Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 11

FJR 2005, 101

Vijf jaar nieuw familierecht in de Nederlandse Antillen en Aruba Belangrijke


verschillen met het Europees-Nederlandse personen- en familierecht
Belangrijke verschillen met het Europees-Nederlandse personen- en familierecht

Mr. Ineke de Hondt , datum 01-11-2005

Datum 01-11-2005
Auteur Mr. Ineke de Hondt [*]
JCDI JCDI:ADS230187:1
Vakgebied(en) Onbekend (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
Wetingang BW (Ned. Antillen en Aruba); art. 23 Statuut voor het Koninkrijk; art. 39 Statuut voor het Koninkrijk; art. 40
Statuut voor het Koninkrijk; art. 12 EG-Verdrag; art. 17 EG-Verdrag; EVRM 8 EVRM lid 14; IVDV

Op 15 januari 2001 is in de Nederlandse Antillen het nieuwe personen- en familierecht ingevoerd, opgenomen
in Boek 1 Burgerlijk Wetboek Nederlandse Antillen (BWNA). Aruba volgde op 1 januari 2002 (BWA). In deze
bijdrage schenkt de auteur eerst aandacht aan een aantal algemene punten die het onderwerp positioneren en
schetst het decor waarin het 'overzeese' familierecht zich afspeelt om vervolgens dieper in te gaan op het
naamrecht, het vaderschap buiten huwelijk, het homohuwelijk en het echtscheidingsrecht.

Op 15 januari 2001 is in de Nederlandse Antillen het nieuwe personen- en familierecht ingevoerd, opgenomen
in Boek 1 Burgerlijk Wetboek Nederlandse Antillen (BWNA).[1] Aruba volgde op 1 januari 2002 (BWA). De
wetgeving van beide landen komt grotendeels met elkaar overeen; slechts op een aantal ondergeschikte
punten wijkt de regelgeving van beide landen van elkaar af.

Het Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse familierecht sluit vrij nauw aan op het Europees-Nederlandse
familierecht.[2] Op een aantal punten wijkt het Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse recht echter af van het
Europees-Nederlandse recht en juist op die punten heeft de afgelopen vijf jaar de rechtspraak van het
Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba (GHvJNAA) en de Hoge Raad nadere invulling
van en uitleg gegeven aan het nieuwe recht.

In het onderstaande wordt ingegaan op aspecten van het naamrecht, het vaderschap buiten huwelijk, het
homohuwelijk en het echtscheidingsrecht. Eerst wordt aandacht geschonken aan een aantal algemene punten
die het onderwerp positioneren en wordt het decor geschetst waarin het 'overzeese' familierecht zich afspeelt.

Algemeen

Concordantiebeginsel

De drie landen van het Koninkrijk der Nederlanden (de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland) zijn
autonoom wat betreft wetgeving, wat betekent dat zij de bevoegdheid hebben hun eigen wetten tot stand te

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 1/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
brengen. Dat de drie BW's vrij sterk met elkaar overeenkomen heeft alles te maken met het
concordantiebeginsel van art. 40 Statuut. Daarin is immers neergelegd dat het burgerlijk en handelsrecht, de
burgerlijke rechtsvordering, [….] in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba zoveel mogelijk op
overeenkomstige wijze worden geregeld.

De woorden 'zoveel mogelijk' impliceert dat een zekere diversiteit in de wetgeving van de drie landen kan
bestaan, voortkomend uit bijvoorbeeld andere waarden en normen, andere gezinsstructuren, andere politieke
voorkeuren, andere economische omstandigheden, andere plaatselijke gewoontes en gebruiken etc.[3] Uit
praktische overwegingen is aan de Nederlandse nummering van het BW vastgehouden, wat vergelijking van
de drie BW's vergemakkelijkt.

Mensenrechtenverdragen

De Nederlandse Antillen en Aruba zijn, als deel van het Koninkrijk, lid van de Raad van Europa. Het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is rechtstreeks
toepasbaar binnen de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse rechtsorde. Dit betekent voor het familierecht dat
de art. 8, 12 en 14 EVRM geldend verdragsrecht zijn en dat de jurisprudentie van het Europees Hof voor de
rechten van de mens (EHRM) als rechtsbron fungeert. Het EVRM kent overigens wel de zogeheten colonial
clause van art. 63; het verdrag is van toepassing op de overzeese gebiedsdelen, 'evenwel met inachtneming
van de plaatselijke behoeften'. De Europese mensenrechten kunnen in de Nederlandse Antillen en Aruba dus
een andere vorm krijgen dan in het Europese deel van het Koninkrijk.

Ook de mensenrechten, kinderrechten en vrouwenrechten van de VN-verdragen maken deel uit van het
Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse recht.[4]

Gerechtelijke instanties

De rechtspraak in de Nederlandse Antillen en Aruba vindt in beginsel in twee feitelijke instanties plaats. Er is
een Gerecht in Eerste Aanleg (GEA), die zitting heeft op alle eilanden. Als hoger beroepsinstantie fungeert het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (GHvJNAA), gevestigd op Curaçao.

Art. 23 Statuut biedt de Nederlandse Antillen en Aruba de mogelijkheid om vrijwillig de rechtsmacht van de
Hoge Raad der Nederlanden als cassatierechter te aanvaarden. Beide landen hebben van deze mogelijkheid
gebruikgemaakt. Dit impliceert dat rechtspraak van de Hoge Raad betreffende uitleg van overeenkomstige
wetsbepalingen uiterst relevant is.

Nederlanderschap

Basis voor het Nederlandse nationaliteitsrecht is art. 3 lid 1 sub c van het Statuut waarin de nationaliteit als
koninkrijksaangelegenheid wordt bestempeld. De Nederlandse nationaliteit is dan ook geregeld bij Rijkswet.[5]
Dit impliceert dat binnen het Koninkrijk der Nederlanden slechts één nationaliteit bestaat: de Nederlandse en
dat er geen onderscheid is in Antilliaans, Arubaans of Europees Nederlanderschap. Men is Nederlander of
niet; gradaties in Nederlanderschap bestaan niet. Dit betekent dat ieder persoon met de Nederlandse
nationaliteit tevens in principe Europees burger is, ook wanneer deze Nederlander meer verbonden is met het
grondgebied van de Nederlandse Antillen of Aruba.

Het nationaliteitsrecht heeft veel raakpunten met het familierecht en de drie wijzen van verkrijging van het
Nederlanderschap op grond van familieverhoudingen (van rechtswege, door optie en door verlening) geven
het geldend recht weer voor het gehele Koninkrijk.

Interregionaal privaatrecht

Ondanks het in art. 39 Statuut neergelegde concordantiebeginsel, heeft ieder van de drie rijksdelen zijn eigen

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 2/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
wetgeving (met uitzondering van de rijkswetten), die aanmerkelijk van elkaar kunnen verschillen. Evenals in
internationale situaties kunnen binnen het Koninkrijk der Nederlanden vragen rijzen met betrekking tot de
bevoegde rechter, het toepasselijke recht en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. Het recht dat
die vragen probeert op te lossen wordt het interregionaal privaatrecht genoemd, afgekort met irpr. Dit niet
wettelijk geregelde irpr vertoont grote gelijkenis met het ipr.

In het interregionale bevoegdheidsrecht is uitgangspunt dat wanneer de Antilliaanse/Arubaanse rechter op


grond van internrechtelijke competentieregels bevoegd is kennis te nemen van een vordering/verzoek hem ook
interregionale bevoegdheid toekomt.

In het interregionaal conflictenrecht geldt, net zoals in het ipr, het beginsel van de nauwste verbondenheid,
waarbij echter de nationaliteit geen onderscheidend criterium kan zijn omdat er maar één type Nederlandse
nationaliteit bestaat.[6]

De gewone verblijfplaats zal het belangrijkste aanknopingspunt zijn, waarbij in het echtscheidingsrecht het
recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten of van de laatste
gemeenschappelijke gewone verblijfplaats toepasselijk is. In het afstammingsrecht ligt het voor de hand om de
Wet conflictenrecht afstamming ook toe te passen en dan geeft de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats
van moeder en vader het eerste aanknopingspunt en bij ontbreken daarvan de gewone verblijfplaats van het
kind.[7]

Art. 40 Statuut ten slotte belichaamt het interregionale erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht:


Vonnissen, door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba gewezen, en bevelen, door hem
uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten, aldaar verleden, kunnen in het gehele Koninkrijk ten
uitvoer worden gelegd, met in achtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de
tenuitvoerlegging plaats vindt.
Op grond van deze bepaling dienen in beginsel rechterlijke beslissingen en authentieke akten uit een der
rijksdelen in de andere rijksdelen te worden erkend en tenuitvoergelegd. De criteria die in het ipr gelden voor
erkenning en tenuitvoerlegging spelen in de interregionale setting derhalve geen rol.

Overigens spelen de woorden 'met in achtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de
tenuitvoerlegging plaats vindt', een cruciale rol in het politieke debat/de rechtszaak over al dan niet erkennen
van in Nederland gesloten homohuwelijken. Daarover later meer.

Erfrecht

Zowel de Nederlandse Antillen als Aruba hebben het vermogensrecht en het personen- en familierecht
herzien, maar hercodificatie van het erfrecht heeft (nog) niet plaatsgevonden. Dit impliceert onder andere dat
het oude erfrecht nog van kracht is waarin echter wel, naar aanleiding van het Marckxarrest[8] , de positie van
buiten huwelijk geboren kinderen is gelijk getrokken met kinderen binnen huwelijk geboren.

Het decor[9]

Geen enkel rechtsgebied kan het zonder plaatsing in de maatschappelijke context en zeker niet het personen-
en familierecht. Met het gevaar oppervlakkig te zijn, schets ik toch een aantal punten uit het Nederlandse
Caribische gebied die relevant zijn voor familierecht en familieverhoudingen.

De gender-verhoudingen in het Caribische gebied (en ook in Latijns-Amerika) worden aangeduid met de
termen machismo en marianismo. Machismo is afgeleid van de term macho, welke de betekenis heeft van
man, mannelijkheid, sterk en krachtig. Machismo wordt wel gedefinieerd als een cultus rond mannelijkheid, die
duidelijk verbonden is met macht. Het staat voor de wil en het vermogen om anderen, zowel mannen als
vrouwen, te domineren. De status van de man stijgt naarmate hij meer vrouwen en kinderen heeft; kinderen
zijn een bewijs van viriliteit. Seksuele contacten zijn niet noodzakelijk inherent aan een vaste relatie en dragen

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 3/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
een vrijblijvend karakter. Tegenover machismo staat de term marianismo, de cultus van de vrouwelijke
superioriteit.

Het familierecht vindt zijn casuïstiek in de onderscheiden familierelaties in een bepaalde samenleving en
huwelijksregels, afstammingsregels en andere familierechtelijke regels worden ingekleurd met de in die
samenleving voorkomende relaties. In het Caribische deel van het Koninkrijk kent men grof weg de volgende
samenlevingsvormen en verzorgings/familierelaties.

1 Nucleair gezin/huwelijk

Het huwelijk en het huishouden van man en vrouw met hun minderjarige kinderen, het nucleaire gezin
genoemd, met de daarbij horende waarden en normen, worden beschouwd als het erfgoed van de
Nederlandse protestante kolonisten en de joden. Voor de man brengt het huwelijk de morele plicht mee zijn
vrouw en kinderen financieel te onderhouden. Het huwelijk geeft zowel de man als de vrouw een
gerespecteerde positie in de samenleving, wat overigens niet betekent dat het hebben van een of meerdere
bysides niet of nauwelijks voorkomt bij gehuwde mannen.

2 De kompaná

In de kompaná zijn man en vrouw partners van elkaar en leven samen. In de kompaná besteedt de man een
veel kleiner gedeelte van zijn inkomen aan het huishouden waarvan hij deel uitmaakt dan binnen huwelijk. De
claims van zijn moeder, zijn eventueel andere vriendinnen en kinderen bij andere vrouwen, wegen zwaar. De
vrouw stelt zich meestal op als hoofd van het gezin maar van de man wordt wel verwacht dat hij zijn kinderen
financieel onderhoudt.

3 De bibá

De bibá is de meest vrijblijvende relatievorm. Man en vrouw leven niet samen en de financiële steun van de
man aan de vrouw en eventuele kinderen heeft zelden een structureel karakter. De man heeft een grote
vrijheid in de bibá; hij kan met meer dan één vrouw een relatie onderhouden. Het is geen onbekend
verschijnsel dat gehuwde en welgestelde mannen een bezoekrelatie met een of meer bysides onderhouden.

Dit wordt ook wel het dual marriage systeem genoemd waarbij een man van een hoge sociale positie, die
getrouwd is met iemand van zijn eigen status, een relatie aangaat met een vrouw van een lagere
maatschappelijke status.

4 Het matrifocale gezin

In het Caribisch gebied komt het matrifocale gezin, bestaande uit de moeder en haar kinderen en eventuele
kleinkinderen, veelvuldig voor. Het is een systeem dat bij de lagere sociaal economische klasse voorkomt en
waarbij de man/vader een marginale positie inneemt in tegenstelling tot de vrouw, die als moeder en
grootmoeder een voorname positie heeft. Ook de verwanten van moederszijde zijn belangrijk. Het is een
huisgezin waarin oma, moeders en dochters leven. De band tussen man en vrouw is niet belangrijk; de man is
slechts bezoeker en levert eventueel een bijdrage voor de kinderen. Het matrifocale gezin is als het ware het
resultaat van de bibá en de kompaná.

5 Extended family

In het Caribisch gebied maken veel van bovengenoemde gezinsvormen onderdeel uit van een uitgebreide
huishouding (extended family), waartoe ook andere familieleden behoren. Er bestaat vaak een familienetwerk
met wederzijdse 'rechten en plichten'. Deze uitgebreide families wonen soms bij elkaar in een huis of wonen
dicht bij elkaar in verschillende woningen.

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 4/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
6 Rituele verwantschap

Binnen de extended family is vaak ook de rituele verwantschap, bekend als comadrazgo-systeem, van belang.
Dit systeem is nauw gerelateerd aan het katholieke geloof, waarbij iemand door meter of peter te zijn bij de
doop, de heilige communie en het vormsel van het kind of bij het kerkelijk huwelijk van een volwassene een
verwant wordt en ook als zodanig wordt beschouwd. De bedoeling is dat deze rituele verwanten betrokken
worden bij problemen met de opvoeding van het petekind of bij echtelijke problemen.

7 Yu di kriansa

Het fenomeen Yu di kriansa valt binnen het systeem van ondersteuningsnetwerken, waarbij mensen die geen
bloed- of aanverwantschapsrelaties met elkaar hebben, bij elkaar betrokken zijn. Betreft het een bloedverwant,
dan wordt dat als zodanig benoemd. De primu-ruman (neef/broer of nicht/zus) is hiervan een veelvoorkomend
type.

Bovenstaande relatievormen vormen het decor van het vernieuwde Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse
familierecht en in dit decor staan onderstaande onderwerpen.

Geslachtsnaam

Bij de wijziging van het familierecht is bewust afgezien van het doen van voorstellen met betrekking tot het
namenrecht. De oude regeling blijft gehandhaafd in die zin dat binnen huwelijk geboren en erkende kinderen
de naam van de vader krijgen en het kind alleen de naam van de moeder krijgt wanneer er geen juridische
vader is (art. 1:5 BWNA/A). Tevens is geen uitbreiding voorgesteld die gehuwde mannen toe zou staan de
geslachtsnaam van hun vrouw te voeren (art. 1:9 BWNA/A). Volgens de memorie van toelichting verdient het
de voorkeur het namenrecht in de toekomst wel ter hand te nemen, maar om het los te koppelen van de
herziening van Boek 1 aangezien discussies hierover hoog op kunnen laaien en de herziening zouden
vertragen.[10] Het BWNA/A gaat dus nog uit van het primaat van de naam van de vader/echtgenoot.

Reeds in 1996 heeft het GHvJNAA een belangrijke uitspraak gedaan, welke echter overruled werd door de
Hoge Raad.[11] Wat was het geval?

Een kind van een Colombiaanse vader en een Nederlandse moeder was op Aruba ingeschreven met de
dubbele achternaam van de vader, B.P. Op grond van Colombiaans recht zou het kind de samengestelde
naam B.O., de eerste achternaam van de vader (B) en de (eerste) achternaam van de moeder (O) krijgen.
Volgens de ouders zou de achternaam B.P. in Colombia voor grote misverstanden kunnen zorgen. Het zou
daar de schijn kunnen wekken dat het kind voortkomt uit een huwelijk tussen B en P terwijl het kind geboren is
uit het huwelijk tussen B.P. en O. Hierdoor zouden problemen kunnen rijzen indien de moeder met het kind in
Zuid-Amerikaanse landen reist. Men zou haar kunnen lastigvallen en haar zelfs voor verhoor kunnen
aanhouden om te verklaren hoe het komt dat zij op reis is met een kind waarmee zij - afgaande op de naam -
geen enkele familierechtelijke betrekking heeft. De ouders verzochten het tweede deel van de achternaam (P.)
te schrappen.

Het GEA heeft het verzoek van de ouders toegewezen en het GHvJNAA heeft de uitspraak bevestigd. De
ambtenaar van de burgerlijke stand van Aruba tekende cassatie aan en de Hoge Raad vernietigde de
uitspraak van het Hof en gelastte vervolgens dat het kind ingeschreven werd met de dubbele naam van de
vader (B.P.). Het belangrijkste argument van de Hoge Raad is gelegen in 'de in het namenrecht vereiste
rechtszekerheid en gemakkelijke hanteerbaarheid'.

Dit overtuigt niet. Ook binnen Europa bestaan naamstelsels waarbij kinderen een samengestelde achternaam
krijgen zoals in het Spaanse recht. In 2003 was dit de aanleiding voor een belangrijke uitspraak van het Hof
van Justitie van de EG. Een kind van een Belgisch-Spaans echtpaar werd in België met de dubbele

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 5/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
achternaam van de vader ingeschreven. De ouders verzochten wijziging in een samengestelde naam (eerste
naam vader en eerste naam moeder). De Belgische Raad van State legde het probleem, in de vorm van een
prejudiciële vraag, voor aan het Hof van Justitie. Het Hof verklaarde voor recht dat het niet kunnen dragen van
een samengestelde naam in dit geval 'in strijd is met de artikelen 12 EG en 17 EG. Minderjarige kinderen die
in een lidstaat verblijven en de nationaliteit van die lidstaat en van een tweede lidstaat bezitten, moeten de
naam kunnen dragen die zij zouden dragen op grond van het recht en de gebruiken van de tweede lidstaat'.[12]

De Nederlandse wetgever heeft onmiddellijk gereageerd en naamswijziging in een samengestelde naam


mogelijk gemaakt.[13] Hoewel uit de uitspraak van het Hof volgt dat een samengestelde achternaam mogelijk is
wanneer een lidstaat van de EU een dergelijk naamrecht kent, lijkt mij dat aan de beslissing een sterk
argument ontleend kan worden om een samengestelde achternaam ook toe te staan voor een kind van
bijvoorbeeld een Nederlands/Venezolaans ouderpaar dat in Aruba of de Nederlandse Antillen verblijft.

Het Nederlandse naamrecht is nog steeds aan kritiek onderhevig en recent onderzoek toont aan dat het,
ondanks het keuzesysteem, in strijd is met het VN-Vrouwenverdrag, het EVRM en het EG-Verdrag. In strijd
met het VN-Vrouwenverdrag omdat bij kinderen geboren binnen huwelijk de vader kan bepalen of het kind al
dan niet de naam van de moeder mag krijgen[14] , in strijd met het EVRM omdat het zevende protocol
overeenkomt met voornoemd art.16 en in strijd met het EG-Verdrag omdat de aanpassing in wetgeving na de
uitspraak Avello-België, niet ver genoeg gaat. Pas wanneer ouders in staat zijn hun kind bij de geboorte aan te
geven met een dubbele/samengestelde naam, voldoet Nederland aan de eisen van non-discriminatie en van
het vrije verkeer van personen zoals dit is neergelegd in de art. 12 en 17 van het EG-Verdrag.[15]

Het zou mooi zijn om bij het Nederlands-Antilliaanse en het Nederlandse namenrecht het concordantiebeginsel
tot leidraad te nemen en in nauw overleg een gelijkluidend non-discriminatoir en functioneel naamrecht te
ontwerpen dat recht doet aan individuele vrijheden en opvattingen van een ieder.[16]

Vaderschap buiten huwelijk

Ongeveer de helft van de kinderen in de Nederlandse Antillen wordt buiten huwelijk geboren en de helft
daarvan wordt niet door de vader erkend.[17] Een eenvoudige rekensom levert op dat 25% van de kinderen
juridisch vaderloos is. Desondanks heeft de wetgever de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap tegen
de wil van de verwekker, zoals die in 1998 wel in het BWN is vastgelegd, expliciet nog niet willen opnemen in
het BWNA/A. Hoewel vanuit de vooruitstrevende maatschappelijke (vrouwen)bewegingen gepleit is voor
opnemen van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap heeft de politiek niet toegegeven aan dit
streven. Volgens de toenmalige Minister van Justitie gaat het
om een maatschappelijk zeer gevoelig en controversieel onderwerp, waarbij diepgewortelde morele en
godsdienstige overtuigingen betrokken zijn en waarbij de belangen van de personen om wie het gaat, niet
zonder meer parallel lopen. Men denke aan de mogelijkheid dat een gehuwde man overlijdt met achterlaten
van zijn echtgenote en zijn uit huwelijk geboren kinderen. In de Nederlandse regeling kunnen, zelfs na dit
overlijden, de door hem buiten huwelijk verwekte [….] kinderen, aangenomen dat deze geen andere juridische
vader hebben, het vaderschap door de rechter laten vaststellen en vervolgens als mede-erfgenamen
meedelen in de nalatenschap. Het spreekt vanzelf dat dit ten koste gaat van het erfdeel van de weduwe (van
wier zijde mogelijkerwijs vermogen in de huwelijksgemeenschap is gevloeid) en de uit het huwelijk geboren
kinderen (die door hun vader zijn verzorgd en opgevoed en met hem in één huis hebben gewoond). Ik meen
dat over deze kwestie de maatschappelijke discussie nog onvoldoende is uitgekristalliseerd.
[18]

Toch is via de rechtspraak vaststelling van het vaderschap de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse


rechtsorde aan het binnendringen. Vier zaken springen in het oog.

De eerste betreft een situatie waarin de moeder, het kind en de verwekker met elkaar hebben samengeleefd.
De verwekker heeft het kind nooit erkend omdat de moeder van het kind getrouwd was met een andere man
en deze man de juridische vader was. Op grond van het toen geldende recht konden noch de moeder, noch de
verwekker noch het kind zelf daar verandering in aanbrengen. De man had dus wel willen erkennen maar dat

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 6/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
was onmogelijk. Nadat de echtgenoot in 1997 was overleden heeft de moeder de ontkenning van het
vaderschap bewerkstelligd. Van belang in deze zaak was dat de verwekker geen andere kinderen had en dat,
indien gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet zou plaatsvinden, zijn broers en zusters erfgenamen
zouden zijn. De broers en zusters maakten echter geen bezwaar tegen de vaststelling van het vaderschap.
Het GHvJNAA oordeelde dat onder deze omstandigheden, op basis van de art. 8 en 14 EVRM, het
vaderschap gerechtelijk kon worden vastgesteld.[19]

In het BWNA/A is de mogelijkheid tot het verzoeken van brieven van vaderschap (voorheen brieven van
wettiging) blijven bestaan. Dit houdt in dat wanneer de verwekker vóór of kort na de geboorte overlijdt en hij
van plan was het kind te erkennen of met de moeder te trouwen, door de Minister van Justitie het vaderschap
kan worden vastgesteld (na advies van het GHvJNAA).[20] In 2002 heeft de Minister van Justitie art. 1:207
BWNA extensief toegepast en op advies van het GHvJNAA brieven van vaderschap verleend die naar de letter
van de wet niet mogelijk zouden zijn geweest.[21] Wat was het geval? Een moeder van vier kinderen verzocht
brieven van vaderschap nadat de verwekker van haar vier kinderen was overleden. Aannemelijk werd gemaakt
dat de man voornemens was met de moeder te trouwen en de kinderen bij die gelegenheid te erkennen. Het
jongste kind was vlak na het overlijden geboren en verlening van brieven van vaderschap was voor dit kind
mogelijk. Ten aanzien van de drie andere kinderen was dit anders; hun verwekker was immers niet 'vóór of
kort na de geboorte' overleden. Verder maakte de familie van de verwekker bezwaar tegen vaststelling van het
vaderschap van hun broer/zoon. Het GHvJNAA adviseerde desondanks het vaderschap te verlenen met
argumenten ontleend aan de art. 8 en 14 EVRM. Tussen de verwekker en de kinderen bestond 'family life' en
daaruit volgt in beginsel het recht op vestiging van familierechtelijke betrekkingen. Weliswaar is de familie van
de verwekker tegenstander, maar deze omstandigheid woog volgens het Hof onvoldoende zwaar ten opzichte
van de belangen van de thans juridisch vaderloze kinderen. Ontzegging zou de proportionaliteitseis niet
kunnen doorstaan. Het advies om brieven van vaderschap te verlenen werd opgevolgd door de Minister van
Justitie en de vier kinderen hebben daarmee vanaf hun geboorte de overleden verwekker als juridische vader.

In de rechtspraak van het GHvJNAA is voorts een geval bekend waarbij een man via DNA-onderzoek
bewezen wil zien, dat een zeer welgestelde man zijn vader is.[22] De man in kwestie baseerde zijn verzoek op
art. 1:199b BWNA:
'Een ieder heeft het recht om voor zover mogelijk te weten van welke biologische ouders men afstamt.'
[23]

De familie van de overledene deed er alles aan om onderzoek te voorkomen maar de vermeende zoon kreeg
toestemming tot graflichting en het verrichten van DNA-onderzoek. Het GHvJNAA overwoog dat het niet gaat
om vaststelling van het vaderschap, maar om uitoefening van het recht om te weten van wie men afstamt. De
zaak is, bij het schrijven van dit stuk, nog niet gesloten en het is de vraag in hoeverre de man in kwestie via
Nederland toch een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap zou kunnen bereiken (en op die manier ook
erfgenaam zou kunnen worden). Zie de navolgende zaak.

Mij is geen geval bekend waarin in de Nederlandse Antillen of Aruba vaststelling van het vaderschap wordt
verzocht van een verwekker die zelf niet wil of wilde meewerken aan een vrijwillige erkenning van zijn
vaderschap. Wel heeft zich een dergelijke casus voor de Nederlandse rechter afgespeeld. Het draait om een in
Nederland wonend maar op Curaçao geboren 'kind' en haar op Curaçao geboren en altijd gewoond hebbende
en gestorven verwekker.[24] In 2001 verzocht de bijna 30-jarige dochter gerechtelijke vaststelling van het
vaderschap en de rechtbank achtte, zonder dat DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden, bewezen dat de man
haar vader is en wees het verzoek toe. Van belang was daarbij dat de echtgenote van de overleden man
erkende dat haar man de biologische vader was en dat uit kopieën van bankafschriften bleek dat de man het
kind financieel ondersteunde. Een zoon van de overledene vocht de beschikking aan met het argument dat
DNA-onderzoek plaats had moeten vinden. Het Hof en de Hoge Raad lieten de beschikking van de rechtbank
in stand. Volgens de Hoge Raad bestaat er geen bewijsregel dat bij gerechtelijke vaststelling het biologisch
vaderschap alleen via DNA-onderzoek dient te worden vastgesteld.

Annotator De Boer schrijft dat de uitspraak van de Hoge Raad op zichzelf niet opzienbarend is. Dat is waar,
maar dan alleen wat Nederland betreft. Voor de Nederlandse Antillen en Aruba kan deze 'route' verstrekkende
gevolgen hebben, namelijk dat via een procedure in Nederland het vaderschap van een in de Nederlandse
Antillen of Aruba wonende man vastgesteld kan worden. Op grond van interregionaal privaatrecht ligt

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 7/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
analogische toepassing van de Wet conflictenrecht afstamming voor de hand en nu geen gemeenschappelijk
gewone verblijfplaats van man en moeder bestaat, is het recht van de gewone verblijfplaats van het kind
toepasselijk en dat is in dit geval dus het recht van Nederland. Via art. 40 Statuut betekent dit voorts dat het in
Nederland vastgestelde vaderschap in de Nederlandse Antillen en Aruba erkend moet worden. Toen in deze
landen het oude echtscheidingsrecht nog gold werd de weg via het Nederlandse liberale echtscheidingsrecht
bewandeld, het zogeheten echtscheidingstoerisme. Wellicht ontstaat nu een
'vaderschapsvaststellingstoerisme' dat de moeite waard kan zijn wanneer het om een kapitaalkrachtige
verwekker gaat.

Homohuwelijk

In het BWNA/A is de regel gehandhaafd dat een huwelijk slechts kan bestaan tussen een man en een vrouw.
Ook het invoeren van het geregistreerd partnerschap is niet overwogen. Toen het homohuwelijk in 2001 in
Nederland werd ingevoerd, is betoogd dat in Nederland gesloten huwelijken ook in de Nederlandse Antillen en
Aruba moesten worden aanvaard op basis van art. 40 Statuut. Dit artikel verklaart immers dat rechterlijke
vonnissen en authentieke akten (zoals huwelijksakten), in een van de landen van het Koninkrijk uitgesproken
of uitgegeven, ook in de andere landen kunnen worden ten uitvoer gelegd 'met inachtneming van de wettelijke
bepalingen van het land, waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt'. In deze laatste zinsnede lazen anderen een
voorbehoud van de openbare orde om het homohuwelijk juist niet te hoeven aanvaarden.[25] Inmiddels heeft
de Hoge Raad, op verzoek van de Nederlandse en van de Arubaanse Minister van Justitie, in 2003 advies
uitgebracht over de kwestie. De President en de P-G zijn van oordeel dat geen openbare orde toets besloten
ligt in art. 40 Statuut aangezien hier sprake is van interregionale gevallen en niet van internationale
gevallen.[26]

Twee in Nederland getrouwde vrouwen startten een procedure op Aruba en verkregen van het GEA van Aruba
eind 2004 een declaratoir op grond van art. 26 BWA met als inhoud dat hun huwelijksakte vatbaar is voor
opneming in een register van de burgerlijke stand.[27] Het meer gevraagde, namelijk opneming van de
huwelijksakte in het huwelijksregister van de burgerlijke stand, werd afgewezen.[28] De ambtenaar van de
burgerlijke stand van Aruba en het land Aruba gingen in hoger beroep en in 2005 deed het GHvJNAA
uitspraak.[29] In een uitvoerig gemotiveerde beschikking wordt de beschikking van het GEA bevestigd
(opneming in het bevolkingsregister) en het meerdere (opneming in het huwelijksregister) afgewezen. Dat
opneming in het huwelijksregister wordt afgewezen vindt zijn juridische motivering in het ontbreken van een
equivalent van art. 1:25 BWN in het BWA/BWNA. Verder wordt ook in deze beschikking in art. 40 Statuut geen
ruimte gezien voor een openbare orde toets.[30]

Het lijkt er sterk op dat het Nederlandse homohuwelijk via deze weg erkenning heeft gekregen binnen het
gehele Koninkrijk; dat het huwelijk om juridisch technische redenen niet in het huwelijksregister kan worden
opgenomen doet daar niet aan af. In het bevolkingsregister hebben de vrouwen de gehuwde staat en daarmee
ook de publiekrechtelijke gevolgen daarvan.

Echtscheiding

In het BWNA/A is het echtscheidingsstelsel van het BWN grotendeels overgenomen. Tot de invoering daarvan
moesten de scheidende partijen zich nog redden met de grote leugen of met de omweg via een echtscheiding
in Nederland die vervolgens in de Nederlandse Antillen en Aruba erkend moest worden. Duurzame
ontwrichting is nu de enige echtscheidingsgrond. Twee belangrijke verschillen zijn de pensioenverevening en
de wachttijd bij echtscheiding in het BWNA.

Niet overgenomen is de pensioenverevening na echtscheiding en in de Nederlandse Antillen en Aruba geldt


onverkort hetgeen uit het arrest Boon van Loon voortvloeit.[31] Wellicht zal wetgeving inzake
pensioenverevening in de toekomst ter hand worden genomen.[32]

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 8/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
In art. 1:150 BWNA is de rem gezet op een eenzijdig verzoek tot echtscheiding wanneer er minderjarige
kinderen zijn; dan kan echtscheiding op verzoek van één echtgenoot niet worden uitgesproken tegen de wil
van de andere echtgenoot, tenzij de echtgenoten ten minste drie jaar onafgebroken duurzaam gescheiden
hebben geleefd. De bedoeling ervan is duidelijk: lichtvaardige echtscheiding voorkomen wanneer er nog
minderjarige kinderen in het spel zijn. Een escape is mogelijk wanneer een echtgenoot zich heeft schuldig
gemaakt aan wangedrag in zodanige mate dat van de echtgenoot, die het verzoek heeft gedaan, niet kan
worden gevergd het huwelijk te doen voortbestaan.

Inmiddels heeft de rechtspraak zich al gebogen over de zinsnede 'drie jaren onafgebroken duurzaam
gescheiden hebben geleefd'. In de procedure bestreed de man het echtscheidingsverzoek van de vrouw. Er
waren twee minderjarige kinderen en man en vrouw woonden nog in hetzelfde huis. Niettemin betoogde de
vrouw dat zij al zes jaar duurzaam gescheiden leefde: zij sliepen gescheiden en ieder bereidde zijn eigen
maaltijd, zij communiceerden niet met elkaar en er vonden geen gezamenlijke activiteiten plaats. Het
GHvJNAA overwoog dat partijen, hoewel zij nog steeds onder één dak woonden, langer dan drie jaren
onafgebroken duurzaam gescheiden hebben geleefd en dat herstel van de huwelijkse verhouding niet te
verwachten is. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de man met de overweging dat een redelijke
wetsuitleg meebrengt dat van duurzaam gescheiden leven sprake is indien het gaat om een door de man en/of
de vrouw gewilde verbreking van de echtelijke samenleving waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt
als ware hij niet met de ander gehuwd en die toestand door ten minste een van hen als bestendig is
bedoeld.[33]

Deze uitspraak laat een ruimhartige toepassing zien van het begrip duurzaam gescheiden leven: dat kan dus
ook onder één dak.

Tot slot

In de tijd van de behandeling van de herziening van het familierecht in de Nederlandse Antillen stelde
rechtsfilosoof Maris in 1999 de principiële vraag in hoeverre verschillen in het familierecht van Nederland en de
Nederlandse Antillen gerechtvaardigd zijn en hij spitste deze vraag toe op het ontbreken van de gerechtelijke
vaststelling van het vaderschap, het homohuwelijk en op het echtscheidingsrecht.[34] Vanuit het liberale ideaal
van gelijke ontplooiingskansen van alle individuen mag het belang van binnen huwelijk geboren en van
erkende kinderen, aldus Maris, niet prevaleren boven dat van niet-erkende kinderen. Dat betekent dat er ook
plaats moet zijn voor een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Vervolgens concludeert Maris dat
homoseksuelen zelf hun emancipatie moeten bevechten door de heersende tradities ter discussie te stellen en
een gewenningsproces in te zetten.[35] Intussen mag de wetgever wachten tot er voldoende draagvlak groeit
voor het opheffen van homodiscriminatie (traditionalistisch argument). Wat het echtscheidingsrecht betreft
stelde hij dat een mislukt Antilliaans huwelijk beter kan eindigen wegens duurzame ongetrouwheid dan wegens
ontrouw.

Hoewel het niet de wetgever is geweest die het familierecht in deze richting heeft omgebogen kan wel de
conclusie worden getrokken dat via rechtspraak het recht een heel eind deze richting is opgegaan.

Voetnoten

[*] Mr. W.A. de Hondt is universitair docent-onderzoeker aan de faculteit der rechtsgeleerdheid, universiteit
Utrecht en gastdocente personen- en familierecht aan de universiteit van de Nederlandse Antillen.

[1] Zie voor de tekst van Boek 1 BW Nederlandse Antillen en een Engelse vertaling daarvan: Ian Sumner en
Hans Warendorf, Family Law and the Law of Persons, Personen- en familierecht, Antwerpen: Intersentia 2005.

[2] Zie voor overzichtsartikelen: J. de Boer, 'Het NBW in de West', NJB 2001, p. 289 e.v. en mr. J.R.
Sijmonsma, 'Het nieuwe Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse personen- en familierecht', WPNR 6356, p.
334 e.v.

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 9/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
[3] Zie o.a. mr. W.E. Haak, Het concordantiebeginsel en het rechtswezen in het Koninkrijk en prof. mr. A.I.M.
van Mierlo, Civiele wetgeving in evenwicht; over concordantie van burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht
binnen het Koninkrijk. Beide artikelen zijn opgenomen in: 50 jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden,
red. prof. mr. L.J.J. Rogier en mr. dr. H.C. Hoogers, uitgave van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties 2004.

[4] Het betreft het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), het
Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (VN-
Vrouwenverdrag) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).

[5] Rijkswet op het Nederlanderschap.

[6] Zie o.a. prof. mr. M.H. ten Wolde, 'Internationaal en interregionaal privaatrecht', in: A. Loth en J. Sybesma
(red.), Hoofdstukken Nederlands-Antilliaans en Arubaans recht, Snaar deel 8, hoofdstuk 15, 's-Gravenhage
2003.

[7] Stb. 2002, 153.

[8] EHRM 13 juni 1979, NJ 1980, 462.

[9] Ontleend onder andere aan colleges rechtssociologie UNA van drs. Rose Mary Allen, aan het rapport Je
lust en je leven, een inventariserend onderzoek naar relatievorming, seksueel gedrag en de preventie van Aids
op Curaçao, Tineke Alberts, uitgave van de nationale aidscommissie van de Nederlandse Antillen en de GGD
van het eilandgebied Curaçao, 1992, en aan R.A. Römer, De Curaçaose samenleving, Curaçao 1998.

[10] Memorie van toelichting, Landsverordening houdende vaststelling van de tekst van Boek 1 BW, Staten
van de Nederlandse Antillen, zitting 1996-1997.

[11] HR 13 februari 1999, NJ 1999, 57, m.nt. JdB.

[12] Hof van Justitie 2 oktober 2003, zaaknr. C-148/02, Garcia Avello - België. De art. 12 en 17 EG behelzen
o.a. het discriminatieverbod op grond van nationaliteit.

[13] Art. 3a Besluit geslachtsnaamswijziging, Stb. 2004, 239.

[14] Ook het Comité voor de Uitbanning van Discriminatie tegen Vrouwen (CEDAW) van de VN heeft het
Nederlandse namenrecht in strijd met het gelijkheidsbeginsel geoordeeld. Zie Report of the Committee on the
Elimination of Discrimination against Women, twenty-fifth session, 2-20 July 2001, nts. 223 en 224. Dit report
behelst de reactie van het CEDAW op het periodieke verslag dat Nederland heeft moeten uitbrengen.

[15] M. Braam, Vaders wil geen wet meer?!, Een onderzoek naar gelijke behandeling van man en vrouw bij de
bepaling van de achternaam van hun kind, Universiteit Utrecht: Wetenschapswinkel Rechten januari 2005.

[16] De Nederlands-Antilliaanse wetgever heeft reeds een concept wijzigingsvoorstel namenrecht vervaardigd
waarin een dubbele achternaam voor kinderen tot de mogelijkheid behoort. Het voorstel is nog niet
aangeboden aan de Staten. Art. 5 lid 1 concept luidt: Bij de keuze van de geslachtsnaam van een kind - verder
aan te duiden als naamskeuze - kan worden gekozen, behalve voor de geslachtsnaam van de vader of die van
de moeder, voor een combinatie van beide geslachtsnamen, in een zelf gekozen volgorde.

[17] Van Aruba zijn de cijfers mij niet bekend.

[18] Staten van de Nederlandse Antillen, zitting 1999-2000-1937, Landsverordening vaststelling Boek 1 BW,
nota van wijziging, nr. 4, p. 16.

[19] GHvJNAA 11 september 2001, NJ 2002, 40 en Tijdschrift voor Antilliaans recht 2001, nr. 3, p. 52 e.v.

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 10/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.
[20] Art. 1:207 en 208 BWNA/A.

[21] GHvJNAA 13 juni 2002, advies brieven van vaderschap en ministeriële beschikking, 23 oktober 2002.

[22] GHvJNAA 27 juni 2003, NJ 2004, 124 en GHvJNAA 7 mei 2004 (ongepubliceerd).

[23] Het BWN kent dit artikel niet; het recht om te weten van wie men afstamt volgt uit HR 15 april 1994, NJ
1994, 608, Valkenhorst.

[24] HR 11 juni 2004, NJ 2005, 116, m.nt. JdB.

[25] Zie J. de Boer, 'Homohuwelijk en -adoptie in het Koninkrijk', NJB 2001, p. 764/765; H. Ulli Jesserun
d'Oliveira, 'Het Nederlandse huwelijk en het Koninkrijk', met naschrift J. de Boer, NJB 2001, p. 807/808; E. van
der Bunt, 'Homohuwelijk en artikel 40 Statuut revisited', NJB 2004, p. 1216.

[26] Advies van de President van en de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad inzake art. 40 Statuut,
augustus 2003; dit advies is verzocht ex art. 74 Wet RO.

[27] Te vergelijken met de Nederlandse gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens.

[28] GEA Aruba 9 december 2004, nr. 1490/EJ-2101.

[29] Zie het editorial van K. Boele-Woelki in FJR 2005, 89, afl. 10.

[30] GHvJNAA 23 augustus 2005, E.J. 2101/04-H.12/05.

[31] HR 27 november 1981, NJ 1982, 503.

[32] Memorie van toelichting, Landsverordening vaststelling van Boek 1 BW, Staten van de Nederlandse
Antillen, zitting 1996-1997, algemeen, nr. 16.

[33] HR 15 oktober 2004, NJ 2004, 623.

[34] C.W. Maris, 'Getrouw, Liberalisme versus traditionalisme in het Antilliaans familierecht', Tijdschrift voor
Antilliaans Recht 1999, p. 114-128.

[35] Dat is inmiddels gebeurd door de procedure die de twee vrouwen voerden om hun Europees-
Nederlandse huwelijk erkend te krijgen op Aruba.

Link: https://www.inview.nl/document/inodc5eca55588aecfc05e54cc55a913407a Page 11/11


Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar
licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 19.12.2023.
Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl.

You might also like