PO Biologie

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 10

PO zintuigen

Practicum Biologie

Inge de Boer en Dido Iedema

5B
Inleiding

We hebben een hoofdstuk Biologie afgerond die ging over de werking van onze zintuigen. Toen zijn
we op basis daarvan in de lessen experimenten gaan uitvoeren die te maken hadden met onze
zintuigen en de werking daarvan. Deze experimenten heb ik (Dido Iedema) samen met Inge de Boer
uitgevoerd. In totaal hebben wij twaalf verschillende experimenten gedaan, waarvan wij er nu drie
uitgebereid gaan uitwerken. Als eerste behandelen we proef 1: het vertepunt en het nabijepunt, dan
behandelen we proef 7: gehoorgevoeligheid, tot slot behandelen wij proef 9: slingerproef van
Pulfrich.
Experiment 1: Het vertepunt en het nabijepunt

Benodigdheden:

- Gedrukte tekst
- Liniaal
- meetlint

Bij dit experiment hebben we het nabijheidspunt bepaald door een gedrukte tekst, beginnend op
armlengte, langzaam naar ons oog toe te bewegen, tot een afstand waarop we het nog net scherp zien.
We moesten de afstand meten tussen de tekst en het oog met behulp van een liniaal.

We hebben het vertepunt bepaald door naar dezelfde gedrukte tekst op steeds grotere afstand te kijken.
Dit weer tot een afstand waarop we het nog net scherp konden zien, deze afstand hebben we gemeten
met een meetlint.

Deze resultaten hebben we hieronder overzichtelijk in een tabel verwerkt, dit zijn de getallen waar we
verder in dit experiment mee gaan rekenen.

Nabijheidpunt L Nabijheidpunt R Vertepunt L Vertepunt R


Inge 11 cm 11 cm 205 cm 205 cm
Dido 10 cm 10 cm 215 cm 215

- Bereken de brandpuntafstand van het optische systeem van het oog indien de brandafstand 15
mm bedraagt.

Om de brandpuntafstand te berekenen is de lenzenformule nodig: 1/f = 1/b +1/v

 fn: brandpuntafstand bij het nabijheidspunt


 fv: brandpuntafstand bij het vertepunt
 b: de beeldafstand en is hier 15 mm
 v: de voorwerpafstand
Berekening Inge

b = 15 mm
vn = 110 mm
vv = 2050 mm

(Brandpuntafstand bij het nabijheidspunt)

1/fn = 1/b + 1/v


1/fn = 1/15 + 1/110
1/fn = (1/15 + 1/110)
fn = (91/15 + 1/110)^-1 = 13.20 mm

(Brandpuntafstand bij het vertepunt)

1/fv = 1/b + 1/vv


1/fv = 1/15 + 1/2050
1/fv = (1/15 + 1/2050)
fv = (1/15 + 1/2050)^-1 = 14.89

Berekening Dido

b = 15 mm
vn = 100 mm
vv = 2015 mm

(Brandpuntafstand bij het nabijheidspunt)

1/fn = 1/b + 1/vn


1/fn = 1/15 + 1/100
1/fn = (1/15 + 1/100)
fn = (1/15 + 1/100)^-1 = 13.04

(Brandpuntafstand bij het vertepunt)

1/fv = 1/b + 1/vn


1/fv = 1/15 + 1/2015
1/fv = (1/15 + 1/2015)
fv = (1/15 + 1/2015)^-1 = 14.89

- Vraag 1: Verklaar de verschillen tussen de lenssterktes bij het vertepunt en het nabijepunt

De lenssterkte is bij het vertepunt lager dan bij het nabijheidspunt. Dit komt doordat de lens zich boller
moet maken bij een dichtbijgelegen afstand. Een bollere lens zal dus leiden tot een hogere lenssterkte.
- Bereken de sterkste vergroting die door het oog bereikt kan worden, gebruimaken van de formule

Om de sterkste vergroting te berekenen is de vergrotingsformule nodig: Vergroting (N) = b/v

Berekening Inge

b = 15 mm
vn = 110 mm
N = b/vn
N = 15/110 = 0.136

Berekening Dido

B = 15 mm
vn = 100 mm
N = b/vn
N = 15/100 = 0.150

- Vraag 2: wat kun je zeggen over lenscorrecties bij ver-resp. bijziendheid in verband met de
lenssterkte

Mensen die bijziend zijn kunnen de ooglens minder goed bollen bij een dichtbijgelegen afstand, wat er
voor zorgt dat zij in de verte niet scherp kunnen zien. Het is een zware inspanning voor een plattere lens
en de lens kan de lichtstralen niet genoeg breken. Mensen die hier last van hebben moeten lezen of een
bril met min-sterkte. Deze maakt de lens holler, waardoor de divergentie groter wordt en dan valt het
licht op het netvlies in plaats van ervoor. Hoe groter de lenssterkte is, hoe holler de lens moet worden
gemaakt.
- Bereken de sterkte van het optische systeem van het oog bij scherp waarnemen van de tekst in
het vertepunt resp. in het nabijheidpunt.

Om de sterkte van de lens te berekenen gebruiken we de formule: 100/f (cm)

Berekening Inge

Sterkte nabijheidpunt = 100/fn


Sterkte nabijheidspunt = 100/1.320

Sterkte vertepunt = 100/fv


Sterkte vertepunt = 100/1.489

Berekening Dido

Sterkte nabijheidspunt = 100/fn


Sterkte nabijheidspunt = 100/1.304

Sterkte vertepunt = 100/fv


Sterkte vertepunt = 100/1.489

- Vraag 3: Wat kun je zeggen over de bijdrage van de lens in verband met de breking van het licht
door het oog

De lens doet het licht sterker breker dan het oog doet. Een negatieve lens breekt het licht naar buiten,
waardoor het beeld in een eerder stadium het oog in zal komen, op het netvlies. Een positieve lens breekt
het licht naar binnen, waardoor het beeld later pas in het oog komt, ook op het netvies.
Experiment 7: Gehoorgevoeligheid

Benodigdheden:

- 2 trechters
- (tuin) slang van 1 á 2 meter
- Merkstift
- Potlood

Bij dit experiment hebben we onze gehoorzintuigen getest. We moesten twee trechters verbinden met
een slang, deze trechters moest één persoon op zijn beide oren plaatsen. De andere persoon tikte met
een potlood op verschillende plekken op de slang. De persoon met de trechters op zijn oren moest raden
na aanleiding van die tik, aan welke kant de tik was.

Vraag 1: Hoe is het mogelijk dat een proefpersoon, met aan elk oor een trechters, tikken op de slang kan
lokaliseren?

Wij denken dat dit komt door de trillingen dat geluid met zich meebrengt. Wanneer de persoon met de
potlood op de slang tikt ontstaat er een geluid en dus een trilling die zich via de buis naar de oren
verplaatst, hierdoor kan de persoon met de trechters het geluid lokaliseren.

Vraag 2: Hoe zal iemand zijn hoofd bewegen als het geluid links eerder of sterker is dan rechts?

Diegen zal zijn hoofd naar links bewegen, omdat je je oorschelp naar de geluidsbron toe wilt bewegen.

Vraag 3: Waarom mag de slang niet tegen de schedelbeenderen liggen?

Als de slang tegen de schedelbeenderen aan zou liggen, dan zou de persoon met de trechters de trilling
voelen van het met de potlood tikken op de slang, door het bewegen van de slang. Dan is het hele
experiment zinloos, want het gaat erom dat je de trillingen binnenkrijgt via je oor.
Vraag 4: Het is nu mogelijk de tikken te achterhalen wanneer geluidsverschillen ondubbelzinnig worden
waargenomen. Kan de plaats van de tikken het beste in volgorde of willekeurig gevarieerd worden?

Het tikken kan het beste geavrieerd plaatsvinden, want dan kan de persoon niet al van te voren raden aan
welke kant het tikken zal plaatsvinden. Zo kun je het experiment goed uitvoeren, en krijg je dus ook een
goed beeld van de uitkomsten van dit experiment.

R: aan de rechterkant van de slang tikken


L: aan de linkerkant van de slang tikken
M: in het midden van de slang tikken

Tikken Inge (trechter) Dido (trechter) Dido (controle) Inge (controle)


1 L R Correct Correct
2 L M Correct Correct
3 M M Correct Correct
4 L R Correct Correct
5 R L Correct Correct
6 L R Correct Correct
7 R L Correct Correct
8 M M Correct Correct
9 L L Correct Correct
10 R M Correct Correct
11 M R Correct Correct
12 M M Correct Correct
13 R L Correct Correct
14 L L Correct Correct
15 M M Correct Correct
16 R L Correct Correct
17 R R Correct Correct
18 M R Correct Correct

De voorplantingssnelheid van geluid door lucht (in kamertemperatuur) is 0,343 x 103 meter per seconde.
Het tijdsverschil is 1,17 x 10-4 seconden, want de afstand tussen de laatste twee punten is 0,04 meter dus
0,04/0,343 x 103 is 1,17 x 10-4 seconden.

Nummer 10 cm 8 cm 6 cm 4 cm 2 cm midden 2 cm 4 cm 6 cm 8 cm 10 cm
van de (links) (rechts)
tik
1 L L L L L L L L L L L
Nummer 10 cm 8 cm 6 cm 4 cm 2 cm midden 2 cm 4 cm 6 cm 8 cm 10 cm
van de (links) (rechts)
tik
1 L L L L L L L L L L L
(boven: Dido, onder: Inge)

Vraag 5: Wat is de uitwerking van eenzijdige doofheid?


Als je aan de linkerkant goed kan horen, maar aan de rechterkant doof bent, dan kan je het tikken tot 6
cm van het midden nog lokaliseren, maar op 1 t/m 5 cm is moeilijker te lokaliseren, doordat je het
verschil daartussen niet meer kunt horen.

Vraag 6: Als iemand met eenzijdige doofheid een gehoorapparaat krijgt, hoe zal diegene dan aanvankelijk
reageren?

Wij denken dat het voor diegene een gehele verrijking is voor het gehoor, omdat diegene nu geluiden veel
gemakkelijker kan lokaliseren, wij denken dat diegene er van verstelt zal staan.

Experiment 9: Slingerproef van Pulfrich

Benodigdheden:

- Statief met drie balletjes


- Zonnebrilglas

Bij dit experiment hebben wij de Slingerproef van Pulfrich uitgevoert. Hierbij hebben wij aan een statief
drie balletjes achter elkaar aan touwtjes gehangen. Deze balletjes lieten we slingeren terwijl wij een
zonnebril op hadden met 1 glas. Dit glas verwisselden wij per oog om te zien wat voor verschil dit zal
geven bij het zien van de slingerende balletjes.

Vraag 1: Wat lijkt er met de slingerende balletjes te gebeuren als je voor het linkeroog het zonnebrilglas
houdt?

Als je het zonnebrilglas voor je linkeroog houdt lijkt het net alsof het slingerende balletje rechtsom draait.

Vraag 2: Wat, als je het voor het rechteroog houdt?

Als je het zonnebrilgas voor je rechteroog houdt lijkt het net aslof het slingerende balletje linkom draait,
wat te verwachten was na het uitvoeren van vraag 1.

Vraag 3: Bewegen de balletjes zich nog in een plat vlak? Is er nu sprake van diepte zien?

Je gebruikt met één van beide ogen steeds alleen de staafjes, waardoor je diepte ziet en daardoor lijkt het
aslof de balletjes niet in een plat vlak bewegen, maar ze bewegen zich wel in een plat vlak

Vraag 4: Welk oog ontvangt in het geval van de vorige vraag het meeste licht en welk oog het minste?
Het oog zonder het zonnebrilglas op vangt het meeste licht op, het oog zonder het zonnebrilglas vangt het
minste licht op.

Vraag 5: Probeer met deze gegevens een verklaring te vinden voor dit verschijnsel

Het oog waar het glas van de zonnebril voor zit, hoeft veel minder licht informatie te verwerken dus
nemen de staafjes het daarbij over. De staafjes werken alleen langzamer en daardoor wordt het
verwerken van informatie langzamer. Met het gevolg daarvan komt de informatie later aan in de
hersenen en veroorzaakt dit twee verschillende beelden van de balletjes.

Vraag 6: Kan men in de schemering goed afstanden schatten (diepte zien)?

Nee, je kan de schermering niet goed in te schatten. Dat is omdat staafjes de informatie dus niet snel
kunnen verwerken, daardoor lijkt het in schermerig alsof je dingen verder ziet dan dat ze echt zijn.

You might also like