat voor meer informatie.) Rabdomyolyse patiënten van 65 jaar en ouder.
kan leiden tot vele ernstige complicaties, waaronder: • Ribfracturen komen vaak voor en vergroten de
• Acuut nierfalen morbiditeit bij de oudere traumapatiënt, wat leidt
• Hyperkalemie en andere afwijkingen in de tot acute ademhalingsproblemen zoals respiratoire
elektrolytenbalans problemen, longontsteking en pleura-effusie.
• Vloeistofshift, hypovolemische shock Naarmate het aantal ribfracturen toeneemt, neemt
ook de mortaliteit toe.
• Vetembolie en ARDS (acute respiratory distress
syndrome) • Lagere cervicale letsels treden vaak op en licht hoofd-
letsel kan resulteren in significant intracranieel letsel.

246 Hoofdstuk 18 • Speciale populaties: De oudere traumapatiënt


• Oudere patiënten met heupfracturen door een ernstig ◦◦ Gezond dieet
trauma lopen meer risico op bloedverlies. ◦◦ Niet eten door ziekte of depressie, verlies van
eetlust of financiële beperkingen
Ouderen ondergaan weliswaar dezelfde letselpatronen als
hun jongere tegenhangers, maar zij hebben een langere • Beweging
tijd nodig om te herstellen, wat kan resulteren in een ◦◦ Ambulant (gebruik van hulpmiddelen)
hoger sterftecijfer.
◦◦ Intramuraal (actief oefenen onder begeleiding)
Botsingen met voetgangers
De derde meest voorkomende oorzaak van trauma bij Verpleegkundige zorg voor de oudere
ouderen is wanneer zij als voetganger door een voertuig traumapatiënt
zijn geraakt. Ouderen lopen een hoger risico op botsingen Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische
met voetgangers en hebben hogere morbiditeits- en aanpak van de verpleegkundige zorg voor de trauma-
mortaliteitscijfers. Zie Hoofdstuk 4: Biomechanica, patiënt. De volgende onderzoeksparameters gelden
kinematica en ongevalsmechanismen voor meer specifiek voor de oudere traumapatiënt.
informatie.
Voorbereiding en triage
Leeftijdsgerelateerde fysiologische veranderingen kunnen Een prehospitale en SEH-triage van de oudere kan een
ook bijdragen aan deze botsingen met voetgangers, uitdaging zijn. Volgens Calloway and Wolfe kunnen
waaronder: het ongevalsmechanisme en vitale tekenen misleidende
• Kyfose die het cervicale bewegingsbereik mogelijk triagehulpmiddelen zijn bij oudere traumapatiënten omdat
beperkt en het vermogen van een oudere belemmert deze vatbaar zijn voor significante letsels van relatief
om tegenliggers of andere signalen te zien kleine mechanismen.
• Niet snel kunnen lopen
• Verminderd reactievermogen Primaire onderzoeksfase en aanvullende interventies
A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid)
• Slechter gehoor Beoordeel bij het openen en vrijmaken van de luchtweg
• Achteruitgang van gezichtsvermogen bij oudere patiënten ook het volgende:
• Afgenomen braakreflex en verminderde hoestreflex
Leeftijdsgerelateerde anatomische en • Aanwezigheid van een gebit of gedeeltelijke prothese
fysiologische veranderingen • Mogelijke neurologische schade door beroertes, zoals
Er zijn twee categorieën factoren die van invloed zijn een verlies of vermindering van het functioneren van
op het reactievermogen van de oudere patiënt op ziekten de glossofaryngeale of hypoglossale zenuwen, wat
en letsels. Onontkoombare veranderingen treden op als resulteert in een verminderde controle over slikken en
gevolg van het natuurlijke verouderingsproces (tabel beweging van de tong
18-1), terwijl andere komen door flexibele factoren, zoals
levensstijl. Interventies
• Omdat verlies van spiermassa, osteoporose,
Onontkoombare factoren die plaatsvinden door osteoartrose en kyfose bij oudere patiënten huid-
veroudering kunnen van invloed zijn op hoe een oudere beschadigingen en ongemak kan geven, moet je
reageert op stress, ziekte, temperatuur, medicatie, trauma overwegen om de gebieden waar botten dicht onder
en bloedverlies. Iedere patiënt is uniek in hoe hij of zij de huid liggen te voorzien van een padding en het
reageert op veroudering, ziekte en letsel. verwijderen van de fixatieplank zo snel mogelijk te
faciliteren.
Flexibele factoren die van invloed zijn op het vermogen • Vergeet niet dat het slijmvlies bij ouderen dunner is.
van de oudere om te reageren op ziekten en letsels zijn: Oudere patiënten krijgen mogelijk een behandeling
• Levensstijl met antistollingsmiddelen, dus wees voorzichtig als je
◦◦ Gebruik van alcohol of tabak een tube oraal of nasaal inbrengt en bij het uitzuigen.
Beide kunnen resulteren in een zwelling, bloeding of
◦◦ Gebruik van drugs bloedverlies.
◦◦ Verkeerd gebruik van voorgeschreven medicatie
• Dieet

TNCC • Zevende druk 247


Tabel 18-1. Anatomische en fysiologische veranderingen bij ouderen
Systeem Veranderingen tijdens de veroudering

• Atrofie van het orale slijmvlies kan leiden tot een los of slecht zittend gebit (volledig of
gedeeltelijk) dat de luchtwegen kan belemmeren
• Een door de ouderdom slapper wordende musculatuur van de orofarynx kan resulteren in
Luchtwegen aspiratie
• Verminderde braak- en hoestreflexen predisposeren ouderen voor aspiratie, infecties en
bronchospasme
• Artritis van de nek of het kaakgewricht maken intubatie moeilijker

Ouderen zijn vatbaarder voor cervicaal letsel en/of ongemak van de fixatieplank door:
• Osteoporose
• Veranderingen in botdichtheid
• Osteopenie
Cervicale • Ontwikkeling van spinale stenose
wervelkolom • Verhogen van rigiditeit C4- tot C6-levels. Tilacties veroorzaken fracturen boven en onder dit
niveau
• Stijfheid door neurologische aandoeningen (ziekte van Parkinson)
• Kyfose beperkt het cervicale bewegingsbereik en belemmert het vermogen tegenliggers of
andere signalen te zien
• Ouderen hebben een verlies van kracht in de ademhalingsspieren en een verminderd
uithoudingsvermogen
• Ribcalcificatie verlaagt de kracht van in- en uitademen en het uitzetten van de thorax,
verhoogt de ademhalingsfrequentie en vermindert het slagvolume
• Ademhalingsmoeheid treedt eerder op, wat resulteert in hypoxie
• Ouderen hebben een verminderd vermogen hypoxie te compenseren
Ademhaling
• Complicaties treden vaker op, zelfs na kleine thoracale letsels zoals een pulmonaal oedeem,
atelectase en longontsteking
• Kleine luchtwegen verliezen terugslag, wat resulteert in een mogelijk collaps van de
luchtwegen, het vastzitten van lucht en een ongelijke verdeling van de ademhaling
• Pijn, letsel en een langere rugligging kunnen de arteriële zuurstofverzadiging en de cardiac
output verminderen
• Er is een beperkt vermogen als reactie op fysiologische stress de hartslag en de cardiac
output te vergroten
◦◦ Een hartfrequentie van > 90 slagen/min duidt mogelijk op belangrijke fysiologische stress
◦◦ Orthostatische hypotensie is het gevolg van een verminderde werking van de
baroreceptoren
• Hypoperfusie wordt slecht verdragen door een verminderde cardiale reserve
Bloedsomloop
• Verdikking van het linkerventrikel vermindert de instroomcapaciteit en de uitflow uit de
ventrikel
• Een reductie van de spiermassa resulteert in een verminderde contractiliteit
• Een reductie van het totale vochtpercentage in het lichaam verhoogt het risico op uitdroging
• Anemie wordt veroorzaakt door voedingstekorten, chronische ontstekingsziekten en
chronische nierziekten

248 Hoofdstuk 18 • Speciale populaties: De oudere traumapatiënt


Tabel 18-1. Anatomische en fysiologische veranderingen bij de oudere (vervolg)
Systeem Veranderingen tijdens de veroudering

• Atrofie van het hersenweefsel resulteert in het volgende:


◦◦ Uitrekken van brugvenen, waardoor deze eerder scheuren bij een trauma
◦◦ Meer ruimte in de schedel, wat als gevolg heeft dat een bloeding al fors kan zijn voordat
er symptomen optreden
◦◦ Hogere incidentie van chronische subdurale hematomen
◦◦ Andere factoren zijn:
Neurologisch
··Antistollinggebruik

··Antibloedplaatjesbehandeling (aspirine)
··Alcoholmisbruik, wat bijdraagt aan hersenatrofie en de lever beschadigt en de neiging
tot bloeden vergroot
• Zenuwcellen zenden signalen trager en verminderen zo reflexen en het gevoel, wat leidt tot
problemen met bewegen, veiligheid en pijnperceptie en -controle

• Verminderd autonoom reactievermogen en een beperkte thermoregulatie bij een dunnere


huid (aangetaste instandhouding, productie en vrijkomen van warmte)
• Een hoger risico op huidbeschadiging is het gevolg van:
◦◦ Veroudering van de huid door levensstijl, dieet, erfelijkheid, blootstelling aan de zon en
andere gewoonten (roken)
Huid en
weefsel ◦◦ Afbraak van elastine
◦◦ Obesitas
◦◦ Verlies van onderhuids vet, verdunning van de huid
◦◦ Verminderd vermogen om te zweten
◦◦ Immobiliteit

• Een lager aantal nefronen beperkt het vermogen de urine te concentreren


Renaal
• Een verminderd dorstgevoel leidt tot uitdroging

Vet en bindweefsel vervangen de vetvrije massa, dus is slechts 15% van de totale lichaamsmassa
spier op de leeftijd van 75 jaar, wat zorgt voor de volgende effecten:
• Verminderde contractiekracht van de spier
Musculo- • Toegenomen zwakte en vermoeidheid
skeletaal
• Slecht verdragen van beweging
• Tragere, beperkte beweging
• Tragere en kortere gang, onzeker ter been zijn

• De schildklierfunctie vermindert en vertraagt het metabolisme


• De parathyroïdelevels stijgen, wat het risico op osteoporose verhoogt
Endocrien • Het metabole syndroom vergroot, wat de effecten van insuline verzwakt
• De productie van aldosteron daalt, waardoor het lichaam vatbaarder wordt voor
orthostatische hypotensie en uitdroging

TNCC • Zevende druk 249


B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en Afname van de hartfunctie kan bij een oudere de oorzaak
beademing) of het gevolg zijn van trauma. Klachten over thoraxpijn
• Beoordeel en bewaak de ademhaling omdat er een rechtvaardigen een verder onderzoek naar ofwel een
gebrek kan zijn van de fysiologische reserve. pathofysiologische of een traumatische oorzaak. Stel de
• Overweeg in een vroeg stadium de ademhaling te volgende vragen als je een oudere beoordeelt:
ondersteunen. • Is de pijn begonnen voor het letsel, wat mogelijk een
oorzaak was voor het letsel?
• Overweeg een gebit op zijn plaats te laten als dit
goed zit en de patiënt masker-ballonbeademing nodig • Is de pijn direct na het trauma begonnen, wat
heeft. Dit kan er voor zorgen dat het masker beter mogelijk duidt op weefselbeschadiging?
aansluit. • Was er sprake van kortademigheid of andere
• Wees voorzichtig tijdens de intubatie omdat artrose symptomen voorafgaand aan de thoraxpijn?
en osteoporose de volgende effecten hebben:
D–Disability (neurologische status)
◦◦ Beperkte visualisatie van de stembanden door een Hoofdtrauma kan resulteren in een acuut en een chronisch
verminderde mobiliteit met de jaw-thrust subduraal hematoom. Cerebrale atrofie veroorzaakt
◦◦ Grotere kans op letsel van de cervicale spanning op de brugvenen, waardoor deze eerder kunnen
wervelkolom tijdens de procedure scheuren en het risico op een subduraal hematoom wordt
vergroot, zelfs bij licht trauma aan het hoofd. Er is ook
C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie een hogere incidentie van intracerebrale hematomen,
en beheersing van bloedingen) wat veroorzaakt kan zijn door het gebruik van
Het behouden van homeostase kan moeilijk zijn bij antistollingsmiddelen.
een oudere traumapatiënt. Door een beperkte cardiale
reserve gaan ouderen mogelijk sneller achteruit zonder Ernstig hoofdletsel met hypotensie wordt geassocieerd
dat zij de gebruikelijke verwachte veranderingen in vitale met een hoge mortaliteit. Cerebrale atrofie creëert een
parameters, urineproductie en fysiologische reacties grotere ruimte in de schedel en maakt het mogelijk dat
vertonen. bloedingen zich ophopen voor de patiënt verschijnselen
en symptomen vertoont van een hogere intracraniële druk.
Het hart en de baroreceptoren van een normale oudere Overweeg het volgende:
reageren beperkt op het normaal vrijkomen van • Hou rekening met een grote kans op een bloeding in
catecholaminen (adrenaline en norepinefrine) in het de hersenen.
lichaam die nodig zijn om de hartslagfrequentie en de
• Overweeg of er vroeg tijdens de trauma-opvang een
cardiac output te verhogen. Het toedienen van medicatie
CT-scan van de hersenen moet worden gemaakt.
zoals bètablokkers en cardiale glycosiden kan deze reactie
verder beperken. Ongeacht de voorgeschiedenis van • Monitor de patiënt aanhoudend op indicaties van een
de oudere patiënt kan een hartfrequentie van meer dan hogere ICP.
90 slagen per minuut duiden op belangrijke fysiologische
stress en verhoogt dit het risico op overlijden. Een veranderd bewustzijnsniveau bij de oudere patiënt kan
meerdere oorzaken hebben, naast het letsel ten gevolge
Interventies van het trauma. Veranderingen in de neurologische status
• Overweeg kleinere vloeistofbolussen met een vereisen een volledig onderzoek om het volgende uit te
herbeoordeling op tekenen van overvulling sluiten:
(toegenomen functioneren van de ademhaling of • Hypoglycemie
reutelen bij auscultatie van longgeluiden) na iedere • Hypoxie
bolus.
• Hyperthermie of hypothermie
• Overweeg het vroeg toedienen van rode bloedcellen
• Ongerustheid, desoriëntatie, opwinding en verwarring
om het zuurstofdragende vermogen te vergroten.
• Dementie of een probleem met de geestelijke
• Begin als dit nodig is met maatregelen om het
gezondheid
bloedverlies te beperken, zoals drukverbanden.
Geef vitamine K als de patiënt antistolling gebruikt. Als er letsel aan het hoofd wordt vermoed, is de
traumabehandeling dezelfde en wordt er een vroege CT
• Blijf monitoren gedurende de opvang en vervolg het
aanbevolen. Een nauwkeurige monitoring en veelvuldige
lactaat- en/of basetekort.
heroriëntatie zijn nodig voor de verwarde patiënt.

250 Hoofdstuk 18 • Speciale populaties: De oudere traumapatiënt


E–Exposure and Environmental control (Ontkleden en Aanvullende onderzoeken en interventies
controleren van de omgeving) F–Full Set of Vital Signs (Volledige set van vitale
Ouderen lopen een groter risico op hypothermie en daaruit functies)
voortkomende complicaties. Volgens Ghazzawi is 3,6% Naast comorbiditeiten en bepaald medicatiegebruik kan
van de ouderen die zijn opgenomen in het ziekenhuis er sprake zijn van veranderingen in de uitgangswaarde
hypothermisch. Als volwassenen ouder worden, wordt van de ademhaling en de pols in de vitale functies van de
het moeilijker om de normale lichaamstemperatuur te oudere.
behouden (tabel 18-1). Situaties die bijdragen aan het
risico op een bemoeilijkte thermoregulatie zijn: G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken
• Verlies van onderhuids vet en dunner worden van de en interventies)
huid L–Laboratoriumonderzoek
Het is belangrijk om PT- (protrombinetijd), PTT- (partiële
• Verminderd vermogen om te zweten tromboplastinetijd) en stollingsonderzoeken uit te voeren
• Neurologische veranderingen omdat het gebruik van antistollingsmiddelen zoals aspirine
• Chronische cardiale of schildklierafwijkingen veel voorkomt onder ouderen. Gebruik van alcohol
en veranderingen in de lever kunnen ook de stolling
• Slechte voeding aantasten. Een hogere INR wordt in verband gebracht met
• Gebruik van bepaalde medicatie zoals psychofarmaca een hogere mortaliteit bij de oudere traumapatiënt.

Het risico is groter als de oudere wordt blootgesteld aan M–Monitoring


extreme temperaturen op de locatie van het trauma of op Het maken van een ECG kan noodzakelijk zijn,
de SEH. De patiënt vertoont mogelijk hypothermie of vooral als er sprake is van een voorgeschiedenis van
hyperthermie. Als je een anamnese krijgt van de patiënt, hartziekten of als de patiënt sindsdien verschijnselen van
de familie of medische nooddiensten is de locatie van het myocardischemie voor, tijdens of na het trauma heeft
trauma belangrijk. Was er bijvoorbeeld een langdurige gehad.
extractie uit het voertuig met of blootstelling aan hoge of
lage temperaturen? P–Pijnbeoordeling en -behandeling
Oudere traumapatiënten die angstig of verward zijn of
Ook moet rekening worden gehouden met hyperthermie, dementie hebben, zijn mogelijk niet in staat om pijn
vooral na een val waarbij blootstelling en de omgevings- nauwkeurig aan te geven, dus is het belangrijk dat
temperatuur een factor zijn. Verschijnselen hiervan zijn: traumaverpleegkundigen gedragingen, subtiele indicaties
• Hoofdpijn van ongemak en veelvoorkomende pijnreacties op letsel
kunnen beoordelen. Ouderen krijgen te vaak te weinig
• Duizeligheid
medicatie doordat zij niet goed beoordeeld zijn op pijn
• Syncope en uit vrees voor te veel medicatie. Zie Hoofdstuk 8: Pijn
• Uitdroging voor meer informatie.
• Snelle ademhaling
Overweeg het volgende als je opioïden gebruikt om de
• Verwardheid pijn te stillen, zoals morfine of fentanyl:
• Agitatie • Vraag alvorens de opioïde toe te dienen om een
nauwkeurig lichaamsgewicht en bereken de doses
• Delirium dienovereenkomstig.
• Hallucinaties • Gebruik van kleinere doses is geïndiceerd. Begin met
• Convulsies een lage dosering en dien het langzaam toe.
• Bewaak of de ademhaling niet verslechtert.
Interventies
Omdat behoud van normothermie zo belangrijk is • Monitor het bewustzijnsniveau en meldingen van
bij oudere traumapatiënten, reguleer je zo nodig de duizeligheid.
omgevingstemperatuur in de traumakamer, gebruik je
warme dekens en dien je opgewarmde intraveneuze Omdat het ademhalingsstelsel enigszins is aangetast door
vloeistof toe. Als je mechanische opwarmingsapparaten veroudering, kan het niet voldoende behandelen van de
gebruikt, zoals forced air-dekens of vloeistofverwarmers, pijn bij ribcontusies of fracturen leiden tot problemen bij
bewaak je de temperatuur nauwgezet om brandwonden het ademhalen.
van de kwetsbare huid te voorkomen.

TNCC • Zevende druk 251


Herbeoordeling ◦◦ Neuropathie
• Overweeg een vroegtijdige overplaatsing naar een ◦◦ Evenwichtsproblemen die kunnen optreden na een
traumacentrum. CVA of hersenletsel
• Als er aanwijzingen zijn van inwendig bloedverlies, ◦◦ Medicatie als analgetica, antihistaminen,
overweeg je een thorax- en/of bekkenröntgenfoto. antistollingsmiddelen, slaapmiddelen of
antidepressiva
Secundaire onderzoeksfase en aanvullend onderzoek
H–History (Anamnese) Naast het verouderingsproces kunnen comorbiditeiten
Voor oudere patiënten is een relevante medische de fysiologische reserve verlagen bij de oudere
voorgeschiedenis cruciaal. Naast de bevindingen traumapatiënt. Met andere woorden, het lichaam
in het primary assessment is het belangrijk dat de verliest zijn vermogen om tijdens stress te functioneren
traumaverpleegkundige vraagt naar de comorbiditeiten boven het basisniveau dat vereist is voor het dagelijks
van een patiënt en naar alle actuele en recent gestaakte functioneren. Dit is het resultaat van de sympathische
medicatie. Stel ook vragen over medicatie die door reactie die wordt beïnvloed door hartziekten, pacemakers
verschillende zorgverleners is voorgeschreven, hoe of medicatie. Het onvermogen om de hartfrequentie te
trouw de medicatie wordt ingenomen en andere verhogen en het afgenomen volume te compenseren kan
medicatieproblemen. bloedverlies bij een patiënt maskeren, dus is het essentieel
dat de traumaverpleegkundige rekening houdt met het
Comorbiditeiten volledige beeld waarmee de patiënt zich presenteert en
Als gevolg van de medische vooruitgang leven er de voorgeschiedenis om een goed beeld te krijgen van de
meer volwassenen langer met een chronische ziekte en conditie van de patiënt.
comorbiditeiten, waardoor vaak meerdere medicaties
tegelijkertijd worden gebruikt. Deze comorbiditeiten Verlies van fysiologische reserve is een primaire factor
en de effecten van medicatie zijn van invloed op het die resulteert in het volgende:
aantal en de ernst van complicaties en de mortaliteit en • Toegenomen complicaties
morbiditeit van een oudere patiënt. • Verminderde onafhankelijkheid
• Hogere morbiditeit of mortaliteit na een traumatische
Oudere patiënten hebben gemiddeld zes of meer al
gebeurtenis
bestaande medische problemen, dus is het belangrijk dat
de traumaverpleegkundige rekening kan houden met de Medicatie
impact hiervan op de beoordeling van en interventies De effecten van medicatie zijn mogelijk ook
voor de patiënt. Comorbiditeiten kunnen resulteren in complicerende factoren die bijdragen aan trauma bij
een cascade aan effecten waar het ene systeem het andere ouderen. Daarom is het belangrijk een actuele lijst te
aantast, wat resulteert in een hogere morbiditeit en krijgen van de medicatie, kruidensupplementen en
mortaliteit. Andere factoren dragen bij aan de morbiditeit medicatie zonder recept tijdens het opnemen van de
en mortaliteit van oudere traumapatiënten. Cirrose, anamnese:
coagulopathie, ischemische hartziekte, COPD, diabetes, • Bloeddrukverlagers
nierziekte en maligniteit verhogen allemaal het risico op
overlijden bij ouderen. ◦◦ Bètablokkers worden gebruikt voor het behandelen
van hypertensie en hartritmestoornissen. Deze
Comorbide factoren die bij de oudere traumapatiënt kunnen een hogere hartfrequentie voorkomen, wat
moeten worden beoordeeld als er sprake is van een val een normaal te verwachten reactie is bij patiënten
zijn: met hypovolemie, in shocktoestand, met pijn of met
• Acute problemen stress.
◦◦ Hartziekte, zoals een myocardinfarct of • Antistollingsmiddelen (aspirine, clopidogrel
hartritmestoornissen (Plavix), warfarine, acenocoumarol, fenprocoumon,
enoxaparine, dabigatran en heparine)
◦◦ CVA
◦◦ Deze medicatie wordt vaak voorgeschreven aan
◦◦ Houdingsafhankelijke hypotensie ouderen en verhogen de kans op een intracraniale,
◦◦ Hypovolemie inwendige of retroperitoneale bloeding.
• Chronische problemen
• Diabetesmedicatie
◦◦ Neurologische ziekte, zoals dementie of Parkinson

252 Hoofdstuk 18 • Speciale populaties: De oudere traumapatiënt


◦◦ Als een patiënt diabetesmedicatie inneemt, kan vergroten het ongemak van de fixatieplank bij ouderen en
een verandering van het bewustzijnsniveau of het verlies van onderhuids vet en de dunnere huid zorgen
de geestesgesteldheid komen door abnormale voor minder bescherming. De bloedvaten van de huid
bloedsuikerlevels. zijn kwetsbaarder, wat resulteert in snellere kneuzingen,
• Analgetica onderhuidse bloedingen en huidscheurtjes bij een oudere.
Als hij of zij van de fixatieplank af is, helpt regelmatig
◦◦ Pijnmedicatie die het centrale zenuwstelsel (CZS) draaien mogelijk de vorming van doorligwonden te
onderdrukt, zoals opioïden, kunnen de oorzaak voorkomen.
zijn van het oplopen van het letsel doordat het
evenwichtsorgaan of het oordeelsvermogen
mogelijk zijn aangetast. Herbeoordeling en posttraumazorg
◦◦ Controleer de patiënt op extra pijnpleisters die hij Ouderen hebben een beperkte fysiologische reserve,
of zij vergeten heeft te verwijderen. dus zijn veelvuldige herbeoordelingen van de toestand
belangrijk voor het vaststellen van veranderingen in vitale
◦◦ Vraag of de patiënt in het verleden pijnmedicatie functies, pijn, letsels, de effectiviteit van de interventies
heeft gekregen. die zijn uitgevoerd en de herbeoordeling van het primary
··Zo ja, wat is er voorgeschreven, hoeveel en hoe assessment.
reageerde de patiënt daarop?
··Heeft de medicatie voor een bewustzijnsdaling Uiteindelijke zorg of transport
gezorgd? Lengte van verblijf en bijwerkingen
··Welke bijwerkingen heeft de patiënt eventueel Een langer verblijf op de spoedeisende hulp wordt
ervaren? in verband gebracht met een slechtere outcome en
◦◦ Let op aanwijzingen van een verkeerd gebruik van verhoogde mortaliteit bij alle traumapatiënten, maar bij
medicatie. oudere traumapatiënten resulteert wachten op de SEH
waarschijnlijk eerder tot bijwerkingen. Zoals eerder is
• Nitroglycerine gemeld, neemt de oudere meer medicatie in en heeft deze
◦◦ Gebruik kan de kans op letsel vergroten, secundair meer comorbiditeiten. Deze factoren vergroten de kans op
aan een daling van de bloeddruk. een bijwerking terwijl er wordt gewacht op een bed in het
ziekenhuis. Uit één studie komt naar voren dat het laten
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk wachten van zieke oude patiënten op de SEH niet wordt
onderzoek) aanbevolen wegens deze resultaten.
Overweging urinekatheter
Plaatsing van een urinekatheter voor het beoordelen
van de urineproductie in relatie tot de bloedsomloop Ouderenmishandeling
en de nierfunctie kan het risico vergroten op een door Volgens de APA (American Psychological Association)
de katheter veroorzaakte urineweginfectie, wat vaker zijn ongeveer 2,1 miljoen ouderen in de VS slachtoffer
voorkomt en kan resulteren in ernstigere complicaties bij van lichamelijke mishandeling, psychologisch geweld,
de oudere populatie. Overweeg alternatieve methoden verwaarlozing of andere vormen van mishandeling.
voor het meten van de diurese voordat je een urinekatheter Om deze reden moet een oudere patiënt die thuis of
inbrengt. in een verzorgingstehuis gewond is geraakt en naar de
SEH komt worden beoordeeld op verschijnselen van
I–Inspect posterior surfaces (Inspectie van de rug) ouderenmishandeling.
Om drukplekken te voorkomen en het daarmee gepaard
gaande ongemak door immobilisatie op een fixatieplank Omdat ouderen meer fysieke beperkingen krijgen, worden
te verminderen, moet je de wervelkolom zo snel mogelijk ze kwetsbaarder voor mishandelingen. Door beperkingen
vrij laten geven zodat de patiënt zo snel mogelijk van in mobiliteit, zicht en gehoor zijn zij een gemakkelijk
de fixatieplank af kan. Het is aangetoond dat 30 tot doel. Geestelijke of lichamelijke kwalen kunnen stress
45 minuten op een fixatieplank liggen bij een oudere voor de zorgverleners thuis veroorzaken.
al huidbeschadigingen kan veroorzaken. Fysiologische
veranderingen door osteoporose, osteoartrose en kyfose

TNCC • Zevende druk 253


Bezoek aan de huisarts of een andere gezondheids- • Voorgeschiedenis van bezoeken aan verschillende
zorginstelling is vaak het enige contact dat de oudere SEH’s voor herhaalde letsels.
heeft naast het contact met degene die hem mishandelt. • Bedreigend, kleinerend of controlerend gedrag van de
Angst voor vergelding, om het huis te verliezen of voor mantelzorger.
isolatie houdt ouderen vaak tegen om gevallen van
ouderenmishandeling zelf te melden. Voor ieder geval • Gedrag van een oudere waarbij dementie wordt
van ouderenmishandeling die bij de autoriteiten wordt nagebootst, zoals schommelen, zuigen of in zichzelf
gemeld, zijn naar schatting vijf gevallen niet gemeld. mompelen.
Recent onderzoek suggereert dat ouderen die mishandeld
zijn eerder sterven dan ouderen die niet mishandeld zijn, Zie Hoofdstuk 20: Speciale populaties: De traumapatiënt
ook bij afwezigheid van chronische of levensbedreigende na persoonlijk geweld voor meer informatie over
ziekten. verschijnselen en symptomen van mishandeling.

Een vermoeden van mishandeling wordt gemeld volgens Samenvatting


de geldende richtlijnen en protocollen. Werknemers in de Normale leeftijdsgerelateerde veranderingen kunnen de
gezondheidszorg zijn gemandateerde rapporteurs in de beoordeling van de oudere traumapatiënt compliceren.
VS. Gebruik bij het beoordelen van alle oudere patiënten De aanwezigheid van comorbiditeiten en individuele
de volgende strategieën om te helpen bepalen of de patiënt reacties op ziekten en letsel maken iedere patiënt
slachtoffer is van mishandeling: uniek. Het niet herkennen van de impact van die
• Kleed de patiënt volledig uit en inspecteer op leeftijdsgerelateerde veranderingen, geen aandacht voor
verschijnselen van lichamelijke mishandeling of het medicatiegebruik en het niet begrijpen van de reactie
verwaarlozing. van een oudere op fysieke en emotionele stress kan
• Observeer en luister naar interacties tussen de patiënt resulteren in slechtere resultaten van de behandeling.
en de mantelzorger. Bij een oudere met meerdere letsels kan een vroege
• Stel vragen direct aan de patiënt en luister naar de overweging tot overplaatsing naar een traumacentra de
antwoorden. Voorkom dat de mantelzorger voor de mortaliteit en morbiditeit verminderen.
oudere antwoordt.
• Vraag of de patiënt zich thuis veilig voelt.
• Vergelijk de letsels met de anamnese en het gemelde
mechanisme op gelijktijdigheid of discrepantie.

Indicaties van mogelijke ouderenmishandeling zijn:


• Veelvuldige meningsverschillen of spanningen tussen
de mantelzorger en de oudere.
• Gemelde veranderingen in persoonlijkheid of gedrag
van de oudere als de mishandelaar aanwezig is.
• Weigering door de mantelzorger om de oudere alleen
te laten tijdens het onderzoek.
• Ontkennende houding of beweringen van de
mantelzorger over het letsel.

254 Hoofdstuk 18 • Speciale populaties: De oudere traumapatiënt


Hoofdstuk 19 •
Speciale populaties:
De zwaarlijvige traumapatiënt
Jessie M. Moore, MSN, APRN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Ongevalsmechanismen beschrijven die betrekking hebben op de zwaarlijvige traumapatiënt.
2. Pathofysiologische veranderingen als basis voor zorg van de zwaarlijvige traumapatiënt beschrijven.
3. De verpleegkundige beoordeling van de zwaarlijvige traumapatiënt demonstreren.
4. De juiste interventies voor de zwaarlijvige traumapatiënt plannen.
5. De effectiviteit van de verpleegkundige interventies voor de zwaarlijvige traumapatiënt evalueren.

Inleiding
Het woord bariatrisch komt van het Griekse woord baro In dit hoofdstuk wordt onder de zwaarlijvige patient
voor gewicht en beschrijft patiënten die overgewicht verstaan een patiënt met een BMI van 30 kg/m2 of meer,
hebben. Er zijn echter specifiekere definities nodig om tenzij anders is aangegeven.
de zwaarlijvige patiënt te identificeren en te classificeren
en om de traumazorg voor deze patiëntenpopulatie te Epidemiologie
bespreken. Obesitaspercentages nemen toe in de Verenigde Staten
en over de hele wereld. In 2009 en 2010 werd 35,7%
De WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) gebruikt van de volwassenen en 16,9% van de kinderen in de VS
BMI (body mass index) om te definiëren wanneer een aangeduid als obees. Wereldwijd is obesitas toegenomen
persoon overgewicht heeft. De BMI wordt berekend door in ontwikkelde landen, waarbij de percentages van
het gewicht van een persoon in kilo’s te delen door het obesitas in Mexico nu vergelijkbaar zijn met de VS,
kwadraat van de lengte in meters. De WHO classificeert en lagere maar significante obesitaspercentages zijn
obesitas als volgt: waargenomen in Zuid-Korea, Japan en China. Afbeelding
• Ondergewicht: BMI minder dan 18,5 kg/m2 19-1 toont de toename van obesitaslevels in landen in
• Normaal gewicht: BMI tussen 18,5 kg/m2 en Noord-Amerika, Europa en Azië. Australië vertoont een
24,9 kg/m2 vergelijkbare groei in obesitas en in 2012 werd 25% van
• Overgewicht: BMI tussen 25 kg/m2 en 29,9 kg/m2 de Australische volwassenen beschouwd als obees.

• Obees: BMI van 30 kg/m2 of meer Er komt een steeds groter aantal zwaarlijvige patiënten
voor zorg op de spoedeisende hulp. Artsen en verpleeg-
Als een patiënt een BMI bereikt van 40 kg/m2 of meer, kundigen worden geconfronteerd met deze uitdagende
wordt hij of zij gecategoriseerd als morbide obees, omdat patiëntengroep, zoals bij het meten van vitale functies,
de gezondheid van de patiënt vaak aanzienlijk wordt venapunctie, intraveneuze cannulatie, de plaatsing
aangetast door ziekten als onder andere hypertensie, en mobilisatie van de patiënt en andere algemene
hyperlipidemie, obstructieve slaapapneu en diabetes. procedures. Moeite bij het vinden van apparaat van de
Vele van deze aandoeningen kunnen zich ook voordoen juiste grootte komt vaak voor. Voorlichting over deze
bij lagere BMI-levels, hoewel een hogere BMI het risico populatie zorgt ervoor dat de traumaverpleegkundigen
op deze en andere ziekten vergroot. Bij kinderen en beter voorbereid zijn om voor deze patiënten te zorgen.
tieners worden leeftijds- en geslachtsspecifieke tabellen
gebruikt en wordt rekening gehouden met veranderingen
in de ontwikkeling om de BMI en de mate van obesitas te
bepalen.

TNCC • Zevende druk 255


Ongevalsmechanismen en biomechanica Onderzoeken toonden een hoger sterftecijfer aan bij
Onderzoeken naar een relatie tussen patronen en ernst zwaarlijvige patiënten die betrokken waren bij frontale
van letsel bij zwaarlijvige patiënten laten de laatste botsingen met een voertuig. Specifieke letsels die
twee decennia verschillende uitkomsten zien. Eerdere vaker voorkomen bij zwaarlijvige patiënten zijn letsel
onderzoeken beschreven BMI als onafhankelijke aan het hoofd, de thorax, de onderbuik en de onderste
risicofactor voor mortaliteit en andere bijwerkingen na extremiteiten, in het bijzonder letsel aan de distale femur,
stomp trauma. Uit recentere onderzoeken is gebleken de torso en de proximale arm. Hoewel zwaarlijvige
dat zwaarlijvige patiënten na letsel een hogere incidentie patiënten in eerste instantie minder letsels oplopen, zijn
van complicaties hebben. Zwaarlijvige patiënten worden deze doorgaans wel ernstiger. Deze patiënten verblijven
vaker opgenomen in het ziekenhuis met verstuikingen, langer in het ziekenhuis en de intensive care en hebben
verrekkingen en dislocaties dan patiënten met een slechtere overlevingspercentages dan patiënten met een
normaal gewicht. Van zwaarlijvige patiënten die in de normaal gewicht.
periode van de eerste 72 uur na het letsel stierven is door
onderzoekers bewezen dat deze vertraagde mortaliteit Uit een van de grootste onderzoeken tot op heden is
niet komt door de obesitas, maar door comorbide ziekten een hoger mortaliteitscijfer gebleken onder zowel
als diabetes. BMI wordt niet langer beschouwd als matig als morbide obese bestuurders bij ernstige
onafhankelijke risicofactor op overlijden. ongevallen met motorvoertuigen. Dit komt mogelijk
doordat morbide obese bestuurders en inzittenden de
Verschillende factoren worden in verband gebracht veiligheidsvoorzieningen in een auto niet goed gebruiken.
met een hoger sterftecijfer bij zwaarlijvige patiënten, Ongeschikte of onvoldoende bevestigingspunten voor de
waaronder een hoger voorkomen van specifieke letsels, habitus en een verschillende verdeling van energie zijn
een onjuiste grootte van de veiligheidsvoorzieningen of theorieën die deze letselpatronen kunnen verklaren. Er is
het onvermogen om deze apparatuur goed te gebruiken maar weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen de
en comorbiditeiten bij patiënten met een hogere BMI. gevolgen van mechanica bij motorvoertuigen en obesitas.

Afbeelding 19-1. Obesitaspercentages in de wereld


35%

30%

25%
Obesitaspercentage

20% Hongarije

15% Engeland Ierland

VS Canada
10% Spanje

Frankrijk Italië
5%
Zwitserland
Zuid-Korea
0%
1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
Jaar

256 Hoofdstuk 19 • Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt


Veiligheidssystemen van auto’s en crashtestsimulaties zijn vernauwde luchtweg belemmerd raken. Afbeelding
gebaseerd op standaard hoogte- en gewichtsprojecties van 19-2 toont het verschil tussen de luchtwegen van een
een BMI van 25. Patiënten in iedere gewichtsklasse die zwaarlijvige patiënt en een tegenhanger met een normaal
een veiligheidsriem om hadden, hadden minder letsel. gewicht. Obstructieve slaapapneu (OSA) is vaak een
gevolg van deze verandering omdat de ontspanning van
Comorbide condities en factoren die geassocieerd worden de faryngeale musculatuur en het gewicht van de tong
met zwaarlijvige patiënten, zoals slaapapneu, verminderd tijdens de slaap zorgen voor een onderbrekende occlusie
uithoudingsvermogen en reserve, diabetes en gastro- van de luchtwegen in de vernauwde opening.
oesofageale refluxziekte (GERD) beïnvloeden het risico
en de reactie op letsel. Patiënten met slaapapneu lopen
zeven keer meer risico op een botsing met een voertuig
door slaperigheid tijdens het rijden. De zwaarlijvige Afb. 19-2. Luchtwegen van een patiënt met
patiënt met een beperkt uithoudingsvermogen en reserve normaal lichaamsgewicht en een obese
loopt een groter risico op vallen en een trager herstel patiënt
door een verminderde mobiliteit. Diabetes beïnvloedt
de sensatie van letsel, genezing en het metabolisme.
Patiënten met GERD hebben een hoger risico op aspiratie
en longontsteking, waardoor herstel van het letsel
vertraagd kan worden.

Obese kinderen bleken ook een groter risico te hebben op


letsel aan de bovenste en onderste extremiteiten. Obese
kinderen van 2 tot 5 jaar hebben een groter risico op
ernstige hoofd- en thoraxletsels.

Pathofysiologische verschillen bij de


zwaarlijvige traumapatiënt
Zwaarlijvige patiënten met een BMI van meer dan
40 kg/m2 kunnen zowel functioneel als fysiologisch
verschillen van patiënten met een normaal gewicht,
wat kan bijdragen aan een slechtere outcome na
traumatisch letsel. De vetverdeling speelt ook een
belangrijke rol omdat centraal of abdominaal vetweefsel A. De luchtweg van een patiënt met normaal lichaamsgewicht.
geassocieerd wordt met dyslipidemie, diabetes en
cardiovasculaire ziekte. Van dit type vetweefsel is nu
bekend dat het een actieve endocriene functie heeft,
wat hormonaal bijdraagt aan de ontwikkeling van deze
stoornissen.

Veranderingen in luchtwegen bij patiënten met een


BMI van meer dan 30 kg/mm2 kunnen bestaan uit een
toename van cervicaal vet en een grotere nekomtrek, een
toename van de vetverdeling in de zachte weefsels van
de orofarynx, een grotere tong en ontspanning van de
spieren van de luchtwegen, waardoor de opening nauwer
wordt en er bij aantasting risico bestaat op een collaps.
De luchtwegen van een patiënt met een normaal gewicht
blijven vaak het best behouden in een achteroverliggende
positie, maar bij zwaarlijvige patiënten is dat mogelijk
juist niet zo. In de achteroverliggende positie kan een

B. De luchtweg van een obese patiënt.

TNCC • Zevende druk 257


De reductie in functionele residuele capaciteit, vitale het volume van de bloedsomloop, waarvan 73% wordt
capaciteit en totale longcapaciteit kan wel 25% tot 30% geleid naar de viscera en 22% naar vetvrij weefsel.
bedragen bij zwaarlijvige patiënten. Sluiting van de Spierweefsel houdt meer water vast dan vetweefsel en
kleinere luchtwegen leidt tot een collaps van de alveoli hydrofiele medicatie wordt meer verspreid naar vetvrij
en een chronische staat van atelectase in de longen. weefsel en minder naar vetweefsel. Over het algemeen
Zwaarlijvige patiënten compenseren mogelijk met moet hydrofiele medicatie worden gedoseerd op basis van
toegenomen ademhalingsfrequenties, vaak tot 40% hoger het ideale lichaamsgewicht (IBW) en niet het werkelijke
dan patiënten met een normaal gewicht. De ademarbeid gewicht. Lipofiele medicatie wordt beter geabsorbeerd
kan ook tot 40% hoger zijn bij de patiënt met overgewicht door vetweefsel en wordt vaker gedoseerd op basis van
en 250% hoger bij de morbide obese patiënt. Ademarbeid het werkelijke lichaamsgewicht (ABW). Deze hebben een
wordt moeilijker door de intra-abdominale druk en langere halveringstijd voor eliminatie, wat de effecten
grootte, waardoor het diafragma is verplaatst. Het gewicht verlengt. Dit wordt vaak een resedatie-effect genoemd in
van de thoraxwand draagt bij aan het functioneren van relatie tot anesthesie of analgetica, omdat het effect van
de ademhaling. Deze veranderingen leiden tot obesitas- de medicatie door de tragere eliminatie langer aanhoudt
hypoventilatiesyndroom (OHS), ook bekend als OSA, wat dan zou kunnen worden verwacht. De nierfunctie speelt
zorgt voor een hogere systemische en pulmonale arteriële ook een rol bij de clearance van medicatie, vooral
druk, een hogere linker- en rechterventrikeldruk en een bij patiënten met comorbiditeiten van diabetes of
hogere cardiac output, wat hartfalen aan de rechterzijde hypertensie.
en pulmonale hypertensie kan veroorzaken.
Hypertensie, dyslipidemie en aandoeningen aan de Obesitas veroorzaakt veranderingen in het gewrichts-
kransslagader zijn veel voorkomende comorbiditeiten. kraakbeen en het beenmetabolisme. De enkelgewrichten
worden 4,5 keer het lichaamsgewicht belast tijdens lopen
Zwaarlijvige patiënten die morbide obees zijn hebben en 10 keer het lichaamsgewicht tijdens rennen, wat
een hogere uitgangswaarde van de intra-abdominale leidt tot een vroege ontwikkeling van osteoartritische
druk, vooral diegenen die appelvormig zijn (centrale aandoeningen. Fracturen aan de lagere extremiteiten zijn
adipositas). Dit wordt in verband gebracht met een door deze degeneratieve veranderingen bij zwaarlijvige
meervoud aan comorbide aandoeningen, waaronder: patiënten doorgaans complexer. In tabel 19-1 worden
• Aantasting van de ademhaling en OHS zowel fysiologische veranderingen bij obesitas als
• Hypertensie en cardiovasculaire aandoening verschijnselen en symptomen die aan deze veranderingen
gerelateerd zijn uiteengezet.
• GERD (gastro-oesofageale refluxziekte)
• Stressincontinentie urine Verpleegkundige zorg voor de zwaarlijvige
• Idiopathische intracraniale hypertensie (voorheen traumapatiënt
pseudotumor cerebri)
Voorbereiding
• Diepe veneuze trombose (DVT) Voor de traumapatiënt arriveert is het belangrijk voor-
◦◦ Een vertraagde veneuze terugstroom als gevolg van bereid te zijn met apparatuur in verschillende geschikte
een verhoogde intra-abdominale druk creëert een maten, zoals brancards, bloeddrukcuffs en halskragen.
groot risico op diepe veneuze trombose (DVT) en Voorlichting en educatie over de speciale voorzorgen
longembolie bij de zwaarlijvige patiënt. die genomen moeten worden bij zwaarlijvige patiënten
kunnen ervoor zorgen dat het traumateam beter toegerust
◦◦ Aantasting door letsel en/of verminderde mobiliteit
is om ook voor deze groep veilige zorg te verlenen.
door letsel aan de onderste extremiteiten verhoogt
het risico verder.
Primaire onderzoeksfase en traumaopvang en -zorg
◦◦ Hogere leptinelevels, een hormoon dat door Zwaarlijvige patiënten met lagere BMI-levels kunnen
vetcellen wordt afgescheiden, blijken bij de zwaar- mogelijk voldoende compenseren zonder merkbare
lijvige patiënt de ophoping van bloedplaatjes te verschillen in de parameters. Wanneer het BMI-level
verhogen. toeneemt, kun je verwachten dat fysiologische en
functionele veranderingen ernstiger worden. Het
Farmacokinetische factoren die geassocieerd worden initial assessment is gericht op het vaststellen van een
met obesitas beïnvloeden ook het metabolisme van uitgangswaarde om te bepalen welke bevindingen kunnen
medicatie en farmacodynamica. Zwaarlijvige patiënten worden toegeschreven aan een bekende, vermoede
hebben een grotere vetvrije lichaamsmassa en vetmassa. oorzaak voorafgaand aan het letsel en welke gerelateerd
De bloedstroom naar vetweefsel is ongeveer 5% van kunnen zijn aan mogelijk traumatisch letsel.

258 Hoofdstuk 19 • Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt


Tabel 19-1. Pathofysiologische veranderingen in relatie tot obesitas en morbide obesitas
Gerelateerde stoornis Verschijnselen en symptomen die van invloed zijn
Systeem Veranderingen
(comorbide ziekte) op traumapatiënten

• Ademhalingsinsufficiëntie door
het gewicht van de thoraxwand,
• Toegenomen • Dyspneu met een zeer milde inspanning, positionele
minder makkelijk bewegen
ademarbeid dyspneu
van de thoraxwand en meer
luchtwegresistentie
• Obesitas-
• Intra-abdominale druk leidt tot een hypoventilatie-
verhoogd diafragma, chronische syndroom, ook • Hogere uitgangswaarde ademhalingsfrequentie
Pulmonaal/luchtwegen atelectase bekend als obstruc-
tieve slaapapneu

• Zuurstofsaturatie is waarschijnlijk lager in een


• Kleinere diameter van de achteroverliggende positie
luchtwegen, grotere tong, • Hypoxie, hypercapnie
ontspannen farynxspier • Astma
• Slaperigheid overdag komt vaak voor bij niet-
• Nachtelijke gastrische reflux gediagnosticeerde slaapapneu. Dit kan bijdragen aan
botsingen met motorvoertuigen

Opmerking: BMI betekent body mass index, BUN: ureumstikstof, ECG: elektrocardiogram

TNCC • Zevende druk


259
Tabel 19-1. Pathofysiologische veranderingen in relatie tot obesitas en morbide obesitas (vervolg)

260
Gerelateerde stoornis Verschijnselen en symptomen die van invloed zijn
Systeem Veranderingen
(comorbide ziekte) op traumapatiënten

Afwijkingen aan de ventrikels:


• Hypertrofie linkerventrikel en
verminderde meegaandheid • Hypertensie Gedempte harttonen
• Hogere cardiac output
• Diastolische dysfunctie

• Hartfalen aan
Versneld tempo van coronaire
rechter- en Toename hartfrequentie ter compensatie
atherosclerose
linkerkant
Verondersteld wordt dat een hogere
intra-abdominale druk bijdraagt aan ECG-veranderingen:
Cardiovasculair • Pulmonale
de ontwikkeling van hypertensie en • Langere PR-, QRS- en QT-intervallen
hypertensie
stoornissen van de bloedsomloop in de • ST-depressie of afplatten van T-golven
onderste extremiteiten
• Lage QRS-spanning
Veneuze insufficiëntie • Varikeuze aderen

Ritmestoornissen
• Hogere incidentie van atriumfibrillatie

Hogere bloedviscositeit door verhoogd • Veneuze stase • Premature ventriculaire contracties zijn gewoon
leptine • Longembolie • Oedeem in de onderste extremiteiten
• Huidulceratie, lymfoedeem
• Dyspneu of pijn in het been of de thorax

Hoofdstuk 19 • Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt


• Metabole
syndromen
Verhoogde insulinelevels en resistentie • Type 2-diabetes
Endocrien tegen productie endogene insuline, Hogere bloedsuikerlevels
cholesterol • Dyslipidemie
• Polycysteus
ovariumsyndroom
Opmerking: BMI betekent body mass index, BUN: ureumstikstof, ECG: elektrocardiogram
Tabel 19-1. Pathofysiologische veranderingen in relatie tot obesitas en morbide obesitas (vervolg)

Gerelateerde stoornis Verschijnselen en symptomen die van invloed zijn


Systeem Veranderingen
(comorbide ziekte) op traumapatiënten

Degeneratieve symptomen, waaronder:


• Gewrichtspijn, in het bijzonder laag bij de heupen,
Verslechtering gewichtsdragende knieën en enkels
• Artrose
gewrichten door overtollig gewicht
• Beperkt bewegingsbereik van de extremiteiten
• Beperkte flexibiliteit

Bewegingsapparaat Samendrukken van ruggengraats-


• Pijn in de onderrug Rugpijn, neurologische symptomen
wervels door de last van het gewicht

• Toename van urinezuur


• Veranderingen van gang en • Pijn, zwelling, roodheid van het aangetaste gebied
evenwicht in relatie tot de • Jicht
• Verminderde beweeglijkheid
verdeling van het gewicht met een
hogere BMI

Hogere intra-abdominale druk, lagere


• Gastro-oesofageale Meldt reflux van wakkere patiënt of mogelijke
slokdarmsfincter kan deze druk niet
reflux aspiratiesymptomen bij een veranderd bewustzijn
weerstaan

Gastro-intestinaal • Niet-alcoholische
Onderzoeken toegenomen leverfunctie, vaak
Grotere lever door vetophopingen spekachtige
asymptomatisch
leverziekte

Zwakke abdominale spierwand,


• Hernia’s Pijn, zwelling bij palpatie van abdomen
verhoogde intra-abdominale druk

Insulineresistentie en veroorzaking
• Nierdysfunctie Verhoogde BUN en creatininelevels
van intra-abdominale druk
Genito-urinair
Hogere urineblaasdruk in relatie tot • Urinaire
Urinaire urgentie, lekken
intra-abdominale druk stressincontinentie

TNCC • Zevende druk


Opmerking: BMI betekent body mass index, BUN: ureumstikstof, ECG: elektrocardiogram

261
Tabel 19-1. Pathofysiologische veranderingen in relatie tot obesitas en morbide obesitas (vervolg)

262
Gerelateerde stoornis Verschijnselen en symptomen die van invloed zijn
Systeem Veranderingen
(comorbide ziekte) op traumapatiënten

• Idiopathische
intracraniale
Hogere intracraniële druk door
Neurologisch hypertensie Hoofdpijn, visuele stoornissen
idiopatische intracraniële hypertensie
(pseudotumor
cerebri)

Veneuze stase onderste extremiteiten • Cellulitis


Vroege beschadiging van de huid in vochtig gebied en
Huid • Intertrigo onder
Overtollige huidophoping gebieden met drukpunten, inclusief achterhoofd
huidplooien

• Depressie
Psychologisch • Slecht zelfbeeld
• Sociale isolatie

Opmerking: BMI betekent body mass index, BUN: ureumstikstof, ECG: elektrocardiogram

Hoofdstuk 19 • Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt


A–Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid) Afbeelding 19-3. Hellende positie voor betere
Assessment visualisatie bij intubatie
Zwaarlijvige patiënten lopen een hoger risico op een
gastrische reflux of aspiratie, vooral patiënten met een
veranderd bewustzijnsniveau.

Interventies
• Immobilisatie van de cervicale wervelkolom (CWK)
◦◦ Opgerolde dekens en tape kunnen worden gebruikt
als hulpmiddel bij immobilisatie. In de handel
verkrijgbare immobilisatiehulpmiddelen passen
mogelijk niet bij de zwaarlijvige patiënt met een
korte dikke nek.
◦◦ Hou rekening met de noodzaak voor extra mede-
werkers tijdens de logroll of herpositionering van
de patiënt.
• Luchtwegen
◦◦ Om een vrije luchtweg te verkrijgen moet je een
met twee handen uitgevoerde jaw-thrust gebruiken.
◦◦ Hou rekening met de noodzaak voor een vroege
intubatie als er gevaar bestaat dat de vrije ademweg
niet gehandhaafd kan worden.
◦◦ Een anti-Trendelenburg-houding kan ervoor zorgen
dat de luchtweg en ademhaling beter gezekerd
kunnen worden.
• Plaats de patiënt in een positie waarbij het hoofd
tijdens de intubatie is opgetild en de uitwendige
gehoorgang parallel ligt aan de fossa sternalis om
een betere visualisatie van herkenningspunten in A, Patiënt in normale positie.
B, Patiënt in hellende positie.
de orofarynx mogelijk te maken. Deze positie staat
bekend als de hellende positie (afb. 19-3). Dekens
kunnen gebruikt worden om het hoofd en de torso op Tabel 19-2 kan worden gebruikt om in noodsituaties
tillen naar deze positie. snel een schatting te maken van de doseringen van
• Wakkere intubatie met een fiberscoop heeft mogelijk medicatie.
de voorkeur, omdat hierbij de faryngeale en • Let erop dat de patiënt niet desatureert. Een hogere
laryngeale spiertonus behouden blijft. Gebruik van zuurstofopname leidt tot een snelle desaturatie bij
een fiberscoop geeft bij veel patiënten ook een beter de obese patiënt. Een patiënt met een hogere BMI
zicht van de glottis. desatureert mogelijk al in een minuut, vergeleken met
• Het wordt aanbevolen de zorgverlener te selecteren zes minuten bij een patiënt met een normaal gewicht.
die de meeste ervaring heeft in de behandeling van • Als de patiënt in een anti-Trendelenburg-positie
moeilijke luchtwegen. van 25 graden wordt geplaatst, wordt de veilige
apneutijd verlengd, net als preoxygenatie met een
Rapid Sequence Intubation beademingsballon en masker.
De RSI-dosering (Rapid Sequence Intubation) voor
zwaarlijvige patiënten is nog altijd controversieel. Als de intubatie niet is geslaagd, is een supraglottisch
• In huidige studies wordt het gebruik van het apparaat zoals een larynxmasker (LMA) of een
lage lichaamsgewicht (LBW) ondersteund voor multilumenluchtweg aanvaardbaar voor gebruik bij de
inductieagents, het IBW voor rocuronium en andere zwaarlijvige patiënt. Een ander nuttig apparaat is een
niet-depolariserende middelen en het TBW (totale endotracheale tube-inbrenger.
lichaamsgewicht) voor succinylcholine.

TNCC • Zevende druk 263


Tabel 19-2. Ideale lichaamsgewicht en geschatte magere lichaamsgewicht bij obesitas
(volwassene)
LBW bij benadering in
Lengte (inch) Lengte (cm) IBW* (kg)
klasse III-obesitas† (kg)

Vrouw (volwassen) 60 152 46 52


65 165 57 60
70 178 68 70
75 191 80 80
Man (volwassen) 60 152 50 63
65 165 62 73
70 178 76 85
75 191 89 97
80 203 103 112
Opmerking: BMI betekent body mass index; IBW, ideale lichaamsgewicht; LBW, magere lichaamsgewicht; TBW, totale lichaamsgewicht.
*IBW man = 50 + (2,3 × lengte in inches boven 5 feet); IBW vrouw = 45,5 + (2,3 × lengte in inches boven 5 feet).
†LBW bij benadering in klasse III-obesitas (BMI 40–45 kg/m2) voor dosering noodmedicatie; LBW schatting (kg) = (9270 × TBW)/(A + B × BMI) waar A en B
respectievelijk 6680 en 216 zijn voor mannen en respectievelijk 8780 en 244 voor vrouwen.

Een chirurgische luchtweg is mogelijk noodzakelijk ◦◦ Als je de patiënt in een laterale linkerpositie plaatst
bij patiënten als de intubatie mislukt. Chirurgische of het hoofduiteinde van het bed met 45 graden
cricothyrotomie is de voorkeurstechniek. Gebruik optilt in een anti-Trendelenburg-positie, helpt dit de
van een endotracheale tube wordt aanbevolen, omdat patiënt mogelijk met een adequate ademhaling.
de standaardcricothyrotomietube mogelijk te kort is. • Hou rekening met een mogelijk gebruik van BiPAP
Tracheostomie is bij deze patiëntenpopulatie minder (bilevel-positieve luchtwegdruk).
gewenst door de toegenomen complicaties en de
moeilijkheid van de procedure. ◦◦ Dit kan een zinvolle interventie zijn voorafgaand
aan de intubatie om te zorgen voor een adequate
B–Breathing and Ventilation (Ademhaling en ademhaling, vooral bij patiënten met een
beademing) voorgeschiedenis van slaapapneu.
Assessment ◦◦ BiPAP kan zinvol zijn bij patiënten met een
• Inspecteer: fladderthoraxletsel of acute longembolie.
◦◦ Verhoogde ademarbeid, vooral in een achterover- ◦◦ Zorg voor toediening dat de slikfunctie, de
liggende positie: Zwakkere ademhalingsspieren braakreflex en het hoestmechanisme intact zijn.
kunnen snel leiden tot vermoeidheid en problemen
met de ademhaling. • Als ballon-maskerbeademing in combinatie met
een Mayo nodig is, moet het masker soms met twee
◦◦ Bewaak het bewustzijnsniveau. Lethargie, personen worden gefixeerd.
veranderingen in de geestelijke toestand en
rusteloosheid kunnen duiden op hypoxie.
C–Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie
• Ausculteer: en beheersing van bloedingen)
◦◦ Ademgeruis Assessment
• Palpeer:
··Kan gedempt zijn door extra zacht weefsel
◦◦ Subcutaan emfyseem boven de thoraxwand is
··Verplaatsing van huidplooien boven het van belang, omdat auscultatie van ademgeruis
longgebied om longgeluiden te ausculteren en percussie mogelijk niet zo zinvol zijn bij het
detecteren van thoraxletsel door de effecten van
Interventies subcutaan weefsel in het dempen van nauwkeurige
• Plaats de patiënt rechtop zodra de cervicale wervel- geluidsoverdracht van de longen.
kolom is vrijgegeven om de thorax beter toegankelijk
te maken en thoraxexcursies makkelijker te maken.

264 Hoofdstuk 19 • Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt


Tabel 19-3. Juiste cuffgrootte op basis van ◦◦ Centreer de cuff tussen de elleboog en de pols
armomtrek waarbij de arm ter hoogte van het hart wordt
ondersteund.
Armomtrek* (cm) Cuffgrootte (cm)
• De plaatsbepaling van anatomische oriëntatiepunten
22-26 Kleine volwassene, 12 × 22 voor ECG-kanalen (elektrocardiogram) kan moeilijk
zijn bij zwaarlijvige patiënten en de kanalen moeten
27-34 Volwassene, 16 × 30 waar mogelijk onder het weefsel in het gebied van de
thorax worden geplaatst. Een grotere thoraxomtrek
35-44 Grote volwassene, 16 × 36 zorgt voor een plaatsing van leads die meer uit
45-52 Volwassen dij, 16 × 42 elkaar ligt dan bij een persoon van normale omvang.
De oriëntatiepunten van de midclaviculaire en
*De armomtrek wordt gemeten tussen acromion en olecranon. midaxillaire lijnen zijn echter dezelfde voor alle
patiënten.
Interventies
G–Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken
• Bewaak de hoeveelheid vloeistofsuppletie nauwkeurig en interventies)
om een overvulling te voorkomen, omdat sommige • L–Laboratoriumonderzoek
zwaarlijvige patiënten met hartcomorbiditeiten
mogelijk geen toediening van agressieve vloeistoffen ◦◦ Laboratoriumonderzoek bij zwaarlijvige patiënten
verdragen. bestaat uit het volgende:
··Aanvullend laboratoriumonderzoek met
• Als er problemen zijn om een intraveneuze toegang
te verkrijgen, is het soms nodig om dit echografisch betrekking tot comorbide condities, zoals is
geleid te doen. aangegeven
··Arteriële
bloedgassen (ABG’s) om de status van
• Overweeg om een botnaald in te brengen. Het
inbrengen van een jugulariskatheter kan moeilijk de ademhaling te beoordelen
zijn door het vetweefsel in de nek. Als er echter ··Onderzoeken naar leverfuncties en
oriëntatiepunten kunnen worden gevisualiseerd, nieronderzoeken om de uitgangswaarden te
kunnen deze plekken worden gebruikt nadat de vergelijken en een significante pathologie uit
cervicale wervelkolom is vrijgemaakt. te sluiten
• Voor de bestrijding van brandwonden zijn mogelijke • N–Naso- of orale maagsonde overwegen
hogere niveaus vloeistofvervanging nodig en ◦◦ Als de patiënt recent een maagverkleining of een
patiënten lopen een groter risico op infecties. gastric bypass-operatie heeft ondergaan, is het blind
inbrengen van een maagsonde gecontra-indiceerd
Aanvullende onderzoeken en interventies
F–Full Set of Vital Signs (Volledige set van vitale omdat dan naadlekkage of een maagperforatie
functies) veroorzaakt kan worden. Zoals is aangegeven,
• Een nauwkeurige bloeddruk krijgen bij de zwaar- kunnen de tubes veilig worden geplaatst met behulp
lijvige patiënt kan een uitdaging zijn. van fluoroscopie.
◦◦ Gebruik een cuff met de juiste grootte. • O–Oxygenatie en ademhaling
◦◦ Een te kleine cuff kan een valse hogedrukmeting ◦◦ Monitor voortdurend de oxygenatiestatus en
produceren. Zie tabel 19-3 voor een grafiek met de capnografie.
juiste cuffgrootten. ··Er zijn mogelijk hogere concentraties aanvullende
◦◦ De onderarm kan worden gebruikt voor het meten zuurstof nodig om een adequate oxygenatie te
van de bloeddruk, maar de gemeten bloeddruk bereiken.
is mogelijk hoger dan de waarde als deze aan de ··Daarentegen hebben patiënten met obesitas een
bovenarm gemeten zou worden. hoger percentage COPD, dus bestaat het risico
◦◦ Het is essentieel de juiste cuffgrootte voor de op verlies van de ademprikkel bij hyperoxie.
onderarm te verkrijgen. De omtrek van de onderarm Monitor en behoud de SpO2 tussen 94 en 98%.
moeten halverwege de elleboog en pols gemeten
worden.

TNCC • Zevende druk 265


• P–Pijnbeoordeling en -behandeling ··Vraag naar toegenomen dorst, urineren, een
◦◦ De dosering van pijnmedicatie is gebaseerd op het droge mond, hoofdpijn of vermoeidheid, wat kan
IBW of de normale gewichtsparameters en niet duiden op een metabool syndroom of toegenomen
op het werkelijke gewicht. Lipofiele medicatie glucoselevels.
wordt opgenomen door vetweefsel en komt weer ··Symptomen als snurken, slaperigheid en
langzaam vrij in de bloedbaan. Lipofiele medicatie, vermoeidheid overdag, veelvuldig wakker
inclusief benzodiazepinen, propofol en fentanyl, worden ’s nachts, waargenomen apneu of een
moeten overeenkomstig de effecten getitreerd verstikkend gevoel tijdens de slaap kunnen
zijn en de reactie van de patiënt moet nauwkeurig duiden op een niet-gedetecteerde slaapapneu.
worden gemonitord. • Heeft de patiënt een voorgeschiedenis van
bariatrische chirurgie?
Acute opvang
Hoewel obesitas een uitdaging kan zijn in de trauma- ◦◦ Een patiënt die is geopereerd kan in een of meerdere
opvang, worden er geen aanpassingen aan basis- of fasen van gewichtsverlies verkeren, een beperkt
geavanceerde life support-procedures aanbevolen in succes hebben bereikt of weer zijn aangekomen
de Advanced Cardiac Life Support Guidelines van de enige tijd na de oorspronkelijke operatie.
American Heart Association. Defibrillatie wordt het best ◦◦ Bepaal het type procedure, wanneer deze is
bereikt met een bifasische defibrillator die energie levert uitgevoerd en mogelijke complicaties.
van het ene contactpunt naar het andere en vervolgens
◦◦ Patiënten die de aanbevelingen voor hun dieet en
de richting weer omdraait naar de bron. Er is momenteel
vitaminen niet hebben nageleefd, hebben mogelijk
geen bewijs dat de noodzaak voor hogere energielevels,
tekorten in hun proteïne- of vitaminelevels.
grotere kussens of veranderingen in het algoritme met
Patiënten die een gastrische bypass hebben
defibrillatie ondersteunt.
ondergaan, hebben bijvoorbeeld eerder een ijzer- en
B12-tekort en hebben mogelijk een lager uitgangs-
Secundaire onderzoeksfase Hb die van invloed is op laboratoriumonderzoeken.
H–History (Anamnese)
De traumaverpleegkundige moet de volgende vragen • Welke medicatie neemt de patiënt?
stellen bij het afnemen van de anamnese van een ◦◦ Zwaarlijvige patiënten worden tegenwoordig
zwaarlijvige patiënt. mogelijk behandeld voor verschillende comorbide
• Wat is het huidige gewicht en de huidige lengte van condities. Het is belangrijk om vast te stellen of de
de patiënt? patiënt de volgende medicatie gebruikt:
◦◦ Het gewicht kan gebruikt worden voor een ··Antidiabetica, inclusief laatste dosis
adequate dosering van de medicatie. Uit onderzoek ··Diuretica
is gebleken dat in slecht 33 tot 50% van de
gevallen het geschatte gewicht het werkelijke ··Bloeddrukverlagers

gewicht tot op 10%. Uit onderzoeken blijkt dat ··Antilipaemica


artsen en verpleegkundigen het gewicht van de ··Antistollingsmiddelen en salicylaten
patiënt in slechts 33% tot 50% van de tijd kunnen
inschatten op het werkelijke gewicht binnen een ··Anti-angineuze middelen, calciumkanaalblokkers,
marge van 10%. Schattingen van de patiënt zijn het bèta-adrenergische blokkers en nitraten
nauwkeurigst. ··Antacida en histamine-antagonisten
◦◦ Gebruik van een bed of brancard met het vermogen ··Antidepressiva
om het gewicht te meten is ideaal voor zwaarlijvige ··Bronchodilatoren en corticosteroïden
patiënten die niet mobiel zijn. Controleer voor
gebruik de apparatuur op de hoogste gewichtslimiet. ··Eetlustremmers: Veroorzaakt mogelijk toename
hartfrequentie, hogere bloeddruk, paresthesie,
• Welke medische problemen heeft de patiënt?
dyspepsia en abdominale pijn, wat verward kan
◦◦ Een bekende anamnese en mogelijke niet- worden met traumagerelateerde letselsymptomen
gediagnosticeerde condities zijn belangrijke ··Chronische pijnmedicatie, inclusief niet-
factoren.
steroïdale anti-inflammatoire medicatie
◦◦ Wees alert op tekenen van comorbiditeiten die nog
moeten worden geïdentificeerd.

266 Hoofdstuk 19 • Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt


◦◦ Door een veranderde absorptie na een bariatrische Er moeten hulpmiddelen om de patiënt te verplaatsen
ingreep gebruiken vele patiënten mogelijk worden gebruikt om wrijven van de huid en letsel van
vitaminesupplementen. medewerkers te kunnen voorkomen. Zulke apparaten
◦◦ Vraag naar zonder recept verkrijgbare medicatie, zijn glijplanken en frictieverminderingsapparaten, zoals
alternatieve en kruidenbehandelingen en het hulpmiddelen met lucht. Voordat de patiënt de brancard
gebruik van energiesupplementen of -drankjes. gebruikt, moeten er frictieverminderende lakens en
luchtkussentjes op worden geplaatst. Met het laterale
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk luchtverplaatsingsapparaat stroomt er lucht door de
onderzoek) opgeblazen matras om een dun luchtkussen te bieden
Perifere pulsaties moeten mogelijk worden beoordeeld om de patiënt zijdelings te verplaatsen, waardoor de
met Doppler-echografie. inspanning van de overplaatsing wordt verminderd.

Aanvullend onderzoek Belangrijke onderdelen voor het bieden van een veilige
Preventie van trombo-embolie omgeving voor de zwaarlijvige patiënt zijn:
De zwaarlijvige patiënt loopt een hogere risico op • Bekend zijn met het gewichtsvermogen van
embolievorming en op ernstige complicaties van trombo- conventionele apparatuur (brancards, rolstoelen,
embolisme. Standaardpreventiemaatregelen zijn anti- toiletten).
emboliekousen en compressieapparaten, profylactisch • Bekendheid met veilig gebruik van bariatrische
antistollingsgebruik en vroege mobilisatie. apparatuur die beschikbaar is op de afdeling.
• Aan de patiënt en aan andere zorgverleners
Patiënten die ontslagen zijn en een verminderde
vertrouwen laten zien in het vermogen om veilig voor
mobiliteit hebben na fracturen hebben mogelijk
de zwaarlijvige patiënt te zorgen.
antistollingsmiddelen nodig en ontslaginstructies met
betrekking tot verschijnselen en symptomen van trombo-
embolie. De keuze voor het stabiliseren van fracturen Waardigheid van de patiënt
kan worden gewijzigd door de noodzaak voor op maat Zwaarlijvige patiënten krijgen vaak te maken met
gemaakte spalken die rekening houden met een mogelijk discriminatie en vooroordelen in de gezondheidszorg.
optredende zwelling. Zwaarlijvige patiënten met een BMI Artsen, verpleegkundigen en andere medewerkers
van meer dan 40 kg/m2 hebben specialistische bedden hebben mogelijke negatieve meningen en overtuigingen
nodig om complicaties door immobiliteit te kunnen over de oorzaak van obesitas en kenmerken van de
voorkomen. patiënt met obesitas, wat zich kan vertalen in een zorg
zonder gevoeligheden of zelfs openlijke vooroordelen.
CT-scan De uitdaging van het aanbieden van zorg aan een
Wees alert op gewichtslimieten en beperkingen van zwaarlijvige patiënt kan ook leiden tot frustratie voor de
de grootte van de CT-scanapparatuur. Bereid vooraf traumaverpleegkundige. Dit gedrag kan door de patiënt
alternatieve opties voor. worden opgevat als negatieve reactie die op hem of haar
is gericht.
Veiligheid van medewerkers en patiënten
Belangrijke overwegingen bij het verlenen van gevoelige
Er moet tijdens de zorg voor zwaarlijvige patiënten zorg voor de zwaarlijvige patiënt zijn:
rekening worden gehouden met de veiligheid van • De privacy van de patiënt beschermen: bied jassen
medewerkers. Het gewicht van een extremiteit bij een en kleding van voldoende grootte aan en informeer
zwaarlijvige patiënt met een BMI dat hoger is dan discreet naar het gewicht van de patiënt.
40 kg/m2 overschrijdt mogelijk de veilige heflast voor
een enkele zorgverlener, zodat er hefapparaten moeten • Tact tonen bij gewichtsproblemen: referenties
worden gebruikt om bij alle aspecten van de zorg te naar ‘grote maat’, ‘grote jongen’, ‘obesitas’ of
voorkomen dat medewerkers en de patiënt letsel oplopen. ‘overtollig vet’ vinden zwaarlijvige patiënten vaak
Er moet aandacht worden besteed aan de planning vooraf aanstootgevend. Termen als ‘gewichtsprobleem’ of
en training in het gebruik van technieken en apparaten ‘overgewicht’ zijn vaak minder emotioneel beladen.
om te assisteren bij procedures voor het overplaatsen,
positioneren en de verpleegkundige zorg.

TNCC • Zevende druk 267


• Hou rekening met eerdere ervaringen van de zwaar- Overplaatsing of transport
lijvige patiënt tijdens contacten met zorgverleners. Expertisecentra voor zwaarlijvigheid bevinden zich overal
Vele zwaarlijvige patiënten zijn in verlegenheid in de Verenigde Staten. Ga na of de patiënt behoefte heeft
gebracht door het gebruik van apparatuur van een aan zorg in een traumacentrum en/of een expertisecentrum
verkeerd formaat, ongevoelige opmerkingen en zelfs voor zwaarlijvigheid.
openlijke discriminatie. Wees alert op non-verbale
communicatie.
Samenvatting
Meer gevoeligheid voor deze problemen is noodzakelijk bij Traumaverpleegkundigen krijgen steeds vaker te
de zorg voor zwaarlijvige patiënten om zelfbeschermende maken met traumapatiënten die overgewicht hebben of
hindernissen te overwinnen en een vertrouwensrelatie te obees zijn. Deze bariatrische patiëntenpopulatie is een
ontwikkelen die de zorg vergemakkelijkt. kwetsbare groep door de aanwezigheid van functionele
en fysiologische veranderingen en lopen meer risico
op complicaties van de luchtwegen en ademhaling.
Herbeoordeling en posttraumazorg
Standaardbeoordelingen en -interventies moeten mogelijk
Een aanhoudende beoordeling van de luchtwegen en worden aangepast en er moet apparatuur in verschillende
oxygenatie hebben de hoogste prioriteit bij de zwaarlijvige grootten beschikbaar zijn voor gebruik. De doelen van de
traumapatiënt en omvatten monitoring van het volgende: traumazorg zijn gericht op de diagnose en de bestrijding
• Tekenen van bedreigde luchtwegen of aantasting van van letsel, ondanks uitdagingen door de conditie van het
de ademhaling. lichaam en beperkte diagnostische mogelijkheden terwijl
• Tekenen van een gastrische reflux, wat kan leiden de waardigheid van de patiënt behouden blijft.
tot pulmonale aspiratie, in het bijzonder bij een
achteroverliggende patiënt.
• Verschijnselen en symptomen van een longembolie,
omdat obesitas en trauma twee verschillende
risicofactoren zijn voor deze complicatie.

Door de talloze uitdagingen bij de evaluatie en behandeling


van zwaarlijvige patiënten kan er een langere immobilisatie
optreden. Een aanhoudende revaluatie omvat monitoring
van het volgende:
• Drukgeïnduceerde rhabdomyolyse door de afbraak
van spieren. (Zie Hoofdstuk 14: Trauma van het
bewegingsapparaat.)
• Acuut compartimentsyndroom in aangetaste
extremiteiten. (Zie Hoofdstuk 14: Trauma van het
bewegingsapparaat.)
• Beschadiging van de huid, in het bijzonder op het
achterhoofd en tussen de huidplooien bij zwaarlijvige
patiënten, samen met gebieden met botuitsteeksels.
• Monitor het volgende als je BiPAP gebruikt:
◦◦ Beschadiging van de huid tussen de brug en de neus
door druk van het masker
◦◦ Gastrische insufflatie en mogelijke regurgitatie en
aspiratie

268 Hoofdstuk 19 • Speciale populaties: De zwaarlijvige traumapatiënt


Hoofdstuk 20 •
Speciale populaties:
De traumapatiënt na
persoonlijk geweld
Cynthia M. Bratcher, BSN, RN, CEN
Marlene L. Bokholdt, MS, RN, CPEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De risicofactoren en beoordelingskenmerken identificeren van patiënten die te maken hebben gehad met
persoonlijk geweld.
2. De verpleegkundige verantwoordelijkheden bespreken ten aanzien van de zorg van patiënten die te maken
hebben gehad met persoonlijk geweld.
3. De juiste medische en forensische interventies toepassen voor patiënten die te maken hebben gehad met
persoonlijk geweld.
4. De rol van de verpleegkundige samenvatten als bijdrage aan preventieprogramma’s voor persoonlijk geweld.

Inleiding Epidemiologie
Een unieke uitdaging De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft twee
Geweld in de samenleving is een complex, veelzijdig specifieke categorieën voor persoonlijk geweld aangeduid:
probleem met veel verschillende factoren die daaraan • Familie- en partnergeweld wordt voornamelijk
bijdragen. Op sommige punten kan geweld worden gezien binnen een gezin of tussen partners en omvat
vergeleken met een chronische ziekte die verband ook kindermishandeling, geweld tussen partners en
houdt met levensstijl en de omgeving. Mensen die te oudermishandeling.
maken krijgen met persoonlijk geweld noemen niet • Geweld binnen de gemeenschap vindt plaats tussen
altijd het daadwerkelijke ongevalsmechanisme, maar mensen die elkaar al dan niet kennen, maar in
worden vaak behandeld op de spoedeisende hulp waar elk geval geen verwantschap hebben. Dit omvat
traumaverpleegkundigen en teams de unieke gelegenheid geweld tussen of tegen jongeren, willekeurig
hebben deze letsels te beoordelen en te identificeren, geweld, verkrachting of seksueel geweld en geweld
dit vervolgens te melden volgens de wettelijke en in instellingen als school, werk, gevangenis en
organisatorische richtlijnen, deze patiënten te beschermen zorginstelling.
en te verzorgen binnen een veilige omgeving en zorg te
dragen voor hun welzijn. In de Verenigde Staten is het geweld in zijn totaliteit
in de afgelopen 15 jaar gedaald. Ernstig geweld tegen
Enkele uitdagingen van het behandelen van patiënten die jongeren is tussen 1994 en 2010 met 77% gedaald. In
te maken hebben gehad met persoonlijk geweld zijn de diezelfde periode is het geweld tussen partners met 64%
factoren die ermee gepaard gaan, zoals het gebruik van afgenomen. Er zijn echter groepen binnen de bevolking
drugs en alcohol en mentale aandoeningen. Omdat de waar het geweld juist is toegenomen. Geweld tegen
SEH-omgeving chaotisch, gespannen en onvoorspelbaar personen met een handicap komt vier- tot tienmaal vaker
kan zijn, kunnen de patiënt, familieleden, bezoekers en voor dan tegen personen zonder handicap. Geweld gericht
personeelsleden te maken krijgen met geweld. tegen volwassenen met cognitieve belemmeringen is
tussen 2009 en 2011 verdubbeld.

TNCC • Zevende druk 269


Risicofactoren Zwangerschap
Persoonlijk geweld wordt binnen alle culturen en Tijdens een literatuurstudie vond Symes diverse
omgevingen waargenomen. Er zijn echter bepaalde onderzoeken waaruit bleek dat het percentage
omstandigheden waardoor sommige mensen meer kans partnergeweld hoger was onder zwangere vrouwen.
hebben slachtoffer te worden van geweld. Zo’n 16% van de zwangere vrouwen in de VS krijgt te
Deze risicofactoren zijn: maken met partnergeweld.
• Leeftijd
Personen die voor zorg afhankelijk zijn
• Zwangerschap
Personen die voor zorg afhankelijk zijn, zijn vaak
• Personen die voor zorg afhankelijk zijn diegenen die in een woonvoorziening of gevangenis
• Invaliditeit verblijven. Deze populatie, die uit eigen wil, uit
noodzaak of om juridische redenen in een zorginstelling
Leeftijd of gevangenis verblijft, heeft een kwetsbare positie als
Zeer jonge en zeer oude personen lopen een groot het gaat om persoonlijk geweld. In al deze situaties
risico op persoonlijk geweld en mishandeling, net hebben anderen een bepaalde mate van autoriteit (fysiek,
zoals jonge vrouwen in de leeftijd van 18 tot 34 jaar en financieel en emotioneel) over de persoon. Zich bewust
sommige adolescenten. Andere aan leeftijd gerelateerde zijn van deze informatie zal ervoor zorgen dat de
aandachtspunten zijn: verpleegkundige extra alert is op letsel dat in verband kan
• Kinderen lopen risico vanwege de afhankelijkheid worden gebracht met mishandeling.
van de zorgverlener, het kleine postuur en
het onvermogen zichzelf te verdedigen of te Invaliditeit
communiceren. Kinderen die snel geïrriteerd zijn of Personen met een handicap hebben bepaalde fysieke
die een ontwikkelingsachterstand hebben lopen meer en/of gedragsmatige kenmerken als gevolg van hun
risico op mishandeling. Zie Hoofdstuk 17: Speciale handicap. Hierdoor zijn de verschijnselen en symptomen
populaties: Het kind als traumapatiënt voor meer van mishandeling en verwaarlozing bij deze populatie
informatie. moeilijk te herkennen. Soms wordt de mishandeling
van personen met een ontwikkelingsachterstand
• Ouderen zijn kwetsbaar voor mishandeling om veelal
geïnterpreteerd als het gevolg van een goedbedoelde,
dezelfde redenen als kinderen. De oudere populatie
maar niet geslaagde poging van de zorgverlener voor
voelt zich vaak geremd om melding te maken van
de persoon te zorgen. Voorbeelden hiervan kunnen
mishandeling uit schaamte, schuldgevoel, culturele
bloeduitstortingen zijn doordat iemand vastgehouden
barrière en taalbarrière of wantrouwen ten opzichte
wordt die zichzelf iets wil aandoen of sociale isolatie
van de autoriteiten. Ook kunnen zij bang zijn om
onder het mom van iemand beschermen tegen de
hun huidige woonvoorziening kwijt te raken of voor
buitenwereld.
wraakacties van de dader. Zie Hoofdstuk 18: Speciale
populaties: De oudere traumapatiënt voor meer
Vaak is de dader een zorgverlener, familielid of kennis
informatie.
die de mishandeling kan blijven voortzetten, omdat de
• Jonge vrouwen worden gezien als een populatie die persoon met een handicap niet in staat is of niet bereid is
veel risico loopt op persoonlijk geweld. De gegevens de mishandeling te melden.
over deze populatie van de afgelopen jaren variëren
maar weinig. Vóór 2007 bleek het hoogste percentage Omdat het niet melden door deze risicopopulaties een
geweld onder vrouwen in de leeftijd van 18 tot zorg blijft, is het belangrijk dat de traumateamleden in
24 jaar. Sinds die tijd wordt het hoogste percentage hoge mate alert blijven op het herkennen van persoonlijk
geweld gezien bij vrouwen van 25 tot 34 jaar. geweld binnen deze populatie. Herkenning is de eerste
• Adolescenten met een relatie worden gezien als een stap naar bescherming.
groep waar het risico op partnergeweld groot is. Uit
de resultaten van een onderzoek dat is uitgevoerd
in een centrum in een grote stad bleek dat 10% van
de meldingen van partnergeweld betrekking had op
personen jonger dan 18 jaar.

270 Hoofdstuk 20 • Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld


Soorten persoonlijk geweld • Kale plekken, verspreid over het hoofd (door uit het
Mishandeling en verwaarlozing zijn de twee meest hoofd getrokken haar)
frequent geïdentificeerde vormen van persoonlijk geweld, • Verstuikingen
elk met specifieke kenmerken. • Schaaf- of krabwonden

Mishandeling • Pijn in vagina of anus


Mishandeling kent veel vormen, zoals: • Vaginale infecties
• Lichamelijke mishandeling (slaan, stompen) • Schaafwonden, bloedingen of kneuzingen rondom de
• Emotionele mishandeling (kleineren, beschuldigen, geslachtsdelen
bedreigen)
• Financiële mishandeling (beheer over alle financiële Iedere vorm van lichamelijk geweld die lichamelijk
middelen van een persoon) letsel of pijn veroorzaakt geldt als lichamelijke
mishandeling, daarom is het ook belangrijk dat de
• Seksueel misbruik (afdwingen van seksuele traumaverpleegkundige bedacht is op letselpatronen
handelingen) ten aanzien van lichamelijke mishandeling, met name
• Spiritueel misbruik (ontkennen van of wanneer de letsels niet in overeenstemming zijn met de
neerbuigendheid over spirituele overtuigingen) anamnese.

In de context van trauma richt dit hoofdstuk zich Emotionele mishandeling


voornamelijk op patiënten die te maken hebben met Emotionele mishandeling is de bewuste poging het
lichamelijk, emotioneel of seksueel geweld. Bijlage 20-A zelfvertrouwen of de competenties van een persoon te
bevat aanvullende definities voor de verschillende vormen vernietigen of te beschadigen. Dit omvat verbale en non-
van mishandeling en verwaarlozing. verbale beledigingen, vernederingen of isolatie. Andere
vormen van mishandeling omvatten vaak een bepaalde
Lichamelijke mishandeling mate van emotionele mishandeling. Een aanhoudende
Letsel als gevolg van lichamelijke mishandeling kan of onverklaarbare verandering in het gedrag van een
het gevolg zijn van een of meerdere incidenten en kan patiënt kan het gevolg zijn van mogelijk emotionele
variëren van lichte kneuzingen tot overlijden. Letsel als mishandeling.
gevolg van mishandeling kan zijn:
• Bloeduitstortingen (in verschillende stadia van Verwaarlozing
genezing, in één deel van het lichaam of op beide Verwaarlozing is het niet vervullen van basisbehoeftes,
bovenarmen) zoals voedsel, onderdak, kleding, onderwijs en medische
• Littekens of brandwonden met bepaalde patronen zorg en is een van de meest voorkomende vormen
van kinder- en ouderenmishandeling. Emotionele
• Menselijke bijtwonden verwaarlozing kan worden vermoed, maar is zeer
• Bloeduitstorting of zwelling die kan duiden op moeilijk te onderbouwen. De lichamelijke verschijnselen
het gebruik van binddraad of fixatiehulpmiddelen kunnen niet-specifiek zijn en zorgverleners kunnen
(rondom de enkels, polsen, keel of penis) alleen vertrouwen op gedragsmatige indicatoren om een
• Gewrichtsdislocaties mogelijke mishandelingssituatie vast te stellen.
• Spiraalfracturen, fracturen die vaker op dezelfde Fysieke verwaarlozing
plaats voorkomen en onbehandelde fracturen Fysieke verwaarlozing is het niet voorkomen van schade
• Oog- en oorletsels (bloed achter het trommelvlies, voor een persoon of het niet zorgen voor basisbehoeftes,
blauwe ogen of retinabloedingen) zoals gezondheidszorg, voeding, onderdak en toezicht.
Dit kan een kind betreffen of een volwassene die niet
• Bloeding uit de oren, neus of mond
voor zichzelf kan zorgen en aan zijn/haar lot wordt
• Letsel van de tanden of de mond overgelaten. Ook kan het betrekking hebben op het niet
• Letsels waarin patronen te herkennen zijn zorgen voor goede voeding, kleding passend bij het
(markeringen in de vorm van vingers, duimen, seizoen of de juiste medische of tandheelkundige zorg.
handen, broekriemen, stokken of andere herkenbare Wanneer zorg verwacht mag worden en die zorg wordt
voorwerpen) niet geleverd door een zorgverlener of instelling, geldt dat
als verwaarlozing.

TNCC • Zevende druk 271


Emotionele verwaarlozing medewerkers van slachtofferhulp kunnen helpen bij het
In tegenstelling tot emotionele mishandeling is er aanbieden van zorg, het verzamelen van bewijsmateriaal
sprake van emotionele verwaarlozing wanneer de en documentatie en hulp voor slachtoffers van seksueel
zorgverlener liefde en verzorging onthoudt, niet voldoet geweld en verkrachting.
aan de emotionele en ontwikkelingsbehoeftes, inclusief
psychologische zorg. Dit wordt met name gezien bij Seksueel geweld onder invloed van drugs
kinderen. Deze vorm van verwaarlozing kan gepaard gaan Seksueel geweld onder invloed van drugs wordt in
met angst en passiviteit en vraagt om zorgvuldig luisteren verband gebracht met alcohol of geneesmiddelen als
en behoedzaam vragen om het probleem duidelijk te flunitrazepam en gammahydroxybutyraat (GHB).
krijgen. Deze vorm van mishandeling kan resulteren Deze substanties kunnen ongemerkt aan eten, drinken
in depressiviteit, hopeloosheid en hulpeloosheid. Ook of andere producten worden toegevoegd. De effecten
kunnen zorgverleners de noodzakelijke zorg voor een van deze drugs zijn sedatie en geheugenverlies en de
persoon met emotionele of gedragsproblemen onthouden. slachtoffers zijn vaak niet in staat de aanval af te slaan of
zijn zich niet bewust dat er seksuele handelingen hebben
Partnergeweld plaatsgevonden. Andere substanties zoals marihuana,
Er is sprake van partnergeweld wanneer een huidige benzodiazepinen, cocaïne, heroïne en amfetamines kunnen
of voormalige partner gewelddadig gedrag vertoont. ook in verband worden gebracht met seksueel geweld.
Vrouwen zijn het vaakst slachtoffer van deze vorm van
geweld: 85% betreft vrouwen en 15% betreft mannen. Initial assessment voor persoonlijk geweld
Partnergeweld wordt gezien in zowel heteroseksuele en Zie Hoofdstuk 5: Initial assessment voor de systematische
homoseksuele relaties. Het komt voor in alle economische benadering van de verpleegkundige zorg van de trauma-
lagen van de bevolking ongeacht ras, geloof (religie), patiënt. De volgende overwegingen zijn bedoeld voor
opleidingsniveau en leeftijd. de specifieke patiëntenpopulatie die te maken heeft
met persoonlijk geweld. Acute zorg en behandeling,
Hoewel zorgverleners leren de aanwijzingen van partner- crisisinterventie door experts, verzameling van bewijs-
geweld te herkennen, is het niet in alle staten van de materiaal, gedetailleerde documentatie en de juiste
VS verplicht dit te melden. Wanneer er sprake is van doorverwijzingen en therapie moeten voor elke patiënt
persoonlijk geweld worden vaak bloeduitstortingen, worden overwogen.
lichte verwondingen en bijtverwondingen op het gezicht,
de borsten, de genitaliën of de buik gezien, maar letsel
Voorbereiding
kan overal op het lichaam voorkomen, van licht tot Safe Practice
ernstig. Hoewel het moeilijk is om de exacte aantallen te Iedereen heeft het recht zich veilig te voelen en te zijn.
bepalen, zijn in de afgelopen twintig jaar de voorlichting, Onderdeel van zich veilig voelen is een omgeving waarin
screening, identificatie en sociale programma’s gericht op een persoon naar zijn/haar werk of school kan gaan,
partnergeweld verbeterd. kan eten, slapen of ontspannen zonder mishandeling of
verwaarlozing. Deze veilige omgeving kan een huis zijn,
Seksueel geweld een ziekenhuis, bejaardentehuis, school of instelling.
Volgens het National Institute of Justice, wordt Traumaverpleegkundigen kunnen actie ondernemen om
seksueel geweld gebruikt als verwijzing naar “een reeks voor de patiënt een veilige omgeving te creëren tijdens
misdrijven inclusief seksuele intimidatie, seksueel geweld het verblijf op de SEH en samenwerken met de patiënt
en verkrachting”. Uit enkele schattingen blijkt een en de beschikbare middelen om ervoor te zorgen dat de
incidentie van 30% van de vrouwen die op enig moment patiënt na ontslag uit het ziekenhuis een veilige omgeving
in hun leven worden verkracht. Het is belangrijk dat heeft om naar toe te gaan. Een belangrijke aspect tijdens
de traumaverpleegkundige een medisch onderzoek en de zorg voor deze patiëntenpopulatie is het ontwikkelen
een forensisch onderzoek aanbiedt wanneer de patiënt van een veiligheidsplan.
heeft verteld dat zij het slachtoffer is van seksueel
geweld of wanneer dit wordt vermoed. Onthoud dat de Traumaverpleegkundigen hebben ook recht op zich
bewusteloze patiënt ook slachtoffer van seksueel geweld veilig te voelen en te zijn in hun werkomgeving. Zie
kan zijn. Er moet wel sprake zijn van informed consent Hoofdstuk 21: Psychosociale aspecten van traumazorg
voor een forensisch onderzoek. Ook is het belangrijk voor aanvullende informatie over geweld op het werk.
voor de zorg voor deze patiënten die een verlies van
controle hebben ervaren, dat zij een keuze hebben voor
wat betreft hun zorg op de SEH. Verpleegkundigen
die zijn gespecialiseerd in forensisch onderzoek en

272 Hoofdstuk 20 • Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld


Tabel 20-1. Forensische aanbevelingen voor zorginstellingen
Procedures

• Ontwikkel procedures voor het documenteren van vermoedelijke mishandeling en verwaarlozing.

• Ontwikkel procedures voor het veiligstellen van bewijsmateriaal.

• Ontwikkel procedures voor het documenteren van foto’s.

• Ontwikkel procedures voor het afnemen van forensische monsters.

• Ontwikkel procedures voor het intact houden van de keten die bewijsmateriaal behandelt.

• Stel meldings- en/of doorverwijzingsprocedures op.

• Werk samen met Spoedeisende Hulp Artsen, sociale dienst en wetshandhavers om forensische richtlijnen in de
Spoedeisende Hulpsetting te ontwikkelen.

• Bied scholing aan met betrekking tot het getuigen in juridische procedures.

• Bied scholing aan met betrekking tot de juridische en ethische problemen van het behandelen en melden.

• Streef naar het uitbreiden van lessen over forensische aspecten in de opleiding voor verpleegkundigen.

Safe Care omstandigheden kan een professionele benadering in strijd


Safe care omvat scholing en maatregelen voor een zijn met de emoties die een traumaverpleegkundige op dat
betere zorg voor de specifieke patiëntenpopulatie. moment ervaart. De traumaverpleegkundige en teamleden
Uit een onderzoek onder verpleegkundigen in een kunnen hun persoonlijke emoties, overtuigingen,
Level II-traumacentrum bleek dat verpleegkundigen waarden en eerdere ervaringen herkennen en nagaan hoe
bereid zijn forensische principes op te nemen in hun deze ervaringen van invloed zijn op de manier waarop
werkwijze en forensische protocollen belangrijk vinden zij op dergelijke situaties reageren. Op basis van de
voor hun werkzaamheden. Hoewel de meerderheid patiënten en hun situaties kunnen nabesprekingen en
(58%) enige opleiding heeft gehad in forensische therapie noodzakelijk zijn voor alle betrokkenen. Zie
wetenschap, zijn verpleegkundigen van mening dat een Hoofdstuk 21: Psychosociale aspecten van traumazorg
aanvullende opleiding zou helpen om beter om te gaan voor aanvullende informatie.
met de forensische aspecten. Diverse verpleegkundige
organisaties—The American Association of Colleges of Speciale overwegingen voor de zorg van patiënten
Nursing (AACN), American Nurses Association (ANA), die te maken hebben gehad met lichamelijke
Emergency Nurses Association (ENA) en The Joint mishandeling
Commission (TJC)—adviseren speciale zorgverleners die H–History (Anamnese)
belast zijn met de detectie en behandeling van forensische De anamnese van een patiënt die te maken heeft gehad
gevallen. In tabel 20-1 staan aanbevelingen voor met lichamelijke mishandeling kan het volgende
zorginstellingen ten aanzien van forensische gevallen. omvatten:
• Anamnese die niet consistent is met de
Overwegingen met betrekking tot traumazorg ontwikkelingsfase of capaciteiten
Vanwege het voorkomen van persoonlijk geweld binnen • Geen verklaring voor het letsel, discrepantie tussen
de populatie van patiënten krijgen traumateamleden de verklaring van de zorgverlener en de patiënt of een
steeds vaker te maken met de zorg voor deze patiënten. verklaring die niet past bij het aangetroffen letsel
Door mogelijke leemtes in de kennis en vaardigheden • Een vaag, onduidelijk of wisselend verhaal over hoe
ten aanzien van de zorg voor deze patiëntenpopulatie te het letsel is ontstaan
herkennen en op te vullen, kan het team op vaardige en
efficiënte wijze zorg leveren. Voor zorgverleners kan het • Niet-passende reactie op het letsel (niet huilen bij
zowel professioneel als persoonlijk bijzonder moeilijk zijn pijn)
om om te gaan met mishandeling of letsel van een patiënt • Onredelijke vertraging bij het inroepen van medische
uit een kwetsbare bevolkingsgroep. Onder dergelijke hulp

TNCC • Zevende druk 273


• Onrealistische verwachtingen van de ontwikkelings- Brandwonden
vaardigheden van de patiënt door de zorgverlener De correlatie van de ernst en het patroon van de
• Anamnese van eerdere SEH-bezoeken of ziekenhuis- brandwond met de anamnese vormen een basis voor
opnamen voor letsel dat of een medische aandoening de identificatie van de toegebrachte brandwonden. Zie
die met de juiste zorg voorkomen had kunnen worden Hoofdstuk 15: Trauma van de huid en brandwonden voor
meer informatie. Zoals voor bloeduitstortingen geldt,
Een andere overweging is de veiligheid van kinderen hebben ook brandwonden specifieke kenmerken, zoals:
waarvoor de patiënt die mogelijk te maken heeft gehad • Brandwonden op de lippen of tong, met name
met persoonlijk geweld verantwoordelijk is. Vraag of wanneer deze samen gaan met bloeduitstortingen:
de kinderen veilig zijn en wanneer dit niet het geval is Dit kan duiden op het gedwongen drinken van hete
of wanneer dit niet zeker is, volg de regionaal geldende vloeistoffen.
protocollen om hun veiligheid te waarborgen. • Brandwonden bij het rectum of perineum.
• Bilaterale brandwonden Een sok- of handschoen-
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
onderzoek) achtige brandwond met een scherp begrensde
Tijdens de beoordeling van de patiënt die mogelijk laesie duidt op het ondergedompeld houden in hete
slachtoffer is van lichamelijke mishandeling moeten vloeistof, in tegenstelling tot een onopzettelijke
inconsistenties tussen de anamnese en het bestaande brandwond die meestal onregelmatige randen en
letsel het traumateam erop attenderen dat mishandeling spetterbrandwonden heeft door het snel uit de
mogelijk de oorzaak is. Voorbeelden van de letsels vloeistof verwijderen van de extremiteit.
worden hieronder besproken. • Scherp begrensde laesies, beperkt letsel van het
beschermde gebied en een uniforme diepte van de
Hoofdletsels brandwond.
Bepaalde types hoofdletsel kunnen duiden op
• Brandwonden in de vorm van een object, zoals een
persoonlijk geweld. Bijvoorbeeld schedelfracturen,
sigaar of sigaret, strijkijzer, haardhekje of gasfornuis.
intra- of extracraniële bloedingen, retinabloedingen
of ander oogletsel, zoals een losgeraakte lens of een Bijtletsels
cornealaceratie zijn ongewoon bij kinderen. Letsel aan Eivormige patronen van bloeduitstortingen, schaafwonden
het hoofd ontstaan door geweld is een ernstige vorm of letsels kunnen duiden op een bijtverwonding, wat een
van kindermishandeling die ontstaat wanneer het kind reden is om de patiënt te screenen en te onderzoeken
plotseling heen en weer wordt geschud of er sprake is van op persoonlijk geweld. De afdruk van de hoektand is
ander impactletsel. Een hoofdletsel bij een volwassene dat normaal gesproken het meest prominente of diepste deel
niet past bij de anamnese kan ook verdacht zijn. van de beet. Wanneer de afstand groter is dan 3 cm, is
de beet naar alle waarschijnlijkheid van een volwassene,
Bloeduitstortingen
aangezien de gemiddelde ruimte tussen de hoektanden
Bloeduitstortingen worden vaak gezien bij persoonlijk
van een volwassene 2,5 tot 4,0 cm is.
geweld. De opzettelijk toegebrachte letsels hebben
specifieke kenmerken waardoor het vermoeden op
Letsel toegebracht met een gesloten vuist als gevolg van
mishandeling kan toenemen. Dit zijn:
het met een gesloten vuist slaan op de tanden van een
• Onverklaarbare bloeduitstortingen of striemen
ander, wordt behandeld als een beet. Vanwege de locatie
• Meerdere of symmetrische bloeduitstortingen of van het letsel (de knokkels) en de snelheid is er een groter
plekken risico op letsel van bot, gewricht, pees of kraakbeen.
• Bloeduitstortingen en striemen op gezicht, mond, Wanneer er sprake is van een open wond kan er een
hals, thorax, buik, rug, flank, dijbeen of genitaliën verhoogd risico zijn op de overdracht van een infectie via
bloed en lichaamsvloeistoffen.
• Bloeduitstortingen en striemen in patronen die passen
bij een voorwerp, zoals een touw met een lus, de gesp
van een riem, de zool van een schoen of laars, een
kledinghanger, ketting, houten lepel, haarborstel of
een hand of knijpsporen
• Bloeduitstortingen in verschillende stadia van
genezing

274 Hoofdstuk 20 • Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld


Letsels van het bewegingsapparaat intra- of extracranieel letsel als een schedelfractuur,
Fracturen als gevolg van mishandeling kunnen enkel- hemorragie of hematoom. Een CT-scan kan ook letsel
voudige of meervoudige fracturen zijn, recent of oud van de dichte en holle buikorganen aantonen.
of een combinatie hiervan. Fracturen kunnen ook op • Laboratoriumonderzoek: Laboratoriumonderzoek
één of meerdere locaties worden aangetroffen. Een van dient een toxicologische screening te omvatten
de botten die vaak betrokken is bij mishandeling is de wanneer er een vermoeden bestaat van inname van
metafyse van de humerus doordat het slachtoffer bij de of blootstelling aan toxische substanties, gebruik
arm wordt gepakt, er aan de arm wordt getrokken of van alcohol of overdosering. Bloed en urine zijn
gerukt, of aan de arm wordt rondgesleurd. Bij dit letsel het beste geschikt voor afname, omdat de gebruikte
is er een stukje bot van de groeischijf afgebroken door substantie mogelijk al gemetaboliseerd is en alleen
wrijvingskrachten. Andere soorten verdachte fracturen zijn nog in de urine aanwezig is. Wanneer er sprake is
bilaterale of symmetrische fracturen, transversale, schuine van overmatige bloeduitstortingen kan een volledig
en spiraalfracturen van de schacht, ribfracturen, fracturen bloedbeeld, trombocytentelling en stollingsonderzoek
van het schouderblad of het borstbeen, meerdere fracturen een bloedingsaandoening uitsluiten.
in verschillende botten en fracturen in verschillende stadia
van genezing. Speciale overwegingen voor de zorg van patiënten
die te maken hebben gehad met verwaarlozing en
Abdominale letsels emotionele mishandeling
Letsels van de buik die een aanwijzing kunnen zijn voor H–History (Anamnese)
persoonlijk geweld bij kinderen zijn darmperforatie, Een grondige anamnese, een hoge mate van verdenking
hemorragie en laceratie, contusie of hematoom van de en goede beoordelingsvaardigheden zijn van essentieel
buikorganen, inclusief lever, milt en nieren, als gevolg belang om de subtiele aanwijzingen voor verwaarlozing
van stomp trauma. Gelijktijdige bevindingen zoals een en emotionele mishandeling te herkennen. Aanwijzingen
opgezette buik, braken en buikpijn, bloeduitstortingen, in de anamnese van een patiënt zijn:
koorts, hematurie en shock (septisch en hypovolemisch) • Vertraging in het zoeken van medische hulp voor
kunnen ook tekenen van mishandeling zijn. een letsel of ziekte of slechte gezondheidszorg, geen
nazorg of geen therapietrouw en/of een geschiedenis
Bij volwassenen worden abdominale letsels vaker gezien van gemiste afspraken
bij de zwangere populatie en/of gerelateerd aan seksueel
• Anamnese van eerder letsel, innemen van of
geweld rondom de genitaliën en het rectale gebied.
blootstelling aan toxische substanties
Psychosociale gevolgen • Overmatige afwezigheid van school of andere sociale
Slachtoffers van persoonlijk geweld kunnen een hele evenementen of programma’s, isolatie van vrienden
reeks emoties ervaren, van boosheid en woede tot paniek, en andere familieleden
angst en teruggetrokken zijn. Omdat deze emoties • Middelenmisbruik
zichtbaar kunnen worden na het bezoek aan de SEH
moeten de patiënten worden doorverwezen naar een • Misdadig gedrag of herhaalde problemen met de
vervolgtherapie. politie
• Vaak alleen gelaten, verlaten of onvoldoende toezicht
Diagnostische procedures
• Verzamelen van bewijsmateriaal: Werk samen H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk
met de lokale wetshandhavers en de experts onderzoek)
binnen het ziekenhuis om te zorgen dat de juiste Mogelijke indicaties voor verwaarlozing zijn:
protocollen worden gevolgd voor het verzamelen • Ondervoeding, chronische uitdroging of niet goed
van bewijsmateriaal. Zie ‘Verzamelen van gedijen
bewijsmateriaal’ voor algemene overwegingen. • Inactiviteit of extreme passiviteit
• Beeldvorming: Röntgenopnames van het gehele • Slechte hygiëne en/of niet passende kleding
lichaam worden gebruikt om te zien of er
• Onbehandelde cariës en parodontale ziektes die
aanwijzingen zijn voor eerdere, reeds genezen
kunnen leiden tot pijn, infectie en functieverlies en
fracturen en voor gemiste letsels. Wanneer fracturen
die het leren, communiceren, de voeding en andere
worden vermoed of bevestigd, moet dit worden
activiteiten kunnen beïnvloeden
onderbouwd met ten minste twee opnamen. Een
CT-scan wordt gebruikt voor de detectie van

TNCC • Zevende druk 275


• Tekortkomingen of vertragingen in de emotionele en Initial assessment
intellectuele ontwikkeling, met name op het gebied Wanneer er sprake is van levensbedreigend letsel, wordt
van taal de beoordeling uitgevoerd als beschreven in hoofdstuk 5,
• Zelfstimulerende gedragingen, zoals zuigen op de Initial Assessment. De zorg voor niet-levensbedreigend
vinger, bijten, krabben of heen en weer bewegen letsel kan wachten tot het verzamelen van het
bewijsmateriaal is voltooid.
Diagnostische procedures
Diagnostische procedures die vaak worden uitgevoerd bij Anamnese
patiënten waarbij verwaarlozing wordt vermoed, zijn: De anamnese omvat het volgende:
• Röntgenopnamen om te bepalen of er aanwijzingen • Een gedetailleerde beschrijving van het incident,
zijn voor eerdere of niet-gediagnosticeerde fracturen indien aan de orde, volgens de protocollen en
richtlijnen van de faciliteit. Sommige faciliteiten
• Een toxicologische screening wanneer inname van of adviseren deze beschrijving uit te stellen om
blootstelling aan toxische substanties of overdosering het interview in één keer te doen, inclusief de
van medicatie wordt vermoed verpleegkundige handelingen, geneesmiddelen,
sociale dienst en de autoriteiten, om aldus het
Speciale overwegingen voor de zorg van patiënten die
te maken heeft met seksueel geweld emotionele trauma van het herhaaldelijk moeten
beschrijven van de gebeurtenis te minimaliseren.
Voorbereiding en triage
Dit resulteert ook in een enkele documentatie van de
Overwegingen voor wat betreft de voorbereidingen zijn:
herinnering van de patiënt, waardoor conflicterende
• Gebruik een veilige, aparte kamer voor het eerste
meldingen worden voorkomen. Dit rapport omvat het
patiëntconsult en de eerste gesprekken met de
volgende:
autoriteiten.
◦◦ Datum, tijd en plaats van het incident
• Breng familieleden en vrienden naar een wachtruimte
en zorg voor kinderopvang, voor zover mogelijk. ◦◦ Gebeurtenissen rondom het incident
• Maak een inschatting van de veiligheidsaspecten, ··Documenteer alles wat de patiënt zich kan
zoals bedreigingen voor de patiënt en het personeel, herinneren van het incident.
en handel daarnaar. ··Wees zo gedetailleerd mogelijk.
• Volg de protocollen van het ziekenhuis en de ··Wees objectief en noteer de letterlijke uitspraken
autoriteiten met respect voor de patiënt en zorg voor van de patiënt.
het optimaal veiligstellen van bewijsmateriaal.
◦◦ Informatie over alle handelingen van de dader,
Overwegingen bij triage zijn: inclusief verbale en fysieke bedreigingen, wapens
• Vanwege de tijdkritieke aard van de situatie, de of gebruikte fixatiehulpmiddelen, locaties van
noodzakelijke behandeling en de gedachte dat elke penetratie en ejaculatie en het gebruik van een
minuut dat de patiënt moet wachten om onderzocht te condoom
worden, kan resulteren in bewijsmateriaal dat verloren ◦◦ Letsels als gevolg van het incident
gaat en overmatig trauma, worden patiënten met ◦◦ Activiteiten van het slachtoffer na het incident,
seksueel trauma ingedeeld in triagecategorie Urgent of zoals een bad of douche, wondverzorging, drinken,
een gelijkwaardige score in andere triagesystemen en eten, urineren en defeceren of verkleden
worden zij als prioriteit beschouwd.
• Voor vrouwelijke patiënten een aanvullende
• Doe al het mogelijke om de patiënt onmiddellijk naar obstetrische en gynecologische anamnese.
een aparte kamer te brengen.
◦◦ Gravida- en parastatus
• Informeer de speciaal getrainde onderzoekers.
◦◦ Datum van de laatste menstruatie
Speciaal getrainde onderzoekers ◦◦ Huidige anticonceptiemethode en therapietrouw
Het gebruik van speciaal getrainde onderzoekers om het
◦◦ Tijd van de laatste vrijwillige geslachtsgemeenschap
forensische onderzoek uit te voeren is een groeiende trend
(oraal, vaginaal, anaal)
in de VS.
• In Nederland is hier ook meer aandacht voor ··Vraag naar routinematig en recent condoom-
gekomen door de opleiding tot forensisch gebruik.
verpleegkundige, maar dit is nog volop in
ontwikkeling.

276 Hoofdstuk 20 • Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld


• In een geval van seksueel geweld onder invloed van • Kleding:
drugs kan de anamnese het volgende inhouden: ◦◦ Vermijd bij het losknippen van de kleding van de
◦◦ De patiënt is mogelijk ontwaakt in een vreemde patiënt alle gebieden die kapot zijn gegaan door
omgeving met slordige kleding, onduidelijke een wapen of projectiel, die gevlekt zijn of waar
herinneringen of een gevoel seksueel misbruikt vuilresten zitten, zoals schotresten.
te zijn. ◦◦ Droog en bewaar elk onderdeel van de kleding in
◦◦ Wanneer er wat herinneringen aan het voorval zijn, een aparte papieren zak. Plastic zakken worden niet
kan het slachtoffer een gevoel van verlamming, geadviseerd voor bewijsmateriaal, omdat mogelijk
machteloosheid of een dissociatie van lichaam en aanwezig vocht kan resulteren in schimmelgroei
geest beschrijven. waardoor het bewijsmateriaal nutteloos wordt.
◦◦ De symptomen kunnen lijken op dronkenschap, • Beoordeel alle huidoppervlakken zorgvuldig en vraag
maar de ernst ervan past niet altijd bij de hoeveel- de patiënt of er gebieden zijn die pijn doen of die zijn
heid drank die is geconsumeerd. verwond.
• Wanneer er sprake is van kogelverwondingen kan
De patiënt kan de plotselinge start van de symptomen na door het inpakken van de handen voor een forensisch
het drinken van een glaasje (15–20 minuten na inname) onderzoek naar resten belangrijk bewijsmateriaal
beschrijven, zoals slaperigheid, coördinatieproblemen of bewaard blijven.
een aangetast geheugen tot coma.
• Gebruik zo nodig lichaamsdiagrammen om elk letsel
Verzamelen van bewijsmateriaal in detail en met de juiste terminologie te beschrijven.
Het veiligstellen en verzamelen van bewijsmateriaal ◦◦ Omdat de letterlijke uitspraken een belangrijk
kan een essentieel onderdeel zijn van de zorg die wordt aspect vormen van een duidelijke en volledige
geleverd aan de patiënt die te maken heeft gehad met documentatie, zullen bepaalde termen die de patiënt
persoonlijk geweld. Aandacht wordt gegeven aan de gebruikt geen medische terminologie zijn.
mogelijk levensbedreigende letsels, de emotionele
◦◦ De documentatie omvat ter verduidelijking
respons en aan de rechten van de patiënt. Voer
een uitleg van de beiderzijds overeengekomen
het forensische onderzoek pas uit nadat de directe
terminologie.
levensbedreigingen voor de patiënt zijn behandeld en de
patiënt is gestabiliseerd. Denk aan het volgende tijdens • Forensische foto’s van de letsels:
het verzamelen van bewijsmateriaal: ◦◦ In veel regio’s is vastgelegd wie bevoegd is
• De patiënt wordt gewaarschuwd zich niet te forensische foto’s te nemen. Volg de organisatie-
wassen, om te kleden, te urineren, te defeceren, richtlijnen voor wat betreft forensische fotografie.
te roken, drinken of eten tot hij/zij voor de eerste
◦◦ Maak de foto’s voor zover mogelijk voorafgaand
maal is onderzocht door de onderzoekers, tenzij dit
aan de medische behandeling.
noodzakelijk is voor de acute medische behandeling.
··Vraag toestemming.

Vak 20-1. CDC online-bronnen voor de preventie van persoonlijk geweld


Organisatie Website

Preventing Intimate Partner and Sexual Violence:


www.cdc.gov/violenceprevention/pub/ipv_sv_guide.html
Program Activities Guide

CDC Facebook Page on Violence Prevention www.facebook.com/vetoviolence

National Domestic Violence Hotline:


www.ndvh.org
1-800-799-SAFE (7233), 1-800-787-3224 TTY

National Coalition Against Domestic Violence www.ncadv.org

National Sexual Violence Resource Center www.nsvrc.org

www.futureswithoutviolence.org
Futures Without Violence
(formerly Family Violence Prevention Fund)

TNCC • Zevende druk 277


··Gebruik een goede belichting. Interventies
··Fotografeer een patiëntidentificatie Na het verzamelen van het bewijsmateriaal behandelt de
(geboortedatum, label medisch dossier). traumaverpleegkundige de niet-levensbedreigende letsels.
Aanvullende overwegingen voor de patiënt die op de SEH
··Maak een foto op afstand van het gehele lichaam, komt na seksueel geweld zijn:
maak een foto halverwege en een close-up van het • Geef emotionele steun.
letsel.
• Neem contact op met slachtofferhulp voor bijstand aan
··Fotografeer een meetinstrument, zoals een de patiënt, wanneer dit nog niet is gedaan.
liniaal of schaalverdeling (geadviseerd wordt
de schaalverdeling van de American Board of • Volg de instellingsprotocollen voor wat betreft de
Forensic Odontology te gebruiken). melding.
··Fotografeer bijtverwondingen voor een • Vul de documentatie in, inclusief een lichaamsschema
forensische analyse van het gebit. en diagrammen.

• Monsterafname: • Geef een nood-anticonceptieprofylaxe.

◦◦ Uitstrijkjes • Geef een infectieprofylaxe voor seksueel overdraag-


bare aandoeningen, waaronder het humaan
··Bevochtig het wattenstaafje met steriel water. immunodeficiëntievirus (HIV).
··Maak een uitstrijkje van: ◦◦ Volg de actuele richtlijnen van de Centers for
¸¸Gebieden waar mogelijk lichaamsvloeistoffen Disease Control and Prevention (CDC) en volg de
zijn achtergebleven, inclusief locaties van protocollen van het ziekenhuis.
kussen of likken • Regel nazorg voor mogelijke nieuwe infecties,
¸¸Bijtverwondingen controle op bijwerkingen, therapie of andere
¸¸Vagina behandelingen.
¸¸Penis Verplicht melden
¸¸Anus Het onderstaande beschrijft de situatie in de VS. Voor de
··Label alle uitstrijkjes met de specifieke locatie, Nederlandse situatie gelden andere richtlijnen. Volg de
inclusief de datum, naam van de patiënt en naam protocollen die in jouw ziekenhuis gelden. Een verplichte
van de afnemer. melder is iemand die wettelijk verplicht is verdenkingen
van mishandeling te melden. Deze aanwijzing kan van
··Laat het uitstrijkje volledig opdrogen. toepassing zijn op veel beroepsbeoefenaars, inclusief
◦◦ Schraap onder de vingernagels. wetshandhavers, leraren, geestelijken en anderen.
··Insommige regio’s wordt de voorkeur gegeven Verpleegkundigen zijn in veel regio’s verplichte melders
aan een uitstrijkje. en als zodanig zijn zij verantwoordelijk voor het
stellen van de vraag, het beoordelen en melden van de
◦◦ Kam het haar van de patiënt, zowel hoofdhaar als verdenking aan de sociale dienst of de autoriteiten. Van
schaamhaar. Dit kan de onderzoekers helpen bij het oudsher is verplicht melden nodig voor een vermoeden
onderscheid tussen het haar van de patiënt en dat van kindermishandeling, maar de wetgeving is op
van de dader. veel plaatsen zodanig aangepast dat het melden van
vermoedelijk misbruik van volwassenen ook verplicht
Handelingsketen forensisch bewijsmateriaal
is. Procedures voor het melden variëren per faciliteit,
Het bewijsmateriaal veiligstellen of de handelingsketen
dus raadpleeg de protocollen en procedures van het
intact houden is even belangrijk als het afnameproces.
ziekenhuis.
Gebruik tape voor bewijsmateriaal om elke verpakking
te verzegelen en te ondertekenen of te paraferen wanneer
het al verzegeld is. Plaats al het bewijsmateriaal in een
afgesloten kast of ruimte met een logboek waarin staat
vermeld wie de sleutel heeft, wanneer en door wie
er toegang is verkregen en wanneer en aan wie het is
overhandigd. Vermeld de naam, het identiteitsnummer en
de instantie van de medewerker die het bewijsmateriaal in
ontvangst neemt.

278 Hoofdstuk 20 • Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld


Preventie • Zorgen voor de juiste doorverwijzingen en
Herkenning van patiënten die met geweld in aanraking controleafspraken.
zijn gekomen is van fundamenteel belang voor het leveren • Verstrekken van uitgebreide, maar specifieke
van zorg en een verbeterd resultaat voor gezondheid in ontslaginformatie.
deze patiëntenpopulatie en screening blijft een aanbeveling ◦◦ Preventie van seksuele mishandeling is meer dan
van diverse verpleegkundigen- en artsenorganisaties. een persoon leren ‘nee’ te zeggen.
Er zijn uitgebreide hulpmiddelen voorhanden voor
traumateamleden voor de zorg van patiënten die te maken ◦◦ Het is ook een poging veiligheid te onderwijzen
hebben gehad met persoonlijk geweld. De onderwerpen voor wat betreft mogelijk risicovolle situaties en een
variëren van preventiehulpmiddelen en zorgrichtlijnen tot volwassene of autoriteit te informeren, ongeacht wat
screeningsinstrumenten, vragenlijsten, veiligheidsplannen de ander zegt of doet.
en andere nuttige documentatiehulpmiddelen. De CDC • Een veiligheidsplan opstellen voor patiënten die
biedt verschillende hulpmiddelen aan, zoals vermeld in ervoor kiezen terug te keren naar een mogelijk
vak 20-1. onveilige situatie.

De ENA en IAFN hebben een gezamenlijk standpunt Samenvatting


ontwikkeld met suggesties voor verpleegkundigen ten Traumapatiënten die te maken hebben gehad met persoon-
aanzien van de preventie en documentatie van persoonlijk lijk geweld hebben speciale zorg nodig naast de zorg van
geweld. het traumateam. Traumateamleden kunnen de traumazorg
De organisaties adviseren het volgende: voor deze risicopatiënten optimaal leveren door:
• Verbeteren van de bewustwording en het inzicht • De leemtes in de kennis van elk traumateamlid ten
van trauma- en forensisch verpleegkundigen om aanzien van de zorg voor deze patiëntenpopulatie te
meer kennis te vergaren over familiegeweld en identificeren en op te vullen.
partnergeweld en om een aantoonbare commitment • Identificeren en evalueren van persoonlijke emoties,
te tonen om de vaardigheden van identificatie, overtuigingen, waarden en eerdere ervaringen om
beoordeling, interventie, preventie, documentatie en aldus te bepalen hoe deze percepties van invloed zijn
melding in hun werkwijze op te nemen. op hoe zij op dergelijke patiëntsituaties reageren.
• Implementatie van scholing met betrekking tot de • Leveren van veilige, niet-veroordelende, kundige en
problemen van familie- en partnergeweld is belangrijk professionele zorg.
voor de verrijking van het verpleegkundige curriculum
en het steunen van verplichte permanente educatie is • Samenwerken met FNE’s, SANE’s en andere
essentieel om de vaardigheden van zorgverleners die zorgverleners voor een optimale benadering om te
verantwoordelijk zijn voor deze patiëntenpopulatie voldoen aan de behoeftes van deze patiëntenpopulatie.
verder te ontwikkelen. • Op de hoogte zijn van de hulpmiddelen binnen de
• Samenwerken met andere beroepen of disciplines gemeenschap voor deze patiëntenpopulatie.
en implementeren van strategieën, protocollen en
scholing voor een verbeterde identificatie, melding,
bescherming en zorg voor alle individuen en families
die risico lopen op familie- en partnergeweld,
mishandeling en verwaarlozing.
Aanvullende interventies die de traumateamleden kunnen
toepassen bij de preventie van persoonlijk geweld zijn:
• Aanleveren van educatief materiaal met betrekking tot
persoonlijk geweld en partnergeweld.
• Flyers en boekjes met preventiemaatregelen
beschikbaar stellen in de wachtkamer van de SEH,
de behandelkamers en toiletruimtes.
• Op de hoogte zijn van de beschikbare gemeentelijke
diensten, zelfhulpgroepen, opvang, juridische bijstand
en educatieve workshops van slachtofferhulpgroepen.

TNCC • Zevende druk 279


Bijlage 20-A. Classificatie van verwaarlozing en mishandeling
Term Definitie

Lichamelijke • Elke handeling van fysiek geweld die resulteert in fysiek letsel of pijn, normaal
mishandeling gesproken door een zorgverlener of een partner.

• Een bewuste poging om het zelfvertrouwen of competentie van een persoon te


vernietigen of te beschadigen.
• Dit kan bijvoorbeeld door te zeggen dat iemand waardeloos, zwak, niet geliefd of niet
Emotionele gewenst is.
mishandeling
• Onderdeel van alle vormen van mishandeling.
• Een persisterende en onverklaarbare verandering in het gedrag van een patiënt is
belangrijk vanwege mogelijk emotionele mishandeling.

• Een van de meest voorkomende vormen van mishandeling.


Verwaarlozing • Wordt gekenmerkt door het niet voorzien in de basisbehoeftes van een persoon.
• Dit kan fysiek, emotioneel of educatief zijn.

Fysieke • Het niet of niet op tijd inroepen van medische hulp, verlating, uit huis zetten en/of
verwaarlozing onvoldoende toezicht.

• Geen aandacht voor de basisbehoefte van een persoon aan affectie of het weigeren of
niet leveren van de nodige psychologische zorg.
Emotionele
• Fysieke verschijnselen zijn vaak niet-specifiek.
verwaarlozing
• Gedragsmatige indicatoren zoals depressie kunnen een mogelijke mishandelingssituatie
identificeren.

• Omvat het toestaan van chronische afwezigheid, het kind niet inschrijven op school
Educatieve
wanneer de leerplichtleeftijd is bereikt en het geen aandacht schenken aan een
verwaarlozing
specifieke educatieve behoefte.

• Het betrekken van een persoon bij seksuele activiteiten die zij niet kunnen begrijpen,
waar zij qua ontwikkeling niet op voorbereid zijn, waar zij geen informed consent voor
kunnen geven of die de sociale en wettelijke normen schenden.
Seksueel misbruik
• Omvat, maar is niet beperkt tot digitale manipulatie, strelen, daadwerkelijke of een
poging tot orale, vaginale of anale gemeenschap, exhibitionisme, mensensmokkel en
pornografie.

• Het opzettelijk misbruiken van de persoonlijke of overheidsgelden van een kwetsbare


persoon voor andere redenen dan hun zorg.
Financiële • Wordt normaal gesproken gedaan door een derde die een toezichthoudende
uitbuiting bevoegdheid heeft voor de zorg voor die persoon.
• Omvat het opzettelijk achterhouden van gelden en benodigdheden (voedsel, kleding,
medische zorg, etc.) zodat de gelden van die persoon niet worden gebruikt.

280 Hoofdstuk 20 • Speciale populaties: De traumapatiënt na persoonlijk geweld


Hoofdstuk 21 • Psychosociale
aspecten van traumazorg
Mary Margaret Healy, MA, BSN, CEN, CPEN
Diane Gurney, MS, RN, CEN, FAEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De oorzaken en kenmerken beschrijven van psychosociale angst bij de traumapatiënt, de familie en
traumaverpleegkundige direct na een ernstige traumatische gebeurtenis.
2. De effectiviteit beoordelen van passende psychosociale interventies voor de traumapatiënt, de familie en
de traumaverpleegkundige.
3. Interventies aangeven die betrekking hebben op de psychosociale aspecten van de traumapatiënt,
de familie en de traumaverpleegkundige.
4. Ethische problemen bespreken die van invloed zijn op de traumapatiënt, de familie en de trauma-
verpleegkundige.

Introductie familieleden steun en begeleiding nodig om te leren


Patiënten die betrokken zijn bij een trauma lopen het omgaan met trauma.
risico op langdurige fysieke gevolgen van dergelijk
letsel. Daarnaast ervaren veel patiënten en hun families Deze menselijke reactie omvat vaak de volgende
psychologische en emotionele gevolgen van een trauma. kenmerken:
• Emotionele reactie op moeilijke momenten
Uit informatie blijkt dat ook traumaverpleegkundigen • Verlies van het vermogen normaal te functioneren
kunnen worden beïnvloed door een voortdurende bloot- • Gevoel van overweldiging
stelling aan traumatische situaties. Verpleegkundigen die
in het kader van hun normale werkzaamheden met ernstig • Tekortschieten van normale verwerkingsmechanismen
gewonde en getraumatiseerde patiënten werken, kunnen om met het trauma om te gaan
daardoor zowel fysiek, psychologisch, emotioneel als
gedragsmatig worden beïnvloed. De volgende factoren kunnen de mate van angst die de
patiënt en zijn/haar familieleden ervaren, beïnvloeden:
Door te focussen op de psychologische aspecten van de • De aard van het letsel of de traumatische gebeurtenis,
traumazorg, een grondige beoordeling uit te voeren en bijvoorbeeld:
psychosociale interventies te plannen en implementeren ◦◦ Intensiteit
kan het herstel aanzienlijk worden beïnvloed. ◦◦ Onvermijdbaarheid
Inzicht in de menselijke reactie op letsel en invaliditeit ◦◦ Oncontroleerbaarheid
kan de verpleegkundige de tools geven om de patiënten- ◦◦ Onverwachtheid
zorg te verbeteren en het zelfbewustzijn te vergroten • Eigenschappen van de persoon die het trauma heeft
voor wat betreft het feit dat herhaalde blootstelling aan doorgemaakt, waaronder:
dergelijke gebeurtenissen het welzijn van iemand nadelig
kan beïnvloeden. ◦◦ Eerdere blootstelling aan een traumatisch voorval
◦◦ Ondersteuning bij de verwerking
Menselijke reactie op trauma ◦◦ Culturele normen
Traumatische gebeurtenissen kunnen worden omschreven • De reactie, bijvoorbeeld:
als gevaarlijke, beangstigende, onvoorspelbare of oncon- ◦◦ Mechanisme om met het trauma om te gaan
troleerbare levensbedreigingen. Hoewel de reacties op
trauma variëren, hebben deze patiënten en hun ◦◦ Verdedigingsmechanismen

TNCC • Zevende druk 281


Deze factoren beïnvloeden hoe letsel, verlies en slecht gebeurtenissen die tot het letsel hebben geleid, moet de
nieuws in de spoedeisende zorg worden ervaren, en dit patiënt steeds naar plaats, tijd en locatie worden geleid en
kan variëren van een stoïcijnse acceptatie tot huilen, kan de verzekering worden gegeven dat hij of zij veilig is.
boosheid, of zelfs een gewelddadige uitbarsting. Door een kalme en troostende houding kan een patiënt er
makkelijker mee leren omgaan.
Psychosociale verpleegkundige zorg voor de
De RESPOND-lijst vormt een kader voor interventies
traumapatiënt
voor zowel de patiënt als de familie na een traumatische
De psychosociale beoordeling begint na identificatie en gebeurtenis:
stabilisatie van levensbedreigend letsel. Zie Hoofdstuk 5: • Reassure: Overtuig de patiënt en familieleden ervan
Initial assessment voor de systematische aanpak van de dat zij veilig zijn en dat er goed voor hen wordt
zorg voor de traumapatiënt. gezorgd.
• Establish: Creëer een band met de patiënt en de
Secundaire onderzoeksfase
H–History (Anamnese) familie; introduceer jezelf en het traumateam.
Voer een beoordeling uit van de psychosociale Zorg dat er een relatie ontstaat tussen de patiënt en
voorgeschiedenis in om: belangrijke traumateamleden.
• Te bepalen wat de patiënt zich nog herinnert van het • Support: Steun de patiënt tijdens de eerste fase
voorval net na het trauma. Help de patiënt bij het contact
• De beschrijving van de patiënt van het letsel en zijn/ leggen met familie of vrienden. Wijs iemand uit het
haar reactie daarop te beoordelen traumateam aan als primair aanspreekpunt. Vraag om
assistentie van bijvoorbeeld de geestelijk verzorger of
• Een uitgangspunt te bepalen voor een voortdurende maatschappelijk werk, voor zover aanwezig en voor
herevaluatie van de status van de patiënt zover de patiënt hiermee instemt.
• Aanvullende hulpmiddelen te plannen die mogelijk ◦◦ Patiënten of familieleden hebben mogelijk liever
nodig zijn om met de effecten van het voorval om te een sociaal werker, een goede vriend of adviseur uit
gaan de gemeenschap als aanspreekpunt.
H–Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk ◦◦ Anderen zijn mogelijk liever alleen of willen er
onderzoek) alleen anderen bij betrekken wanneer de ernst
Voer alle noodzakelijke beoordelingen uit om een fysio- van het letsel bekend is, of wanneer er naar
logische oorzaak voor gedragsmatige verschijnselen en alle waarschijnlijkheid sprake zal zijn van een
symptomen uit te sluiten. Veel verschijnselen kunnen een ziekenhuisopname. Het is belangrijk rekening te
fysiologische of emotionele oorzaak hebben die moeilijk houden met de wensen van de patiënt.
te onderscheiden is. Deze verschijnselen kunnen variëren, • Plan: Plan de zorg, behandel de pijn.
afhankelijk van de fysieke, cognitieve of emotionele
◦◦ Leg het zorgplan beknopt, duidelijk en in
reacties op het voorval, waaronder:
eenvoudige bewoordingen uit aan de patiënt en
• Fysiek: tachycardie, tachypneu, hyperventilatie,
de familie.
hoofdpijn, misselijkheid, braken, transpireren,
spierpijn, trillen, opgejaagd gevoel of snel schrikken ◦◦ Verklaar de noodzaak voor diagnostische
procedures om de omvang van het letsel te
• Cognitief: herhaaldelijk vragen stellen, vergeetachtig-
kunnen bepalen.
heid, verdoofdheid of emotieloos, opdringerige
gedachten of herhaaldelijke beschrijving van ◦◦ Betrek de patiënt en de familie voor zover mogelijk
voorvallen, hyperalertheid, stilzwijgendheid of bij de planning van de zorg.
concentratieproblemen ◦◦ Houd de patiënt of familie op de hoogte van wat de
• Emotioneel: stil, gegeneraliseerde angst, huilerig, volgende stap in het zorgplan zal zijn.
boos, ongeloof, kwetsbaarheid of angst om alleen te ◦◦ Leg bij aankomst van de patiënt de pijn-
zijn of juist alleen willen zijn beoordelingsschaal uit en beoordeel de pijn,
de respons op de medicatie, of de noodzaak
Interventies voor aanvullende analgesie regelmatig opnieuw.
Regelmatige evaluatie van de psychische toestand van (Zie Hoofdstuk 8: Pijn voor meer informatie.)
de patiënt kan aanwijzingen bieden voor interventies die
• Offer: Geef hoop.
de symptomen mogelijk helpen verminderen. Wanneer
bijvoorbeeld de patiënt herhaaldelijk vragen stelt over de

282 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg


◦◦ Hoewel men geen valse hoop moet geven voor ◦◦ Stimuleer de betrokkenheid van de patiënt bij de
wat betreft de ernst van het letsel of de kans op planning van de zorg.
overleven, is het wel van essentieel belang de ◦◦ Bied ruimte voor het uiten van angst, woede en
familie gerust te stellen en steun te bieden door kwetsbaarheid in reactie op de gebeurtenis.
middel van een open en betrokken manier van
communiceren. Specifieke psychosociale traumareacties
◦◦ Informeer na toestemming van de patiënt Stressreactie
de familieleden regelmatig en wanneer er Een stressreactie wordt veroorzaakt door een onverwacht
veranderingen zijn opgetreden. voorval, meestal een ervaring die een gevoel van
• Never: Geef nieuws over overlijden of invaliditeit ontzetting, angst, hulpeloosheid of bedreiging van leven of
nooit aan de patiënt of familie wanneer zij alleen zijn. veiligheid oproept. Een stressreactie is een normale reactie
en duurt meestal niet lang.
◦◦ Patiënten en familieleden of vrienden kunnen
verschillende reacties hebben op nieuws over
Crisis
een traumatische gebeurtenis, variërend van zich
Een crisis ontstaat na een buitengewoon of traumatisch
terugtrekken tot woedeaanvallen.
voorval. De normale mechanismen om met de situatie om
◦◦ Zorg voor steun van een collega wanneer er een te kunnen gaan werken niet meer en de patiënt kan niet
slechtnieuwsgesprek moet worden gevoerd met langer normaal functioneren als gevolg van de angst. De
de patiënt en de familie. Een conferentie- of patiënt wordt onrustig en gedesorganiseerd, kan in paniek
drieweggesprek met de arts en het traumateam raken of proberen te ontsnappen. Ook kan de patiënt
is een prima optie wanneer nieuws over ernstige overgaan tot minder functioneel gedrag, zoals geweld,
invaliditeit of overlijden van een patiënt via de middelenmisbruik en depressie.
telefoon moet worden meegedeeld aan de familie.
• Determine: Stel vast wat de behoeften van de patiënt De traumaverpleegkundige kan de basisprincipes van
zijn. crisisbeoordeling en -interventie op dergelijke situaties
toepassen (tabel 21-1). Het doel van het traumateam is de
◦◦ Stimuleer de patiënt en de familie om hun
patiënt te ondersteunen in het traject naar onafhankelijk
gevoelens en behoeften na een traumatische
functioneren en herstel.
gebeurtenis te uiten.

Tabel 21-1. Beoordeling van en interventie voor patiënten in crisis


Beoordeling Interventie

• Beoordeling van de perceptie van de patiënt van • Beoordeling van de patiëntveiligheid


wat er is gebeurd • Geruststelling en ondersteuning bieden
• Beoordeling van de mentale status en het risico op • Informatie leveren tijdens het verblijf op de
zichzelf of anderen iets aandoen afdeling SEH

• Voorgaande en huidige medische geschiedenis


• Een kalme en empathische benadering
vaststellen, inclusief medicatie

• Beoordeling van sociale problemen en problemen • Een vertrouwensband opbouwen


met de familie • Ruimte bieden om gevoelens te uiten
• Focussen op het oplossen van problemen
• Vragen naar eerdere, succesvolle mechanismen om
met problemen om te gaan • Simpele basiskeuzes bieden om beslissingen
eenvoudiger te nemen
• Vragen naar bestaande ondersteuning bij de
verwerking • Zorgen voor betrokkenheid van de patiënt bij de
planning van de zorg

TNCC • Zevende druk 283


Angst en onrust gebruikt, zijn het wel verschillende begrippen met een
Na een traumatische gebeurtenis kan een patiënt angstig eigen betekenis:
en onrustig zijn waarbij hij/zij zich in verschillende • Verdriet is de persoonlijke reactie op verlies.
mate ongemakkelijk, angstig en bezorgd kan voelen. De • Verlies is de periode van verdriet en rouw.
traumaverpleegkundige helpt de patiënt met de negatieve
gevolgen van deze emoties omgaan en ze af te zwakken • Rouw is de individuele expressie van verdriet en
(tabel 21-1). In het algemeen kan worden gesteld dat verlies.
wanneer op een bedachtzame en consistente manier
duidelijke informatie aan de patiënt en de familie wordt De meeste basisomschrijvingen van verdriet omvatten
gegeven, dit het gevoel van controle kan versterken, individuele reacties op verlies, variërend van essentiële
waardoor angst en onrust kunnen afnemen. gebeurtenissen als het verlies van een kind, tot het verlies
van een huis of het verlies van een gevoel van veiligheid
na een natuurramp. Patiënten kunnen verschillende
Verdriet, verlies en rouw
dimensies in verdriet ervaren. Een aantal hiervan is:
Verdriet, verlies en rouw zijn geen statische gebeurte-
• Materieel: Verlies van huis, auto of andere fysieke
nissen. Het zijn processen die worden beïnvloed
objecten die voor een persoon van betekenis zijn. Dit
door persoonlijkheid, familie, cultuur, geloof, de
kunnen ook voorwerpen met een gevoelswaarde zijn,
omstandigheden rondom het verlies, de manier van
zoals een erfstuk of aandenken.
overlijden en de relatie tot de overledene. Hoewel de
termen verlies, rouw en verdriet door elkaar heen worden • Relatie: Het niet langer kunnen delen van ervaringen
en het gemis van de fysieke aanwezigheid van een
Tabel 21-2. Menselijke reacties na verdriet
persoon. Of patiënten en familieleden nu jong of oud
Uitingsvormen zijn, zij kunnen allen het verlies van een geliefde of
Gedragingen
van verdriet van een warme vriendschap uiten.
• Fysieke klachten, zoals pijn, • Intrapsychisch of spiritueel: Verlies van een aspect
misselijkheid, hoofdpijn van het zelfbeeld of het focussen op wat had kunnen
zijn. Bijvoorbeeld het overlijden van een kind kan
Somatische • Verlies van eetlust
leiden tot een gevoel van verlies van de ervaring een
uitingen • Overmatig eten of gewichts- kind op te voeden, of het overlijden van een partner
toename kan leiden tot een gevoel van verlies van de ervaring
• Slaapstoornissen, vermoeidheid om samen met die persoon oud te worden.
• Functioneel: Het gevoel van verdriet na het verlies
• Preoccupatie met het verlies van het gebruik van een ledemaat, of het gebruik
• Slecht zelfbeeld van armen, benen en het lichaam, zoals na een hoge
Cognitieve • Niet kunnen concentreren of dwarslaesie.
uitingen herinneren • Rol: Het gevoel van verlies van een specifieke rol
• Hulpeloosheid en hopeloosheid binnen het sociale netwerk van de patiënt. Soms
kan een functioneel verlies van invloed zijn op het
• Situatie lijkt onrealistisch uitvoeren van een specifieke rol, bijvoorbeeld het
• Onrust verlies van het gebruik van een hand of arm kan
ervoor zorgen dat iemand niet langer een bepaald
• Schuld, verontwaardiging en beroep kan uitoefenen.
agressie
Affectieve
• Depressie en wanhoop Beoordeling verdriet
uitingen Het ervaren van verdriet kent fysieke, emotionele,
• Eenzaamheid
cognitieve, gedrags- en spirituele aspecten. Hoewel
• Defensiviteit of verdriet wordt beschouwd als een universele menselijke
zelfbeschuldiging emotie, zullen niet alle patiënten of familieleden verdriet
op dezelfde manier ervaren. Net zoals geldt voor de
• Agitatie fysiologische respons op trauma, varieert de individuele
Gedragsmatige • Vermoeidheid verdrietreactie ook per persoon. Door deze reacties te
observeren kan de traumaverpleegkundige beter plannen
uitingen • Huilen
en interveniëren ten behoeve van de patiënt en de familie
• Sociaal terugtrekken (tabel 21-2).

284 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg


Culturele aspecten van verdriet Verenigde Staten heeft het Office of Minority Health
Naast de individuele reactie op verdriet zijn er ook nog normen uitgevaardigd voor cultureel en taalkundig goede
etnische en culturele variaties in de reactie op verlies zorg. In deze normen is opgenomen dat zorginstellingen
en overlijden. Om die reden is het bieden van cultureel verplicht zijn tijdig tolken in te roepen voor patiënten die
passende zorg van essentieel belang. Leininger en taalondersteuning behoeven tijdens de gehele behandeling.
McFarland hebben cultureel passende zorg omschreven als
“openstaan voor de culturele achtergrond, overtuigingen, Communicatie-interventie omvat het volgende:
waarden en handelswijzen van de patiënt”. Een culturele • Bepaal de voorkeurstaal van de patiënt voor
beoordeling kan nuttig zijn bij de zorg voor families die te communicatie.
maken krijgen met verdriet en verlies. • Stel vast welk familielid of vriend aangewezen is voor
het bespreken van belangrijke medische informatie,
Interventies bij verdriet
wanneer de patiënt niet voor zichzelf kan spreken.
Veel van de interventies voor patiënten die stress, angst,
bezorgdheid en een crisis ervaren zijn ook toepasbaar op • Praat langzaam en duidelijk met patiënten en
de patiënt met verdriet. Ook is het belangrijk dat trauma- familieleden en geef hun de tijd om vragen te stellen
teamleden spiritueelgevoelige interventies verzorgen, wanneer je klinische resultaten of het zorgplan met
passend bij de unieke respons van een persoon op het hen bespreekt.
verdriet. Enkele vragen die gesteld kunnen worden: • Gebruik een professionele tolk.
• Zijn er voorkeursriten of -rituelen?
◦◦ Vrienden en familieleden kunnen gênante,
• Is er een spiritueel leider of leider binnen de familie gevoelige of moeilijke informatie weglaten.
die geraadpleegd moet worden?
◦◦ Vrienden en familieleden kunnen voor de
• Kan aan deze behoeften worden voldaan binnen de patiënt antwoorden in een poging hem of haar te
spoedeisende setting? beschermen in plaats van simpelweg te vertalen.
• Is er iemand die bij de patiënt kan blijven ter ◦◦ Wanneer de patiënt echter wil dat een vriend of
ondersteuning? familielid als tolk fungeert, moet de wens van de
patiënt in acht worden genomen.
Er kan ook ondersteuning worden gegeven wanneer de
◦◦ Volg de beleidslijn van jouw instelling voor wat
patiënt of de familie zich gereedmaakt om de afdeling
betreft het gebruik van tolken.
spoedeisende hulp te verlaten. Stel een pakketje samen
met folders en telefoonnummers van nazorginstanties
Familiegerichte zorg
om het verdriet te kunnen verwerken. Door middel van
Familiegerichte zorg en patiëntbetrokkenheid in de
een follow-uptelefoontje de volgende dag kan worden
zorg zijn essentiële onderdelen van passende, veilige en
vastgesteld waar nog behoefte aan is na ontslag van de
tijdige zorg in de traumasetting. Het Institute of Medicine
afdeling.
adviseert de patiënt en de familie te betrekken bij
zorggerelateerde beslissingen. Het Institute for Patient-
Aanvullende overwegingen ten aanzien van and Family-Centered Care adviseert ziekenhuizen het ter
de psychosociale zorg plaatse geldende beleid ten aanzien van bezoek te herzien
Het doorverwijzen naar andere hulpinstanties voor en aan te passen met bepaalde belangrijke concepten als
patiënten die een trauma hebben ervaren, is een uitgangspunt:
fundamentele stap in het herstel. Duidelijke protocollen • Denk nog eens na over het gebruik van het woord
en procedures helpen de patiënten en de families, en bezoeker in de ziekenhuisbeleidslijnen wanneer dit
bieden een handvat voor de volgende behoeften: betrekking heeft op familieleden. Familieleden en
• Communicatie en het voorzien in tolkdiensten goede vrienden kunnen essentiële ondersteuning
verlenen bij de zorgverlening en moeten worden
• Familiegerichte zorg
gerespecteerd als onderdeel van het zorgteam.
• Gelegenheid voor de familie om aanwezig te zijn
• Pas de definitie familie zodanig aan dat diegenen die
tijdens traumaopvang en invasieve procedures
de patiënt als familie beschouwt, ook als zodanig
worden beschouwd.
Communicatie en het voorzien in tolkdiensten
Wanneer er sprake is van een taalbarrière zorgt een • Overtuig je ervan dat de patiënt de steun heeft die
tolk ervoor dat de medische informatie correct wordt nodig is voor het herstel en de steun van palliatieve
gecommuniceerd met de patiënt en de familie. In de zorg of een hospice.

TNCC • Zevende druk 285


Aanwezigheid familie tijdens traumaopvang of invasieve ◦◦ Zorgen voor één contactpersoon voor het
procedures overbrengen van een duidelijke boodschap
De aanwezigheid van familie tijdens traumaopvang
◦◦ Het voeren van gesprekken met familie in een
en invasieve procedures in een hectische setting, zoals
daarvoor bestemde, rustige privéruimte.
de SEH of de intensivecareafdeling (IC) zal vaker tot
een succes leiden wanneer de instelling een duidelijke ◦◦ Het beperken van stimuli in de omgeving
beleidslijn en procedures heeft ingesteld die een • Het belang benadrukken van een duidelijke
dergelijke handelswijze ondersteunen. communicatie met ondersteuning
◦◦ Het beoordelen van de noodzaak voor eigen
De aanwezigheid van familie heeft de meeste kans op
invulling en dit ook trachten te realiseren
succes wanneer er een duidelijke beleidslijn is, wanneer
de behandelteams bekend zijn met de verwachtingen en ◦◦ Op gelijk niveau zitten en praten
uitvoeringen van een dergelijke beleidslijn en wanneer ◦◦ Het voorkomen van medische terminologie
er een specifieke medewerker is aangewezen om de
◦◦ Het belang benadrukken van contact met andere
familieleden bij te staan tijdens traumaopvang en
familieleden of ondersteunende personen en hierbij
invasieve procedures.
helpen
Wanneer er geen duidelijke beleidslijn is ten aanzien ◦◦ Het beoordelen van de noodzaak voor spirituele
van de ondersteuning van familie tijdens de opvang ondersteuning
kan de traumaverpleegkundige samenwerken met het ◦◦ Het multidisciplinair doorverwijzen voor
management om beleidslijnen te ontwikkelen voor het ondersteuning
steunen van patiënten, familieleden en medewerkers
• Het zorgen voor voorzieningen die kunnen bijdragen
in hun voorkeur ten aanzien van de aanwezigheid
aan het zich wat beter voelen (zoals eten, drinken,
van familie. Bij het ontwikkelen van beleidslijnen
telefoon, rustige kamer)
voor de aanwezigheid van familie moeten zowel de
veiligheid van patiënt en medewerkers als de infectie- • Het observeren van verbale en non-verbale
bestrijdingsmaatregelen ook in acht worden genomen. aanwijzingen, omdat hieruit de behoeften van de
familieleden kunnen blijken
Psychosociale aspecten van de zorg voor
De-escalatie
geagiteerde patiënten en familieleden Wanneer de spanning en frustratie resulteren in een
Elke SEH is een microkosmos van de gemeenschap die gedragsescalatie:
het dient en traumaverpleegkundigen worden bloot- • Waarschuw de beveiliging om stand-by te zijn.
gesteld aan moeilijk of zelfs gewelddadig gedrag. Dit
• Blijf kalm en oordeel niet.
kunnen patiënten of familieleden zijn die onder de
invloed zijn van drugs of alcohol, met psychiatrische • Praat op een rustige en kalme manier.
aandoeningen kampen en waarmee niet goed kan worden • Luister actief en observeer de lichaamstaal.
gecommuniceerd. De SEH fungeert vaak als eerste ingang
• Zorg voor een ontsnappingsroute. Plaats jezelf tussen
tot het ziekenhuis die 24 uur per dag is geopend. Het
de patiënt of de familie en de deur.
gedrag van traumapatiënten en familieleden die gestrest
zijn kan escaleren in onrust, ongepaste communicatie, • Stel realistische grenzen en bied keuzes voor zover
vijandigheid en fysiek geweld. Training in de benadering mogelijk.
van patiënten en familieleden, de-escalatietechnieken
en de zorg voor psychiatrische of geagiteerde patiënten Geweld afzwakken
kunnen de traumaverpleegkundige helpen om te gaan Klinische en veiligheidsoverwegingen voor het
met moeilijke situaties. Ook is het belangrijk een veilig- controleren van gewelddadig gedrag kunnen het volgende
heidsrespons te hebben voor situaties die uit de hand omvatten:
dreigen te lopen. • Minimaliseren van prikkels in de omgeving.
• Spreek met zachte stem en op een kalme en langzame
Escalatie voorkomen manier met de patiënt en de familie.
Bepaalde technieken voor het voorkomen van escalatie
• Zorg voor een veilige omgeving voor de patiënt,
zijn:
familie en de medewerkers.
• Het minimaliseren van de chaos
• Overweeg het volgende voor een patiënt die
gewelddadig is:
286 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg
◦◦ Onderzoek of er een fysiologische oorzaak is voor Dit kunnen onder andere de volgende behandelwensen
het gedrag. zijn:
··Bepaal op dat moment de bloedsuikerspiegel om • Niet intuberen
te controleren op hypoglykemie. • Niet reanimeren
··Onderzoek of er sprake is van zuurstofdesaturatie • Niet defibrilleren
en andere verschijnselen en symptomen die • Geen ziekenhuisopname
duiden op hypoxie.
• Alleen palliatieve zorg
··Plan een CT-scan van het hoofd om neurologisch
letsel uit te sluiten. De documenten en formulieren kunnen variëren, dus is
··Laateen toxicologisch onderzoek uitvoeren om het belangrijk dat de verpleegkundige zich vertrouwd
middelenmisbruik uit te sluiten. maakt met de documenten die binnen het ziekenhuis
◦◦ Dien medicatie toe conform voorschrift, indien en het rechtsgebied worden gebruikt. Ook moeten de
nodig met hulp van andere medewerkers. implicaties van elke behandelwens bekend zijn.

◦◦ Wanneer de patiënt vastgebonden moet worden, Bekende behandelwensen zijn vaak ondertekend tegen
moet je deze fixatie aanbrengen en de zorg de achtergrond van een medische aandoening. De patiënt
voortzetten volgens het instellingsbeleid. of de gevolmachtigde kan deze intrekken wanneer er
• Wanneer je wordt aangevallen, moet je nadat je sprake is van een traumatisch letsel. Duidelijke uitleg,
jezelf in veiligheid hebt gebracht en bent behandeld, voor zover mogelijk, kan de patiënt of de gevolmachtigde
het incident melden volgens de binnen je instelling helpen bij de beslissing of de originele criteria voor deze
geldende procedure en een hulpverlener inschakelen. behandelwensen nog steeds relevant zijn in de huidige
situatie. Lees de volgende voorbeelden van het recht
Het bestaan van beleidslijnen en procedures, samen met van de patiënt te kiezen en het recht van de patiënt op
training, kunnen de competentie en het vermogen van de informatie.
verpleegkundige met dergelijke moeilijke situaties om te
gaan, optimaliseren. Het recht van de patiënt te kiezen
Een 80-jarige vrouw wordt door een auto aangereden
en heeft een femurfractuur. In de voorgeschiedenis
Ethische overwegingen in de traumazorg
is sprake van hypertensie en hartfalen en de familie
Volgens de ENA-doelstelling en standaardwerkwijze heeft een ondertekende niet-reanimerenverklaring
“levert de traumaverpleegkundige zorg op een van een vorige ziekenhuisopname. De patiënte woont
manier die de autonomie, waardigheid, rechten, momenteel nog zelfstandig in haar eigen huis. Wat is de
waarden en overtuigingen respecteert en beschermt”. verantwoordelijkheid van het traumateam in dit geval?
Deze standaardwerkwijze beschrijft de rol van de
verpleegkundige als spreekbuis voor alle patiënten en Discussie
familieleden, ongeacht ieders geloof of waarden. De traumaverpleegkundige raadpleegt het ziekenhuis-
protocol ten aanzien van de toepassing van een niet-
Bekende behandelwensen van de patiënt reanimerenverklaring en de omstandigheden waaronder
Mogelijk zijn de behandelwensen van de patiënt op het deze wettig en bindend is. Een verklaring van een andere
moment dat de traumapatiënt op de SEH aankomt, niet instelling of een verklaring van een eerdere ziekenhuis-
haalbaar. Wanneer de patiënt aanspreekbaar is, kun je opname is mogelijk niet bindend tijdens deze ziekenhuis-
vragen naar speciale wensen voor wat betreft de zorg. opname. In dit geval kan het traumateam de betekenis
Wanneer de patiënt niet aanspreekbaar is, kan de familie van een bekende behandelwens duidelijk maken aan de
of de wettelijke vertegenwoordiger worden gevraagd patiënte en zorgen dat de patiënte begrijpt wat de impli-
om een afschrift van de behandelwensen. Wanneer er caties zijn van een bekende behandelwens binnen de
geen bekende behandelwensen zijn en de patiënt niet context van het letsel en de operatie. Met de voorgeschie-
aanspreekbaar is, wordt het instellingsbeleid voor de zorg denis van patiënte kan het extuberen na de operatie
gevolgd. Wanneer de bewuste informatie aanvankelijk moeilijk zijn en niet zonder risico. Het is belangrijk te
niet beschikbaar is, volgt het traumateam de wensen van bespreken wat het herstel en de revalidatie inhoudt en dat
de patiënt zodra de informatie beschikbaar is. de kans op herstel zeer groot is. De patiënte en de familie
Bekende behandelwensen zijn een testament en een moeten alle risico’s en voordelen overwegen om een
machtiging of volmacht ten aanzien van de gezondheid. zorgbeslissing te nemen voor deze ziekenhuisopname.

TNCC • Zevende druk 287


Het recht om volledig geïnformeerd te worden Discussie
Een 89-jarige vrouw komt op de SEH na te zijn gevallen. Tenzij er documentatie voorhanden is waaruit blijkt dat
De behandelopties zijn een operatie of een conservatieve de dochter gevolmachtigde is én de moeder zelf geen
behandeling. De dochter van de patiënte zegt dat zij de beslissingen kan nemen, is de dochter wettelijk gezien
conservatieve behandeling wenst en vraagt de mede- niet bevoegd beslissingen voor haar moeder te nemen.
werkers dit niet met de patiënte te bespreken, omdat zij In dit geval is de patiënte alert en helder. Dit betekent
daar “alleen maar overstuur van wordt”. De patiënte dat zij het recht heeft te worden geïnformeerd over alle
is alert en helder. Hoe moet het traumateam met deze behandelmogelijkheden en dat zij haar dochter mag
situatie omgaan? betrekken bij de besluitvorming indien zij dit wenst, maar
de patiënte moet volledig worden geïnformeerd.

Orgaan- en weefseldonatie
Tabel 21-3. Symptomen van compassie- Wanneer overlijden onvermijdelijk is, is het voor sommige
moeheid families een troost te weten dat de organen en/of weefsels
van hun geliefde kunnen worden gedoneerd. Tact en
Werkgerelateerd
respect zijn van vitaal belang wanneer een familie wordt
• Vermijden of opzien te werken met bepaalde benaderd met dit verzoek. De federale wetgeving verplicht
patiënten of patiënttypen alle Amerikaanse transplantatiecentra en alle organisaties
• Verminderd vermogen empathie te voelen voor die de toewijzing van organen regelen lid te zijn van het
patiënten of families National Organ Procurement and Transplantation Network
om aldus te voldoen aan de vereisten voor financiering en
• Vaak ziek melden vergoeding door Medicare.
Fysiek
• Hoofdpijn
• Spijsverteringsproblemen: diarree, constipatie, Tabel 21-4. Secundaire traumatische stress-
maag van streek symptomen
• Spierspanning Categorie Symptomen
• Slaapstoornissen: niet kunnen inslapen,
slapeloosheid, te veel slapen • Terugkerende gedachten over
patiënten
• Vermoeidheid
• Dromen over werk en patiënten
• Hartklachten: pijn/druk op de borst, tachycard, Inbreuk
tachycardie • Een gevoel dat de storende
gebeurtenissen steeds opnieuw
Emotioneel worden beleefd
• Stemmingswisselingen
• Sommige patiënten vermijden
• Geen plezier meer hebben
• Weg blijven van mensen en
• Rusteloosheid drukke plaatsen
• Geïrriteerdheid • Niet langer patiëntinformatie
• Overgevoeligheid Vermijden kunnen onthouden
• Onrust • Emotieloos
• Overmatig middelengebruik (nicotine, alcohol, • Niet langer verbonden zijn met
verdovende middelen) anderen
• Depressie • Inactiviteit
• Boosheid en verontwaardiging
• Slaapstoornissen
• Verlies van objectiviteit
• Geïrriteerdheid
• Geheugenproblemen Opwinding
• Niet langer kunnen focussen
• Slechte concentratie, focus en
beoordelingsvermogen • Nervositeit en geagiteerdheid

288 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg


De organisatie die de toewijzing van organen regelt trauma kan resulteren in compassiemoeheid (CM) of
bepaalt of de patiënt voldoet aan de kwalificaties van secundaire traumatische stress (STS). Zowel CM als STS
een potentiële donor en of de patiënt medisch gezien in kunnen van invloed zijn op het vermogen van de verpleeg-
aanmerking komt voor donatie. Overlijdensverklaring, kundige kwalitatief hoge, empathische zorg te leveren.
goedkeuring van de patholoog, kennisgeving van de
organisatie die de toewijzing van organen regelt en een
toestemmingsformulier van de naasten zijn alle verplicht
alvorens organen kunnen worden toegewezen. De
procedure voor het doneren en ontvangen van organen is
een gezamenlijke inspanning van de organisatie die de Tabel 21-6. Veel voorkomende reacties op
toewijzing van organen regelt en het behandelteam. Een een traumatische gebeurtenis
verbeterd inzicht in die procedure kan de traumaverpleeg- Cognitief Emotioneel
kundige helpen bij het tegemoetkomen aan de behoefte
van de donor en zijn of haar familie. • Slecht kunnen • Shock
concentreren • Verdoofd voelen
Psychosociale zorg voor het traumateam • Verwardheid • Zich overweldigd
Verzorging vormt de kern van het verpleegkundig beroep. • Desoriëntatie voelen
De aard van traumazorg stelt de traumaverpleegkundige • Besluiteloosheid • Depressie
bloot aan lijden. Herhaaldelijke blootstelling aan lijden of
• Korte • Verloren voelen
aandachtsboog • Angst om zichzelf
Tabel 21-5. Symptomen van burn-out • Geheugenverlies en/of anderen iets
Onderdeel van burn- • Ongewenste aan te doen
Symptomen
out
herinneringen • Niets voelen
• Hoofdpijn • Moeilijk • Verlaten voelen
• Vermoeidheid beslissingen kunnen • Onzekerheid over
nemen gevoelens
• Maag-darmklachten
Emotionele • Spierspanning en • Snel wisselende
uitputting strakheid emoties
• Verhoogde bloeddruk Fysiek Gedragsmatig
• Ademhalingsklachten • Misselijkheid • Achterdochtig
• Slaapstoornissen • Licht gevoel in het • Geïrriteerdheid
hoofd • Ruzie maken
• Onrust
• Duizeligheid met vrienden en
• Geïrriteerdheid geliefden
Depersonalisatie • Maag-
• Verdriet en wanhoop darmproblemen • Zich terugtrekken
• Hopeloosheid • Snelle hartslag • Toename in gebruik
• Trillingen of misbruik van
• Verzuim
middelen
• Frustratie • Hoofdpijn
• Overmatig stil zijn
• Nadenken over • Knarsetanden
• Ongepaste humor
ontslag • Vermoeidheid
Persoonlijke • Meer/minder eten
• Niet goed presteren • Slecht slapen
prestaties op het werk • Verandering in
• Pijn seksuele aandrang of
• Niet langer tevreden
• Overmatig functioneren
zijn met het werk
opgewonden zijn • Meer roken
• Niet langer toegewijd
• Schichtig
zijn aan het werk

TNCC • Zevende druk 289


Compassiemoeheid zoeken bleek dat 30% tot 80% van het ziekenhuispersoneel
CM is een combinatie van STS en burn-out en kan een ten minste eenmaal tijdens hun carrière fysiek was aange-
voorspelbaar resultaat zijn van herhaaldelijke blootstelling vallen. Dergelijke stressvolle omstandigheden kunnen
aan lijden. Het is belangrijk te onthouden dat dit met een een impact hebben op de traumaverpleegkundige, met
verbeterd besef en inzicht kan worden voorkomen of dat name wanneer dit vaker voorkomt. Een potentiële conse-
in elk geval de effecten ervan kunnen worden verminderd. quentie van het werken in een stressvolle en mogelijk
Tabel 21-3 beschrijft de symptomen van CM. gevaarlijke omgeving is het effect op de gezondheid van de
traumaverpleegkundige, zowel psychologisch, emotioneel
Secundaire traumatische stress als fysiek.
STS is een onderdeel van CM en treedt op na directe
blootstelling aan een stressveroorzakende factor in de Kritieke incidenten
werkomgeving (geweld op de werkvloer). STS kan ook Een kritiek incident is een traumatische gebeurtenis die
optreden als reactie op het zorgen voor patiënten die een een ongewoon sterke emotionele reactie op de gebeurtenis
traumatische gebeurtenis en letsel hebben ervaren. Uit een oproept bij de zorgteamleden, welke vervolgens weer
onderzoek bleek dat de symptomen in drie categorieën de moraal op de werkvloer negatief beïnvloedt. De
optraden: inbreuk, vermijden en opwinding (tabel 21-4). zorg voor kinderen en volwassenen die gewond zijn
Hoewel dit onderzoek kleinschalig was, werd een hoge geraakt als gevolg van persoonlijk geweld, pediatrische
incidentie STS bij traumaverpleegkundigen gemeld. reanimatie en de zorg voor een stervende collega kunnen
In een literatuurstudie van zeven onderzoeken onder worden beschouwd als kritieke incidenten. Bijkomende
verpleegkundigen op de afdeling spoedeisende hulp en stressveroorzakende factoren kunnen een acuut, chronisch
andere gelijksoortige stressgevoelige locaties (hospice en of cumulatief effect hebben, resulterend in persoonlijke en
pediatrische critical care) bleek STS prevalent. professionele veranderingen. Tabel 21-6 bevat algemene
reacties op een traumatische gebeurtenis, zoals een kritiek
Burn-out incident.
Burn-out is weer een ander element van CM. Dit ontstaat
geleidelijk na verloop van tijd en bouwt op tot een Aanpak van de zorg door het traumateam
stressreactie. Echter, men kan last hebben van een burn-
out zonder CM. Een burn-out omvat drie elementen: Beoordelingstools
De Professional Quality of Life-tool
• Emotionele uitputting
De Professional Quality of Life: Compassion Satisfaction
• Depersonalisatie of zichzelf afzonderen van het werk and Fatigue Versie 5 (ProQOL) is een lijst met 30 vragen
en anderen die wordt gebruikt om de antwoorden te scoren met
• Verminderd gevoel van voldoening betrekking tot het fenomeen CM, burn-out en compassie-
tevredenheid (bijlage 21-A). Dit is nuttig bij het
Een burn-out wordt ook in verband gebracht met
identificeren van de respons van de verpleegkundige
problemen in het omgaan met de stress van het werk
op traumatische gebeurtenissen, het vermogen ermee
of met gevoelens van hulpeloosheid en professionele
om te gaan en de mogelijke noodzaak voor interventie.
tekortkomingen. Tabel 21-5 beschrijft symptomen die in
Leidinggevenden kunnen deze tool gebruiken om te
verband worden gebracht met burn-out. Een verpleeg-
bepalen of en welke interventies, ondersteuning en
kundige die de effecten van burn-out ervaart, kan
programma’s nodig zijn om het herstel van de individuele
veroordelend reageren op patiënten of snel geïrriteerd
verpleegkundige en de gehele afdeling na traumatische
raken door patiënten en collega’s. Een verpleegkundige
gebeurtenissen te bevorderen.
met een burn-out kan snel overweldigd raken door
routinematige of gewone werkomstandigheden. Een Maslach Burnout Inventory
burn-out kan leiden tot onverschilligheid, afstandelijkheid De Maslach Burnout Inventory (MBI) wordt voornamelijk
en terugtrekking ten opzichte van patiënten en de werk- gebruikt om de mate van burn-out bij een persoon te
omgeving. Uiteindelijk beïnvloedt een burn-out het plezier meten. In deze tool zijn de elementen van burn-out
in het werk, de productiviteit en prestaties en kan het onderverdeeld in zes categorieën:
bijdragen aan arbeidsverzuim en functiewisseling. • Werkbelasting: aandacht voor zowel kwaliteit als
kwantiteit
Geweld op de werkvloer
Geweld op de werkvloer in de SEH komt zeer vaak voor. • Controle: autonomie op het werk en invloed op de
Uit een onderzoek bleek dat 25% van de respondenten had eigen werkwijze
aangegeven dat zij vaker dan 20 maal in de afgelopen • Beloning: erkenning van anderen en tevredenheid met
3 jaar fysiek geweld hadden ervaren en uit andere onder- de functie

290 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg


• Gevoel van saamhorigheid: betrokken zijn bij de Na analyse van deze factoren bleek dat een kortere
werkzaamheden en in een stimulerende werkomgeving verblijfsduur van de patiënten met meer werkzaamheden
werken voor verpleegkundigen in minder tijd met een constante
• Eerlijkheid: gevoel dat besluiten rechtvaardig en wisseling van patiënten in de SEH-setting vaak als
eerlijk worden genomen overweldigend werd ervaren.

• Waarden: het nut inzien van en enthousiast zijn over


de werkzaamheden

Tabel 21-7. 10 manieren om veerkracht op te bouwen

Veerkracht:

• Maak nieuwe contacten. Een goede relatie met naaste familieleden, vrienden of anderen is belangrijk. Door
hulp en steun te accepteren van diegenen die om je geven en die naar je luisteren, wordt je veerkracht groter.
Sommigen vinden dit in het actief zijn in bestuursgroepen, religeuze of maatschappelijke organisaties of andere
lokale groepen die sociale ondersteuning verlenen. Dit kan helpen met het opnieuw verkrijgen van hoop. Door
anderen bij te staan in hun nood kan de helper ook worden geholpen.
• Probeer een crisis niet te beschouwen als een onoverkomelijk probleem. Je kunt het feit dat zeer stressvolle
gebeurtenissen plaatsvinden niet veranderen, maar je kunt wel de manier veranderen waarop je deze aanvaardt
en hoe je erop reageert. Probeer verder te kijken dan het heden om te zien hoe de omstandigheden dan beter
kunnen zijn. Merk de eventuele subtiele positieve veranderingen op in hoe je je voelt als je omgaat met
moeilijke situaties.
• Accepteer dat veranderen bij het leven hoort. Bepaalde doelen zullen mogelijk niet langer haalbaar zijn als
gevolg van negatieve gebeurtenissen. Door omstandigheden te accepteren die niet kunnen worden veranderd,
kun je je focussen op omstandigheden die je wél kunt beïnvloeden.
• Richt je op je doelen. Stel een aantal realistische doelen vast. Doe regelmatig iets — ook als het maar
een minimale prestatie lijkt — waarmee je dichterbij je doelen komt. In plaats van te focussen op taken
die onhaalbaar lijken, kun je jezelf afvragen: Wat is nou één ding waarvan ik weet dat ik dat vandaag kan
bewerkstelligen en waarvan ik weet dat me dat helpt in de richting die ik wil gaan?

• Neem een besluit. Reageer zo veel mogelijk op negatieve situaties. Neem een besluit in plaats van je zoveel
mogelijk te distantiëren van de problemen en de stress en te hopen dat het probleem vanzelf weg zal gaan.
• Zoek naar mogelijkheden om jezelf beter te leren kennen. Vaak leren mensen iets over zichzelf en vinden
ze dat in een bepaald opzicht zijn gegroeid door hun worsteling met het verlies. Veel mensen die een tragedie
hebben meegemaakt en zware tijden hebben gekend, geven aan dat hun relatie beter is geworden, dat ze zich
sterker voelen, zelfs al voelen ze zich kwetsbaar, dat ze een beter gevoel over zichzelf hebben, meer spiritueel
zijn en het leven meer waarderen.
• Koester een positief beeld van jezelf. Door vertrouwen te krijgen in je vermogen problemen op te lossen en te
vertrouwen op je instinct, bouw je je veerkracht op.
• Plaats alles in het juiste perspectief. Ook wanneer uiterst pijnlijke gebeurtenissen te wachten staan, kun je
proberen de stressvolle situatie in een bredere context te zien en een perspectief op lange termijn te houden.
Voorkom dat je de gebeurtenis groter maakt dan dat deze is.
• Hou hoop. Een optimistisch vooruitzicht zorgt dat je verwacht dat ook goede dingen in het leven gebeuren.
Probeer te visualiseren wat je wilt in plaats van je zorgen te maken over wat je vreest.

• Zorg goed voor jezelf. Besteed aandacht aan je eigen behoeften en gevoelens. Onderneem activiteiten die je
leuk en ontspannend vindt. Zorg voor regelmatige lichaamsbeweging. Door goed voor jezelf te zorgen, kunnen
je geest en je lichaam beter omgaan met situaties waarvoor veerkracht nodig is.

TNCC • Zevende druk 291


De resultaten van deze tool kunnen worden gebruikt om In tabel 21-7 worden tien manieren beschreven om
strategieën te ontwikkelen waarmee emotionele uitputting, veerkracht op te bouwen.
depersonalisatie en het ontbreken van een gevoel van
voldoening worden voorkomen. Er is aanvullend onder- Stimuleren van zelfbewustzijn
zoek nodig om specifieke strategieën te ontwikkelen voor Het zich bewust zijn van een gebrek aan zorgzaamheid
de behandeling van burn-out bij verpleegkundigen en om en een negatieve houding kunnen de ontwikkeling van
de effectiviteit van de bestaande interventies te evalueren. CM en een burn-out voorkomen, inclusief de mogelijk
negatieve mentale, emotionele en fysieke effecten van
Ondersteuning van en strategieën voor het deze aandoeningen. Leidinggevenden op de SEH kunnen
traumateam het traumateam helpen door middel van de volgende
interventies:
Het ontwikkelen van veerkracht • De traumaverpleegkundige helpen bij het ontwikkelen
Veerkracht vertegenwoordigt een unieke set attributen van een persoonlijk zorgplan
of beschermende gedragingen die een individu kunnen
beschermen tegen de effecten van acute en chronische ◦◦ Beleidslijnen opstellen waarmee een gezonde werk-
stress. In de literatuur wordt benadrukt dat door het situatie en persoonlijke balans worden gestimuleerd
ontwikkelen van persoonlijke en professionele veerkracht ◦◦ De verpleegkundige stimuleren een zelfzorgplan op
een persoon beter kan omgaan met de effecten van stress te stellen als onderdeel van het jaargesprek
en daarmee een positieve werkervaring opbouwt. • Een informele follow-up vaststellen
Voorbeelden van attributen die kunnen bijdragen aan • Navraag doen bij teamleden na een traumatische
veerkracht zijn: gebeurtenis of een periode met aanhoudend veel stress
• Gehardheid ◦◦ Een kort gesprek, e-mail of kaartje kan een snelle
• Vaardigheden om met bepaalde zaken om te kunnen manier zijn om de traumaverpleegkundige te
gaan herinneren aan het belang van zelfzorgzaamheid
• Zelfwerkzaamheid • Stel persoonlijke hulpverlening beschikbaar aan de
traumaverpleegkundige
• Optimisme
◦◦ Veel ziekenhuizen bieden ondersteunings-
• Geduld programma’s aan voor medewerkers met
• Tolerantie werkgerelateerde problemen
• Vertrouwen ◦◦ Hulpverlening kan een plaats zijn voor zelfreflectie,
• Aanpassingsvermogen het leren herkennen van stressbevorderende factoren
of het vaststellen van de noodzaak door te verwijzen
• Zelfwaarde voor meer uitgebreidere psychosociale hulpverlening
• Gevoel voor humor • Ondersteuning in de vorm van mentorschap aanbieden
De American Psychological Association (APA) heeft ◦◦ Mentorschap kan nuttig zijn voor zowel de net
aanvullende factoren omschreven die in verband worden afgestudeerde als de ervaren verpleegkundige
gebracht met een veerkrachtige reactie, op basis van ◦◦ Een formeel mentorschapsprogramma binnen de
aangeleerde gedragingen: afdeling of een doorverwijzing naar een programma
• Het vermogen realistische plannen te maken en de van een professionele organisatie is een manier om
nodige stappen te ondernemen om deze plannen uit te dergelijke steun aan te bieden
voeren
◦◦ Het perspectief en de steun van anderen kunnen
• Een positief zelfbeeld en vertrouwen in de eigen waardevolle inzichten bieden in de uitdagingen
kracht en capaciteiten die nu eenmaal horen bij het werk als trauma-
• Aangeleerde communicatievaardigheden en verpleegkundige
probleemoplossend vermogen • Zorg voor het team aanbieden
• De zelfbeheersing om sterke gevoelens en impulsen te ◦◦ Andere intrafacilitaire hulpvormen overwegen, zoals
beheersen maatschappelijk werk of pastorale zorg

292 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg


◦◦ Hulpvormen aanbieden vanuit de afdeling, de Samenvatting
organisatie en de gemeenschap om de problemen aan Het leveren van competente, veilige en welgemeende
te pakken en na te bespreken. Routines vaststellen psychosociale verpleegkundige zorg aan diegenen die
voor formele nabesprekingen en informele aanpak plotseling, onverwacht letsel oplopen of te maken krijgen
van problemen om een positieve attitude voor met overlijden blijft de basis van spoed- en trauma-
psychosociale zorg voor het traumateam te verpleegkunde. Inzicht in de menselijke reactie op trauma
stimuleren. kan van essentieel belang zijn voor het bieden van steun
Stressmanagement na kritiek incident en begeleiding aan patiënten en families, en speelt een
Stressmanagement na een kritiek incident wordt belangrijke rol in de ontwikkeling van beoordelings-
aangeduid als een middel dat de impact van traumatische vaardigheden voor de traumaverpleegkundige, niet alleen
gebeurtenissen vermindert en het adaptieve functioneren voor patiënten en families, maar zeker ook voor collega’s
herstelt van diegenen die een dergelijk incident hebben en zichzelf.
meegemaakt.
• Nabesprekingen vormen een gestructureerde respons Traumaverpleegkundigen werken in een zeer stressvolle
op kritieke incidenten. omgeving waarin men vaak wordt blootgesteld aan ernstig
letsel en patiënten die overlijden, emotioneel geladen
◦◦ Een formele nabespreking is open voor vrijwillige
situaties, of geweld. STS en burn-out kunnen een
deelnemers binnen 24 tot 72 uur na het kritieke
natuurlijke consequentie zijn van een dergelijke bloot-
incident.
stelling en het is van groot belang dat traumaverpleeg-
◦◦ Het is niet bedoeld als een plaats waar zorgen kundigen zich bewust zijn van de mogelijke consequenties
over het technische management kunnen worden en deze ook herkennen. Het is belangrijk te realiseren
geuit. Het is bedoeld om de gebeurtenissen tijdens dat CM een voorspelbare, behandelbare en afwendbare
een bepaald kritiek incident door te nemen en de consequentie is van het werken met mensen die lijden.
individuele responsen te delen. Informatie, educatie en specifieke interventies kunnen
• Stoom afblazen is meer spontaan of ongestructureerd door de traumaverpleegkundige worden gebruikt om de
en vindt binnen enkele uren na de traumatische symptomen te verlichten en de ongewenste consequenties
gebeurtenis op informele basis plaats. van acute, chronische en voortdurende blootstelling te
beperken.
Samengevat: ondersteuning na een kritiek incident of
een traumatische gebeurtenis is maatwerk! Aan diegenen
die zijn beïnvloed door de gebeurtenis wordt support
aangeboden, niet opgedrongen en er worden middelen
beschikbaar gesteld aan alle leden van het zorgteam op
een consistente, duidelijke basis.

TNCC • Zevende druk 293


Bijlage 21-A. De Professional Quality of Life Scale

PROFESSIONAL QUALITY OF LIFE SCALE (PROQOL)


Compassion Satisfaction and Fatigue
(ProQOL) Version 5 (2009)
When you [help] people you have direct contact with their lives. As you may have found, your
compassion for those you [help] can affect you in positive and negative ways. Below are some questions
about your experiences, both positive and negative, as a [helper]. Consider each of the following
questions about you and your current work situation. Select the number that honestly reflects how
frequently you experienced these things in the last 30 days.

1=Never 2=Rarely 3=Sometimes 4=Often 5=Very Often

1. I am happy.
2. I am preoccupied with more than one person I [help].
3. I get satisfaction from being able to [help] people.
4. I feel connected to others.
5. I jump or am startled by unexpected sounds.
6. I feel invigorated after working with those I [help].
7. I find it difficult to separate my personal life from my life as a [helper].
8. I am not as productive at work because I am losing sleep over traumatic experiences of
a person I [help].
9. I think that I might have been affected by the traumatic stress of those I [help].
10. I feel trapped by my job as a [helper].
11. Because of my [helping], I have felt "on edge" about various things.
12. I like my work as a [helper].
13. I feel depressed because of the traumatic experiences of the people I [help].
14. I feel as though I am experiencing the trauma of someone I have [helped].
15. I have beliefs that sustain me.
16. I am pleased with how I am able to keep up with [helping] techniques and protocols.
17. I am the person I always wanted to be.
18. My work makes me feel satisfied.
19. I feel worn out because of my work as a [helper].
20. I have happy thoughts and feelings about those I [help] and how I could help them.
21. I feel overwhelmed because my case [work] load seems endless.
22. I believe I can make a difference through my work.
23. I avoid certain activities or situations because they remind me of frightening experiences
of the people I [help].
24. I am proud of what I can do to [help].
25. As a result of my [helping], I have intrusive, frightening thoughts.
26. I feel "bogged down" by the system.
27. I have thoughts that I am a "success" as a [helper].
28. I can't recall important parts of my work with trauma victims.
29. I am a very caring person.
30. I am happy that I chose to do this work.

© B. Hudnall Stamm, 2009. Professional Quality of Life: Compassion Satisfaction and Fatigue Version 5 (ProQOL).
/www.isu.edu/~bhstamm or www.proqol.org. This test may be freely copied as long as (a) author is credited, (b) no changes are
made, and (c) it is not sold.

294 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg


Bijlage 21-A. De Professional Quality of Life Scale (vervolg)

TNCC • Zevende druk 295


Bijlage 21-A. De Professional Quality of Life Scale (vervolg)

YOUR SCORES ON THE PROQOL: PROFESSIONAL QUALITY OF LIFE SCREENING

Based on your responses, your personal scores are below. If you have any concerns, you should discuss them with
a physical or mental health care professional.

Compassion Satisfaction _____________

Compassion satisfaction is about the pleasure you derive from being able to do your work well. For example, you
may feel like it is a pleasure to help others through your work. You may feel positively about your colleagues or
your ability to contribute to the work setting or even the greater good of society. Higher scores on this scale
represent a greater satisfaction related to your ability to be an effective caregiver in your job.

The average score is 50 (SD 10; alpha scale reliability .88). About 25% of people score higher than 57 and about
25% of people score below 43. If you are in the higher range, you probably derive a good deal of professional
satisfaction from your position. If your scores are below 40, you may either find problems with your job, or there
may be some other reason—for example, you might derive your satisfaction from activities other than your job.

Burnout_____________

Most people have an intuitive idea of what burnout is. From the research perspective, burnout is one of the
elements of compassion fatigue. It is associated with feelings of hopelessness and difficulties in dealing with work or
in doing your job effectively. These negative feelings usually have a gradual onset. They can reflect the feeling that
your efforts make no difference, or they can be associated with a very high workload or a non-supportive work
environment. Higher scores on this scale mean that you are at higher risk for burnout.

The average score on the burnout scale is 50 (SD 10; alpha scale reliability .75). About 25% of people score above
57 and about 25% of people score below 43. If your score is below 18, this probably reflects positive feelings about
your ability to be effective in your work. If you score above 57 you may wish to think about what at work makes
you feel like you are not effective in your position. Your score may reflect your mood; perhaps you were having a
“bad day” or are in need of some time off. If the high score persists or if it is reflective of other worries, it may be
a cause for concern.

Secondary Traumatic Stress_____________

The second component of Compassion Fatigue (CF) is secondary traumatic stress (STS). It is about your work-
related, secondary exposure to extremely or traumatically stressful events. Developing problems due to exposure
to other’s trauma is somewhat rare but does happen to many people who care for those who have experienced
extremely or traumatically stressful events. For example, you may repeatedly hear stories about the traumatic
things that happen to other people, commonly called Vicarious Traumatization. You may see or provide treatment
to people who have experienced horrific events. If your work puts you directly in the path of danger, due to your
work as a soldier or civilian working in military medicine personnel, this is not secondary exposure; your exposure
is primary. However, if you are exposed to others’ traumatic events as a result of your work, such as providing
care to casualties or for those in a military medical rehabilitation facility, this is secondary exposure. The symptoms
of STS are usually rapid in onset and associated with a particular event. They may include being afraid, having
difficulty sleeping, having images of the upsetting event pop into your mind, or avoiding things that remind you of
the event.

The average score on this scale is 50 (SD 10; alpha scale reliability .81). About 25% of people score below 43 and
about 25% of people score above 57. If your score is above 57, you may want to take some time to think about
what at work may be frightening to you or if there is some other reason for the elevated score. While higher
scores do not mean that you do have a problem, they are an indication that you may want to examine how you
feel about your work and your work environment. You may wish to discuss this with your supervisor, a colleague,
or a health care professional.

© B. Hudnall Stamm, 2009. Professional Quality of Life: Compassion Satisfaction and Fatigue Version 5 (ProQOL).
/www.isu.edu/~bhstamm or www.proqol.org. This test may be freely copied as long as (a) author is credited, (b) no changes are
made, and (c) it is not sold.

296 Hoofdstuk 21 • Psychosociale aspecten van traumazorg


Hoofdstuk 23 • Zorgoverdracht
van de traumapatiënt
Robin S. Powers-Jarvis, MS, RNC, CCRN, CEN
B. Alex Markwell, MSN, MHA, MBA, CEN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. De kenmerken omschrijven van een traumapatiënt die gespecialiseerde of intensievere zorg nodig heeft.
2. Terugvallen op wet- en regelgeving ten aanzien van de bescherming van patiënten, en de verbeteringen in
uitkomsten en transport voor traumapatiënten met complex letsel implementeren.
3. De risico’s en voordelen van intrafacilitair en interfacilitair traumatransport beoordelen.
4. De transportmethoden en kwalificaties van de transportteamleden bespreken.
5. Concepten opstellen voor een betere communicatie voor intrafacilitair en interfacilitair traumatransport.

Introductie Traumasystemen en classificatie van


Patiënten met een levensbedreigend traumatisch traumacentra
letsel moeten snel worden beoordeeld, gestabiliseerd Traumazorg in een spoedsetting is slechts één fase van
en worden getransporteerd naar een faciliteit die de het traumazorgproces. Het traumazorgproces begint met
noodzakelijke zorg kan leveren. Het American College letselpreventie en omvat elke fase van de progressie van
of Surgeons (ACS) adviseert bepaalde patiënten met de patiënt vanaf het moment van letsel via revalidatie tot
letsel te transporteren naar een specifiek traumacentrum re-integratie in de gemeenschap. Hoewel traumasystemen
met voldoende mogelijkheden. De tijd tot behandeling is per regio kunnen verschillen, worden de richtlijnen
ook aangeduid als van cruciaal belang voor een optimaal en normen, zoals deze zijn gepubliceerd door het
resultaat voor de patiënt, met name de tijd van het Amerikaanse ACS, met betrekking tot letselpreventie,
letsel tot de uiteindelijke zorg. Tijdige en uiteindelijke acute zorg en revalidatie alom toegepast.
zorg wordt in verband gebracht met een verminderde
morbiditeit en mortaliteit na traumatisch letsel. Aangezien traumaverpleegkundigen betrokken zijn
bij het transport van traumapatiënten, ongeacht of
Tijdens het traumazorgproces van de patiënt vindt er het gaat om het overdragen of opnemen van een
regelmatig overplaatsing en overdracht plaats. Dit kan patiënt, is het wenselijk dat zij inzicht hebben in het
binnen het ziekenhuis zijn (intrafacilitair) of naar een traumasysteem en de methoden voor het definiëren en
ander ziekenhuis (interfacilitair). Voor elke zorgverlener classificeren van traumacentra. De American College of
is het van essentieel belang te zorgen voor veilig transport Surgeons-Committee on Trauma (ACS-COT) beschrijft
en de noodzakelijke zorginformatie voorhanden te de capaciteiten en mogelijkheden voor vier levels
hebben voor de volgende zorgverlener. Dit betekent dat traumacentrum. Ziekenhuizen kunnen zich aanmelden bij
de traumaverpleegkundige op de hoogte moet zijn van het ACS om deel te nemen aan een grondig onderzoek
de beschikbare mogelijkheden in het ziekenhuis, van de ter plaatse en beoordelingsprocedure om door het ACS te
protocollen en van de wet- en regelgeving met betrekking worden aangewezen als traumacentrum. Een gedeeltelijke
tot overplaatsing en transport. beschrijving van elk afzonderlijk traumacentrumlevel
vind je in tabel 23-1.

TNCC • Zevende druk 297


Tabel 23-1. ACS-COT-levels voor traumacentra
Level traumacentrum Beschrijving van een traumacentrum

• Een regionaal traumacentrum is een tertiaire zorgfaciliteit


• Is in staat leiding te geven aan en totale zorg te leveren voor elk aspect van een letsel,
van preventie tot revalidatie
Level I
• Is normaal gesproken een universiteitsgebonden academisch ziekenhuis met
opleidings- en promotieprogramma’s
• Research- en preventieprogramma’s zijn essentiële onderdelen

• Levert traumareanimatie en eerste uiteindelijke traumazorg, ongeacht de ernst van


het letsel
• Is niet in staat de uitgebreide diensten en specialistische zorg te leveren die Level
Level II
I-traumacentra wel kunnen leveren
• In veel gebieden zonder Level I-faciliteit neemt een Level II-traumacentrum de taak
op zich educatieve, preventieve en gemeentelijke programma’s te verzorgen

• Kan de traumapatiënt direct beoordelen, reanimeren, stabiliseren en kan, indien


nodig, een spoedoperatie uitvoeren
Level III • Hanteert geaccepteerde trauma-triagecriteria en ACS-overdrachtsrichtlijnen voor de
uiteindelijke zorg voor de traumapatiënt
• Accepteert normaal gesproken geen inkomende trauma-overplaatsingen

• Kan een eerste beoordeling, interventie en reanimatie van de patiënt uitvoeren met
geavanceerde levensondersteunende apparatuur, eerste beoordeling en interventie
• Ligt in een afgelegen gebied en kan een kliniek zijn waarbij de arts niet altijd
aanwezig is
• Biedt 24-uurs nooddekking door een arts
Level IV • Levert zorg onder begeleiding van een Level I- of Level II-traumacentrum
• Biedt geavanceerde ondersteuning met levensondersteunende apparatuur aan
traumapatiënten tot deze kunnen worden overgeplaatst naar een hoger niveau
traumacentrum.
• Hanteert ACS-criteria voor trauma-triage en transport
• Accepteert normaal gesproken geen inkomende verplaatsingen

Eerste zorg en de ‘Emergency Medical noodzakelijk dat voorafgaand aan de overplaatsing aan de
Treatment and Active Labor Act’ volgende voorwaarden wordt voldaan:
In de Verenigde Staten wordt door de federale Emergency • Medische screening en noodzakelijke stabiliserende
Medical Treatment and Active Labor Act (EMTALA) interventies (binnen de mogelijkheden van de
bepaald dat alle patiënten die zich melden bij een instelling)
spoedeisende hulp een medische screening ondergaan, • Informed consent
alsook reanimatie en stabilisatie van een spoedeisende • Een ontvangende instelling en een arts die de over te
aandoening. Wanneer de patiënt een behandeling behoeft plaatsen patiënt accepteert
die buiten de capaciteiten en mogelijkheden van het
ziekenhuis van aanmelding valt en de patiënt moet • Beschikbaarheid bed en mogelijkheden binnen de
worden overgeplaatst, is het op grond van de EMTALA ontvangende instelling om de juiste zorg te verlenen
• Patiëntendossier aan de ontvangende instelling sturen

298 Hoofdstuk 23 • Zorgoverdracht van de traumapatiënt


• Alle beschikbare medische gegevens, laboratorium- Kenmerken van traumapatiënten die moeten
en röntgenuitslagen, andere gerelateerde informatie of worden getransporteerd
kopieën naar de ontvangende instelling sturen of met Wanneer de zorg voor de patiënt de beschikbare
de patiënt meegeven mogelijkheden van de eerste faciliteit overstijgt, wordt
• Gekwalificeerd personeel om de overplaatsing te geadviseerd de patiënt over te plaatsen naar een faciliteit
verzorgen die de noodzakelijke gespecialiseerde of intensievere
zorg kan leveren. Binnen een traumasysteem worden
Hoewel deze vereisten alleen gelden voor die ernstig zieke traumapatiënten overgeplaatst naar de
Amerikaanse faciliteiten die overheidssteun krijgen, dichtstbijzijnde faciliteit met de juiste mogelijkheden,
worden ze toch alom beschouwd als de zorgnorm. bij voorkeur een erkend traumacentrum. De ACS-COT
heeft richtlijnen vastgesteld waarmee de patiënten met
het hoogste risico kunnen worden geïdentificeerd die baat
zouden hebben bij overplaatsing naar een traumacentrum
(tabel 23-2).

Tabel 23-2. Criteria American College of Surgeons voor overplaatsing


A. Kritiek letsel naar Level I of hoogste niveau regionaal traumacentrum

• Letsel arteria carotis of vertebralis

• Ruptuur aorta thoracica of groot bloedvat

• Letsel aan het hart

• Bilaterale longcontusie met PaO2:FiO2 ratio < 200mm Hg

• Groot abdominaal vaatletsel

• Graad IV of V leverletsel waarvoor een transfusie van > 6 units erytrocyten in 6 uur nodig is

• Instabiele bekkenfractuur waarvoor een transfusie van > 6 units erytrocyten in 6 uur nodig is

• Fractuur of dislocatie met verlies van distale puls


B. Levensbedreigend letsel naar Level I of Level II-traumacentrum

• Penetrerend letsel of open fractuur van de schedel

• GCS-score < 14 of lateraliserende neurologische verschijnselen

• Wervelkolomfractuur of ruggenmergletsel met uitvalsverschijnselen

• > 2 unilaterale ribfracturen of bilaterale ribfracturen met longcontusie

• Open fractuur van een of meerdere grote pijpbeenderen


• Significant torsoletsel met een vergevorderde comorbide aandoening (aandoening kransslagader, COPD,
diabetes mellitus type 1 of immunosuppressie)
Opmerking: GCS staat voor Glasgow Coma Scale.
Opmerking: Het kan voor een patiënt beter zijn een aanhoudende bloeding eerst operatief te behandelen alvorens de patiënt over te plaatsen, mits een bevoegde
chirurg en afdoende uitgeruste operatiekamer direct beschikbaar zijn in het doorverwijzende ziekenhuis.

TNCC • Zevende druk 299


Beslissing om de patiënt te transporteren • Teamsamenstelling en benodigde apparatuur voor het
De beslissing om een patiënt te transporteren naar een transport
gespecialiseerde of intensievere zorginstelling wordt • Risico’s en voordelen voor de patiënt (de reactie van
uitsluitend genomen door de arts in de eerste faciliteit de patiënt op het transport en/of de geselecteerde
die verantwoordelijk is voor de patiënt. Direct na de wijze van transport)
eerste inspectie volgt er een herbeoordelingsmoment • Geldende richtlijnen, procedures, protocollen en
zodat de overplaatsing van een patiënt vroegtijdig kan overplaatsingsovereenkomsten
worden overwogen. Aan het einde van de secundaire
onderzoeksfase volgt er opnieuw een herbeoordelings- Zodra de beslissing om een patiënt over te plaatsen
moment waarbij alle patiëntenbeoordelingen kunnen naar een andere faciliteit is genomen en de patiënt
worden samengevat en een definitief besluit ten aanzien wordt geaccepteerd door de ontvangende faciliteit,
van overplaatsing kan worden genomen. Een tijdige moet het transport worden geregeld. De overplaatsende
beslissing is van essentieel belang. De factoren die in en de ontvangende arts bepalen samen de meest
overweging moeten worden genomen voor overplaatsing geschikte transportmethode. Hierbij kan worden
zijn: gedacht aan de beschikbaarheid van apparatuur,
• Inzicht in de mogelijkheden, capaciteiten en de benodigde werkruimte, de kwalificaties van het
beperkingen van de faciliteit om de noodzakelijke transportpersoneel, het weer, de toestand van de weg en
zorg aan de patiënt te leveren andere omgevingsfactoren, en de voorkeur van de patiënt
• Beschikbaarheid van gespecialiseerde traumacentra of de familie. Bekendheid met bestaande procedures,
of traumacentra met een hoger level voor de protocollen en overplaatsingsovereenkomsten tussen
uiteindelijke zorg (Level I-traumacentrum, faciliteiten onderling, alsook de regelgevingsvereisten
brandwondencentrum, kindertraumacentrum, die gelden binnen het rechtsgebied, zijn factoren die
doorverwijzingscentrum voor acuut hersen- en meespelen in het overplaatsingsproces.
ruggenmergletsel, reïmplantatiecentrum, centrum
Transportmethoden
voor risicovolle zwangerschappen)
De meest frequent gebruikte transportmethoden tussen
• Beschikbare transportfaciliteiten (over de weg, door faciliteiten onderling staan beschreven in tabel 23-3.
de lucht, etc.)
Tabel 23-3. Manieren voor patiëntentransport
Transportmethode Voordelen Nadelen
• Direct beschikbaar
• Ruimte voor familieleden • Langere reisduur
Via de weg • Weer is van minder belang • Verkeersdruk en toestand van de weg
• Minder beperkingen voor het • Kans op ongevallen
totale gewicht van het team,
de patiënt en de apparatuur
• Snel vervoer over korte • Beperkt in gebruik tijdens bepaalde
afstanden weersomstandigheden
• Verbeterd overlevings- • Kostbaar
percentage • Kans op neerstorten
Helikopter • Normaal gesproken een • Geluid en trillen
gespecialiseerd team met goede
vaardigheden • Fysiologische veranderingen door de hoogte

• Verbetert de toegang tot Level I- • Beperkingen ten aanzien van ruimte en gewicht
en Level II-traumacentra in • Niet alle ziekenhuizen zijn uitgerust met een
landelijke gebieden heliplatform
• Kan grotere afstanden afleggen • Langere transportduur vanwege het vervoer
Vliegtuig dan een helikopter van het ziekenhuis naar de luchthaven en
• Cabine kan onder druk staan andersom

300 Hoofdstuk 23 • Zorgoverdracht van de traumapatiënt


Samenstelling transportteam Risico’s van transport
Intrafacilitair Elk transport van een traumapatiënt, ongeacht of dit
Voor intrafacilitair transport kunnen meerdere intra- of interfacilitair is, kent risico’s. Het is de verant-
overplaatsingen naar andere afdelingen nodig zijn: woordelijkheid van het team dat voor de patiënt zorgt
radiologie, functieafdeling, angiografie, operatiekamer, ervoor te zorgen dat het transport op een efficiënte en
verpleegafdeling of intensive care, revalidatie of andere voor zowel de patiënt als het transportteam veilige manier
locaties in het ziekenhuis. Normaal gesproken is de wordt uitgevoerd. De traumaverpleegkundige maakt een
traumaverpleegkundige degene die dergelijke intra- inschatting van de kans op de volgende transportrisico’s
facilitaire transporten voorbereidt, coördineert en uitvoert. en bereidt zich voor om daarop te reageren:
Andere disciplines kunnen hierbij helpen. Het is uiterst • Verlies van luchtwegdoorgankelijkheid
belangrijk een transport uit te voeren met voldoende • Verplaatste of geblokkeerde tubes, lijnen of katheters
personeel dat over de juiste vaardigheden beschikt.
• Verplaatste spalk
Interfacilitair • Noodzaak wondverbanden te vervangen of te
De overplaatsende arts is verantwoordelijk voor de versterken
zorg voor een patiënt tot aankomst in het ontvangende • Verslechtering van de toestand van de patiënt,
ziekenhuis. Hij of zij neemt de beslissingen over het juiste verandering in vitale functies of bewustzijnsniveau
zorgniveau en de transportmethode.
• Letsel van de patiënt en/of teamleden
De samenstelling van het transportteam voor het inter-
facilitaire transport wordt bepaald aan de hand van de Verpleegkundige overwegingen bij transport
conditie en het vereiste zorgniveau van de patiënt. Er zijn meerdere factoren van invloed op het resultaat
Afhankelijk van de aard en ernst van het letsel kan het van een patiëntentransport. Planning is zeer belangrijk.
noodzakelijk zijn medewerkers in te zetten die gespeciali- Verpleegkundige overwegingen zijn het assisteren bij de
seerd zijn in critical care of zelfs gespecialiseerde teams. medische screening en noodzakelijke reanimatie- en/of
• Wanneer wordt gekozen voor transport via de stabiliserende interventies, binnen de capaciteiten van de
weg kan de overplaatsende faciliteit personeel en overplaatsende faciliteit. Andere overwegingen zijn:
apparatuur met de patiënt meesturen. • Toestemming van de patiënt
◦◦ Hiervoor is normaal gesproken een verpleeg- ◦◦ Assisteren bij en ondersteunen van het proces om
kundige nodig die ervaring heeft met de zorg er zeker van te zijn dat de patiënt en/of de familie
voor traumapatiënten, en andere bevoegde de noodzaak en de risico’s en voordelen van het
transportteamleden. transport begrijpen, zodat ze een weloverwogen
beslissing kunnen nemen over het transport en
◦◦ In bepaalde gevallen kan een gespecialiseerd
vervolgens het toestemmingsformulier voor over-
traumacentrum een transportmiddel sturen met hun
plaatsing kunnen ondertekenen
eigen speciaal getrainde personeel (MICU/PICU).
• Ontvangende faciliteit
◦◦ Het is belangrijk protocollen te hebben voordat de
daadwerkelijke overdracht noodzakelijk is. ◦◦ Zorgen dat de overplaatsende arts toestemming
voor overplaatsing heeft van het ontvangende
• Voor transport via de lucht is normaal gesproken een
ziekenhuis
critical care-team nodig (MMT).
◦◦ Een transportteam regelen
◦◦ Traumahelikopterteams bestaan meestal uit twee
critical care-medewerkers in verschillende rollen, ◦◦ Een patiëntendossier overhandigen aan de
plus de piloot. ontvangende verpleegkundige
··Een gebruikelijke combinatie is een verpleeg- ◦◦ Kopieën van alle beschikbare medische gegevens,
kundige en een paramedicus. laboratorium- en röntgenuitslagen, en andere
··Soms
gerelateerde rapporten overhandigen
is het noodzakelijk ook een arts, een
anesthesist of een combinatie hiervan aanwezig te • Patiëntenzorg
hebben. ◦◦ Zorgen voor een goede luchtweg
◦◦ Luchttransportteams zijn, naast de zorg voor ◦◦ De luchtweg en ET-tube uitzuigen indien nodig
traditionele traumacondities en complicaties,
◦◦ Ademhaling in stand houden en ondersteunende
getraind en bevoegd hoogtegerelateerde gevaren te
beademing toedienen
constateren en indien nodig te behandelen.

TNCC • Zevende druk 301


◦◦ Zorgen voor doorgankelijkheid en flowsnelheid van ◦◦ Reanimatiemedicatie
een infuus • Hulpmiddelen voor intraveneuze toegang
◦◦ Voortdurend de neurologische status van de patiënt • Intraveneuze vloeistoffen
herbeoordelen
• Hartmonitor/defibrillator
◦◦ Alle bewakingsapparatuur en -hulpmiddelen, zoals
een thoraxdrain, vastmaken • Apparatuur voor de bewaking van vitale functies,
inclusief zuurstofsaturatie en capnografie
• De patiënt en familie voorbereiden
• Fixatiehulpmiddelen
◦◦ De gang van zaken rondom het transport uitleggen
aan de patiënt, de familie en het ondersteunende
personeel Verblijf op de SEH
◦◦ Zorgen dat de familie informatie krijgt over Zodra een eerste beoordeling en stabilisatie van de
de locatie waar de patiënt naar toe gaat en de traumapatiënt hebben plaatsgevonden en de beslissing
routebeschrijving naar die locatie is genomen om de patiënt over te plaatsen naar een
andere faciliteit, of om de patiënt op te nemen, is het van
◦◦ Zorgen dat de familie, voor zover mogelijk, groot belang dat de patiënt zo snel mogelijk van de SEH
de patiënt nog ziet vóór vertrek wordt overgeplaatst naar een ziekenhuisafdeling voor de
• Transportteam volgende fase in het zorgproces. Wanneer er niet direct een
ziekenhuisbed beschikbaar is, kan de posttraumazorg van
◦◦ Informatie overdragen aan het transportpersoneel,
de traumapatiënt op de SEH worden geleverd. Personeel
voor zover noodzakelijk
van de SEH dient in dat geval klinische zorg te leveren.
◦◦ Kopieën van documenten aan het team geven, voor Het is belangrijk dat een SEH protocollen en procedures
zover noodzakelijk heeft vastgesteld ten aanzien van de verpleegkundige zorg
• Follow-up van de zeer ernstige zieke traumapatiënt zolang hij/zij
op de SEH verblijft. Het is van essentieel belang dat de
◦◦ De ontvangende faciliteit bellen om hen te
patiënt dezelfde kwaliteit van zorg krijgt als wanneer
informeren over de vertrektijd van de patiënt en
hij/zij op een verpleegafdeling zou verblijven.
de verwachte aankomsttijd
◦◦ Aanvullende laboratorium- of röntgenuitslagen die
bekend zijn geworden na vertrek van de patiënt Samenvatting
faxen of e-mailen De meerderheid van de traumapatiënten die op de SEH
komt, moet tijdens hun zorg worden getransporteerd of
Benodigde apparatuur voor transport overgedragen: intrafacilitair (naar een andere afdeling,
De traumaverpleegkundige die voor de patiënt zorgt, is bijv. de radiologie of verpleegafdeling) of interfacilitair
verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van de juiste (naar een traumacentrum of specialistisch zorgcentrum).
apparatuur voor het transport. Afhankelijk van de status De traumaverpleegkundige zorgt voor een veilige en
van de patiënt kan dit gaan om de volgende apparatuur: passende overdracht van de zorg, ongeacht hoe en waar-
• Luchtwegapparatuur heen de patiënt wordt overgeplaatst. Er bestaan
◦◦ Uitzuigapparatuur institutionele, regionale en landelijke wetten, richtlijnen,
protocollen en procedures ten aanzien van patiënten-
◦◦ Mayo-tubes transport. Het doel van het traumateam van zowel de
◦◦ Endotracheale tubes overplaatsende als de ontvangende faciliteit is het leveren
◦◦ Laryngoscoopbladen en -handgrepen van kwaliteitszorg, handhaving van hetzelfde zorgniveau
tijdens de overdracht, een veilige zorg voor de patiënt en
◦◦ Middelen om de ET-tube vast te maken bescherming tegen aanvullend letsel, alsook een veilige
◦◦ Speciale apparatuur om eventueel een vrije werkwijze voor het traumateam.
luchtweg te kunnen verkrijgen
◦◦ Beademingsballon en masker
• Medicatie
◦◦ Pijnmedicatie
◦◦ Sedatiemiddelen
◦◦ Vasoactieve medicatie

302 Hoofdstuk 23 • Zorgoverdracht van de traumapatiënt


Hoofdstuk 24 •
Posttraumaopvang en -zorg
op de spoedeisende hulp
Judy Stevenson, MS, RN-BC, CCRN, CEN, CPEN, CSRN

Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk kan de student het volgende:
1. Potentiële en daadwerkelijke patient outcomes als gevolg van het letsel en de traumaopvang en -zorg
herkennen.
2. Onderzoeksmethoden voor de traumapatiënt tijdens de posttraumaopvang en -zorg bespreken.
3. Mogelijke complicaties identificeren door de pathofysiologische veranderingen voor de traumapatiënt tijdens
de posttraumaopvang en -zorg te voorspellen.
4. De juiste interventies voor de traumapatiënt tijdens de posttraumaopvang en -zorg plannen.
5. De effectiviteit van verpleegkundige interventies voor de traumapatiënt tijdens de posttraumaopvang en -zorg
evalueren.

Introductie Ongevalsmechanisme
Het verloop van een ziekte kent vaak een zekere Niet alle letsels worden direct herkend, waardoor kennis
voorspelbaarheid. Bij trauma bestaat die voorspelbaarheid van het ongevalsmechanisme van belang is tijdens het
uit de progressie van pathofysiologische reacties op basis hele zorgproces op de SEH. Letselsymptomen, zoals
van het ongevalsmechanisme en de bijbehorende letsels. ontsteking, oedeem en kneuzingen, treden mogelijk pas
De traumaverpleegkundige die in deze posttraumaopvang dagen later op als aanwijzing voor een letsel wat later
en -zorgfase voor de patiënt zorgt, houdt rekening met het klachten geeft of gemist letsel (tabel 24-1).
ongevalsmechanisme, het verloop van de gebeurtenissen,
de interventies van het traumateam, de reactie van de
Posttraumazorg
patiënt op die interventies en de mogelijke gevolgen
van specifieke letsels. Als de verpleegkundige al deze Posttraumazorg vindt plaats in veel verschillende
aspecten in overweging neemt, kan de verpleegkundige settings. Dit kan starten op de SEH of in een prehospitale
bij het onderzoek en behandeling van de traumapatiënt omgeving, maar wordt in elk geval voortgezet op de
anticiperen op mogelijke problemen en complicaties. afdeling intensive care, de operatiekamer, de interne of
chirurgische afdeling, de revalidatieafdeling en thuis bij
Een trauma is een snelle gebeurtenis, maar het kan uren, de patiënt na ontslag uit het ziekenhuis. Bij elke stap in
maanden of zelfs jaren duren voordat de patiënt de het traumazorgproces zijn meerdere artsen betrokken,
gevolgen te boven is gekomen. Het zorgproces voor de waardoor coördinatie van zorg en communicatie van
traumapatiënt stopt niet met de eerste traumaopvang en essentieel belang is.
-zorg. Het doel van traumazorg is om de patiënt dusdanig
te laten herstellen tot zijn/haar maximale capaciteit in Posttraumazorg kent een zelfde georganiseerde en
de samenleving. Traumazorg houdt dan ook aan tot dat systematische benadering als de aanvankelijke traumazorg
potentieel is bereikt. en -opvang. De traumaverpleegkundige begint met het
herbeoordelen van de luchtweg, ademhaling, circulatie,
disability en omgevingsparameters om eventuele
wijzigingen ten opzichte van de bevindingen bij het initial
assessment en daaropvolgende stabilisatie op te merken.
Ook van belang is een zich ontwikkelende acidose of
stollingstoornis op te merken.

TNCC • Zevende druk 303


Tabel 24-1. Letsels die vertraagd klachten geven en vaak gemiste letsels
Systeem Letsels die vertraagd klachten geven Vaak gemiste letsels

• Pneumothorax/hemothorax
• Fladderthorax
• Longcontusie • Pneumothorax/hemothorax
Ademhaling
• Laceratie diafragma • Pneumomediastinum
• ARDS/acuut longletsel
• Vet- of longembolie

• Shock
• Miltruptuur
Cardiovasculair • Rabdomyolyse
• Sepsis
• Brandwond

• Intracraniële bloeding
• Secundair hersenletsel • Dislocatie wervelkolom
Neurologisch/spinaal
• Ontwenningsverschijnselen na • Ruggenmergletsels
alcoholgebruik

• Letsel hol orgaan • Leverletsel


Abdominaal • Darmruptuur • Darmletsel
• Compartimentsyndroom • Nierletsel

Fracturen van:
• Gezicht
• Extremiteiten
Skeletspieren Compartimentsyndroom
• Clavicula/scapula
• Tibiaplateau
• Costae (ribben)

Luchtwegen Verplaatsing of obstructie tube


Het vrijhouden van de luchtweg blijft de prioriteit voor Endotracheale tubes kunnen eenvoudig verplaatsen of
traumapatiënten tijdens de posttraumazorg en -opvang. verstopt raken. Dit vraagt om zeer nauwgezette observatie
Wanneer de patiënt geen definitieve vrije luchtweg om er zeker van te zijn dat de tube in de juiste positie
heeft, zal de traumaverpleegkundige door voortdurende blijft zitten en doorgankelijk blijft. Het DOPE-schema
bewaking en herbeoordelingen worden geattendeerd kan de traumaverpleegkundige helpen bij het oplossen
op mogelijke belemmeringen en kan de noodzaak voor van deze problemen. Zie Hoofdstuk 6: Luchtwegen en
een definitieve vrije luchtweg worden vastgesteld. ademhaling voor aanvullende informatie. Aanvullende
Zie Hoofdstuk 6: Luchtwegen en ademhaling voor overwegingen zijn:
aanvullende informatie. • Wanneer de patiënt een definitieve vrije luchtweg
heeft, garandeert een nauwgezette bewaking een
juiste plaatsing van de tube, adequate oxygenatie en
ademhaling.

304 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp


• Door andere zorgverleners duidelijk te maken dat het Het gebruik van hypertone oplossingen
een moeizame intubatie was, kan een vroegtijdige Hypertone oplossingen (3% natriumchloride), in theorie
extubatie worden voorkomen en kan een extubatie goed voor gebruik als intravasculaire volume-uitbreider,
goed worden gepland en voorbereid. hebben een hogere osmotische druk en er wordt water
◦◦ Dergelijke informatie kan bijvoorbeeld worden uit het interstitium naar intravasaal verplaatst, zodat
gecommuniceerd door het gebruik van een het intravasculaire volume toeneemt. Het voordeel van
aanduiding voor een lastig te plaatsen tube, zoals hypertone fysiologische zoutoplossingen als behandeling
een armband of sticker op de endotracheale tube, voor een hypovolemische shock is dat het de gemiddelde
een sticker op de status of in de rapportage. arteriële druk (MAP) verhoogt door aanvulling van het
intravasculaire volume zonder uitbreiding of toename
Breathing and Ventilation (Ademhaling en beademing) van cerebraal oedeem. Dit kan resulteren in een
Patiënten met meervoudig letsel hebben baat bij het geoptimaliseerde cerebrale perfusie zonder verhoging
toedienen en titreren van zuurstof. (Zie Hoofdstuk 6: van de intracraniële druk (ICP). Uit onderzoek komen
Luchtwegen en ademhaling voor aanvullende informatie.) tegenstrijdige bevindingen voor wat betreft de effectiviteit
De zuurstofconcentratie en -toediening worden bepaald van een hypertone fysiologische zoutoplossing als
door het bewaken van arteriële bloedgassen (ABG’s), volume-uitbreider met een verbeterd behandelresultaat.
end-tidal kooldioxide (ETCO2), pulsoxymetrie (SpO2) en De meest effectieve toepassing is mogelijk bij de opvang
frequente beoordelingen van de ademhalingsfrequentie bij patiënten met ernstig hoofdletsel en uitgebreid
en ademarbeid van de patiënt, veranderingen in bloedverlies.
ademhalingspatroon, longgeluiden en het totale beeld van
de patiënt. Traumapatiënten kunnen zich verschillend Disability (Neurologische status)
presenteren voor wat betreft de ademhalingsstatus: Diffuse hersenletsels variëren van licht traumatisch
• Patiënten zonder ademarbeid, inclusief die patiënten hersenletsel tot ernstige hypoxische ischemische
met het volgende: encefalopathie. De CT-scan kan er in eerste instantie
normaal uitzien. Naarmate het letselproces zich
◦◦ Depressie van het centrale zenuwstelsel (CZS)
verder ontwikkelt, zullen latere CT-scans een diffuse
◦◦ Transectie van het ruggenmerg boven C3 of C4 zwelling laten zien en een afname van de normale grijs/
• Patiënten met een moeizame, snelle of oppervlakkige wit-differentiatie. Cerebraal oedeem kan zich snel
ademhaling, inclusief die patiënten met het volgende: ontwikkelen bij traumapatiënten met hersenletsel. Tijd en
vloeistofsuppletie kunnen cerebraal oedeem verergeren,
◦◦ Thoraxletsel
tenzij er stappen worden genomen om een verhoogde ICP
◦◦ Onder diepe sedatie te stabiliseren en te behandelen.
◦◦ Analgesie volgens voorschrift
Subdurale hematomen kunnen zich na verloop van tijd
Circulatie ontwikkelen en komen het meest voor bij oudere patiënten
Vloeistofbehandeling of chronische alcoholisten. Bij deze patiënten bestaat er
Door het controleren van bloedverlies door een adequate als gevolg van hersenatrofie meer ruimte tussen de dura
vloeistofsuppletie kan de orgaanfunctie worden behouden mater en de schedel waardoor bloed ruimte heeft om op te
en overlijden ten gevolge van een hemorragische shock hopen voordat er symptomen ontstaan. Bewaak de patiënt
worden voorkomen. Na het behandelen van het bloed- of zich subtiele veranderingen in de neurologische status
verlies tijdens de primary assessment wordt het doel van voordoen die kunnen duiden op een stijgende ICP of de
de vloeistoftoediening het herstellen van de normale ontwikkeling van een subduraal hematoom.
weefselperfusie.

Een snelle toediening van isotone kristalloïde oplossing


tijdens de behandeling van een hypovolemische shock
kan overvulling, capillary leak en een vloeistofshift naar
het interstitium tot gevolg hebben. Vanwege dit fenomeen
zijn er alternatieven ingesteld voor het toedienen van
grote volumes isotone vloeistof, zoals een protocol
voor massale transfusies. (Zie Hoofdstuk 7: Shock voor
aanvullende informatie.)

TNCC • Zevende druk 305


Exposure and Environmental control (Ontkleden en Zodra de traumapatiënt met succes is gestabiliseerd,
controleren van de omgeving) kunnen de temperatuur en het basismetabolisme
Hypothermie stijgen. Deze stijging is een natuurlijke reactie op
Temperatuurbewaking is belangrijk, niet alleen in stimulatie van het immuunsysteem, wondgenezing,
de eerste traumaopvangperiode, maar ook tijdens de weefselvernieuwing en functioneel herstel. Hoewel
verdere zorg voor de traumapatiënt. Handhaaf een hoge een lichte temperatuurstijging te verwachten is, dient
omgevingstemperatuur in de traumakamer, gebruik zo de oorzaak van de hyperthermie grondig onderzocht
nodig externe warmtebronnen en bewaak de temperatuur te worden, omdat hiervoor mogelijk een aanvullende
van de patiënt om oververhitting te voorkomen. Wees behandeling vereist is.
voorbereid op warmteverlies tijdens transport naar een
andere afdeling door gebruik van verwarmingsdekens of Acidose
andere technieken. Hypothermie is in verband gebracht Acidose is een veel voorkomende complicatie van
met: meervoudige traumatische letsels. Een zuur basismilieu
• Het ontwikkelen van coagulopathie kan alle lichaamssystemen beïnvloeden, omdat de functie
• Vertraagde wondgenezing van cellen verandert. Met name in de bloedsomloop
kan acidose de oxygenatie beïnvloeden, waardoor
• Toegenomen aantal infecties op de operatieplaats
hemoglobine moeilijker aan zuurstof bindt en de zuurstof-
• Langduriger ziekenhuisopname saturatie daalt. Acidose in combinatie met hypothermie
• Toegenomen myocardiale complicaties verergert de nadelige effecten op de stolling en verlengt
de stollingstijd. Acidose kan via twee trajecten optreden:
• Toegenomen bloedverlies en noodzaak voor respiratoir of metabool.
bloedtransfusie
• Vertraagd herstel na anesthesie en toename van Respiratoire acidose
postoperatief ongemak • Respiratoire acidose is het gevolg van een
onvoldoende ademhaling.
Een van de meest ernstige complicaties van trauma • Hypoventilatie bij patiënten met pijn, een veranderde
is de dodelijke triade van hypothermie, acidose en mentale status, patiënten met tekenen van een
coagulopathie. Vanwege deze complicatie is het ontwikkelende pneumothorax, verzwakte borstspieren
voorkomen van hypothermie van vitaal belang voor de of patiënten die analgesie of sedatie krijgen kan
hypovolemische traumapatiënt. resulteren in respiratoire acidose.
Er zijn enkele aanwijzingen dat therapeutische • De behandeling omvat het verbeteren van de
hypothermie bij patiënten met ernstig hersenletsel ademhaling door ondersteuning met kapbeademing of
kan resulteren in een reductie in zowel morbiditeit en door de instellingen van het beademingstoestel in te
mortaliteit. Deze behandeling, voor zover geïndiceerd, stellen op een hogere ademhalingsfrequentie.
kan echter alleen worden gestart wanneer hypovolemische
Metabole acidose
shock is behandeld en er een zuur-basebalans is verkregen.
• Een bijverschijnsel van weefselhypoperfusie,
Zie Hoofdstuk 9: Hersen-, schedel- en aangezichtstrauma
metabole acidose, kan het gevolg zijn van een
voor meer informatie.
hemorragische shock bij de traumapatiënt.
Hyperthermie • Wanneer het weefsel zuurstoftekort heeft, gaan de
Vanwege de aard van de letsels kan hyperthermie voor cellen over op een anaeroob metabolisme waarbij
traumapatiënten een risico vormen. Hyperthermie- lactaat wordt geproduceerd wat resulteert in acidose.
syndromen komen zelden voor in de eerste fase van de • Hypoperfusie van de nieren kan acuut nierfalen tot
zorg voor ernstig trauma, maar een temperatuurstijging gevolg hebben, waardoor het vermogen van de nieren
als gevolg van een systemische inflammatoire respons om waterstofionen uit te scheiden verloren gaat en
kan snel optreden. waardoor er een acidose ontstaat.
• Acidose kan resulteren in vaatverwijding en
hypotensie. Een pH van minder dan 7,2 belemmert de
stolling.

306 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp


• Om metabole acidose te corrigeren moet de weefsel- oxygenatie en ineffectief hoesten tot gevolg. Geadviseerd
perfusie worden hersteld. Hypoperfusie kan worden wordt een agressieve pijnbestrijding toe te passen
voorkomen door een agressieve interventie met voor traumapatiënten met ribfracturen om atelectase te
intraveneuze vloeistoffen, het toedienen van bloed en voorkomen en de functionele rest- en vitale capaciteit te
het controleren van bloedingen. verbeteren. Een effectieve pijnbestrijding stimuleert ook
de mobiliteit, diepe ademhaling, productief hoesten en het
Bewaking vermogen secreties te verwijderen. Na verloop van tijd
Acidose, ongeacht de bron, kan worden geconstateerd zijn patiënten met ribfracturen minder geneigd diep adem
door bewaking van de arteriële bloedgassen, het lactaat- te halen en te hoesten. Stimulerende spirometrie en diepe
gehalte en het basetekort. Zie Hoofdstuk 7: Shock voor ademhalingen kunnen, mits vroegtijdig gestart, nuttig zijn
aanvullende informatie. om pneumonie te voorkomen.

Coagulopathie Fladderthorax
Een bloeding is een van de belangrijkste oorzaken Patiënten met een fladderthorax hebben mogelijk een
voor overlijden na een trauma. Meer dan 80% van de risico op het ontwikkelen van pneumonie en sepsis.
sterfgevallen in de operatiekamer en circa 50% van de Mechanische beademing kan geïndiceerd zijn als een
sterfgevallen binnen de eerste 24 uur na een letsel worden profylactische behandeling om het risico te minimaliseren.
in verband gebracht met bloedingen. Coagulopathie Een open reductie en interne fixatie van ribfracturen
verergert bloedingen en vergroot het risico op multipel kan een onderdeel zijn van de behandeling van een
systemisch orgaanfalen, mortaliteit en morbiditeit. fladderthorax. Zie Hoofdstuk 11: Thorax- en nektrauma
Veel patiënten die op de SEH binnenkomen hebben voor aanvullende informatie.
bepaalde aanwijzingen voor een traumagerelateerde
coagulopathie. Fibrinolyse, een vroege manifestatie Longcontusie
van coagulopathie, treedt op na een letsel of ischemie Longcontusie wordt vaak gezien in combinatie met
wanneer weefselplasminogeenactivator vrijkomt ribfracturen en wordt in verband gebracht met respiratoir
uit het endotheel. Door toediening van kristalloïde falen dat zich na verloop van tijd ontwikkelt en niet
vloeistoffen worden de stollingsfactoren verdund direct na het thoraxletsel. Klinische symptomen, zoals
en neemt de zuurstoftransportcapaciteit van de rode ademnood met hypoxemie en hypercapnie, pieken 72 uur
bloedcellen toe. De verhoogde bloeddruk als gevolg na het letsel. De behandeling van een longcontusie kan
van vloeistoftoediening voordat de bloeding onder worden aangepast wanneer de conditie van de patiënt
controle is gebracht kan het stolsel losmaken. Shock en na verloop van tijd verslechtert en er oedeem ontstaat
weefselhypoperfusie kunnen resulteren in verminderde in het gekneusde gebied. Een significante hypoxie op
bloedflow naar de lever en een verlengde stollingstijd. omgevingslucht is een indicatie voor electieve intubatie
Als gevolg hiervan blijven patiënten bloeden. Door en beademing. Het ontwikkelen van een longcontusie
toepassing van een massale bloedtransfusie kan de wordt vaak gezien als voorbode van het ontstaan
hemostase worden bevorderd en de mortaliteit afnemen. van ARDS (acute respiratory distress syndrome) en
Zie Hoofdstuk 7: Shock voor aanvullende informatie. pneumonie. De behandeling bestaat uit alveolaire
recruitment, een techniek om longletsels te behandelen.
Posttraumaopvang en -zorg voor specifieke Dit is een dynamisch proces waarbij eerder dichtgeklapte
letsels alveoli worden geopend door de positieve eindexpiratoire
druk (PEEP) op het beademingstoestel te verhogen. Een
Ribfracturen vroege toepassing van recruitmentmanoeuvres geeft het
Ribfracturen horen tot de meest frequent voorkomende beste resultaat en verbetert de oxygenatie aanzienlijk.
en pijnlijke letsels van alle thoraxtrauma’s en zo’n 54%
daarvan wordt niet gezien op de normale röntgenopnames
van de thorax. Ribletsels in combinatie met longcontusie
vormen een risicofactor voor het ontwikkelen van een
pneumonie en een verhoogde mortaliteit. Meervoudige
ribfracturen kunnen ervoor zorgen dat een patiënt een
insufficiënte ademhaling en longfunctie ontwikkelt.
Pijn als gevolg van deze letsels heeft splinting van de
thorax, een niet-optimale ademhaling, onvoldoende

TNCC • Zevende druk 307


Pneumothorax Diafragmaruptuur
Het inbrengen van een thoraxdrain is geïndiceerd Traumatisch letsel van het diafragma wordt vaak gemist
voor veel patiënten met een pneumothorax. Wanneer tijdens de eerste opvang van traumapatiënten. Over het
de patiënt daarna met positieve druk beademd moet algemeen zijn letsels van het diafragma lastig te herkennen
worden, kan een kleine pneumothorax groter worden. met een CT-scan en kan chirurgische interventie nood-
Een simpele pneumothorax kan zich dan met positieve zakelijk zijn voor een definitieve identificatie van een
druk-beademing ontwikkelen tot een levensbedreigende gescheurd diafragma. Een diafragmaruptuur wordt vaker
spanningspneumothorax. Voor patiënten met een gezien als de ruptuur aan de linkerzijde van het diafragma
pneumothorax, ongeacht de omvang, is decompressie zit. Aan de rechterzijde kan de lever de ruptuur verbergen.
voorafgaand aan luchttransport vereist, omdat gas door Een verhoogd diafragma op een thoraxfoto kan duiden
de hoogte uitzet, waardoor de omvang en ernst van de op een mogelijk letsel van het diafragma en is reden voor
pneumothorax toenemen. verder onderzoek.

Hemothorax Diepe veneuze trombose


Een hemothorax wordt meestal gekenmerkt door Het risico op diepe veneuze trombose (DVT) is 50% hoger
verminderde of afwezige longgeluiden en hypotensie. voor traumapatiënten dan voor andere ziekenhuis-
De eerste behandeling is gericht op het herstellen van patiënten. Wanneer gedacht wordt aan DVT, is er een
het systemische intravasculaire bloedvolume en drainage klassieke triade die resulteert in veneuze trombose,
van bloed in de thoraxholte. Voortdurend bloedverlies namelijk:
gecombineerd met een noodzaak bloed te transfunderen • Stase
kan een indicatie zijn voor een thoracotomie. • Endotheelbeschadiging

Myocardcontusie • Verhoogde stollingsneiging


Myocardiaal letsel na een stomp thoraxtrauma kan
Er zijn diverse risicofactoren van invloed op de
moeilijk te diagnosticeren zijn. Patiënten met een
ontwikkeling van DVT bij traumapatiënten, zoals een
myocardcontusie klagen over de thorax en dit kan
gewijzigde hemodynamiek (hypotensie), hogere leeftijd,
worden toegeschreven aan een ribfractuur of aan een
obesitas, langdurige immobiliteit, bestaande maligniteit,
kneuzing van de thoraxwand. Van elke patiënt met een
zwangerschap en gebruik van bepaalde geneesmiddelen.
vermoedelijk cardiaal letsel wordt een ECG gemaakt en
Zodra duidelijk is dat de patiënt een verhoogd risico op
opeenvolgende ECG’s gedurende een periode van 4 tot 6
een DVT heeft, is het doel de vorming van stolsels en een
uur kunnen helpen bij het herkennen van veranderingen in
longembolie voorkomen. Laagmoleculairgewichtheparine
ritme en geleiding of van een myocardinfarct. Premature
zoals enoxaparine, drukkousen en intermitterende
ventriculaire contracties (PVC’s) zijn de meest frequent
pneumatische compressiehulpmiddelen kunnen helpen
voorkomende aritmieën bij stomp thoraxtrauma. De
om DVT te voorkomen.
voornaamste oorzaak voor overlijden van patiënten met
een myocardcontusie houdt verband met het ontstaan van
ventrikelfibrilleren (VF). De behandeling van een patiënt Longembolie
die mogelijk een myocardcontusie heeft begint met het Een longembolie is de derde doodsoorzaak voor trauma-
controleren op hemodynamische veranderingen. Patiënten patiënten die de eerste 24 uur na het letsel overleven
met reeds bestaande cardiale risicofactoren, meervoudig en geen tromboseprofylaxe krijgen. Uit onderzoek is
thoraxletsel en ECG-afwijkingen worden normaal gebleken dat zeker 24% van alle longembolieën in
gesproken opgenomen en hun hartritme wordt gedurende de eerste 4 dagen na het letsel ontstaat en zelfs al op
de eerste 24 uur continu bewaakt. dag één kan ontstaan. Om die reden zijn preventie
van veneuze stase en een vroegtijdig onderzoek of er
Harttamponade verschijnselen van een DVT zijn van groot belang. Een
De verschijnselen van tamponade als gevolg van een acute longembolie ontstaat plotseling en de symptomen
atriumruptuur kunnen zich langzaam ontwikkelen en zijn afhankelijk van de omvang van de embolie.
worden mogelijk pas zichtbaar na de eerste opvang. Een Aandachtspunten zijn:
harttamponade kan plotseling optreden zonder klachten • Onrust
of symptomen, of langzaam met een daling van de • Een longembolie ontstaat normaal gesproken
systolische bloeddruk bij de inademing, kortademigheid, tussen 5 en 7 dagen na het letsel, maar zelden vóór
strak gevoel op de borst en duizeligheid. De diagnose dag 4. Onderzoek de patiënt die zich dagen na een
harttamponade kan worden gesteld met behulp van een traumatisch voorval met klachten presenteert.
FAST-echo.

308 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp


• Een massale longembolie veroorzaakt Dit kan zich al manifesteren 12 uur na het letsel of pas
hemodynamische instabiliteit zoals hypotensie. 2 weken na het voorval. De meeste vetemboli treden
• Een longinfarct en ischemie kunnen het gevolg zijn echter binnen 24 tot 72 uur na een fractuur van een
van een volledige verstoring van de bloedflow. lang pijpbeen op. Een spiraal-CT-scan van de thorax
en röntgenfoto van de thorax zijn het meest geschikt
• Een massale longembolie kan kort na aanvang van voor diagnose. Op de röntgenopname van de thorax
de symptomen resulteren in rechterventrikelfalen en kunnen vlekkerige longinfiltraten worden gezien.
overlijden. Bloedgasbepalingen helpen bij de diagnostiek en de
behandeling van problemen met de ademhaling, zuurbase-
De verschijnselen voor een longembolie zijn: evenwicht en oxygenatie. Een vetembolie kan een
• Een acuut ontstane pijn in de thorax factor zijn bij de ontwikkeling van ARDS. Voor 5% tot
• Dyspneu 15% van de patiënten is een vetembolie zelfs fataal. De
• Hypoxemie behandeling bestaat uit ondersteuning van de ademhaling
en oxygenatie en normaliseren van de hemodynamiek.
• Hemoptoë
• Hoesten Acuut longletsel/Acute Respiratory Distress Syndrome
• Orthopneu Een acuut longletsel is een syndroom dat resulteert in
alveolaire schade of collaps dat non-cardiaal longoedeem
• Afwijkingen bij auscultatie van de longen, zoals tot gevolg heeft. Een acuut longletsel ontwikkelt zich
◦◦ Piepen 24 tot 48 uur na het letsel of na het ontstaan van de ziekte
◦◦ Knisperen met het stimuleren van het ontstekingsproces. Bij de
traumapatiënt kan acuut longletsel veroorzaakt worden
• Verminderde longgeluiden door de vloeistofshift van de intravasculaire ruimte
• Uitgezette vena jugularis naar de interstitiële ruimte en in de alveoli. ARDS, de
• Hypotensie meest ernstige vorm van longletsel, werd oorspronkelijk
shocklong genoemd vanwege het effect van massale
Een D-dimeerbepaling meet het fibrinenetwerk dat vloeistofsuppletie met subsequente vloeistofverplaatsing
optreedt bij de vorming van een stolsel. Dit geldt echter in de longen. De diagnostische criteria voor acuut
niet als definitieve diagnose, dus verder onderzoek is longletsel/ARDS zijn:
noodzakelijk. Onderzoeken om een longembolie te • Verhouding PaO2/FiO2 minder dan 200 mmHg
bevestigen dan wel uit te sluiten zijn een ventilatie- (ARDS) of minder dan 300 mmHg (acuut longletsel)
perfusie (VQ) longscan of een spiraal-CT-scan, MRI-scan • Arteria pulmonalisdruk van 18 mmHg
of longangiografie.
• Geen klinische aanwijzingen voor linkeratrium- of
ventrikelfalen
Vetembolie
Tijdens het manipuleren van gefractureerde lange Risicofactoren voor acuut longletsel/ARDS zijn:
pijpbeenderen kan een stolsel uit het beenmerg inclusief • Aspiratie
een micro-embolus van vet, losraken hetgeen resulteert
in een vetembolie. Bijna alle patiënten met meerdere • Longcontusie of ander thoracaal trauma
fracturen hebben vetdeeltjes in het bloed. Een vetembolus • Vetembolie
kan in de longvaten terechtkomen en aldaar een obstructie • Longembolie
met ischemie veroorzaken. In de meeste gevallen van
vetembolie zijn er geen symptomen, maar wanneer dit • Bijna-verdrinking
wel het geval is, is er sprake van een klassieke triade van • Inhalatieletsel
verschijnselen: • Non-thoraxtrauma
• Verslechterd bewustzijn; beginnend met rusteloosheid
en agitatie • Massale transfusie
• Ademnood, inclusief dyspneu en hypoxie • Zuurstoftoxiciteit
• Puntbloedingen op het hoofd, in de hals, aan de • Diffuse intravasale stolling (DIS)
voorzijde van de thorax, op de mondslijmvliezen en • Shock
in de oksels • Pneumonie of sepsis

TNCC • Zevende druk 309


De behandeling voor acuut longletsel/ARDS bestaat uit Preventie van een pneumonie bij een beademde patiënt
ondersteunende zorg en ondersteunde beademing die omvat:
erop gericht is de alveoli die samengeklapt zijn weer • Het hoofdeinde van het bed 45 graden omhoog zetten
te openen. PEEP-beademing (Positive End Expiratory ◦◦ Hierdoor wordt het risico op aspiratie beperkt. Dit
Pressure) in combinatie met een lager slagvolume van de kan in het begin van de traumaopvang moeilijk
beademing verkleint de kans op barotrauma. zijn wanneer de patiënt op een wervelplank ligt of
• PEEP vermindert intrapulmonale shunting en hypotensief is. Probeer de patiënt zo snel mogelijk
vergroot de longcompliance. van de wervelplank te halen of pas zo mogelijk een
• Hoge PEEP kan ook barotrauma veroorzaken, de anti-Trendelenburg-ligging toe.
cardiac output verlagen en de intrathoracale druk • Mondverzorging met chloorhexidine om de mond te
verhogen. ontsmetten
• Een optimale PEEP ligt tussen 10 en 15 mmHg. ◦◦ Geïntubeerde patiënten kunnen baat hebben bij
• Geavanceerdere behandelmethoden worden vaak vroegtijdige mondverzorging met chloorhexidine
pas op de IC-afdeling begonnen, zoals buikligging, zodra de plaatsing van de tube is geverifieerd, zelfs
high frequency-beademing en ECMO (extracorporale al op de SEH.
membraanoxygenatie). • Uitzuigen van secreet uit mond- of keelholte

Pneumonie en aspiratie ◦◦ Orale secreties hopen zich op boven de cuff van


Een pneumonie wordt gezien bij 25% van de patiënten de tube waardoor verontreinigde vloeistof in de
die beademd worden. Beademing-gerelateerde pneumonie onderste luchtwegen terecht kan komen.
ontwikkelt zich meer dan 48 uur na aanvang van de ◦◦ Op het oppervlak van de ETT vormt zich een
mechanische beademing. Een van de belangrijkste biofilm wanneer bacteriën aan het tube-oppervlak
risicofactoren voor optreden van pneumonie bij deze hechten, waardoor bacteriën in de longen kunnen
patiënten is kolonisatie van de mondholte door respiratoire worden geaspireerd.
pathogenen. Patiënten met een slechte mondhygiëne • Uitzuigen van de tube
hebben meer risico op specifieke bacteriën in de mond
en men vermoedt dat als een beademde patiënt een ◦◦ Ook het gebruik van gesloten uitzuigapparatuur
pneumonie ontwikkelt, de bacteriën die in de longen waarmee wordt voorkomen dat de tube wordt
gevonden worden stammen uit de mond. Secreet aan de blootgesteld aan verontreiniging, is nuttig.
beademingstube is een directe route waarlangs bacteriën
in de onderste luchtweg kunnen komen. Bacteriën uit Start zo snel mogelijk een behandeling met een
de sinussen en de maag kunnen ook een pneumonie breedspectrumantibioticum tot er een antibioticum
veroorzaken. Hoewel de patiënt mogelijk gedurende kan worden voorgeschreven dat geschikt is voor het
48 uur geen pneumonie zal ontwikkelen, kan goede betreffende micro-organisme. Een tijdige toediening van
mondverzorging snel na het intuberen, bijv. nog op antibiotica kan een verschil maken in de totale mortaliteit.
de SEH, van invloed zijn op de ontwikkeling van een Een vroegtijdige diagnose en behandeling zijn belangrijk
pneumonie. Risicofactoren die impact kunnen hebben op omdat VAP leidt tot acuut longletsel en ARDS en een hoge
de ontwikkeling van een pneumonie zijn: mortaliteit kent.
• Aspiratie
• Verminderde beschermingsreflexen (braakreflex)
• Verhoogde pH-waarde in de maag
• Bestaande longziekte
• Immunosuppressie
• Ondervoeding

310 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp


Abdominaal trauma Tabel 24-2. Bloedafwijkingen bij DIS
Een bloeding is de tweede, meest voorkomende
Trends
doodsoorzaak na trauma en is de voornaamste oorzaak
van te voorkomen overlijden na letsel. Gemiste
• Verlaagd aantal trombocyten
abdominale letsels zijn vaak de oorzaak voor mortaliteit
van patiënten die de eerste periode na het letsel hebben • Verminderd fibrinogeen
overleefd. Zelfs een ernstig abdominaal letsel geeft • Verhoogd fibrine-afbraakproduct (FDP)
soms geen duidelijke bevindingen, met name als het
• Verhoogde D-dimeer
gaat om stomp trauma. Onderzoek van het abdomen
kan om diverse redenen lastig zijn. Bij de patiënt met • Verlengde protrombinetijd (PT)
een verminderd bewustzijnsniveau kan het klinische • Verlengde partiële tromboplastinetijd (PTT)
onderzoek onbetrouwbaar zijn en kunnen sommige letsels
worden gemist. Het veiligheidsgordelsymptoom in de
onderbuik kan langzaam ontwikkelen en kan over het
Pancreasletsel
hoofd worden gezien wanneer er sprake is van ernstiger
Vanwege de positie kan de pancreas na een direct
letsels. Het Cullensymptoom en het teken van Grey
letsel tegen de wervelkolom worden samengedrukt.
Turner kunnen duiden op een retroperitoneale bloeding,
Dit betekent dat pancreasletsel kan resulteren in
maar deze symptomen verschijnen mogelijk pas na uren
onderzoeksbevindingen die gelijk zijn aan die van een
of dagen. Kennis van deze symptomen bij de patiënt
retroperitoneale bloeding zoals buikpijn, misselijkheid
die dagen na het trauma hulp zoekt, of herhaaldelijk
en braken, verminderde of afwezige darmgeluiden,
onderzoek kan helpen ook subtiele veranderingen waar
Cullensymptoom en het teken van Grey Turner. Andere
te nemen zodra deze zich voordoen. Zie Hoofdstuk 12:
diagnostische onderzoeken zijn een abdominale
Abdominaal en bekkentrauma voor meer informatie.
CT-scan, follow-up echo en herhaalde lipase- en
Letsel van de milt amylaselevelbepalingen.
In de loop van de tijd is de behandeling van patiënten
Darmletsel
met miltletsel steeds vaker veranderd van operatief naar
Darmletsel treedt onmiddellijk op of na verloop van tijd
conservatief, met goede resultaten. Een bloeding van
met kneuzingen, oedeem, ruptuur of infarct als mogelijke
de milt kan niet altijd worden gediagnosticeerd met het
gevolgen. Een continue beoordeling van de buik kan
FAST-onderzoek. Bij patiënten met aanwijzingen bij het
helpen al vroegtijdig complicaties van buiktrauma te
lichamelijk onderzoek die kunnen wijzen op letsel van de
herkennen, zelfs als de verschijnselen na verloop van tijd
milt en die in aanmerking komen voor een niet-operatieve
optreden of bijna niet zichtbaar zijn. Het is belangrijk
behandeling worden normaal gesproken opgenomen ter
dat de verpleegkundige alle patiënten met abdominaal
observatie waarbij frequent laboratoriumonderzoek wordt
trauma regelmatig controleert wanneer er wordt gekozen
verricht (Hb, HT) om te zien of de bloeding verergert en
voor een niet-operatieve behandeling en handelt zodra er
dient klinisch onderzoek geregeld plaats te vinden om
symptomen van verslechtering optreden.
eventuele toename van de pijn en/of spierverzet te kunnen
beoordelen.
Shock
Leverletsel Specifieke onderzoeken en interventies in de posttrauma-
Bloeding (ook na enige tijd), leverabcessen en lever- zorg en -opvangperiode zijn uniek voor elk van de vier
functiestoornissen kunnen complicaties zijn van lever- soorten shock.
letsels. Deze verschijnselen kunnen zich openbaren
in de periode na de eerste traumaopvang. Aanvullend Obstructieve shock
laboratoriumonderzoek van leverenzymen en stollings- • Door de trend in de waarden van de vitale functies
onderzoek moet worden uitgevoerd. van hart en longen te bewaken kunnen subtiele
veranderingen worden geïdentificeerd die kunnen
duiden op langzaam ophopend pericardiaal vocht of
een pneumothorax.
• FAST kan nuttig zijn om een harttamponade of een
pneumothorax te identificeren.
• Beide kunnen zich direct na het trauma presenteren of
na verloop van tijd.

TNCC • Zevende druk 311


Cardiogene shock • Een verhoogde temperatuur wordt vaak in verband
• Patiënten met stomp trauma van de thorax of een gebracht met septische patiënten, maar traumapatiënten
myocardinfarct kunnen een cardiogene shock ervaren. kunnen ook koorts krijgen als gevolg van de
• Dit type shock is mogelijk niet duidelijk op het inflammatoire respons op een letsel.
moment van de traumaopvang en -zorg en kan • Voor open of verontreinigde letsels kan een
zich ontwikkelen na vloeistofsuppletie wanneer de profylactische antibioticabehandeling geïndiceerd zijn.
contractiekracht onvoldoende is om de suppletie op te
vangen.
Diffuse intravasale stolling (DIS)
• Het doel van de behandeling is vroegtijdige Er is sprake van DIS wanneer het stollingssysteem
reperfusie. Een percutane coronaire interventie in het overweldigd raakt, zoals het geval is bij een multitrauma.
hartkatheterisatielab is een definitieve behandeling. Bij een patiënt met multitrauma gaan trombocyten, plasma
Inotropische ondersteuning kan van nut zijn tot de en andere vitale onderdelen van de stollingscascade
bloeding onder controle is. verloren door bloeding en verdunning en raken de
stollingsfactoren uitgeput door diffuse microvasculaire
(Neurogene) distributieve shock stolselvorming als gevolg van een inflammatoire
• Een neurogene shock kan snel na het letsel ontstaan of respons op letsel. Hypothermie kan direct de stolling
pas 1 tot 2 dagen later. en fibrinogeensynthese vertragen. Acidose als resultaat
• Neurogene shock wordt normaal gesproken gezien bij van weefselhypoperfusie en hypoxie versnelt fibrinolyse
letsel van T6 en hoger. hetgeen bijdraagt aan het ontstaan van DIS. Tabel 24-2
• De behandeling van hypovolemie is normaal beschrijft de laboratoriumresultaten voor DIS. Een
gesproken de eerste stap, maar geneesmiddelen zoals behandeling is gericht op de oorzaak en DIS kan het beste
vasopressoren en atropine, bedoeld voor herstel van worden behandeld door het te voorkomen. Het toedienen
de vaattonus en de hartslagfrequentie, zijn beter om de van trombocyten en vers ingevroren plasma kan helpen
orgaanperfusie te herstellen. bij het controleren van bloedingen bij de traumapatiënt
en kan de ernst van DIS beperken. Hoewel er geen sprake
Anafylactische shock is van DIS bij de presentatie van het trauma, kunnen de
• Het risico op een anafylactische shock als gevolg van behandelingen en interventies tijdens de initial assessment
een allergische reactie op een geneesmiddel kan groter een dramatisch effect hebben op de ontwikkeling van DIS.
zijn voor de traumapatiënt wanneer er geen allergie-
informatie beschikbaar is. Probeer zo snel mogelijk Abdominaal compartimentsyndroom
gegevens over of bronnen van mogelijke allergieën te Abdominaal compartimentsyndroom is een potentieel
achterhalen. dodelijke complicatie als gevolg van intra-abdominale
hypertensie. Naar verluidt wordt een abdominaal
• Verschijnselen van een anafylactische shock zijn
compartimentsyndroom gezien bij 50% van de patiënten in
galbulten of netelroos, ademhalingsmoeilijkheden en
kritieke toestand en is het ook een belangrijke risicofactor
stridor, angio-oedeem en tekenen van shock.
voor overlijden.
• De behandeling omvat intramusculair epinefrine,
bronchodilatoren of vernevelen met epinefrine, De abdominale druk is 0 tot 5 mmHg voor gezonde
intraveneus kristalloïde vloeistof, histamineblokkers patiënten en varieert omgekeerd evenredig met de
en steroïden. intrathoracale druk bij een normale ademhaling. Het
risico op intra-abdominale hypertensie is groter voor
Septische shock patiënten die morbide obees zijn, chronische ascites
• Een septische shock als gevolg van een infectie hebben of zwanger zijn. De abdominale perfusiedruk
direct na een traumatisch letsel is ongewoon. De wordt gemeten door de intra-abdominale druk af te
verschijnselen treden meestal pas later op. trekken van de gemiddelde arteriële druk. Een te hoge
• Septische patiënten kunnen klinisch moeilijk intra-abdominale druk is hoger dan 12 mmHg. Het
te onderscheiden zijn van patiënten met een abdominale compartimentsyndroom wordt gedefinieerd
hypovolemische shock, aangezien beide groepen als een aanhoudende intra-abdominale druk van meer dan
zich presenteren met een tachycardie, perifere 20 mmHg en/of een abdominale perfusiedruk van minder
vaatvernauwing, verminderde urine-output en dan 60 mmHg en wordt geassocieerd met orgaandisfunctie.
verlaagde bloeddruk met een smalle polsdruk. Intra-abdominale hypertensie kan vrijwel alle belangrijke
lichaamssystemen beïnvloeden.

312 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp


Abdominale effecten ◦◦ Het resultaat hiervan is hypoxemie en hypercapnie
• Een intra-abdominale bloeding van de milt, lever of met respiratoire acidose.
het mesenterium is de meest voorkomende oorzaak • Ook atelectase, acuut longletsel of ARDS kunnen zich
voor primaire intra-abdominale hypertensie. Een ontwikkelen.
gezwollen abdomen fungeert als een tourniquet dat de
organen binnen het eigen compartiment samendrukt. Neurologische effecten
Secundaire intra-abdominale hypertensie kan optreden • Een verhoogde intrathoracale druk veroorzaakt druk
wanneer er sprake is van massaal bloedverlies van op de venae jugularis waardoor de drainage van
extra-abdominale locaties, gevolgd door een suppletie liquor en bloed vanuit het hoofd afneemt en de ICP
met een groot volume kristalloïde oplossing, met toeneemt.
vloeistofverschuivingen en peritoneaal oedeem.
• Naarmate het bloedvolume toeneemt, neemt ook de Bevindingen voor intra-abdominale hypertensie en
intra-abdominale druk toe, waardoor de abdominale abdominaal compartimentsyndroom zijn:
structuren en organen worden samengedrukt. Deze • Intra-abdominale drukmeting
compressie resulteert in een verminderde perfusie en ◦◦ Een indirecte methode voor het bewaken van de
ischemie, acidose, lekkende capillairen, zwelling van intra-abdominale druk is het meten van de druk in
de darmen en translocatie van de ingewanden. de urineblaas. Een gedeeltelijk gevulde blaas geeft
• Een verminderde bloedflow resulteert in een slechte een nauwkeurige weergave van de intra-abdominale
genezing. Hypoperfusie van de lever hindert de lever- druk. Methoden voor het bewaken van de druk in de
functie, het glucosemetabolisme en de lactaatklaring. urineblaas zijn:
··Een transducertechniek waarbij een
Cardiovasculaire effecten druktransducer en slang worden aangesloten op
• Het cardiovasculaire systeem wordt beïnvloed omdat de urinemonsterpoort van een urinekatheter.
een verhoogde intra-abdominale druk het diafragma
··Een bladderscan is een niet-invasief alternatief
omhoog duwt en de verhoogde intrathoracale druk het
hart en de grote bloedvaten samendrukt. voor het vaststellen van een afdoende urinevolume
voorafgaand aan de drukmeting.
◦◦ Een meting van de centraalveneuze druk kan
foutief verhoogd zijn als gevolg van de verhoogde
¸¸Hierdoor wordt het risico op contaminatie door
intrathoracale druk. backflow in de blaas beperkt.

◦◦ De patiënt kan goed gehydrateerd of zelfs overvuld


¸¸Plaats de patiënt in rugligging en in de nulpositie
lijken terwijl er sprake is van vloeistofdepletie. voor de transducer ter hoogte van de symfyse.
··Naast de blaasdruk kan ook de buikomvang van
• De toegenomen intrathoracale druk kan resulteren in
een daling in de veneuze return, hetgeen resulteert in nut zijn als trendinghulpmiddel, hoewel intra-
een verlaagde preload en verlies van cardiac output. abdominale hypertensie niet noodzakelijkerwijs
gepaard gaat met een toegenomen omvang.
• Een stijgende intrathoracale druk vergroot de
pulmonale vasculaire weerstand en rechtsventriculaire • Een lage urine-output en hypotensieve shock die niet
afterload, hetgeen op zijn beurt de belasting van het reageren op vloeistofsuppletie
rechterventrikel vergroot en de linkerventriculaire • Gespannen, strakke buik (al dan niet gezwollen)
preload vermindert. Een grotere zuurstofvraag door het • Verhoogde beademingsdrukken zonder thoracaal letsel
myocard resulteert in toegenomen arbeid van het hart.
• Verhoogde intracraniële druk zonder hoofdletsel
• De femorale venen worden samengedrukt waardoor
veneuze stase ontstaat en het risico op DVT toeneemt. • Verhoogde intra-abdominale druk (behandeling
geadviseerd wanneer de intra-abdominale druk hoger
Cardiovasculaire effecten is dan 30 mmHg en de patiënt symptomatisch is)
• Een verhoogde thoracale druk is ook van invloed op
het pulmonale systeem.
• Een van de eerste tekenen van abdominaal
compartimentsyndroom is longproblemen.
◦◦ Een verminderde longexpansie, beperkte respiratoire
excursie en verminderd slagvolume zijn alle het
resultaat van een verhoogde intrathoracale druk.

TNCC • Zevende druk 313


Rabdomyolyse ··Intestinale
kaliumbinders, zoals
Rabdomyolyse wordt het vaakst gezien bij patiënten met natriumpolystyreensulfonaat (Resonium)
crushletsel of brandwonden. Beschadigd weefsel resulteert ··Dialyse
in celdestructie waardoor myoglobine in de circulatie
vrijkomt. Myoglobine, een intracellullair eiwit, blokkeert Systemisch inflammatoir responssyndroom
de nierperfusie en glomerulusfiltratie. De kenmerkende Systemisch inflammatoir responssyndroom (SIRS) is een
donkerrode of bruine kleur van de urine is het resultaat gegeneraliseerde respons op letsel of ziekte die ontstaat als
van loslating van het niertubulusepitheel en van gevolg van een infectie, trauma of ischemie. Wanneer er
myoglobine in de urine. Acuut nierletsel of acuut nierfalen sprake is van twee of meer van de volgende bevindingen
is het resultaat van een blokkade en afname van de renale voldoet de patiënt aan de criteria voor SIRS:
bloedflow en de glomerulusfiltratie en treedt op bij 24% • Temperatuur boven 38°C of onder 36°C
van de patiënten met rabdomyolyse.
• Hartfrequentie van meer dan 90 slagen/min
Hyperkaliëmie is een levensbedreigende complicatie van • Ademhalingsfrequentie van meer dan
rabdomyolyse. Dit treedt op door celdestructie waardoor 20 ademhalingen/min of PaCO2 van minder dan
intracellulair kalium in de extracellulaire ruimte komt en 32 mmHg
het serumkaliumlevel dramatisch stijgt. Het kaliumlevel • Aantal leukocyten hoger dan 12 × 109/l of minder dan
zal normaal gesproken in de eerste 12 tot 36 uur een piek 4 × 109/l of meer dan 10% staafkernige neutrofiele
vertonen en vervolgens geleidelijk aan afnemen. granulocyten in de leuco diff
Behandeling Het enige verschil tussen SIRS en sepsis is dat sepsis een
De behandeling van mogelijke rabdomyolyse begint met bekende bron van infectie heeft en SIRS niet.
intraveneuze hydratatie. Het vloeistofvolume verbetert
de renale perfusie, voorkomt castformatie en voorkomt Sepsis
aanvullende ischemische nierbeschadiging. Het volume Naast het normale inflammatoire proces, veroorzaakt
helpt bij het corrigeren van acidose als resultaat van door het trauma, lopen traumapatiënten risico op het
hypoperfusie. ontwikkelen van een infectie of sepsis. Sepsis is een
• Start met een agressieve vloeistofbehandeling tot 1,5 l systemische respons en geen lokale reactie of geïsoleerde
per uur om tot een urine-output van 300 tot 400 ml per infectie. Patiënten met verschillende problemen kunnen
uur voor volwassenen te komen. een risico lopen op het ontwikkelen van een infectie en
sepsis, zoals:
• Alkalisering van de urine (urine pH > 8,0) met behulp
• Patiënten met penetrerend letsel of met open of
van bicarbonaat en osmotische diuretica is toegepast,
verontreinigde wonden
hoewel er geen duidelijke bewijzen zijn voor de
voordelen hiervan. • Patiënten met stomp abdominaal trauma, of
verontreiniging van de peritoneale holte door
• Voor patiënten die nierfalen ontwikkelen
darminhoud (darmperforatie of translocatie van
is hemodialyse, peritoneale dialyse of een
ingewanden)
niervervangende behandeling mogelijk geïndiceerd.
Zie Hoofdstuk 14: Trauma van het bewegingsapparaat • Patiënten met huidletsel of brandwonden waarbij de
voor meer informatie. beschermende barrière van de huid verloren is gegaan
• Ernstige hyperkaliëmie moet worden behandeld met
Sepsis kan uitgebreide beschadigingen aan de vaten geven,
calciumgluconaat, insuline, glucose of vernevelde
inclusief:
bèta-agonist.
• Afgifte van endotoxinen resulteert in lekkage van
◦◦ Substanties die kalium vanuit de extracellulaire de capillairen, verschuiving van vloeistof naar de
ruimte naar de intracellulaire ruimte verschuiven, interstitiële ruimte en oedeem
zijn slechts tijdelijk effectief.
• Verhoogde viscositeit van het bloed, resulterend in
◦◦ Calcium is niet van invloed op het kaliumlevel, stolling in de microcirculatie en het ontwikkelen van
maar beschermt tegen cardiotoxische effecten. coagulopathie
◦◦ Andere interventies kunnen noodzakelijk zijn voor • Weefselhypoxie kan elk orgaan treffen en wanneer dit
de uiteindelijke behandeling. Dit zijn: niet wordt behandeld of in extreme mate voorkomt,
··Diurese kan dit meervoudige orgaandisfunctie veroorzaken.

314 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp


Door dit vroegtijdig te herkennen kan een gerichte De aanvullende bevindingen tijdens de beoordeling zijn:
behandeling worden ingesteld, waaronder een tijdige • Geheugenverlies
start van een behandeling met antibiotica, en verbetert de • Kortdurende hallucinaties
outcome voor de patiënt.
• Gegeneraliseerd tonisch-klonisch insult
Verhoogde intracraniële druk
De behandeling van ontwenningsverschijnselen na
Een halskraag en plat op de rug liggen kan de intracraniële
alcoholgebruik wordt op de individuele patiënt afgestemd.
druk bij een patiënt met hoofdletsel verergeren. Methoden
Interventies zijn vloeistof- en elektrolytsuppletie,
voor het verlagen van de intracraniële druk zijn:
suppleties van thiamine, glucose en meerdere vitamines.
• Verwijderen halskraag zodra de cervicale
Benzodiazepines ter voorkoming van ontwennings-
wervelkolom vrij is gegeven
verschijnselen kunnen worden voorgeschreven om de
• Het hoofdeinde van het bed hoger zetten effecten van ontwenning op het centrale zenuwstelsel te
• Het hoofd in een neutrale middenpositie houden verminderen.
• De patiënt behandelen als deze pijn heeft of onrustig is Trauma van het bewegingsapparaat
• Diurese bevorderen zodra een eventuele shock Ondanks een zorgvuldige beoordeling kunnen er
behandeld is specifieke fracturen onopgemerkt blijven na het initial
• Normocapnie handhaven assessment, zoals:
• Femurhalsfractuur
• Normothermie handhaven
• Aangezichtsfracturen
• Externe stimuli verminderen door verlichting te
dimmen, geluid te beperken en interventies te • Radiuskopfracturen
clusteren • Scafoïdfracturen
• C7-wervelfracturen
Ontwenningsverschijnselen na alcoholgebruik • Niet-gedisloceerde bekkenfracturen
Tussen de 30% en 50% van de traumapatiënten heeft
• Fracturen van de processus odontoides
voorafgaand aan het letsel een bepaald bedwelmend
middel gebruikt. Uit onderzoek is gebleken dat naar Complicaties met betrekking tot fracturen kunnen
schatting één op de vier tot vijf patiënten die in het onmiddellijk, snel of laat optreden. In botten bevinden
ziekenhuis worden opgenomen een alcoholprobleem zich veel bloedvaten en bloeden snel. Scherpe botuiteinden
heef of verslaafd is (cijfers uit de VS). Het is niet altijd kunnen het omringende spierweefsel of de bloedvaten
eenvoudig vast te stellen welke patiënten risico lopen beschadigen. Een gebroken rib kan resulteren in
op of last hebben van ontwenningsverschijnselen. een pneumothorax of een gescheurde lever. Vroege
Ontwenningsverschijnselen kunnen binnen 6 uur na de complicaties van fracturen zijn:
laatste inname optreden of dit kan dagen duren. Aangezien • Infectie
alcohol het centrale zenuwstelsel (CZS) onderdrukt, • Pneumonie
zullen de bevindingen met betrekking tot ontwenning
• DVT/longembolie
meestal stimulatie van het CZS laten zien. De eerste
klinische tekenen voor ontwenningsverschijnselen na • Compartimentsyndroom (zie Hoofdstuk 14: Trauma
alcoholgebruik zijn: van het bewegingsapparaat)
• Autonome hyperactiviteit • Vetembolie
• Tremor van de handen • Drukulcera
• Misselijkheid of overgeven
• Psychomotorische agitatie
• Onrust of rusteloosheid

TNCC • Zevende druk 315


Gemiste en vertraagde effecten van letsels Bewaking van aanvullende interventies
Gemiste letsels Beademingstoestellen
Een traumapatiënt met meervoudig letsel evalueren is Beademingstoestellen zijn in de loop der jaren verder
zelfs voor de meest ervaren zorgverlener lastig. Er zijn ontwikkeld met een reeks nieuwe beademingstypen
verschillende factoren die bijdragen aan het missen en strategieën om barotrauma en syndromen als
van letsels, zoals onduidelijke radiologische uitslagen, postbeademing-emfyseem te voorkomen. Met beademing
onvoldoende of onvolledige onderzoeken, gelijktijdige door middel van een gesloten systeem worden de
presentatie van meerdere patiënten, presentatie van ademhalingsparameters inclusief de intrinsieke frequentie
gecompliceerde patiënt of klinisch onervaren personeel. van de patiënt, het slagvolume, de pulmonale weerstand
Het bestaan van comorbide aandoeningen kan ook en compliance en de zuurstofsaturatie regelmatig
bijdragen aan een lastig assessment van het letsel. gecontroleerd. Aan de hand van deze informatie kunnen
Aandoeningen zoals hypertensie en diabetes zorgen de instellingen van het beademingsapparaat aangepast
voor pathofysiologische factoren die mogelijk niet snel worden om eventueel meer of minder drukondersteuning
duidelijk zijn. Diabetes kan de sensatie van een letsel te geven of het zuurstofpercentage aan te passen. Dit zorgt
veranderen als gevolg van neuropathie. voor optimale instellingen en tijdige afbouw en extubatie.
Deze technologie wordt vaker op de IC toegepast, maar
Gemiste letsels kunnen worden gedefinieerd als letsel dat het is nuttig wanneer de traumaverpleegkundige tijdens
niet werd ontdekt of vermoed voorafgaand aan of tijdens het bewaken van de beademde patiënt op de hoogte is van
de aankomst van de patiënt op de afdeling Intensive Care. de verschillen in de toestelinstellingen.
Deze letsels kunnen klinisch significant worden wanneer
zij bijdragen aan de morbiditeit of mortaliteit en resulteren Capnografie
in een vertraging in de behandeling. Patiënten met gemiste ETCO2 meet de uitgeademde kooldioxide (CO2) wat
letsels hebben hogere scores voor de ernst van het letsel een marker kan zijn voor metabole acidose, dehydratie
en blijven langer opgenomen in het ziekenhuis en op de of weefselperfusie. Na de traumazorg en -opvang is het
afdeling Intensive Care. bewaken van de ETCO2 nuttig voor patiënten die sedatie
en analgesie krijgen of worden beademd, omdat het een
Gebleken is dat een tertiair onderzoek het aantal gemiste waardevolle marker is voor hypoventilatie en apneu. De
letsels reduceert met 35%. Dit bestaat uit een volledig interpretatie van capnografie bestaat uit drie onderdelen:
onderzoek dat na het primaire en secundaire onderzoek de numerieke waarde, de curve en de gradiënt.
wordt uitgevoerd en wel binnen 24 uur na het trauma • Numerieke waarde
om letsels te identificeren die mogelijk tijdens het
◦◦ De partiële druk van end-tidal kooldioxide
initial assessment zijn gemist. Het tertiaire onderzoek
(PETCO2) geeft informatie over de ademhaling.
omvat een beoordeling van de eerste radiologische
onderzoeken, het uitvoeren van mogelijke aanvullende ◦◦ Wijzigingen in de PETCO2 duiden op ademhalings-
onderzoeken, een gestandaardiseerde herevaluatie van problemen voordat dit uit pulsoxymetrie blijkt
laboratoriumonderzoek en een klinisch assessment voor (tabel 24-3).
een effectieve detectie van verborgen letsels. • Curve
◦◦ De curve is onderverdeeld in drie fasen van
Vertraagde effecten van letsels de ademhalingscyclus. Elke fase levert andere
Er is een duidelijk verschil tussen gemiste letsels en informatie.
vertraagde effecten van letsels. Gemiste letsels bestaan al
··Fase I: Tijdens het begin van de uitademing een
op het moment van aankomst op de SEH, maar zijn niet
geïdentificeerd. Vertraagde effecten van letsel bestaan weergave van de uitademing van lucht in de
mogelijk nog niet op het moment van aankomst, maar anatomische dode ruimte waar geen CO2 aanwezig
ontwikkelen zich na verloop van tijd als gevolg van het zou mogen zijn.
oorspronkelijke letsel. Het is absoluut van essentieel ··Fase II: Wanneer CO2 wordt uitgeademd, stijgt de
belang dat traumapatiënten voortdurend worden curve sterk.
herbeoordeeld om nieuwe bevindingen op te merken ··Fase III: Dit is het grootste deel van de
en een verslechtering van de eerder geïdentificeerde uitademingscyclus, daar waar de curve afvlakt.
bevindingen te constateren. Aan het einde van deze fase wordt de ETCO2
gemeten.
◦◦ De curve kan veel informatie leveren aan diegene
die weet hoe de curve te interpreteren.

316 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp


··Wanneer er geen curve is, duidt dit op een onjuist Samenvatting
geplaatste of verstopte endotracheale tube of op Traumazorg eindigt niet met het initial assessment.
een losgeraakt circuit. Een voortdurende bewaking en observatie zijn vitale
··Een positieve curve voor elke compressie duidt op onderdelen van de zorg voor de traumapatiënt na de
een effectieve cardiopulmonale resuscitatie (CPR). eerste traumaopvang en stabilisatie. Veel complicaties
··Een wijziging in de vorm van de curve kan een ontwikkelen zich vroeg in de posttraumazorgperiode en
aanduiding zijn voor bronchospasme, obstructie of de goed voorbereide traumaverpleegkundige anticipeert
onjuiste match van ventilatie/perfusie (V/Q). hierop en handelt proactief. Zelfs als het initial assessment
geen duidelijke afwijkingen laat zien, helpt een grote
• PETCO2–PaCO2 gradiënt mate van alertheid de traumaverpleegkundige bij het
◦◦ Een veranderende gradiënt kan duiden op herkennen van subtiele veranderingen op basis van
hemodynamische instabiliteit of een afgenomen de voorspelde letsels en het ongevalsmechanisme.
longcompliance. Beoordeling en herbeoordeling zijn belangrijk, niet alleen
voor geïdentificeerde letsels, maar ook voor potentiële
Centraal-veneuze druk en verergering van letsel. De hierboven genoemde
Het meten van de centraal-veneuze druk wordt van condities en complicaties doen zich mogelijk niet
oudsher gebruikt om de volumestatus te bepalen van voor wanneer de traumapatiënt op de SEH blijft, maar
patiënten met hypovolemie. De centraal-veneuze druk kennis van de mogelijke outcomes kan een waardevolle
verandert minimaal in het eerste stadium van shock en factor zijn in het kritisch denken en de besluitvorming
zegt daarom niets over het uitvoeren van een adequate van de traumaverpleegkundige. Beoordeling van de
traumaopvang. opnamevoorschriften en kennis van de zorgtrajecten
helpen bij een snelle behandeling en beperken de
risico’s op complicaties, waardoor de overgang naar
de uiteindelijke zorg soepel en op efficiënte wijze kan
verlopen.

Tabel 24-3. Condities die worden geassocieerd met wijzigingen in PETCO2


Oorzaken voor
Toename PETCO2 Afname PETCO2
abnormale PETCO2

• Maligne hyperthermie • Hypothermie

Metabool • Thyreotoxische crisis • Metabole acidose

• Ernstige sepsis

• Kooldioxide-rebreathing • Longembolie

Bloedsomloop • Behandeling van acidose • Ernstige hypovolemische shock

• Cardiogene shock

• Hypoventilatie • Hyperventilatie

• Chronic obstructive pulmonary


Ademhaling • Intrapulmonale shunt
disease (COPD)

• Astma • Pulmonaal oedeem


• Absorptievat voor uitgeademd
• Loskoppeling
Technisch kooldioxide
• Verontreiniging van de monitor • Blokkade in de slang

TNCC • Zevende druk 317


318 Hoofdstuk 24 • Posttraumaopvang en -zorg op de spoedeisende hulp
Overzicht van de skill stations
Doelstellingen
De student krijgt de gelegenheid de praktijk op interactieve wijze te oefenen. De drie aparte skill stations zijn:
1. Het skill station Trauma Nursing Process (TNP: verpleegkundig proces bij traumaopvang) dat de student
door het gehele initial assessment leidt (het A-I-schema), alle interventies en evaluaties. Dit is het enige station
dat met een test wordt afgesloten.
2. Het skill station Luchtweg en beademing richt zich op de assessments en interventies voor een vrije
doorgankelijke luchtweg en een adequate beademing.
3. Het skill station Trauma-interventies biedt de student de mogelijkheid het gebruik van diverse skills die
verband houden met andere stappen in het TNP te bespreken, observeren en demonstreren.

Introductie De handelingen voor het traumaverpleegkundige proces


De verpleegkundige vaardigheden voor de traumazorg vormen de basis voor de stappen van het skill station.
zijn onderverdeeld in drie stations: Deze stappen zijn:
1. Trauma Nursing Process (TNP) • Assessment
2. Luchtweg en beademing • Outcomes/planning
3. Trauma-interventies • Implementatie
Elk van deze stations stelt de student in staat trauma-
concepten te bespreken en te observeren en trauma- • Beoordeling
vaardigheden te oefenen in een gesimuleerde, op de
praktijk gebaseerde leeromgeving. De stappen in het kader van het verpleegkundige proces
worden overkoepeld door de operationele procespunten
Dit deel van de TNCC is bedoeld om actief en samen met die door het traumateam worden gehanteerd voor een
anderen te leren. Van elke student wordt verwacht dat hij/ systematische en gestandaardiseerde aanpak van de zorg
zij een bijdrage levert aan de discussie en de assessments voor de traumapatiënt. Dit zijn:
en interventies demonstreert en beschrijft als aangegeven • Voorbereiding en triage
in de casus of de geselecteerde skill. • Primaire onderzoeksfase (ABCDE) met aanvullende
interventies voor traumazorg (FG)
Tijdens de daadwerkelijke zorg voor patiënten moeten • Herbeoordeling (overweging voor overplaatsing)
alle personeelsleden die direct contact hebben met de
patiënt of met de lichaamsvloeistoffen van de patiënt • Secundaire onderzoeksfase (HI) met aanvullende
persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. In de skill interventies voor herbeoordeling
stations wordt de zorg gesimuleerd en is het dragen van • Herbeoordeling en post-traumazorg
persoonlijke beschermingsmiddelen optioneel. • Uiteindelijke zorg en overplaatsing
Het noemen van een bepaald merk apparatuur of
verbruiksproduct wil niet zeggen dat dat bewuste product
wordt aangeraden. Geadviseerd wordt dat elke student en Algemene principes
instructeur bekend is met de merken en producten die in Voor de TNP skill stations krijgen de studenten van elke
hun eigen instelling worden gebruikt. groep een specifiek scenario.
• Er zijn zes scenario’s gebaseerd op specifieke
Het belangrijkste onderdeel van de TNCC is het TNP leerdoelen. Vijf van die scenario’s focussen op één
skill station. Dit is een actieve uitvoering van het initial van de speciale populaties zoals die in de Provider
assessment volgens een scenario van een gesimuleerde Manual worden gepresenteerd.
traumapatiënt, waarbij de inhoud van een hoofdstuk, • Elk scenario bevat ook weer een lijst met
de informatie van de lessen en kritisch denken worden discussiepunten. Deze punten zijn uniek voor elk
geïntegreerd. In het gehele scenario moet de student de scenario en zijn bedoeld voor discussie in een kleine
juiste assessmenttechnieken voor inspectie, auscultatie en groep en als extra leermateriaal. Van alle studenten
palpatie demonstreren. wordt verwacht dat zij participeren in de discussie.

TNCC • Zevende druk 319


• De instructeur zal de student door het scenario • Van de student wordt verwacht dat hij/zij beide
leiden, vragen beantwoorden, de student helpen criteria kan noemen en/of demonstreren wanneer er
de vaardigheden te perfectioneren en aanvullende twee criteria worden vermeld bij een EN (ausculteren
informatie geven wanneer de student daarom vraagt. ademgeruis EN harttonen, inspecteren EN ausculteren
• Tijdens de primaire en secundaire onderzoeksfase hoofd EN gezicht).
wordt de student geacht de effectiviteit te beoordelen • Van de student wordt verwacht dat hij/zij de juiste
van interventies die waarschijnlijk een direct effect op assessmenttechnieken (auscultatie en palpatie) kan
de patiënt hebben (auscultatie van het ademgeruis na demonstreren.
intubatie). ◦◦ Het is niet acceptabel wanneer de student stelt “ik
zou de onderbuik palperen” zonder de gesimuleerde
TNP testprincipes patiënt daadwerkelijk aan te raken.
Voor het TNP teststation wordt de beoordeling uitgevoerd
volgens de volgende principes: ◦◦ De juiste methode voor het ausculteren van
• Elke student wordt individueel beoordeeld op één ademgeruis hangt af van het feit of de patiënt al dan
TNP testcasus. Het is af te raden dat de student één niet geïntubeerd is.
scenario uit het hoofd leert: voor de test wordt een ··Wanneer de patiënt niet geïntubeerd is, worden de
nieuw scenario gebruikt. longvelden direct geausculteerd.
• Elk criterium met een sterretje moet worden ··Wanneer de patiënt geïntubeerd is, moet worden
uitgevoerd om het skill station met succes te kunnen gecontroleerd of de thorax stijgt en daalt tijdens
afronden. het luisteren ter hoogte van het maagkuiltje en het
• De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens ausculteren van de longvelden.
het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de • Wanneer een stap van het leerscenario vraagt om
criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden een specifiek aantal verplichte elementen tijdens de
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de oefensituatie, zal alle overige informatie door de
volgende stap. instructeur worden verstrekt zodra de student het
◦◦ Deze criteria staan meestal voor een kritieke verplichte aantal assessments heeft uitgevoerd.
assessmentstap of een interventie als reactie op een ◦◦ Tijdens het testen zal echter alleen de gevraagde en
levensbedreigende omstandigheid die tijdens het beoordeelde informatie worden verstrekt.
primary assessment is geconstateerd. ◦◦ Wanneer de student het vereiste aantal elementen
◦◦ Wanneer aan het einde van de primaire niet noemt, mag de instructeur de student daar ook
onderzoeksfase criteria met twee sterretjes (**) niet op wijzen.
zijn gemist, zal de instructeur de beoordeling
beëindigen, het proces beoordelen en de student Skill station Trauma Nursing Process
naar de cursusleider doorverwijzen voor
aanvullende instructies en een herhaling van de test, Prehospitale rapport
voor zover van toepassing. Het leerstation begint met het scenario of het
aangeleverde prehospitale rapport volgens het MIST-
• De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill- schema:
stappen en moeten worden uitgevoerd tijdens de • Mechanism of injury (ongevalsmechanisme)
demonstratie van het skill station, maar de volgorde
waarin is niet belangrijk. • Injuries sustained (opgelopen letsel)

• Voor een succesvolle uitvoering moeten alle criteria • Signs and symptoms in the field (symptomen op de
met twee sterretjes (**) op volgorde worden plaats van het ongeval)
gedemonstreerd, moeten alle criteria met één sterretje • Treatment in the field (behandeling op de plaats van
(*) worden voltooid en moet een score van 70% voor het ongeval)
alle punten/stappen worden behaald.
• Tijdens de evaluatie zal de instructeur specifieke
vragen beantwoorden en assessmentgegevens
aanleveren, maar hij/zij mag geen aanwijzingen
geven.

320 Overzicht van de skill stations


Directe observatie bij binnenkomst ◦◦ Laboratory studies (Laboratoriumonderzoek,
De directe observatie bij binnenkomst is de eerste inclusief arteriële bloedgassen en een monster-
waarneming wanneer de patiënt de traumakamer afname voor bloedgroepbepaling en een kruisproef)
wordt binnengebracht. Een ongecontroleerde bloeding ◦◦ Monitor for continuous cardiac rhythm and rate
is een belangrijke te voorkomen doodsoorzaak voor assessment (Continue bewaking hartritme en
de traumapatiënt en dit is de eerste van verschillende -frequentie)
specifieke stappen om te controleren op een dergelijke
bloeding. Met deze stap kan een directe assessment ◦◦ Naso- or orogastric tube consideration (Overweging
worden uitgevoerd van een ongecontroleerde om een maagsonde in te brengen)
uitwendige bloeding en kan worden bepaald of de ◦◦ Oxygenation and ventilation assessment
beoordelingsprioriteit voor deze patiënt opnieuw moet (Beoordeling van de beademingsstatus, inclusief
worden vastgesteld als <C>ABC. pulsoxymetrie en capnografie, voor zover
geïndiceerd)
Primaire onderzoeksfase
◦◦ Pain assessment and management (Pijnbeoordeling
Het doel van de primaire onderzoeksfase is het
en -bestrijding, inclusief het gebruik van een
identificeren van levensbedreigende situaties en
geschikte en gevalideerde pijnbeoordelingsschaal
snel ingrijpen. De elementen die tijdens de primaire
met een combinatie van niet-farmacologische en
onderzoeksfase worden beoordeeld zijn:
farmacologische interventies voor een optimale
• Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid
behandeling van traumatische pijn) Bij patiënten
met gelijktijdige stabilisatie van de cervicale
die zijn geïntubeerd volgens rapid sequence
wervelkolom)
intubation (RSI) kan de pijnrespons niet worden
• Breathing and Ventilation (Ademhaling en bepaald. Aan de hand van het ongevalsmechanisme
beademing) moet aangenomen worden dat er sprake is van pijn
• Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie en en dit moet op passende wijze worden behandeld.
beheersing van bloedingen) ◦◦ Opmerking: Het plaatsen van een urinekatheter is
• Disability (neurologische status) nu niet in het proces opgenomen, in tegenstelling
tot eerdere versies. Vanwege het risico op katheter-
• Exposure and Environmental control (Ontkleden en
gerelateerde urineweginfecties heeft het plaatsen
controleren van de omgeving)
van een urinekatheter een lagere prioriteit gekregen.
Echter, wanneer dit toch is geïndiceerd, wordt het
Deze elementen zijn van essentieel belang en elke
behandeld bij het onderzoek van het perineum en
afwijking van de normale situatie vereist onmiddellijke
bekken van het volledige lichamelijke onderzoek.
interventie. De ernst van de conditie van de patiënt kan
een gelijktijdige assessment en interventie noodzakelijk Herbeoordeling
maken. De prioriteit voor het systematische proces wordt Deze herbeoordeling is bedoeld om te bepalen of aan de
bepaald; om die reden moet elke levensbedreigende hand van bevindingen uit de primaire onderzoeksfase
situatie in het huidige element worden afgerond alvorens er sprake kan zijn van ongecontroleerde inwendige
verder te gaan naar het volgende (B wordt pas beoordeeld bloedingen, er een noodzaak is voor een spoedeisende
wanneer A is afgerond en zo verder). chirurgische interventie of dat de patiënt naar een
traumacentrum moet worden overgeplaatst. Wanneer
Aanvullende interventies op de primaire onderzoeksfase
(FG) dit zo is, kunnen de voorbereidingen daarvoor worden
Deze aanvullende interventies zijn assessments en getroffen. Ook kan er, wanneer er een vermoeden van
diagnostiek om er zeker van te zijn dat alle levens- een ongecontroleerde inwendige bloeding bestaat, een
bedreigende aspecten zijn geïdentificeerd en er een röntgenopname van het bekken of een Focus Assesment
baseline is voor trending en herbeoordelingen. Sonography by Trauma (FAST) worden gemaakt om
• Full set of vital signs and Family presence mogelijk aanwezige bloedingen te kunnen opsporen en
(Volledige set van vitale functies en aanwezigheid eventueel te behandelen.
van de familie)
• Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken
en interventies)

TNCC • Zevende druk 321


Secundaire onderzoeksfase (HI) Herbeoordeling en posttraumazorg
Het doel van de secundaire onderzoeksfase is het Op dit punt wordt de patiënt geëvalueerd op respons
identificeren van alle letsels om de prioriteit te bepalen op en de effectiviteit van interventies. Identificatie
voor de planning/outcome en de implementatiefase van van outcomes, planning en implementatie gaat door
het verpleegkundige proces. en de primaire onderzoekfase, de vitale functies, pijn
• History (Anamnese): Dit kan aanvullende informatie en alle letsels worden voortdurend geëvalueerd. De
zijn van prehospitale hulpverleners, informatie posttraumazorg wordt gecontinueerd tot de uiteindelijke
verstrekt door de patiënt of van de familieleden zorg voor de patiënt is bepaald.
over het traumatische voorval en/of de medische
voorgeschiedenis. Uiteindelijke zorg of overplaatsing
Om tot het besluit te komen voor uiteindelijke zorg
• Head-to-toe assessment (Volledig lichamelijk
en/of overplaatsing worden alle assessmentcriteria,
onderzoek): Zodra het primaire assessment afgerond
geïdentificeerde letsels, respons op interventies en
is en de direct levensbedreigende condities zijn
gestandaardiseerde overplaatsingscriteria in overweging
geïdentificeerd en behandeld, is het volledig
genomen.
lichamelijk onderzoek een georganiseerde,
gedetailleerde beoordeling van systemen waarbij
inspectie, auscultatie en palpatie worden gebruikt.
Prioriteit wordt gegeven aan letsels die in het
secundaire onderzoek worden gevonden en die
mogelijk een bedreiging kunnen vormen voor
de luchtweg, ademhaling, circulatie, disability
(neurologische status) of het ontkleden/controleren
van de omgeving.

Aanvullende interventies voor herbeoordeling tijdens


het secundaire onderzoek
Aanvullende interventies voor herbeoordeling zijn
diagnostische onderzoeken en interventies die een
aanvulling kunnen zijn op het klinische assessment
in het secundaire onderzoek, die bevindingen kunnen
bevestigen of mogelijk letsel kunnen uitsluiten tijdens
de voorbereidingen voor de herbeoordelingsfase. Ook
belangrijke verpleegkundige interventies voor het
stabiliseren en plannen voor posttraumazorg maken
onderdeel uit van dit punt.

322 Overzicht van de skill stations


Overzicht van skill station
Demonstratie
Doelstellingen
1. Identificeer de indicaties voor intubatie van de traumapatiënt.
2. Voer een assessment uit van het hoofd en de hals, identificeer mogelijke letsels.

Prehospitaal MIST-rapport
• Er is een ambulance onderweg met een 22-jarige motorrijdster die zonder helm tegen een auto is aangereden met
ongeveer 70 km/u, waarbij haar helm, die niet goed bevestigd was, is afgevlogen.
• De patiënte is aanspreekbaar, maar verward.
• De bloeddruk is 112/60, pols 72 slagen/min en er is een spontane ademhaling van 14 ademhalingen/min.
• Ze wordt binnengebracht op een fixatieplank met de cervicale wervelkolom volledig geïmmobiliseerd.
• Er is één groot lumeninfuus ingebracht met isotone kristalloïde oplossing en zij krijgt zuurstof toegediend via een
non-rebreathermasker.

De patiënte is net aangekomen in de traumakamer. Begin met het initial assessment.

Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Voorbereiding en triage

1. Geeft aan dat het nodig is het ________ ________


“Het traumateam is geactiveerd.”
traumateam te activeren

2. Geeft aan dat het nodig is om de ________ ________


traumakamer gereed te maken
• Rapid infuser “Voorbereidingen zijn getroffen.”
• Benodigde apparatuur voor een
thoraxtrauma

3. Geeft aan dat het nodig is persoonlijke “Team is voorzien van persoonlijke ________ ________
beschermingsmiddelen te gebruiken beschermingsmiddelen.”

Directe observatie bij binnenkomst

4. Controleren op zichtbare “Er zijn geen ongecontroleerde ________ ________


ongecontroleerde uitwendige uitwendige bloedingen en het is niet nodig
bloedingen de prioriteit te wijzigen in <C>ABC.”

TNCC • Zevende druk 323


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Primaire onderzoeksfase

Airway and Alertness (Luchtweg en alertheid met gelijktijdige stabilisatie van de cervicale wervelkolom)

“De patiënt reageert op verbale stimuli **______ ________


5. Beoordeelt het bewustzijnsniveau met
door de ogen te openen, maar kan geen
behulp van AVPU
opdrachten uitvoeren.”

6. Geeft aan dat het nodig is dat **______ ________


een tweede persoon de cervicale
“Cervicale wervelkolom wordt handmatig
wervelkolom handmatig stabiliseert EN
gestabiliseerd. Demonstreer het vrijmaken
demonstreert het handmatig vrijmaken
van de luchtweg.”
van de luchtweg door middel van de
jaw thrust-manoeuvre

7. Demonstreert en beschrijft **______ ________


technieken voor het bepalen van de
doorgankelijkheid en bescherming van
de luchtweg door middel van inspectie,
auscultatie en palpatie (identificeert er
ten minste VIJF):
• Is er tongobstructie? • “Er is geen tongobstructie.”
• Is er sprake van loszittende of • “Er zijn geen loszittende of
ontbrekende tanden? ontbrekende tanden.”
• Is er sprake van vreemde • “Er worden geen vreemde voorwerpen
voorwerpen? opgemerkt.”
• Is er sprake van bloed, braaksel of • “Er is geen sprake van bloeding,
andere secreties? braaksel of andere secreties.”
• Is er sprake van oedeem? • “Er is geen oedeem.”
• Is er sprake van snurken, gorgelen • “Na loslating van de jaw-thrust snurkt
en stridor? de patiënt.
• Er is geen sprake van gorgelen of
stridor.”

**______ ________
8. Geeft aan dat een Mayo-tube nodig is “De Mayo-tube is geplaatst.”

9. Geeft aan dat het nodig is een vrije “Het team verzamelt de benodigdheden ________ ________
gezekerde luchtweg te verkrijgen door om de intubatie uit te voeren. Ga verder
middel van intubatie met het assessment.”

10. Controleer de luchtweg opnieuw na “De patiënt snurkt niet. De luchtweg is nu ________ ________
inbrenging van de Mayo-tube vrij.”

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

324 Overzicht van de skill stations


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Breathing and Ventilation (Ademhaling en beademing)

11. Demonstreert en beschrijft technieken **______ ________


om de effectiviteit van de ademhaling te
beoordelen door middel van inspectie,
auscultatie en palpatie (identificeert er
ten minste VIER):
• Is er sprake van een spontane • “Ademhaling is spontaan.”
ademhaling?
• Komt de thorax symmetrisch • “De thorax komt symmetrisch en
omhoog? oppervlakkig omhoog.”
• Wat zijn de diepte, patroon en • “Ademhalingen zijn zeer langzaam en
snelheid van de ademhalingen? oppervlakkig.”
• Is er sprake van een toegenomen • “Er zijn geen verschijnselen van een
ademarbeid? toegenomen ademarbeid.”
• Wat is de huidskleur? • “De huid is bleek.”
• Is er sprake van open wonden of • “Er zijn geen open wonden. Er is geen
deformiteiten? Is er sprake van subcutaan emfyseem. De thoraxwand is
subcutaan emfyseem? intact.”
• Is er sprake van een veranderde • “Er is geen sprake van een
tracheapositie of uitgezette veranderde tracheapositie of uitgezette
jugularisvenen? jugularisvenen.”
• Is er sprake van aan beide zijden • “Ademgeruis is verminderd.”
gelijk ademgeruis?

“Beademingen worden ondersteund.” **______ ________


12. Vermeldt de noodzaak voor OPMERKING: Wanneer de student
ondersteunde ademhaling met een heeft aangegeven dat de ademhaling moet
masker/ballon worden ondersteund met de plaatsing
van de Mayo-tube is dit niet onjuist.

De patiënt is zojuist geïntubeerd middels een rapid sequence intubatie. Wat is de volgende stap?

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

TNCC • Zevende druk 325


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

13. Beoordeelt de plaatsing van de **______ ________


endotracheale tube (gebruikt de juiste
volgorde als hieronder genoemd):
• Controleert of de thorax stijgt • “De thorax stijgt en daalt met de
en daalt. Ausculteert over het beademing. Er is geen gegorgel te horen
maagkuiltje EN voor bilateraal in het maagkuiltje. Het ademgeruis is
ademgeruis. beiderzijds gelijk.”
• Controleert na 5 of 6 ademhalingen de • “Na 5 of 6 ademhalingen zijn er
CO2-detector voor aanwijzingen van positieve aanwijzingen voor CO2,
CO2 in de uitgeademde lucht hetgeen betekent dat de tube correct in
de trachea is ingebracht.”
• Controleert op verbetering van de • “De huidskleur verbetert.”
huidskleur OPMERKING: Wanneer de student
kiest voor een capnografiesensor kan
dit worden gescoord in Zorgen voor
aanvullende interventies voor traumazorg
onder Oxygenatie en capnografie.
OPMERKING: Wanneer de student
het noodzakelijk vindt een maagsonde
in te brengen, kan dit hier worden
gedaan zonder strafpunten voor een
verkeerde volgorde. Scoor deze handeling
in Aanvullende interventies voor
traumazorg.

14. Vermeldt de noodzaak om de positie van “De tube zit vast; het getal bij de tandenrij
de endotracheale tube te controleren aan is genoteerd.”
de hand van het getal bij de tandenrij
EN maakt de tube vast. Aangeven welke
methode werd gebruikt

15. Geeft aan dat het nodig is te starten met


mechanische beademing of gaat verder “Beademingen continueren.”
met ondersteunde ademhaling

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

326 Overzicht van de skill stations


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Circulation and Control of hemorrhage (Circulatie en beheersing van bloedingen)

16. Demonstreert en beschrijft technieken **______ ________


voor het bepalen van de effectiviteit
van de circulatie door middel van
inspectie, auscultatie en palpatie
(benoemt ALLE DRIE):
• Inspecteert op ongecontroleerde • “Er zijn geen ongecontroleerde
bloedingen uitwendige bloedingen.”
• Palpeert een centrale pols • “Er is een sterke centrale pols
voelbaar.”
• Inspecteert en palpeert de huid voor • “De huid is normaal van kleur, voelt
kleur, temperatuur en vocht warm en droog.”

17. Beoordeelt de doorgankelijkheid van _______ ________


“De prehospitale IV-lijn is doorgankelijk.”
het prehospitaal ingebrachte infuus

“Er wordt een extra katheter ingebracht.” **______ ________


OPMERKING: Wanneer de student
18. Geeft aan dat het nodig is een extra ervoor kiest bloedmonsters af te nemen
grote IV-katheter in te brengen voor een bloedgroepbepaling, kan
dit worden gescoord in Aanvullende
interventies voor herbeoordeling.

________ ________
19. Geeft aan dat het nodig is verwarmde,
“Verwarmde, isotone kristalloïde
isotone kristalloïde oplossing toe te
oplossing wordt geïnfundeerd via het
dienen via het infuus EN met een
infuus met een gecontroleerde snelheid.”
gecontroleerde snelheid

Disability (neurologische status)

20. Beschrijft het onderzoek van de **______ ________


• “De ogen worden niet geopend.” (1).
Glasgow Coma Scale (GCS)-score
• Wat is de beste score voor het • “Er is geen verbale respons.” (1).
openen van de ogen? • “De patiënt lokaliseert op een
• Beste verbale respons? pijnprikkel.” (5).

• Beste motorische respons? • “GCS-score is 7.”

“Pupillen zijn gelijk, rond en reageren ________ ________


21. Beoordeelt de pupillen
traag op licht.”

22. Geeft aan dat een CT-scan van het “CT-scan is aangevraagd en de **______ ________
hoofd en de cervicale wervelkolom radiologie-afdeling weet dat de patiënt
moet worden gemaakt komt.”

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

TNCC • Zevende druk 327


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Exposure and Environmental control (Ontkleden en controleren van de omgeving)

23. Geeft aan dat het nodig is de **______ ________


“Patiënt wordt ontkleed. Er is sprake van
patiënt helemaal te ontkleden EN
meerdere schaafwonden en kneuzingen op
te controleren op ongecontroleerde
het gezicht.”
bloedingen of duidelijk zichtbaar letsel

24. Geeft aan dat het nodig is de patiënt ________ ________


warm te houden door middel van
(noemt er ten minste EEN):
• Dekens
• Warmtelampen “Er wordt een opwarmingsmethode
toegepast.”
• Verhoging van de
omgevingstemperatuur
• Verwarmde vloeistoffen
• Verwarmde zuurstof

OPMERKING: Wanneer de student niet heeft gehandeld om levensbedreigende bevindingen in het primaire
onderzoek te corrigeren en/of niet alle criteria met twee sterretjes (**) heeft uitgevoerd, moet de student stoppen
met het station, moet het doel van het primaire onderzoek opnieuw worden besproken en moet de cursusleider
worden geïnformeerd.

Aanvullende onderzoeken en interventies

Full set of vital signs (Volledige set van vitale functies)


• RR: 110/60 mmHg ________ ________
• HF: 84 slagen/min
25. Voert een volledig onderzoek van
vitale functies uit • AH: ondersteund op
12 ademhalingen/min
• T: 36,8°C
Family presence (Aanwezigheid van de familie regelen)

“De familie is zojuist gearriveerd en de ________ ________


26. Geeft aan dat de familie aanwezig
contactpersoon voor de familie brengt ze
moet kunnen zijn
zo naar de traumakamer.”

Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken en interventies): LMNOP

27. Geeft aan dat het nodig is “Bloedmonsters worden naar ________ ________
laboratoriumonderzoek het laboratorium gestuurd voor
(bloedgroepbepaling, bloedgassen bloedgroepbepaling en arteriële
en lactaat) uit te voeren bloedgassen.”

“Elektrocardiogram (ECG) laat een ________ ________


28. Sluit de patiënt aan op de monitor
normaal sinusritme zien zonder ectopie.”

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

328 Overzicht van de skill stations


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Get resuscitation adjuncts (Aanvullende onderzoeken en interventies): LMNOP (vervolg)

“Een nasale maagsonde kan gecontra- ________ ________


29. Overweegt of het noodzakelijk is
indiceerd zijn bij een mogelijk hoofdletsel.
een nasale of orale maagsonde in te
In dat geval wordt een orale maagsonde
brengen
ingebracht.”

• “SpO2: 98%” ________ ________


30. Sluit de patiënt aan op pulsoxymetrie
EN capnografie • “Capnografiewaarde binnen de
normale waarden.”

“De pijn van de patiënt kan niet worden *_______ ________


31. Geeft aan dat het nodig is de pijn bepaald vanwege de intubatie. Ga ervan
te beoordelen aan de hand van een uit dat de patiënt pijn heeft, gezien het
geschikte pijnbeoordelingsschaal ongevalsmechanisme en de geconstateerde
letsels.”

32. Geeft passende niet-farmacologische ________ ________


ondersteuning als comfortmaatregel
(noemt er ten minste EEN):
• Plaatst ijs op gezwollen gebieden
“Er zijn niet-farmacologische interventies
• Plaatst de patiënt in een meer uitgevoerd.”
comfortabele positie
• Beschermt benige uitsteeksels
• Anders, als van toepassing

33. Geeft aan dat het nodig is het gebruik “Er is een passende dosis analgetica ________ ________
van analgetica te overwegen voorgeschreven en toegediend.”

Secundaire onderzoeksfase

History (Anamnese)

34. Geeft aan dat relevante ________ ________


voorgeschiedenis moet worden
opgevraagd (noemt er ten minste
EEN):
• MIST • “Er is van de prehospitale
zorgverleners geen aanvullende
informatie verkregen.”
• Medische voorgeschiedenis • “De familie zegt dat ze geen relevante
voorgeschiedenis heeft.”

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

TNCC • Zevende druk 329


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Head-to-toe assessment (Volledig lichamelijk onderzoek)

OPMERKING: De student beschrijft en demonstreert het volledig lichamelijk onderzoek door de juiste
inspectietechnieken te beschrijven en vervolgens de juiste auscultatie- en palpatietechnieken te demonstreren.

“Er worden meerdere schaafwonden en ________ ________


35. Inspecteert EN palpeert het hoofd EN kneuzingen op het gezicht geconstateerd.
het gezicht op letsels Er worden verder geen afwijkingen
geconstateerd.”
“Ik zorg voor stabilisatie van de cervicale ________ ________
36. Inspecteert EN palpeert de hals op wervelkolom terwijl jij het assessment
letsels; demonstreert verwijdering uitvoert.”
EN terugplaatsing halskraag voor “Er is sprake van een trapvormige
beoordeling deformiteit en crepitaties worden gevoeld
ter hoogte van C4–C6.”
37. Inspecteert EN palpeert de thorax op “Er worden geen afwijkingen ________ ________
letsels geconstateerd.”

38. Ausculteert naar ademgeruis EN “Ademgeruis beiderzijds helder en gelijk, ________ ________
harttonen harttonen normaal.”
39. Inspecteert het abdomen EN flanken op “Er worden geen afwijkingen ________ ________
letsels geconstateerd.”
“Darmgeluiden zijn in alle vier kwadranten ________ ________
40. Ausculteert naar darmgeluiden
hoorbaar.”
41. Palpeert alle vier kwadranten van het “Er worden geen afwijkingen ________ ________
abdomen naar letsels geconstateerd.”
42. Inspecteert de pelvis EN het perineum “Er worden geen afwijkingen ________ ________
op letsels geconstateerd.”
43. Oefent lichte neerwaartse en mediale ________ ________
“Er wordt geen instabiliteit geconstateerd.”
druk uit op de crestae iliaca

44. Oefent lichte druk uit op de symfyse “Er wordt geen instabiliteit geconstateerd.” ________ ________

“Een urinekatheter is geïndiceerd voor ________ ________


45. Geeft aan dat een urinekatheter moet
controlediurese. Er zijn geen contra-
worden ingebracht indien er geen
indicaties. Er wordt een katheter geplaatst
contra-indicaties zijn
en heldere, gele urine wordt verkregen.”

• “Na een intubatie wordt het assessment ________ ________


van sensibiliteit en motorische functie
46. Inspecteert EN palpeert alle vier uitgesteld.”
extremiteiten op neurovasculaire status • “Pulsaties zijn sterk in alle vier
en letsels extremiteiten. Kleur, temperatuur
en warmte zijn normaal in alle vier
extremiteiten.”
De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

330 Overzicht van de skill stations


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

Rugzijde
*_______ ________
47. Geeft aan dat de patiënt door middel van
“Het team zorgt voor spinale stabilisatie
de logroll op de zij gedraaid kan worden
zodat de rug geïnspecteerd kan worden.”
voor inspectie van de rugzijde

“Er worden geen afwijkingen ________ ________


48. Inspecteert EN palpeert de rugzijde
geconstateerd.”

49. Geeft aan dat gedacht kan worden aan


“De fixatieplank is verwijderd.”
verwijdering van de fixatieplank

Aanvullend onderzoek

OPMERKING: De student vat de hieronder genoemde, tijdens het scenario geïdentificeerde letsels samen.
Wanneer de student deze niet al eerder had geïdentificeerd, kunt u vragen naar eventueel nieuw geconstateerde
letsels.

• Mogelijk hoofdletsel ________ ________


• Mogelijk letsel cervicale wervelkolom
50. Identificeert alle gesimuleerde letsels
• Schaafwonden en kneuzingen in het
gezicht

“Welke aanvullende diagnostiek verwacht u voor deze patiënt?”

51. Geeft aan dat aanvullende interventies ________ ________


voor herbeoordeling nodig zijn (noemt
er ten minste DRIE):
• CT-scan of röntgenfoto cervicale
wervelkolom
• CT-scan of röntgenopname thorax
• CT-scan abdomen
• Röntgenopname bekken
• Herziene traumascore
• Wonden schoonmaken en verbinden
• Tetanusprofylaxe

“Welke bevindingen wil je opnieuw beoordelen?”

52. Geeft aan dat het nodig is het primaire ________ ________
assessment opnieuw te beoordelen

53. Geeft aan dat het nodig is de vitale ________ ________


functies opnieuw te beoordelen

54. Geeft aan dat het nodig is de pijn ________ ________


opnieuw te beoordelen

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

TNCC • Zevende druk 331


Gedemonstreerd
Skill-stappen Reactie van de instructeur
Ja Nee

55. Geeft aan dat het nodig is alle ________ ________


geïdentificeerde letsels en effectiviteit
van interventies opnieuw te beoordelen

“Wat is de uiteindelijke zorg voor deze patiënt?”

56. Denkt aan overplaatsing naar een ________ ________


traumacentrum of aan ziekenhuis-
opname Afhankelijk van het resultaat
van een CT-scan van het hoofd of de
cervicale wervelkolom kan ook worden
gedacht aan voorbereidingen voor een
operatie .

De criteria met twee sterretjes (**) worden volgens het prioriteitsprincipe uitgevoerd. Dit betekent dat de criteria met twee sterretjes (**) eerst moeten worden
uitgevoerd alvorens verdergegaan kan worden met de volgende stap. De criteria met één sterretje (*) zijn essentiële skill-stappen en moeten worden uitgevoerd
tijdens de demonstratie van het skill station, maar de volgorde waarin is niet belangrijk.

332 Overzicht van de skill stations


Index

A effecten van veroudering 247


Ademhaling. Zie ook Beademing
Aanbevelingen voor vochtsuppletie bij volwassenen 202 beoordelen van bariatrische patiënten 264
Aangezichtsletsels beoordelen van pediatrische patiënten 225–226
beoordelen van vermoed hersentrauma 102 Affectieve uitingen van verdriet 284
fracturen 105–106 Afleidingstechnieken 86
interventies 106 Afterload 64
Aanvullende medicaties voor pijnbestrijding 87 Afwijkingen aan de ventrikels 260
Aanwezige apparatuur 28 Airbags 25–26
Abdominaal compartimentsyndroom 312 A-I-schema 27
Abdominale letsels Alcoholgebruik
bepaalde typen 150–153 als factor in overlijden door brand 200
bloeding 146 als risicofactor voor vallen 183
duidend op mogelijk misbruik 275–276 leidend tot luchtwegobstructie 47
epidemiologie en ongevalsmechanismen 143–144 ontwenningsverschijnselen 315
initial assessment 27 Aldosteronproductie 249
kinderen beoordelen op 233 Alertheid
overzicht anatomie en fysiologie 139 beoordelen 30, 48, 71
verpleegkundige zorg 147–148 met brandwondentrauma 203–204
Abdominale perfusiedruk 312 Alertheidsschema
A-bètavezels 81 alertheidslevel 48
ABG-waarden. Zie Arteriële bloedgassen 201 medicaties rapid sequence intubation 52
Abruptio placentae 213, 215 voorgeschiedenis patiënt 37–38
Acceleratiekrachten 15 Alertheidsschema (Mnemonics)
hersenletsels van 96 weefsel van de hoofdhuid 93
thoraxtrauma 128 Algehele verdoving 88
wetten van Newton 14 Alkalische brandwonden 200
Accident and Emergency Association in Nieuw-Zuid- Allergieën 231
Wales 3 American College of Surgeons 28, 211
Acetaminofen 86 American Psychological Association 253, 292
Acidose 61, 65–69 Amputaties 183, 185
ACS-COT-criteria 298 Anafylactische shock 63, 312
Acute pijn 82–83 Analgetica
Acute Respiratory Distress Syndrome 307 gebruik door oudere volwassenen 252
Acute traumatische coagulopathie 66–67 met sedatie 87
Acuut subduraal hematoom 103 wanneer te gebruiken voor pijnbestrijding 87
Adamsappel 46, 56 Anatomie bovenste luchtwegen 43
A-deltavezels 79–81 Anatomie en fysiologie van het oog 111
Ademgeluiden 31, 53 Anatomie van de bovenste luchtwegen 125
Ademhaling 49–50 Anatomie van de larynx 43–45
Ademhalingsfrequentie 55 Anatomie van de nasofarynx 43
Ademhalingsmoeilijkheden 312 Anatomie van de onderste luchtwegen 46, 125
Ademhalingsstelsel Anatomie van de schedel 93
effecten van een shock 67 Anatomie van het gezicht 93
Ademhalingsstelsel. Zie ook Longtrauma; Longen Anatomie van het ruggenmerg 81, 161–166
anatomie 125 Anesthesie, algemene 87–88
effecten van obesitas 264 Angiografie 105, 159
effecten van pijn op 85

TNCC • Zevende druk 333


Angiotensine converting enzyme 66 Barstfracturen 172–173
Angiotensine I en II 66 Basetekortwaarden 54
Anisocorie 116 Battlesign 38
Anterieure longitudinale ligamenten 166 Beademing
Anticonvulsiva 107 anatomie en fysiologie van 44–46
Antistollingsmiddelen met brandwondentrauma 203
gebruik door oudere volwassenen 252 met hersenletsel 98
met hersenletsel 108 mogelijke oorzaken van verslechtering 46
Anti-Trendelenburg-positie 264, 310 onderzoeksbevindingen inzake traumazorg 56–57
Anxiolytica, met sedatie 87 pediatrische traumapatiënten 225–226
Aorta 126, 135 terminologie 47
Aorta ascendens 126 tijdens initial assessment 32
Aortaboog 126 voor shockpatiënten 71
Aorta-istmus 126 Beademingsballonnen en maskers
Aortocavale compressie 216 bij geen ademhaling 50–51
Appendix 141 gebruik tijdens initial assessment 32
Arachnoïdea 93 voor patiënten met overgewicht 263
Argininevasopressine 66 Beademing. Zie ook Luchtwegen
Arteria colica 140 beoordelen bij oudere volwassenen 248, 250
Arteriae carotis externa 94 beoordelen patiënten met overgewicht 264
Arteria mesenteria superior 140 bewaking bij patiënten met overgewicht 264
Arterieel bloedgas Beenfracturen 183–185
metingen 36 Behoud van energie 14
meting tijdens resuscitatie 54 Bekende behandelwensen 287
voor vermoede CO-vergiftiging 201 Bekken
Arteriële zuurstofverzadiging 47 beoordelen pediatrische traumapatiënten 233
Artsen 6 bepaalde letsels 150–152
Ascites 139 epidemiologie 143
Asfyxie 201 initial assessment 151
Asfyxie ten gevolge van compressie 24–26 overzicht anatomie en fysiologie 141
Aspiratierisico 51, 309 Bekkenfracturen
Assessment gezichtsscherpte 113 classificatie en definitieve zorg 155–156
Astma 259 gelijktijdige letsels 155
Atlas 165, 173 hevigheid bij oudere patiënten 143
Atropine 56 ongevalsmechanismen 143
Australisch computerondersteunde besluitvorming in palpatie voor 150
traumazorg 41 Bekkenstabilisatiemiddelen 156
Autonome zenuwstelsel 164, 171 Bekkenstabilisatoren 34
Autonomie vs. schaamte en twijfel 239 Beklemmend letsel 24
Autotransfusie 70–71, 137 Belemmerde luchtwegen 31, 47–48
AVPU 31–32 Benzodiazepinen 108, 315
alertheidsniveau 30 Beoordelingen
initial assessment 30–31 luchtwegen 48
AVPU-geheugensteun 48 Beoordelingen. Zie ook Initial assessments
Avulsies 195 ademhaling 32–33
Axiale belasting 167 beademing 32–33
circulatie van bloedingen 33–34
B luchtwegen 30–31
Babinski-reflex 176 neurologische status 34
Babinski-symptoom 227 oogletsels 114–118
Baby’s. Zie ook Kinderen; Trauma bij kinderen volledig lichamelijk onderzoek 37–39
anatomische en fysiologische kenmerken 223 voor pijn 36
groei en ontwikkeling 222 voor wervelkolomletsels 38
Baroreceptoren 64 Beoordeling van pijn

334 Index
behandelingen 83–85 anatomie 125
het kind als traumapatiënt 232 Botsingen met motorvoertuigen
oudere volwassenen 251 als veelvoorkomende oorzaak van letsel bij ouderen
Bescherming cervicale wervelkolom 246
tijdens initial assessment 30 impactsequentie op weefsels 18–19
Beschermingsmiddelen 28 letselpreventiemaatregelen 25–26
Bescherming van cervicale wervelkolom relaties tussen snelheid en energie 15
jaw-thrustmanoeuvre 48 Botsingen tussen een voetganger en een voertuig
tijdens initial assessment 174–175 kinderen als slachtoffers 20
Beslissing overplaatsing patiënt 300 ongevalsmechanismen 18–19
Bèta-2-transferrinetest 38 Botten. Zie ook Musculoskeletale letsels 181
Bètablokkers 252 Brachiale plexus 164
Bèta-humaan choriongonadotrofinetest 218 Bradycardie 169
Beta-transferrinetest 102 Bradykinine 202
Bevriezing 195 Brandwonden
Bewustzijnsniveau als oorzaak van hypovolemische shock 61
effecten van een shock 67 duidend op mogelijk misbruik 274
initial assessment 30–31 gelijktijdige letsels 201
met sedatie 87 nieuwe inzichten in de behandeling 211
Bijnieren 65 ongevalsmechanismen 200–201
Bijtletsels 274 pathofysiologie 201
Bilaterale brandwonden 274 verpleegkundige zorg 203–209
Bindweefsel 181 Brandwonden door waterstoffluoride 210
Biomechanica van letsel 13–15, 15–16 Brandwonden in het oog 121–122
BiPAP (bilevel-positieve luchtwegdruk) 264 brandwonden met een patroon 200
Birmingham Eye Trauma Terminology 113–114 Brandwonden over volledige dikte 204
Blaas. Zie ook Urineproductie Brown-Séquardsyndroom 171
overzicht anatomie en fysiologie 139 Bupivacaïne 199
Bleekheid, bij compartimentsyndroom 186 Burnout
Bloeddruk. Zie ook Hypotensie; Shock beoordelingsmiddelen 290
compensatiemechanismen 65
effecten van zwangerschap op 214 C
patiënten met overgewicht 265 C1- en C2-letsels 173–174
Bloed-hersenbarrière 95 Caecum 141
Bloeding Calcaneusfracturen 183
controle bij patiënten met overgewicht 264 Calciumcitraat, in donorbloed 147
controleren bij oudere volwassenen 253 Capillaire refill 227
effectiviteit van tourniquet 74 Capillair lek-syndroom 202
hoofdoorzaak van shock 61 Capnografie 72, 316
initial assessment en interventie 71 Capnometers 55
initial asssessment en interventie 33–34 Cardiac output 72, 129
met abdominaal/bekkentrauma 142–144, 150 Cardiogene shock 312
patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken 103 Cardiopulmonaal arrest 216
tolerantie zwangere slachtoffers 214 Cardiopulmonaire resuscitatie 50
vroeg herkenning en behandeling 63–65 Cardiotocografie 217
Bloedingen Cardiovasculaire systeem. Zie ook Bloedsomloop; Hart
met musculoskeletaal trauma 184 effecten van zwangerschap op 214
Bloedplaatjes 69 Cardiovasculair systeem. Zie ook Bloedsomloop; Hart
Bloedverlies classificeren 63 effecten van pijn op 85
Blootstelling aan straling overzicht anatomie en fysiologie 125–126
brandwonden van 200 Carotiden 65–66
richtlijnen foetale dosis 218–219 Cartilago cricoides 43
Blow-outfractuur 119 Catecholaminen 65, 250
Borstholte. Zie ook Thoraxtrauma Cauda equina 161

TNCC • Zevende druk 335


Cefalocaudale principe 222 Comorbiditeiten
Cellulitis 262 bij obesitas 256, 258, 265, 266
Centraal ruggenmergsyndroom 171 bij oudere traumapatiënten 251
Centraal zenuwstelsel 23, 79–81 overwegen bij initial assessment 37
Centrale pulsaties 71 Compact bot 181
Centrale veneuze druk 136 Compartimentsyndroom 185–186, 312, 315
Cerebellum 94 Compassiemoeheid 289
Cerebraal oedeem 305 Compassietevredenheidsscores 294–295
Cerebrale bloedstroom 66 Componententherapie 69
Cerebrale contusies 102 Compressiekrachten
Cerebrale perfusiedruk 95 op de luchtwegen 24–26
Cervicale plexus 164 op het bekken 143
Cervicale wervels 165 Compressiekracht van weefsel 15
Cervix, onderzoeken 219 Computerondersteunde besluitvorming 41
Chance fracturen 153, 173 Conjunctiva 111, 116
Chemische brandwonden 200 Conjunctivitis 121
Chemische energie 14 Contractiliteit van het hart 62–63
Chemische stoffen 121 Contrastmiddelverzadiging 152
Chemoreceptoren 65–66 Contrecoupletsels 16, 102
Chirurgische cricothyrotomie 52, 264 Corneale letsels 118
Chirurgische luchtwegen 52 Corneale schaafwond 118
Chloorhexidine mondverzorging 310 Corticale sensatie 163
Chronische pijn 82 Coupletsels 102
Chronische pijn met onderbrekingen 82 CRASH-2-onderzoek 70
Chronisch subdurale hematomen 103 Cricothyroïde membraan 46, 52
Circulatie Cricothyrotomie 52
beoordeling en interventie 33 Crisis 283
vloeistofsuppletie 305 Crushletsels 185, 186
Circulatie. Zie ook Shock CT-cystogram 157
assessment en interventies voor pediatrische patiënten CT-scans
226–227 overwegen tijdens initial assessment 40
bekken 141–142 CT-scans (Computed Tomography)
beoordelen bij ouderen 250 herkennen mogelijk misbruik 275
beoordelen patiënten met overgewicht 264 het kind als patiënt 234
beoordelen van brandwondentrauma 206 met abdominale letsels 152, 157–158
beoordeling en interventie 71 met hersen- en maxillofaciale letsels 108–109
effecten van thoraxletsels 128–129 met musculoskeletale letsels 190
initial assessment en interventie 130 met ruggenmergletsels 176, 179
overzicht anatomie en fysiologie 47–48 specifieke verpleegkundige overwegingen 159
triage-evaluatie voor kinderen 224 voor oogletsels 119–120
Citraat, in donorbloed 69 voor patiënten met een risico op shock 73
Coagulatie bij brandwonden 202 voor thoraxletsels 136
Coagulopathie Cullen’s sign 147
bij shockpatiënten 66–67 Cultuur, verdriet en 284
met toediening van isotone kristalloïden 68 Cushing-respons 95
Coccygeale wervels 166 CUS-strategie 7
Codeïne 87 C-vezels 81
Cognitieve uitingen van verdriet 284 Cyanose 224
Collageen 193 Cycloplegisch middel 117
Colloïd-osmotische druk plasma 195
Colostomie 153 D
Comfortabel maken 36 Dalende banen 79
Communicatie 6–8 Damage control resuscitatie 67–69
Communicatiemiddelen 7–8 Damage control surgery 70

336 Index
Darmgeluiden 147 Drugsgebruik 47
D-dimeerbepaling 309 Druk weefselvocht 195
Deceleratiekrachten Dumdumkogels 21
abdominale letsels door 153 Dunne darm
basistypen die letsels veroorzaken 16 overzicht anatomie en fysiologie 141–142
bij motorongelukken 19 stomp en penetrerend trauma 143–144
hersenletsels van 96 Duodenum 140
thoracale letsels van 126 Dura mater 103
wetten van Newton 14 Dyslipidemie 260
Decontaminatie 209
De-escalatietechnieken 286 E
Defibrillatie 266 Ecchymose 38, 151
Definitieve vrije luchtwegen 32, 51 Ecchymose van de processus mastoideus 101
Demyelinisatie 177 Eenvoudige sensatie 163
Dens 165 Eerste wet van Newton 14
Depersonalisatie 290 Eetlustremmers 266
Depolariserende stoffen 59 Einddiastolische druk 126
Derde wet van Newton 14 Elastine 193
Dermatomen 163 Elektrische brandwonden 200
DESC-strategie 7 Elektrische energie 14
Diabetesmedicatie 252 Elektrocardiogrammen
Diafragma 46, 128, 313 bij oudere traumapatiënten 251
Diafyse 182 stomp hartletsel 135
Diagnostische peritoneale lavage voor patiënten met overgewicht 265
dunne darmletsel 153, 158–159 Elektrolyten 139
voor patiënten met een risico op shock 73 Elektronische contacttonometrie 117
Diagonale oogzenuwen 112 Embolisatie 151
Diastolische bloeddruk 64–65 Emergency Medical Treatment and Active Labor Act 298
Diencephalon 94 Emergency Nurses Association 2
Diepe sedatie 88 Emotionele mishandeling 280
Diepe sensatie 163 Emotionele uitputting 290
Diepe veneuze trombose 258, 308 Emotionele verwaarlozing 280
Diepte van brandwonden 210 Endorfinen 81
Differentiërende wonddiepten 204 Endotracheale intubatie
Diffusie 46 criteria voor initial assessment 32–33
Diffuus axonaal letsel 104 plaatsing bevestigen 32
Difosfoglyceraat 54 Endotracheale intubatie. Zie ook Definitieve vrije lucht-
Dikke darm 141 wegen
overzicht anatomie en fysiologie 139 behandelingen 51
stomp en penetrerend trauma 153 het kind als patiënt 228
Disability patiënten met overgewicht 263
beoordelen bij ouderen 250 Rapid Sequence-behandeling 52
beoordelen van hersenletsels 98 Endotracheale tube-inbrengers 263
beoordelen van het kind als patiënt 227–228 Endrociene systeem
vallen van ouderen 245 effecten van pijn op 85
Dislocaties 171, 173, 183, 187, 188 Energievormen 14
Distributieve shock 62–63, 312 Epidurale hematomen 103
Door de neus ademen bij baby’s 224 Epifysaire schijf 182
Doorlopende opleiding 2 Epifyse 182
Dopamine 64 Epinefrine 64
DOPE-geheugensteun 137 Epithalamus 94
Dorsale hoorn 161 Epitheelweefsel 181
Dorsale zenuwwortel 161 Ernstig traumatisch hersenletsel 104
Droge verdrinking 24 Escalatie voorkomen 286

TNCC • Zevende druk 337


Escharotomieën 208 Foetale hartslag, beoordelen 215
ETCO-meting Foetale hypoperfusie 214
tijdens initial assessment 33 Foetale monitoring 216–217, 219
voor shockpatiënten 72 Foetale mortaliteit 213
Ethische overwegingen in de traumazorg 287 Foetale stralingsdosis 218
Etomidaat 59 Follow-up bij overplaatsing van patiënten 302
Excisie 197, 210 Fontanellen 228, 233
met brandwondentrauma 202 Foramen vertebrale 168
Explosieletsels 22–24, 96 Forensische foto’s 277
Explosies 22–24 Forensische procedures 273
Extracorticospinale baan 162 FOUR-score
Extraoculaire bewegingen 116 elementen van 100
Extraoculaire oogbewegingen 102 voordelen over GCS 100, 108
Extraoculaire spieren 112 Fovea 112
Extremiteiten 19–20, 162 Frontale impact, motorvoertuig 18–19
Frontale kwab 94
F Fundushoogte 219
Familie- en partnergeweld 269, 279 Fysiologische reserve 252
Families
G
aanwezigheid bij pediatrische traumapatiënten 229
aanwezigheid tijdens initial assessment 35 Galblaas 140
communicatie met 7 Gammahydroxybutyraat 272
psychosociale interventies 41 Gastro-intestinaal systeem
voorbereiden op overplaatsing van patiënt 301 effecten van pijn op 85
Farynx 43 effecten van zwangerschap op 214–215
Fascie compartiment 190 Gastro-oesofageale refluxziekte 257, 258
Fasciotomie 190 Geagiteerde patiënten 286–287
FAST (Focused Assessment with Sonography for Trau- Gebitten 247
ma) Gecompenseerde shock 67
bij abdominaal en bekkenletsel 157 Gecuffte tubes 32
gebruik tijdens initial assessment 33 Gedecompenseerde shock 67
gebruik tijdens initial assessments 72 Gedeeltelijke amputaties 185
zwangere traumapatiënten 218 Gedragsmatige uitingen van verdriet 284
Femurfracturen 183 Gehoor, explosieletsel 23
Fenolen 210 Geluiden
Fentanyl 57, 87 ademhaling 31, 48, 49
Fenylefrine 64 Gemiddelde arteriële druk 72, 95
Fibreuze gewrichten 182 Gemiste letsels 316
Fibrinolyse 307 Genitaal trauma 154
Fibulafracturen 182 Genito-urinair systeem 85
Fietshelm 11 Geruststelling 283
Fixatieplanken Gesloten vuist letsel 274
eerste gebruik en verwijdering 30 Geweld binnen de gemeenschap 269
gebruik bij zwangere traumapatiënten 217 Geweld. Zie ook Intentioneel trauma
kantelen met trauma aan het hoofd 106 epidemiologie 269
FLACC-schaal 84, 90 initial assessments 272
Fladderthorax 132 tegen zwangere vrouwen 213
Flankecchymose 147 typen 271–273
Flumazenil 108 zwangere vrouwen 270
Flunitrazepam 272 Geweren 15, 20, 21
Fluoresceïneonderzoek 116 Gewrichten. Zie ook Musculoskeletale letsels
FMJ-kogels 21 classificeren 182
FOCA-geheugensteun 136 dislocaties 187
Focale hersenletsels 102 immobiliseren 189

338 Index
Gewrichtskraakbeen 182 brandwondentrauma 207–208
Gezichtjesschaal 84, 90 het kind als traumapatiënt 233
Glasgow Coma Scale 228 musculoskeletale letsels 188–189
gebruik met vermoede hersenletsels 100 oppervlaktetrauma 207
kinderversie 228 slachtoffers van misbruik 274–276
validiteit en betrouwbaarheid 109–110 Helikoptertransport 301
Glasvocht 111 Hellende positie 263
Glissonkapsel 139 Helm verwijderen 30
Glucosetests Hematomen 305
het kind als traumapatiënt 230 achter het oog 120–121
met mogelijke hoofdletsels 102 compartimentsyndroom 186
Goldmann-applanatie 117 in de nek 129
Gorgelgeluiden 48 lever 150
Gouden uur 28 met oppervlaktetrauma 195
Greenstick- en/of torusfracturen 233 milt 140
Grijze stof 161 nieren 156–157
Grondsubstantie 193 ruggenmerg 166
Grondtransport 301 van hersenen 102–103, 250
gum elastic bougie 52 Hematurie 156
Hemoperitoneum 151
H Hemostase 196
Haar verwijderen 199 Hemothorax 308
Haddon-matrix 25 initial assessment voor 50, 131
Halo-test 38, 102 Hemotympanum 106
Hals en cervicale wervelkolomletsels Hepatocytcellen 140
gelijktijdige letsels 128–129 Herbeoordeling
initial assessment 38 met ruggenmergletsels 176
Hals en cervicale wervelkolomletsels. Zie ook Wervelko- oudere traumapatiënten 253
lomletsels patiënten met overgewicht 268
als percentage van wervelkolomletsels 168 voor oogletsels 123
nieuwe inzichten in de behandeling 177–178 voor patiënten met een risico op shock 73
Halskraag 98 Herbeoordelingshulpmiddelen
Halskragen 98, 225, 234 oogletsels 123
Handpalmregel 208 veelvoorkomende procedures 40
Hangman’s fracture 172 Herniatiesyndroom 103
Harde contactlenzen 122 Hersenen
Harde gehemelte 44 overzicht anatomie en fysiologie 93–95
Hart pijnperceptie 81
autonome stimulatie 164 preferentiële bloedstroom tijdens een shock 66
effecten van hypovolemische shock 61 Hersenletsels
ongevalsmechanismen 135 Amerikaanse statistieken 96–97
overzicht anatomie en fysiologie 125–126 bepaalde typen 102–106
Hartfalen 62, 260 bij ouderen 246
Hartfrequentie effecten van hyperventilatie 229
effecten van veroudering 250 hyperoxie en hypoxie met 56–57
effecten van zwangerschap op 217 interventies 106–107
Hartstilstand, zwangere traumapatiënten 216 nieuwe inzichten in de behandeling 109–110
Harttamponade ongevalsmechanismen 96
beoordeling op 135 pathofysiologische concepten 97
interventies 34, 135 risicofactoren voor ouderen 246
obstructieve shock 62–63 verpleegkundige zorg 98–103
Head-to-toe Hersenstam 94
hersenletsels 101–102 Hersenzenuwen 94, 112
Head-to-toe assessment Heupgordel 153

TNCC • Zevende druk 339


H-Head-to-toe Assessment triade van overlijden 67
zwangere traumapatiënten 216 voorkomen bij ouderen 250
H-Head-to-toe Assessment (Volledig lichamelijk onder- voorkomen bij shockpatiënten 71
zoek) voorkomenbij slachtoffers met hersenletsel 101
elementen van 37 Hypoventilatie 170
Highsider 19 Hypovolemische shock
Holle organen 158–159 basiskenmerken 61
Hoofdletsels het kind als traumapatiënt 227
bepaalde typen 102–105 neurogene shock versus 174
bij ouderen 246 vroege herkenning en behandeling 68
glucosetests voor assessment 102 Hypoxemie 46
glucosetest voor assessment 38 met traumatisch hersenletsel 56
herbeoordelingshulpmiddelen 108–109 Hypoxie
initial assessment 98–103 als brandwondentrauma 199
interventies 106–107 ontstekingsreactie op 65
nieuwe inzichten in de behandeling 109 risicofactoren voor ouderen 248
Hooggelegen prostaat 150, 155 zwangerschapsrisico’s 214
Hoornen van ruggenmerg 161
Hoornvlies I
anatomie 111 Ibuprofen 86
onderzoeken 113–117 Ideale lichaamsgewicht 258
oogletsels 117–121 Idiopathische intracraniale hypertensie 258
Huilen 224, 228, 229 Ileocaecale klep 141
Hulpmiddelen voor een vrije luchtweg Immuunreactie bij shockpatiënten 65
functies 49–50 Immuunrespons 170
plaatsen 49 Immuunsysteem 85
wanneer te gebruiken 31, 50 Impressiefractuur 105
Hulpmiddelen voor traumaopvang en -zorg Impressietonometrie 117
voor shockpatiënten 72 Ineffectieve beademing 32, 47
Hydrofiele medicaties 258 Infecties
Hydromorfon 87 pancreasletsel 152
Hydrostatische druk 195 punctiewonden 195
Hypercapnie 96 splenectomie 152
Hyperemie, zone van 202 van open fracturen 185
Hyperextensieletsels 167 Infrarood spectroscopie 190
Hyperflexieletsels 167 Infratentoriale compartiment 94
Hyperoxie 50, 55–56 Ingeademde concentratie zuurstof 47
Hypertensie 258, 312 Initial assessment
Hyperthermie 105, 306 herbeoordeling 36
Hypertone fysiologische zoutoplossing 98, 305 overplaatsingsbeslissingen 41
Hyperventilatie 62 overzicht 27
Hyphema 117 primaire onderzoeksfase 30–37
Hypocalciëmie 69 secundair onderzoeksfase 36–39
Hypodichte gebieden in de milt 152 voorbereiding en triage 28–29
Hypoglycemie 230 Initial assessments
Hypotensie brandwondentrauma 196
met hersenletsels 97–98 musculosketale letsels 187–189
Hypotensieve resuscitatie 68 oppervlaktetrauma 195
Hypotensie. Zie ook Bloeddruk patiënten met overgewicht 263–268
neurogene shock 169 zwangere traumapatiënten 216
Hypothalamus 94 Instructiebesprekingen 8
Hypothermie Insulineresistentie 260, 261
met brandwondentrauma 203, 236 Intellectuele ontwikkeling bij kinderen 239
therapeutisch 109–110, 178 Intermediolaterale hoorn (ruggenmerg) 161

340 Index
Internationale genormaliseerde ratio 251 Keratitis 121
Internetkoppelingen Ketamine 59
pijnbestrijding 89 Ketorolac 86
Intertrigo 262 Keuzevrijheid 2
Interventies Kinderen. Zie ook Trauma bij kinderen
abdominale en bekken letsels 150 afleidingstechnieken voor kinderen 86
ademhaling 33–34 anatomische en fysiologische kenmerken 223
bij oudere traumapatiënten 247, 250, 251 endotracheale intubatie 32
brandwondentrauma 196 groei en ontwikkeling 222
hersen-, schedel- of gezichtstrauma 105–106 Letselpreventie/-controle 237
het kind als patiënt 225, 226, 227, 228 normaalwaarden voor de vitale functies 223
hypothermie 35 obees 255
luchtwegen 31–32 veiligheidsmaatregelen in de zorg 224, 237
musculosketale letsels 188–190 veiligheidsplan 272
oogletsels 121–122 Kindermishandeling. Zie ook Geweld
patiënten met overgewicht 263, 264, 265 bewust blijven 229
zwangere traumapatiënten 217 herkennen 235, 274
Interventies bij verdriet 285 risicofactoren 270
Intra-abdominale druk 258, 312 Kinematica 13
Intracerebrale hematomen 102 King Tube 53
Intracraniële druk 95 Kleihauer-Betke-test 218
bij kinderen 228 Kleur van de huid 39
bij patiënten met overgewicht 262 Kneuzingen 271
effecten van hoofdletsels 95 myocardiaal 308
Intraoculaire druk 117–118 pulmonaal 126
Intraoculair lichaamsvreemde voorwerpen 113, 122 ruggenmerg 169
Intraossale toegang 71 Kogels 21–22
Intraveneus 156 Kogels met een holle punt 21
Intraveneuze katheters 69 Koolmonoxidevergiftiging 201
Intraveneuze pyelogrammen 156 Koolstofdioxide
Intuberende LMA’s 53–54 bewaking 36
Invasieve procedures, familie aanwezig tijdens 35, 285 bloedflowregelaar 95
Inwendige halsaders 45 partiële drukmeting 47
Iris 118 Korte botten 182
Irreversible shock 68–69 Kraakbeen 181–182
Isolatie van kinderen als traumapatiënten 231 Kraakbeengewrichten 182
Isotone kristalloïde oplossing Kreukelzones in voertuigen 25
pediatrische traumapatiënten 227 Kritieke incidenten 290
Isotone kristalloïdeoplossing Kyfose 246
met initiële interventies voor bloeding 69
L
J
Laboratoriumonderzoek
Jefferson-fractuur 172 aanvullende onderzoeken 35, 54–55
Jejunum 141 als hulpmiddelen voor traumaopvang en - zorg 72
Jicht 261 bij abdominaal en bekken letsel 157
JumpSTART 236 bij oudere traumapatiënten 251
herkennen mogelijk misbruik 275
K met brandwondentrauma 199, 207, 208
Kaakfracturen 106 met hersen- en maxillofaciale letsels 108
Kaart voor gezichtsscherpte bij kinderen 115 patiënten met overgewicht 265
Kalium in donorbloed 147 zwangere traumapatiënten 218–219
Kamervocht 111 Lactaatconcentratie 54–55
Keizersnede 215–217 Lamellaire laceratie 113–114
Laparoscopie 153

TNCC • Zevende druk 341


Laryngoscopen 52 M
Larynxmaskers 263
Lederhuid 193 Maag
Leeftijd autonome stimulatie 165
als risicofactor voor geweld 270 overzicht anatomie en fysiologie 139
als risicofactor voor hersenletsel 96 stomp en penetrerend trauma 143
zelfmoord 11 Maagsondes 36, 207, 225
Leptine 258, 260 Macula 112
Letsel aan het ooglid 117 Malocclusie 101
Letselpreventie/-controle Mannelijke geslachtsorganen 154
ENA-geloofsverklaringen 2 Mannitol 107, 209
Letsels aan bekkenholte 146, 154–155 Marcaïne 199
Letsels aan de penis 154 Maslach Burnout Inventory 290
Letsels die vertraagd klachten geven en vaak gemiste Massale transfusieprotocol 69
letsels 304 Massa, relatie tot energie 20
Letsels door inademing 49 Matige sedatie 88
Levels voor traumacentra 298 Maxillofaciale letsels
Lever leidend tot luchtwegobstructie 47–48
effecten van obesitas 261 Mechanische beademing 310
overzicht anatomie en fysiologie 139 Mechanische letsels aan de ogen 112
pediatrische traumapatiënten 230 Medicatie
stomp en penetrerend trauma 143–146 als complicatie voor oudere traumapatiënten 252
Leverslagader 139 dosering voor bariatrische patiënten 266
Lichamelijke mishandeling 280 hydrofiel en lipofiel 258
Lidocaïne 56 met hersenletsel 108
Ligamenten 181 pijnbestrijding 266
Ligamentum falciforme 139 Rapid Sequence Intubation 263
Ligament van Treitz 141, 153 toedienen voor shock 63
Lineaire schedelfractuur 105 voorgeschiedenis patiënten met overgewicht 266
Lipofiele medicatie 258 voor oogletsels 117–123
LOAD-geheugensteun 58 Medulla 94
Logroll 40 Meningen 93
Longen Mentorschappen 292
anatomie en fysiologie 46 Mergholte 182
effecten van obesitas 258 Metabole acidose 316
reacties op shock 67 Metabole syndroom 249, 260
Longtrauma. Zie ook Pneumothorax Metabolisme, effecten van pijn op 85
acuut longletsel 309 Methohexital 59
bepaalde typen 133–136 Methylprednisolon 177
gelijktijdige letsels 128 Midazolam 59
met ribfracturen 129 Middenhersenen 94
Lowsider 19 Mild traumatisch hersenletsel 104–105
Luchttransport 308 Milt
Luchtwegen het kind als traumapatiënt 235
initial assessment en interventie 30–31, 71–72 overzicht anatomie en fysiologie 139
Luchtwegen. Zie ook Ademhaling; Beademing stomp en penetrerend trauma 143
anatomie en fysiologie 43–45 Minimale sedatie 88
beoordelen van hersenletsels 98 Misbruik 271–273
initial assessment en interventie 47–49 Modified Brooke Formula 211
obstructierisico’s van trauma 47–48, 129 Modulatie van pijnpercepties 81
onderzoeksbevindingen inzake traumazorg 55–56 Moeilijke luchtwegen 52
zwangere traumapatiënten 216 Monro-Kellie-hypothese 95
Lumbale wervels 161 Morbide obesitas 259–262
Lund and Browder Chart 205, 208, 235 Morele vrijheid 2

342 Index
Morfine 81 Neurologische status
Mortaliteit. Zie ook Overlijden door trauma beoordelen bij ouderen 250
obesitas 256 beoordelen van hersenletsels 98
trauma als hoofdoorzaak 1 beoordelen van ruggenmergletsels 175
vallen van ouderen 246 bewaking 305
Motorongelukken 19 initial assessment en interventies 34
MRI-scans 108 verslechtering bij epiduraal hematoom 103
MRI-scans (magnetische resonantiebeeldvorming) 108– Neuromatrixtheorie 81
109, 123 Neuronen 81
Multidimensionale pijnschalen 84 Neuropathische pijn 82
Multilumenluchtwegen 263 Neuroplasticiteitstheorie 81
musculi sternocleidomastoidei 46 Neus
Musculoskeletaal systeem initial assessment 38
anatomie en fysiologie 181–182 Neutrofielen 66
effecten van pijn op 85 NEXUS 177
ongevalsmechanisme 183 Nieren
Musculoskeletale letsels effecten van zwangerschap op 215
fracturen 183–185 explosieletsels 23
gelijktijdige letsels 184 rabdomyolyserisico’s 187, 246, 314
mechanismen 183 reacties op shock 65
pathofysiologie 184 stomp en penetrerend trauma 143
verpleegkundige zorg 187–190 Niet-depolariserende middelen 59
Musculus scalenus 46 Niet-farmacologische interventies voor pijn 85–86, 86–87
Myocardiale contractiliteit 126 Niet-invasieve monitoringhulpmiddelen 74
Myocardinfarct 62 Niet-mechanische letsels aan de ogen 112
Myoglobinurie Niet-reagerende patiënten 31
door beschadigde spieren 185 Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen 81
door brandwondentrauma 209–210 Nitroglycerine 253
interventies 189 Nociceptoren 79
N. olfactorius 94
N Non-rebreathermaskers 32, 226
Naaldpericardiocentese 135 Non-rebreathingmaskers 71
Naaldthoracocentese 134 Nood-anticonceptieprofylaxe 278
Nabespreking 8 Noodteam 6
Nabesprekingen 293 Norepinefrine 64–65
N. accessorius 94 Numerieke beoordelingsschaal 84, 90
N-acetylcysteïne 159
O
Nalbufine 87
Naloxon 108 Obesitas-hypoventilatiesyndroom 258–259
Naproxen 86 Obesitas. Zie ook patiënten met overgewicht 255–257
Nasofaryngeale luchtwegen 32, 50 Obstructieve shock 311
Nasogastrische tubes Obstructieve slaapapneu 259
het kind als traumapatiënt 230 Occipitale kwab 94
Nasotracheale intubatie 51 Occlusief letsel 24
National Acute Spinal Cord Injury Study 177 Oculomotorische zenuw 112
National Emergency X-Radiography Utilization Study Oedeem
177, 234 cerebraal 103, 305
National Organ Procurement and Transplantation Network dunne darm 153
288 in compartimentsyndroom 186
Natriumbicarbonaatinfuus 209 in longen 129, 134
Nervus vagus 46 met brandwondentrauma 201–202
Neurogene shock 169 pulmonaal 63
hypovolemische shock versus 174 ruggenmerg 169
oorzaken 63 Oesofageale multilumen-tube 53

TNCC • Zevende druk 343


Oftalmoscoop 117 Oproep en controle-strategie 7
Oligoanalgesia 83 Optische zenuw 94
Omgevingen, impact op patiëntenzorg 2 Opwarmen bevriezingsletsels 198
Omhoog zetten bedhoofdeinde 106 Opwinding, symptoom van stress 288
Omkapselde organen 143 Orbitafracturen 119
Omleidende colostomie 153 Oren, initial assessment 38
Onderscheidend aanrakingsvermogen 79 Orgaan- en weefseldonatie 288
Ondersteuningsteam 6 Organen
Onderzoek voorste oogdeel 116 falen bij shockpatiënten 64–65
Ongevallenpreventie. Zie Letselpreventie/-controle 11 vatbaarheid voor kinetische krachten 15
Ongevalsmechanismen Organen. Zie ook Abdominale letsels
definitie 13 abdominaal 139–141
in botsingen met motorvoertuigen 18–19 Orofaryngeale luchtwegen 32
krachten en typen 14–21 Orofarynx 43–44
motorongelukken 19 Orogastrische sonde 230
Online resources Otorroe 101
pediatrische zorg 238 Ouderenmishandeling 253–254, 271
preventie van geweld 277 Overbrenging van pijnimpulsen 81
Onregelmatige beenderen 181–182 Overdruk 22
Ontkleden. Zie ook Hypothermie Overgeven 47
bij oudere traumapatiënten 251–252 Overplaatsingsbeslissingen
het kind als patiënt 229–230 het kind als traumapatiënt 237
tijdens initial assessment 35 met brandwondentrauma 207
voorkomen bij shockpatiënten 72 met ruggenmergletsels 175
ontstekingsreactie oudere traumapatiënten 252
met brandwondentrauma 202 Overplaatsing van de patiënt 36
Ontstekingsreactie Overzicht traumazorg 1–2
wondgenezing 194
Ontwikkeling bij kinderen 222 P
Onvolledige laesie van het ruggenmerg 171 Palliatieve behandelingen 36
Oogbolruptuur 120 Pancreas
Oogfundus 112 overzicht anatomie en fysiologie 140
Ooglens 111, 116 stomp en penetrerend trauma 143–146
Oogletsel Papillaire huid 193
door explosies 23 Parathyroïde 249
door ontplooien van airbag 25 Paresthesie, bij compartimentsyndroom 186
epidemiologie en ongevalsmechanismen 112–113 Pariëtale kwab 94
initial assessment 37 Parkland-formule 211, 235
verpleegkundige beoordeling 113 Partiële tromboplastinetijd 251
verpleegkundige interventies 121 Patiënten met overgewicht
Ooglidletsel 117 definiëren 255
Open boek-fracturen 143 epidemiologie en ongevalsmechanismen 255–256
Open fracturen 185–187 pathofysiologie 257
Open oogbolletsel 113–114 veiligheid van medewerkers en patiënten 267
Open pneumothorax 133 verpleegkundige zorg 258–265
Ophoping van bloed 147 waardigheid behouden 267
Opiofobie 83 Patiëntenzorg, als focus van traumaverpleegkunde 1, 5
Opioïden PECARN-criteria 234
behandelen van overdosis 108 Pediatric Assessment Triangle 224
bij oudere traumapatiënten 251 Pediatrische traumascore 230
het kind als traumapatiënt 236 Penetrerend trauma
met rapid sequence intubation 58 aan de ogen 112–115
weerstand tegen voorschrijven 83 hersenletsels 105
Oppervlakkige brandwonden 210 Perceptie van pijn 81

344 Index
Percutane coronaire interventie 312 Poikilothermie 171
Perfusie 46 Polycysteus ovariumsyndroom 260
Pericard 135 Polyethyleenglycol 210
Pericardiosynthese 34 Poortader 139
Perifere brandwonden 200 Poorttheorie 81
Perifere pulsaties 71, 227 Poreus bot 181
Peri-mortem keizersnede 216 Postcommotio-syndroom 104
Perineum 141 Posterieure longitudinale ligamenten 166
Periorbitale ecchymose 106 Posttraumatische epilepsie 107
Periorbitale kneuzing 119 Posttraumazorg
Periost 182 hoofdelementen 41
Peritoneale membranen 146 Potentiële energie 13
Peritoneale ruimte 142, 146 Prehospitale shockindex 74
Persistente chronische pijn 82 Preload 62, 126
Persoonlijke beschermingsmiddelen 28, 209 Preoperationele fase 240
Pezen 182 Preoxygenatie 52, 58
Pia mater 93 Preparatie SEH 28
Pijn Preparatie voor rapid sequence intubation 58
fysiologische basis 79–80 Prestatieverbetering 8
gedefinieerd 81 Prestatie, verminderd gevoel 290
initial assessment 36 Priapisme 171
met abdominaal trauma 141 Primaire onderzoeken
met compartimentsyndroom 186 patiënten met overgewicht 258–267
onbehandeld of te weinig behandeld 83–84 Primaire onderzoeksfasen
percepties van kinderen 230–231 abdominale letsels 147–148
theorieën 81 het kind als traumapatiënt 224
typen 82–83 met hersenletsels 98–102
Pijnbanen 79 met thoraxletsels 130–132
Pijnbestrijding met vermoede ruggenmergletsel 174
tijdens initial assessment 36 ouderen 247
Pijnbestrijding. Zie ook Medicaties zwangere traumapatiënten 216
behandelingen 85–87 Primaire ruggenmergletsels 168
bij opwarmen van bevroren ledematen 198 Primaire wondsluiting 199
met brandwondentrauma 207 Primair explosieletsel 22
patiënten met overgewicht 266 Primair hersenletsel 96
Pijndrempel 81 Primair onderzoeksfasen
Pijngedragsbeoordelingsmiddelen 84–85 elementen van 30–37
Pijngedragschaal 85–86 Procedurele sedatie 87–89
Pijnreactie 31 Professional Quality of Life-tool 290
Pijntolerantie 81 Progressieve shock 67
Pijnwaarnemingsmiddel voor cruciale zorg 91 Prolaps van de navelstreng 216
Pijpbeenderen 181–182 Proliferatiefase in wondgenezing 194
Plaatsing naalddecompressie 137 Propofol 59
Placenta-abrupties 218 Proprioceptie 79, 171
Platte botten 182 Prostaatklier 141, 155
Platysmaspier 127 Prostaglandinen 79, 202
Plexus 163–164 Protrombinetijd 251
Plexus brachialis 127 Psychomotorische vaardigheidsstations, doel van 3
Plexus choroideus 93 Psychosociale effecten van mishandeling 275
Pneumatische tourniquets 189 Psychosociale ontwikkeling bij kinderen 240–241
Pneumokokkensepsis 152 Psyschosociale effects van trauma
Pneumothorax ethische overwegingen 287
initial assessment 32–33, 133 geagiteerde patiënten 286
typen 133–136 traumateams 290

TNCC • Zevende druk 345


verpleegkundige zorg 289 Richtlijnen triage 28–29
Ptosis 112 Richtlijnen vochtsuppletie bij kinderen 206
Pulmonale systeem 43–45, 66 Ringeroplossing
Pulsatie voor ooguitspoeling 122
initial assessment 32 voor vloeistofsuppletie bij brandwondentrauma 206
meting 36 Rinnoroe 106
Pulsoximetrie Risico’s van transport 301
beperkingen 72 Ritmestoornissen 260
Punctiewonden 195 Rocuronium 59, 263
Pupillen Rode bloedcellen 69
beoordelen van hersenletsels 98 Röntgenopnamen 36, 68
onderzoeken bij vermoede oogletsels 116 bij abdominaal en bekken letsel 157–159
verwijden 117 gebruik in initial assessment 36, 73
herkennen mogelijk misbruik 275
Q het kind als traumapatiënt 234
Quaternaire explosieletsels 22 met ruggenmergletsels 176
Quinaire explosieletsels 24 met thoraxletsels 136
specifieke verpleegkundige overwegingen 159
R zwangere traumapatiënten 218–219
Rabdomyolyse 187, 246, 314 Rotationeel wervelkolomletsel 167
Rabies 196 Rouw 284
Rapid infuser 71 Ruggenmergletsel
Rapid Sequence Intubation aannamen voor initial assessment 38
overzicht 52 Ruggenmergletsels
patiënten met overgewicht 263 letseltypen 168
voorbehandelingsmedicaties 56 nieuwe inzichten in de behandeling 177–178
zeven P’s 58–60 ongevalsmechanismen 166
Rapportage door patiënt zelf 84 pathofysiologie 168–170
Rechte oogzenuwen 112 verpleegkundige zorg 174–177
Rectaal onderzoek 40, 150 Ruggenmergzenuwen 163
Rectale letsels 153 S
Reflexbogen 162
Reflexen Sacrale zenuwen 162
initial assessment 176 Sacral sparing 171
verlies met laesie van het ruggenmerg 171–172 SBAR-strategie 7
verlies met ruggenmergshock 169 Scald-brandwonden 200
zintuiglijke banen 162–163 Schedel 21, 93–95
Regel van negen 208 Schedelbasisfracturen 101, 105
Renine-angiotensinemechanisme 66 Schedelbeenderen 93
Resedatie-effecten 258 Schedelfracturen 105–106
Resources for Optimal Care of the Injured Patient 69 Schedelnaden 228
RESPOND-lijst 282–283 Schildklier 45
Reticulair activerend systeem (RAS) 94 Sclera 111, 113
Reticulaire lederhuid 193 Scrotum 141, 150
Retina 112 Secundaire explosieletsels 22
Retrobulbair hematoom 120–121 Secundaire impact-syndroom 104
Retroglottische luchtwegen 53 Secundaire onderzoeken
Retroperitoneale bloeding 147 brandwondentrauma 207
Retroperitoneum 141 elementen van 36
Rh-negatief bloed 72 het kind als patiënt 233
Ribfracturen met abdominale letsels 147
bij ouderen 246 met ruggenmergletsels 175
Richtlijnen pediatrische zorg spoedeisende hulp 242–244 musculoskeletaal trauma 187
ouderen 252

346 Index
patiënten met overgewicht 266 Stollingsonderzoeken 108
Secundaire ruggenmergletsels 169–170 Stomp cardiaal letsel 62–63, 135–136
Secundaire traumatische stress Stomp trauma
elementen 289 aan de nek 132–133
Secundaire wondsluiting 199 aan de ogen 112–113, 117–118
Secundair onderzoek aan foetussen 215
oogletsels 113 aan het hart 135
Sedatie 52, 55, 87–89 abdomen en bekken 146, 150–159
Seidel-test 116 hersenletsels 96
Seksueel geweld 272 typen 16–18
Seksueel geweld onder invloed van drugs 272 Stoom afblazen 293
Seksueel overdraagbare aandoeningen 278 Stralingsenergie 14
Sensorisch-motorische periode 239 Stressmanagement na kritiek incident 293
Sepsis 314 Subcutaan emfyseem 48
Septische shock 63, 312 Subdurale bloeding 94
Sesamoïde botten 182 Subdurale hematomen 103, 305
Shock Substantia gelatinosa 79
classificatie en etiologie van shock 61–64 Subthalamus 94
fasen 67–68 Succinylcholine 59, 263
gedefinieerd 61 Supine-hypotensiesyndroom 214
herbeoordeling 72 Supraglottische luchtweghulpmiddelen 53–54
huidige behandelingsstrategieën 68 Supratentoriale compartiment 94
met ruggenmergletsel 169 Sympathische zenuwstelsel
nieuwe inzichten in de behandeling 74 anatomie 164
pathofysiologische reacties 64–66 Sympathomimeticum 117
verpleegkundige zorg 70–72 Sympatisch zenuwstelsel
Shockfasen 67–68 reacties op shock 64–65
Slaapapneu 255, 257, 266 Synoviale gewrichten 182
Slagvolume 64, 134 Systolische bloeddruk 67
Slokdarm
anatomie 44 T
Snellen-kaart 114 Taalbarrières 285
Somatische pijn 82 Taalontwikkeling bij kinderen 239
Somatische uitingen van verdriet 284 Tandafdrukken 274
Spanningspneumothorax Tanden, beoordelen kinderen als traumapatiënten 225
effecten op cardiac output 64 T-bone-impacts 19–20
initial assessment 49, 133 Teamwork 5
interventies 134 Teken van Grey Turner 147
Spieren Temporale kwab 103
compartimentsyndroom 186 Tentorium cerebelli 94
weerstand tegen mechanische krachten 14 Tertiaire onderzoeken 316
Spier-skeletstelsel gedefinieerd 181 Tertiaire wondsluiting 199
Spierverslappers 57 Tertiair explosieletsel 22
Spijsverteringsstelsel 23 Terugtrekkingsreflex 162
Spleetlamponderzoek 116 Testament 287
Splenectomie 152 Testes 141
Spoedthoracotomie 34 Tetanie 208
Sportblessures 222 Thalamus 94
Stabiliteit wervelkolom 166 Therapeutische hypothermie 109, 178
Stamcellen 177 Thermische brandwonden 200
Steekwonden 20 Thermische energie 14
Stembanden 55 Thermische sensatie 79, 171
Steroïden 176 Thermoregulatie 251
Steun 291 Thoracale wervels 165, 168

TNCC • Zevende druk 347


Thoracale zenuwen 163, 174 pediatrische traumapatiënten 221, 226
Thoracotomie 131 Traumaverpleegkundige 6
Thorax 47, 125 Treitz, ligament van 153
Thoraxdrain 131–132 Trekkracht 15
Thoraxdrainagesysteem 134 Triage
Thorax trauma. Zie ook Ademhaling; Beademing aanwijzingen van luchtwegproblemen 48
epidemiologie en ongevalsmechanismen 127–128 met vermoede hersenletsels 98
initial assessment 49 met vermoede ruggenmergletsels 174
nieuwe inzichten in de behandeling 137 ouderen 247
pathofysiologie 128–129 richtlijnen 28
verpleegkundige zorg 129–131 slachtoffers van misbruik 276
Thromboxane A2 202 Tussenribspieren 46
Time-out 89 Tussenwervelschijf 168
Time-outprocedure 8 Tweede wet van Newton 14
TNCC-handleiding 4
Toediening Rh-immuunglobuline 218 U
Toediening van antibiotica Uitbreiding van traumateams 6
bij brandwonden 210 Uiteindelijke zorg 41
bij hoofdletsel 108 Uitgebalanceerde vloeistofsuppletie 69
bij oogletsel 118, 119, 121 Uitgezette vena jugularis 32
bij open fracturen en amputaties 189–190 Uitspoelen
om een septische shock te voorkomen 64 chemische brandwonden 209
risico verminderen longontsteking 310 oogletsels 121–122
Toegestane hypotensie 69 Uitstrijkjes, verzamelen bewijs 278
Toepassingen met ijs 189 Uitzuigen 31
Toepassingstonometrie 117 Uitzuigen van de tube 310
Tolkdiensten 285 Uitzuigen van secreet uit mond- of keelholte 310
Tong, luchtwegobstructie door 43 Ultraviolette keratitis 121
Tono-pen 117 Uncale transtentoriale herniatie 103
Tourniquets 34, 71, 74 Ureter 155
Tracheobronchiaal letsel 131 Urethra
Tracheostomie 264 beoordelen op letsel 39
Tractus neospinothalamicus 79 Urethra, letsels 155
Tractus paleospinothalamicus 79 Urethrogram 157
Tranexaminezuur 70 Urinekatheter 159
Transductie, in pijnpercepties 79 Urinekatheters 39, 253
Transportteams 301 Urineproductie 39
Transport via de lucht 301 effecten van een shock 66
Transsectie van het ruggenmerg 169 effecten van zwangerschap op 215
Transtentoriale herniatie 103 monitoring 39, 73
Trauma bij kinderen. Zie ook Kinderen Urineweginfecties 39
epidemiologie en ongevalsmechanismen 221 Uterusruptuur 215
initial assessment 224–226
richtlijnenspoedeisende hulp voor 242–244 V
triage 224 Vaardigheidsstations. Zie ook Interventies
Trauma Nursing Core Course 3–4 algemene principes 3
Traumaopvang en -zorg Vagale reactie op intubatie 43
behandelingen 68 Vaginale bloeding 215
Traumateam 6 Vallen
Traumateams als veelvoorkomende oorzaak van maternaal letsel 213
communicatie binnen 6–8 kinematica van 16
Traumatische hersenletsels. Zie ook Hersenletsels percentage wervelkolomletsels door 166
Amerikaanse gegevens 96 Vasoconstrictie met shock 67
Traumatisch hersenletsels. Zie ook Hersenletsels

348 Index
Vasodilatie 214 Voorbereiding in initial assessment 28–29
Vasopressine 64, 66 Voorgeschiedenis
Vecuronium 59 bij oudere traumapatiënten 252
Veerkracht 291 brandwondentrauma 207
Veilige werkwijze 28 met hersenletsels 101
Veilige zorg met oogletsels 113
elementen van 28 met ruggenmergletsels 175
het kind als patiënt 223 musculoskeletaal trauma 187
Veiligheidsgordels patiënten met overgewicht 266
abdominale letsels door 153 psychosociaal 282
deceleratiekracht 25 slachtoffers van misbruik 273
krachten op lichaamsweefsels 18–19 voor patiënten met een risico op shock 73–74
Vena iliolumbalis 155 zwangere traumapatiënten 216
Ventrale hoorn (ruggenmerg) 161 Voorgeschiedenissen
Ventrale zenuwwortels 161 tijdens initial assessment 37–38
Ventrikelfibrilleren 308 Voortplantingsorganen 141
Ventrikels 126 Vreemde voorwerpen in het hoornvlies 118
Verbaal reactievermogen (Glasgow Coma Scale) 30 Vrijkomen van histamine 63, 202
Verdriet 284 Vrouwelijke geslachtsorganen 155
Verdrinkingen 24 Vuurwapenletsel 20–21
Verhanging 24
Verlies 284 W
Vermijden 288 Waddell-triade 20
Verpleegkunde, elementen van 1 Weeën, vroegtijdige 215, 217
Vertraagde effecten van letsels 316 Weefseloxygenatiemeting 47
Vervanging calciumchloride 69 Weefselperfusie, compensatiemechanismen 64
Verwaarlozing 275, 279–280 Wereldgezondheidsorganisatie 86
Verwachte datum van de bevalling 216 Wervelkolomletsels. Zie ook Wervelkolom
Verwarring identiteit vs. rol 241 fracturen 152
Verwijdering van een contactlens 122 letseltypen 168
Verwijzingscriteria American Burn Association 210 nieuwe inzichten in de behandeling 177–178
Verwurging 24 pathofysiologie 168–169
Verzamelen van bewijsmateriaal 275, 277 verpleegkundige zorg 174
Vetembolie 315 Wisselstroom 200, 208
Vetweefsel 181 Witte stof 161
Vierdegraadsbrandwonden 204 Wolf-model 1–2
Viscerale pijn 82 Wondgenezing 193, 210
Visueel-analoge schaal 84, 90
Vitale functies Z
bij shockpatiënten 72 Zelfbewustzijn 292
controleren tijdens initial assessment 35 Zenuwen
het kind als traumapatiënt 229 van de botten 182
patiënten met overgewicht 255 van de larynx 45
Vlijt vs. inferioriteit 241 van de maag 140
Vloeistofsuppletie van de schedel 94, 112
huidige aanbevelingen 68 Zenuwstelsel
met brandwondentrauma 210, 235–236 anatomie 79
voor patiënten met overgewicht 265 Zenuwweefsel 186
voor rabdomyolyse 187 Zes P’s van compartimentsyndroom 186
voor shockpatiënten 71 Zijdelingse impact, motorvoertuig 19–20
zwellen van darmen 153 Zijdelingse impact of impact van opzij 20
Vochtophoping 63 Zorgplannen, uitleggen aan families 282
Volledige fracturen 184 Zorgproces 302
Volledige laesie van het ruggenmerg 171

TNCC • Zevende druk 349


Zuurstofsaturatie
compensatiemechanismen 64
meting 36
middelen voor het meten 32–33, 47
monitoring met RSI 60
patiënten met overgewicht 259
Zwalken van projectielen 21
Zwangere vrouwen
als slachtoffers van geweld 213, 270
anatomische en fysiologische veranderingen 214–215
verpleegkundige zorg voor traumatische letsels 216
Zwangerschapsduur 217

350 Index
Gedrukt in de Verenigde Staten van America
ISBN 978-0-9798307-9-2
Copyright © 2014 Emergency Nurses Association (ENA)

Alle rechten voorbehouden. Toestemming voor reproductie of overdracht in welke vorm of met welke middelen
ook, elektronisch of mechanisch, inclusief fotokopiëren en opnemen, of door middel van een informatieopslag- en
zoeksysteem, moet schriftelijk worden verkregen bij de Emergency Nurses Association (ENA), 915 Lee Street, Des
Plaines, IL 60016, Verenigde Staten.
Website: www.ena.org E-mail: education@ena.org

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Emergency Nurses Association (ENA) (Verenigde Staten)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Australian College of Emergency Nursing (Australië)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de National Emergency Nurses’ Affiliation, Inc. (NENA) (Canada)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Trauma Nursing Committee Griekenland

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Hong Kong Emergency Nurses Association

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Emergency Nurses Association of Kenya (ENAK) (Kenia)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Stichting Trauma Nursing Nederland

De officiële Trauma Nursing Core Course van het College of Emergency Nursing New Zealand (CENNZ)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Anestesisykepleiernes Landsgruppe av Norsk Sykepleierforbund (ALNSF)

(Noorwegen)

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Associação Portuguesa de Enfermeiros de Urgência (Portugal)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Trauma Committee Zuid-Afrika

De officiële Trauma Nursing Core Course van de Armed Forces Nursing Academy (AFNA) (Zuid-Korea)

De officiële Trauma Nursing Core Course van Riksföreningen för Sjuksköterskor inom Trauma (Zweden)

De officiële Trauma Nursing Core Course van Trauma Nursing Limited (Verenigd Koninkrijk)

De officiële Trauma Nursing Core Course van het Western Australia Trauma Education Committee of the Department of Health,

West-Australië

ENA aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de cursusinstructie door de cursusdirecteur of cursusinstructeurs.


Omdat bij het inzetten van deze instructiecursus professioneel oordeel noodzakelijk is, is ENA niet aansprakelijk voor de
daden of nalatigheid van deelnemers aan de cursus bij toepassing van deze instructiecursus. Het logo van ENA en TNCC zijn handelsmerken van de Emergency Nurses Association.
Coumadin en Plavix zijn handelsmerken van Bristol-Myers Squibb Company.
EZ-IO is een handelsmerk van Vidacare Corporation.
De auteurs, redacteurs en uitgever hebben betrouwbare bronnen gecontroleerd op het aanbieden van informatie die FAST1 is een handelsmerk van Pyng Medical Corporation.
volledig en nauwkeurig is. Wegens de voortdurende evolutie van kennis, behandelingsmodaliteiten en behandelingen King LT en King LT-D zijn handelsmerken van KingSystems.
met medicijnen kan ENA niet garanderen dat de informatie in ieder aspect actueel is. ENA is niet verantwoordelijk voor Lovenox is een handelsmerk van Sanofi-aventis U.S. LLC.
fouten, weglatingen of voor de resultaten die zijn verkregen door het gebruik van dergelijke informatie. Raadpleeg het Marcaine is een handelsmerk van Hospira, Inc.
van toepassing zijnde beleid bij uw zorginstelling. De Morgan-lens is een handelsmerk van MorTan, Inc.
Pradaxa is een handelsmerk van Boehringer Ingelheim Pharmaceuticals, Inc.
TeamSTEPPS is een handelsmerk van het Amerikaanse Department of Health and Human Services en het Agency for Healthcare Research
Medicatiedoseringen kunnen gewijzigd en aangepast worden. Raadpleeg het beleid bij uw plaatselijke overheid of and Quality.
instelling voor de meest actuele informatie. Tono-pen is een handelsmerk van Reichert Technologies.
HANDLEIDING
ZEVENDE DRUK

HANDLEIDING ZEVENDE DRUK


TRAUMA NURSING CORE COURSE

915 Lee Street, Des Plaines, IL


60016-6569
800-900-9659
www.ena.org

You might also like