Professional Documents
Culture Documents
Vademecum 2020 NL
Vademecum 2020 NL
Vademecum 2020 NL
Vade Mecum
van de gegevens van de sociale bescherming
in België – statistisch gedeelte
Wettelijk depot:
D/2020/10.770/29
© 2021
Directie-generaal Beleidsondersteuning en -coördinatie
Finance Tower
Kruidtuinlaan 50, bus 135
1000 Brussel
Behalve voor commerciële doeleinden is alle reproductie toegelaten, mits de bron uitdrukkelijk
wordt vermeld.
WOORD VOORAF
De doelstelling
De editie 2020 van het “Vade Mecum van de financiële en statistische gegevens over de sociale
bescherming in België” is beperkt tot de geaggregeerde economische rekeningen van de drie
voornaamste stelsels en de statistische gegevens met betrekking tot de bijdragen en de sociale prestaties
van alle stelsels. Zoals vorige edities bevat ze geen begrotingsgegevens en is ze hernoemd “Vade
Mecum van de cijfergegevens van de sociale bescherming in België – statistisch gedeelte”.
De gegevens
We publiceren de statistische gegevens in een onbewerkte vorm, waarbij de lezer ze zelf op een
weldoordachte manier kan gebruiken. Om hem hierbij te helpen worden de meeste tabellen vergezeld
van korte methodologische nota’s.
Zoals in de voorgaande edities hebben we voor de statistische gegevens gekozen voor uitsplitsingen naar
geslacht, leeftijdsklasse, statuut of type van prestatie. In alle gevallen wordt een verwijzing naar de
informatiebron aangegeven, wat de lezer toelaat de opsplitsingen te vinden, die hier niet werden
opgenomen.
Bij enkele tabellen wordt vermeld “economisch concept”: er wordt dan rekening gehouden met spreiding
van opbrengsten en lasten in de tijd (bijvoorbeeld een jaarlijkse afschrijvingslast); bij het “budgettair
concept” daarentegen worden ontvangsten en uitgaven geboekt in het jaar dat ze effectief plaatsvonden
(bijvoorbeeld een investeringsuitgave).
De statistieken die we opnemen betreffen de jaren 2014 tot 2018. De gegevens die aangeduid worden
met een grijze achtergrond zijn nog niet definitief vastgesteld, maar het zijn wel de meest betrouwbare
gegevens die beschikbaar zijn.
De structuur
De indeling in hoofdstukken wijkt licht af van die van een volledige editie. De hoofdstukken 1, 2 en 3
betreffen respectievelijk het werknemersstelsel, het stelsel van de zelfstandigen en de geneeskundige
verzorging. Buiten de traditionele statistieken bevatten ze ook de geaggregeerde tabellen van de
economische rekeningen van deze stelsels. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van de historische
gegevens van de sociale bijstand.
In hoofdstuk 5 worden statistieken over enkele regelingen “buiten globaal beheer” opgenomen. We sluiten
af met bijlagen, die aanvullende informatie geven over de indexering, de alternatieve financiering, de
sociale correcties, de gezinsbijslagen en de sociale prestaties in de openbare sector.
De realisatie
e-mail: dgBeSoC-contact@minsoc.fed.be
i
De personen die belangstelling hebben voor andere informatie, kunnen de portaalsite van de sociale
zekerheid raadplegen: http://www.socialsecurity.belgium.be. Zij zullen er met name de links terugvinden
naar de sites van de openbare instellingen van sociale zekerheid, die een rijke bron vormen aan
statistische en financiële informatie.
ii
Inhoudstafel
Woord vooraf i
Inhoudstafel iii
A. Economische rekeningen 3
B. Statistieken 15
1. Sociale bijdragen 19
2. Uitkeringen (RIZIV) 31
3. Pensioenen (FPD) 43
4. Arbeidsongevallen (Fedris) 51
5. Beroepsziekten (Fedris) 57
6. Werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag,
loopbaanonderbreking en tijdskrediet (RVA) 63
7. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen (RIZIV) 73
8. Stelsel van de zeelieden (RSZ, HZIV) 75
A. Economische rekeningen 85
B. Statistieken 97
1. Sociaal statuut (RSVZ) 99
2. Uitkeringen (RIZIV) 105
3. Pensioenen (FPD) 115
4. Overbruggingsrecht (RSVZ) 123
B. Statistieken 131
1. RSZ-ex-DOSZ 161
2. Fedris-kapitalisatie 171
3. Fedris-asbestfonds 175
4. Fedris-PPO 179
iii
VI. Bijlagen 2014-2018 183
1. Indexering 185
2. Alternatieve financiering 191
3. Sociale correcties 195
4. Statistieken Famifed – gezinsbijslagen 205
5. Openbare sector 211
iv
Inhoudstafel
I
Het stelsel van de werknemers
2014-2018
Inhoudstafel
I A. Geconsolideerde economische
rekeningen
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Lasten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Gezinsbijslag Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
Toegekende sociale prestaties 6.652,2 11.331,8 22.520,2 5.377,8 230,0 284,1 - 46.396,1
Verstrekkingen of uitkeringen 6.652,2 11.331,8 22.518,0 5.377,2 230,0 284,1 - 46.393,3
Betalingsonkosten - - 2,2 0,6 - - - 2,8
I. Het stelsel voor werknemers
4
Besparing -160,9 111,8 -496,0 191,3 18,8 8,5 891,1 564,6
Subtotaal 6.740,9 12.039,9 22.334,7 5.765,3 324,4 328,2 3.948,2 51.481,6
Interne overdrachten tussen takken - - 513,8 138,0 302,4 5,8 46.367,9 47.327,9
A. Economische rekeningen
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Opbrengsten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Gezinsbijslag Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
Verschuldigde sociale bijdragen 132,5 46,3 177,9 659,2 20,5 26,4 46.172,9 47.235,7
Ten laste van de werknemers - - 12,6 - - - 14.798,0 14.810,6
Ten laste van de werkgevers - 46,0 - 659,2 20,5 26,4 30.732,6 31.484,7
I. Het stelsel voor werknemers
5
en bedrijven
Diverse opbrengsten voortkomend
10,4 236,4 3,8 15,9 308,8 - 2,4 577,7
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- 187,7 84,7 73,5 6,2 - - 352,1
A. Economische rekeningen
Interne overdrachten tussen takken 6.597,6 11.487,0 22.576,9 5.154,6 255,0 296,8 960,0 47.327,9
Van de ziekte-invaliditeit - - - - - - - -
Van de werkloosheid - - - - - - - -
Van de pensioenen - - - - - - 513,8 513,8
Van de gezinsbijslag - - - - - - 138,0 138,0
Van de arbeidsongevallen - - - - - - 302,4 302,4
Van de beroepsziekten - - - - - - 5,8 5,8
Van het Globaal beheer 6.597,6 11.487,0 22.576,9 5.154,6 255,0 296,8 - 46.367,9
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Lasten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
6
Besparing 57,2 -56,3 -51,4 22,5 -1,0 136,7 107,7
Subtotaal 7.387,9 9.096,7 23.717,2 339,1 313,0 3.583,6 44.437,5
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Opbrengsten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
Verschuldigde sociale bijdragen 133,5 0,2 181,4 19,8 26,2 48.300,0 48.661,1
Ten laste van de werknemers - - 10,3 - - 15.054,4 15.064,7
Ten laste van de werkgevers - - - 19,8 26,2 32.270,6 32.316,6
I. Het stelsel voor werknemers
7
en bedrijven
Diverse opbrengsten voortkomend
10,7 159,8 2,4 317,5 - 17,5 507,9
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- 184,5 76,9 5,0 - - 266,4
A. Economische rekeningen
Interne overdrachten tussen takken 7.243,1 8.603,4 23.452,8 260,1 286,1 314,2 40.159,7
Van de ziekte-invaliditeit - - - - - - -
Van de werkloosheid - - - - - - -
Van de pensioenen - - - - - - -
Van de arbeidsongevallen - - - - - 314,2 314,2
Van de beroepsziekten - - - - - - -
Van het Globaal beheer 7.243,1 8.603,4 23.452,8 260,1 286,1 - 39.845,5
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Lasten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
8
Besparing 65,1 -310,6 24,8 44,6 -1,7 -497,2 -675,0
Subtotaal 7.789,8 8.726,2 24.886,2 364,3 302,0 3.190,6 45.259,1
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Opbrengsten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
Verschuldigde sociale bijdragen 136,0 0,4 194,4 19,2 27,0 47.523,7 47.900,7
Ten laste van de werknemers - - 7,0 - - 15.227,3 15.234,3
Ten laste van de werkgevers - - - 19,2 27,0 31.254,0 31.300,2
I. Het stelsel voor werknemers
9
en bedrijven
Diverse opbrengsten voortkomend
10,7 164,8 12,2 322,5 - 4,5 514,7
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- 154,8 72,4 5,6 - - 232,8
A. Economische rekeningen
Interne overdrachten tussen takken 7.642,6 8.267,4 24.604,1 259,5 274,9 307,9 41.356,4
Van de ziekte-invaliditeit - - - - - - -
Van de werkloosheid - - - - - - -
Van de pensioenen - - - - - - -
Van de arbeidsongevallen - - - - - 307,9 307,9
Van de beroepsziekten - - - - - - -
Van het Globaal beheer 7.642,6 8.267,4 24.604,1 259,5 274,9 - 41.048,5
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Lasten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
10
Besparing 116,1 -72,8 -54,9 16,7 -6,0 365,5 364,6
Subtotaal 8.200,6 8.064,0 25.918,0 350,0 295,5 4.129,3 46.957,4
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Opbrengsten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
Verschuldigde sociale bijdragen 137,1 0,2 210,5 19,8 21,5 48.801,6 49.190,7
Ten laste van de werknemers - - 5,9 - - 15.756,7 15.762,6
Ten laste van de werkgevers - - - 19,8 21,5 31.967,7 32.009,0
I. Het stelsel voor werknemers
11
Diverse opbrengsten voortkomend
9,4 121,8 9,3 292,7 - 5,0 438,2
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- 192,3 73,2 3,3 - - 268,8
A. Economische rekeningen
Interne overdrachten tussen takken 8.052,1 7.472,2 25.624,1 272,9 265,8 297,0 41.984,1
Van de ziekte-invaliditeit - - - - - - -
Van de werkloosheid - - - - - - -
Van de pensioenen - - - - - - -
Van de arbeidsongevallen - - - - - 297,0 297,0
Van de beroepsziekten - - - - - - -
Van het Globaal beheer 8.052,1 7.472,2 25.624,1 272,9 265,8 - 41.687,1
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Lasten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
12
Subtotaal 8.572,1 7.564,4 27.125,2 339,5 300,7 3.196,6 47.098,5
Ziekte-
Arbeids- Beroeps- Globaal
Opbrengsten Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Totaal
ongevallen ziekten beheer
(1)
Verschuldigde sociale bijdragen 139,9 0,1 226,2 18,8 23,4 49.758,7 50.167,1
Ten laste van de werknemers - - 13,0 - - 16.405,8 16.418,8
Ten laste van de werkgevers - - - 18,8 23,4 32.257,3 32.299,5
Ten laste van de genieters van - - 213,2 - - 78,2 291,4
I. Het stelsel voor werknemers
sociale prestaties
Andere bijdragen 139,9 0,1 - - - - 140,0
Bijdrage Sociale Maribel - - - - - 1.017,4 1.017,4
13
Diverse opbrengsten voortkomend
9,3 117,9 7,6 297,2 - 5,2 437,2
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- 178,6 88,5 14,0 - - 281,1
uitbetaalde sociale prestaties
A. Economische rekeningen
Interne overdrachten tussen takken 8.421,9 7.037,2 26.802,7 280,6 267,1 312,9 43.122,4
Van de ziekte-invaliditeit - - - - - - -
Van de werkloosheid - - - - - - -
Van de pensioenen - - - - - - -
Van de arbeidsongevallen - - - - - 312,9 312,9
Van de beroepsziekten - - - - - - -
Van het Globaal beheer 8.421,9 7.037,2 26.802,7 280,6 267,1 - 42.809,5
I B. Statistieken
1. Sociale bijdragen 19
3. Pensioenen (SFPD) 43
4. Arbeidsongevallen (Fedris) 51
5. Beroepsziekten (Fedris) 57
7. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen (RIZIV) 73
geneeskundige verzorging
8.1 Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen)
8.2 Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende
8.3 Aantal gevallen of dagen naar hoofdrubriek
8.4 Gemiddelde geïndexeerde kost naar hoofdrubriek
8.5 Uitgaven naar hoofdrubriek
uitkeringen
8.6 Primaire arbeidsongeschiktheid
8.7 Invaliditeit
wachtgeld en brugpensioenen
8.8 Wachtgeld
8.9 Zeegewenning
1. Sociale bijdragen
Effectieven
De gegevens in tabel 1.1 zijn jaargemiddelden. Deze gegevens zijn gebaseerd op de vastgestelde
toestanden in de werkgeversaangiften op het einde van elk kwartaal; het hoger vermelde
jaargemiddelde is dus het gemiddelde van die vier kwartaalgegevens. De tellingsmethoden die
volgen uit de wijze waarop de werkgever de aangifte dient in te vullen, leiden ertoe dat deze
gegevens geen telling van het aantal ingevulde betrekkingen vormen, maar wel de telling van het
aantal arbeidsposten. Personen die bijvoorbeeld tegelijkertijd verschillende deeltijdse jobs
uitoefenen, kunnen dus dubbel geteld worden.
Tabel 1.2 geeft het aantal werknemers per sector, leeftijdsklasse en geslacht. Vanaf 2017 zijn de
gegevens van ex-DIBISS inbegrepen in die van de RSZ. Tabel 1.7 geeft het overzicht van de
loontrekkende bevolking naar statuut, geslacht en inningsinstelling waaronder ze ressorteren.
Loonmassa
De loonmassa die in de tabellen 1.5 en 1.6 is opgenomen is de totale loonmassa die voor het
betreffende jaar door de werkgevers werd aangegeven bij de instellingen belast met de inning van
bijdragen, voor onderwerping aan bijdragen, respectievelijk voor de privésector en voor de
openbare sector. Voor de zeelieden wordt in de voetnoot onder tabel 1.5 de bruto loonmassa
gegeven die ook het niet – bijdrageplichtige deel omvat.
Tabel 1.10 geeft de aan bijdragen onderworpen loonmassa van de werknemers ressorterend onder
de RSZ op kwartaalbasis weer. De tabellen 1.5 en 1.6 (jaarbasis) enerzijds en de tabel 1.10
(kwartaalbasis) anderzijds worden niet op dezelfde wijze opgemaakt; onder meer bestaat er een
verschil in afsluitingsdatum van het opstellen van de gegevens. Dit rechtvaardigt een klein verschil
tussen de totalen van deze tabellen.
Het aantal gepresteerde dagen is wat in de kwartaalaangiften van de werkgevers voorkomt. Het is
zo dat de opgenomen aantallen overeenstemmen met het aantal begonnen arbeidsdagen, ook
wanneer zij onvolledig zouden zijn, of slechts een beperkt aantal uren zouden beslaan. De tabellen
1.3 en 1.4 geven het overzicht van het aantal gepresteerde arbeidsdagen, respectievelijk voor de
privésector en voor de openbare sector per inningsinstelling (RSZ, ex-HVKZ en ex-DIBISS).
19
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
Bijdragen
De tabel 1.8 herneemt de bijdragen van het Globaal Financieel Beheer die voorkomen in de
budgettaire rekeningen van de RSZ. Ten slotte geven de tabellen 1.9.1 (2014) en 1.9.2 (2015–
2018) het overzicht weer van de verschillende vormen van bijdrageverminderingen, met bijhorende
bedragen.
Voor meer details over de financiering van de Sociale Zekerheid verwijzen we naar de brochure
“Alles wat je altijd al wilde weten over de Sociale Zekerheid”, beschikbaar op de website
https://socialsecurity.belgium.be/nl/publicaties .
20
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
Bron: RSZ
21
1.2 Aantal werknemers (RSZ, concept: fysieke personen) per sector, leeftijdsklasse en geslacht
50 - 64 jaar 359.513 296.000 655.513 115.658 112.677 228.335 475.171 408.677 883.848
65 jaar en meer of onb. 11.717 6.299 18.016 2.081 676 2.757 13.798 6.975 20.773
Totaal 1.485.307 1.240.382 2.725.689 309.294 387.111 696.405 1.794.601 1.627.493 3.422.094
22
25 - 39 jaar 589.053 498.600 1.087.653 98.300 151.502 249.802 687.353 650.102 1.337.455
40 - 49 jaar 385.739 336.174 721.913 80.060 105.636 185.696 465.799 441.810 907.609
B. Statistieken
50 - 64 jaar 372.039 313.071 685.110 113.918 115.327 229.245 485.957 428.398 914.355
65 jaar en meer of onb. 12.202 6.949 19.151 2.199 774 2.973 14.401 7.723 22.124
Totaal 1.498.620 1.261.956 2.760.576 305.646 389.184 694.830 1.804.266 1.651.140 3.455.406
50 - 64 jaar 405.048 345.540 750.588 162.054 198.061 360.115 567.102 543.601 1.110.703
65 jaar en meer of onb. 13.143 8.205 21.348 2.951 1.508 4.459 16.094 9.713 25.807
Totaal 1.534.101 1.295.897 2.829.998 442.775 611.994 1.054.769 1.976.876 1.907.891 3.884.767
23
Minder dan 25 jaar 134.423 98.324 232.747 16.401 23.943 40.344 150.824 122.267 273.091
25 - 39 jaar 612.056 518.066 1.130.122 144.393 227.250 371.643 756.449 745.316 1.501.765
B. Statistieken
40 - 49 jaar 379.920 331.551 711.471 117.963 165.115 283.078 497.883 496.666 994.549
50 - 64 jaar 419.494 358.375 777.869 159.857 200.632 360.489 579.351 559.007 1.138.358
65 jaar en meer of onb. 14.371 9.106 23.477 3.093 1.668 4.761 17.464 10.774 28.238
Totaal 1.560.264 1.315.422 2.875.686 441.707 618.608 1.060.315 2.001.971 1.934.030 3.936.001
(*) LATG: loon- en arbeidstijdgegevens.
1. Sociale bijdragen
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
Bron: RSZ
Bron: RSZ
24
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
Bron: RSZ
(3)
1.6 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (openbare sector )
(miljoen euro) (jaargegevens, economisch concept)
Bron: RSZ
25
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
26
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
1.8 Bijdragen van het Globaal financieel beheer (concept: budgettaire rekeningen) (duizend
euro)
Bron: RSZ
27
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
Bron: RSZ
2014
Vermindering persoonlijke
bijdragen 844.413
Algemeen (werkbonus inbegrepen) 841.553
Baggeraars, sleepvaart 124
Herstructurering 2.736
TOTAAL 7.279.382
(1) Ondernemingen in herstructurering inbegrepen.
28
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 1. Sociale bijdragen
Bron: RSZ
(3)
GEREGIONALISEERDE VERMINDERINGEN 1.414.173 1.440.189 1.489.768 1.439.098
29
1.10 RSZ - Aan bijdragen onderworpen loonmassa (kwartaalresultaten) (duizend euro) (1)
Bron: RSZ
Arbeiders Arbeiders Bedienden Totaal
Bedienden Totaal Ambtenaren
Privé-sector Openbare Openbare Openbare Totaal
Privé-sector Privé-sector (3)
(2) sector (3) sector (3) sector (3)
1ste kwartaal 6.231.133 14.532.026 20.763.159 244.648 1.880.723 4.552.580 6.677.951 27.441.110
2de kwartaal 6.417.982 14.177.813 20.595.795 242.051 1.946.254 4.542.449 6.730.754 27.326.549
3de kwartaal 5.764.895 13.855.779 19.620.674 213.001 1.480.189 4.622.745 6.315.935 25.936.609
4de kwartaal 7.371.868 17.664.521 25.036.389 295.524 2.184.957 4.725.232 7.205.713 32.242.102
30
2016 26.229.887 62.775.067 89.004.954 993.961 7.790.500 18.326.962 27.111.423 116.116.377
1ste kwartaal 6.349.294 14.961.775 21.311.069 236.542 1.931.533 4.471.697 6.639.772 27.950.841
B. Statistieken
2de kwartaal 6.575.319 14.894.900 21.470.219 233.305 2.032.677 4.454.479 6.720.461 28.190.680
3de kwartaal 5.888.941 14.502.487 20.391.428 216.178 1.552.601 4.635.700 6.404.479 26.795.907
4de kwartaal 7.416.333 18.415.905 25.832.238 307.936 2.273.689 4.765.086 7.346.711 33.178.949
2. Uitkeringen
De bevolking1 verzekerd tegen primaire arbeidsongeschiktheid, wat wil zeggen het aantal “primaire
uitkeringsgerechtigden”2, vindt in tabel 2.3.
Het ziektecijfer (tabel 2.4) is het gemiddeld aantal ziektedagen van de primaire
uitkeringsgerechtigden. Men bekomt dit getal door het aantal vergoede dagen (tabel 2.5) te delen
door het overeenkomstige ledental uit tabel 2.3.
De gemiddelde daguitkering (tabel 2.6) wordt verkregen door het totaal van de basisuitgaven (tabel
2.7) te delen door de overeenkomstige aantallen vergoede dagen (tabel 2.5).
Het aantal invaliden naar statuut vindt u in tabel 2.8. Het vastgestelde verschil met tabel 2.2 komt
voort uit de teldatum (juni in tabel 2.2 en december in tabel 2.8).
De gemiddelde daguitkering (2.10) wordt verkregen door het totaal van de basisuitgaven (tabel
2.11) te delen door de overeenkomstige aantallen vergoede dagen (tabel 2.9).
De gemiddelde daguitkering (tabel 2.14), welke men verkrijgt door het totaal van de basisuitgaven
(tabel 2.15) te delen door de overeenkomstige aantallen vergoede dagen (tabel 2.13).
1
Werknemers + volledig uitkeringsgerechtigde werklozen (UVW) + werklozen met bedrijfstoeslag (SWT) +
invaliden.
2
Werknemers + volledig uitkeringsgerechtigde werklozen.
31
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
De tabel van de sociale prestaties vermeldt de uitgaven van de vier deelsectoren, inclusief de
deelsector van de begrafeniskosten (betreft vanaf 2013 enkel nog achterstallen).
Aanvullende informatie over de uitkeringsverzekering vindt u op de web – site van het RIZIV:
www.riziv.fgov.be.
32
2.1 Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen)
Arbeiders (1) 6.938 130.450 228.105 244.542 260.973 264.100 289.701 292.573 259.534 169.017 4.868 2.150.801
I. Het stelsel voor werknemers
Mannen 5.051 89.307 147.403 153.628 160.292 158.630 175.449 178.748 157.486 106.024 2.841 1.334.859
Vrouwen 1.887 41.143 80.702 90.914 100.681 105.470 114.252 113.825 102.048 62.993 2.027 815.942
Bedienden 2.401 111.037 306.071 291.680 272.538 243.843 246.939 247.054 213.719 122.833 3.586 2.061.701
Mannen 1.018 38.985 116.262 114.592 108.247 97.808 95.785 97.866 86.651 53.620 1.682 812.516
Vrouwen 1.383 72.052 189.809 177.088 164.291 146.035 151.154 149.188 127.068 69.213 1.904 1.249.185
Totaal 9.339 241.487 534.176 536.222 533.511 507.943 536.640 539.627 473.253 291.850 8.454 4.212.502
33
B. Statistieken
Arbeiders (1) 7.275 125.919 226.341 245.256 260.128 261.654 288.389 293.071 265.984 167.571 5.377 2.146.965
Mannen 5.302 86.902 146.713 154.089 159.890 157.089 173.504 178.970 161.192 104.229 3.094 1.330.974
Vrouwen 1.973 39.017 79.628 91.167 100.238 104.565 114.885 114.101 104.792 63.342 2.283 815.991
Bedienden 2.448 108.858 313.202 296.700 276.908 246.757 247.666 246.953 221.089 126.885 3.781 2.091.247
Mannen 1.087 39.035 119.946 116.397 110.136 99.200 96.758 96.825 89.480 54.856 1.740 825.460
Vrouwen 1.361 69.823 193.256 180.303 166.772 147.557 150.908 150.128 131.609 72.029 2.041 1.265.787
Totaal 9.723 234.777 539.543 541.956 537.036 508.411 536.055 540.024 487.073 294.456 9.158 4.238.212
(1) Met inbegrip van de mijnwerkers.
2. Uitkeringen (RIZIV)
2.2 Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht
Arbeiders ZIV (1) 2 800 4.753 10.134 16.863 24.124 36.545 51.899 61.291 47.895 516 254.822
Mannen 2 394 2.074 4.597 7.928 11.304 17.406 25.973 32.148 26.189 306 128.321
Vrouwen 406 2.679 5.537 8.935 12.820 19.139 25.926 29.143 21.706 210 126.501
Bedienden 463 2.972 6.184 10.108 13.046 17.702 22.939 24.826 18.894 366 117.500
Mannen 125 688 1.452 2.430 3.173 4.229 5.733 6.714 5.883 136 30.563
Vrouwen 338 2.284 4.732 7.678 9.873 13.473 17.206 18.112 13.011 230 86.937
Totaal 2 1.263 7.725 16.318 26.971 37.170 54.247 74.838 86.117 66.789 882 372.322
34
B. Statistieken
Arbeiders ZIV (1) 2 687 4.348 9.917 16.382 23.601 36.066 51.623 64.815 49.396 568 257.405
Mannen 1 368 1.902 4.452 7.623 11.119 17.082 25.722 33.757 26.642 324 128.992
Vrouwen 1 319 2.446 5.465 8.759 12.482 18.984 25.901 31.058 22.754 244 128.413
Bedienden 2 450 3.233 7.014 11.394 14.722 19.761 25.502 29.182 20.942 397 132.599
Mannen 2 118 840 1.717 2.809 3.693 5.006 6.594 8.171 6.534 154 35.638
Vrouwen 0 332 2.393 5.297 8.585 11.029 14.755 18.908 21.011 14.408 243 96.961
Totaal 4 1.137 7.581 16.931 27.776 38.323 55.827 77.125 93.997 70.338 965 390.004
(1) Met inbegrip van de mijnwerkers.
2. Uitkeringen (RIZIV)
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
(2)
2.4 Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
35
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
Bedienden
Mannen 56,59 55,10 56,95 57,51 59,68
Vrouwen 47,28 46,92 48,35 49,42 51,08
Totaal 45,40 45,34 46,71 47,59 49,09
Bron: RIZIV
36
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Bedienden
Mannen 48,38 48,14 48,49 49,18 50,72
Vrouwen 41,59 41,68 42,51 43,30 44,98
Totaal 43,33 43,28 44,07 44,88 46,26
37
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
38
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Moederschap
Arbeidsters 48,73 48,84 49,99 50,65 49,96
Bedienden 69,22 69,34 70,89 71,90 73,17
Invaliden 52,21 52,12 53,87 54,99 56,38
Werkverwijdering
Arbeidsters 51,07 50,56 50,63 51,12 49,61
Bedienden 63,84 63,44 64,32 65,57 66,06
Vaderschap + adoptie
Arbeiders 92,47 92,28 93,14 93,62 96,10
Bedienden 107,40 108,53 109,57 110,67 112,92
39
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
40
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
41
Inhoudstafel
3. Pensioenen
Het aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald, is
gelijk aan het aantal personen dat op 1 januari is vastgelegd en voor wie het uitkeringsrecht in
betaling is gesteld. Personen voor wie het recht is ingegaan, maar op die datum nog niet in
betaling is gesteld, komen niet in de statistiek voor.
Dubbeltellingen zijn het gevolg van mensen die een rust- en een overlevingspensioen cumuleren in
het werknemersstelsel.
De dubbeltellingen zijn een gevolg van vrouwelijke gerechtigden die een ouderdomsrente en een
weduwerente cumuleren.
De renten kunnen gecumuleerd worden met een (of meerdere) pensioen(en) van het
repartitiestelsel hierboven vermeld.
Het gemiddelde bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari zijn betaald, wordt
verkregen door de maandelijkse bruto-uitgaven van januari (nog vóór de afhouding van de
bedrijfsvoorheffing, de ZIV-bijdrage, de solidariteitsbijdrage en de terug te vorderen bedragen) te
delen door het aantal begunstigden op 1 januari.
43
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD
In de tabel van de sociale prestaties wordt de evolutie van de uitgaven voor de verschillende
pensioenvoordelen samengevat.
In de genoemde publicaties staan gegevens over het aantal gevallen van cumul van werknemers-,
zelfstandigen- en overheidspensioenen, wat toelaat informatie te bekomen over aantallen
gepensioneerden (i.p.v. enkel over aantallen pensioenvoordelen). De jaarlijkse statistiek van de
pensioengerechtigden omvat ook een tabel werknemersrenten. U kan ook terecht op de website
van de FPD: https://www.sfpd.fgov.be.
44
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD
3.1 Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari
wordt betaald (1)
Bron: FPD
01.2014 01.2015 01.2016 01.2017 01.2018
Mannen 873.507 894.682 913.881 927.037 955.616
Rustpensioenen 869.576 890.646 909.806 922.830 951.366
Gehuwden, gezin 289.193 284.162 277.274 270.815 264.459
Gehuwden, alleenstaand 343.980 359.829 375.151 386.677 408.090
Niet-gehuwd 224.009 233.752 243.762 251.291 264.117
Rust & overleving, gedeelte rust 12.394 12.903 13.619 14.047 14.700
45
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD
3.2 Aantal begunstigden van een ouderdoms- en/of weduwerente die in januari
wordt betaald
Bron: FPD
46
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD
Bron: FPD
47
3.4 Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht
Gehuwden, gezin (rustpensioen) 1.728 17.054 61.339 60.962 52.135 42.917 28.324 264.459
Gehuwden, alleenstaand (rustpensioen) 941 44.334 138.553 105.187 59.123 37.870 22.082 408.090
Niet gehuwd (rustpensioen) 710 22.465 77.084 55.792 37.088 32.796 38.182 264.117
Rust & overleving 3 563 2.708 2.916 2.688 2.855 3.585 15.318
Overlevingspensioen (incl. 2.024 952 127 162 131 104 132 3.632
overgangsuitkering)
48
Niet gehuwd (rustpensioen) 34 18.528 76.134 54.015 34.286 28.824 33.819 245.640
Rust & overleving 0 2.537 32.333 44.230 48.351 60.288 87.118 274.857
B. Statistieken
Overlevingspensioen (incl. 30.782 22.038 7.312 10.528 18.988 27.115 52.864 169.627
overgangsuitkering)
Totaal rechthebbenden 36.579 172.413 526.938 418.951 296.538 259.324 278.607 1.989.350
3. Pensioenen (FPD
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD
Bron: FPD
49
Inhoudstafel
4. Arbeidsongevallen
De tak arbeidsongevallen omvat twee stelsels van financiering: het kapitalisatiestelsel en het
repartitiestelsel. Enkel het repartitiestelsel behoort tot het globaal financieel beheer.
Een slachtoffer van een arbeidsongeval met blijvende arbeidsongeschiktheid, ontvangt een
levenslange lijfrente ter vergoeding van zijn/haar verminderd economisch verdienvermogen. Deze
rente is onder meer in functie van de opgelopen graad van arbeidsongeschiktheid. Wanneer de
ongeschiktheid meer dan 19 % beloopt wordt de rente betaald door private
verzekeringsmaatschappijen en wordt gefinancierd door het kapitalisatiestelsel.
De renten voor arbeidsongevallen die een arbeidsongeschiktheidsgraad lager of gelijk aan 19% ten
gevolge hebben, worden uitbetaald via het repartitiestelsel, evenals alle aanvullende, speciale1 en
aanpassingsvergoedingen.
De in dit Vade Mecum opgenomen tabellen betreffen uitsluitend het repartitiestelsel met
uitzondering van tabel 4.4.
De gegevens zijn een momentopname per 31 december van het beschouwde jaar, zonder
onderscheid naar eventuele periodiciteit van de genoten uitkeringen. In het stelsel van de
arbeidsongevallen kunnen uitkeringen zowel maandelijks als trimestrieel als jaarlijks zijn qua
periodiciteit. Hierdoor kan de toestand per 31 december niet als maatstaf genomen worden voor
elke individuele maand.
Het spreekt dan ook vanzelf dat berekeningen van de gemiddelde vergoedingen zeer voorzichtig
geïnterpreteerd moeten worden, juist omwille van de verschillende periodiciteiten. De aangegeven
gemiddelde uitkering stemt geenszins overeen met de gemiddelde vergoeding van een
gerechtigde op een maandelijkse, een trimestriële of een semestriële vergoeding wegens
arbeidsongeval.
Zorgen
Het gaat om bepaalde geneeskundige verstrekkingen die noodzakelijk kunnen worden als gevolg
van een arbeidsongeval.
1
De aanvullende en speciale bijslagen worden samengevat onder de term “forfaitair stelsel”, waartoe ook de
overlevingsbijslagen en de verergeringsbijslagen behoren.
51
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 4. Arbeidsongevallen (Fedris)
Deze tabel herneemt de statistiek van het aantal slachtoffers en rechthebbenden voor de twee
stelsels (repartitie en kapitalisatie), maar in tegenstelling tot de tabel 4.1 gaat het hier over
personen met een blijvende arbeidsongeschiktheid of rechtverkrijgenden van overleden
slachtoffers. Zij ontvangen een rente. Zoals hoger in deze nota uiteengezet, bepaalt de
arbeidsongeschiktheidsgraad of het kapitalisatiestelsel dan wel het repartitiestelsel de uitgaven,
verbonden aan de te betalen rente, ten laste neemt. De effectieven worden uitgesplitst naar
statuut: gerechtigde of één van de deelcategorieën van de rechtverkrijgenden. Bovendien is er een
uitsplitsing naar betalingsinstelling (een verzekeringsmaatschappij, een eigen verzekeraar of
Fedris).
52
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 4. Arbeidsongevallen (Fedris)
(1)
4.1 Aantal gerechtigden - repartitiestelsel
Bron: Fedris
Aanpassingsvergoedingen
Uitkeringen aan slachtoffers 61.561 59.543 57.511 55.809 53.653
< 10 % voor 1982 600 551 463 418 361
(2)
< 10 % vanaf 1982 en voor 1988 44.787 43.532 42.362 41.151 39.850
> 10 % 16.174 15.460 14.686 14.240 13.442
Uitkeringen aan rechthebbenden 3.321 3.231 3.060 2.953 2.873
53
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 4. Arbeidsongevallen (Fedris)
Bron: Fedris
Aanpassingsvergoedingen
Uitkeringen aan slachtoffers 537 528 525 537 498
< 10 % voor 1982 428 419 479 529 560
< 10 % vanaf 1982 en voor 1988 11 10 10 11 10
> 10 % 2.072 1.990 2.011 2.059 1.993
Uitkeringen aan rechthebbenden 2.247 2.288 2.276 2.389 2.296
54
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 4. Arbeidsongevallen (Fedris)
Bron: Fedris
55
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 4. Arbeidsongevallen (Fedris)
(1)
4.4 Aantal slachtoffers en rechtverkrijgenden (per 31.12) - beide stelsels
Bron: Fedris
Rechtverkrijgenden
Slachtoffers Algemeen
(2) Descen- totaal
Echtgenoten Ascendenten Subtotaal
denten (3)
(1) De renten voor de arbeidsongeschiktheden tot en met 19 % zijn ten laste van het repartitiestelsel, de overige
renten zijn ten laste van het kapitalisatiestelsel.
(2) Met blijvende arbeidsongeschiktheid.
(3) Descendenten: wil hier zeggen kinderen, kleinkinderen, broers en zussen (tijdelijke renten en gehandicapten).
(4) Met inbegrip van het aantal slachtoffers met een blijvende arbeidsongeschiktheid tot en met 19 %.
56
Inhoudstafel
5. Beroepsziekten
De tak beroepsziekten wordt wat de werknemers uit de privésector betreft beheerst door de wet
van 24.12.1963, gecoördineerd bij K.B. van 03.06.1970. Voor de overheidssector is er een aparte
regeling voorzien in de wet van 03.07.1967. Fedris (tak van de beroepsziekten) treedt ook op als
verzekeraar van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.
Een ziekte kan erkend worden als beroepsziekte op twee manieren: via het lijstsysteem of via het
open systeem:
- Lijstsysteem: het K.B. van 28.03.1969 heeft een lijst van erkende beroepsziekten
vastgelegd. De personen getroffen door deze ziekten kunnen in aanmerking komen
voor de toekenning van een uitkering. Dit lijstsysteem is de eenvoudigste procedure
om een aandoening te laten erkennen als beroepsziekte. Om een uitkering te
verkrijgen, moet men:
• getroffen zijn door een ziekte voorkomend op deze lijst;
• blootgesteld zijn, in de hoedanigheid van werknemer, aan een beroepsrisico
dat het krijgen van deze ziekte kan veroorzaken.
- Open systeem: indien een ziekte niet voorkomt op de officiële lijst van erkende
beroepsziekten is het mogelijk een uitkering te vragen. In dit geval moet het slachtoffer
bewijzen dat de onmiddellijke en bepalende oorzaak van zijn ziekte verbonden is met
zijn beroepsactiviteit.
Deze statistiek geeft telkens het aantal vergoedingen per categorie voor de maand december van
het betrokken jaar.
Voor de gepensioneerden moet men rekening houden met de regels in verband met samenloop
van vergoedingen met een rust- of overlevingspensioen (cf. art. 288-310 van de wet van
20.07.2006 houdende diverse bepalingen). Voor de deelcategorieën, waarvan de definitie volgt, is
het niet mogelijk op jaarbasis het detail te geven:
• beperkte vergoeding: voor de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen;
• niet-geïndexeerde vergoeding: voor getroffenen met een rustpensioen dat is ingegaan vóór
01.01.1983. De betrokkenen kunnen genieten van de verworven rechten;
• gemengde vergoeding: voor gepensioneerden van vóór 01.01.1983 bij wie het bedrag van de
vergoeding na deze datum verhoogd werd ingevolge een herzieningsbeslissing.
Deze statistiek geeft het aantal basisvergoedingen per categorie voor de maand december van het
betrokken jaar. Het aantal begrafenisvergoedingen slaat op het volledige jaar.
Het gemiddelde maandbedrag voor december is berekend als de totale uitgaven per categorie
telkens gedeeld door het overeenkomstige aantal vergoedingen opgenomen in de tabellen 5.1 en
5.2.
57
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 5. Beroepsziekten (Fedris)
Aanvullende informatie over de verzekering voor beroepsziekten kunt u vinden in het jaarverslag
van Fedris of op de website: https://www.fedris.be .
58
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 5. Beroepsziekten (Fedris)
Bron: Fedris
Bron: Fedris
Pneumoconiosis
Basisvergoeding 7.229 6.691 6.190 5.725 5.228
Niet-gepensioneerden 228 211 197 177 175
Gepensioneerden 7.001 6.480 5.993 5.548 5.053
Begrafenisvergoeding (1) 164 185 139 126 109
Andere ziekten
Basisvergoeding 3.663 3.674 3.668 3.689 3.685
Niet-gepensioneerden 184 175 162 162 152
Gepensioneerden 3.479 3.499 3.506 3.527 3.533
Begrafenisvergoeding (1) 219 194 204 219 199
59
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 5. Beroepsziekten (Fedris)
Bron: Fedris
Blijvende arbeidsongeschiktheid
Silicose 353 348 347 353 351
Niet-gepensioneerden 712 715 650 704 833
Gepensioneerden 349 344 343 348 344
Andere ziekten 251 248 247 248 246
Niet-gepensioneerden 319 308 307 305 301
Gepensioneerden 210 213 213 218 218
60
5.4 Aantal vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid volgens de invaliditeitsgraad
Privésector - Lijstsysteem en open systeem
61
55 - 59 % 103 174 16 293
B. Statistieken
60 - 64 % 79 1 142 7 229
65 - 69 % 53 126 16 195
70 - 74 % 54 1 138 10 203
75 - 79 % 37 1 75 11 124
80 - 84 % 31 88 9 128
85 - 89 % 28 78 5 111
90 - 94 % 13 52 5 70
95 - 99 % 6 27 2 35
100 % 49 425 21 495
- waarvan hulp van derden
Privésector en PPO-sector
Bron: Fedris
62
Inhoudstafel
Uitgave
De uitgave is de som van de ingediende bedragen voor elke betaling.
Gemiddelde daguitkering
De gemiddelde daguitkering is de uitgave gedeeld door het aantal vergoede dagen.
De RVA baseert zich voor zijn statistieken enerzijds op de door de uitbetalingsinstellingen (UI)
uitgevoerde betalingen inzake werkloosheidsuitkeringen en werkloosheid met bedrijfstoeslag en,
anderzijds, op de door de RVA zelf uitgevoerde betalingen voor de loopbaanonderbreking en het
tijdskrediet.
Een verschil is mogelijk tussen de voorschotten aan de uitbetalingsinstellingen en die voor het
boekjaar de periode december – november betreffen en de werkelijke, door de RVA geverifieerde
uitgaven van het kalenderjaar, dat loopt van januari tot december.
63
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
64
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
Bron: RVA
65
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
Globale werkloosheid
Gemiddeld aantal 554.073 491.215 455.113 415.961 377.458
Dagen 173.277.481 153.657.760 142.831.541 129.790.956 118.097.326
Gemiddelde daguitkering (euro) 38,45 38,82 39,72 40,65 41,81
Uitgaven (duizend euro) 6.667.527 5.969.161 5.676.376 5.275.978 4.939.139
(1) Vanaf 2015, zijn de beschutte werkplaatsen begrepen in "Werkloosheid - Andere uitkeringen".
66
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
Totaal
Fysieke eenheden (jaargemid.) 15.882 10.962 9.479 8.795 7.766
Uitgaven (duizend euro) 113.440 168.287 127.232 127.652 104.738
(1) Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake overstappremie en kinderopvang-
toeslag vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten.
(2) Vóór 2012: Crisispremie.
67
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
Totaal
Fysieke eenheden (jaargemid.) 72.444 1.418 1.572 1.722 1.665
Gemid. maanduitkering (euro)
Uitgaven (duizend euro) 309.001 15.318 17.483 19.702 19.619
(1) Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake de doorstromingsprogramma’s, de
opleidingsmaatregelen, de startbaanovereenkomsten, SINE, Activa (met uitzondering van activa PVP dat zal worden
overgedragen naar de FOD Binnenlandse Zaken), Activa voor personen met een handicap en werkhervatting door oudere
werklozen vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten.
(2) Het betreft een groepering van het oorspronkelijke Plan Activa, het Plan Activa PVP (preventie- en
veiligheidspersoneel) en het WIN-WIN-aanwervingsplan (niet meer van toepassing sinds 01.01.2012).
(3) Het jongeren-activa plan inbegrepen.
(4) Het betreft een groepering van de opleidingsuitkering, de stage-uitkering, de vestigingsuitkering en de instapstage-
uitkering.
68
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
Bron: RVA
Voltijds SWT
Gemiddeld aantal 103.995 98.663 91.830 81.688 72.148
Dagen 32.542.269 30.874.021 28.827.031 25.479.683 22.579.422
Gemiddelde daguitkering (euro) 47,45 47,76 48,64 49,72 50,66
Uitgaven (duizend euro) 1.544.544 1.475.032 1.402.518 1.267.238 1.143.950
Halftijds SWT
Gemiddeld aantal 328 201 131 83 42
Dagen 102.670 62.839 41.202 26.016 13.197
Gemiddelde daguitkering (euro) 15,48 15,57 16,01 16,67 16,86
Uitgaven (duizend euro) 1.591 980 660 434 223
Totaal
Gemiddeld aantal 104.323 98.864 91.961 81.772 72.190
Dagen 32.644.938 30.936.860 28.868.233 25.505.699 22.592.618
Gemiddelde daguitkering (euro) 47,35 47,70 48,59 49,69 50,64
Uitgaven (duizend euro) 1.546.136 1.476.012 1.403.178 1.267.672 1.144.173
69
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
70
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
Volledige onderbreking
Tijdskrediet
Gemiddeld aantal 5.581 5.107 3.572 3.510 3.984
Dagen 1.741.246 1.593.442 1.114.521 1.095.010 1.243.103
Gemiddelde maanduitkering (euro) 491,81 492,35 485,25 482,35 457,83
Uitgaven (duizend euro) 34.172 31.179 21.535 21.080 22.747
Thematische verloven (1)
Gemiddeld aantal 9.375 6.965 7.276 7.501 7.555
Dagen 2.925.022 2.172.954 2.270.260 2.340.410 2.357.254
Gemiddelde maanduitkering (euro) 528,11 506,49 516,04 519,19 526,80
Uitgaven (duizend euro) 75.660 54.748 58.149 61.187 63.261
Loopbaanonderbreking (2)
Gemiddeld aantal 4.782 6.871 6.587
Dagen 1.491.967 2.143.646 2.055.132
Gemiddelde maanduitkering (euro) 375,95 372,84 372,72
Uitgaven (duizend euro) 21.818 40.609 39.072
Vermindering van prestaties
Tijdskrediet
Gemiddeld aantal 127.920 137.488 124.861 113.724 106.561
Dagen 39.910.945 42.896.347 38.956.509 35.481.901 33.246.961
Gemiddelde maanduitkering (euro) 253,92 249,46 252,34 257,72 257,71
Uitgaven (duizend euro) 392.427 413.441 379.747 353.432 331.694
Totaal
Gemiddeld aantal 270.790 282.927 275.160 168.298 161.425
Dagen 84.486.481 88.273.177 85.849.992 52.508.877 50.364.457
Gemid. maanduitkering (euro) 250,52 245,11 242,58 257,70 257,02
Uitgaven (duizend euro) 830.612 847.400 815.656 533.376 511.920
(1) Vanaf 2015 betreft het enkel de thematische verloven in de privésector.
(2) In 2015 en 2016: thematische verloven in de publieke sector inbegrepen. Vanaf 2017: buiten globaal beheer.
71
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 6. Werkloosheid (RVA)
Bron: RVA
72
Inhoudstafel
7. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen
De tabellen 7.1, 7.2 en 7.3 geven telkens het aantal gerechtigden, de gemiddelde jaarlijkse
uitkering per gerechtigde en de uitgaven voor sociale prestaties.
73
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 7. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen (RIZIV)
7.1 Invaliditeitspensioenen
7.2 Pensioenaanvulling
7.3 Verwarmingstoelage
74
Inhoudstafel
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
De sociale zekerheid van de zeelieden ter koopvaardij wordt geregeld door de besluitwet van
07.02.1945, welke een afzonderlijke regeling voor de zeelieden ter koopvaardij heeft ingesteld. De
Hulp- en Voorzorgskas (HVKZ) stond tot 31.12.2017 in voor de betaling van de prestaties van de
ziekte- en invaliditeitsverzekering voor zeelieden alsook de betalingen van de wachtuitkeringen. De
HVKZ heeft opgehouden te bestaan krachtens de wet van 17.12.2017 tot toewijzing van nieuwe
inningstaken aan en tot integratie van sommige opdrachten en een deel van het personeel van
Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en de
Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV) (Zie ook het koninklijk besluit van
15.05.2018).
Tabel 8.1 geeft het ledental per categorie uitkeringsgerechtigden op 30 juni weer, met uitsplitsing
tussen gewone gerechtigde en gerechtigde met verhoogde tegemoetkoming. In tabel 8.2 vindt u de
gemiddelde jaarlijkse kost per gerechtigde uitgesplitst naar primaire uitkeringsgerechtigden (PUG)
en weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen. Tabellen 8.3-8.5 geven respectievelijk het
aantal gevallen of dagen, de gemiddelde geïndexeerde kost en de uitgaven steeds voor alle
categorieën van gerechtigden samen en volgens hoofdrubriek.
Tabel 8.6 geeft het ledental, d.w.z. de verzekerde bevolking voor primaire arbeidsongeschiktheid
en tabel 8.7 geeft het aantal gerechtigden op een invaliditeitsuitkering. In beide tabellen worden
ook het aantal vergoede dagen, de gemiddelde daguitkering en de uitgaven opgenomen voor
respectievelijk primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit.
Tabel 8.8 geeft het aantal rechthebbenden, het aantal vergoede dagen, de gemiddelde
daguitkering en de uitgaven voor het wachtgeld.
Tabel 8.9 geeft het aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen en de gemiddelde daguitkering.
De zeegewenning heeft als wettelijke basis het K.B. van 19 december 2012.
Deze tabel geeft het overzicht van de uitgaven voor sociale prestaties voor de takken waaraan de
zeelieden onderworpen zijn: geneeskundige verzorging, uitkeringen, wachtgeld en zeegewenning.
Voor algemene aanvullende informatie over het Stelsel der Zeelieden verwijzen we naar de
website van de RSZ: www.onssrszlss.fgov.be.
75
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
Primaire uitkeringsgerechtigden
1.318 1.740 1.817 1.725 1.588
(PUG)
Weduwen, invaliden,
1.070 1.039 1.025 949 910
gepensioneerden, wezen (WIGW)
gewone gerechtigden 886 864 866 794 770
gerechtigden verhoogde 184 175 159 155 140
tegemoetkoming
Invaliden 46 38 38 29 29
gewone gerechtigden 32 30 28 20 17
gerechtigden verhoogde 14 8 10 9 12
tegemoetkoming
Gepensioneerden 849 823 809 756 720
gewone gerechtigden 731 707 706 651 633
gerechtigden verhoogde 118 116 103 105 87
tegemoetkoming
Weduwen en wezen 175 178 178 164 161
gewone gerechtigden 123 127 132 123 120
gerechtigden verhoogde 52 51 46 41 41
tegemoetkoming
Bron: HZIV
Primaire uitkeringsgerechtigden
397 411 370 376 432
(PUG)
76
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
8.3 Geneeskundige verzorging: aantal gevallen (g) of dagen (d) naar hoofdrubriek
Bron: HZIV
77
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
Bron : HZIV
Verpleegkundige zorgen
Verpleegkundigen (thuiszorgen) 7,83 6,53 8,57 9,14 11,58
Rustoorden bejaarde personen 25,22 24,91 25,37 26,48 27,53
Andere 116,03 111,11 117,80 119,54 101,88
78
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
Bron: HZIV
79
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
Bron: HZIV
Mannen
Ledental (1) 915 1.220 1.267 1.212 1.094
Aantal vergoede dagen 3.672 4.469 6.058 8.307 5.561
Gemiddelde daguitkering (euro) 77,03 78,23 78,79 80,01 80,33
Uitgaven (duizend euro) 283 350 477 664 447
Vrouwen
Ledental (1) 43 43 38 34 25
Aantal vergoede dagen 462 156 324 166 74
Gemiddelde daguitkering (euro) 82,53 93,77 79,47 60,24 105,93
Uitgaven (duizend euro) 38 15 26 10 8
Totaal
Ledental (1) 958 1.263 1.305 1.246 1.119,00
Aantal vergoede dagen 4.134 4.625 6.382 8.473 5.635,00
Gemiddelde daguitkering (euro) 77,65 78,92 78,82 79,55 80,67
Uitgaven (duizend euro) 321 365 503 674 454,58
(1) Primaire uitkeringsgerechtigden.
Bron: HVKZ
Mannen
Aantal gevallen 32 29 27 29 29
Aantal vergoede dagen 10.860 9.076 8.850 8.945 7.204
Gemiddelde daguitkering (euro) 62,89 67,54 66,02 54,36 70,94
Uitgaven (duizend euro) 683 613 584 486 511
Vrouwen
Aantal gevallen 3 3 3 3 2
Aantal vergoede dagen 1.016 939 864 624 349
Gemiddelde daguitkering (euro) 56,03 55,97 55,57 51,29 56,59
Uitgaven (duizend euro) 57 53 48 32 20
Totaal
Aantal gevallen 35 32 30 32 31
Aantal vergoede dagen 11.876 10.015 9.714 9.569 7.553
Gemiddelde daguitkering (euro) 62,31 66,50 65,06 54,13 70,28
Uitgaven (duizend euro) 740 666 632 518 531
80
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
Bron: RSZ
Zeevarenden
Aantal rechthebbenden 14 12 15 14 15
Aantal vergoede dagen 1.827 2.115 2.477 2.790 2.372
Gemiddelde daguitkering (euro) 52,11 50,24 48,52 50,37 52,26
Uitgaven (duizend euro) 95 106 120 140 124
Shoregangers
Aantal rechthebbenden 9 7 3 2 0
Aantal vergoede dagen 2.145 1.171 683 232 0
Gemiddelde daguitkering (euro) 63,95 63,95 64,66 65,83 0,00
Uitgaven (duizend euro) 137 75 44 15 0
Programmawet 8.4.2003
Aantal rechthebbenden 29 26 25 23 21
Aantal vergoede dagen 7.882 7.076 6.685 5.951 5.217
Gemiddelde daguitkering (euro) 45,97 45,73 46,26 47,18 47,90
Uitgaven (duizend euro) 362 324 309 280 250
Vrijstelling stempelcontrole
Aantal rechthebbenden 29 25 20 15 14
Aantal vergoede dagen 6.329 5.617 4.195 3.655 2.992
Gemiddelde daguitkering (euro) 59,58 59,17 61,01 61,85 61,78
Uitgaven (duizend euro) 377 332 256 226 185
Totaal
Uitgaven (duizend euro) 971 837 729 661 559
Bron: RSZ
81
I. Het stelsel voor werknemers B. Statistieken 8. Stelsel van de zeelieden (HZIV, RSZ)
8.10 Sociale prestaties van het stelsel van de zeelieden (duizend euro)
82
Inhoudstafel
II
Het stelsel van de zelfstandigen
2014-2018
Inhoudstafel
II A. Geconsolideerde economische
rekeningen
RIZIV-
Lasten RSVZ (1) Totaal
Uitkeringen
86
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Opbrengsten RSVZ Totaal
Uitkeringen
Niet-terugvorderbare tegemoetko-
- 1.995,7 1.995,7
mingen van de openbare machten
Opbrengsten van eigendommen
- 14,5 14,5
en bedrijven
Diverse opbrengsten voorkomend
0,2 1,5 1,7
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- - -
uitbetaalde sociale prestaties
Subtotaal 18,7 6.953,6 6.972,3
87
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Lasten RSVZ (1) Totaal
Uitkeringen
88
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Opbrengsten RSVZ Totaal
Uitkeringen
Niet-terugvorderbare tegemoetko-
- 1.383,6 1.383,6
mingen van de openbare machten
Opbrengsten van eigendommen
- 15,0 15,0
en bedrijven
Diverse opbrengsten voorkomend
0,2 1,2 1,4
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- - -
uitbetaalde sociale prestaties
Subtotaal 18,7 6.267,9 6.286,6
89
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Lasten RSVZ (1) Totaal
Uitkeringen
90
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Opbrengsten RSVZ Totaal
Uitkeringen
Niet-terugvorderbare tegemoetko-
- 1.412,7 1.412,7
mingen van de openbare machten
Opbrengsten van eigendommen
- 38,8 38,8
en bedrijven
Diverse opbrengsten voorkomend
0,2 1,0 1,2
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- - -
uitbetaalde sociale prestaties
Subtotaal 19,9 6.446,6 6.466,5
91
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Lasten RSVZ (1) Totaal
Uitkeringen
92
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Opbrengsten RSVZ Totaal
Uitkeringen
Niet-terugvorderbare tegemoetko-
- 370,1 370,1
mingen van de openbare machten
Opbrengsten van eigendommen
- 25,8 25,8
en bedrijven
Diverse opbrengsten voorkomend
0,1 1,9 2,0
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- - -
uitbetaalde sociale prestaties
Subtotaal 20,1 6.914,9 6.935,0
93
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Lasten RSVZ (1) Totaal
Uitkeringen
94
II. Het stelsel voor zelfstandigen A. Economische rekeningen
RIZIV-
Opbrengsten RSVZ Totaal
Uitkeringen
Niet-terugvorderbare tegemoetko-
- 369,2 369,2
mingen van de openbare machten
Opbrengsten van eigendommen
- 21,4 21,4
en bedrijven
Diverse opbrengsten voorkomend
0,1 1,5 1,6
van derden
Terug te vorderen, ten onrechte
- - -
uitbetaalde sociale prestaties
Subtotaal 20,8 7.181,8 7.202,6
95
Inhoudstafel
II B. Statistieken
1. Sociaal statuut
De weergegeven statistieken bieden een overzicht van de voornaamste bepalende factoren met
betrekking tot de heffing van sociale bijdragen voor het sociaal statuut van zelfstandigen. De
berekening van de bijdragen gebeurt in twee stappen:
- tijdens het jaar wordt een voorlopige bijdrage berekend op de netto geherwaardeerde
beroepsinkomsten die de zelfstandige verkregen heeft gedurende het 3de burgerlijke jaar
(genoemd refertejaar) dat voorafgaat;
- de definitieve bijdrage wordt berekend, drie jaar later, wanneer de netto beroepsinkomsten
van het betreffende jaar worden bepaald en medegedeeld door de fiscale administratie. De
zelfstandige die oordeelt dat zijn reële inkomen zal leiden tot een definitieve bijdrage die
hoger is dan de voorlopige bijdrage kan een hoger bedrag storten. Omgekeerd, maar
onder zekere voorwaarden, kan hij ook vragen een kleiner bedrag te storten.
Het doel van tabel 1.3 is het verschil tussen het begrip verzekeringsplichtige voor het sociaal
statuut en het gerechtigd zijn als zelfstandige in de ziekteverzekering te illustreren. We hebben in
deze tabel de RIZIV-cijfers over ledentallen zelfstandigen geplaatst naast de RSVZ-cijfers voor de
variabele die het meest nauw aansluit met het begrip “gerechtigde zelfstandige”, zoals dat bij het
RIZIV gehanteerd wordt. De voornaamste verklaring voor het vastgestelde verschil ligt bij de
“starters” die in het algemeen een stage doen van zes maanden alvorens toegelaten te worden als
gerechtigde in het zelfstandigenstatuut voor de ziekteverzekering. Onder ‘hoofdbezigheid’ wordt
verstaan hoofdberoep, ‘nevenbezigheid’ wordt vaak ook aangeduid als bijberoep.
Hierin wordt de evolutie getoond van de inkomsten van de zelfstandigen, waarop de bijdragen voor
het sociaal statuut berekend worden. De inkomsten van zelfstandigen, actief na de pensioenleeftijd
worden in een aparte rubriek vermeld. De vermelde inkomens stemmen overeen met de
geïndexeerde inkomens (Cf. tabel 1.5 voor de indexeringswijze).
Aanvullende informatie kan u vinden in het jaarverslag van het RSVZ en op de website
www.rsvz.be .
99
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 1. Sociaal statuut (RSVZ)
Bron: RSVZ
100
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 1. Sociaal statuut (RSVZ)
Algemeen totaal
677.966 357.503 1.035.469
(zelfstandigen + helpers)
101
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 1. Sociaal statuut (RSVZ)
(vervolg)
Algemeen totaal
691.564 366.958 1.058.522
(zelfstandigen + helpers)
Algemeen totaal
708.203 379.560 1.087.763
(zelfstandigen + helpers)
102
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 1. Sociaal statuut (RSVZ)
(vervolg)
Algemeen totaal
723.206 389.440 1.112.646
(zelfstandigen + helpers)
RSVZ -
ZIV-statuut van
verzekerings-
Teldatum gerechtigde als
plichtige voor
zelfstandige
sociaal statuut
103
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 1. Sociaal statuut (RSVZ)
Bron: RSVZ
2014 2015 2016 2017 2018
(refertejaar (refertejaar (refertejaar (refertejaar (refertejaar
2011) 2012) 2013) 2014) 2015)
Zelfstandigen, actief na de
1.077.322 1.066.168 1.234.761 1.403.899 1.444.201
pensioenleeftijd
Totaal 18.412.670 18.704.163 19.350.043 21.058.614 21.552.991
Bron: RSVZ
104
Inhoudstafel
2. Uitkeringen
De bevolking verzekerd tegen primaire arbeidsongeschiktheid, wat wil zeggen het aantal “primaire
uitkeringsgerechtigden”2, vindt u in tabel 2.3.
Het ziektecijfer (tabel 2.4) is het gemiddeld aantal ziektedagen van de primaire
uitkeringsgerechtigden. Men bekomt dit getal door het aantal vergoede dagen (tabel 2.5) te delen
door het overeenkomstige ledental uit tabel 2.3.
De gemiddelde daguitkering (tabel 2.6) wordt verkregen door het totaal van de basisuitgaven (tabel
2.7) te delen door het aantal vergoede dagen (tabel 2.5).
Het aantal invaliden uitgesplitst naar zelfstandige of helper vindt u tabel 2.8. Het verschil met tabel
2.2 komt voort uit de teldatum (juni in tabel 2.2 en december in tabel 2.8).
De gemiddelde daguitkering (tabel 2.10) wordt verkregen door het totaal van de basisuitgaven
(tabel 2.11) te delen door de overeenkomstige aantallen vergoede dagen (tabel 2.9).
De gemiddelde uitkering (tabel 2.14) verkrijgt men door het totaal van de basisuitgaven (tabel 2.15)
te delen door de overeenkomstige aantal gevallen (2.13).
1
Zelfstandigen + invaliden.
2
Zelfstandigen.
105
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
De tabel van de sociale prestaties vermeldt de uitgaven van de drie deelsectoren: primaire
arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschapsuitkering.
106
2.1 Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen)
Mannen 363 9.442 29.822 40.349 51.424 57.049 64.280 65.480 58.102 35.678 2.296 414.285
Vrouwen 72 5.619 19.088 21.139 24.009 26.352 28.646 26.218 20.613 11.979 2.009 185.744
Meehelpende
82 439 1.032 1.736 2.675 3.954 4.977 4.626 2.202 225 21.948
echtgenoten
Mannen 0 4 68 162 267 371 532 624 468 260 37 2.793
Vrouwen 0 78 371 870 1.469 2.304 3.422 4.353 4.158 1.942 188 19.155
Totaal 435 15.143 49.349 62.520 77.169 86.076 96.880 96.675 83.341 49.859 4.530 621.977
107
Bron: RIZIV Toestand op 30 juni 2018
B. Statistieken
Minder
65 jaar en
dan 20 20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar Totaal
meer
jaar
Zelfstandigen -
463 14.754 49.755 63.479 75.793 83.180 93.736 92.838 81.686 50.013 4.122 609.819
enige activiteit
Mannen 366 9.346 29.907 41.469 51.483 56.641 64.423 65.885 59.757 37.144 2.317 418.738
Vrouwen 97 5.408 19.848 22.010 24.310 26.539 29.313 26.953 21.929 12.869 1.805 191.081
Meehelpende
2 61 452 957 1.572 2.360 3.645 4.672 4.497 2.365 209 20.792
echtgenoten
Mannen 0 4 67 144 249 324 520 608 477 274 36 2.703
Vrouwen 2 57 385 813 1.323 2.036 3.125 4.064 4.020 2.091 173 18.089
Totaal 465 14.815 50.207 64.436 77.365 85.540 97.381 97.510 86.183 52.378 4.331 630.611
2. Uitkeringen (RIZIV)
2.2 Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht
108
Mannen 0 19 87 238 479 803 1.433 2.618 4.240 5.347 100 15.364
Vrouwen 0 5 76 255 423 715 1.195 1.805 2.572 2.779 48 9.873
B. Statistieken
Totaal 0 24 163 493 902 1.518 2.628 4.423 6.812 8.126 148 25.237
2. Uitkeringen (RIZIV)
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
109
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
110
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
111
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
112
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
113
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)
Bron: RIZIV
114
Inhoudstafel
3. Pensioenen
In de ontwikkeling van de pensioenregeling voor zelfstandigen zijn drie fasen te onderscheiden. Tot
voor de wet van 30.06.1956 ging het om een vrijwillig stelsel. De wet van 30.06.1956 introduceerde
het stelsel van individuele kapitalisatie. De wet van 06.02.1976 heeft het kapitalisatiestelsel
afgeschaft en heeft een repartitiestelsel ingevoerd. De wet van 15.05.1984 betreffende de
harmonisatie van de verschillende pensioenregelingen berust op vier grote basisbeginselen, met
name: het behoud van rechten uit loopbaanjaren in de verschillende regelingen, gelijkheid van man
en vrouw, uniformisering van termijnen voor indiening van aanvragen en vooral, de instelling van
een pensioen in verhouding tot de door de zelfstandigen voor de loopbaanjaren na 1983 gestorte
bijdragen.
De rustpensioenen worden vanaf 1984 toegekend in functie van de beroepsinkomsten die als basis
voor de berekening van de bijdragen gediend hebben.
Op grond van de door de overleden echtgenoot uitgeoefende activiteit als zelfstandige kan de
langstlevende echtgenoot, man of vrouw, een overlevingspensioen genieten.
Onvoorwaardelijke pensioenen
Het onvoorwaardelijk pensioen stemt overeen met het totaal van de renten hieronder opgesomd:
1° renten gevestigd voor 1 januari 1976 in het kader van het kapitalisatiestelsel;
2° theoretische renten verkregen vanaf 1 januari 1976 tot 31 december 1980 voor fractie van de
bijdrage bestemd voor het pensioenstelsel;
3° theoretische renten verkregen tussen 1 januari 1981 en 31 december 1983 door
vermenigvuldiging van de bijdrage bestemd voor het pensioenstelsel en berekend op de
begrensde beroepsinkomsten met een coëfficiënt.
De hierboven opgesomde renten omvatten ook deze gevestigd door toewijzing van een
levensverzekeringsovereenkomst in het kader van het pensioenstelsel van de zelfstandigen. De
levensverzekeringsondernemingen hebben ten laatste in 2007 de gekapitaliseerde waarde van
deze rente gestort aan de RSVZ. De personen die geen aanspraak kunnen maken op een
voorwaardelijk pensioen of voor wie het bedrag van dat pensioen kleiner is dan het bedrag van het
onvoorwaardelijk pensioen zoals hierboven gedefinieerd, verkrijgen het onvoorwaardelijk pensioen
in plaats en in vervanging van het voorwaardelijk pensioen.
115
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD)
In de tabel van de sociale prestaties wordt de evolutie van de uitgaven voor de verschillende
pensioenvoordelen samengevat.
Voor informatie over de aantallen cumulaties van pensioenvoordelen voor zelfstandigen met
voordelen uit andere pensioenstelsels, inzonderheid dat der werknemers of dat van de overheid
verwijzen we naar de jaarlijkse statistiek van de pensioengerechtigden van de FPD (cf. website
https://www.sfpd.fgov.be ).
116
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD)
3.1 Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari
wordt betaald
Bron:FPD
117
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD)
Bron: FPD
118
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD)
Bron: FPD
Overlevingspensioenen
Gemiddeld aantal gerechtigden 116.625 114.486 113.815 110.579 108.324
Gemiddeld jaarbedrag (euro) 7.180,90 7.336,83 7.428,68 7.846,47 8.053,98
Uitgaven (duizend euro) 837.472 839.964 845.495 867.655 872.439
Totale uitgaven (duizend euro) 3.238.877 3.306.903 3.448.323 3.617.309 3.746.705
Onvoorwaardelijke pensioenen
Uitbetaald door FPD (duizend euro) 38.847 38.372 38.682 37.722 38.484
119
3.4 Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht
120
Gehuwden, alleenstaand 78 4.661 24.729 19.628 11.030 7.263 3.584 70.973
Niet gehuwd 2 3.049 18.129 13.964 9.021 7.417 8.676 60.258
B. Statistieken
Rust & overleving 0 310 9.467 14.608 16.832 22.371 33.513 97.101
Overlevingspensioenen (incl. 6.241 4.569 1.185 2.163 4.774 8.646 20.328 47.906
overgangsuitkering)
Totaal rechthebbenden 6.574 35.163 131.198 111.678 84.866 81.875 99.830 551.184
3. Pensioenen (FPD)
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 3. Pensioenen (FPD)
Bron: FPD
121
Inhoudstafel
4. Overbruggingsrecht
De tabel 4.1 omvat het aantal rechthebbenden (aantal toekenningen), het aantal vergoede
maanden, de gemiddelde maanduitkering en de uitgaven aan sociale prestaties voor het
overbruggingsrecht op jaarbasis. Hij stelt de toekenningen en de uitgaven van de
faillissementsverzekering in enge zin voor, zoals gekend door interne opvraging van het
repertorium van het RSVZ.
De gemiddelde maanduitkering wordt berekend, rekening houdend met het feit dat een toekenning
op meerdere maanden betrekking kan hebben.
De tabel 4.2 geeft de statistiek van de budgettaire bedragen die werkelijk betaald zijn aan de
sociale verzekeringsfondsen in het kader van het overbruggingsrecht. Sommige uitbetalingen
hebben betrekking op vorige jaren. Deze statistiek omvat ook de uitbreiding van de verzekering tot
zelfstandigen in moeilijkheden.
Aanvullende informatie over het overbruggingsrecht vindt u op de website van het RSVZ:
www.rsvz.be.
Algemene informatie over de evolutie van het aantal faillissementen en hun omvang vindt u op de
website van de Algemene Directie Statistiek van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en
Energie: https://statbel.fgov.be .
123
II. Het stelsel voor zelfstandigen B. Statistieken 4. Overbruggingsrecht (RSVZ)
4.1 Evolutie van het aantal gevallen en van de bedragen toegekend aan de
gerechtigden van het overbruggingsrecht (1)
Bron: RSVZ
124
Inhoudstafel
III
RIZIV-Geneeskundige verzorging
2014-2018
Inhoudstafel
128
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging A. Economische rekeningen
129
Inhoudstafel
III B. Statistieken
1. Methodologische nota
2. Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen)
3. Ledental naar onderscheid van het recht op de verhoogde tegemoetkoming (personen ten
laste inbegrepen)
4. Ledental naar statuut en verwantschap
5. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende
6. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar geslacht en leeftijdsklasse (2016)
7. Aantal gevallen (g) of dagen (d) naar groeperingen van de nomenclatuur
8. Gemiddelde geïndexeerde kost naar groeperingen van de nomenclatuur
9. Geaggregeerde tabel van de uitgaven geregistreerd als sociale prestaties
10. Uitgaven geregistreerd als sociale prestaties naar groeperingen van de nomenclatuur –
Deel ten laste van de V.I.’s
11. Uitgaven geregistreerd als sociale prestaties naar groeperingen van de nomenclatuur –
Deel ten laste van het RIZIV
12. Totaal van de uitgaven geregistreerd als sociale prestaties naar betalende instelling
13. Ledental per verzekeringsinstelling
14. Uitgaven geregistreerd als sociale prestaties per verzekeringsinstelling
15. Detail van de diverse uitgaven in de rekeningen van het RIZIV
Inhoudstafel
Geneeskundige verzorging
1. Methodologische nota
De gerechtigden, wier toestand onregelmatig is en die bijgevolg niet meer verzekerd zijn, zijn niet
inbegrepen in de tabellen.
Tabel 2 geeft de ledentallen naar statuut, inclusief de personen ten laste, op jaarbasis met als
teldatum 30 juni. Tabel 3 geeft globaal de verdeling tussen de personen rechthebbenden voor de
verhoogde tegemoetkoming en degenen die daar geen recht op hebben. Tabel 4 geeft het ledental
naar statuut (actieven, invaliden, personen met een handicap, gepensioneerden, enz…) en naar
verwantschap (gerechtigde of een van de subcategorieën van de personen ten laste).
De gemiddelde jaarlijkse kost, zoals voorgesteld in de tabel 5, geeft de verhouding weer tussen de
uitgaven van de verzekeringsinstellingen (tabel 15) en het aantal rechthebbenden (gerechtigden en
personen ten laste) op 30 juni van het beschouwde jaar (tabel 2).
In deze tabel wordt de gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende ingedeeld naar geslacht en
leeftijdsklasse en bovendien uitgesplitst naar het onderscheid met / zonder voorkeurregeling. In
deze tabel wordt geen rekening gehouden met de uitgaven rechtstreeks ten laste van het RIZIV.
Het koninklijk besluit van 14 september 1984 stelt de nomenclatuur van de geneeskundige
verstrekkingen vast. Tabel 7 geeft het volume van de verstrekkingen geneeskundige verzorging
per hergroepering van verstrekkingen (= aantal gevallen of aantal dagen) weer.
Onder een hergroepering van verstrekkingen wordt verstaan een aantal verstrekkingen die
vanwege hun aard bij elkaar geplaatst worden en waarover statistische gegevens beschikbaar zijn.
133
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
Tabel 9 geeft op geaggregeerde wijze de evolutie van de uitgaven naar hoofdrubrieken van de
nomenclatuur. Ten gevolge van onze keuze van samennemingen zijn bepaalde afwijkingen
mogelijk ten opzichte van andere geaggregeerde tabellen over hetzelfde onderwerp. Men ziet in
2015 een vermindering van de uitgaven, ten gevolge van de 6de Staatshervorming.
Tabel 15 geeft het detail van de diverse uitgaven die zich niet in de sociale prestaties bevinden.
Voor details over de verzekerbaarheid verwijzen we naar de RIZIV publicaties “Statistieken van de
ledentallen – sociaal verzekerden” die beschikbaar zijn op de website van het RIZIV.
(https://www.riziv.fgov.be/nl/statistieken/geneesk-verzorging/paginas/default.aspx ). Vragen over
ledentallenbestanden, kunt u richten aan dac-access@riziv-inami.fgov.be. Voor overige informatie
over de geneeskundige verzorging, kan u ook terecht op de website van het RIZIV.
134
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens
Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens
Rechthebbenden op de verhoogde
1.858.684 1.895.285 1.966.472 2.028.763 2.043.144
tegemoetkoming
waarvan gerechtigden werknemers 1.754.045 1.791.164 1.858.661 1.915.501 1.931.484
waarvan gerechtigden zelfstandigen 104.639 104.121 107.811 113.262 111.660
135
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van
toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens Toestand op 30 juni 2016
Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van
toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens Toestand op 30 juni 2017
Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van
toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens Toestand op 30 juni 2018
136
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
Bron: RIZIV
Bron: RIZIV
137
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
7. Aantal gevallen (g) of dagen (d) naar groeperingen van de nomenclatuur (duizendtallen)
Bron: RIZIV
138
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
Bron: RIZIV
139
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
Bron: RIZIV
140
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
10. Uitgaven geregistreerd als sociale prestaties naar groeperingen van de nomenclatuur (duizend euro)
Deel ten laste van de V.I.'s
Bron: RIZIV
141
III. RIZIV-Geneeskundige verzorging B. Statistieken
11. Uitgaven geregistreerd als sociale prestaties naar groeperingen van de nomenclatuur (duizend euro)
Deel ten laste van het RIZIV
Bron: RIZIV
Forfait accreditatie artsen + medisch dossier 17.626 16.624 18.818 14.861 17.409
Forfait telematica v. geneesheren 6.277 7.337 3.671 0 0
Kwaliteitscontrole klinische biologie 2.561 2.558 3.915 2.628 2.720
Forfait georganiseerd wachtdiensten + zorgtrajecten 68.387 65.256 62.592 63.510 66.436
Impulsfonds groepspraktijken 28.315 -447 -1.819 0 0
Praktijkondersteuning huisartsengeneeskunde 20.816 21.403 1.247 0 2
DNA-tests uitgevoerd in het buitenland 401 599 297 919 240
Financiering voor lokale kwaliteitsgroepen 1.560 92 1.035 722 1.162
Accreditatie apotheker-bioloog - - - 207 230
Kwaliteitscontrole anatomopathologie - - - 1.186 1.222
Geïntegreerde praktijkpremie huisartsgeneeskunde - - - 29.605 31.935
Medisch advies palliatieve patiënten (Leifartsen) - - - 193 258
Totaal geneesheren 145.944 113.422 89.756 113.831 121.614
Forfait accreditatie tandartsen 15.398 15.800 15.867 16.771 16.841
Telematicapremie - - - 1.770 1.478
Premie tariferingsdiensten - 1.957 20 - -
Honoraria van verpleegkundigen 17.874 18.807 19.465 18.385 20.260
Forfait telematica kinesitherapeuten 7.459 6.998 7.700 6.908 6.708
Specifieke kosten diensten thuisverpleging 23.726 24.896 26.930 29.052 31.073
Bandagisten + orthopedisten 339 - - - -
Loonharmonisering personeel RVT 331.652 - - 1.615 794
Syndicale premie 2.144 - - - -
Zorgvernieuwing (art.56) 12.155 12.465 9.688 10.242 8.017
RVT/ROB/dagcentra: titels en kwalificaties 6.191 - - - -
Totaal RVT/ROB/Dagverzorgingscentra 352.142 12.465 9.688 11.857 8.811
Einde loopbaan 139.097 15.147 15.598 16.991 18.868
Revalidatie en herscholing 2.502 686 222 102 470
Geïnterneerden 41.191 49.929 50.919 59.685 31.504
Sociaal akkoord 22.578 23.664 23.715 24.221 24.405
Fonds verslaving 2.682 - - - -
(1) 0 - - - -
MS - ALS - Huntington
Diversen 19.698 13.943 12.011 11.232 12.160
Project geïntegreerde zorg - - - 500 1.114
Totaal 790.631 297.714 271.891 311.305 295.306
12. Totaal van de uitgaven geregistreerd als sociale prestaties naar betalende instelling (duizend euro)
(duizend euro)
Bron: RIZIV
142
13. Ledental per verzekeringsinstelling
Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens
14. Uitgaven geregistreerd als sociale prestaties per verzekeringsinstelling (duizend euro)
Bron: RIZIV
143
Christelijke Liberale Hulpkas voor
Mutualiteits- tische lijke Zieken- HR Rail Totaal
Mutualiteiten Mutualiteiten ZIV
verbonden Mutualiteiten fondsen
B. Statistieken
Bron: RIZIV
144
Inhoudstafel
IV
Sociale bijstand
2014-2018
Inhoudstafel
Het leefloon wordt toegekend en uitbetaald door de gemeentelijke openbare centra voor
maatschappelijk welzijn (OCMW). De federale Staat betaalt een gedeelte van de uitgekeerde
bedragen terug. Het saldo is ten laste van de OCMW's en dus onrechtstreeks van de gemeenten,
die wettelijk verplicht zijn het eventuele tekort op de rekening van het OCMW bij te passen (Cf. art.
106 OCMW-wet).
In tabel 1.1 vindt men de evolutie van het aantal rechthebbenden op het leefloon naar gezinstype.
De opgenomen categorieën zijn:
• samenwonende met één of meerdere personen
• alleenstaande
• samenwonende met personen ten laste.
Tabel 1.2 toont een aantal jaargegevens met betrekking tot het Recht op Maatschappelijke
Integratie: het gemiddeld aantal gerechtigden, een gemiddeld jaarbedrag en de uitgaven Recht op
Maatschappelijke Integratie (uitgedrukt in duizend euro) ten laste van de Federale overheid.
Het Recht op Maatschappelijke Hulp (ingesteld door de wet van 2 april 1965) heeft als doel
eenieder een menswaardig bestaan te verzekeren. De maatschappelijke hulp wordt toegekend
door het OCMW en kan een aanvulling zijn op het recht op maatschappelijke integratie of een
vervanging ervan, wanneer de belanghebbende de voorwaarden niet vervuld van gezegd recht. De
maatschappelijke hulp kan verschillende vormen aannemen: ze kan materieel zijn (financieel of in
natura) of immaterieel (raad, begeleiding, hulp bij het vinden van een job,…).
De voornaamste aspecten van deze hulp zijn: de financiële hulp (equivalent leefloon), een
tewerkstelling en/of een tussenkomst in de (dringende) medische hulp.
De rechthebbenden van het Recht op Maatschappelijke Hulp zijn voornamelijk asielzoekers (recht
op opvang, tussenkomst in de medische onkosten, gezinsbijslag,..), de vreemdelingen,
ingeschreven in het vreemdelingenregister (equivalente financiële hulp) en de personen die illegaal
op het grondgebied verblijven (dringende medische hulp).
De federale Staat stort een belangrijk deel terug van de bedragen uitgegeven in het kader van het
Recht op Maatschappelijke Hulp. Het saldo is ten laste van de OCMW’s.
Tabel 1.3 geeft de evolutie weer van de rechthebbenden op financiële hulp (equivalent leefloon),
toegekend in het kader van de maatschappelijke hulp, volgens gezinstypologie. De verschillende
categorieën en bedragen die toegekend kunnen worden zijn dezelfde als deze voor het leefloon.
Tabel 1.4 omvat een aantal jaarlijkse gegevens met betrekking tot het Recht op Maatschappelijke
Hulp: het gemiddelde aantal rechthebbenden, het gemiddeld jaarlijks bedrag per rechthebbende,
de totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijke Hulp (wet van 2 april 1965) ten laste van de
Federale overheid.
147
IV. Sociale bijstand 1. Dienstverlening van de OCMW's
In de tabel 1.5 hernemen we het aantal tewerkgestelde personen in het kader van de
maatschappelijke integratie en in het kader van de maatschappelijke hulp. Het gaat voornamelijk
om tewerkstellingen in toepassing van artikelen 60, §7 en 61 van de organieke wet van 08.07.1976
op de openbare centra van maatschappelijk welzijn en om activeringsmaatregelen. De
bevoegdheid inzake activering werd ingevolge de zesde staatshervorming overgedragen aan de
Gewesten, wat het einde van de reeks in 2014 verklaart.
148
IV. Sociale bijstand 1. Dienstverlening van de OCMW's
149
IV. Sociale bijstand 1. Dienstverlening van de OCMW's
Gem. aantal rechthebbenden equival. leefloon 18.305 16.814 16.119 11.582 11.140
01.2014
Art. 60 §7 12.509
Andere tewerkstellingsmaatregelen 1.280
150
Inhoudstafel
Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden is een volledig kosteloos voordeel, wat wil zeggen dat
geen enkele tegenoverstaande bijdrage vereist is. Het wordt toegekend na een onderzoek naar de
bestaansmiddelen, wanneer deze een bepaald forfaitair jaarbedrag niet overschrijden.
De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) werd ingesteld bij de wet van 22.03.2001. Degenen die
genoten van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden vóór 01.06.2001 kunnen ervan blijven
genieten, indien dit voordeliger is dan de IGO.
De IGO verschilt van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden hoofdzakelijk door de volgende
eigenschappen:
• de leeftijd van dewelke men recht kan hebben op de IGO is 65 jaar voor mannen en voor
vrouwen;
• de IGO is een individueel recht;
• het totale bedrag van de inkomsten en pensioenen in aanmerking genomen bij de berekening
wordt gedeeld door het aantal personen die dezelfde hoofdverblijfplaats delen, de betrokkene
inbegrepen.
Het toegekende bedrag is afhankelijk of de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats deelt met één of
meerdere personen of niet. Het basisbedrag wordt met 50% verhoogd als de aanvrager zijn
hoofdverblijfplaats niet deelt met één of meerdere personen. Dit heeft tot gevolg dat twee personen
die samenwonen recht hebben op het basisbedrag, onafhankelijk van het feit of ze getrouwd zijn of
niet.
Voor de IGO en voor het gewaarborgd inkomen voor bejaarden geven we het aantal
rechthebbenden (resp. tab. 2.1 en 2.2) en het totaal der uitgaven (tab. 2.3).
Aanvullende informatie over de inkomensgarantie voor ouderen vindt u op de web – site van de
FPD: www.sfpd.be .
151
2.1 Aantal rechthebbenden IGO volgens leeftijdsklasse en geslacht
152
2.2 Aantal rechthebbenden gewaarborgd inkomen voor bejaarden volgens leeftijdsklasse en geslacht
Minder dan
60-64 jaar 65-69 jaar 70-74 jaar 75-79 jaar 80-84 jaar 85 jaar en + Totaal
60 jaar
Bron: FPD
153
Inhoudstafel
IV. Sociale bijstand 3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap
De bedoeling van het stelsel van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap is de
minstbedeelden onder hen ter hulp te komen. Het is een residueel stelsel van sociale
bescherming, waarvoor geen bijdragen worden gevraagd en waarvan de prestaties steeds door de
Staat gefinancierd worden.
In 1969 ontstaan de gewone tegemoetkoming, bestemd voor de personen met een fysieke
handicap en de bijzondere tegemoetkoming, bestemd voor de andere personen met een handicap.
In 1973 worden het verhoogd gewaarborgd inkomen en de tegemoetkoming voor hulp van derde
ingesteld, en in 1976 de tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor
bejaarden.
In geval van herziening van hun dossier, kunnen de “niet-bejaarde” rechthebbenden aanspraak
maken op verworven rechten, indien hun recht vóór 31.12.1974 is ingegaan. De “bejaarde”
rechthebbenden kunnen verworven rechten laten gelden, ongeacht de datum waarop hun
tegemoetkoming is ingegaan.
Ten slotte werd de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) overgedragen aan de
Gemeenschappen in het kader van de 6de Staatshervorming, wat het einde van de reeks in 2015
verklaard.
Er zijn twee tabellen, ingedeeld volgens type tegemoetkoming. Het betreft het aantal
rechthebbenden naar type tegemoetkoming (tabel 3.1) en de totale uitgaven per type
tegemoetkoming (tabel 3.2).
155
IV. Sociale bijstand 3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap
156
IV. Sociale bijstand 3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap
3.2 Totale uitgaven tegemoetkomingen aan personen met een handicap naar
type tegemoetkoming (duizend euro)
Gewone en bijzondere
tegemoetkoming
KB 1969 en KB 1974 6.702 5.596 4.717 4.077 3.294
157
Inhoudstafel
V
Buiten globaal beheer
2014-2018
Inhoudstafel
1. RSZ (ex-DOSZ)
Elke analyse van de overzeese sociale zekerheid vereist een verwijzing naar de wet van
16.06.1960. Deze wet belast de organismen met het beheer van de sociale zekerheid van de
werknemers van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi onder de controle en met de waarborg van de
Belgische Staat.
De huidige formule van de Overzeese Sociale Zekerheid bevat drie verzekeringen: een
pensioenverzekering, een arbeidsongeschiktheid- en invaliditeitsverzekering, een
moederschapsverzekering en een uitgestelde verzekering voor geneeskundige verzorging.
De onafhankelijkheid van de eertijds door België bestuurde gebieden heeft de opheffing van deze
wetgevingen van koloniaal recht wat betreft de bijdragebetalingen tot gevolg gehad. De regeling
voor overzeese sociale zekerheid die nadien ontstond, werd ingesteld door de wet van 17.07.1963,
welke meermaals gewijzigd werd.
Het minimum van de geïndexeerde maandelijkse bijdrage bedraagt 324,60 euro (spilindex 105,10
basis 2013=100). De huidige minimumbijdrage bedraagt 331,11 euro (spilindex 107,20 basis
2013=100).
Het maximum van de geïndexeerde maandelijkse bijdrage bedraagt 1.973,89 euro (spilindex
105,10 basis 2013=100). De huidige maximumbijdrage bedraagt 2013,49 euro (spilindex 107,20
basis 2013=100).
Het betreft een uitgestelde verzekering, wat betekent dat de terugbetaling van de kosten van de
geneeskundige verzorging aan de verzekerde en zijn rechthebbenden enkel wordt verkregen,
indien aan bepaalde voorwaarden inzake verzekeringsduur en een leeftijdsvoorwaarde is voldaan.
161
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Voor de verzekerde zijn uitkeringen voorzien in geval hij niet in staat is door zijn werk in zijn
levensonderhoud te voorzien ten gevolge van een ziekte die zich manifesteert of van een ongeval1
dat zich voordoet tijdens de verzekeringsperiode. Ook de verzekerde vrouw die haar
beroepsactiviteit staakt wegens zwangerschap, is erkend als zijnde niet in staat om door haar werk
in haar levensonderhoud te voorzien.
De normale leeftijd waarop het pensioen kan worden opgenomen is 65 jaar, zowel voor de mannen
als voor de vrouwen. Er bestaat evenwel een mogelijkheid om het pensioen vanaf de leeftijd van
60 jaar op te nemen, mits een vermindering van het pensioenbedrag. Bij overlijden is het
overdraagbaar gedeelte van het pensioenkapitaal bestemd voor een eventueel
overlevingspensioen en /of wezenuitkering.
De wetgeving voor sociale zekerheid naar koloniaal recht voorzag in de verzekering tegen
arbeidsongevallen en beroepsziekten. Die uitkeringen worden door de wet van 16.06.1960
gewaarborgd.
Het bij de wet van 17.07.1963 opgerichte stelsel voorziet niet in deze takken van sociale zekerheid
in het kader van de algemene regeling. Nochtans verschaft de wet de mogelijkheid van een
aanvullende verzekering inzake arbeidsongevallen.
Voor bijkomende inlichtingen kan u zich wenden tot de website van de overzeese sociale
zekerheid (RSZ): www.overseassocialsecurity.be
1
uitgezonderd een arbeidsongeval
162
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ
Ontvangsten
Bijdragen 71.823 70.527 70.533 72.416 75.370
Staatstoelagen 308.908 306.105 284.773 283.654 282.060
Alternatieve financiering
Toegewezen ontvangsten 1.429 972 1.100 739 627
Externe overdrachten 1.546 972 1.500 6.350 1.111
Opbrengsten beleggingen 1.815 2.014 2.055 2.111 1.775
Diversen 3.625 3.588 3.603 3.302 3.789
Totaal lopende ontvangsten 389.147 384.177 363.563 368.572 364.732
Uitgaven
Sociale prestaties 356.568 348.596 348.175 338.212 336.611
Betalingskosten
Beheerskosten 12.284 11.358 11.256 11.448 11.592
Externe overdrachten 586 150 250 122 367
Intresten op leningen 281 277 305 500 1.552
Diversen 15.217 23.833 23.144 2.503 5.173
Totaal lopende uitgaven 384.935 384.213 383.129 352.785 355.295
Saldo lopende rekeningen 4.211 -36 -19.566 15.787 9.437
163
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ
164
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ Toestand 31 december
Weduwen van
Gewezen werknemers 408 368 344 290 264
Werknemers die uitkeringen wegens
ziekte of invaliditeit genoten 13 8 8 6 6
Slachtoffers van een arbeidsongeval 0 0 0 0 0
Personen met een 0 0 0 0 0
beroepsziekte
(1) Er wordt geen rekening gehouden met de titularissen van een aanvullend contract inzake geneeskundige
verzorging.
165
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Alg. directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ Toestand 2017
Verzeker- Gepensio-
Weduwen Invaliden
den (1) neerden
Wet van 16.06.1960 0 55 214 0
Geneesheren 0 10 49 0
Farmaceutische verstrekkingen 0 0 10 0
Ziekenhuisverpleging 0 30 9 0
Verpleegkundige zorgen 0 0 0 0
Kinesitherapeuten 0 2 4 0
Andere verstrekkingen 0 13 142 0
Bron: Alg. directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ Toestand 2018
Verzeker- Gepensio-
Weduwen Invaliden
den (1) neerden
Wet van 16.06.1960 0 24 237 0
Geneesheren 0 20 34 0
Farmaceutische verstrekkingen 0 0 9 0
Ziekenhuisverpleging 0 0 27 0
Verpleegkundige zorgen 0 0 0 0
Kinesitherapeuten 0 2 4 0
Andere verstrekkingen 0 2 163 0
166
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ Toestand 31 december
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ
167
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ Toestand op 31 december
(1) De pensioengerechtigden gewaarborgd door de wet van 16.06.1960 die genoten hebben van de regeling
ingesteld door de wet van 17.07.1963 zijn onder beide wetgevingen opgenomen.
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ
168
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ Toestand op 31 december
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ
169
V. Buiten globaal beheer 1. RSZ (ex-DOSZ)
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ Toestand op 31 december
Bron: Algemene directie VII Overzeese sociale zekerheid - sociale Maribel en zeevarenden van de RSZ
170
Inhoudstafel
2. Fedris-kapitalisatie
Lopende rekeningen
De tabel 2.1 geeft de algemene evolutie van ontvangsten en uitgaven van het stelsel Fedris-
kapitalisatie.
Aantal arbeidsongevallen
De tabel 2.2 is een algemene statistiek die de evolutie geeft van het jaarlijks aantal arbeidsongevallen,
opgesplitst naar geslacht en naar het criterium arbeidsongeval (op de werkplaats) of
arbeidswegongeval.
De tabel 2.3 geeft de evolutie weer van de uitgaven sociale prestaties van het kapitalisatiestelsel. Het
gaat over medische kosten, prothese-, begrafenis- en verplaatsingskosten. Verder zijn opgenomen de
uitkeringen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid en de levenslange uitkeringen en renten aan
slachtoffers en rechthebbenden alsmede de aan hen uitgekeerde kapitalen in het kader van de
arbeidsongevallenwet van 10.04.1971.
Het aantal gevallen, de betaalde bedragen en de gemiddelde uitkering van de renten minder dan
10 % (arbeidsongeschiktheidsgraad) van voor 1988, de renten gemeenschappelijke steenkoolkassen,
de renten koopvaardij en de renten zeevisserij vindt u in tabel 2.5
171
V. Buiten globaal beheer 2. Fedris-kapitalisatie
Bron: Fedris
Ontvangsten
Bijdragen 1.223 1.277 1.376 1.302 1.187
Staatstoelagen
Alternatieve financiering
Toegewezen ontvangsten
Externe overdrachten 123 173 4 181 0
Opbrengsten beleggingen 36.307 50.915 65.403 58.320 41.765
Diversen 44 102 127 79 57
Totaal lopende ontvangsten 37.697 52.466 66.910 59.882 43.009
Uitgaven
Sociale prestaties 21.063 20.642 20.130 17.515 16.859
Betalingskosten 0 0 0
Beheerskosten 8.891 8.037 9.445 23.891 20.052
Externe overdrachten 0 62 54 41 159
Intresten op leningen
Diversen 39 249 120 121 29
Totaal lopende uitgaven 29.992 28.990 29.749 41.569 37.099
Saldo lopende rekeningen 7.705 23.476 37.161 18.313 5.910
172
V. Buiten globaal beheer 2. Fedris-kapitalisatie
2.2 Evolutie van het aantal ongevallen op de arbeidsplaats en van het aantal
arbeidswegongevallen
Bron: Fedris
173
V. Buiten globaal beheer 2. Fedris-kapitalisatie
Bron: Fedris
Bijdragenverhogingen en 23 13 10 10 7
(1)
-boeten (ambtshalve aansluitingen)
Bijdragen aan het RIZIV 47 44 47 46 40
Verwijlintresten op sociale
(2) 4 8 4 1 1
bijdragen
Transferuitgaven van HVKZ 457 548 657 576 454
Bron: Fedris
Renten gemeenschappelijke
steenkolenkassen (geen index)
Aantal 782 719 650 574 509
Bedragen 471.469 440.113 402.794 352.548 314.421
Gemiddelde uitkering 602,90 612,12 619,68 614,20 617,72
174
Inhoudstafel
3. Fedris - Asbestfonds
Fedris (beroepsziekten) beheert het Asbestfonds. Dit fonds dat in het leven geroepen werd door de
programmawet van 27 december 2006 onder de benaming “Schadeloosstellingsfonds voor
asbestslachtoffers”. De doelstelling van het Asbestfonds is ongeacht het statuut van betrokkene
een vergoeding toe te kennen aan de slachtoffers van ziekten veroorzaakt door asbest, met name
mesothelioom, asbestose en ziekten met deze laatste gelijkgesteld, evenals aan de
rechthebbenden van overleden asbestslachtoffers. Het loskoppelen van het statuut van sociaal
verzekerde laat toe ook een vergoeding toe te kennen aan bijvoorbeeld zelfstandigen,
werkzoekenden en omgevingsslachtoffers.
Lopende rekeningen
De tabel 3.1 geeft de algemene evolutie van ontvangsten en uitgaven van het stelsel Fedris –
Asbestfonds.
Geïndexeerde bedragen
De tabel 3.2 geeft de op 01.09.2018 geïndexeerde bedragen van de uitkering aan de slachtoffers.
Hierbij dient opgemerkt dat het bedrag van de maandelijkse vergoeding voor asbestose
vermenigvuldigd moet worden met het percentage van de lichamelijke ongeschiktheid vastgesteld
bij het slachtoffer.
De tabel 3.3 geeft de indeling van de vergoede slachtoffers naar leeftijdsklasse, geslacht en ziekte
op 31.12.2018.
De tabel 3.4 neemt het aantal jaarlijks erkende slachtoffers op, ingedeeld per ziekte.
175
V. Buiten globaal beheer 3. Fedris-Asbestfonds
Bron: Asbestfonds
Ontvangsten
Bijdragen 12.764 12.595 12.929 7.798 7.137
Staatstoelagen 8.075 10.085
Alternatieve financiering 10.000 0
Toegewezen ontvangsten
Externe overdrachten 80 87 106 87 98
Opbrengsten beleggingen 196 10 0 0
Diversen
Totaal lopende ontvangsten 23.039 12.693 13.035 15.959 17.320
Uitgaven
Sociale prestaties 11.776 12.746 13.864 14.668 13.775
Betalingskosten 0 0 0
Beheerskosten 750 750 1.400 853
Externe overdrachten 0
Intresten op leningen
Diversen 0 0
Totaal lopende uitgaven 11.776 13.496 14.614 16.068 14.628
Saldo lopende rekeningen 11.263 -803 -1.578 -109 2.692
176
3.2 Fedris-asbestfonds - Vergoedingen aan slachtoffers en rechthebbenden (in euro)
177
< 45 2 1 3
45 - 54 10 7 17 5 5
55 - 64 33 7 40 6 6 24 1 25
65 - 74 73 19 92 38 38 109 109
> 75 75 10 85 67 1 68 162 6 168
Totaal 193 44 237 111 1 112 300 7 307
3.4 Fedris-asbestfonds - Aantal slachtoffers erkend door het Asbestfonds, per ziekte
Bron: Asbestfonds
4. Fedris-PPO
Lopende rekeningen
De tabel 4.1 geeft de algemene evolutie van ontvangsten en uitgaven van het stelsel Fedris-PPO.
Deze statistiek geeft het gemiddeld aantal gerechtigden op een uitkering van Fedris
(beroepsziekten) – sector PPO. De aantallen worden ingedeeld naar type van
arbeidsongeschiktheid, tijdelijke werkverwijdering of tussenkomst geneeskundige verzorging of
vergoeding aan rechthebbenden,
Deze statistiek neemt de uitgaven op voor de beroepsziekten, sector PPO. De indeling is identiek
aan die van tabel 4.2.
179
V. Buiten globaal beheer 4. Fedris-PPO
Bron: Fedris
Ontvangsten
Bijdragen 13.669 13.629 14.106 13.732 16.228
Staatstoelagen 0 0 0 0 0
Alternatieve financiering
Toegewezen ontvangsten
Externe overdrachten 0 0 0 0 0
Opbrengsten beleggingen 34 43 0 0 0
Diversen
Totaal lopende ontvangsten 13.703 13.672 14.106 13.732 16.228
Uitgaven
Sociale prestaties 11.484 11.504 11.964 11.710 12.007
Betalingskosten 1 0 0 0 0
Beheerskosten 2.005 1.935 1.973 1.983 2.115
Externe overdrachten
Intresten op leningen
Diversen 212 233 180 236 248
Totaal lopende uitgaven 13.703 13.672 14.117 13.929 14.370
Saldo lopende rekeningen 0 0 -11 -197 1.858
180
V. Buiten globaal beheer 4. Fedris-PPO
Bron: Fedris
Bron: Fedris
181
Inhoudstafel
VI
Bijlagen
2014-2018
Inhoudstafel
1. Indexering
De wet van 02.01.2001 (BS 03.01.2001, erratum 13.01.2001) en de wet van 19.07.2001 hebben
het indexmechanisme opnieuw gewijzigd, ditmaal met het oog op een snellere aanpassing van de
uitkeringen aan de evolutie van de gezondheidsindex. De wet past daartoe zowel de bepalingen
met betrekking tot de vaststelling van het tijdstip van de indexering (wet van 02.08.1971) als de
bepalingen met betrekking tot de toepassingsdatum van de indexering (wet van 02.08.1971 en
(gedeeltelijk) wet van 01.03.1977) aan.
In januari 2014 werd de berekeningswijze van de index van de consumptieprijzen volledig herzien.
De index wordt nu volgens een nieuwe methode berekend. Er werd een nieuwe productenkorf
vastgelegd (die uit 611 producten bestaat) evenals een nieuwe basis (2013=100). Deze nieuwe
methode biedt het voordeel een jaarlijkse actualisering (in januari) te doen van het
wegingsschema, de aanpassing van de methodologie en de aanpassing van de productenkorf,
teneinde zo goed mogelijk de gewoonten in consumptie te weerspiegelen. Bovendien zijn
verbeteringen aangebracht voor zekere categorieën van goederen (de solden, de methode van
huurprijsberekening, de prijzen van de telecommunicatiediensten, de seizoencorrectie op reizen
naar het buitenland en voor de vakantiedorpen.)
Kort samengevat ziet het indexeringsmechanisme vervat in de wet van 02.08.1971 (sociale
zekerheid in de privésector en sociale bijstand) er als volgt uit:
De aanzet tot het indexeren van de uitkeringen wordt gegeven telkens wanneer de zogenaamde
afgevlakte (gezondheids)index de spilindex bereikt.
Spilindexcijfers zijn getallen die behoren tot een reeks waarvan het eerste 114,20 is (basis 1966)
en elk van de volgende bekomen wordt door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. Ze
fungeren in feite als aanpassingsdrempels.
185
VI. Bijlagen 1. Indexering
De conversiecoëfficiënten laten toe van de indexcijfers van een vroegere basis naar een meer
recente basis om te rekenen.
De toepassingsdatum
De maandelijks te vereffenen bedragen worden dan aangepast met ingang van de maand die volgt
op de maand waarin de spilindex werd bereikt1. De per kwartaal vereffende bedragen worden
aangepast met ingang van het kalenderkwartaal dat volgt op de maand waarin de spilindex werd
bereikt. De indexaanpassing van de uitgaven die per jaar worden vereffend, wordt doorgevoerd
met ingang van het burgerlijke jaar dat volgt op het jaar waarin de spilindex werd bereikt.
Voor het aanpassen van de bedragen moet steeds teruggegrepen worden naar de basisbedragen
die in de reglementering zijn opgenomen.
In geval van indexaanpassing worden de bedragen opnieuw berekend door op het basisbedrag de
coëfficiënt 1,02n toe te passen, waarbij n de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt.
Daartoe wordt ieder spilindexcijfer aangeduid met een volgnummer dat zijn rang aangeeft. De
spilindex van rang 1 duidt de spilindex aan die volgt op 101,02 (basis 2013=100), dit wil zeggen,
101,02 x 1,021 = spilindex 103,04.
Vanaf 1 januari 2014 is de basis 2013 van toepassing. Om een index van de consumptieprijzen om
te zetten van basis 2004 naar basis 2013 moet men vermenigvuldigen met 0,8170; en om een
gezondheidsindex van de basis 2004 naar basis 2013 om te zetten moet men vermenigvuldigen
met 0,8280. Zo wordt de spilindex 122,00 (basis 2004=100) 101,02 in de basis 2013.
In april 2016 bereikte de referentie-index het niveau van de afgevlakte gezondheidsindex van de
maand maart 2015. Vandaar moet de maand april 2016 beschouwd worden als referentiemaand.
Dit betekent dat vanaf de maand april 2016 de gezondheidsindex gedeblokkeerd wordt en dat hij
van dan af op dezelfde wijze als de referentie-index berekend wordt.
De spilindex 101,02 (basis 2013=100) werd overschreden in mei 2016. De sociale prestaties
werden op 1 juni 2016 met 2 % aangepast aan de gestegen levensduurte.
Een jaar later, in mei 2017, werd de spilindex 103,04 (basis 2013=100) overschreden. Als gevolg
hiervan werden de sociale prestaties op 1 juni 2017 met 2 % aangepast aan de gestegen
levensduurte.
In augustus 2018 werd de spilindex 105,10 (basis 2013=100) overschreden. Als gevolg hiervan
werden de sociale prestaties op 1 september 2018 met 2 % aangepast aan de gestegen
levensduurte.
1 Omdat de toepassing van de indexaanpassing vanaf de eerste maand na het bereiken van de spilindex
vooral voor uitkeringen die in het begin van de maand uitbetaald worden (d.w.z. slechts enkele werkdagen
nadat het indexcijfer van de vorige maand werd gepubliceerd) problemen kan stellen, kan de Koning in dit
geval bijzondere uitvoeringsmodaliteiten vaststellen.
186
VI. Bijlagen 1. Indexering
Indexsprong
De wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid voert een ‘indexsprong’ in onder
de vorm van een blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex op het niveau van maart 2015 (te
weten 100,66 in de basis 2013). Vanaf april 2015 wordt een referentie-index berekend die gelijk is
aan 98 % van het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste vier
maanden. De maand waarin de referentie-index de geblokkeerde gezondheidsindex overschrijdt
zal de referentiemaand genoemd worden. Vanaf deze referentiemaand zal de afgevlakte
gezondheidsindex berekend worden op dezelfde wijze als de referentie-index, en de blokkering
neemt een einde.
Op de volgende bladzijde vindt u een tabel met het overzicht van de reële evolutie van het
indexcijfer van de consumptieprijzen en de gezondheidsindex (basis 2013) van 2014 tot eind 2018.
Voor een uitgebreidere reeks van indexcijfers verwijzen we naar de website van de FOD
Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Dienst Indexcijfer der prijzen: http://economie.fgov.be.
Vooruitzichten voor de te verwachten evolutie van het indexcijfer kan u vinden op de website van
het Federaal Planbureau: http://www.plan.be. Meer bepaald vindt u daar bij “Vooruitzichten en
macro-economische analyses” de publicatie “Economische begroting 2012 – Economische
vooruitzichten”, welke een hoofdstuk wijdt aan de inflatieverwachtingen.
187
VI. Bijlagen 1. Indexering
188
1.2 Overzicht van de evolutie van de gezondheidsindex en van de afgevlakte gezondheidsindex (basis 2013)(1)
VI. Bijlagen
189
November 100,28 100,19 102,28 100,66 103,97 101,79 105,85 103,61 108,48 105,79
December 100,40 100,26 102,23 100,66 104,05 101,81 106,15 103,72 108,45 106,01
Gemiddelde 100,40 100,40 101,45 100,63 103,58 101,36 105,49 103,13 107,35 104,90
Toename in % 0,40 % 0,52 % 1,05 % 0,23 % 2,10 % 0,73 % 1,84 % 1,75 % 1,76 % 1,72 %
(1) Tot maart 2015, is de afgevlakte gezondheidsindex gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste 4 maanden. Tussen april 2015 en maart 2016 wordt deze
geblokkeerd op de waarde van maart 2015. Vanaf de maand april 2016 is de afgevlakte gezondheidsindex gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste 4 maanden
vermenigvuldigd met 0,98 (wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid).
1. Indexering
VI. Bijlagen 1. Indexering
Basis 1981 Basis 1988 Basis 1996 Basis 2004 Basis 2013
1.02.1990 140,77
1.11.1990 143,59
1.03.1991 146,45 108,26
1.12.1991 149,39 110,43
1.11.1992 152,38 112,64
1.07.1993 155,42 114,89
1.12.1994 158,53 117,19
1.05.1996 161,70 119,53
1.10.1997 164,93 121,92
1.06.1999 168,23 124,36 103,14
1.09.2000 171,59 126,84 105,20
1.06.2001 175,01 129,37 107,30
1.02.2002 178,52 131,96 109,45
1.06.2003 182,09 134,60 111,64
1.10.2004 185,73 137,29 113,87
1.08.2005 189,45 140,04 116,15
1.10.2006 193,25 142,85 118,48 104,14
1.01.2008 197,10 145,70 120,85 106,22
1.05.2008 201,04 148,61 123,26 108,34
1.09.2008 205,07 151,59 125,73 110,51
1.09.2010 209,17 154,62 128,24 112,72
1.05.2011 213,34 157,70 130,80 114,97
1.02.2012 217,61 160,86 133,42 117,27
1.12.2012 221,97 164,08 136,09 119,62
1.06.2016 226,39 167,35 138,80 122,00 101,02
1.06.2017 230,91 170,69 141,58 124,44 103,04
1.09.2018 235,54 174,11 144,41 126,93 105,10
Conversiecoëfficiënten
Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (Dienst indexcijfer der prijzen)
Indexcijfer van de
Gezondheidsindex
consumptieprijzen
190
Inhoudstafel
2. Alternatieve financiering
a) Tot 2016
De alternatieve financiering heeft gelijktijdig tot doel de beperking van de staatstoelagen aan de
sociale zekerheid en de bijdrageverminderingen van de persoonlijke en patronale bijdragen te
compenseren. De alternatieve financiering is gebaseerd op een andere berekeningswijze dan die
van de lonen en dat maakt het aldus mogelijk de kosten te beperken die wegen op de factor arbeid
en die het concurrentievermogen van de ondernemingen aantasten. De alternatieve financiering
wordt toegewezen aan de globale beheren van de werknemers en de zelfstandigen, aan de
DIBISS, aan het stelsel van de geneeskundige verzorging alsmede aan een aantal takken die
buiten globaal beheer zijn.
De regelgeving i.v.m. de alternatieve financiering, van kracht tot 2016, is voornamelijk opgenomen
in de artikels 65 tot en met 67quinquies van de Programmawet van 2 januari 2001 houdende
sociale, budgettaire en diverse bepalingen.
De alternatieve financiering van de sociale zekerheid bestaat enerzijds voor een deel uit een vast
percentage of een vast, al dan niet geïndexeerd, bedrag uit de btw. Dit bedrag wordt aangevuld
met kleinere bedragen uit andere fiscale bronnen die op eenzelfde wijze worden vastgesteld. Deze
percentages of bedragen zijn wettelijk vastgesteld. Voor een aantal artikelen is een zeker
percentage van de fiscale opbrengst bepaald met een gegarandeerd geïndexeerd minimumbedrag.
Beide bedragen zijn opgenomen in de hierna volgende tabel.
Anderzijds worden alternatieve financieringen toegekend ter financiering van een aantal
vastgestelde doelen, bijvoorbeeld de compensatie voor de netto kost van het stelsel van de
dienstencheques. Deze bedragen worden om die reden jaarlijks bepaald op basis van de
gebudgetteerde behoeften. Na vaststelling van de behoeften voor dit doel, worden deze bedragen
per koninklijk besluit aan de sociale zekerheid toegekend, waarna betaling kan geschieden.
b) Vanaf 2017
De wet van 18 april 2017, tot hervorming van de financiering van de sociale zekerheid, van kracht
op 1 januari 2017, wijzigt grondig de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Tot op
heden, beperkt de doelstelling voor het stelsel van de werknemers zich tot het compenseren van
de bijdrageverminderingen van de patronale bijdragen. De alternatieve financiering wordt er
uitgedrukt in percentage van de btw-ontvangsten en de ontvangsten roerende voorheffing.
Bovendien compenseert een forfaitaire aanvulling de effecten van de taxshift.
Voor het stelsel van de zelfstandigen werden de parameters bepaald naar analogie met deze
vastgesteld voor het stelsel van de werknemers.
Zowel het RSZ-globaal beheer als het RSVZ ontvangen een aanvullende alternatieve financiering,
voorafgenomen op de btw-ontvangsten bestemd voor de financiering van de geneeskundige
verzorging.
191
VI. Bijlagen 2. Alternatieve financiering
In het geval van onvoldoende btw-ontvangsten en ontvangsten voor roerende voorheffing, kunnen
de accijnzen op tabak gebruikt worden als reservebron.
In een streven naar vereenvoudiging, werden alle andere alternatieve financieringen die voorheen
bestonden ingetrokken.
192
VI. Bijlagen 2. Alternatieve financiering
193
VI. Bijlagen 2. Alternatieve financiering
2017 2018
194
Inhoudstafel
3. Sociale correcties
Wat de geneeskundige verzorging betreft, worden buiten de verbetering van de sociale uitkeringen
aan personen, ook initiatieven opgenomen die zorgverstrekkers en de ziekenhuizen beogen.
De opgenomen tabel geeft een overzicht van de sociale correcties die voor de beschouwde
periode van belang zijn.
Deze tabel is als volgt opgebouwd: in de eerste kolom vindt men een korte omschrijving van de
maatregel (aangeduid met de doelstelling ervan). Daarnaast wordt bij elke maatregel de datum van
inwerkingtreding vermeld: tweede kolom. Verder vindt men de geraamde budgettaire kost. Ten
slotte geeft de meest rechtse kolom de kostprijs die berekend werd op jaarbasis1 en dit in de
veronderstelling dat de maatregel op kruissnelheid is gekomen in constante prijzen en volume.
1 Het gaat steeds om ex-ante berekeningen: er wordt dus geen rekening gehouden met eventuele
terugverdieneffecten.
195
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
1. Uitkeringen
- WV: verhoging van de uitkeringen 1.9.2014 2,00 2,00
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: verhoging van het ZIV-plafond voor 1.4.2015 1,40 2,55 2,55
nieuwe intreders met 1,25%
- WV: verhoging van het vakantiegeld voor 1.5.2015 41,48 43,64 43,64
invaliden met 160 EUR in 2015 (+ 2 jaar
ongeschiktheid)
- WV: verhoging van de minima 1.9.2015 15,13 48,13 48,13
'regelmatige werknemer' met 2 %
- WV: verhoging van de minima 'niet- 1.9.2015 4,13 13,11 13,11
regelmatige werknemer' met 2 %
- WV: verhoging van de uitkeringen 1.9.2015 0,75 2,35 2,35
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: verhoging van de uitkeringen 1.1.2016 2,35 2,28 2,39
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: inhaalpremie +55 EUR in mei 2017 1.5.2017 4,35 9,30 9,30
na 2 jaar AO voor personen met
gezinslast
- WV: inhaalpremie +26 EUR in mei 2017 1.5.2017 5,63 12,10 12,10
na 2 jaar AO voor personen zonder
gezinslast
- WV: cohorte 2011, 6 jaar, exclusief 1.9.2017 0,87 2,52 2,52
minima (2 %)
- WV: minima regelmatige werknemers - 1.9.2017 15,18 48,75 48,75
invaliditeit en AO (1,7 %)
- WV: verhoging minima onregelmatige 1.9.2017 2,45 7,84 7,84
werknemers - invaliditeit en AO (0,9 %)
- WV: hulp aan derden (5 %) 1.9.2017 3,80 6,09 6,09
- Plafond ZIV (+0,8 %) 1.1.2018 1,17 1,17
- WV: cohorte 2012, 6 jaar, exclusief 1.1.2018 2,87 2,87
minima (2 %)
- Verhoging minima regelmatige 1.1.2018 12,72 12,72
werknemers - met gezinslast en
alleenstaanden (+0,7 %)
(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is, de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.
WV: welvaartsaanpassing
196
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
(vervolg)
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
2. Werkloosheid
- WV: plafonds + 1,25 % incl. bestaande 1.4.2015 16,87 32,60 32,60
minima
- WV: minima en forfaits - volledige 1.9.2015 17,39 52,21 52,21
populatie + 2 %
- WV : thematische verloven voor 1.4.2017 2,25 4,65 4,65
alleenstaanden met kinderen: voltijdse
uitkeringen (+ en - 50 jaar) en halftijdse
uitkeringen -50 jaar worden verhoogd met
38 %, 1/5 uitkeringen - 50 jaar worden
verhoogd met 21 % (bijsturing na
evaluatie in 2018)
- WV: minima en forfaits volledige en 1.9.2017 11,22 33,60 33,60
tijdelijke werkloosheid en werkloosheid
met bedrijfstoeslag : gezinshoofden (3,5
%)
- WV: minima en forfaits volledige en 1.9.2017 3,85 11,36 11,36
tijdelijke werkloosheid en werkloosheid
met bedrijfstoeslag : alleenstaanden (2 %)
197
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
(vervolg)
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
3. Pensioenen
- WV: inhaaloperatie kleine minima voor 1.1.2014 4,61 4,61
werknemers
- WV: verhoging van de uitkeringen 1.9.2014 15,63 15,63
ingegaan 5 jaar geleden (in de loop van
2009) met 2 % - behoud recurrentie
- WV: in aanmerkingneming van het 1.1.2015 3,14 10,17 10,17
ingangsjaar toegekend op basis van het
loon van het voorgaande jaar
- WV: versoepeling van het principe van 1.1.2015 0,93 2,80 2,80
de eenheid van loopbaan
- WV: wijziging van het 1.1.2015 3,68 8,02 8,02
overlevingspensioen
- WV: wijziging van de voorwaarden van 1.1.2015 18,05 22,36 22,36
de toegelaten beroepsactiviteit
- WV: wijziging van de voorwaarden voor 1.1.2015 -2,54 -7,40 -7,40
de inning van het complement voor het
rustpensioen voor grensarbeiders
- WV: wijziging van de voorwaarden voor 1.1.2015 -1,45 -4,36 -4,36
het bekomen van het gewaarborgd
minimumpensioen
- WV: wijziging van de voorwaarden voor 1.1.2015 -0,45 -0,45
het bekomen van de pensioenbonus
- Beperking van de gelijkgestelde periodes 1.1.2015 -3,00 -10,00 -10,00
voor de pensioenberekening
- WV: vakantiegeld (+ 6,9 %) ( geen 1.5.2015 55,68 56,58 56,58
aftopping vakantiegeld tot het
maandbedrag)
- WV: klein minimum naar niveau 1.6.2015 43,67 75,22 75,22
minimum werknemers
- WV: alle minima (+2 %) 1.9.2015 23,72 71,49 71,49
- WV: minimumjaarrecht (+ 2 %) 1.9.2015 0,23 1,15 1,15
- WV: plafond minimumjaarrecht 1.9.2015 0,58 1,73 1,73
- WV: cohorte 2010, 5 jaar (+ 2 %) 1.9.2015 6,55 19,66 19,66
- WV: alle pensioenen vóór 1995 (+ 1 %) 1.9.2015 13,31 38,93 38,93
- WV: cohorte 2011, 5 jaar (2 %) 1.1.2016 18,19 18,19
- Verhoging van het minimumpensioen 1.12.2016 16,56 16,56
(0,7 %) (inhaalpremie)
- Afstemming van de gelijkstelling van de 1.1.2017 0,02 0,14 0,14
militaire dienst
- WV: vakantiegeld (+2,25 %) (geen 1.5.2017 25,57 52,01 52,01
aftopping vakantiegeld tot maandbedrag)
- WV: cohorte 2012, 5 jaar, exclusief 1.9.2017 6,71 19,63 19,63
minima (2 %)
- WV: minima volledige loopbaan (1 %) 1.9.2017 8,42 25,99 25,99
- WV: minima onvolledige loopbaan 1.9.2017 11,61 35,83 35,83
(1,7 %)
- Verhoging van pensioenen tussen [1995 - 1.9.2017 17,76 51,95 51,95
2004], exclusief minima, 1 %
198
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
(vervolg)
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
4. Arbeidsongevallen
- WV: Verhoging van de uitkeringen 1.9.2014 0,31 0,31
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: Ondersteuning meest ernstige 1.7.2015 0,18 0,36 0,36
gevallen in de periode vóór consolidatie
- WV: Verhoging van alle minima met 2 % 1.9.2015 0,81 2,44 2,44
- WV: Verhoging van de uitkeringen 1.9.2015 0,07 0,23 0,23
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: Verhoging met 0,3 % voor de 1.9.2015 0,01 0,02 0,02
arbeidsongevallen overkomen in 2011
- WV: Verlaging van de sociale bijdragen 1.10.2015 1,04 4,06 4,06
na pensionering van 13,07 % naar 8,31 %
- WV: Verhoging van de uitkeringen 1.1.2016 0,00 0,21 0,21
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: minima en forfaits (1,7 %) 1.9.2017 0,70 2,10 2,10
- WV: cohorte 2011, 6 jaar (2 %) 1.9.2017 0,09 0,28 0,28
- WV: cohorte 2016, 6 jaar (2 %) 1.1.2018 0,20 0,20
199
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
(vervolg)
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
5. Beroepsziekten
- WV: Verhoging van de uitkeringen 1.9.2014 0,04 0,04
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: Verhoging van alle minima met 2 % 1.9.2015 1,03 3,05 3,05
- WV: Verhoging van de uitkeringen 1.9.2015 0,02 0,05 0,05
ingegeaan 6 jaar geleden met 2 % -
behoud recurrentie
- WV: Verlaging van de sociale bijdragen 1.10.2015 1,21 4,85 4,85
na pensionering van 13,07 % naar 8,31 %
- WV: Verhoging van de uitkeringen 1.1.2016 0,00 0,05 0,05
ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud
recurrentie
- WV: plafonds (1,25 %) 1.1.2016 0,07 0,07
- WV: begrafenisvergoeding berekenen 1.7.2017 0,03 0,20 0,20
het jaar van overlijden ipv jaar waarin
beroepsziekte is begonnen vanaf
overlijdens op 1 juli 2017
200
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
1. Uitkeringen
- Verhoging van de forfaitaire uitkering 1.4.2015 0,27 0,38 0,38
primaire arbeidsongeschiktheid en
invaliditeit zonder stopzetting
alleenstaande (verhoging pensioen
zelfstandige)
(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is; de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.
WV: welvaartsaanpassing
201
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
(vervolg)
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
2. Pensioenen
- WV : Verhoging van alle minima met 2 % 1.9.2015 16,89 50,60 50,60
- WV : Verhoging van de pensioenen 1.9.2015 0,80 2,41 2,41
ingegaan 5 jaar geleden met 2 %
- WV : Verhoging van alle pensioenen 1.9.2015 0,45 1,33 1,33
ingegaan vóór 1995 met 1 %
- gelijkschakeling van het gewaarborgde 1.8.2016 52,45 52,45
minimumrustpensioen alleenstaanden met
werknemers
- verhoging van het gewaarborgde 1.12.2016 8,19 8,19
minimumpensioen met 0,7 % voor 2016
(inhaalpremie december 2016)
-Afstemming van de gelijkstelling van de 1.1.2017 0,01 0,05 0,05
militaire dienst
- WV : verhoging van de minima voor 1.9.2017 2,82 8,63 8,63
volledige loopbaan met 1 %
- WV : verhoging van de minima voor 1.9.2017 10,11 30,84 30,84
onvolledige loopbaan met 1,7 %
- WV : verhoging van de pensioenen 1.9.2017 0,33 1,28 1,28
ingegaan 5 jaar geleden, cohorte 2012,
met 2 %, zonder minima
- WV : verhoging met 1 % van de 1.9.2017 0,61 1,77 1,77
pensioenen ingegaan tussen 1995 en
- WV : art. 64 septies KB van 1967 1.9.2017 0,01 0,01 0,01
anomalie cumul overlevingspensioen en
ziekte- of werkloosheidsuitkering:
herwaardering vast bedrag
- WV : wegwerken van 15 % kloof tussen 1.9.2017 0,85 2,46 2,46
overlevingspensioen en
minimumpensioen alleenstaande
- WV : verhoging met 2 % van de 1.1.2018 1,05 1,05
pensioenen ingegaan 5 jaar geleden,
cohorte 2013, zonder minima
- Verhoging minima volledige loopbaan 1.1.2018 10,10 10,10
(0,7 %)
WV : welvaartspremie 1.5.2018 6,06 6,06
3. Overbruggingsrecht
- WV : verhoging met 2 % van de uitkering 1.9.2015 0,07 0,21 0,21
in geval van faillissement
- verhoging van de faillissements- 1.4.2015 0,07 0,10 0,10
verzekering (verhoging pensioen
zelfstandigen)
- verhoging van de faillissements- 1.8.2016 0,21 0,21
verzekering (verhoging pensioen
zelfstandigen)
- WV : verhoging met 1,7 % van het 1.9.2017 0,05 0,15 0,15
overbruggingsrecht
202
VI. Bijlagen 3. Sociale correcties
Van Jaarlijkse
kracht 2015 2016 2017 2018 kost
1. IGO
- WV : verhoging met 2 % van de IGO 1.9.2015 8,47 26,00 26,00
- WV : verhoging met 0,9 % van de IGO 1.9.2017 3,90 11,98 11,98
en het gewaarborgde inkomen voor
bejaarden
3. Leefloon
- WV : verhoging met 2 % van het 1.9.2015 4,80 14,55 14,55
- WV : verhoging met 0,9 % van het 1.9.2017 3,57 10,81 10,81
leefloon
4. Maatschappelijke dienstverlening
- WV : Verhoging met 2 % van de 1.9.2015 1,60 4,85 4,85
gelijkgestelde maatschappelijke dienst-
verlening
(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is; de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.
WV: welvaartsaanpassing
203
Inhoudstafel
4. Statistieken gezinsbijslag
Sinds 1 juli 2014 is het beheer van de gezinsbijslagen overgedragen aan FAMIFED, die optreedt
als operator voor de betalingen van de gezinsbijslagen en dit voor rekening van de
Gemeenschappen. (Cf. Algemene Kinderbijslagwet van 4- 4-2014, gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad van 5- 5-2014).
In dit hoofdstuk hergroeperen we de tabellen, waarvan het vanaf 2014 niet meer relevant is een
uitsplitsing te maken naar werknemers of zelfstandigen.
De tabellen betreffen:
- Het aantal rechtgevende kinderen per deelsector, leeftijdsklasse of rang (tabellen 4.1, 4.2
of 4.3);
- Het aantal rechtgevende kinderen volgens recht en leeftijdsklasse (tabel 4.4);
- Het aantal rechtgevende kinderen volgens recht en rang (tabel 4.5).
Aanvullende informatie over de gezinsbijslag kunt u vinden op de website van het statistiekportaal
van FAMIFED: https://stat.famifed.be.
205
VI. Bijlagen 4. Statistieken gezinsbijslag
Gewaarborgde gezinsbijslag
Kinderbijslag 17.253 20.841 22.064 27.188 28.811
Kraamgeld 1.442 1.680 2.156 2.374 2.684
(2)
Tijdelijke leerkrachten
Kinderbijslag - - - - -
Kraamgeld - - - - -
206
VI. Bijlagen 4. Statistieken gezinsbijslag
207
VI. Bijlagen 4. Statistieken gezinsbijslag
208
VI. Bijlagen 4. Statistieken gezinsbijslag
209
Inhoudstafel
5. Openbare sector
De personeelssterkte wordt behandeld in de tabellen 5.1 en 5.2. De indeling (in deelsectoren) werd
in overeenstemming gebracht met de Belgische staatsstructuur. Enerzijds onderscheiden we de
centrale overheid die verder uitgesplitst wordt in de Federale Overheid en de Gemeenschappen en
Gewesten. Anderzijds zijn er de Provinciale en Lokale besturen. Bij de Gemeenschappen en
Gewesten wordt elk van de entiteiten vermeld. De cijfers voor 2018 in de tabel 5.1 zijn een
synthese van de verscheidene bronnen (RSZ, ex-DIBISS, FOD P&O, statistieken van
Gemeenschappen en Gewesten…), deze zijn slechts een raming. De tabel 5.2 herneemt de
deelsector van het onderwijs en is gebaseerd op statistieken van de onderwijsdepartementen zelf.
De aantallen worden gegeven per Gemeenschap. Voor de Franse Gemeenschap wordt uitsplitsing
tussen vastbenoemden en tijdelijken gemaakt bij de telling in voltijdsequivalenten. Voor de
Vlaamse Gemeenschap gebeurt dezelfde uitsplitsing voor de hoofdelijke telling.
De tabel 5.3 geeft de loonmassa van de overheidssector onderworpen aan de RSZ. Vanaf 2017 is
de loonmassa van ex-DIBISS inbegrepen. De loonmassa is van belang omdat het vastbenoemde
personeel van de overheidssector enkel onderworpen is voor de verzekering geneeskundige
verzorging.
Het personeel van de openbare sector geniet van een bijzonder pensioenstelsel. De financiering
van de overheidspensioenen valt uiteen in verscheidene stelsels met elk hun eigen kenmerken. De
meerderheid van de overheidspensioenen wordt evenwel uitbetaald door de FPD. We geven in dit
Vade Mecum de uitgaven van de uitbetaalde pensioenen naar onderscheid rustpensioen of
overlevingspensioen (tabel 5.4) en de aantallen van deze pensioenvoordelen (tabel 5.5).
211
VI. Bijlagen 5. Openbare sector
Bron: FOD Bosa, ex-DIBISS, Gemeenschappen en Gewesten en diverse statistieken Toestand in 2018
Totaal 1.023.902
212
VI. Bijlagen 5. Openbare sector
(1) Bron: www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken; "Vlaams onderwijs in cijfers, 2017 - 2018" van het Vlaamse
Ministerie van Onderwijs en Vorming.
(2) Bron: "Personnels de l'Enseignement, année scolaire 2017-2018" gepubliceerd door de Federatie Wallonië-Brussel.
(3) Bron: Ministerium der Deutschsprachige Gemeinschaft.
213
VI. Bijlagen 5. Openbare sector
Bron: RSZ
2014 2015 2016 2017 2018
Mannen 13.118,5 12.931,9 12.868,8 13.051,8 13.193,3
Arbeiders 656,3 660,6 672,8 692,5 705,3
Bedienden 12.462,2 12.271,3 12.196,0 12.359,3 12.488,0
Enkel onderworpen voor
(2) 9.194,2 8.952,7 8.804,4 8.793,3 8.782,1
geneeskundige verzorging
Andere 3.268,0 3.318,6 3.391,6 3.566,0 3.705,9
214
VI. Bijlagen 5. Openbare sector
Bron: FPD
2014 2015 2016 2017 2018
215
VI. Bijlagen 5. Openbare sector
Bron: FPD
2014 2015 2016 2017 2018
216
Inhoudstafel
e-Health e-Health-platform
Ex-DIBISS Ex- Dienst voor de bijzondere socialezekerheidsstelsels
Ex-DOSZ Ex- Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid
Ex-FAO Ex- Fonds voor Arbeidsongevallen
Ex-FBZ Ex- Fonds voor de Beroepsziekten
Ex-HVKZ Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden
Ex-NPM Ex- Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers
Ex-RKW Ex- Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
Ex-RSZPPO Ex- Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke
Overheidsdiensten
FAMIFED Federaal agentschap voor de kinderbijslag
Fedris Federaal agentschap voor beroepsrisico’s
FPD Federale Pensioendienst
HKSVZ Hulpkas voor Sociale Verzekeringen voor Zelfstandigen
HZIV Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
KSZ Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid
RIZIV Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
RJV Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie
RSVZ Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen
RSZ Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
Overige instellingen:
217
TERMEN:
218
Verantwoordelijke uitgever: Peter Samyn
© 2021
Directie-generaal Beleidsondersteuning en -coördinatie
Finance Tower
Kruidtuinlaan 50, bus 135
1000 Brussel
ISSN: 1781-0663