PO Maatschappijleer Vwo4 Parldemo2023

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 4

PO Maatschappijleer VWO 4

Thema: parlementaire democratie


Onderwerp: politieke partijen
Derde periode

Eindproduct: werkstuk
Werken in viertallen
Inleverdatum: nog te bepalen

Inleiding - Vanaf je achttiende mag je in Nederland stemmen. Dat betekent dat je een idee
moet krijgen van de (verschillen tussen) politieke partijen: de vraag wie in Nederland de macht
in handen moet krijgen, is een van de belangrijkste vragen binnen een democratie.

Sommige partijen verschillen enorm van elkaar: ze horen bij verschillende stromingen;
sommigen zijn (erg) links en anderen (erg) rechts. Tussen sommige partijen zijn verschillen juist
klein. Om te onderzoeken welke partij het best bij jou past, moet je echt in de
partijprogramma’s duiken. Met deze praktische opdracht maken we daar een begin mee: in
een groepje maak je een werkstuk over twee politieke partijen, zodat je deze van binnen en
van buiten leert kennen en hun onderlinge verschillen hebt kunnen analyseren.

Inhoud - In dit werkstuk beantwoord je uiteindelijk de volgende vragen:


1. Zijn de partijen links, rechts of midden? Leg dit uit met behulp van zelf gevonden
programmapunten per partij (deze mogen dus niet in het maatschappijleerboek staan).
Benoem ook de overeenkomsten en verschillen tussen de twee partijen op dit gebied.
2. Bij welke politieke stroming horen deze partijen? Leg dit uit met behulp van zelf
gevonden programmapunten per partij (idem). Benoem ook de overeenkomsten en
verschillen tussen de twee partijen op dit gebied.
3. Zijn de partijen meer progressief, meer conservatief of zelfs reactionair? Leg dit uit met
behulp van zelf gevonden programmapunten per partij (idem). Benoem ook de
overeenkomsten en verschillen tussen de twee partijen op dit gebied.
4. Zouden jullie zelf op een van deze partijen stemmen? Waarom wel/niet? Deze vraag
kunnen jullie individueel of als groep beantwoorden.
Opbouw van het werkstuk
 Titelblad (korte pakkende titel, ondertitel dat de inhoud van het verslag dekt, namen
van de schrijvers, school, klas, datum)
 Inhoudsopgave
 Samenvatting (schrijf dit als laatste, maar doe het vooraan in je verslag, vermeld je
belangrijkste conclusies)
 Inleiding (wat is het onderwerp, waarom dit onderwerp, een beetje basisinformatie
over het onderwerp)
 Vraagstelling (hierin komen de onderzoeksvragen die ook in de opdracht staan)
 Hypothese (schrijf op welke verschillen en overeenkomsten je vooraf verwacht,
behandel verschillende (deel)onderwerp waar de politiek zich mee bezig houdt, leg je
verwachting zo specifiek mogelijk uit en wees niet bang dat je hypothese achteraf fout
blijkt te zijn)
 Resultaten (beschrijf hier de verschillende standpunten die je hebt gevonden per
thema, maar verbind er nog geen conclusie aan, maak bij ieder van de drie thema’s een
hoofdstuk)
 Conclusie (trek je conclusies uit de verzamelde resultaten en geef antwoord op de
onderzoeksvragen (zie de vier vragen op de eerste bladzijde), vermeld of je hypotheses
juist waren en verklaar eventuele afwijkingen)
 Evaluatie (geef een beschouwing over het proces van je PO; denk hierbij aan
tijdsplanning, taakverdeling, wat je vond de PO vond, schrijven van het verslag, waar je
problemen ondervond en hoe je ze oploste, begeleiding, etc.; hier komt ook het logboek
van iedere leerling)
 Bronnenlijst

Eisen
 Samen beslaan de inleiding, kern en het slot 1500-2000 woorden (dit is dus exclusief
voorblad, bronvermelding, etc)
 Lettergrootte van de tekst is 12, lettertype calibri, regelafstand 1,5.
 Het werkstuk vormt één geheel: goed gebruik van hoofdstukken, tussenkopjes
(eventueel), alinea’s en verwijswoorden wordt beloond.
 Bij de ‘Resultaten’ bepreek je drie zelf gekozen politieke thema’s (economie, integratie
en immigratie, onderwijs, milieu, zorg, internationale betrekkingen, ontwikkelingshulp,
emancipatie, veiligheid, infrastructuur).
 Bij ieder thema behandelen jullie per partij drie programmapunten. Deze drie punten
zijn ieder afkomstig van een andere bron. Vermeld deze bron altijd, eventueel volgens
APA-stijl.
 Schrijf in je eigen woorden. Schrijf niets over, kopieer niets uit boeken of van internet.
Ieder jaar zijn er altijd weer een paar leerlingen die het proberen, maar plagiaat wordt
beloond met een 1.
 Houd het zakelijk.
 Check achteraf heel goed op: schrijffouten, typefouten, spelfouten, taalfouten,
grammaticafouten, stijlfouten, tijdfouten, etc. De spellingscontrole op computers laten
vaak veel fouten staan.
En verder:
 De groepjes bestaan uit 5 of 6 leerlingen. Niet meer, niet minder.
 We maken per klas 5 groepjes. Elk groepje maakt een werkstuk over twee partijen.
 De groepjes maken jullie zelf. De docent verdeelt de partijen over de vijf groepjes. Ieder
groepje geeft vooraf drie thema’s door waarmee ze de twee partijen gaan vergelijken.

Beoordeling
 Het bronnenonderzoek: zijn de verschillende delen van het werkstuk onderbouwd met
telkens (combinaties van) betrouwbare bronnen?
 Correctheid van de uitspraken over de politieke partijen en de onderlinge verschillen.
 Logica en correctheid van de concrete programmapunten waarmee de algemene
uitspraken over de politieke partijen worden onderbouwd.
 Lukt het om bij iedere besproken thema gebruik te maken van steeds minimaal drie
verschillende (typen) bronnen?
 Compleetheid en opbouw van het werkstuk, zie hierboven.
 Schrijfstijl: alinea-gebruik, spelling en zinsopbouw.

Mogelijke bronnen
 Lesboek maatschappijleer
 Partijprogramma’s van jullie partijen (zie hun website)
 Kranten- en tijdschriftenbank (ga hiervoor naar:
https://www.sanctamaria.nl/onderwijs/mediatheek/)
 Tv-optredens van de lijsttrekkers of andere partijvertegenwoordigers (het is
verkiezingstijd, voorbeelden genoeg!)

You might also like