Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 49

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk

Casus VIKTOR

Sociaal-agogisch werk

Bachelor in de toegepaste psychologie

Campus Kortrijk

Academiejaar 2021-2022
Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Inhoud
Inhoudsopgave........................................................................................................................................2

0. Inleiding...........................................................................................................................4

1 Vraagverheldering...........................................................................................................5

1.1 Verwijsbrief............................................................................................................................5

1.2 Onderzoek naar concentratieproblemen..................................................................................7

1.2.1 Schoolinformatie opgevraagd bij de klasleerkracht en het CLB van Viktor............................7

1.2.2 Testresultaten TEA-Ch, Bourdon-Vos en BRIEF....................................................................8

1.3 Ontwikkelingsanamnese........................................................................................................11

1.3.1 Observatiegegevens..............................................................................................................15

2 Strategiebepaling..................................................................................................................17

2.1 Hypotheses opstellen.............................................................................................................17

2.2 Aftoetsing bij de cliënt..........................................................................................................18

2.3 Onderzoeksvragen opstellen..................................................................................................18

3 Onderzoek.............................................................................................................................20

3.1 Onderzoeksmethoden bepalen...............................................................................................20

3.2 Uitvoeren van het onderzoek.................................................................................................21

3.3 Verwerking en interpretatie per onderzoeksmethode.............................................................21

3.3.1 Belevingsonderzoek: gesprek met Viktor, tekeningen, duplo en projectief materiaal............21

3.3.2 Spelobservatie.......................................................................................................................28

3.3.3 Zin Aanvul Test (ZAT)...........................................................................................................30

3.3.4 Familie Relatie Test (FRT)...................................................................................................30

3.3.5 Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK)............................................................32

3.3.6 FEEL-KJ...............................................................................................................................33

1.1.1 SCARED-NL.........................................................................................................................35

1.1.2 Trauma Symptom Checklist for Young Children (TSCYC)....................................................36

4 Integratie en besluit.......................................................................................................37

4.1 Onderkenning: hypothese ontwikkelingsstoornis/ ASS.........................................................37

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 2


Inhoudsopgave

4.2 Onderkenning en verklaring: hypothese posttraumatische stressstoornis t.g.v. het agressie


incident..................................................................................................................................39

4.3 Onderkenning: hypothese angststoornis................................................................................40

4.4 Verklaring: hypothese angststoornis door aanleg of door gezinsfactoren..............................41

4.5 Onderkenning: hypothese psychosomatische klachten..........................................................42

4.6 Verklaring: hypothese psychosomatische klachten t.g.v. stress thuis of op school?..............43

4.7 Eindconclusie........................................................................................................................44

5 Advies............................................................................................................................45

5.1 Schriftelijk onderzoeksrapport..............................................................................................45

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 3


Inhoudsopgave

0. Inleiding

Leerdoelen

o Toepassen van alle stappen van de diagnostische cyclus


o Vraagverheldering:
o Op basis van een doorverwijzing van het team tot vraagverheldering
komen
o Strategiebepaling:
o Hypothesen formuleren + onderzoeksvragen formuleren
o Een onderzoeksopzet opmaken om de onderzoeksvragen te toetsen
o Onderzoeksfase
o Kennismaking met enkele nieuwe onderzoeksmethoden
o Resultaten per onderzoeksmethode verwerken
o Integratie en besluit
o De resultaten integreren per onderzoeksvraag
o Een antwoord formuleren op elke onderzoeksvraag
o Advies
o Een psychodiagnostisch onderzoeksrapport schrijven

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 4


Inleiding

1 Vraagverheldering
DLR 2. De psychologisch consulent verzamelt en analyseert zelfstandig relevante informatie in
functie van een psychosociale vraagstelling.

Vraagverheldering:
o Identificatiegegevens:
- Naam: Viktor (stille/ geremde jongen)
- Leeftijd: 9 jaar
- Basisaanbod op school
- Woont alleen bij mama
- Hersenschudding en tandletsel door agressie-accident
- Leerproblemen door concentratielast, hoofdpijn met minder goed presteren
 Geen duidelijke medische oorzaken voor de concentratieproblemen
o Aanvrager:
- Patrick Verhelst -> psychiater aangesteld door het geredcht (rechtbank)
o Vraag:
- Wat is de schade ten gevolge van de feiten?
- Welke psychologische oorzaken zijn er voor zijn concentratieproblemen?
- Is er sprake van neurologische schade?
- Zou er een onderzoek kunnen gedaan worden?

o Welk soort vraag (onderkennend, verklarend, voorspellend, keuzebeslissend,


evaluerend)
- Verklarende vraag:
 Wat is de schade ten gevolge van de feiten?
- Onderkenndende vraag:
 Is er sprake van concentratieproblemen?

1.1 Verwijsbrief
Van: Patrick Verhelst [mailto: verhelst@psychiater.be]
Verzonden: vrijdag 25 februari 2022 17:06
Aan: 'info@psychologischconsulent.be'
Onderwerp: vraag tot onderzoek

Beste,

Viktor, 9 jaar, is slachtoffer van een agressie-accident op school (07/01/2021) waarbij hij een
hersenschudding (commotio cerebri) en tandletsels opliep.

Hij zat toen in het 2de leerjaar basisaanbod, maar na het incident had hij leerproblemen door concentratielast,
hoofdpijn met minder goed presteren waardoor hij moest overschakelen naar een kleinere klas met meer
ondersteuning (nu in het derde leerjaar). Hij behoudt nog klachten van concentratieproblemen en hoofdpijn.

Vraag is: wat is de schade tengevolge de feiten?

Neurologisch weinig evidentie voor neurologische schade… Kan dit testpsychologisch vastgesteld worden?
Concentratiemoeilijkheden door andere oorzaken? Viktor is een stille, geremde jongen…

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 5


Inleiding

Zou je een onderzoek kunnen doen?

Zo ja, stuur ik u documenten o.a. medische verslagen.

Ik ben aangesteld door de Rechtbank. Ik zag Viktor op 10/02/2022. Rechtbank is akkoord dat u een onderzoek
zou doen.

Met vriendelijke groeten,

Patrick Verhelst

Nadat je bevestigd hebt dat je het onderzoek kan starten, stuurt dr. Verhelst je zijn verslag met
voorlopige bevindingen en de beschikbare medische verslagen.

Opdracht/Oefening
We halen uit de verwijsbrief de volgende hypothese:
Er is sprake van concentratieproblemen.
1. Welke soort hypothese is dit (onderkennend, verklarend, predictief, indicatief, evaluatief)?
o Onderkennende hypothese

2. Welk testmateriaal zou je kunnen gebruiken?


o TEACH -> volgehouden en selectieve aandacht

o WISC -> verwerkingssnelheid index

o Bourdon – Vos -> volgehouden aandacht

o D2 -> volgehouden aandacht

o Observaties

1.2 Onderzoek naar concentratieproblemen


Moeder is op de hoogte gesteld van het onderzoek naar de concentratieproblemen door dr. Verhelst. Je
belt moeder op om afspraken vast te leggen. Dit is wat ze vertelt in het kort telefonisch contact:

“Ik ben er zeker van dat Viktor concentratieproblemen heeft. Dat kan niet anders. Hij had dat
vroeger niet. Het is allemaal begonnen na dat agressie incident. Ze zeggen dat er niets gevonden kan

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 6


Inleiding

worden op de hersenscans, maar ik kan dat niet geloven. Er moet iets zijn.”

Je legt afspraken vast voor de testafnames en krijgt toestemming van moeder om informatie op te
vragen bij de school en het CLB. Moeder gaf aan dat er eerder al een IQ afname gebeurd was door het
CLB, in het kader van de overstap naar het bijzonder onderwijs.

1.2.1 Schoolinformatie opgevraagd bij de klasleerkracht en het CLB


van Viktor
De juf van Viktor werd met toestemming van moeder opgebeld om informatie te verkrijgen over het
functioneren van Viktor in de schoolcontext. Daarnaast werd ook het CLB gecontacteerd om IQ
gegevens op te vragen.

Opdracht/Oefening
Welke informatie wil je zeker van school verkrijgen?
o Hoe is zijn gedrag in de klas en buiten met zijn leeftijdgenootjes?

o Hoe zijn de schoolresultaten van Viktor?

o Worden zijn concentratieproblemen geobserveerd in de klas?

Hieronder vind je de schoolinformatie.

Juf Tine heeft Viktor nu voor het tweede jaar op rij in de klas. Ze kent hem dus redelijk goed.
Viktor zit volgens leerkracht op de juiste school qua leerniveau. Hij kan goed mee in de klas. Hij
heeft soms wat extra uitleg en ondersteuning nodig bij rekenen, maar verder gaat het goed.
Sociaal loopt het echter niet gemakkelijk. Viktor hangt in de pauzes erg aan 1 jongen uit een
jongere groep; in de klas vindt hij niet echt aansluiting. De vriend van Viktor is heel lief, en laat zijn
aanwezigheid toe, maar zou het ook wel vervelend vinden dat Viktor telkens alleen met hem wil
spelen. Viktor zegt weinig in de klas; hij durft amper te antwoorden. Hij lijkt niet ongelukkig, maar
eerder angstig/verlegen. De leerkracht vindt hem wat bijzonder in het contact (beperkt oogcontact).
De school suggereerde deelname aan rots-en watertraining, maar mama stond hier niet echt voor
open. Mama gaf toen aan dat Viktor wel vriendjes in de buurt heeft en zich thuis wel durft
uitspreken; mama was bovendien als kind ook verlegen. Ze vond dergelijke training bijgevolg niet
nodig.
De leekracht geeft mee dat ze de concentratieproblemen ook wel opmerken in de klas. Viktor is een
dromerige jongen. De juf vermoed echter dat er meer aan de hand is dan enkel
concentratieproblemen. Ze maakt zich meer zorgen om de sociaal-emotionele ontwikkeling dan om
de concentratieproblemen van Viktor.
Het CLB gaf aan dat ze onderzoek uitvoerden in het kader van de overstap naar bijzonder
onderwijs. De WISC-V-NL werd afgenomen. De IQ gegevens werden als volgt meegegeven:

Verbaal begrip 98
Visueel Ruimtelijk 89

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 7


Inleiding

Fluid Redeneren 76
Werkgeheugen 79
Verwerkingssnelheid 90
Totaal IQ 85

Sinds de overstap naar het basisaanbod is Viktor niet meer actief opgevolgd geweest door het CLB.
Hij werd niet besproken op het MDO (Multidisciplinair Overleg) op school, wat betekent dat er
geen bezorgheden waren rond Viktor zijn functioneren op school.

1.2.2 Testresultaten TEA-Ch, Bourdon-Vos en BRIEF


De resultaten van de TEA-Ch en de Bourdon-Vos kan teruggevonden worden in bijlagen A, punt 2.
Tijdens de afname van de TEA-Ch en de Bourdon-Vos werden enkele observaties genoteerd waarvan
je hier de neerslag terug kan vinden.

Viktor is een beleefde en rustige jongen. Hij vertelt weinig spontaan en antwoordt kort op de vragen
die gesteld worden. Hij maakt een sub-assertieve en gespannen indruk. Pas na langere tijd lijkt hij
zich wat meer op zijn gemak te voelen.
Viktor werkt gestructureerd en netjes aan de opdrachten. Hij kan langere tijd stil op zijn stoel
blijven zitten. Naar het einde van het onderzoek toe geeuwt hij af en toe en kijkt hij wat meer rond.

Naast de TEA-Ch en de Bourdon-Vos, werd ook de BRIEF afgenomen bij moeder.

Opdracht/Oefening
Bekijk de testfiche van de BRIEF-2.
Een T-score ≥ 60 wordt in de BRIEF omschreven als ‘subklinisch’; een T-score ≥ 65 wordt
omschreven als ‘klinisch’. Vul de interpretatie aan in de tabel.
o Alles onder de 60 valt onder de normale ontwikkeling van de leeftijdscategorie

o Er is maar 1 boven de 60, op al andere subtesten scoort hij goed voor zijn leeftijdsklasse

Aangezien de BRIEF wordt ingevuld door de moeder (of door een leerkracht) heeft
deze te maken met een subjectieve interpretatie:
o De moeder heeft geen negatieve antwoorden gegeven in de BRIEF, waardoor
deze betrouwbaarder wordt beschouwd dan wanneer ze dit wel zou doen
o De moeder heeft geen inconsistentie vertoond bij het beantwoorden van de
vragen, waardoor deze ook betrouwbaarder wordt beschouwd
 Zie betrouwbaarheid formulier!

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 8


Inleiding

SCHAAL T-SCORE INTERPRETATIE

Inhibitie 38 Normale ontwikkeling

Flexibiliteit 57 Normale ontwikkeling

Emotieregulatie 52 Normale ontwikkeling

GRI (Gedragsregulatie-index) 49
(-> ruwe score Normale ontwikkeling
optelling: 39)

Initiatief nemen 46 Normale ontwikkeling

Werkgeheugen 64 SUBKLINISCH

Plannen en organiseren 39 Normale ontwikkeling

Ordelijkheid en netheid 40 Normale ontwikkeling

Gedragsevaluatie 36 Normale ontwikkeling

MCI (MetaCognitie-index) 47
(-> ruwe score Normale ontwikkeling
optelling: 62)

Totaalscore 47
(-> ruwe score Normale ontwikkeling
optelling: 101)

Opdracht/Oefening
Wat leid je af uit de informatie van school, de IQ gegevens, de onderzoeksresultaten van het
concentratieonderzoek, de BRIEF en korte observatiegegevens met betrekking tot de
vraagstelling?
o De resultaten van de BRIEF duiden op een normale ontwikkeling bij Viktor

o De resultaten van de Bourdon – Vos duiden op een goed ontwikkeling, enkel bij de
gemiddelde regeltijd was deze beneden gemiddeld
o De resultaten van de TEACH duiden op een gemiddelde ontwikkeling, maar hij vergt
wel meer tijd om opdrachten te voltooien

- Bij het onderdeel aandachtscontrole – switching ondervindt hij toch wel

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 9


Inleiding

wat porblemen
o Tijdens de afname van de TEACH en de Bourdon – Vos maakte Viktor een sub-
assertieve en gespannen indruk -> werkt gestructureerd en netjes aan opdrachten
o De school geeft weer dat Viktor minder te maken heeft met zijn
concentratieproblemen, maar met zijn mindere sociaal – emotionele ontwikkeling
(aanhankelijk aan 1 jongen van een jongere groep). Ook lijkt hij in de klas
ongelukkig, angstig en verlegen
o Naar aanleiding van de IQ gegevens (-> 85) blijkt dat hij cognitief niet zo sterk is,
waardoor hij meer tijd vergt om opdrachten te voltooien
o De concentratieproblemen kunnen niet bevestigd worden in neuropsychologisch
onderzoek. Er is wellicht iets anders aan de hand waardoor viktor weinig
geconcentreerd lijkt en waardoor zijn schoolresultaten achteruit gaan
o School noemt ‘beperkt oogcontact’ – vaak wordt dit vernoemd als kenmerk van
autisme. Wellicht wil de leerkracht zonder te ‘diagnosticeren’ toch benoemen dat ze
op school hier vermoedens rond hebben

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 10


Inleiding

1.3 Ontwikkelingsanamnese
We nodigen moeder uit voor een gesprek om de testresultaten van het concentratieonderzoek te
bespreken. Ze kan moeilijk geloven dat de testen de concentratiemoeilijkheden niet bevestigen. We
spreken af dat we verder onderzoek doen om uit te klaren wat er aan de hand is. We starten met een
ontwikkelingsanamnese om van hieruit opnieuw de vraagverheldering te starten.
Bij psychodiagnostisch onderzoek bij kinderen en jongeren wordt zo goed als altijd een
ontwikkelingsanamnese afgenomen. Hieruit kan veel informatie gehaald worden. Wat liep er goed in
de ontwikkeling en wat liep minder goed? Hoe hebben ouders op uitdagingen in de ontwikkeling
gereageerd? Wanneer zijn de zorgen naar boven gekomen? Kijken ouders verschillend naar de
klachten of hebben ze eenzelfde visie?
Hier onder vind je de neerslag van de ontwikkelingsanamnese van Viktor, afgenomen bij moeder:
Naar aanleiding van de vraag van de gerechtspsychiater, werd met de moeder van Viktor een afspraak
gemaakt om de ontwikkelingsgeschiedenis van Viktor in kaart te brengen.

Opdracht/Oefening
Welke ontwikkelingsgebieden zou je navragen bij moeder?
o Ervaarde Viktor al concentratieproblemen voor het trauma?

o Hoe heeft de mama de zwangerschap ervaren?

o Ervaart mama een verschil tussen voor het traume en erna? (-> gedrag en emoties)

o Ervaarde Viktor in zijn jongere tijd problemen met zijn motoriek?

o Ervaarde Viktor al van jonge leeftijd moeilijkheden met leeftijdsgenoten? (peuter,


kleuter, enz.)
o Had de verlating van zijn vader een invloed op het gedrag van Viktor?

o Heeft Viktor hobby’s, en welke zijn deze dan?

Zwangerschap en bevalling
Ouders verbouwden een huis tijdens de zwangerschap. Dit zorgde voor stress aangezien vader
hierdoor vaak afwezig was. Hij ging overdag werken en ging ’s avonds telkens nog enkele uren
werken in het nieuwe huis. Er was hoge druk om het huis tijdig af te krijgen voor de geboorte. Eén
van de aannemers ging bovendien failliet, waardoor de bouw enkele maanden stil lag. Het huis
geraakte uiteindelijk niet af voor de geboorte. Ze moesten hierdoor nog enkele maanden in hun
kleine studio wonen waar er weinig plaats was voor een baby.
Moeder had tijdens de zwangerschap ook last van hypertensie. Dit werd nauwlettend opgevolgd.
Weeën kwamen op gang rond 32 weken zwangerschap. In het ziekenhuis kreeg moeder
weeënremmers en een prik voor de longrijping. Ze mocht na enkele dagen rust naar huis, maar
moest verder platliggen. Rond 35 weken kreeg ze opnieuw weeën en kwam de bevalling op gang.
De hartslag van Viktor daalde tijdens de bevalling waardoor een spoedkeizersnede dreigde. Dit was
uiteindelijk niet nodig.
Moeder vond de bevalling stresserend. Na de bevalling werd Viktor meteen weggehaald. De

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 11


Inleiding

Apgarscore was aanvankelijk niet zo goed, volgens moeder omdat hij niet meteen huilde en wat
blauw zag. De tweede Apgarscore was wel goed. Viktor verbleef een 10-tal dagen in de couveuse.
Moeder herstelde zelf goed, maar voelde zich erg verdrietig omdat ze de eerste dagen zonder baby
thuis zat. Ze maakte zich erg zorgen om Viktor wanneer ze niet bij hem was.

Eerste levensmaanden
Verder maakte Viktor een goede start. Hij dronk goed (flesvoeding) en sliep al door na 3 maanden.
Het was een rustige baby die niet veel huilde.

Voeding
De overgang naar papjes verliep moeizaam. Fruitpap lukte redelijk, maar de groentepap wilde hij
niet. Enkel van de zoetere smaken zoals pompoen en wortel wilde hij een beetje proeven. Het
duurde uiteindelijk tot 10 maanden eer hij de meeste groentepap at. Daarna pas kon er geoefend
worden met minder fijn gemixte papjes, maar dit lukte ook maar moeizaam.
Het eten is nog steeds moeilijk. Viktor is erg kieskeurig. Hij eet enkel kip, gehakt, pasta en
aardappelen. Van groente eet hij wortel en broccoli. Hij eet boterhammen op school en moeder
kookt apart voor hem.

Slapen
Viktor sliep snel door. Hij sliep in een apart bed tot 1 jaar; daarna verhuisde hij naar zijn eigen
kamertje. Dit was de eerste weken wat moeilijk, maar daarna ging het goed. Rond de start van
school echter, begon Viktor moeilijk tot doen om te gaan slapen. Dit werd dusdanig moeilijk dat
moeder hem in de zetel in slaap liet vallen en hem naar bed bracht wanneer ze zelf ging slapen. Dit
heeft tot zijn 6 jaar geduurd. Nadat vader het gezin verliet, liet moeder Viktor in haar bed
slapen. Moeder ging dan bij hem zitten en las nog een boek terwijl hij al in slaap viel. Hij slaapt
nog steeds bij moeder. Moeder vindt dit geen probleem. Ze zegt hierover: “Hij zal dit wel niet meer
willen als hij 14 jaar is.”
Moeder heeft de indruk dat Viktor niet zo snel in slaap valt; dat hij nog een tijdje wakker ligt
voor hij inslaapt.

Motorische ontwikkeling
Er waren geen bijzonderheden op motorisch vlak. Viktor was een ‘poepschuiver’. Hij zette zijn
eerste stapjes zelfstandig op de leeftijd van 17 maanden. Fietsen zonder zijwieltjes kon hij toen hij
net 6 jaar geworden was.
Op fijn motorisch vlak zijn er geen bijzonderheden.

Taalontwikkeling
Viktor heeft lang gebrabbeld. De eerste woordjes kwamen pas toen hij 1,5 jaar oud was. Viktor
sprak lange tijd onduidelijk. Enkel moeder kon hem goed begrijpen. In de kleuterklas was hij eerder
stil en maakte hij zichzelf duidelijk via gebaren. In de derde kleuterklas volgde hij logopedie omdat
hij bepaalde klanken nog niet goed kon uitspreken, zoals ‘r’, ‘s’, ‘sch’. Nu is zijn taalbegrip en
woordenschat wel goed.

Medische antecedenten
Viktor was als baby en kleuter vaak verkouden. Rond de leeftijd van 5 jaar viel op dat hij een
piepende ademhaling had. Hij leek niet goed in zijn vel te zitten. Na een doktersbezoek werd
astma vastgesteld. Af en toe moet hij zijn puffer nog gebruiken bij fysieke inspanningen.
Ook werden verschillende allergieën vastgesteld. Onder andere voor pollen. Viktor heeft een
ernstige allergie voor pinda’s, waarvoor hij altijd een epi-pen bij zich moet hebben. 1 keer heeft hij
rond de leeftijd van 7 jaar zwelling in de keel meegemaakt, maar heeft moeder de epi-pen net niet
moeten gebruiken. De huisarts kwam langs maar de allergische reactie ging vanzelf voorbij.
Sindsdien is Viktor wel merkbaar angstiger wat betreft het eten. Hij (en ook moeder) bekijkt
verpakkingen zorgvuldig.

Schoolse vaardigheden

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 12


Inleiding

Viktor startte de kleuterschool in een klein buurtschooltje met kleine klasjes, waar iedereen elkaar
kende. In de derde kleuter werd getwijfeld of hij wel al naar het 1e leerjaar zou kunnen gaan. Hij
viel uit op bepaalde vaardigheden op de schoolrijpheidstest. Ze beslisten dat hij met wat extra
ondersteuning van de zorgjuf wel kon overgaan. School meldde in het eerste leerjaar
aanhoudende leerproblemen waardoor het CLB betrokken werd. Ze namen een IQ test af op
het einde van het eerste leerjaar. In september vorig jaar (start 2 de leerjaar) maakte hij uiteindelijk de
overstap naar basisaanbod omdat er leermoeilijkheden bleven. In het derde leerjaar (begin dit
schooljaar) stapte hij over naar een kleinere klas zodat hij voldoende ondersteuning zou krijgen.
Moeder is niet helemaal tevreden met de school. Ze vindt dat Viktor te weinig ondersteuning krijgt
in verband met zijn concentratieproblemen. School had hier nooit iets van genoemd, tot moeder dit
zelf op een oudercontact aangaf bij minder goede schoolresultaten. Ook vindt ze het niet goed dat
de kinderen van de type 3 klas op dezelfde speelplaats spelen als de kinderen van basisaanbod. Die
kinderen hebben een specifieke aanpak nodig en zouden volgens moeder beter niet samen speeltijd
hebben.

Emotionele ontwikkeling
Viktor was wat schrikachtig als baby. Verder heeft hij angsten met betrekking tot zijn pinda-
allergie, maar moeder vindt dit niet abnormaal.
Viktor kan volgens moeder goed emoties bij anderen lezen en zijn eigen emoties benoemen.
Viktor was als kleuter erg vrolijk. Vanaf het lager onderwijs werd hij wel wat serieuzer. Volgens
moeder speelt het agressie-incident hier een grote rol in. Thuis lijkt hij zich wel goed te voelen en
ook bij de vriendjes uit de buurt. Maar wanneer moeder hem van school haalt, lijkt hij toch wat
bedrukter.

Sociale ontwikkeling
Viktor is eerder een verlegen kind. Moeder vindt dit niet problematisch. Dit is een ‘familietrekje’.
Zij was zelf ook verlegen als kind en is nu nog steeds eerder een stil persoon. Mama geeft aan dat
Viktor goed contact maakte met andere kinderen als peuter en kleuter. Hij had enkele vriendjes in
de kleuterklas. Ook in de lagere school waren er geen conflicten met andere kinderen en kwam hij
goed overeen met zijn 2 vaste vrienden. Zijn vrienden uit het regulier onderwijs wonen in de buurt,
waardoor Viktor nog steeds in contact is met hen. In het weekend wordt op mooie dagen nog vaak
samengespeeld, ondanks dat Viktor nu op een andere school zit.
Moeder kent zijn vrienden in zijn huidige klas niet echt. Viktor spreekt vaak over 1 goede vriend
(Julian) die op school zit, maar in een andere klas. Viktor zou thuis nog enkele andere namen
noemen van kinderen waarmee hij speelt uit zijn nieuwe school. Moeder heeft het gevoel dat het
wel goed loopt op sociaal vlak; ze maakt zich geen zorgen hier over.

Spelontwikkeling
Viktor heeft vroeger (1e leerjaar) voetbal geprobeerd, maar zijn coördinatie was niet echt goed en
sociaal viel hij wat buiten de groep (het waren allemaal ‘wilde’ jongens), waardoor hij stopte. Hij
startte met muziekles en klarinet. Maar door zijn klachten stopte hij vorig jaar met muziek. In zijn
vrije tijd speelt hij verder graag met Lego. Hij verzamelt alles van Lego Star Wars.

Gezinscontext
Moeder heeft nog een broer waar er regelmatig contact mee is aangezien hij nog bij zijn ouders
inwoont. Hij werkt als arbeider in de metaalindustrie en wordt door moeder omschreven als een
‘eenzaat’. Ze wonen dichtbij moeder en Viktor. Elke zondag gaan moeder en Viktor bij grootouders
en nonkel eten. Het gezin van moeder is zeer hecht.

De vader van Viktor is afkomstig uit Wit-Rusland. Hij is piloot en was in België voor zijn werk
toen ze elkaar leerden kennen. Vader groeide op in een gezin met 7 kinderen. Hij was de op een na
oudste. Er is nooit echt veel contact geweest met de ouders van vader. Ze kwamen 1 keer op bezoek
toen Viktor 1,5 jaar oud was.

Viktor is enig kind. Moeder had 3 miskramen voor ze zwanger was van Viktor, allen in het eerste

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 13


Inleiding

trimester.
Ouders zijn gescheiden sinds Viktor 6 jaar was. Er waren geen openlijke ruzies, maar het koppel
groeide uit elkaar. Toch kwam het voor moeder wat als een verrassing toen vader besliste om weg
te gaan. Ze had wel nog hoop dat de relatie weer goed zou komen.
Vader was vaak afwezig omwille van zijn werk. Viktor ging kort na de scheiding wel eens dagje op
bezoek bij vader; maar erg onregelmatig. Het laatste jaar is er geen contact meer geweest gezien
vader terug verhuisde naar Wit-Rusland, waar hij samenwoont met zijn nieuwe vriendin en haar
twee kinderen. Moeder merkt niet dat Viktor daar erg mee zit. Hij geeft niet aan vader te missen,
wat volgens moeder ook logisch is aangezien vader nooit echt prominent aanwezig was in het leven
van Viktor. Zelf vindt ze het wel erg dat vader geen contact zoekt met Viktor.
Moeder heeft geen relatie meer gehad sinds het vertrek van vader. Ze staat sinds 3 jaar op
invaliditeit owv rugklachten en werkte vroeger als poetshulp. Er lopen onderzoeken naar CVS
in het ziekenhuis. Moeder voelt zich vaak vermoeid en heeft veel slaap nodig. Haar klachten zijn
begonnen toen ze moest stoppen met werken.

Ingrijpende gebeurtenissen
Volgens moeder zijn er behalve het agressie incident op school geen ingrijpende gebeurtenissen
geweest in het leven van Viktor.

Klachtenontwikkeling
In januari vorig jaar vond er een agressie incident plaats op school, waarbij Viktor het slachtoffer
werd. Viktor zat neer samen met een vriendje op de speelplaats, pokémon kaarten aan het
uitwisselen. Een oudere jongen die een woedebui had kwam op hem af en liep tegen hem
aan/schopte tegen hem. Viktor viel neer en was even duizelig.
De dokter stelde enkele schaafwonden en een hersenschudding vast. Zijn voortand kreeg een lichte
verkleuring door de klap. Na 1 week thuis voelde Viktor zich beter en mocht hij weer naar school.
Echter, na een halve dag moest hij weer naar huis omdat het niet lukte; hij voelde zich niet goed. Hij
bleef uiteindelijk nog 2 extra weken thuis.
Sinds het incident heeft Viktor regelmatig hoofdpijn, concentratieproblemen, dalende
schoolresultaten en hij sluit zich meer af (wat stiller, minder zin om buiten te spelen). Hij kan af
en toe omwille van de klachten niet naar school gaan. Viktor kan geluiden niet goed verdragen
(waardoor hij stopte met klarinet spelen). Neurologisch onderzoek kon geen hersenschade
vaststellen.
Mama is ervan overtuigd dat het agressie incident aan de oorzaak ligt van de concentratieproblemen
en de hoofdpijn. Viktor had in het begin wel nachtmerries, maar nu niet meer. Het zou kunnen dat
Viktor het emotioneel nog moeilijk heeft rond het agressie incident, maar dat kan moeder niet met
zekerheid zeggen.

Opdracht/Oefening
1. Welke informatie kan je in het kader van de vraagverheldering al afleiden uit deze
hetero-anamnese?  zie aanduiding in tekst
2. Als we alle informatie samen nemen komen we tot deze klachten:
concentratieproblemen en dalende schoolresultaten, hoofdpijn en
prikkelgevoeligheid, sociale problemen, angsten.
In welke categorieën kan je de klachten plaatsen, vanuit alle informatie die je tot nu

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 14


Inleiding

toe gekregen hebt?


o Sociaal-emotionele ontwikkeling (hechting)

o Psychosomatische stressklachten (hoofdpijn, prikkelgevoeligheid)

o Angsten (trauma’s)

1.3.1 Observatiegegevens
Tijdens het gesprek met moeder heeft de interviewer niet alleen heel wat inhoudelijke informatie
verzameld, maar ook observatiegegevens over het contact met moeder en tussen moeder en Viktor.

Moeder geeft tijdens het maken van de afspraak voor de ontwikkelingsanamnese aan dat ze het
lastig vindt om alleen op gesprek te komen. Ze durft Viktor niet alleen thuis laten. We beslissen dat
Viktor in de wachtzaal kan wachten op zijn moeder. Bij het afscheid nemen in de wachtzaal, neemt
moeder hier uitgebreid de tijd voor. Ze vertelt Viktor wat hij kan doen tijdens het wachten en waar
hij moeder kan terugvinden mocht er een probleem zijn. Ze vraagt hem een aantal keren of hij het
niet erg vindt dat hij daar alleen zal moeten wachten. Viktor stelt zijn moeder gerust.

Moeder heeft enige tijd nodig om haar antwoorden te formuleren; ze spreekt langzaam. Ze maakt
een rustige indruk.

Opdracht/Oefening
Welke soort(en) van diagnostische vraag/vragen worden hier gesteld? Motiveer je antwoord.
o Onderkenning:
- Is er sprake van ASS (autisme)?
- Is er een hechtingsprobleem?
- Heeft Viktor concentratieproblemen?
- Is er sprake van posttraumatisch stresssyndroom?
o Verklaring:
- Zijn de fysieke klachten een gevolg van de hersenschudding?
- Zijn de fysieke/cognitieve klachten een gevolg van psychosomatische stress?
- De concentratieproblemen, schoolmoeilijkheden en sociaalemotionele
problemen kunnen verklaard worden door ASS
- De sociaal-emotionele problemen kunnen verklaard worden door de over
beschermende opvoedingsstijl van moeder of door andere gezinsfactoren (bv
afwezigheid van vader, ziekte van moeder).
- De angsten worden verklaard door een posttraumatische stressstoornis.
- De moeilijkheden kunnen verklaard worden door een angststoornis
o Predictie:
/
o Indicatie:

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 15


Inleiding

- Welke ondersteuning heeft Viktor nodig op school? Hoe kan hij geholpen
worden om zich beter te kunnen concentreren, om de hoofdpijnklachten te
verminderen en om te gaan met zijn prikkelgevoeligheid?
o Evaluatie:
- Wat zijn de gevolgen van de relatie moeder-kind op het gedrag en
ontwikkeling van het kind?

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 16


Inleiding

2 Strategiebepaling
DLR 3. De psychologisch consulent stuurt (indien nodig) de initiële vraagstelling bij in overleg met
de cliënt en formuleert toetsbare hypothesen.

o Strategiebepaling: Wat gaan we doen  Hypotheses en onderzoeksvragen opstellen

2.1 Hypotheses opstellen


Op basis van de informatie verworven tijdens de fase van de vraagverheldering, kunnen nu hypotheses
opgesteld worden.

Opdracht/Oefening
Formuleer op basis van de informatie uit de vraagverheldering hypotheses die aansluiten bij
de onderkenningsvraag en de verklaringsvraag.
Verklaringsvraag:
o (De post traumatische stressstoornis kan worden veroorzaakt door het agressief trauma)

o De concentratieproblemen, schoolmoeilijkheden en sociaal emotionele problemen


kunnen worden verklaard door ASS
o De sociaal – emotionele problemen kunnen verklaard worden door de over
beschermende opvoedingsstijl van de moeder of door andere gezinsfactoren

- Voorbeelden: afwezigheid van vaderfiguur, ziekte van de moeder

o De angsten worden verklaard door een posttraumatische stressstoornis

o De moeilijkheden kunnen verklaard worden door een angststoornis

Onderkenningsvraag:
o (Is er sprake van een hechtingsstoornis?)

- Te weinig gevonden zaken gevonden die dit ondersteunen

o Is er sprake van een autismespectrumstoornis?

o Er is sprake van psychomatische stressklachten

o Er is sprake van een post traumatische stressstoornis

o Er is sprake van een angststoornis

o Er is sprake van moeilijkheden op vlak van de sociaal-emotionele ontwikkeling, met


name ASS

- Is er sprake van een verminderde sociaal- emotionele ontwikkeling?

- Is er sprake van een sociale angst?

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 17


Inleiding

2.2 Aftoetsing bij de cliënt


We formuleren op basis van eigen professionele kennis en de informatie uit de vraagverhelderingsfase
hypotheses. Bij Viktor heeft de onderzoeker een aantal hypotheses in gedachten waar het verder
onderzoek zich kan op richten. De onderzoeker koppelt dit eerst terug naar moeder. Indien zij akkoord
gaat met verder onderzoek, kan er verder aan de slag gegaan worden met de verschillende
vooropgestelde hypotheses.
Moeder is zelf ook benieuwd waar de moeilijkheden dan wel vandaan komen, als er op neurologisch
vlak geen verklaring gevonden kan worden. Zij gaat dus akkoord met verder onderzoek.

2.3 Onderzoeksvragen opstellen


In een volgende fase zet je de hypotheses om in zo helder, meetbaar en concreet mogelijk
geformuleerde onderzoeksvragen. Hiervoor heb je een brede achtergrondkennis nodig van de
domeinen die je wil onderzoeken en de bijhorende kenmerken/klachten/symptomen. Je doet hiervoor
een beroep op de kennis die je reeds opgebouwd hebt in de opleiding over het BioPsychoSociaal
model en de daaraan gelinkte kennisgebieden. Heb je onvoldoende kennis over een bepaald domein,
dan voer je eerst een (literatuur)onderzoek uit om je kennis te verdiepen om van daaruit
onderzoeksvragen te kunnen formuleren. In deze casus kan het bijvoorbeeld interessant zijn om wat
literatuuronderzoek te doen over de doelgroep ‘kinderen’ met betrekking tot uiteenlopende thema’s.

Opdracht/Oefening
Welke kennis heb je al over de domeinen die in de hypotheses geformuleerd worden? Waar
mis je kennis? Zoek hierover informatie op en voeg toe aan de cursus.
1. Post traumatische stressstoornis bij kinderen (in vergelijking met volwassen)
o Dit is een chokkende gebeurtenis
o Er is sprake van angst
o Kinderen kunnen
o Volwassen beter relativeren van gebeurtenissen dan kinderen
2. Effecten van een chronische ziekte bij de ouders op kinderen
o De kinderen ervaren stress omdat ze vaak niet weten wat doen in deze
situaties
o De kinderen gaan hun gevoelens gaan opkroppen, omdat ze zich buiten
gesloten voelen en de ouders niet willen belasten met hun gevoelens
3. De invloed van een overbeschermende opvoedingsstijl op angsten bij kinderen
o Opvoedingsstijl heeft invloed op ontwikeling van kinderen -> controlerende
o Aangeven hoe kind moet denken (bepalen voor hem)
o Grote kans op ontwikkeling psychitrische problemen
4. Angstige ouders of angstige kinderen; kip of het ei
5. Invloed van stress tijdens de zwangerschap op kinderen
o Kinderen worden hypergevoelig door stresservaring (911)
Op basis van de kennis die je hebt over een bepaald domein, kan je de hypotheses omzetten in
concrete onderzoeksvragen.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 18


Inleiding

Opdracht/Oefening
Formuleer concrete onderzoeksvragen bij elke hypothese bij casus Viktor. Maak daarbij
gebruik van de kennis die je hebt over de domeinen uit de hypotheses.
Op welke vragen wil je een antwoord kunnen bieden na het onderzoek?
o Onderkennend:

- Is er sprake van psychosomatische klachten bij Viktor?

o Verklarend:

- Zijn de psychomatische klachten ontstaan door stressfactoren in het gezin

- Zijn de psychosomatische klachten ontstaan door…

o Onderkennend: (autisme)

- Is er sprake van een ontwikkelingsstoornis, met name ASS

o Onderkennend:

- Is er sprake van een post traumatische stressstoornis?

o Verklarend:

- Is de post traumatische stressstoornis ontstaan ten gevolge van het agressie incident?

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 19


Inleiding

3 Onderzoek
DLR 4. De PC kiest in functie van de vraagstelling en vanuit de eigen psychodiagnostische
expertise de meest geschikte methode(n) en past die op correcte wijze toe om de vooropgestelde
hypothesen te toetsen.

Onderzoek:
o Onderzoeksmethoden bepalen
o Afname
o Verwerking + interpretatie per onderzoeksmiddel (in kaart brengen van de resultaten
per onderzoeksmiddel)

3.1 Onderzoeksmethoden bepalen


De psychodiagnosticus beschikt over een breed spectrum aan onderzoekmethoden om een antwoord te
formuleren op de onderzoeksvragen. Het correct gebruik maken van deze diversiteit aan
onderzoeksmethoden vereist een grondige kennis van mogelijke onderzoeksmethoden, een specifieke
professionele grondhouding en specifieke vaardigheden.

Opdracht/Oefening
Je kiest uit onderstaande mogelijkheden. Je kan mogelijks meerdere onderzoeksmethoden
gebruiken bij dezelfde onderzoeksvraag:
o Gesprek
o Niet-gestandaardiseerde observatie
o Psychometrische testen en vragenlijsten: selecteer instrumenten op basis van de
voorgestelde testinstrumenten (cf. opdracht hier net boven), stel nadien voor aan elkaar.

We zijn beperkt in het materiaal dat we beschikbaar hebben in onze praktijk. De ADOS en ADI-R
hebben we bijvoorbeeld niet.

Opdracht/Oefening
o Hoe kan je de afwezigheid van de ADOS en de ADI-R opvangen in je onderzoek?
- De ADI-R kunnen we eenvoudig vervangen door de grondige
ontwikkelingsanamnese die we afnemen, waarin we specifieke vragen rond
ASS stellen.
- De ADOS kunnen we vervangen door een spelobservatie en gesprekje met
Viktor waarbij we af en toe specifieke opdrachten geven om te zien hoe hij
reageert

o We hebben 2 vragenlijsten om angst te meten: VAK en SCARED. Voor welk

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 20


Inleiding

instrument kies je en waarom?


- We kiezen voor de SCARED en niet voor de VAK.
 De SCARED heeft hogere begrips- en criteriumvaliditeit dan
VAK.
 De SCARED is een recenter instrument

3.2 Uitvoeren van het onderzoek


Na de selectie van de onderzoeksmethoden werden afspraken met Viktor vastgelegd voor het
onderzoek. In drie onderzoekssessies werd het belevingsonderzoek afgenomen, het projectief
materiaal aangeboden en de vragenlijsten. Aan moeder wordt gevraagd om vragenlijsten in te vullen.
Omwille van tijdsgebrek en een schoolvakantie in de periode van het onderzoek, wordt geen
schoolobservatie gedaan.

3.3 Verwerking en interpretatie per onderzoeksmethode


Hieronder volgen de resultaten van het onderzoek, geordend per onderzoeksmethode. Een aantal testen
moeten nog gescoord en geïnterpreteerd worden.

Opdracht/Oefening
 Neem alle onderzoeksresultaten door + verwerk waar nodig testresultaten en
interpreteer

3.3.1 Belevingsonderzoek: gesprek met Viktor, tekeningen, duplo en


projectief materiaal
Belevingsonderzoek is een vorm van psychologisch onderzoek waarin de onderzoeker zicht
probeert te krijgen op de gedachten, gevoelens, ervaringen en herinneringen van een kind. Dit
onderzoek helpt om een kind beter te begrijpen en kan ingezet worden als deel van diagnostisch
onderzoek of bij de start van een behandeltraject.
De subjectieve beleving van een kind kan niet via objectief testmateriaal worden getoetst.
Bovendien hebben kinderen vaak (nog) niet de taal om bepaalde belevingen onder woorden te
brengen of is hun zelfreflectief vermogen nog beperkt en kunnen ze hun (onbewuste) beleving
onvoldoende verbaliseren. Vandaar dat er in belevingsonderzoek vaak gebruik wordt gemaakt van
spel, tekeningen en projectief materiaal.
Als onderzoeker in een belevingsonderzoek hou je een neutrale afstand, maar ben je toch
voldoende gericht op het aanvoelen en begrijpen van het kind. Op die manier laat je ruimte voor
het kind om zijn beleving weer te geven, met zo min mogelijk invloed van jouw aanwezigheid en
jouw (onbewuste) verwachtingen ten aanzien van het kind.
In het belevingsonderzoek wordt er heel veel geobserveerd. Niet enkel wat het kind tekent of zegt
is van belang, maar ook de manier waarop. Waar zit een aarzeling, wat wordt niet gezegd, waar
reageert het kind spontaan?

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 21


Inleiding

Een belevingsonderzoek begint meestal met een gestructureerd deel, waarbij een gesprekje
gevoerd wordt met het kind, enkele tekenopdrachten gegeven worden en eventueel projectief
materiaal wordt voorgelegd. Daarna volgt een minder gestructureerd deel, waarbij het spel en
samenspel een plaats krijgt.

Gesprek met Viktor (interview)


Met Viktor wordt eerst een gesprekje gevoerd over wat hij denkt en hoe hij zich voelt op school en
bij zijn vrienden. Hieronder kan je een weerslag vinden van dit interview:

Zeg Viktor, vertel eens iets over school. In welke school en welke klas zit je?
Ik zit in het derde leerjaar, bij juf Tine. Ik zit in de Klimop. Daar zitten kindjes die een beetje
moeite hebben met leren. Ik heb een beetje moeite met rekenen.
Wat vind je leuk op school en wat vind je minder leuk?
Ik vind het niet leuk dat er veel wilde kinderen zijn op de speelplaats. Ze duwen en trekken altijd
en maken veel ruzie.
En wat vind je wel leuk?
Als we iets mogen kiezen in de klas. Knutselen of strips lezen. Of op de computer werken.
Vertel eens iets over je vrienden.
In de klas heb ik niet echt vrienden, maar ik speel op de speelplaats wel met Julian. Hij zit in het
tweede. Hij wil niet altijd met mij spelen, maar ik heb niet echt iemand anders. Mijn beste
vrienden zitten op mijn vorige school. Ze noemen Bas en Hector.
Wat vind je ervan dat je niet echt vrienden hebt in je klas.
Een beetje jammer, maar eigenlijk mag je in de klas toch niet echt spelen. Dus is het wel goed dat
ik op de speelplaats soms met Julian kan spelen. In mijn vorige school waren er wel leukere
kinderen, daar had ik meer vrienden.
Wat speel je graag?
Ik speel graag met Pokémonkaarten met mijn vrienden. Of met mijn Lego Star Wars.
Wat vind je belangrijk bij vriendschap? Waarom is iemand je vriend en iemand anders niet?
Vrienden moeten dezelfde dingen graag doen en elkaar helpen. Ik vind wilde kinderen niet leuk
en speel liever met rustige kinderen.
Viktor, weet jij wat emoties zijn?
Ja, dat is hoe je je voelt.
Kan jij eens enkele emoties die jij kent noemen?
Boos, blij, verdrietig. Woedend. Zenuwachtig. Ik weet geen andere meer.
Hoe voel jij je meestal?
Blij
Wat kan jou blij maken?
Als ik naar een pretpark ga. Dat is wel al lang geleden. Mijn mama heeft een ziekte waardoor ze
vlug moe is, dus kunnen we ook niet echt zo’n uitstapjes doen.
Wat maakt jou verdrietig?
Dat ik mijn vrienden niet zoveel zie.
Wat maakt jou boos?
Als er wilde kinderen mij zomaar pijn doen.
En wat maakt jou bang?
Ik ben nooit bang.
Of waar word je een beetje zenuwachtig of onrustig van?
(denkt na) Als er kinderen wild doen op de speelplaats en ze komen dicht bij mij.

Iedereen is goed in iets en is minder goed in iets. Wat zijn dingen die jij goed kan en waar je
trots op bent?
Ik kan goed lezen en ik kan snel lopen. Ik kan ook goed meehelpen met koken, groentjes snijden
en zo.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 22


Inleiding

Waar ben je minder goed in en wat zou je misschien willen veranderen aan jezelf?
Ik kan niet zo goed rekenen en mij concentreren. Ik zou willen dat ik rapper in slaap val want ik
lig altijd lang wakker.
Hoe komt het dat je lang wakker ligt, weet je dat?
Ik weet het niet. Ik probeer wel te slapen maar dat lukt niet direct. En dan denk ik nog een beetje
na over wat er gebeurd is of wat ik de volgende dag ga doen.
Zijn dat dan leuke dingen waar je aan denkt, of minder leuke dingen?
Soms leuke dingen en soms minder leuke dingen.

Je mama is hier ook op gesprek gekomen, dat wist je al hé. Ze vertelde dat jullie met z’n
tweetjes samen wonen. Kan je iets vertellen over je mama?
Mijn mama noemt Sarah. Ze is heel lief. Ze kan goed koken en voor mij zorgen.
Je mama is heel lief en kan goed voor je zorgen. Maar iedereen heeft ook iets waar hij of zij
wat minder goed in is. Wat zou mama lastig vinden?
Ze is vlug moe en heeft pijn aan haar rug en kan daarom sommige dingen niet meer goed, zoals
lange wandelingen maken.
Mama vertelde dat je je papa nu niet meer ziet. Kan je daar iets over vertellen?
Papa woont in Wit-Rusland, want hij is daar ook geboren en zijn familie woont daar. Hij heeft een
nieuwe vrouw waar hij mee samenwoont.
Wat weet je nog over je papa, wat voor persoon is je papa?
Hij is ook heel lief en deed leuke dingen met mij. We zijn een keer naar een zwembad geweest
met super veel glijbanen.

Observatie tijdens het interview:


Viktor praat met een stille stem waardoor hij soms moeilijk hoorbaar is. Hij friemelt en de hele
tijd aan zijn mouwen. Hij maakt adequaat oogcontact.

Opdracht/Oefening
Welke elementen haal je uit het gesprekje die belangrijk kunnen zijn voor onze hypothesen?
o Mist zijn vrienden. Inzicht dat het moeilijk gaat op school (hypothese ASS
tegenspreekt). Nadelen van de ziekte van mama, kan geen leuke dingen doen, goeie
herinneringen aan de papa. (zie PowerPoint)

Tekeningen en Duplo
House-Tree-Person
Aan Viktor wordt achtereenvolgens gevraagd om een tekening te maken van een huis, een boom,
een fantasieboom (“een boom die alleen maar in je fantasie kan bestaan”) en een mens. De
tekeningen van Viktor kan je terugvinden in bijlagen A, punt 3. Na het maken van elke tekening
wordt gevraagd of hij iets kan vertellen over zijn tekening. Dit kan je hieronder nalezen:

HUIS

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 23


Inleiding

Viktor kan eerst niets vertellen over zijn huis. Na wat aanmoediging zegt hij:
“Het is een verzonnen huis. Mama woont erin. Ze woont alleen.”

BOOM
“Het is een gewone boom met blaadjes erin. De boom staat bij de bergen.”

FANTASIEBOOM
“Het is een kronkelboom met een gezicht. Zijn gezicht is van natuurdingen gemaakt.”

MENS
“Het is een jongen. Hij woont in een speciaal huis.”
Wat is er speciaal aan zijn huis?
“Het is een kasteel en het staat in een bos.”
Wat kan je nog vertellen over de jongen?
“Zijn ogen zijn heel speciaal. Als hij in iemands ogen kijkt, kan hij lazers schieten.”
Hoe oud is de jongen met de speciale ogen?
“Hij is 9 jaar.”
Hoe voelt hij zich?
“Blij. Maar hij vindt het wel jammer dat hij alleen is. Hij zou bij zijn mama willen zijn.”
Waarom zou hij graag bij zijn mama willen zijn?
“Omdat hij dan bij iemand is. Hij mist zijn mama.”

Opdracht/Oefening
Welke elementen haal je uit het gesprekje die belangrijk kunnen zijn voor onze hypothesen?
o Mama is heel belangrijk, hij wil bij de mama zijn.

o Blijft heel dicht bij de realiteit. Hij kan zich iets verbeelding maar blijft realistisch.
Hij is over het algemeen tevreden, maar hij voelt zich wat alleen. Rustige plekken.
Rust opzoekt.

Familie-in-dieren
Aan Viktor wordt gevraagd om een tekening te maken van zijn familie (gezin) in dieren. De
tekening van Viktor van zijn Familie in Dieren kan je terugvinden in bijlagen A, punt 4. Aan
Viktor wordt gevraagd waarom hij voor die dieren koos:

Viktor tekent eerst zijn mama, daarna zichzelf.

“Mama is het konijn. Ze is een konijn omdat ze zacht en lief is.”


Het konijn mag ook 1 wens doen. Wat zou het konijn wensen?
“Het konijn wenst dat het veel kan huppelen en rondlopen zonder pijn te hebben.”

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 24


Inleiding

“Ikzelf ben een panter. Omdat dat mijn lievelingsdier is.”


De panter mag ook 1 wens doen. Wat zou de panter wensen?
“De panter wenst dat hij niet meer naar school moet en met zijn vrienden de hele tijd naar het
pretpark mag.”

Wat vinden de dieren van elkaar?


“Ze vinden elkaar leuk en zorgen voor elkaar.”

Kan je voor mij ook papa in een dier tekenen? (Viktor had papa er zelf niet bij getekend)
(Lange aarzeling voordat hij start)
“Papa is een eekhoorn. Omdat hij graag in bomen klimt en graag nootjes eet.”
De eekhoorn mag ook 1 wens doen. Wat wenst de eekhoorn?
“Dat weet ik niet.”

Opdracht/Oefening
Welke elementen haal je uit het gesprekje die belangrijk kunnen zijn voor onze hypothesen?
o Tekent de papa er niet bij, mama wel. Hij ziet de mama als zacht en lief en wenst dat
ze geen pijn meer heeft. Bij de papa vertelt hij enkel wat bij het dier (eekhoorn) past
en hij kan niet antwoorden als er wordt gevraagd wat de eekhoorn wenst.
o Hij wil niet meer naar school. Hij mist zijn vrienden dit zie je door de wens die hij
maakt.
o Dier dat eerst wordt getekend kun je zien als de persoon die het gemakkelijkst komt,
centraal staat. Het laatst → meest om moet nagedacht worden. Rekent de papa er
eigenlijk niet bij.

Duplo
Aan Viktor wordt gevraagd om voor elk van de gezinsleden een Duplo-poppetje te kiezen.
Vervolgens mag hij de popjes zetten zoals hij denkt dat de situatie nu is: wie dicht bij elkaar staat
voelt zich sterk verbonden, wie verder af staat voelt zich minder verbonden enzovoort. Daarna
wordt dit met Viktor besproken.

Viktor kiest een popje voor zichzelf en voor mama. Hij zet ze dicht tegen elkaar. Hij vraagt of hij
oma en opa en zijn nonkel er ook bij mag zetten. Deze drie popjes zet hij iets verder af. De
onderzoeker vraagt of hij ook een popje voor papa wil kiezen. Viktor is akkoord. Hij plaats papa
helemaal op de hoek van de tafel, kijkend naar de anderen.
Viktor vertelt over zijn opstelling. Dat hij en mama goed overeen komen. Ze hebben bijna nooit
ruzie. Hij gaat graag op bezoek bij oma, opa en nonkel. Zij zorgen ook goed voor hem en voor
mama. Ze maken bijvoorbeeld lekker eten.
Papa wilde graag terug naar Wit-Rusland. Hij miste zijn familie, denkt Viktor. Hij vindt het
“misschien wel een beetje jammer” dat hij papa niet meer ziet, maar hij mist hem niet echt. Voor
dat hij verhuisde zag ik hem toch ook niet zoveel. Viktor vindt het leuk met mama alleen. Hij
denkt dat mama papa wel mist.
Wanneer gevraagd wordt of hij iets zou willen veranderen, mocht hij kunnen toveren, antwoord
hij “neen”. Viktor vindt het prima zoals het nu is.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 25


Inleiding

Opdracht/Oefening
Welke elementen haal je uit het gesprekje die belangrijk kunnen zijn voor onze hypothesen?

Children’s Apperception Test (CAT)


De CAT is een projectieve test waarbij 10 platen worden voorgelegd aan het kind. Op de platen
staat een ambigue situatie afgebeeld met dieren in de hoofdrol. Het kind wordt gevraagd om een
verhaaltje te vertellen bij de platen. Er kan gevraagd worden wat er nog zal gebeuren; hoe het
verhaal verder gaat. Je kan naar gelang de onderzoeksvraag slechts een deel van de platen
afnemen. Er zijn geen ‘juiste’ of ‘foute’ antwoorden.
Het is bij deze test belangrijk om te letten op de terugkerende thema’s, relatiepatronen (hoe ziet
het kind zichzelf, hoe ziet het de ander) en gevoelens.

1e PLAAT
“Mama kip heeft eten gemaakt voor de kuikentjes. Ze zijn lekker aan het eten en aan het
babbelen.”
Wat zal er hierna gebeuren?
“Dan is het bedtijd en gaan ze slapen.”

2e PLAAT
“De papa valt bijna van de berg en de mama en het kindje proberen de papa weer op de berg te
trekken.”
Hoe kwamen ze daar?
“Ze waren een wandeling aan het maken en plots viel de papa bijna van de berg.”
Hoe zal het verhaal verder aflopen?
“Ze trekken de papa op de berg en kunnen weer verder wandelen. Ze zijn wel allemaal erg
geschrokken en willen zo snel mogelijk van de berg af en terug naar huis.”

3e PLAAT
“Die leeuw is de koning. Hij is moe en moet met een stok lopen omdat hij pijn aan zijn benen
heeft.”
Hoe gaat het verhaaltje verder?
“Die kleine muis is heel slim en zal de koning helpen.”

4e PLAAT
“De mama en de twee kindjes gaan picknicken. Ze zijn onderweg naar een mooi veldje waar ze
kunnen zitten.”
Hoe loopt het verhaal af?
“Ze gaan na het picknicken naar huis. Ze hadden allemaal een leuke dag.”

5e PLAAT
“Het is midden in de nacht. Het ene kindje is aan het slapen, maar het andere kindje kan niet
slapen. Hun mama is er nog niet en het kindje denkt dat er iets gebeurd is met de mama.”
Hoe gaat het verhaal verder?
“Het kindje staat op en gaat beneden kijken. De mama was gewoon in de keuken omdat ze dorst
had.”

6e PLAAT
“Het beertje kan niet slapen omdat het een enge droom had.”
Wat was die enge droom?

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 26


Inleiding

“Dat er iemand achter hem zat en hem wilde vermoorden.”


Wat gebeurt er daarna?
“Hij probeert toch verder te slapen en uiteindelijk lukt het.”

7e PLAAT
“Die tijger wil het aapje pakken. Het aapje is super bang en probeert weg te klimmen.”
Hoe loopt het af?
“Het aapje kruipt zo hoog mogelijk en probeert daar stil te blijven zitten. De tijger blijft nog heel
lang bij de boom staan, maar uiteindelijk gaat hij toch weg.”

8e PLAAT
“Die twee apen in de zetel zijn erg gemeen. Ze zeggen gemene dingen over het kindje. En die
mevrouw zegt dat het de schuld is van het kindje, maar dat is niet waar.”
Wat is er de schuld van het kindje?
Dat die andere apen zo gemeen doen tegen hem.
Hoe gaat het verder?
“Het kindje, het kleine aapje, gaat weg en probeert die andere apen een beetje te vermijden, want
ze doen toch alleen maar gemeen.”

9e PLAAT
“Het konijntje is wakker geworden van een geluid beneden. Hij is super bang dat er een dief is in
huis.”
Hoe loopt het verhaal af?
“Hij kruipt onder zijn deken om geen geluiden meer te horen. En dan uiteindelijk valt hij weer in
slaap.”

10e PLAAT
“De mama zegt aan het kindje dat hij naar het toilet moet gaan voordat hij gaat slapen, maar het
kindje wil dat niet. De mama neemt hem mee naar het toilet en ze is een beetje boos.”
Hoe gaat het verder?
“Het kindje gaat toch naar het toilet en dan gaat hij slapen.”

Opdracht/Oefening
Welke elementen haal je uit het gesprekje die belangrijk kunnen zijn voor onze hypothesen?
o Anderen: gemeen, bedreiging,

o Emoties : geschrokken, zorgen/angst (om de mama)

o Oplossing : vermijden, aanpakken, afwachten

o Mama: zorgen, hulpbehoevend, beetje boos zijn

o Zelf: helpen

o Slapen: nachtmerries

o Oplossingen vaak vermijdend, gaat niet graag een conflict aan. Angsten,
nachtmerries, niet kunnen slapen komen vaak aanbod. Mama als zorgend, maar ook
hulpbehoevend. Machteloos voelen.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 27


Inleiding

3.3.2 Spelobservatie
Viktor wordt voor een spelobservatie uitgenodigd in de spelkamer, waar verschillend materiaal
aanwezig is. Bij gebrek aan aanwezigheid van de ADOS of ADOS-2, zal vanuit de spelobservatie
informatie gehaald moeten worden om de hypothese Autismespectrumstoornis te toetsen.
Na een gesprekje wordt Viktor uitgenodigd om te spelen. Hier onder kan je de neerslag lezen van de
spelobservatie.

Opdracht/Oefening

Dit is het spelmateriaal dat je in je spelkamer hebt: een zand- en watertafel, diertjes,
auto’s, poppen, een keukentje, een winkeltje, Playmobil kasteel, verf, kleurpotloden en
stiften, knutselspullen, gezelschapspelletjes.

Welk materiaal zou jij inzetten bij Viktor als je directief aan de slag zou gaan? Waarom
kiest je specifiek voor deze materialen?

o We proberen in spelobservatie vooral afwachtend te zijn en niet directief. Dat


geeft informatie over initiatiefname, keuze van spel enzovoort.
o Echter, indien we zelf zouden kiezen, willen we bij Viktor graag symbolisch
spel, rollenspel of fantasiespel zien (hypothese ASS aftoetsen, maar ook
angsten/controle,).
o Gezelschapsspellen en individueel een tekening maken geeft weinig info op
vlak van sociale interactie en sociale vaardigheden.
o Natuurlijk kan je uit deze materialen wel informatie halen (omgaan met
winnen/verliezen, interactie en flexibiliteit ondanks de strakke structuur van het
spel, creativiteit enzovoort).

 Tijd nodig heeft om zich wat meer op zijn gemak te voelen en het materiaal durft te
ontdekken.

Observatie

Viktor blijft zitten wanneer hij de boodschap krijgt dat hij mag spelen. De verschillende
speelhoeken worden samen overlopen. Hij zegt niets en heeft een neutrale gezichtsuitdrukking.
Na enkele minuten rondkijken en nadenken kiest hij voor het gezelschapsspel ‘Wie is het?’. Hij
vertelt erbij dat hij dat spel thuis ook heeft. Hij speelt het soms eens met mama, maar het is al lang
geleden.
Viktor is zwijgzaam tijdens het spel. Wanneer de onderzoeker doelbewust probeert te spieken
naar zijn spelbord, zegt hij niets, maar schuift wel zijn spelbord wat dichter tegen zich aan. Hij
zucht bij verlies en wanneer hij wint verschijnt een kleine glimlach op zijn gezicht. Hij blijft
rustig op zijn stoel zitten gedurende het spel. Het spel wordt twee keer gespeeld.

De onderzoeker laat Viktor daarna uit een beperkt aantal spelmogelijkheden kiezen: het
keukentje, de autootjes of de dieren. Viktor kiest voor de auto’s. We nemen de speelmat erbij
waar de auto’s op de straten kunnen rijden. De onderzoeker houdt de bak met auto’s dicht bij
haar, zodat Viktor er niet bij kan. Hij kijkt eerst even wat ze doet en maakt oogcontact. Na
ongeveer 1 minuut vraagt hij: “Mag ik ook een auto nemen?”
Viktor is daarna opnieuw afwachtend. Hij houdt zijn auto in de hand en kijkt verder vooral wat de
onderzoeker doet. Wanneer de onderzoeker met een auto naar hem toe rijdt, en vraagt of hij mee
naar de winkel rijdt, doet hij wel mee. De auto’s willen brood kopen in de winkel, maar het brood
is op. De onderzoeker wacht af hoe Viktor zal reageren. Hij stelt meteen voor “Dan gaan we naar

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 28


Inleiding

de bakker!”. Geleidelijk aan begint Viktor meer initiatief te nemen. Hij neemt er nog enkele
andere auto’s bij. Ze gaan een wedstrijd rijden. Viktor zet de regels van de wedstrijd telkens naar
zijn hand, zodat zijn auto’s zeker de winnaars zouden zijn. Hij lacht en juicht wanneer zijn auto’s
als eerste over de finish rijden.
De onderzoeker laat Viktor daarna even alleen verder spelen en maakt naast Viktor notities.
Viktor speelt rustig verder zonder contact te zoeken. Wanneer de onderzoeker de aandacht weer
naar Viktor richt zegt hij: “Deze auto is de snelste, kijk maar.” En hij toont hoe snel de auto kan
rijden.
Viktor kan het spel goed afronden en helpt mee met het opruimen.

Interpretatie

Opdracht/ Oefening

Wat kan je afleiden uit bovenstaande observatie? Wat leidt je af uit de keuze van Viktor om
een gezelschapsspel te spelen?
Waarom zou de onderzoeker in het tweede deel van de spelobservatie Viktor minder keuze
geven in spelmateriaal?
Waarom kiest de onderzoeker specifiek voor deze 3 materialen?

1ste deel van de spelobservatie:


o Kiest voor veiligheid: gezelschapsspel, spel dat hij kent. Hij wil verrassingen
vermijden, controle behouden (vaak bij angststoornissen!)
o Heeft tijd nodig om zich op zijn gemak te voelen of gewoon te worden aan het
materiaal. Hij houdt graag de controle (zeker zijn dat hij wint).
o Hij laat wel emoties zien hier!

2de deel van spelobservatie:


o Onderzoek met materiaal dat wat meer gericht is op samenspel en het gebruik van
zijn verbeeldingsvermogen (cf ADOS). De onderzoeker probeert Viktor ‘uit zijn kot’
te lokken. Wat doet hij als er iets onverwachts gebeurt met de auto’s (of in de winkel
of met de diertjes)?
o Viktor is in staat tot samenspel en gaat flexibel om met onverwachtse situaties
(‘brood is op’).
o Hij vraagt spontaan hulp/materiaal wanneer hij dit niet aangeboden krijgt.
o Hij maakt spontaan opmerkingen om de aandacht van de onderzoeker te richten
(“kijk maar”)

 Dit laatste heet ‘joint attention’, een belangrijke vaardigheid die vaak afwezig is bij
kinderen met ASS (het samen kunnen/willen kijken naar iets, de blik volgen van de
ander, de aandacht trekken van de ander).

 Gaat flexibel om met onverwachte situaties. Spontaan hulp/materiaal vraagt en


opmerkingen maakt om de aandacht van de onderzoeker te vragen

3.3.3 Zin Aanvul Test (ZAT)


Testresultaten

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 29


Inleiding

Zie Toledo testresulaten Viktor

Interpretatie

Opdracht/Oefening
Welke elementen haal je uit de ZAT die belangrijk kunnen zijn voor onze hypothesen?
o Maakt zich zorgen om de mama

o Nog steeds angst voor de agressie

3.3.4 Familie Relatie Test (FRT)


Testresultaten
Dit zijn het aantal kaartjes dat Viktor bij moeder en vader legde:

MOEDER VADER

Uitgaande kaartjes + 15 2

Inkomende kaartjes + 14 0

Uitgaande kaartjes - 2 0

Inkomende kaartjes - 2 2

Interpretatie
Opdracht/Oefening
Bekijk de normen voor een enig kind van 9 jaar. We nemen een ‘volledig’ gezin omdat we
vader ook meenemen in de test. Vallen de kaartjes buiten de norm voor moeder of voor
vader?
Schrijf de interpretatie van de FRT van Viktor uit. Opgelet, de resultaten moeten met
voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. De FRT dient voornamelijk om in gesprek te gaan
en belangrijke thema’s te vatten. De betrouwbaarheid is beperkt. Het meest interessant om op
te letten is de verhouding tussen positieve en negatieve gevoelens bij de verschillende ouders.

Resultaten test RFT:


o Moeder:

Viktor kent meer dan gemiddelde positieve kaartjes toe aan moeder voor zowel de
inkomende als uitgaande gevoelens. Dit toont aan dat zij erg betrokken is bij hem.
Hij kende 1negatief uitgaand kaartje meer dan de norm toe aan moeder, maar
gezien de grote hoeveelheid positieve kaartjes die moeder krijgt, is dit
verwaarloosbaar.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 30


Inleiding

o Vader:

Ondanks dat vader niet meer in beeld is, ontvangt hij toch enkele positieve en
negatieve kaartjes. Vader krijgt aanmerkelijk minder kaartjes dan moeder, maar in
vergelijking met een volledig gezin valt dit niet buiten de norm. Enkel wat betreft
de inkomende positieve gevoelens, kennen de meeste kinderen wel minstens 1
kaartje toe aan hun vader, terwijl Viktor er geen toekende.
De gevoelens ten aanzien van de vader zijn met andere woorden gemiddeld,
ondanks zijn afwezigheid. Hij verhoudt zich eerder neutraal ten aanzien van zijn
vader (evenveel positieve als negatieve gevoelens)

3.3.5 Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK)


Testresultaten

Interpretatie
Opdracht/Oefening
Bekijk en interpreteer de percentielscores van Viktor. Schrijf neer hoe je de interpretatie in het
verslag zou neerschrijven.
o Viktor zijn gevoel voor eigenwaarde is zeer sterk in vergelijking met de
normgroep. Hij is over het algemeen zeer tevreden met wie hij is als persoon.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 31


Inleiding

Vooral op vlak van hoe hij eruit ziet (fysieke verschijning) en hoe hij zich
gedraagt is hij zeer tevreden (gedragshouding). Hij heeft het gevoel dat hij doet
wat van hem verwacht wordt en dat hij zich goed gedraagt. Hij vindt ook van
zichzelf dat zijn sportieve vaardigheden sterk ontwikkeld zijn. Hij is goed in sport
en speelt graag mee met anderen.
o Op vlak van schoolse vaardigheden is Viktor wat minder tevreden. Hij vindt dat
hij soms meer tijd nodig heeft om zijn schoolwerk af te maken of dat hij sneller
vergeet wat hij geleerd heeft in vergelijking met andere kinderen.
o Wat betreft zijn sociale vaardigheden is Viktor niet helemaal tevreden. Hij vindt
het niet gemakkelijk om vrienden te maken en zou hij graag meer vrienden willen
hebben.

3.3.6 FEEL-KJ
Testresultaten
Hoofdstuk II
Hoofdstuk III ADAPTIEVE STRATEGIEËN

Schaal T- score Percentiel Omschrijving


Probleemgericht handelen 50 50
Afleiding 53 55
Positieve stemming oproepen 50 45
Accepteren 45 33
Vergeten 55 67
Cognitieve probleemoplossing 61 90 Bovengemiddeld
Herevaluatie 50 48
Adaptief – Boosheid 56 74
Adaptief – Angst 38 13 Beneden gemiddeld
Adaptief – Verdriet 62 90 Bovengemiddeld
Adaptief – Totaal 52 55
Hoofdstuk IV
Hoofdstuk V
Hoofdstuk VI
Hoofdstuk VII MALADAPTIEVE STRATEGIEËN

Schaal T-score Percentiel Omschrijving


Opgeven 50 55
Agressie 37 5 Laag
Terugtrekken 64 92 Hoog
Zelfdevaluatie 45 33
Rumineren 61 89 Bovengemiddeld

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 32


Inleiding

Maladaptief – Boosheid 37 7 Laag


Maladaptief – Angst 74 98 Zeer hoog
Maladaptief – Verdriet 44 28
Maladaptief – Totaal 52 61
Hoofdstuk VIII
Hoofdstuk IX EXTERNE REGULATIESTRATEGIEËN

Schaal T-score Percentiel Omschrijving


Sociale steun 52 57
Expressie 47 42
Emotionele controle 45 29
Externe Regulatie – Boosheid 50 44
Externe Regulatie – Angst 49 50
Externe Regulatie – Verdriet 56 73
Externe Regulatie – Totaal 52 60
Interpretatie
Opdracht/Oefening
Schrijf de interpretatie van de FEEL-KJ van Viktor uit.
o Viktor maakt voor het omgaan met zijn gevoelens voldoende gebruik van externe
regulatiestrategieën. Hij zoekt sociale steun, uit zijn gevoelens en kan anderzijds
zijn gevoelens voldoende reguleren.
o Hij maakt gebruik van afleiding, probeert zijn problemen actief op te lossen en
probeert negatieve gedachten om te vormen tot positieve gedachten. Dit lukt zeer
goed wanneer hij zich verdrietig voelt, ook relatief goed wanneer hij boos is.
o Echter, bij angst lukt het moeilijker om adaptieve emotieregulatie strategieën in te
zetten. Bij angst trekt hij zich vooral terug en denkt veel na over wat hij anders
had moeten doen (rumineren).

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 33


Inleiding

1.1.1 SCARED-NL
Testresultaten
De SCARED werd bij Viktor digitaal afgenomen. Dit zijn de scores van Viktor met de
kwalificatie:

De SCARED werd ook door moeder digitaal ingevuld. Dit zijn de scores met percentielen:

Interpretatie
Opdracht/Oefening
Bekijk en interpreteer de scores op de SCARED van moeder en Viktor.
o Uit de SCARED ingevuld door Viktor komen klinische significante scores naar
voren. Er is sprake van en verhoogd risico voor een separatiestoornis, een sociale
fobie en een posttraumatische stressstoornis
o Uit de scores van de SCARED ingevuld door moeder komen dezelfde verhoogde
scores naar voren. Ook moeder schat in dat er sprake zou kunnen zijn van een

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 34


Inleiding

separatieangststoornis, een sociale fobie en een posttraumatische stressstoornis.

1.1.2 Trauma Symptom Checklist for Young Children (TSCYC)


Testresultaten
Opdracht/Oefening

Bekijk de ingevulde TSCYC van moeder. Vul het scoreformulier in, te vinden bij Bijlagen B. Vul in
onderstaande tabel de T-scores en percentielscores aan.

T-SCORE PERCENTIELSCORE

POSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS

Herbeleving 55 88%

Vermijding 69 95%

Prikkelbaarheid 76 98%

PTSS TOTAALSCORE 72 96%

EMOTIONELE EN GEDRAGSPROBLEMEN

Dissociatie 61 90%

Depressie 51 78%

Angst 71 96%

Woede 44 41%

Seksuele zorgen 46 76%

VALIDITEIT

Ontkenning 62 89%

Atypische respons 47 88%

Interpretatie
Opdracht/Oefening

Hoe zou je bovenstaande scores interpreteren en neerschrijven in het verslag?


o Er zijn vanuit de TSYC ingevuld door moeder aanwijzingen voor een
posttraumatische stressstoornis. Viktor vertoont voornamelijk een prikkelbare
stemming en in iets mindere mate vermijdingsgedrag. Gedrag dat wijst op
herbelevingen komt volgens moeder minder voor. Verder vertoont Viktor volgens
moeder ook wel veel angsten.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 35


Inleiding

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 36


Inleiding

4 Integratie en besluit
DLR 5: De psychologisch consulent ordent en interpreteert de verkregen gegevens om zo tot een
onderbouwde en coherente synthese te komen.

o Integratie en besluit:
o Integratie resultaten
o Terugkoppelen naar onderzoeksvraag (hypotheses bevestigen, weerleggen of behouden).

4.1 Onderkenning: hypothese ontwikkelingsstoornis/ ASS


Onderzoeksvragen
Is er sprake van een ontwikkelingsstoornis, met name ASS, bij Viktor?
o Onderkenning: hypothese ontwikkelingsstoornis/ASS
o Onderkenning en verklaring: hypothese posttraumatishe stressstoornis t.g.v. het
agressie incident
o Onderkenning: hypothese angststoornis
o Verklaring: hypothese angsstoornis door aanleg of door gezinsfactoren
o Onderkenning: hypothese psychosomatische klachten
o Verklaring: hypothese psychosomatishce klachten t.g.v. stress thuis of op school
Gehanteerde onderzoeksmethoden
o Gesprek met Viktor
o Belevingsonderzoek met spelobservatie
o Ontwikkelingsanamnese met moeder
o Schoolinformatie

Opdracht/Oefening

Neem de resultaten van de verschillende onderzoeksmethoden gebruikt voor deze hypothese door.

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

Vanuit de schoolinformatie

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 37


Inleiding

Elementen die de hypothese bevestigen Elementen die de hypothese kunnen verwerpen


Weinig aansluiting in de klas
Slechts 1 vriendje, niet aanvoelen dat dit
vriendje het contact niet altijd fijn vindt
Beperkt oogcontact

Vanuit de ontwikkelingsanamnese
Elementen die de hypothese bevestigen Elementen die de hypothese kunnen verwerpen
Moeite met veranderingen: Sociaal-emotionele wederkerigheid:
o Overgang van flesvoeding naar Kan emoties goed lezen en benoemen
papjes Onderhouden van relaties:
verliep moeilijk Sociaal contact met vorige klasgenootjes
o Bij de schoolstart begonnen de verloopt goed.
Slaapmoeilijkheden

Over-reageren op zintuigelijke prikkels:


o Kieskeurige eter
o Moeten stoppen met klarinet

Vanuit het gesprek met Viktor en het belevingsonderzoek


Elementen die de hypothese Elementen die de hypothese kunnen verwerpen
bevestigen
o Bevestigt dat hij weinig o Goed inzicht in eigen sociale relaties
vrienden heeft o Behoefte aan sociaal contact met leeftijdsgenoten,
o Afwachtend, tijd nodig, mist zijn vrienden en is graag bij hen
niet exploreren o Oogcontact is goed tijdens het gesprekje
o Bij de realiteit blijven, o Kan emoties benoemen, voorbeelden bij geven
beperkte fantasie
o Laat zijn emoties zien wanneer hij wat meer op zijn
gemak is
o Kan flexibel inspelen op onverwachte spelsituaties
o Kan goed samenspelen (mits ontdooitijd)
Laat initiërende joint attention zien (“kijk!”)

Algemene conclusie wat betreft de hypothese ontwikkelingsstoornis/ASS:

Viktor laat een aantal bijzonderheden zien op vlak van zijn sociaal-emotionele ontwikkeling.
Deze moeilijkheden zouden ook verklaard kunnen worden door een angstproblematiek. Er
zijn onvoldoende argumenten aanwezig om diagnose te kunnen stellen.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 38


Inleiding

4.2 Onderkenning en verklaring: hypothese posttraumatische


stressstoornis t.g.v. het agressie incident

Onderzoeksvragen
o Is er sprake van een posttraumatische stressstoornis?

Gehanteerde onderzoeksmethoden
o SCARED
o TSCYC
o Gesprek (observatie) met Viktor
o Belevingsonderzoek
o Ontwikkelingsanamese

Opdracht/ Oefening

Vanuit de ontwikkelingsanamnese:
Geen andere ingrijpende gebeurtenissen, behalve het agressie incident. Klachten van
hoofdpijn, concentratieproblemen en dalende schoolresultaten zijn begonnen na dit voorval.
Sinds het incident, zich ook meer afsluiten. Kort na het incident: nachtmerries (nu niet meer).

Vanuit het gesprek met Viktor en het belevingsonderzoek:


In het kort gesprekje benoemt hij 3 keer de ‘wilde kindern’ m.b.t. angst of ‘niet leuk vinden’.
Geeft aan bang te zijn van wilde kinderen.
Slaapproblemen: mogelijks terugdenken aan trauma? (niet zeker).
In projectieve taken wordt de ander en de buitenwereld als bedreigend geprecipieerd.
Hij spreekt iver ‘enge dromen’ (toch nog nachtmerries m.b.t. trauma?).

Vanuit de TSCYC en de SCARED:


Uit de scores van de SCARED ingevuld door Viktor komt naar voren dat hij klinisch
significante scores heeft en dus ook een verhoogd risico heeft voor een posttraumatische
stressstoornis.
Uit de scores van de SCARED ingevuld door moeder komen dezelfde verhoogde scores naar
voren. Ook moeder schat in dat er sprake zou kunnen zijn van een posttraumatische
stressstoornis.
Er zijn vanuit de TSCYC ingevuld door moeder aanwijzingen voor een posttraumatische
stressstoornis. Viktor vertoont voornamelijk een prikkelbare stemming en in iets mindere
mate vermijdingsgedrag. Gedrag dat wijst op herbelevingen komt volgens moeder minder
voor. Verder vertoont Viktor ook veel angsten.

Algemene conclusie m.b.t. de hypothese PTSS:


Het is waarschijnlijk dat Viktor kampt met een posstraumatische stressstoornis en gevolge

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 39


Inleiding

van het agressieve incident.

4.3 Onderkenning: hypothese angststoornis


Onderzoeksvragen
Is er sprake van een angststoornis?
Gehanteerde onderzoeksmethoden
o Ontwikkelingsanamnese

o Gesprek met Viktor

o Schoolinformatie

o SCARED-NL

o Belevingsonderzoek

o CBSK

o FEEL-KJ

Opdracht/ Oefening

Vanuit de schoolinformatie:
Viktor wordt gezien als een angstige en verlegen jongen

Vanuit de ontwikkelingsanamnese:
Schrikachtig als baby
Bang voor pinda-allergie, niet alleen kunnen slapen, verlegen

Vanuit het gesprek met Viktor en het belevingsonderzoek:


Friemelt veel en praat met stille stem
Blijft graag bij het veilige in plaats van het onbekende te exploreren
De andere en de buitenwereld komen bedreigend over in projectieve taken
In verschillende opdrachten komt het thema ‘angst’ naar voren. Daarnaast lijkt hij zich
machteloos/overspoeld te voelen door deze angst (afwachten tot het voorbij is)
Geeft angsten aan rond dieven, geluiden ’s nachts, dat er iets met mama zou kunnen zijn
Bij mama willen zijn, niet alleen willen zijn: separatieangst?

Vanuit de vragenlijsten (CBSK, SCARED, FEEL-KJ):


Viktor heeft een positief gevoel van eigenwaarde. Enkel op vlak van sociale vaardigheden
en
voor een deel ook schoolse vaardigheden is hij minder tevreden.
Bij angst lukt het moeilijk om adaptieve emotieregulatiestrategieën in te zetten. Bij angst
trekt hij zich vooral terug en denkt hij te veel na over wat hij anders had moeten
doen(rumineren).
Uit de scores van de SCARED ingevuld door Viktor komt naar voren dat hij klinisch
significante scores heeft en dus ook een verhoogd risico heeft voor een

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 40


Inleiding

separatieangststoornis en een sociale fobie.


Uit de scores van de SCARED ingevuld door moeder komen dezelfde verhoogde scores naar
voren. Ook moeder schat in dat er sprake zou kunnen zijn van een separatieangststoornis
en/of een sociale fobie.

Algemene conclusie m.b.t. de hypothese angststoornis:


Het is waarschijnlijk dat er sprake is van een algemene angststoornis, gezien de angsten die
Viktor heeft voor verschillende situaties.

4.4 Verklaring: hypothese angststoornis door aanleg of door


gezinsfactoren
Onderzoeksvragen

o Is de angststoornis genetisch bepaald (aanleg)?


o Is de angststoornis een gevolg van de opvoedingsstijl van moeder, of van andere
gezinsfactoren?
Gehanteerde onderzoeksmethoden
o Anamnese; gesprek met moeder
o Gesprek met Viktor
o Belevingsonderzoek
o FRT

Opdracht/Oefening
Neem de resultaten van de verschillende onderzoeksmethoden gebruikt voor deze hypothese
door.

Vanuit de anamnese:
Angsten bij moeder na de geboorte toen hij nog in het ziekenhuis lag
Moeder ook verlegen en ‘stil’
Verlegen zijn wordt als ‘familietrekje’ benoemd

Vanuit het gesprek met Viktor en het belevingsonderzoek:


Uit projectieve opdrachten: Maakt zich zorgen om zijn moeder; voor moeder moet gezorgd
Worden

Vanuit de FRT:
Viktor voelt zich zeer goed bij mama.
Papa rekent hij niet spontaan tot zijn ‘gezin’, maar als zijn aanwezigheid er toch is, is dit
eerder vanuit een neutrale positie.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 41


Inleiding

Conclusie met betrekking tot de verklarende hypothese dat de angststoornis het gevolg
is van aanleg of opvoedingsfactoren:
We kunnen niet met zekerheid uitspraken doen, maar we zien dat Viktor angstig is sinds
babyleeftijd en dat er familiaal ook aanwijzingen zijn voor angstproblematieken.
Het is dus mogelijk dat hij een angstige aanleg heeft. Mogelijks zal de opvoeding van
moeder, die zelf ook angstig aangelegd is, deze angsten bij Viktor versterkt hebben.

4.5 Onderkenning: hypothese psychosomatische klachten


Onderzoeksvragen

o Is er sprake van psychosomatische klachten bij Viktor?

Gehanteerde onderzoeksmethoden
o Gesprek met Viktor
o Belevingsonderzoek
o Ontwikkelingsanamnese

Opdracht/Oefening
Neem resultaten van verschillende onderzoeksmethoden gebruikt voor deze hypothese door.

Vanuit de anamnese:
Hoofdpijn en concentratieproblemen (sinds het incident).

Vanuit het gesprek met Viktor en het belevingsonderzoek:


Vertelt weinig - niets over mogelijkse psychosomatische klachten, veel over slaapproblemen

Algemene conclusie m.b.t. de hypothese psychosomatische klachten:


De neurologische en neuropsychologische onderzoeken konden geen uitsluitsel geven over
de oorzaak van de concentratieproblemen en de hoofdpijn bij Viktor. Ook vanuit dit
onderzoek kan er niet met zekerheid aangegeven worden dat er sprake is van
psychosomatische klachten.
Er is sprake van PTSS bij Viktor. Dit kan de concentratieproblemen verklaren.
Daarnaast spreken moeder en Viktor over slaapproblemen. Mogelijks kunnen de hoofdpijn
en concentratieproblemen hierdoor verklaard en/of versterkt worden verder onderzocht
moeten worden.

4.6 Verklaring: hypothese psychosomatische klachten t.g.v.


stress thuis of op school?
Onderzoeksvragen

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 42


Inleiding

o Zijn er psychosomatische klachten ontstaan door stressfactoren in het gezin?


o Zijn de psychosomatische klachten ontstaan door stressfactoren op school?

Gehanteerde onderzoeksmethoden
o Gesprek met Viktor
o Belevingsonderzoek
o FRT
o Schoolinformatie

Opdracht/Oefening
Neem resultaten van verschillende onderzoeksmethoden gebruikt voor deze hypothese door.

Vanuit de schoolinformatie:
Viktor komt angstig over

Vanuit de anamnese:
Viktor lijkt ‘bedrukter’ wanneer hij van school wordt gehaald

Vanuit het gesprek met Viktor en het belevingsonderzoek:


Geeft aan bepaalde dingen niet te kunnen doen o.w.v. problematiek van moeder
Gaat niet graag naar school, zou het liefst niet meer willen gaan
Vanuit het projectief materiaal komt naar voren dat hij zijn moeder ziet als iemand die
beschermd moet worden en die kwetsbaar is
Maakt zich zorgen om moeder
Positief of neutrale houding t.a.v. vader

Vanuit de FRT:
Viktor voelt zich zeer goed bij mama.
Papa rekent hij niet spontaan tot zijn ‘gezin’, maar als zijn aanwezigheid er toch is, is dit
eerder vanuit een neutrale positie

Algemene conclusie m.b.t. de verklarende hypothese psychosomatische klachten t.g.v.


stressfactoren op school of thuis:
Gezien de PTSS en vanuit aanwijzingen in het belevingsonderzoek kunnen we aannemen
dat
de schoolcontext een bron van stress is bij Viktor.
Met betrekking tot de gezinscontext merken we op dat de afwezigheid van vader beperkt tot
geen stress bezorgt bij Viktor.
De ziekte van moeder daarentegen is wel iets waar Viktor
bezorgd om is. Het is onduidelijk of deze situatie dermate stresserend is voor Viktor dat het
ook de verklaring vormt voor de psychosomatische klachten. Dit zal verder onderzocht
moeten worden.

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 43


Inleiding

4.7 Eindconclusie

Opdracht/Oefening
Wat wordt onze eindconclusie?

o Er is sprake van PTSS


o Er is sprake van een algemene angststoornis
o De angststoornis komt voort uit een angstige aanleg, mogelijks versterkt door de
opvoedingsstijl van moeder
o PTSS en bijkomende slaapproblemen kunnen mogelijks de concentratieproblemen en
hoofdpijn voldoende verklaren
o De schoolcontext is stresserend voor Viktor en vermoedelijk een trigger voor zijn
PTSS
klachten
o De klachten bij moeder vormt een redelijke stressor bij Viktor
o De afwezigheid van vader vormt geen stressor voor Viktor
o De hypothese ASS werd niet weerhouden

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 44


Inleiding

5 Advies
DLR 6: De psychologisch consulent formuleert (mondeling/schriftelijk) een psychologisch
rapport en advies, afgestemd op de cliënt of op een andere professionele hulpverlener.

o Advies:
o Mondelinge en/of schriftelijke terugkoppeling

5.1 Schriftelijk onderzoeksrapport


Als laatste stap in de diagnostische cyclus worden de resultaten van het onderzoek teruggekoppeld. In
het geval van Viktor wordt een schriftelijk onderzoeksrapport opgesteld voor de gerechtspsychiater en
voor moeder. Daarnaast worden de resultaten ook mondeling teruggekoppeld naar Viktor en zijn
moeder.

PSYCHODIAGNOSTISCH ONDERZOEKSVERSLAG VIKTOR.


IDENTIFICATIEGEGEVENS
Naam: Viktor Leeftijd: 9 jaar
Geboortedatum: 11-09-2012 Datum onderzoek: maart 2022
School/jaar: 3de leerjaar basisaanbod Verwijzer: Psychiater

VRAAGSTELLING ONDERZOEK
Reden van aanmelding
Viktor wordt aangemeld omwille van concentratieproblemen, hoofdpijn en dalende
schoolresultaten, na
een agressie incident op school.

Onderzoeksvraag
Is er sprake van concentratieproblemen?
Hoe kunnen de concentratieproblemen, de hoofdpijn en de dalende schoolresultaten verklaard
worden?

Eerder uitgevoerd onderzoek


Uit neurologisch onderzoek konden geen fysieke schade vastgesteld worden.
Er werd eerder een IQ afname gedaan door het CLB

ONDERZOEKSPROCEDURE

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 45


Inleiding

Hypotheses/Onderzoeksvragen/onderzoeksmethoden
1/ Is er sprake van een ontwikkelingsstoornis, met name een autisme spectrumstoornis?
2/ Er is sprake van psychosomatische stressklachten
3/ Er is sprake van een angststoornis
4/ Er is sprake van een posttraumatischstressstoornis

De volgende onderzoeksmethoden werden gebruikt om de onderzoekshypothesen te toetsen:


 Ontwikkelingsanamnese met mama
 Opvragen van schoolinformatie
 TEA-Ch
 Bourdon-Vos
 BRIEF
 Belevingsonderzoek met Viktor
 Vragenlijsten: CBSK, TSCYC, FEEL-KJ

ONDERZOEKSRESULTATEN

HIER KOMEN NORMAAL GEZIEN DE TABELLEN MET ONDERZOEKSRESULTATEN VAN DE TEA-CH, BRIEF,
BOURDON-VOS, EN VAN DE VRAGENLIJSTEN CBSK, TSCYC, FEEL-KJ.
DEZE WORDEN VOOR DE EENVOUD HIER NIET OPNIEUW WEERGEGEVEN.

ONDERZOEK NAAR AUTISME SPECTRUMSTOORNIS

Uit de schoolinformatie komt naar voren dat Viktor een verlegen jongen is die weinig aansluiting
vindt in de klas. Hij heeft wel 1 vriend in school, maar lijkt niet altijd aan te voelen dat dit vriendje
het contact met hem niet zo fijn vindt. Er wordt eveneens gesproken over beperkt oogcontact.
Vanuit de informatie van de moeder blijkt dat Viktor enigszins moeite had met veranderingen in het
verleden. Zo was de overgang naar vaste voeding en de overstap naar school niet evident voor
Viktor. Viktor blijkt ook soms gevoelig te reageren op zintuigelijke prikkels zoals smaak en
geluiden.
Viktors sociaal-emotionele ontwikkeling is volgens moeder goed ontwikkeld. Viktor heeft vrienden
uit zijn vorige school waarmee het samenspelen prima verloopt.
Vanuit het gesprek met Viktor en het belevingsonderzoek komt naar voor dat Viktor een goed
inzicht heeft in zijn sociale relaties. Hij bevestigt dat hij weinig vrienden heeft, mist zijn vrienden
en vindt het fijn om bij zijn vrienden uit zijn vorige school te zijn.
Viktor is verlegen en afwachtend. Hij heeft tijd nodig om te wennen aan een nieuwe (onderzoeks)
context en exploreert niet spontaan. Hij blijft eerder bij de realiteit en laat in tekeningen zijn fantasie

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 46


Inleiding

beperkt de vrije loop.


Het oogcontact is adequaat tijdens het 1-op-1 onderzoek. In spelsituaties stelt Viktor zich flexibel
op. Eenmaal ontdooid, is hij in staat tot adequaat samenspel. Viktor laat tijdens het onderzoek ook
initiërende joint attention zien.
Over het algemeen kunnen we stellen dat Viktor een aantal bijzonderheden laat zien op vlak van
sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit komt vooral tot uiting in de schoolcontext. Deze
moeilijkheden zouden echter ook verklaard kunnen worden door een angstproblematiek en/of een
posttraumatische stressstoornis. Er zijn onvoldoende argumenten aanwezig om de diagnose ASS te
kunnen stellen.

ONDERZOEK NAAR POSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS

Vanuit de ontwikkelingsanamnese die afgenomen werd bij moeder komt naar voren dat er geen
andere ingrijpende gebeurtenissen zijn geweest in het verleden, behalve het agressie incident. De
klachten van hoofdpijn, concentratieproblemen en dalende schoolresultaten zijn volgens moeder
begonnen na dit voorval. Sinds het incident sluit Viktor zich ook meer af. Er is kort na het incident
sprake geweest van nachtmerries, maar deze zijn volgens moeder nu niet meer aanwezig.
Viktor zelf spreekt in het belevingsonderzoek echter wel over nachtmerries en slaapproblemen. Het
is onduidelijk of deze trauma gerelateerd zijn. Het trauma incident heeft duidelijk wel een
belangrijke impact op hem. Hij is bang van ‘wilde kinderen’ en voelt vaak angst in het contact met
anderen. De schoolcontext is hier mogelijks een belangrijke trigger voor de traumaklachten. Viktor
gaat niet graag naar school en zou het liefst niet meer gaan.
Uit de afname van de SCARED bij Viktor weerhouden we klinisch significante scores en dus ook
een verhoogd risico voor een posttraumatische stressstoornis.
Uit de afname van de SCARED bij moeder komen dezelfde verhoogde scores naar voren. Ook
moeder schat in dat er sprake zou kunnen zijn van een posttraumatische stressstoornis
Ook vanuit de TSCYC ingevuld door moeder weerhouden we aanwijzingen voor een
posttraumatische stressstoornis. Viktor vertoont voornamelijk een prikkelbare stemming en in iets
mindere mate vermijdingsgedrag. Gedrag dat wijst op herbelevingen komt volgens moeder minder
voor. Verder vertoont Viktor ook veel angsten.
Algemeen kunnen we stellen dat het waarschijnlijk is dat Viktor kampt met een posttraumatische
stressstoornis ten gevolge van het agressie incident

ONDERZOEK NAAR ANGSTSTOORNIS

VANUIT DE SCHOOLINFORMATIE, DE ONTWIKKELINGSANAMNESE EN DE OBSERVATIES TIJDENS HET


ONDERZOEK KOMT NAAR VOOR DAT VIKTOR WORDT GEZIEN ALS EEN ANGSTIGE EN VERLEGEN JONGEN.
MAMA GEEFT AAN DAT VIKTOR EEN SCHRIKACHTIGE BABY WAS.

ZOWEL UIT DE ONTWIKKELINGSANAMNESE ALS UIT HET BELEVINGSONDERZOEK KOMEN ANGSTEN NAAR
VOREN IN VERSCHILLENDE CONTEXTEN EN SITUATIES: ANGST IN RELATIE TOT ANDERE KINDEREN EN
ANDERE MENSEN (VERLEGENHEID), ANGST MET BETREKKING TOT ZIJN ALLERGIE, NIET ALLEEN KUNNEN

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 47


Inleiding

SLAPEN, DIEVEN EN GELUIDEN ’S NACHTS, ANGST DAT ER IETS MET MAMA ZOU ZIJN.

UIT HET BELEVINGSONDERZOEK BLIJKT DAT VIKTOR ZICH MACHTELOOS EN OVERSPOELD VOELT DOOR ZIJN
ANGSTEN. DIT WORDT OOK BEVESTIGD IN DE FEEL-KJ VRAGENLIJST. BIJ ANGST LUKT HET MOEILIJK OM
ADAPTIEVE EMOTIEREGULATIESTRATEGIEËN IN TE ZETTEN. HIJ TREKT ZICH DAN VOORAL TERUG EN DENKT
VEEL NA OVER WAT HIJ ANDERS HAD MOETEN DOEN (RUMINEREN).

AFNAME VAN DE SCARED, INGEVULD DOOR VIKTOR, TOONT KLINISCH SIGNIFICANTE SCORES EN EEN
VERHOOGD RISICO VOOR EEN SEPARATIEANGSTSTOORNIS EN EEN SOCIALE FOBIE. UIT DE AFNAME VAN DE
SCARED BIJ MOEDER KOMEN DEZELFDE VERHOOGDE SCORES NAAR VOREN. OOK MOEDER SCHAT IN DAT ER
SPRAKE ZOU KUNNEN ZIJN VAN EEN SEPARATIEANGSTSTOORNIS EN/OF EEN SOCIALE FOBIE.

ALGEMEEN KUNNEN WE STELLEN DAT HET WAARSCHIJNLIJK IS DAT ER SPRAKE IS VAN EEN ALGEMENE
ANGSTSTOORNIS, GEZIEN DE ANGSTEN DIE VIKTOR HEEFT VOOR VERSCHILLENDE SITUATIES.

ONDERZOEK NAAR PSYCHOSOMATISCHE STRESSKLACHTEN

DE NEUROLOGISCHE EN NEUROPSYCHOLOGISCHE ONDERZOEKEN KONDEN GEEN


UITSLUITSEL GEVEN OVER DE OORZAAK VAN DE CONCENTRATIEPROBLEMEN EN
DE HOOFDPIJN BIJ VIKTOR. OOK VANUIT DIT ONDERZOEK KAN ER NIET MET
ZEKERHEID AANGEGEVEN WORDEN DAT ER SPRAKE IS VAN PSYCHOSOMATISCHE
KLACHTEN.
ER IS WEL SPRAKE VAN PTSS BIJ VIKTOR. DIT KAN DE CONCENTRATIEPROBLEMEN
VERKLAREN.
DAARNAAST SPREKEN MOEDER EN VIKTOR OVER SLAAPPROBLEMEN. MOGELIJKS
KUNNEN DE HOOFDPIJN EN CONCENTRATIEPROBLEMEN HIERDOOR VERKLAARD
EN/OF VERSTERKT WORDEN. DIT ZAL VERDER ONDERZOCHT MOETEN WORDEN.

BESLUIT EN ADVIES
Er zijn bij Viktor onvoldoende aanwijzingen voor een autisme spectrumstoornis. We kunnen vanuit
dit onderzoek echter wel bevestigen dat er sprake is van een posttraumatische stressstoornis en een
gegeneraliseerde angststoornis.
De psychosomatische klachten die opgemerkt worden kunnen mogelijks verklaard worden vanuit
die PTSS en angststoornis. Daarnaast zien we ook slaapproblemen die de klachten mogelijks
kunnen versterken. De slaapproblemen kunnen anderzijds ook mogelijks verklaard worden vanuit
de PTSS en de angsten.
Het is belangrijk dat Viktor therapie volgt om de PTSS klachten te verminderen. Daarnaast is het
belangrijk dat de school op de hoogte is van de resultaten van dit onderzoek zodat zij rekening
kunnen houden met zijn angsten en de stress die de schoolcontext momenteel bij Viktor
veroorzaakt.
Daarnaast is het zinvol dat zowel Viktor als mama begeleiding krijgen in het omgaan met de
angsten. Viktor kan in een vaardigheidstraining zijn copingvaardigheden verder ontwikkelen en
versterken, zodat hij deze ook kan inzetten om met zijn angsten om te gaan. Mama kan begeleid

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 48


Inleiding

worden om haar zoon te ondersteunen in het omgaan met zijn angsten

Psychodiagnostiek in de klinische praktijk 49

You might also like