Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 8

Lesnotities Waystage Mondeling Verkort (dinsdagavond, ID : 84405)

12-12 :
Gestorven = overleden
Mijn grootvader is vorig jaar overleden/gestorven.
Sindsdien = vanaf dat moment
Kennen -> Ik heb hem gekend.

Wat doe jij graag?


= Waar word jij gelukkig, blij, energiek, … van?
-> Ik fiets graag.
-> Ik werk graag in de tuin.
-> Ik voetbal graag.
-> Ik speel graag tennis.
-> Ik lees graag.
-> Ik rij graag met de auto.
-> Ik doe (ook) graag yoga.
-> Ik wandel graag.
-> Ik verzorg graag planten. Ik kweek graag planten. (= Ik hou van planten
verzorgen/ kweken.)
-> Ik game graag. (< ‘gamen’) Ik speel graag videospelletjes.
-> Ik slaap graag.
-> Ik kijk graag tv.
-> Ik luister graag naar audioboeken. (< luisteren)
-> Ik leer graag Nederlands. / … talen / …
-> Ik drink graag bier.

Mijn broer / Hij eet graag.


Hij fitnesst graag.
Hij bokst graag. (< boksen)

Mijn zus danst graag.


Zij winkelt graag.
Zij wandelt graag in het park.
Zij organiseert graag feestjes, een bbq, …

Mijn moeder naait graag.


Zij borduurt graag. (borduren)
Zij breit graag. (breien)
Zij gaat graag naar het theater (naar een toneelstuk kijken).

Mijn vader zwemt graag.


Hij gaat graag naar de sauna.
Hij drinkt graag wijn.
Mijn vader rijdt graag met de auto.
Wat kan jij goed?
= Welke vaardigheden/skills kan jij?
= Wat zijn jouw competenties?

Zij zijn aangetrouwde familie.


Dirk is alleenstaand. = Hij is vrijgezel. = (Hij is ‘single’.)

Langs de kant van de moeder = langs moeders kant


Langs de kant van de vader = langs vaders kant

Zij werkt voor /bij een juwelier.


Zij is huisvrouw.
Mijn vader is gepensioneerd. = Mijn vader is op pensioen.
De zakenman

Schaken = verbum (Engels : ‘playing chess’)


Ik schaak graag.

Ik werk in de farmaceutische sector.

Technisch tekenen
Plannen tekenen
Zij is industrieel ontwerper.
De zoon van mijn zus is mijn neef.
Hij speelt graag computerspelletjes. / Hij gamet graag. (< ‘gamen’)
Hij werkt graag op de computer.
Hij surft graag op internet.

Hij kan heel goed in de tuin werken. = Hij kan heel goed tuinieren.

Het is een rijstgerecht met vlees.


Het gerecht

Ze kan heel goed problemen oplossen. = Ze is een probleemoplosser.


Taarten bakken (in de oven)
Taarten maken

Hij kan heel goed klusjes opknappen.


Hij kan heel goed karweitjes doen (in en rond het huis).
= Hij is handig.
= Hij is een handig man.

Solderen
5-12-23 :
De familie = de ‘grote’ familie
Het gezin = de mensen die onder één dak wonen : meestal moeder + vader +
kinderen

p10:
1. Hoe heet jij? -> Hoe spel je dat?
2. Uit welk land kom jij?
3. Ben jij getrouwd?
4. Heb jij kinderen? Hoeveel kinderen heb jij?
5. Welke taal / Welke talen spreek jij? Wat is jouw moedertaal?
6. Wanneer verjaar jij?
7. Hoe kom jij naar school?
-> Kom jij met de fiets, met de bus, met de trein, met de auto,
met de metro, met de tram, … naar school?
-> Kom jij te voet naar school?

woordenlijst

LANDEN -> NATIONALITEITEN :


Slovakije -> Slovaaks
Iran -> Iraans
Afghanistan -> Afghaans
Hongarije -> Hongaars
Colombia -> Colombiaans
Oekraïne -> Oekraïens
China -> Chinees
Moldavië -> Moldavisch
Armenië -> Armeens
Kazachstan -> Kazachs
Servië -> Servisch
Jordanië -> Jordaans
Frankrijk -> Frans
Turkije -> Turks

iets om beurt doen

tuinieren = in de tuin werken


muziek beluisteren = naar muziek luisteren

In de pauze eet ik graag een stuk fruit.


Ik koop veel fruit.
Er bestaan veel fruitsoorten.

Ik ga niet zo vaak als ik zou willen naar de cinema.


in de supermarkt
Ik verjaar op 30 maart. op + exacte datum
Ik verjaar in maart. in + maand

Italiaans, Portugees, Turks, Engels, Urdu,


Fillipijns, Duits, Nederlands, Frans, Spaans, ...

INFINITIEVEN :
DRINKEN
ETEN
VRAGEN
ZIEN
ZEGGEN
GEVEN
LEZEN
ZOEKEN
SCHRIJVEN
BRENGEN
WASSEN
GOOIEN
HANGEN
WANDELEN
SPREKEN
BLIJVEN
KOMEN
ZIJN (!!!)
LEREN
BELLEN

Musiceren

Hij werkt in de tuin. = Hij tuiniert.

De verpleegkundige
De verpleegster

Gestorven = overleden

You might also like