Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 16

1

Reflectieverslag Hypothesetoetsend Model

Annet Willemsen

S4598334

Afdeling Psychologie, Rijksuniversiteit Groningen

PSBA2-11: Gespreks- en Diagnostische Vaardigheden

Nummer groep: 24

Begeleider: Roos Trooster

… december 2021

Rol psycholoog: Annet Willemsen

Rol cliënt: Ilse Diever

Vaardighedenobservator: Annerique Nicolai

Modelobservator: Renske Boomsma


2

Inhoud
Deel 1: eerste gesprek...........................................................................................................................3
Samenvatting gesprek......................................................................................................................3
Reflecties...........................................................................................................................................3
Quote 1...........................................................................................................................................4
Quote 2...........................................................................................................................................5
Quote 3...........................................................................................................................................5
Quote 4...........................................................................................................................................5
Quote 5...........................................................................................................................................6
Quote 6...........................................................................................................................................6
Overzicht testresultaten...................................................................................................................6
Plan tweede gesprek.........................................................................................................................7
Referenties............................................................................................................................................9
Bijlagen...............................................................................................................................................10
Bijlage A: overzicht testresultaten................................................................................................10
Bijlage B: berekeningen testresultaten.........................................................................................13
Bijlage C: peer feedback cliënt......................................................................................................15
3

Deel 1: eerste gesprek

Samenvatting gesprek

De cliënt zit in het zesde jaar van de studie Nederlands, maar vraagt zich af of ze het

niveau wel aan kan. De cliënt is naar de psycholoog gekomen om erachter te komen waarom

ze haar tentamens niet haalt. In het verleden heeft de cliënt zonder problemen Havo

afgerond. De cliënt heeft vooral moeite met de theoretische vakken en het halen van de

tentamens. De vakken waarbij de cliënt samen moet werken in groepen en leiding moet

nemen gaan haar goed af. De cliënt heeft een vrij druk studentenleven, wat ze superleuk

vindt, maar dit zorgt er ook nog weleens voor dat het leren van de stof erbij in schiet. De

cliënt geeft aan dat zij vrij chaotisch is en dat heeft dan als gevolg dat ze haar studieplanning

vaak niet op orde heeft. Dit zorgt er voor dat de cliënt niet genoeg tijd heeft om te leren, in

tijdnood komt en haar tentamen vervolgens niet haalt. De client heeft eerder wel een

studieplanner geprobeerd te gebruiken, maar gaf aan dat ze het lastig vind om zich aan die

planning te houden. Doordat de cliënt haar tentamens niet haalt, twijfelt de cliënt of ze het

niveau wel aan kan. De cliënt heeft als huiswerk meegekregen dat ze drie subtesten gaat

maken thuis.

Reflecties

Het gesprek, zonder voor- en nabespreking, duurde 30:06 minuten. Ik heb twee fasen

uit het Hypothese toetsend model gebruikt. Fase 1 Vraaganalyse en fase 2 Situatieanalyse.

Met als doel de vraag van de cliënt te achterhalen en diverse relevante kanten van de situatie

in kaart te brengen. Na deze twee fasen was de situatie van de cliënt helder en kon deze

worden gekoppeld aan testgebruik. Tijdens het eerste gesprek wilde ik zoveel mogelijk

uitvragen over de situatie van de cliënt, om te kijken welke tests het beste paste bij de

hulpvraag van de client. Naar mijn idee is dat wel gelukt en heb ik een passende test voor de

cliënt kunnen vinden naar aanleiding van mijn vragen.


4

Het gesprek ben ik begonnen met de vraaganalyse, waar ik naar de hulpvraag van de cliënt

heb gevraagd. Ik heb tijdens het gesprek vooral gebruik gemaakt van de vaardigheden

doorvragen, open vragen stellen, samenvatten en parafraseren. Dit heeft voor veel informatie

gezorgd. Toen ik de hulpvraag duidelijk had, heb ik in de situatie analyse verschillende

aspecten van het leven van de cliënt uitgevraagd, zoals hobby’s, woonsituatie en vrienden.

Hierdoor kreeg ik een beter beeld van de context. Dit had ik achteraf ook al in de

vraaganalyse kunnen doen, zodat ik meer rekening had gehouden met het cyclische aspect van

het model. Maar de overgang van fasen ging alsnog soepel.

Voor het eerste gesprek had ik de leerdoelen het maken van complete en duidelijke

samenvattingen, veel en goede open vragen stellen en passende gevoelsreflecties geven. Ik

heb deze leerdoelen deels bereikt. Gedurende het gesprek heb ik veel samenvattingen

gegeven. Achteraf misschien iets te veel. Ik gaf nu na bijna elk stukje nieuwe informatie een

samenvatting. Ik kan beter aan het eind van elk onderwerp, een beknopte samenvatting geven.

Ik heb veel open vragen gesteld,

Ik had nog meer gevoelsreflecties kunnen geven.

Quote 1

Tijdens de vraaganalyse laat de cliënt merken het jammer te vinden dat ze niet altijd

weet wat ze met vragen van ouders moet doen. Ik neem de rol van mededeelzame detective

aan en reageer: ‘‘Je vertelt dat je soms te maken krijgt met situaties in de ouderraad met

kinderen waar het niet altijd goed gaat. Maak je dat alleen mee in de ouderraad of kom je

vaker in situaties dat je niet altijd goed weet wat je ermee aan moet?’’ (06:40). Ik vind deze

reactie op dit moment minder geschikt. Ik ben vooral bezig met het probleem door de

vaardigheden parafraseren, samenvatten en doorvragen te gebruiken. Hierdoor lijk ik minder

aandacht te hebben voor het gevoel dat de situatie bij de cliënt oproept. De cliënt reageert:
5

‘‘Als ik een kind in mijn klas heb zitten, merk ik het ook heel snel als er iets misloopt (…) wat

kan ik daarmee? Moet ik daar überhaupt zelf iets mee? Daar mis ik dan de kennis.’’ . Uit haar

(non-verbale) reactie blijkt dat ze het vervelend vindt en het een terugkerend probleem is. Het

aannemen van de rol van vertrouwensfiguur en het geven van een empathische reactie was

hier passender geweest. Ik had de volgende reactie beter gevonden: ‘‘Ik kan me voorstellen

dat het erg vervelend voor je is om in zulke situaties terecht te komen. Kun je me hier iets

meer over vertellen?’’.

Quote 2

Verderop in de fase van vraaganalyse laat de cliënt haar twijfel over haar geschiktheid

voor een leidinggevende functie vallen. Ik merk haar twijfel op en vraag: ‘‘Wat maakt het dat

je daar over nadenkt? Dat je dat niet weet?’’ (10:47). Ik neem de rol van mededeelzame

detective aan en pas de vaardigheid doorvragen toe, maar ben daarnaast ook een

vertrouwensfiguur en merk haar onzekerheid op. Ik probeer te achterhalen waar de twijfel en

onzekerheid bij de cliënt vandaan komt. De cliënt reageert: ‘‘Omdat ik het gewoon nog nooit

heb gedaan, in een echte functie zeg maar.’’. Het stellen van deze open vraag heeft mij inzicht

opgeleverd en vind ik een passende uitspraak.

Quote 3

In de situatieanalyse neem ik de rol van mededeelzame detective aan en probeer ik de

ernst en omstandigheden van het probleem in te schatten. Ik vraag: ‘‘Zijn er nog meer mensen

dan jijzelf die daar last van hebben?’’ (12:49). De reactie van de cliënt is: ‘‘Hoe bedoel je dat

precies?’’. Ik vind deze uitspraak sturend en minder passend, omdat ik benadruk dat de cliënt

last heeft van de situatie. Daarnaast is het een gesloten vraag en begrijpt de cliënt de vraag

ook niet meteen. Een beter alternatief is: ‘‘Hoe gaan de mensen in jouw omgeving om met

deze situatie?’’.
6

Quote 4

Wanneer de cliënt in de situatieanalyse over haar gemiddelde week vertelt, concludeer

ik: ‘‘Oké, dus een vrij drukke week wel!’’ (17:41). De cliënt reageert hier verder niet echt op,

maar knikt een beetje. Door deze reactie te geven, vul ik de ervaring van de cliënt zelf in. Het

is mogelijk dat zij dit zelf niet zo ervaart. Door mijn reactie kom ik dit nu niet te weten. Een

minder subjectieve uitspraak die meer informatie zou opleveren, zou zijn: ‘‘Hoe vind je zelf

deze invulling van jouw week?’’.

Quote 5

In de situatieanalyse vat ik het probleem van de cliënt samen en toon ik

gevoelsreflectie met de uitspraak: ‘‘Dan begrijp ik inderdaad heel goed (…) dat dat wel een

ding is waar je elke dag aan wordt herinnerd en waar je toch wel vrij veel mee bezig bent. Als

je daar zeven uur per dag te vinden bent. Dan begrijp ik wel dat je daar iets meer naar wil

gaan kijken.’’ (17:58). De cliënt reageert hier bevestigend op. Ik vind dit een passende

uitspraak, omdat ik als vertrouwensfiguur empathie toon en laat zien dat ik de cliënt begrijp.

Dat reactie van de cliënt bevestigt mijn luistervaardigheden.

Quote 6

Na het introduceren van testgebruik geeft de cliënt aan bang te zijn voor een afwijzing

bij bepaalde testresultaten. Ik neem de rol van vertrouwensfiguur aan en probeer haar gerust te

stellen: ‘‘Ik snap inderdaad die vraag en die twijfel die daar eventueel bij zou kunnen komen

kijken (…) het is in ieder geval heel fijn dat je wel enthousiast bent. Het is meer dat je voor

jezelf inzicht krijgt in welke punten zijn sterker bij mij, welke zijn minder sterk, en sluit dat

aan bij een leidinggevende functie, komt dat overeen?(…) je vraag kan wegnemen of je

onzekerheid over je capaciteiten of interesses.’’ (25:00). Ik vind dit een passende uitspraak in

deze fase van het gesprek. Ik laat zien dat ik naar de cliënt luister, toon begrip en empathie en
7

pas daarnaast de vaardigheid complimenteren toe. De cliënt reageert hierop: ‘‘Oh, dat is wel

goed.’’ en lijkt zich er comfortabeler bij te voelen.

Overzicht testresultaten

De cliënt geeft in het gesprek aan uit te willen blinken in nieuwe uitdagingen. Verwacht

wordt dat de cliënt een hoog prestatiemotief heeft. Daarnaast geeft de cliënt aan sociaal te

zijn, waardoor de verwachting is dat zij goed functioneert in sociale situaties. Tot slot geeft de

cliënt aan moeite te hebben gehad met rekenen op de middelbare school. Om deze reden

wordt verwacht dat de cliënt over minder vaardigheden op rekengebied beschikt.

De cliënt heeft drie tests ingevuld: de Prestatie Motivatie Test (PMT), de Nederlandse

Persoonlijkheids Vragenlijst (NPV) en de Differentiële Aanleg Testserie (DAT). De PMT

meet negatieve faalangst, positieve faalangst en het prestatiemotief (Hermans, 1976). De NPV

meet de persoonlijkheidsfactoren Inadequatie, Sociale Inadequatie, Rigiditeit,

Verongelijktheid, Zelfgenoegzaamheid, Dominantie en Zelfwaardering (Luteijn, Starren &

Van Dijk, 1985). De DAT meet een mengeling van intelligentieaspecten, specifieke

vaardigheden en schoolvorderingen (Bennett, Seashore & Wesman, 1991).

De cliënt scoort hoog op de schaal Prestatiemotief van de PMT in vergelijking met

anderen in begeleidings- en adviessituaties. De testresultaten laten zien dat de cliënt wil

uitblinken in situaties die een uitdaging vormen en goed functioneert in nieuwe situaties. Dit

bevestigt de eerste hypothese.

De cliënt scoort laag op de schaal Sociale Inadequatie van de NPV in vergelijking met

anderen uit de algemene bevolking. Uit de NPV komt naar voren dat de cliënt evenwichtig en

stabiel is en een open en sociale persoonlijkheid heeft. De tweede hypothese wordt hiermee

bevestigd.
8

De cliënt scoort laag op de schaal Rekenvaardigheid van de DAT in vergelijking met

anderen met een hbo-diploma. Uit de testresultaten komt naar voren dat de cliënt vooral zwak

is in redeneervermogen en rekenvaardigheid. De derde hypothese wordt ondersteund.

Plan tweede gesprek

In het tweede gesprek wil ik meer te weten komen over het privéleven en de schooltijd

van de cliënt. In het eerste gesprek heb ik hier voor mijn gevoel nog niet alles over gevraagd

en dit kan helpen bij het komen tot een vervolgstap. Ik wil eerst terugkomen op de eerste

fasen van het hypothesetoetsend model en een deel van de diagnostische cyclus opnieuw

doorlopen. In de Verklaringsanalyse kan het verkrijgen van aanvullende informatie bijdragen

aan de integratie van de gegevens van de cliënt. Vervolgens wil ik stap 4 Indicatieanalyse

gebruiken en met de cliënt tot een aanpak voor haar probleem komen. Als leerdoel voor het

volgende gesprek wil ik minder gefocust zijn op de verschillende stappen binnen het model,

gezien ik merkte dat ik hierdoor soms mijn aandacht minder goed bij het gesprek had.

Daarnaast verliep nu de overgang tussen fasen niet altijd natuurlijk en zou ik dit in het tweede

gesprek soepeler willen zien.


9

Referenties

Bennet, G.K., Seashore, H.G. & Wesman, A.G. (1991). DAT: Differentiële Aanleg Testserie.

Lisse, Nederland: Swets & Zeitlinger.

Hermans, H.J.M. (1976). PMT: Prestatie Motivatie Test. Lisse, Nederland: Swets &

Zeitlinger.
10

Bijlagen

Bijlage A: overzicht testresultaten

Naam cliënt: Ilse Diever Leeftijd: 25 Sexe: m/v

Naam test: Prestatie Motivatie Test (PMT) Normgroep: B loopbaanadvisering

Sub-test/ schaal: Negatieve faalangst

Score: 19

Laag gemiddeld Hoog

Betrouwbaarheidsinterval: (13,29 , 22,25)


11

Naam cliënt: Ilse Diever Leeftijd: 25 Sexe: m/v

Naam test: Differentiële Aanleg Testserie (DAT)

Normgroep: vrouwen, 18 t/m 25 jaar, opleidingsniveau 5

Sub-test/ schaal: Woordlijst

Score: 72

Laag gemiddeld Hoog

Betrouwbaarheidsinterval: (79,08 , 96,79)


12

Naam cliënt: Ilse Diever Leeftijd: 25 Sexe: m/v

Naam test: Differentiële Aanleg Testserie (DAT)

Normgroep: vrouwen, 18 t/m 25 jaar, opleidingsniveau 5

Sub-test/ schaal: Analogieën

Score: 42

Laag gemiddeld Hoog

Betrouwbaarheidsinterval: (32,84 , 48,6)


13

Naam cliënt: Ilse Diever Leeftijd: 25 Sexe: m/v

Naam test: Utrechtse Copinglijst (UCL)

Normgroep: Studenten tussen de 20 en 30 jaar

Sub-test/ schaal: Vermijden/afwachten

Score:

Laag gemiddeld Hoog

Betrouwbaarheidsinterval: (14,93 , 23,33)


14

Bijlage B: berekeningen testresultaten

De ware score: w = (x-m) * rtt + m


De standaardmeetfout: Se = S * √(1-rtt)
Het betrouwbaarheidsinterval: 96% (BI) = w – 2*Se & w + 2*Se

PMT
Normgroep = B- norm (normen voor begeleidings- en adviessituaties)

Prestatiemotief (P): 19  deciel 7 (60-70%)


Negatieve Faalangst (F-): 19  deciel 9 (80-90%)
Positieve Faalangst (F+): 7  deciel 4 (30-40%)

Subschaal: Negatieve Faalangst (F-)


De cliënt had een ruwe score van 19 op deze subschaal.
Gemiddelde = 11,33
Standaarddeviatie = 5,6
N = 699
Ware score = (19-11,33) * .84 + 11,33 = 17,77
Standaardmeetfout = 5,6 * √(1-.84) = 2,24
96% BI ondergrens = 17,77 – (2*2,24) = 13,29
96% BI bovengrens = 17,77 + (2*2,24) = 22,25
BHI = (13,29 , 22,25)

DAT
Normgroep = vrouwen, 18 t/m 25 jaar, opleidingsniveau 5

Woordenlijst (WL): 72  stanine 6


Woordbeeld (WB): 91  stanine 8
Zinnen (ZI): 53  stanine 7
Analogieën (AN): 42  stanine 6
Figuren Reeksen (FR): 35  stanine 4
Ruimtelijk Inzicht (RI): 36  stanine 4
Technisch Inzicht (TI): 18  stanine 1
Rekenvaardigheid (RE): 7  stanine 1
Snelheid en Nauwkeurigheid (SNG, aantal goed): 51  stanine 8

Subschaal: Woordbeeld
De cliënt had een ruwe score van 91 op deze subschaal.
Gemiddelde = 79,6
Standaarddeviatie = 8,5
Betrouw = 0, 73
Ware score = (91-79,6) * .73 + 79,6 = 87.92
Standaardmeetfout = 8,5 * √(1-.73) = 4,42
96% BI ondergrens = 87,92 – (2*4,42) = 79,08
96% BI bovengrens = 87,92 + (2*4,42)= 96,76
BHI = (79,08 , 96,79)

Subschaal: Analogieën
De cliënt had een ruwe score van 42 op deze subschaal.
15

Gemiddelde = 36,2
Standaarddeviatie = 8,4
Ware score = (42-36,2) * .78 + 36,2 = 40,72
Standaardmeetfout = 8,4 * √(1-.78) = 3,94
96% BI ondergrens = 40,72 – (2*3,94) = 32,84
96% BI bovengrens = 40,72 + (2*3,94) = 48,6
BHI = (32,84 , 48,6)

UCL
Normgroep = Studenten tussen de 20 en 30 jaar

Actief aanpakken, confronteren (A): 14 


Palliatieve reactie (P): 20 
Vermijden, afwachten (V): 21  hoog
Sociale steun zoeken (S): 14 
Passief reactiepatroon (PR): 15 
Expressie van emoties (E): 4
Geruststellende en troostende gedachten hanteren (G): 11 

Subschaal: Vermijden/afwachten
De cliënt had een ruwe score van 21 op deze subschaal.
Gemiddelde = 15,8
Standaarddeviatie = 3,5
Ware score = (21-15,8) * .64 + 15,8 = 19,13
Standaardmeetfout = 3,5 * √(1-.64) = 2,1
96% BI ondergrens = 19,13 – (2*2,1) = 14,93
96% BI bovengrens = 19,13 + (2*2,1) = 23,33
BHI = (14,93 , 23,33)
16

Bijlage C: peer feedback cliënt

You might also like