Professional Documents
Culture Documents
Hitachi Workshoptechnical Manual and Wiring Diagram Full DVD 2
Hitachi Workshoptechnical Manual and Wiring Diagram Full DVD 2
https://manualpost.com/download/hitachi-workshoptechnical-manual-and-wiring-di
agram-full-dvd-2/
**Hitachi Workshop,Technical Manual and Wiring Diagram Full DVD Size: 10.6Gb
Language: English 1 DVD Type: Workshop Manual,Technical Manual,Circuit
Diagram** Model List: AH 250 300 AH 350D 400 D AH 500 D AH 500 D OPER
TEST AH170-250 KM-TM1725B AH250 300 TECNICAL AH250 350 D AH350 400
KM-TM3540B AH350-400 OP TEST AH350D_400D EX120-3 ZH 200-5A LC5A
ZH 210 A ZH 210-5B ZH 210-6 ZW 20 ZW 30-40-50 ZW 50 ZW 65-75-95 ZW
65-75-95-6 ZW 80-90 ZW 100 ZW 120-5B ZW 120-6 ZW 120-150 G ZW 120-G
ZW 140 ZW 140-5A ZW 140-5B ZW 150-5B ZW 150-6 ZW 180 ZW 180-5A ZW
180-5B ZW 180-6 ZW 220 ZW 220-5A ZW 220-5B ZW 220-6 ZW 220-250-310 ZW
250-5B ZW 250-6 ZW 310 ZW 310-5 ZW 310-5A ZW 310-5B ZW 310-6 ZW 330
ZW 330-6 ZW 370 ZW 370-5 ZW 370-5B ZW 370-6 ZW 370-G ZW 550 ZW 550-5
ZW 550-5B ZW 550-6 ZW 550-G ZW 220 ZW 250 ZW 310 ZX 17-19U-5A ZX
20U-5A ZX 20U-5B ZX 26U-5A ZX 30U-5B ZX 33U-5A ZX 35U-5A ZX 35U-5B ZX
38U-5A ZX 48U-5A ZX 55U-5A ZX 55U-5B ZX 55USR-5A ZX 60-5G ZX
65USB-5A ZX 65USB-5B ZX 68USR-5A ZX 70-5G ZX 75 US-5B ZX 75US-5A ZX
80-GI ZX 85USB-5A ZX 130-5A ZX 130-5B ZX 130-5G ZX 130-6LCN-6 ZX 130W
ZX 135US-5A ZX 135US-5B ZX 135US-6 ZX 140W-3 ZX 140W-5B ZX 140W-6 ZX
145W-3 ZX 145W-6 ZX 160 ZX 160LC-5A ZX 160LC-5B ZX 160LC-5G ZX
160LC-6 ZX 160W ZX 170W-3 ZX 170W-5A ZX 170W-5B ZX 170W-6 ZX
180LC-5B ZX 180LC-5G ZX 180W ZX 190LC-5B ZX 190LC-6 ZX 190W 5A ZX
190W-3 ZX 190W-5B ZX 190W-6 ZX 200-5A ZX 200-5G ZX 210-5B ZX 210-6 ZX
210W ZX 210W-3 ZX 210W-5A ZX 210X-6 ZX 220LC-GI ZX 225US-5A ZX
225US-5B ZX 225US-6 ZX 250LC-5A ZX 250LC-5B ZX 250LC-5G ZX 250LC-6 ZX
250W-3 ZX 280LC-5G ZX 290LC-5B ZX 300-5A ZX 300LC -6 ZX 330-350 -5G ZX
330-350LC-5A ZX 350LC -6 ZX 350LC-5B ZX 360W 3 ZX 370LCH GI ZX 400 ZX
470-5A ZX 470-5B ZX 470-5G ZX 470H GI ZX 470LC-6 ZX 670LC-5A ZX
670LC-5B ZX 670LC-5G ZX 670LC-6 ZX 870LC-5B ZX 870LC-5G ZX 890-5A ZX
890-6 ZX27U ZX40U ZX200
Dan het was »de mode van dien tijt, dat de een den ander om het
minste verschil in gedachten, al was ’t van saacken, die self de
Godgeleertheyt niet en raackten, voor een ketter afmaalde, en om
de rolle ten vollen uyt te spelen, aanklaagde aan Classen, Synoden,
en Politijke vergaderingen, daarse meenden, dat haare autoriteyt
iets soude konnen gelden”[299]. Vandaar, dat de geestelijkheid
bestendig veel beweging maakte door haren onverdraagzamen ijver
tegen de bij oogluiking gedulde vergaderingen van de
Doopsgezinden, Lutherschen en Roomschen, ja zelfs tegen de
vestiging eener Waalsche Gemeente te Leeuwarden (1657), en
daarna niet minder tegen de dweepende sekte der Labadisten, die
zich in 1675, na den dood van jean de labadie, met den leeraar yvon
aan het hoofd, op Thetinga-state te Wieuwerd vestigde en hare
gemeenschap dáár ongeveer vijftig jaren lang wist staande te
houden. Op hare vroegere omzwervingen zoowel als hier sloten
verschillende aanzienlijke en geleerde personen, waaronder de
beroemde anna maria van schurman, de Jonkvrouwen van sommelsdijk, de
verloskundige hendrik van deventer enz. zich bij deze sekte aan, ten
einde, afgescheiden van de bedorvene wereld, te voldoen aan hunne
behoefte, om bij de leer een christelijk leven te voegen[300]. Hare
denkbeelden hadden zelfs invloed op vele hervormden, waaronder
vooral wilhelmus à brakel, die, in zijne zoo veel gelezene Redelijke
Godsdienst, aandrong op meer gemoedelijke godsvrucht; ofschoon
dat opgewekt godsdienstig leven, verkeerd gerigt, bij velen leidde
tot dweeperij, welke hier steeds een vruchtbaren akker vond.
Nog meer werd de Kerk verontrust, toen de resultaten van de ijverig
beoefende wetenschap van lieverlede in het leven traden en
sommige leerstukken aan het wankelen schenen te brengen. De
stellingen der wijsbegeerte van des cartes en de nieuwe denkbeelden
van den geleerden coccejus, eerst hoogleeraar te Franeker en daarna
te Leiden, vonden bijval en werden aan Frieslands Hoogeschool door
mannen als joannes van der waeyen, campegius vitringa en herm. alex.
roëll beschermd en verdedigd. Dewijl deze hunne leer niet wilden
onderwerpen aan het oordeel of de veroordeeling der kerkelijken,
die zich daartegen hevig verzetten, waren bittere twisten daarvan
het gevolg. De meer verlichte denkbeelden van david flud van giffen,
predikant te Nieuw-Brongerga, vonden nogtans bij het
Stadhouderlijk gezin op het Oranjewoud bescherming; terwijl
Gedeputeerde Staten dikwijls hun gezag gebruikten, om de
vervolgingen te staken en der Synode het zwijgen op te leggen. De
aanhangers van voetius en andere voorvechters van de oude
waarheid hielden echter vol, het regt der kerk te doen gelden,
zoodat eerlang eene scheuring in twee partijen, Coccejanen en
Voetianen genoemd, onvermijdelijk was. Ondanks dien tegenstand
was er vooruitgang, en bragten die twisten veel toe, om de
bestredene godgeleerde stellingen naauwkeuriger te onderzoeken,
en de grondslagen te leggen tot meer evangelische kennis en
verlichte denkbeelden. Doch lang zou het duren, eer men zich aan
het eens opgelegde juk zou kunnen ontworstelen.
Ja, nog langer dan honderd jaren zou het duren, eer de stralen van
een beter licht konden doorbreken. Zóó vast en sterk waren eens de
kluisters van den vrijen geest gesmeed, dat wij in bijna de gansche
18e eeuw de Hervormde Kerk in den zelfden gebonden toestand zien
verkeeren van slaafsche onderwerping aan de Dordsche leer en
gehechtheid aan de formulieren van eenigheid, wier gezag in 1729,
na hevige oneenigheden, nog meer verbindend werd gemaakt. Zulke
oneenigheden en onbeduidende twisten over allerlei nietigheden
maakten in de hoofdzaak de geschiedenis uit der Kerk in deze eeuw;
met deze uitzondering: dat zij zich ook vergreep aan de
geloofsbegrippen van eene andere, door de Staatsmagt toegelatene,
kerkgemeenschap. Sedert de Doopsgezinden in 1672 vrijheid van
godsdienstoefening hadden bekomen, werden zij als stille burgers
ongemoeid gelaten. Doch in 1722 werd hunne vrijheid van
geloofsbegrippen door de Hervormde Synode, uit vrees dat zij
Sociniaansche stellingen zouden voorstaan, aangerand, door hunne
150 leeraars te dwingen tot onderteekening van eene verklaring
omtrent de Drieëenheid, een leerstuk, niet door den Heer
verkondigd, maar door Godgeleerden ontworpen. Gelukkig, dat
hunne verdediging door Gedeputeerde Staten aangenomen- en de
inquisitie der Synode toen tegengegaan werd. Zulk eene poging, om
heerschappij te voeren over het geloof van anderen, werd in 1738
herhaald, en had de afzetting van twee Doopsgezinde leeraren van
de Knijpe en Heerenveen ten gevolge. Nog meer gerucht maakte
kort daarop de klagt der kerkelijken, dat in de leerredenen van
joannes stinstra, Doopsgezind leeraar te Harlingen, over de natuur en
gesteldheid van Christus Koningrijk, Sociniaansche gevoelens zouden
verkondigd zijn. Alle Hervormde classen in Friesland en alle
theologische faculteiten in Nederland werden door Gedeputeerde
Staten uitgenoodigd dit boek te beoordeelen. Natuurlijk was aller
oordeel in den geest der beschuldiging. Slechts één man had den
moed zich tegen de meening van die allen te verzetten, en aan te
toonen, dat die beschuldiging ongegrond was. Het was de groote
herman venema, hoogleeraar in de godgeleerdheid te Franeker, die, op
het voetspoor der verlichte vitringa’s, vader en zoon, eene
verbeterde predikwijze had voorgesteld; die vrije en heldere
begrippen omtrent de godsdienst verkondigde, en die gedurende de
vier-en-zestig jaren, dat hij een sieraad was van Frieslands
Hoogeschool, bovendien door zijne geleerdheid, christelijke
braafheid en verdraagzaamheid zóó hoog geacht was, dat zelfs zijne
tegenstanders hem niet durfden aanranden. Hoe gematigd en
verstandig dat advies van venema ook ware, hij alléén was niet tegen
de bevooroordeelde en twistzieke geestelijkheid bestand:—stinstra
werd van het leeraarambt ontzet en eerst 15 jaren later hersteld.
Doch de smet door dit gedrag op de Hervormde Kerk geworpen, ook
door vele tijdgenooten veroordeeld, werd alleen opgewogen door de
moedige en edele poging van venema, die, door den tijd tevens
geregtvaardigd, gelukkig tegen dreigende vervolgingen bescherming
en steun vond in den voortreffelijken Prins willem IV en diens
verlichten vriend epo sjuck van burmania. Deze edelman, lang lid van
Gedeputeerde Staten, had later zelfs den moed venema openlijk te
prijzen, doch tevens te voorspellen, dat zijne verlichte gevoelens
weinig ingang zouden vinden bij zijne tijdgenooten: »want,” zeide
hij, »de tijd is ’er niet na geschikt, om de Menschen de oude wijfs
grollen uit het hoofd te praaten. Gij hoopt doch vrucht’loos, dat de
Rede eens zal verwinnen.”[301]
Niettegenstaande de heerschappij en de verdeeldheden der
godgeleerden nog lang bleven voortduren en de gehechtheid aan de
kerkelijke leerstellingen onveranderlijk scheen te zijn, zou de tijd
toch eenmaal aanbreken, dat die leerbegrippen verdrongen zouden
worden en vervangen door christelijke denkbeelden en evangelische
gezindheden. Het heerschzuchtig gedrag van den Leeuwarder
predikant blom jegens den Magistraat dier stad in 1763 en de
hooggaande twisten daaruit, gelijk twee jaren later uit het houden
van eene leerrede over de Christelijke Liefde door g. t. de cock
verwekt, welke door het staatsgezag werden geëindigd, terwijl
gelijktijdig voltaire’s verhandeling over de Verdraagzaamheid, te
Leeuwarden vertaald en gedrukt, werd verboden,—ziedaar de laatste
sporen van den geest van heerschzucht en tegenwerking, die de
Kerk zoo lang hadden beroerd. Ook daaruit bleek het, dat er een
nieuw licht aan het dagen was, hetwelk vele gemeente-leden
welgevallig tegenblonk. De geest der lessen van den, zoo ongemeen
lang gespaarden, venema, die, boven vooroordeelen verheven, meer
heldere begrippen verspreidde en zijne leerlingen bovenal tot liefde,
vrede en verdraagzaamheid aanspoorde, begon van lieverlede de
Kerk te vervullen en voor de toekomst betere vruchten te beloven.
Terwijl de zucht naar vooruitgang dus merkbaar was, had zij bij
velen een nadeelig gevolg. Men was afkeerig geworden van eene
leer, in vormen en wetten gekluisterd, die den geest met een last
van grondstellingen had bezwaard; en terwijl men dus de kerkelijke
leerbegrippen verzaakte, verwierpen velen met-een de grondslagen
der heilige leer van Christus. Vandaar, dat »in het eind der vorige
eeuw onder de beschaafde klassen der maatschappij de verachting
van de godsdienst heerschend was geworden. De geest, geheel met
de belangen des tijds vervuld, vroeg niet meer naar het eeuwige.
Slechts bij weinigen, wien het vergankelijke niet kon voldoen, bleef
de zucht naar iets hoogers bestaan”[302]. Ondanks de regtzinnigheid
al hare krachten inspande, om het oude te behouden; in weerwil
eene dweepzieke menigte zich tegen elke verandering aankantte,
waren er van zulk eene geestrigting ook in Friesland vele sporen,
nadat de langdurige vrede en welvaart een buitengewonen
voorspoed gekweekt en een geest van overmoed, vrijheid en
onafhankelijkheid ontwikkeld hadden, welke sedert 1780 in
staatkundige beroeringen aan den dag gelegd werden. Ook de
predikanten trokken partij, namen deel aan den wapenhandel en
ondersteunden vooral de partij, welke tegen den Stadhouder was
gezind, waarom verscheidene hunner in 1787, bij het herstel van het
Stadhouderlijk gezag, werden afgezet. Eene groote verandering, in
den loop der tijden voorbereid, was echter noodzakelijk geworden.
En deze volgde weldra op de staats-omwenteling van 1795. Bij de
bestaande begrippen van vrijheid, gelijkheid en broederschap was
het natuurlijk, dat de staatsmagt nu »een iegelijk onbelemmerde
Vrijheid van geweten, en de ongestoorde uitoefening van zijne
Godsdienst plegtig verzekerde”[303]. De Hervormde Kerk verloor
daarbij het voorregt, dat zij meer dan twee eeuwen had bezeten, om
de heerschende Kerk of de Kerk van den Staat te zijn, en daarmede
viel ook de laatste steun der scholastieke godgeleerdheid en der
kerkelijke regtzinnigheid. Inzonderheid werd dat voorregt geheel
opgeheven bij de scheiding van Kerk en Staat, welke in 1796 hierop
volgde. Eerst bij de Staatsregeling van 1 Mei 1798 werden
daaromtrent bepalingen voorgeschreven; terwijl bij besluit van de
Synodale vergadering te Heerenveen, in 1804 gehouden, een nieuw
Wetboek en Kerkenorde voor Friesland werd ingevoerd. Ofschoon
men de leerstellingen der Dordsche Synode daarbij als grondslag van
de leer der Kerk, althans in naam, bleef behouden, was daarin, gelijk
sedert in de gansche rigting der Kerk, een gezegende vooruitgang
tot betere denkbeelden en gezindheden te erkennen, en was men
vrij algemeen tot meer heldere inzigten, tot meer liefderijke
gevoelens, tot meer christelijk leven gekomen. Een blijk daarvan was
mede de invoering van de Evangelische Gezangen in 1805, welke,
even als de in 1773 ingevoerde verbeterde Psalmberijming, zoo veel
bijdroegen, om de stichting bij de godsdienst-oefeningen te
verhoogen en godsdienstige gevoelens aan te kweeken.
Intusschen waren er elders Genootschappen opgerigt, die belijders
van verschillende gezindten tot één christelijk doel vereenigden, en
welke ook hier een weldadigen invloed uitoefenden. Er waren in de
Kerk mannen opgestaan, als: hinlopen, kist, clarisse, stuart, van der
roest, egeling en anderen elders, gelijk liefsting, brink, brouwer,
nieuwold, bruining enz. in Friesland, die door prediking en schriften
een evangelischen geest onder het volk bragten; terwijl in de
scholen der Godgeleerdheid van voorst, tinga, greve en regenbogen te
Franeker, gelijk elders van hamelsveld, muntinghe, van der palm, an. ypeij,
heringa, suringar en borger, waarvan de vier laatste Friezen waren,
door hun onderwijs en schriften alle geloofs- en zedeleer tot het
evangelie terugbragten, de leerstellingen aan Gods woord leerden
toetsen, nuttelooze twisten vermeden, eene gezonde uitlegkunde
deden veldwinnen en uit wijsbegeerte en geschiedenis licht
aanbragten voor het Christendom. In dit gewest heeft vooral de
Christelijke Godgeleerdheid van den Franeker Hoogleeraar j. h.
regenbogen (1810) veler oogen geopend voor het licht der waarheid,
in verband met het gezag der rede. Zóó werd de Hervormde Kerk,
terwijl het vaderland gelouterd werd door staatkundige verdrukking,
op nieuw tot een Evangelisch-Hervormde Kerk hervormd; en, nadat
in 1816 de band der formulieren van eenigheid voorzigtig was
losgemaakt, mogt men in 1817 ook in Friesland het Derde Eeuwfeest
der Kerkhervorming bij alle Protestantsche Gemeenten onderling en
met eene broederlijke liefde en eensgezindheid vieren, welke de
kroon zette op de overwinning, welke de tijdgeest, of liever Gods
vaderlijke besturing, op de bekrompenheid van het voorgeslacht had
behaald, in terugkeering tot de genoemde drie oorspronkelijke
beginselen van de Nederlandsche Hervormde Kerk. Zóó mogten
rede, gezond verstand en godsdienstzin zegevieren op het kerkelijk
leerbegrip.
Hoe verblijdend dit verschijnsel, hoe weldadig het licht zij, dat thans
bijna algemeen ten aanzien der christelijke waarheid en geloofsleer
is ontstoken—voor allen is er eene hooge roeping aan verbonden,
om, voorgelicht door de verhevenste zedeleer, thans als kinderen
des lichts te wandelen, en om door toeneming in gemoedelijke
godsvrucht en christelijke deugd en door beleving van het geloof te
toonen, dat de beschaving, ontwikkeling en veredeling van het
menschelijk geslacht de vrucht en het doel is der gezegende
godsdienst van Christus.
De Doopsgezinden.