Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

WAT IS SALSA?

Er bestaan vele verhalen over salsa, het ontstaan, de invloeden van de verschillende culturen, bandleiders en muziekstijlen die de evolutie van deze prachtige muziek mee bepaald hebben. Met deze beknopte samenvatting doen we waarschijnlijk velen tekort maar krijgt U toch een idee hoe een muziekgenre ontstaat en stilaan wereldwijd verspreid geraakt. Eigenlijk bestaat salsa niet, salsa (het Spaanse woord voor saus) is een verzamelnaam van een pot vol muziekstijlen die uiteindelijk komen uit een zelfde basisritme. Een zaadje dat een boom wordt met vele vertakkingen. De roots van de salsa ligt in de Cubaanse Son, een muziekstijl die zijn oorsprong vindt in het Oosten van Cuba rond de jaren twintig van vorige eeuw. Son, dat een mengeling was van de Spaanse troubadour (sonero) met de Afrikaanse percussie en ziel. Eigenlijk ligt de verste roots nog veel vroeger in het verre Afrika vanwaar de negerslaven de clave (de sleutel, het basisritme van de hedendaagse salsa) meebrachten. Dit dan vermengd met de Danzn, ontstaan uit de Engels/Franse contradans (contradanza) meegebracht door Franse kolonisators die de bloederige conflicten op het buureiland Hispanolia (het huidige Hati en Dominicaanse republiek) ontvluchtten. De Cubaanse identiteit is gekenmerkt door invloeden vanuit zijn gehele bevolking, blank, zwart, mulat. Muziek speelde een grote rol in de vorming van die identiteit. Door het samenbrengen van die Afro-Cubaanse en Spaanse invloeden ontstond zo de Son, die vanaf het begin niet alleen de cultuur in Cuba, maar ook die van de meeste Spaans sprekende gedeelten van het Caribische gebied ging benvloeden. De basismaten van de son zijn tot heden ten dage dezelfde gebleven en de moderne salsanummers (Cubanen noemen dit son of guaracha) van nu volgen nog steeds die maat. Een verdere ontwikkeling was de uitvinding van de mambo in de jaren 40. De mambo was eigenlijk een fusie tussen de traditionele Afro-Cubaanse ritmes en de big band formaties van swing en jazz. Alhoewel er in de jaren 30- 40 reeds orkesten in Cuba de Mambostijl speelden wordt de uitvinding van de mambo toch toegeschreven aan Perez Prado, een Cubaanse bandleider die de meeste van zijn jaren sleet in Mexico en op andere plaatsen buiten Cuba. Bandleiders zoals Benny Mor combineerden mamboarrangementen met son en guaracha die een gelijkaardig up-tempo ritme hadden. De mambo bereikte zijn hoogste piek begin jaren 50 waar bands geleid door orkestleiders zoals Machito and the Puerto Ricans, de bekende Tito Puente en Tito Rodriguez. meer op jazz genspireerde instrumentale solos en ingewikkeldere arrangementen invoerden. Met Perez Prado meestal residerend in Mexico en de New York Mambo zijn eigen stijl ontwikkelend begon de Cubaanse muziek meer en meer zijn eigen leven te leiden buiten het eiland. Hiermee was de basis gelegd voor de salsaboom van de jaren 60. Het woord salsa is men uiteindelijk gaan gebruiken in de 60er jaren in New York waar toeschouwers de dansers aanmoedigden met ponle salsa (voeg er wat saus bij) om wat meer vuur in hun dans te leggen. Dit lijkt een aannemelijke versie maar de waarheid is dat meerderen die eer voor zich opeisen en dat hiermee het aantal versies stijgt. Zo was er in 1933 reeds een nummer geschreven door de Cubaan Ignacio Pineiro met de naam Echale salsita wat ook een aanzet tot het gebruiken van het woord salsa kon zijn. Of de versie van een Venezolaanse

radioreporter die bij het aankondigen van een zanger de titel niet goed had verstaan en enkel wist dat het woord salsa er in voorkwam en zo de ether inging met Ricardo Ray y su Salsa?) Feit is dat salsa zijn echte start en een meer wereldwijde uitstraling krijgt door inbreng van vooral Puertoricanen die woonachtig in el barrio (een latino wijk in het New Yorkse Harlem) salsa verder verheffen tot een hoger niveau. Salsa als dans is het integreren van verschillende stijlen zoals mambo, rumba, jazz, bomba, draaifiguren van de hustle, lindyhop uit het Harlem van de jaren 20. Mede door de revolutie van Fidel Castro in 1959 waardoor vele Cubanen zich gingen vestigen in Miami en het begin van het embargo tegen Cuba in 1963 werd de Cubaanse muziek wat afgesloten van de rest van de wereld. Op die manier begonnen in verschillende steden zich dansstijlen te ontwikkelen begonnen te vormen maar uiteindelijk toch op dezelfde basismaat en muziek gedanst worden. Miamistijl, New York stijl, LA stijl, Cubaanse stijl (in Cuba Casino genoemd) enz. In New York wordt de opkomst van salsa verder versterkt door Johnny Pacheco, een bandleider met Dominicaanse ouders en een Cubaanse muzikale smaak. Deze richtte in 1964 Fania Records op dat in enkele jaren tijd mede door een succesvol programma van produceren en promotie voeren de markt en stijl in New York ging beheersen. Salsa als verzamelnaam was commercieel ook beter verkoopbaar en begon zo een steile opgang. Zo kwam er in de jaren 80 ook een stijl Salsa romantica waar men ballades en covers van commercile nummers ging omzetten in salsa. Tot en met nummers van de Beatles werden zo in een salsakleedje gegoten. Cuba was steeds een voorloper geweest in het creren van nieuwe ritmes maar door het embargo werd een groot deel van het contact met de rest van de wereld verloren. Muziekstijlen die later ontwikkeld werden in Cuba zoals de snelle mozambique en songo hadden aanvankelijk minder invloed op de muziek buiten het eiland. De dans op zich wordt in Cuba eigenlijk casino genoemd, naar het gelijknamige Casino Deportivo in Havana. Deze en meerdere casinos werden na de revolutie een verzamelplaats van mensen die kwamen dansen en vamos a bailar casino werd uiteindelijk de naam van de dans. In Cuba wordt de naam salsa verbonden met de muziek, casino met de dans. Zo ontstond in Cuba tijdens de jaren 60 ook de samendans Rueda de Casino, een dans met twee of meerdere paren waarin de dansers onderling van partner wisselen op een moment dat een van de dansers de naam van een van de dansfiguren roept. Hierin bestaan er enkele basisfiguren al kunnen andere figuren wel eens verschillen van stad tot stad, zelfs van wijk tot wijk. Ook de Cubanen in Miami dansen Rueda de Casino hebben zo hun eigen inbreng in de Rueda. Rueda is het spaanse woord voor wiel, dus hoor je in Belgie en Nederlandse dansscholen wel eens van salsawiel spreken. De basisfiguren in de Rueda zijn wel dezelfde gebleven. De figuren, met uiteraard Spaanse benamingen, zoals setenta, enchufe of enchufla, dame una , dile que no , la rosa of flor, adios a la hermana, adios al la prima, sombrero zie je zowel in Cuba, Miami of Europa dansen en roepen. Al krijgt men wel door de wereldwijde verspreiding een grote hoeveelheid figuren die soms verwijzen naar situaties in een land. In Miami is er bijv. een basispas Coca Cola die men in Cuba niet danst of zeker niet uitgevonden heeft. In Cuba zou men niet snel een pas noemen naar las aguas negras del imperialismo (het zwarte water van het imperialisme). Dit maar aan te duiden dat er inderdaad verschillen in passen zijn. Rueda is een sociaal gebeuren, die in Cuba en daarbuiten vooral geld als een bron van plezier op samenkomsten van vrienden of bijv. wijkfeesten. Het is niet de bedoeling van een competitie te houden al heb je in Cuba wel de term el que pierde sale. Hier roept de leider, dit is diegene

die de bevelen roept, figuren om fouten uit te lokken. Het paar dat in de fout gaat moet zo de kring verlaten. Geraakte de Cubaanse muziek en muzikanten wat in de vergeethoek in de decennia na de revolutie, met het opheffen van het IJzeren Gordijn begon samen met de ontwikkeling van het toerisme in Cuba het tij wat te keren. Oude en meestal vergeten soneros werden mede dankzij het Buena Vista Social Club project onder leiding van de Amerikaan Ry Cooder terug bekend en volop gexporteerd vanuit Cuba. Artiesten zoals Compay Segundo, Omara Portuondo, Rubn Gonzalez, Ibrahim Ferrer en anderen zorgden op die manier voor een wedererkenning van de traditionele Cubaanse muziek tot ver buiten het eiland. Ondertussen was in Cuba een andere muzikale evolutie ontstaan, Timba. In het begin van de jaren 90 ontwikkelde zich een nieuwe stijl die men Timba zou noemen en zo de Cubaanse jeugd verovert. Timba is Cubaanse salsa vermengd met funk en rap, met provocerende en soms gedurfde kritische teksten. Jos Luis (El Tosco) Corts met zijn NG La Banda wordt aanzien als de uitvinder van deze nieuwe stijl. Ook Juan Formell, bandleider van Los Van Van en Chucho Valdes van Irakere waren mee de pioniers van de nieuwe stijl. Juan Formell had zich sowieso nooit kunnen neerleggen bij de annexatie van de Cubaanse muziek door de VS en hierbij de commercile vervlakking van de kenmerken van salsa in de jaren 70. Hij was dan ook de drijfveer om de term Timba te gebruiken voor de nieuwe muziekstijl. Een beschrijving van Timba, complex en opzichtig, verfijnd en vulgair tegelijkertijd. Het is een stijl die aanzet tot dansen, zweten en trillen (tembleque) Je kan er Casino (salsa), Rueda de Casino en zoals de Cubaanse jeugd steeds meer doet despelote, op dansen. Dit is los van mekaar dansen en je lichaam in alle kronkels bewegen en laten meevoeren door de muziek. Al blijft de traditionele muziek in Cuba nog altijd aanslaan, afleidend aan het succes van bijv. de te vroeg overleden Polo Montaez die met zijn son guajira Un monton de estrellas ondertussen zowat heel de wereld veroverde. TERMINOLOGIE Afro : Een ritmische stijl gecombineerd met bewerkingen voor bat drum ritmes gepopulariseerd in Cuba in de jaren 40, meestal gebruikt tijdens overbruggingen in de muziek. Agb/agu/agw : De Yoruba naam voor de van kralen voorziene kalebas (een soort pompoen), ook cheker /cheker of guiro genoemd. Areito : 1)Een term die afgeleid is van oorspronkelijke stammen die in Cuba leefden vr de kolonisatie (zoals de Siboney, Taino en de Guanajatabibestammen) verwijzend naar de uitgebreide religieuze vieringen met dans en muziek . 2) Een ritmische stijl die verschillende elementen van Cubaanse carnavalritmes met die van son en rumba, alsook van enkele Noord Amerikaanse invloeden combineert, wat resulteert in een vrije gesyncopeerde stijl. De areito resulteerde later in wat nu gekend is als songo. Bant : Het Afrikaans Congolese volk en cultuur. Aanzien al n van de meest invloedrijke Afrikaanse culturen in de Caraben.

Bat : Heilige zandlopervormige drums van Yoruba/Nigeriaanse origine die gebruikt worden bij religieuze Santeria ceremonies. Deze zijn aan beide zijden bespannen met een trommelvel. Oknkolo of Ornel (de kleinste), Ittele (de middelste), Iy (de grootste, de leider) Bemb : 1)Een religieuze samenkomst of festival gehouden ter ere van een Orisha. 2)Een set traditionele drums gemaakt van uitgeholde palmboomstammen met opgenagelde huiden, opgespannen en gestemd door verwarming. Worden gebruikt in bemb ceremonies. Bolero : Een Afro-Cubaanse balladevorm, met een traag ritme en meestal romantische teksten. Pepe Sanchez wordt vermeld als de uitvinder van de Cubaanse bolero in 1885 met een compositie genoemd Tristeza. Bomba : 1)Een folkloristische stijl (ritme en dans) uit Puerto Rico met een overheersende Afrikaanse invloed. Algemeen wederkerend in salsa repertoires. 2)Grote vatvormige drums , gelijkvormig maar korter dan de Cubaanse Conga, gebruikt in de bomba stijl. Bongos : Een klein paar van langs aan n zijde bespannen drums die aan mekaar verbonden zijn met een stuk hout. Ze worden bespeeld terwijl de muzikant ze tussen zijn benen knelt. Oorspronkelijk werden de trommelvellen vastgenageld, tegenwoordig wordt er een metalen opspansysteem met vijzen gebruikt. Hedendaagse Bongos worden gemaakt van hout of glasfiber. Voortkomend uit de Changui en Son traditie als de originele drum voor deze stijlen, fungeren ze als maatpatroon en ook als een geimproviseerde ritmische variatie of contapunt binnen een muziekensemble. De grootste van de twee drums noemt men la hembra, de kleinste macho. Bongocero : De bongo (en bel) speler. Boogaloo : Boogaloo is een fusie tussen Latin muziek, twist, rhythmn blues. Deze voor 1965 nieuwe mode gebruikte voornamelijk nietszeggende engelse teksten en mikte vooral op commercieel succes. Pete Rodriguez was zowat de King of Boogaloo met zijn hit I like it like that. Caballo : 1)In de afro-latijnse muziek gebruikt om een ritme te beschrijven dat met het draven van een paard te vergelijken is (caballo=paard) 2)Ritmische begeleiding in de Pachangastijl. Campana : Ook bongobel of cencerro genoemd. Een in de hand gehouden lange (koe)bel die met een houten stokje bespeeld door de bongocero. Campesinos : Boerenvolk,ook al eens Guajiros genoemd. Casa de la trova : Soort van Culturele Centra, meestal in elke provinciehoofdstad en andere grotere steden in Cuba. Hier spelen de plaatselijke groepen de traditionele Cubaanse muziek. Kan door elke toerist bezocht worden. Het bekendste Casa de la Trova bevindt zich in Santiago de Cuba, al is die wel het drukst bezocht door toeristen. Cscara : Deze term wordt gebruikt om de romp van een drum te omschrijven. Ook om het ritmisch patroon gespeeld op de zijkanten van de drums te verwoorden. Noemt men ook Paila.

Casino : In Cuba de benaming voor de dans salsa. Afkomstig van de Cubanen die gingen dansen in de casinos na de revolutie en zo de term Casino voor hun dans gingen gebruiken. Zoals bijv. het Casino Deportivos in Havana. Cha-cha bel : De kleine bel die gemonteerd word op sommige drums, meestal gebruikt voor Chachach, guajira enz.. Chachach : Een dans en muzikale stijl afstammend van het nieuwe ritme in de Danznstijl. Enganadora door de Cubaanse bandleider Enrique Jorrin wordt aanzien als de eerste chachach, in 1953. Als dans werd de Cha cha populair in de jaren 50 en 60. Changui : 1)De vroegere voorgangers van de Son groepen die originele instrumenten zoals guiro, maracas, bongo, tres en marimbula gebruikten. Sommige groepen treden heden ten dage nog op die manier op. 2)De vroegere stijl van Son, nog steeds gebruikt door die groepen. Charanga/Charanga Francesa : Een Cubaanse muzikale groep, ontwikkelt in het begin van de 20e eeuw, die danzn, danznette en later chachach speelden. 1)Ensembles : Cubaanse groepen die de danzn stijl vertolken. 2)Aanvankelijk Charanga Francesa genoemd. Europese invloed door het gebruik van houtblazers, strijkinstrumenten en een ritmegedeelte met contrabas. Aanvankelijk Europese trommels (later vervangen door de drums) en guiro. 3)Ook de algemene term om de muziek te beschrijven die gespeeld wordt door die ensembles. Chvere : Expressie die gebruikt wordt om een persoon, een bepaalde zaak, een situatie te omschrijven die je leuk en/of aangenaam vindt CLAVE : Ritme-Een vijf-noot, twee-balk ritme patroon welke het ritme, maat, fundering en de ruggengraat vormt van salsa en alle Afro-Cubaanse muziek. Er zijn 4 gemeenschappelijke ritmes, de rumba en de son clave en een 6/8 (of Afro) variatie van elk. In salsa overheerst de son clave. Het ritme van de clave (lees : clab) is de basis van de Afro-Latino muziekstijlen en wordt beschouwd als de sleutel (clave in het spaans), de identiteit, de roots en de ziel van de muziek. Het is de maatsleutel, naar welk elk elemement van een orkest, elke improvisatie zich moet richten. Het clave ritme is vastgelegd in elk stuk van een muziekstuk, van zang tot violen, ook als het instrument (claves) nu bespeelt wordt of niet.De clave is de eerste regel en de hoofdfactor van elke muziek die men salsa noemt definieert. Danstiming- De meeste muzikaal verbonden, authentieke of cultureel/traditioneel opgeleide dansers gebruiken het ritme van de clave als een focus of metronoom om in de maat te blijven en de ziel van de muziek aan te voelen. Dit helpt hen hierbij een vrije natuurlijke uiting en expressie van de muziek te beleven. Claves : Het instrument waar men de clave aangeeft in een orkest. Twee gepolijste houten stokjes, meestal van verschillende doormeter, al is dit niet noodzakelijk. Het dikste stokje heet hembra, het dunnere macho. Combo : Type van een Latino ensemble ontwikkelt in de jaren 1950 onder de invloed van de jazzorkesten en big-bands die gebruik maakten van drumtoestel, contrabas, piano samen met

alle standaard Latino percussie instrumenten. Ook saxofoon en gitaar werden hier soms gebruikt. Comparsa : 1)Een muzikale bijeenkomst , dans en parade die voornamelijk plaatsvindt tijdens het Cubaans Carnaval. Soms wordt de naam ook gebruikt voor de muziek die deze parades begeleidt. Compay : Dit woord wordt vooral in Cuba gebruikt om een vriend of kameraad te noemen. Werd vooral gebruikt in het Oosten van Cuba. Conga : De muzikale begeleiding en muziekstijl gebruikt bij een comparsa. Het is ook een muziekstijl ontwikkeld en gespeelt door orkesten apart van het Cubaanse Carnaval. Al spelen regionale invloeden hierin een rol, zoals Conga Habanera (Havana) of Conga Santiaguera (Santiago de Cuba) Congas : De aan n zijde met koe-vel bespannen drums gemaakt uit holle boomstam voortkomend uit de Kongolese Makuta drums. Nu gemaakt uit hout of fiberglas. Deze Cubaanse drums worden ook Tumbadoras genoemd. Ze worden bespeeld door de Conguero Conjunto : Een stijl van Latino ensemble ontwikkelt in de jaren 1940. Deze ontwikkelden zich uit het Septeto instrumentatie en was een andere interpretatie van de Son stijl. Origineel bestaande uit de tres, contrabas, bongos, koperblazers en zang. Later werden congas, gitaar en piano toegevoegd. Contradanza : Letterlijk, de country dans, deze 18e eeuwse stijl van Cubaanse muziek was benvloed door de Europese hoven (waarschijnlijk de Franse contredanse) Deze Europese muzikale en dansvorm was de voorganger van de Danza, Danza Habanera en de veelbetekenende klassieke Danzn stijl. Cro/Cro-pregon : Cro is het refrein en Cro-pregn is het aanroepen en antwoorden tussen hoofdzang, de Pregn en het refrein Cuatro : Deze Cubaanse gitaar is zoals een Tres, alleen is hier een bas-snaar bijgevoegd. Meest gebruikt bij Son in het Oosten van Cuba. Danzn : Het is via verschillende wegen dat de Europese Contradanse in Cuba belandde op het eind van de 18 e eeuw. Het bereikte ongeveer gelijktijdig het hart van Havanna met de aankomst van Engelse boten, maar vooral het Oosten met Franse Kolonisten die de Hatiaanse revolutie ontvluchtten. Dankzij de invloed van zwarte Cubaanse muzikanten begint de Contradanse zich te verspreiden en geeft zo de aanzet tot de Contra-Danza. Deze ietwat stijve stijl animeert vooral recepties en feestjes met het geluid van klarinet, fluit, hoorn, violen, contrabas, guiro en slagwerk. De verdienste van de Danzn gecreerd te hebben komt Miguel Failde Prez uit Matanzas toe die in 1879 La altura del Simpson componeerde. Danzn werd gedanst in koppel. In verloop van tijd evolueerde Danzn met toevoeging van elementen uit andere stijlen. Later, in 1929, zal ene Aniceto Daz de formule verbeteren om de uitdaging aan te gaan met de opkomende Son en zo de Danzonete creren.

Descarga : Misschien beter gekend als jamsession. Een ontmoeting tussen muzikanten die het beste van zichzelf geven in lange improvisaties tijdens een muziekstuk. Het is onder de jazzinvloed in de jaren 50 dat descarga in de Latinmuziek binnensijpelde en nu nog steeds gebruikt wordt. Uiteraard is descarga pas goed met talentvolle muzikanten. Despelote : Het woord is uitgevonden door de legendarische Elio Rev Sr die het gebruikte om het publiek op te zwepen en de atmosfeer op te warmen met Tremendo despelote. Dit is een dansstijl die los gedanst wordt. Het woord verwijst naar een manier van dansen, mannen en vooral vrouwen die opgezweept door de muziek hun heupen laten draaien, armen boven hun hoofd, de handen open alsof ze er een grote bal in rollen. Despelote !!! (despelote=dolle boel) Guaguanc : Een Afro-Cubaanse dans, enkel begeleid door percussie. Wordt gedanst in koppel die het spel tussen man en vrouw uitbeeld met een heupbeweging Vacuno genoemd. Guajira : Een muziekstijl ontstaan in het Oosten van Cuba. De tekstinhouden zijn wel eens droevig, nostalgisch en handelen over de moeilijkheden van de verarmde levensstijl op het platteland. Guajira is ook de slang term voor een Cubaans boerenmeisje. Guajiro is de term voor een boerenjongen. Guaracha : 1)Traditionele en vroegere vorm van straatmuziek met eens satirische tekstinhoud in een son ritme. 2)Losse term voor een algemeen midden-tempo Son Montuno of een licht luchtigere melodie. Guira : De metalen cilindervormige bus die bespeeld wordt met een schraper in de vorm van een vork. Wordt gebruikt in de Dominicaanse Merengue. Guiro : Een gedroogde uitgeholde kalebas pompoen met inkervingen aan de zijkant. Wordt bespeeld (geschraapt) met een houten stokje. Een zeer populair instrument in Cuba en andere Latijns-Amerikaanse landen. Lucumi : Deze term wordt gebruikt om de Yorubastam alsook hun taal en religie te omschrijven.

You might also like