Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 89

CTB2210 – Constructiemechanica 3

April 2013
Januari 2013
Januari 2012
April 2011
Januari 2011
April 2010

Tentamenbundel Civiele Techniek


Het Gezelschap "Practische Studie"
Subfaculteit Civiele Techniek Vermeld op bladen van uw werk:
Constructiemechanica STUDIENUMMER :
NAAM :

Hertentamen CT2031

ConstructieMechanica 3

13 April 2011 van 14:00 – 17:00 uur

Als de kandidaat niet voldoet aan de voorwaarden tot deelname wordt


het tentamenwerk niet beoordeeld.

 Dit tentamen bestaat uit 5 vraagstukken.

 Werk elk vraagstuk uit op een afzonderlijk blad.

 Vermeld op elk blad rechtsboven uw naam en


studienummer

 In de beoordeling van het werk wordt ook de netheid


van de presentatie betrokken

 GSM toestellen en of PDA’s al dan niet met UMTS


verbinding mogen niet aan staan tijdens het tentamen

 Maak gebruik van de bijgeleverde formulebladen

 Gebruik geen rode pen of rood potlood

 Het gebruik van woordenboeken en (grafische)


rekenmachines is toegestaan
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

VRAAGSTUK 1 : Theorie, stabiliteit ( ca 30 min )


Van de onderstaande op druk belaste buigzame staaf wordt gevraagd de analyse op te stellen voor
een stabiliteitsonderzoek.De ligger is prismatisch en heeft daarmee over de gehele lengte
dezelfde buigstijfheid EI. Aan de randen is de ligger ondersteund met een rotatieveer en een
translatieveer. De veerstijfheden van deze veren zijn r en k.

r
EI B F
A x
k
a

z, w

Vragen:

a) Geef de algemene oplossing van de knikvorm en geef daarbij duidelijk aan wat de
onbekenden zijn en eventuele parameters voorstellen.
b) Stel voor dit probleem de randvoorwaarden op en schrijf de voorwaarden tot een stelsel
vergelijkingen. Ondersteun uw antwoord met duidelijke schetsjes waarmee helder wordt
hoe u tot uw vergelijkingen bent gekomen.
c) Hoe kan de kniklast worden bepaald?
d) Binnen welke grenzen kunt u de kniklast afschatten?

Merk op :
Er wordt niet gevraagd de kniklast exact te bepalen dus ga dat ook niet doen i.v.m. de tijd!

-2-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

VRAAGSTUK 2 : Statisch onbepaalde constructies 1 ( ca 35 min )


Een ligger met overstek wordt belast zoals in de figuur is aangegeven. Kolom DE bestaat uit een
vakwerkconstructie zoals in de figuur is aangegeven.

q F
F
A B
D
C EI G EI

E
a a a a

Gegevens : a = 4 m; ; q = 51 kN/m; F = 102 kN; EI = 10000 kNm2

Vragen:

a) Schets de vervormde constructie en geef aan hoeveel voudig statisch onbepaald deze
constructie is. Bepaal een statisch bepaald hoofdsysteem en geef uw statisch onbepaalden
aan in een schets waardoor duidelijk wordt wat de door U gekozen positieve richtingen
zijn van de statisch onbepaalden.

b) Stel de vormveranderingsvoorwaarde(n) op en bepaal de statisch onbepaalde(n). U mag


gebruik maken van alle mogelijke handigheidjes om het probleem zo snel mogelijk op te
lossen.

c) Teken de M- en V-lijn voor dit belastingsgeval inclusief de vervormingstekens en zet de


karakteristieke waarden erbij.

d) Bepaal de zakking van punt G halverwege BD.

-3-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

VRAAGSTUK 3 : Statisch onbepaalde constructies 2 ( ca 45 min )


Het onderstaande raamwerk is in D ondersteund m.b.v. een vakwerk CD. In E zijn de staven
momentvast met elkaar verbonden. In A is een horizontale roloplegging aangebracht en B is een
scharnierende ondersteuning. De belasting en de buigstijfheden zijn in de figuur aangegeven.

q F

A E
D
EI G EI

a
2EI

B
C
a a a

Gegevens : a = 4 m; ; q = 51 kN/m; F = 102 kN; EI = 10000 kNm2

Vragen:

a) Maak een schets van de vervormde constructie


b) Geef in deze schets aan hoe het model eruit ziet waarmee de krachtsverdeling in deze
constructie kan worden bepaald en laat duidelijk zien wat de onbekenden zijn.
c) Stel de vergelijkingen op waarmee de onbekenden kunnen worden bepaald.
d) Los de onbekenden op. U mag daarbij gebruik maken van het gegeven dat het maximale
moment in staaf EB in absolute zin gelijk is aan 357 kNm.
e) Teken de momentenlijn inclusief de vervormingstekens en zet de waarden erbij.
f) Bepaal de verplaatsing van punt E.

-4-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

VRAAGSTUK 4 : Stabiliteit ( ca 30 min )


Van de onderstaande constructie wordt gevraagd een stabiliteitsonderzoek te verrichten. Alle
staven hebben een verschillende buigstijfheid. De constructie is in C ingeklemd, de overige
oplegginen zijn horizontale rolopleggingen. De invloed van de normaalkrachtvervorming en de
invloed van de dwarskrachten op het evenwicht in de vervormde stand, mogen worden
verwaarloosd.

4m
F
D
E
2EI

4 m
EI

3EI B 4EI C
A

3m 3m

Gegevens : EI =1000 kNm2; F = 100 kN

Vragen:

a) Geef een schatting van de kniklengte (maak een schets).

b) Bepaal van de gegeven constructie de maatgevende belasting F op basis van een


stabiliteitsonderzoek. Betrek in uw antwoord duidelijk de modelvorming en de bepaling
van eventuele gebruikte parameters. Ondersteun het antwoord met een duidelijke schets.

c) Bepaal de kniklengte.

d) Hoe beoordeelt U de gevoeligheid voor 2e orde effecten van deze constructie bij de
gegeven belasting F? Motiveer uw antwoord.

-5-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

VRAAGSTUK 5 : Elasticiteitstheorie ( ca 40 min )


Van een fictief, homogeen isotroop, plaatmateriaal is een proefstuk gemaakt waarvan de
afmetingen in de onderstaande figuur zijn aangegeven. De plaatdikte is overal t. In het proefstuk
heerst een homogene vlakspanningstoestand.

80 MPa
120 MPa

30 MPa 50 MPa
B C
2
y 1
1 1
A dikte t
D
1 x
3

E
F
130 mm

Gegevens : - op vlak AB werkt een drukspanning van 120 N/mm2 en een


schuifspanning van 30 N/mm2. Op vlak BC werkt een drukspanning van 80
N/mm2 en een schuifspanning van 50 N/mm2
- E = 115000 N/mm2, ν = 0,5 en fy = 125 N/mm2.

Opmerking : Maak gebruik van het meegeleverde formuleblad.

Vragen:
a) Teken de cirkel van Mohr voor de gegeven spanningstoestand, kies zelf een passende
schaal. Geef duidelijk het Richtingen Centrum en de hoofdrichtingen aan. Geef ook alle
relevante waarden in de cirkel aan.
b) Bepaal de grootte en richting van de spanningen op de vlakjes CD, DE en AF. Teken deze
spanningen op de vlakjes zoals ze in werkelijkheid werken. De waarden van de
spanningen mogen worden afgelezen uit de getekende cirkel.
c) Bepaal de rek (afgerond op 10-4) van de vezels evenwijdig aan CD en ED.
d) Het plaatmateriaal volgt de vloeivoorwaarde van von Mises.
- Wat is de achtergrond van deze vloeivoorwaarde ?
- Welke veiligheidsmarge heeft deze spanningstoestand ?

-6-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

FORMULEBLAD

Spanningen en rekken :
 1  E
ε xx = E (σ xx − νσ yy ) σ xx = 1 − ν 2 ( ε xx + νε yy )
   ∂ui ∂u j 
 1  E E ε ij = 12  +  voor i, j = x, y
ε
 yy =
E
( σ yy − νσ xx ) of σ yy =
1 − ν 2 ( yy
ε + νε xx ) met G =
2(1 +ν )  ∂j ∂i 
 
 σ xy σ xy = 2Gε xy
ε xy = 
 2G 
von Mises : (σ 1 − σ 2 )2 + (σ 2 − σ 3 )2 + (σ 3 − σ 1 )2  ≤ 13 f y2
1

6 
Tresca : straal van de maatgevende cirkel van Mohr is bepalend

-7-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

FORMULEBLAD (vervolg)
Eulerse knikvergelijking: Mechanica relaties:
π 2 EI dw dϕ
Fk = 2 ϕ =− κ= M = EIκ
lk dx dx

Enkelzijdig verend ingeklemde knikstaaf: Differentiaalvergelijkingen:


F
w ''+ α 2 w = 0 met: α 2 =
EI
algemene oplossing:
w( x) = C1 cos α x + C2 sin α x
Of :
F
1 1 1 10 w ''''+ α 2 w '' = 0 met: α 2 =
= + 2 lk = l 4 + EI
Fk r π EI ⇒ ρ
en S z ( x) = M '− Fw '
l 4l 2 met : ρ =
rl
algemene oplossing:
EI
w( x) = C1 + C2 x + C3 cos α x + C4 sin α x
dus:
ϕ ( x) = −C2 + C3α sin α x − C4α cos α x
M ( x) = EI × C3α 2 cos α x + C4α 2 sin α x 
S z ( x ) = − F × C2

Ongeschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


10 rl
η1 = 4 + ; ρ1 = 1
Fk =
(η1 + η 2 )2 2
π EI
× 2 met :
ρ1 EI
η1η 2 (η1 + η 2 − 4 ) l η2 = 4 +
10 rl
; ρ2 = 2
ρ2 EI

Geschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


Fk =
(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) . π 2 EI “Vrije” kromming t.g.v lineair temperatuurs-
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) l 2 verloop over de hoogte h van de doorsnede:
rl rl
met : ρ1 = 1 ρ2 = 2
EI EI α∆T
κT =
h
Regel van Merchant:
Fc H c
+ =1
Fk H p

-8-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

BEKNOPTE ANTWOORDEN
( geen modeluitwerking ! )

OPGAVE 1

De algemene oplossing van de 4e orde DV voor buigingsknik is:


F
w( x) = C1 + C2 x + C3 cos α x + C4 sin α x met: α 2 = en S z = − F × C2
EI
De vier randvoorwaarden voor dit probleem zijn (geef schetsjes):
w(0) = 0
M (0) = M veer = r ⋅ ϕ (0) = − r ⋅ w '(0)
M (a) = 0
S z (a ) = − Fveer = − k ⋅ w(a )

Uitwerken van deze vergelijkingen levert:


1) C1 + C3 = 0
2) FC3 = − r (C2 + C4α )
3) FC3 cos(α a ) + C4 sin(α a ) = 0
4) − FC2 + kC1 + kC2 a + kC3 cos(α a ) + kC4 sin(α a ) = 0

De kniklast kan worden gevonden door het nul stellen van de determinant van dit stelsel. Alleen
dan kan een niet-triviale oplossing worden gevonden voor dit knikprobleem. Uitwerken werd
verder niet gevraagd.

De stijfste constructie treedt op indien beide veren oneindig stijf zijn. Dit levert een maximale
kniklast op van:

π 2 EI 2π 2 EI
Fk = 2
=
a2
( 1
2 2a )
Het minst stijve geval treedt op voor k = 0. Dan ontstaat het bekende basisgeval:
1 1 1
= + 2
Fk r π EI
a
4a 2

-9-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

OPGAVE 2

a) De constructie is enkelvoudig statisch onbepaald en het betreft een constructie met niet-
verplaatsbare knopen. Als statisch onbepaalde wordt gekozen voor het overgangsmoment
in B. De belasting op het overstek wordt statisch equivalent verplaatst naar knoop A.
Schets is hier in de uitwerking niet gegeven maar is wel vereist.

b) Het schema ziet er als volgt uit:

F
q MB
F
D
Fa
EI G EI
A B
a a a

Vormveranderingsvoorwaarde:

ϕ BAB = ϕ BBD
Fa ⋅ a qa 3 M B a M B 2a F (2a )2
− + − = −
6 EI 24 EI 3EI 3EI 16 EI
a ( 2 F + qa )
MB = = 68 kNm
24

c) Momentenlijn en dwarskrachtenlijn moeten 100% zijn. Let op het parabolische deel en de


knik in de M-lijn onder de puntlast. Overstekje niet vergeten!

d) Zakking mag worden bepaald m.b.v. de gegeven vergeet-mij-nietjes:

F ( 2a ) 3 M B ( 2a ) 2
w= − = 0,0816 m
48 EI 16 EI

- 10 -
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

OPGAVE 3

a) De verplaatste constructie is hieronder geschetst. De constructie is een constructie met


verplaatsbare knopen. Dit is eenvoudig in te zien door alle starre verbindingen te
vervangen door scharnieren. Er ontstaat dan een kinematisch onbepaald vakwerk
(mechanisme). De blauwe lijn in de onderstaande figuur is de vervormde constructie.



q F

A E
D
EI M2 G EI
M1

a
2EI
M3
M1 - M2 - M3 = 0 B
θ
a a a

b) Van de drie momenten op knoop E zijn er twee fundamenteel onbekend, de derde is te


bepalen uit het knoopevenwicht. Daarnaast is de horizontale verplaatsing van de
bovenregel een onbekende. Dit is de enige vrijheidsgraad in het mechanisme dat ontstaat
als alle starre verbindingen worden vervangen door scharnieren. Uiteraard kan deze
vrijheidsgraad ook worden beschreven m.b.v. een rotatie van een van de staven. In de
bovenstaande figuur is het hier beschreven geheel weergegeven.
De drie onbekenden kunnen worden bepaald m.b.v. twee vormveranderingsvoorwaarde
en de eis dat het mechanisme samen met de onbekende overgangsmomenten en belasting
een evenwichtssysteem moeten vormen. Voor deze eis gebruiken we het gereedschap van
de virtuele arbeid. Reductie van het aantal onbekende momenten m.b.v. het
knoopevenwicht is niet nodig als het stelsel met de GR wordt opgelost. In dat geval kan
direct het totaal worden ingevoerd en worden opgelost.

c) De vergelijkingen die moeten worden opgelost zijn:

AE EB M 1a qa 3 − M 3a 2
ϕ E =ϕ E + − 2θ = + 2θ
3EI 24 EI 3EI 2
M 1a qa 3 − M 2 2a F (2a ) 2
ϕ EAE = ϕ EED + − 2θ = − +θ
3EI 24 EI 3EI 16 EI
ΣT E = 0 M1 − M 2 − M 3 = 0
δA=0 − M 1 ⋅ 2δθ + qa ⋅ 2δθ ⋅ 12 a − M 2 ⋅ δθ + F ⋅ δθ ⋅ a − M 3 ⋅ 2δθ = 0

Deze vergelijkingen kunnen worden opgeschoond en als stelsel in de GR worden


ingevoerd. Reductie zoals met de hand gebruikelijk is, is dan niet nodig.

- 11 -
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

24EI
d) De vormveranderingsvergelijkingen kunnen worden vermenigvuldigd met :
a

 96 EI 
8 0 8 − a   M 1   − qa 2 
     2 
8 16 0 − 72 EI  ⋅  M 2  =  − qa − 6 Fa 
 a   M 3   qa 2 + Fa 
 
2 1 2 0  θ   
   0 
1 −1 −1 0 

Invullen levert:

8 0 8 −240 × 103   M 1   −816 


 3    
8 16 0 −180 × 10  ⋅  M 2  =  −816 − 2448
2 1 2 0   M 3   816 + 408 
     
1 −1 −1 0  θ   0 
Oplossen met de GR levert (zie website voor handleidingen) :
187
M 1 = 289 kNm; M 2 = −68 kNm; M 3 = 357 kNm; θ = = 0, 024933;
7500
De aangenomen richting van het moment M2 blijkt onjuist te zijn geweest.

Opmerking:
De route die in het boek wordt uitgelegd is om eerst het knoopevenwicht te verwerken waardoor er twee
onbekende momenten resteren en een rotatie. Vervolgens wordt de rotatie geëlimineerd uit de twee
vormveranderingsvergelijkingen en het resultaat wordt gecombineerd met de uitkomst van de virtuele
arbeidsvergelijking. Op deze manier resteert een systeem van twee vergelijkingen met twee onbekenden
waaruit de momenten kunnen worden opgelost. Zonder reductie maar met gebruik van de GR lijkt het alsof
er vier vergelijkingen met vier onbekenden moeten worden opgelost en dat zou kunnen suggereren dat dit
een hele ingewikkelde som is maar het tegendeel is het geval!

e) Momentenlijn mag geen probleem opleveren. Let op het parabolische deel, de knik onder
de puntlast en de juiste vervormingstekens.

68

M-lijn
in kNm 204

102 170
357
289

f) De verplaatsing van de knopen kan worden gevonden m.b.v. de opgeloste


vrijheidsgraad θ. Knoop E zal naar links en naar beneden verplaatsen over een afstand
van a.θ = 0,19467 m.

- 12 -
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

OPGAVE 4

a) De constructie bestaat uit een ongeschoorde drukstaaf met rotatieveren aan boven en
onderzijde. De kniklengte zal meer dan 4,0 meter bedragen. (ongeschoord volledig
ingeklemd basisgeval 4,0 m, door veren minder stijf, lagere kniklast en daarmee grotere
kniklengte)

Schets is noodzakelijk, hier niet gegeven.

b) De rotatieveren zijn te bepalen met de standaard vergeet-mij-nietjes. Dit levert het


volgende model op.
r1 r2
F
EI; 4,0 m

De veerstijfheden zijn:

3 ⋅ 2 EI r ⋅4 10 17
r1 = ⇒ ρ1 = 1 = 6 ⇒ η1 = 4 + =
4 EI 6 3
3 ⋅ 3EI 4 ⋅ 4 EI r ⋅ 4 100 10 43
r2 = + ⇒ ρ2 = 2 = ⇒ η2 = 4 + =
3 3 EI 3 33, 33 10

De kniklast wordt hiermee:

Fk =
(η1 + η2 ) × π 2 EI = 421,5 kN
η1η2 (η1 + η2 − 4 ) 42

c) De kniklengte kan m.b.v. de formule van Euler worden bepaald:

π 2 EI
Fk = ⇔ lk = 4,84 m
lk2
d) Bij de gegeven belasting van 100 kN kan de vergrotingsfactor worden bepaald:

Fk
n 4, 2
= F = = 1,31
n − 1 Fk − 1 4, 2 − 1
F

Deze constructie is erg gevoelig voor 2e orde effecten. Een initiële scheefstand zal met
31% aangroeien hetgeen in de praktijk niet acceptabel is.

- 13 -
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 13 April 2011

OPGAVE 5

De cirkel van Mohr met daarop de spanningen op de diverse vlakken is hieronder weergegeven.

80
50 σ yx
A
B C
120 65
40 F

30 50
50
B

40
A

C y
30
2

(2) 1

(1) D x
m
σ yy
-130 -120 -80 -50 -30
σ xx
3

1 1
1

D
50
80
RC 50

E
σ xy

a) De spanningen op alle gevraagde vlakjes zijn in de cirkel weergegeven. De


hoofdrichtingen (1) en (2) zijn tevens aangegeven. De hoofdspanningen zijn –30 en –130
N/mm2.
b) Vezels evenwijdig aan CD zijn vezels die evenwijdig zijn aan de hoofdrichting (2). De
hoofdrekken kunnen direct met de spannings-rek formules worden berekend :
σ νσ − 130 − (0,50 × −30) σ νσ
ε CD = ε 2 = 2 − 1 = = −10,0 × 10 − 4 ; ε 1 = 1 − 2 = 3,0 × 10 − 4
E E 115000 E E
Teken de rekcirkel en lees de rek voor vezels evenwijdig aan ED af :
ε ED = 12 (ε 1 + ε 2 ) = −3,5 × 10 −4 (R.C. zelfde locatie als in spanningscirkel)
c) Theorie zie dictaat. Hoofdspanningen zijn (0; -30; -130). De veiligheidsmarge volgt uit:
γ2
6
[(0 + 30) 2
+ (− 30 + 130 ) + (− 130 − 0 ) ≤ 13 × 125 2
2 2
] ⇒ γ = 1,06

- 14 -
Subfaculteit Civiele Techniek Vermeld op bladen van uw werk:
Constructiemechanica STUDIENUMMER :
NAAM :

Tentamen CT2031

ConstructieMechanica 3

14 april 2010 van 14:00 – 17:00 uur

Als de kandidaat niet voldoet aan de voorwaarden tot deelname wordt


het tentamenwerk niet beoordeeld.

 Dit tentamen bestaat uit 5 vraagstukken.

 Werk elk vraagstuk uit op een afzonderlijk blad.

 Vermeld op elk blad rechtsboven uw naam en


studienummer

 In de beoordeling van het werk wordt ook de netheid


van de presentatie betrokken

 GSM toestellen en of PDA’s al dan niet met UMTS


verbinding mogen niet aan staan tijdens het tentamen

 Maak gebruik van de bijgeleverde formulebladen

 Gebruik geen rode pen of rood potlood

 Het gebruik van woordenboeken en (grafische)


rekenmachines is toegestaan
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

VRAAGSTUK 1 : Theorie stabiliteit ( ca 20 min )


Hieronder is een op druk belaste prismatische staaf weergegeven met buigstijfheid EI die in
de onbelaste toestand al een initiële vooruitbuiging wo (x) heeft. De aangebrachte belasting F
is kleiner dan de kniklast.

A EI B F
x

wo(x)

w(x)

z, w l

GOED EN ZORGVULDIG LEZEN, LET OP DE AANGEGEVEN TIJD !

a) Toon aan dat voor deze staaf met lengte l en buigstijfheid EI voor de uitgebogen, belaste
staaf geldt:

d4w d2w d 4 wo
EI + F = EI
dx 4 dx 2 dx 4

Noot : U mag daarbij uitgaan van het bekende gereedschap op het formuleblad,
m.a.w. de differentiaalvergelijking voor buigingsknik hoeft niet te worden
afgeleid!

b) Leg uit of het hier een knikprobleem betreft of niet ?

-2-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

VRAAGSTUK 2 : Statisch onbepaalde constructies ( ca 45 min )


De hieronder weergegeven constructie wordt belast met een puntlast en een gelijkmatig verdeelde
belasting. Van de onderstaande constructie wordt gevraagd de krachtsverdeling te bepalen m.b.v.
hoekveranderingsvergelijkingen.

F
q 3EI
D
C

4a 5EI 10EI

ϕ
A
B

3a 3a

Gegeven : EI = 10000 kNm2 a=2,0 m F= 40 kN, q=10 kN/m

Vragen:

a) Schets de vervormde constructie en geef aan hoeveel voudig statisch onbepaald deze
constructie is. Bepaal een statisch bepaald hoofdsysteem en geef uw statisch onbepaalden
aan in een schets waardoor duidelijk wordt wat de door U gekozen positieve richtingen
zijn van de statisch onbepaalden.

b) Stel de vormveranderingsvoorwaarde(n) op en bepaal de statisch onbepaalde(n).

c) Teken de M-lijn voor de gehele constructie, zet de waarden er bij en geef de


vervormingstekens aan.

-3-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

VRAAGSTUK 3 : Statisch onbepaalde constructies ( ca 30 min )


De onderstaande geknikte constructie wordt zowel horizontaal als verticaal belast. De
vervorming door normaalkracht wordt verwaarloosd. De afmetingen en de belastingen zijn in de
figuur aangegeven.

q2

F B
EI 2EI D
C
q1

3a
EI

A
4a 4a

Gegevens : a=1,5 m; F=50 kN; q1=64,0 kN/m; q2=45,0 kN/m; EI=100000 kNm2

Vragen :

a) Betreft het hier een geschoorde of een ongeschoorde constructie?

b) Geef de onbekenden aan en bereken de krachtsverdeling in de constructie. Geef duidelijk


aan wat de door U gekozen positieve richtingen zijn van de onbekenden, een duidelijke
schets is noodzakelijk!

c) Teken voor de gehele constructie de M-lijn inclusief vervormingstekens en relevante


waarden.

d) Bepaal de horizontale verplaatsing van B.

-4-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

VRAAGSTUK 4 : Stabiliteit ( ca 40 min )


Van de onderstaande constructie wordt gevraagd een stabiliteitsonderzoek te verrichten. De
lengten van de pendelkolommen zijn in de figuur aangegeven. Alle staven hebben dezelfde
buigstijfheid EI. De invloed van de normaalkrachtvervorming en de invloed van de
dwarskrachten op het evenwicht in de vervormde stand, mogen worden verwaarloosd.

Let goed op de aangegeven locaties van de scharnieren!

F F F F
G
E
2 m
2,5 m
A 3,5 m alle staven EI 4 m
B

C
D

2m 2m 2m 4m

Gegevens : EI =1000 kNm2;

Vragen:

a) Is de constructie geschoord of ongeschoord ?


b) Teken de mogelijke knikvorm(en)
c) Bepaal van de gegeven constructie de maatgevende belasting F op basis van een
stabiliteitsonderzoek.

-5-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

VRAAGSTUK 5 : Elasticiteitstheorie ( ca 45 min )


Van een plaat ABCD met constante dikte t is gegeven dat deze is onderworpen aan een
homogene vlakspanningstoestand. De afmetingen zijn in de onderstaande figuur gegeven. Het
materiaal is homogeen en isotroop:

E = 150 × 103 N/mm 2


ν = 0,5
f y = 235 N/mm 2

Van de plaat zijn de verplaatsingen in x- en y-richting voor ieder punt beschreven met de
onderstaande functies:

u x = 2 × 10−4 − 7 × 10−4 x − 4 × 10 −4 y
uy = − 2 × 10−4 x + 1× 10−4 y

y
D

6m
8m

A
7m
5m

x
B
4m 6m
Vragen:

a) Wat is een homogene vlakspanningstoestand?


b) Bepaal de rektensor in het x-y-assenstelsel.
c) Teken de cirkel van Mohr voor de rekken en zet daarin de relevante waarden en geef
duidelijk het richtingencentrum aan. Geef tevens de hoofdrekken en hoofdrichtingen
weer. Kies als schaal 1cm  1, 0 ×10 −4
d) Bepaal voor vezels evenwijdig aan AB de rek.
e) Teken de spanningscirkel van Mohr en laat goed zien hoe u aan de karakteristieke punten
van de cirkel komt! Kies als schaal 1cm  10 N/mm2.
f) Bepaal voor het vlakje AD en AB de normaal- en schuifspanning en teken in een figuur
deze spanningen op het vlakje zoals ze in werkelijkheid werken.
g) Bepaal de veiligheid m.b.t. bezwijken volgens het criterium van von Mises.

-6-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

FORMULEBLAD

Spanningen en rekken :
 1  E
ε xx = E (σ xx − νσ yy ) σ xx = 1 − ν 2 ( ε xx + νε yy )
   ∂ui ∂u j 
 1  E E ε ij = 12  +  voor i, j = x, y
ε
 yy =
E
( σ yy − νσ xx ) of σ yy =
1 − ν 2 ( yy
ε + νε xx ) met G =
2(1 +ν )  ∂j ∂i 
 
 σ xy σ xy = 2Gε xy
ε xy = 
 2G 
von Mises : (σ 1 − σ 2 )2 + (σ 2 − σ 3 )2 + (σ 3 − σ 1 )2  ≤ 13 f y2
1

6 
Tresca : straal van de maatgevende cirkel van Mohr is bepalend

-7-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

FORMULEBLAD (vervolg)
Eulerse knikvergelijking: Mechanica relaties:
π 2 EI dw dϕ
Fk = 2 ϕ =− κ= M = EIκ
lk dx dx

Enkelzijdig verend ingeklemde knikstaaf: Differentiaalvergelijkingen:


F
w ''+ α 2 w = 0 met: α 2 =
EI
algemene oplossing:
w( x) = C1 cos α x + C2 sin α x
Of :
F
1 1 1 10 w ''''+ α 2 w '' = 0 met: α 2 =
= + 2 lk = l 4 + EI
Fk r π EI ⇒ ρ
en S z ( x) = M '− Fw '
l 4l 2 met : ρ =
rl
algemene oplossing:
EI
w( x) = C1 + C2 x + C3 cos α x + C4 sin α x
dus:
ϕ ( x) = −C2 + C3α sin α x − C4α cos α x
M ( x) = EI × C3α 2 cos α x + C4α 2 sin α x 
S z ( x ) = − F × C2

Ongeschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


10 rl
η1 = 4 + ; ρ1 = 1
Fk =
(η1 + η 2 )2 2
π EI
× 2 met :
ρ1 EI
η1η 2 (η1 + η 2 − 4 ) l η2 = 4 +
10 rl
; ρ2 = 2
ρ2 EI

Geschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


Fk =
(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) . π 2 EI “Vrije” kromming t.g.v lineair temperatuurs-
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) l 2 verloop over de hoogte h van de doorsnede:
rl rl
met : ρ1 = 1 ρ2 = 2
EI EI α∆T
κT =
h
Regel van Merchant:
Fc H c
+ =1
Fk H p

-8-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

ANTWOORDEN
( uitgebreide versie )

OPGAVE 1

a) Zie dictaat, paragraaf 11.1. Niet rommelend naar het eindantwoord rekenen maar de
essentie aangeven en dat is uiteraard de constitutieve vergelijking voor het moment.

b) Het betreft hier geen knikprobleem. De DV is te allen tijde op te lossen en alle


integratieconstanten zijn te bepalen. Het betreft hier een 2e orde probleem ook wel een
GNL-probleem (Geometrisch Niet-Linear) genoemd.

F
knik

GNL

w
wo

-9-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

OPGAVE 2

a) De constructie is vier-voudig statisch onbepaald. Een statisch bepaald hoofdsysteem telt


daarom 4 statisch onbepaalden. Doordat dit probleem een constructie met niet-
verplaatsbare knopen betreft zijn op voorhand de momenten in A en B snel uit te drukken
in de momenten in de staafaansluiting in C. Uiteindelijk resteert zo een stelsel met twee
onbekenden.
F
q 3EI
D F
C
M3 M3
M2

4a 5EI M1 10EI
M2
M1
ϕ
A
B

M4 3a 3a M5

De vijf aangegeven momenten zoals deze werken op de staafuiteinden levert één


onbekende teveel op. Uiteraard moeten deze momenten op de knoop momentenevenwicht
leveren dus in C zijn slechts twee momenten echt onbekend (zie ook collegevoorbeeld):

M 3 = −M1 − M 2

De vier vormveranderingsvoorwaarden zijn:

ϕ A = 0 ⇒ M 4 = 12 M 1 ( een snelle aanpak op basis van


ϕ B = 0 ⇒ M 5 = 12 M 2 de opgedane kennis bij de
MatixFrame opdracht)
ϕCDC = ϕCAC
ϕCAC = ϕCBC

b) Alleen de laatste twee vormveranderingsvoorwaarden hoeven verder uitgewerkt te


worden waarbij de bovenstaande drie uitdrukkingen voor M3, M4 en M5 direct worden
verwerkt:
3
DC AC (− M 1 − M 2 )3a q ( 3a ) 1
M 5a M 5a
ϕC = ϕC − + =2 1 − 1 (1)
3 ⋅ 3EI 24 ⋅ 3EI 6 ⋅ 5 EI 3 ⋅ 5 EI

1
M 1 5a M 1 5a 12 M 2 5a M 2 5a
ϕCAC = ϕCBC 2
− = − (2)
6 ⋅ 5 EI 3 ⋅ 5 EI 6 ⋅10 EI 3 ⋅10 EI
Opschonen van de vergelijkingen levert: (mag ook met de grafische rekenmachine!)

9qa 2 −3qa 2
7M1 + 4M 2 = − ⇒ M1 = = −12 kNm
2 10
−3qa 2
2M 1 − M 2 = 0 ⇒ M 2 = 2M1 M2 = = −24 kNm
5

- 10 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

Tot slot kunnen de overige drie momenten worden gevonden met de eerder opgestelde
betrekkingen:

M 3 = − M 1 − M 2 = 36 kNm
M 4 = 12 M 1 = −12 kNm
M 5 = 12 M 2 = −6 kNm

c) Met deze uitkomsten kan de M-lijn worden geconstrueerd. Let goed op bij het
interpreteren van de tekens van de koppels op de staafuiteinden bij het tekenen van de
momentenlijn. Hier gaat het uiteraard om bij deze vraag !

36,0

18,0 24,0

D C
45,0 kNm 12,0

27,0

6,0 B
A
12,0

M-lijn in kNm (niet op schaal)

Opmerking:

Uiteraard was het niet de bedoeling om een stelsel van vijf vergelijkingen met vijf
onbekenden op te lossen. Belangrijk leerdoel was om in te zien dat met alle opgedane kennis
uit de MatrixFrame opdracht en de COZ, dit probleem heel snel was te reduceren tot twee
vergelijkingen met twee onbekenden.

- 11 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

OPGAVE 3

a) Vanwege de rol-opleggingen in C en D zal de constructie horizontaal kunnen gaan


verplaatsen. Dit houdt in dat de knopen niet op hun plaats blijven en dat we spreken van
een constructie met verplaatsbare knopen. De oplossingstrategie voor dit probleem luidt:

Breng in alle knopen waar nog geen scharnieren zitten scharnieren aan en neem de
staafmomenten als onbekenden. Er ontstaat in dit geval een mechanisme
(verplaatsbare knopen). De verplaatsing van dit mechanisme kan worden
beschreven met één parameter, de hoekverdraaiing θ. De onbekenden zijn nu :
MB , MC en θ.

Het mechanisme en de onbekende momenten zijn in de onderstaande figuur weergegeven.


q2
u u
F
EI 2EI D D
C
q1 MB
MC
θ

3a
EI

A
4a 4a

b) In de hoekveranderingsvergelijkingen dient naast de buigvervorming uit de vergeet-mij-


nietjes ook de rotatie van het mechanisme (beschreven met θ) worden meegenomen.

ϕ BAB = ϕ BBC
q1 (3a ) M 4a M 4a q 2 (4a )
3 3
M 3a
− B −θ = B + C −
24 EI 3EI 3EI 6 EI 24 EI
ϕ CBC = ϕCCD

M B 4a M C 4a q 2 (4a )
3
M 4a
− − + = C
6 EI 3EI 24 EI 3 × 2 EI
Naast de beide hoekveranderingsvergelijkingen is er een derde vergelijking nodig.
Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de virtuele arbeidsvergelijking. De eis dat het
mechanisme juist in evenwicht moet zijn komt overeen met de eis dat de som van de
virtuele arbeid nul moet zijn:

δA = 0 M B × δθ + q1 × 3a × 32 a × δθ + F × 3a × δθ = 0
M B = −873 kNm

De puntlast F levert hier wel een duidelijke bijdrage terwijl q2 geen bijdrage levert aan de
virtuele arbeidsvergelijking. Doordat de andere staven niet verdraaien levert ook MC geen
bijdrage aan de virtuele arbeid en is het moment MB direct te bepalen.

- 12 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

Met de beide hoekveranderingsvergelijkingen zijn de overige onbekenden te bepalen,


verder uitwerken levert:

3,5M B + M C + θ × EI = 648
M B + 3M C = 405 met : M B = −873 kNm

Hieruit volgt:

M C = (405 + 873) / 3 = 426 kNm


648 + 3,5 × 873 − 426 3277,5
θ= =
EI EI
De aangenomen richting van het moment in B was kennelijk onjuist.

c) De krachtsverdeling is nu bepaald, de M- en V-lijn zijn hieronder weergegeven.

426
873

873
M-lijn in kNm

81,5 71
50

351,5

V-lijn in kN

338

De oplegreacties volgen uit:


AV = 81,5 kN ↓ Merk op:

AH = 338,0 kN ← Omwille van de hoeveelheid werk werden


de V-lijn en de oplegreacties niet gevraagd.
C V = 422,5 kN ↑
DV = 71,0 kN ↓

d) De horizontale verplaatsing van B wordt bepaald met:


3277,5 × 3 × 1,5
u B = θ × 3a = = 0,147 m
100000

- 13 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

OPGAVE 4

a) De constructie is ongeschoord. Het deel DEG is het schorende gedeelte. Op dit deel grijpt
in E de belasting Ftot aan (inclusief de aanpendelende belasting vanuit de pendelstaven).
b) Een schets is noodzakelijk. De “overall” knikvorm is die waarbij het schorende element
DEG op knik bezwijkt. De regel is daarin het verende element, de stijl is het op knik
belaste onderdeel. De totale belasting inclusief de aanpendelende belasting op dit deel
leidt dan tot knik. De pendelstaven blijven allen recht.

F F F F
G
E
2 m
2,5 m
A 3,5 m alle staven EI
B

(a) Globale knik C


D

F F F F
G
E
2 m
2,5 m
A 3,5 m alle staven EI
B

(b) Partiële knik C


D

Mogelijk kunnen ook de afzonderlijke pendelstaven nog uitknikken. Een afschatting


hiervoor kan snel met Euler worden gevonden. De langste pendelstaaf is in dit geval
maatgevend voor partiële knik. Het schorende element knikt dan niet uit en blijft dus op
zijn plek zoals is aangegeven in figuur (b).

π 2 EI π 21000
Fk = = = 805 kN
3,52 12, 25

- 14 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

c) De schorende constructie (in figuur (a) in rood aangegeven) kan worden geschematiseerd
met een rotatieveer aan de onderzijde met veerstijfheid nul en een rotatieveer aan de
bovenzijde met een veerstijfheid van de deels ingeklemde regel EG:

4 EI 10
r1 = = EI ⇒ ρ1 = 4 η1 = 4 + = 6 12 Ftot
4 4
10 4 EI
r2 = 0 ⇒ ρ 2 = 0 η2 = 4 + = ∞ r1 =
0 4, 0

De totale belasting op het schorende element in E


wordt nu (zie hfst 3 en 8) :
EI 4,0
4 4 4 
Ftot =  + + + 1 F r2 = 0
 2 2, 5 3,5 
Deze totale belasting moet kleiner zijn dan de kniklast
die volgt uit de eta-formule waarbij netjes moet
worden omgesprongen met het feit dat één van de equivalent model
eta’s naar oneindig gaat:

1 π 2 EI 1 π 21000
Fk = × = × = 94, 9 kN
η1 l2 6, 5 4, 02

Uiteraard had hier ook gekozen mogen worden voor de reciproque uitdrukking:
1 1 1 4 EI
= + 2
met: r1 = = EI
Fk r1 / 4, 0 π EI 4, 0
(2 × 4, 0)2
Fk = 95, 4 kN

Dit resultaat wijkt een klein beetje af maar dat heeft met de achtergrond van de formules
te maken, zie de theorie uit hfst 6.

Voor de globale knikvorm geldt hiermee:


Ftot < Fk
4 4 4 
 2 + 2,5 + 3,5 + 1  F < 94,9
 
F < 16,5 kN

Partiële knik is daarmee niet maatgevend.

Opmerking

De hier toegepaste verrekening van de aanpendelende belasting is voor buigzame


staven niet exact, zie hfst 8. Echter de resultaten benaderen bijzonder goed de exacte
oplossing. Toepassen van de verrekening, zoals exact is aangetoond voor starre
staven in hfst 3, is dan ook geoorloofd.

- 15 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

OPGAVE 5

a) Een spanningssituatie waarbij voor een van de vlakken geldt dat alle spanningen nul zijn.
Tevens geldt dat in ieder punt van het materiaal de spanningssituatie hetzelfde is.
b) De rekken volgen uit het verplaatsingsveld

u x = 2 × 10−4 − 7 × 10−4 x − 4 × 10 −4 y
uy = − 2 × 10−4 x + 1× 10−4 y

Volgens: ( formule is gegeven op het formuleblad! )


∂u x
ε xx = = −7 × 10−4
∂x
∂u y
ε yy = = 1×10 −4
∂y
1  ∂u x ∂u y  1
 = ( −4 × 10 − 2 ×10 ) = −3, 0 × 10
−4 −4 −4
ε xy =  +
2  ∂y ∂x  2

De rektensor in het gegeven x-y-assenstelsel wordt hiermee:

 −7, 0 −3, 0 
10 −4   ( uiteraard symmetrisch! )
 −3, 0 1, 0 

c) De gegeven tensor kan in een cirkel worden uitgezet. Dit levert twee punten op die op de
cirkel van Mohr moeten liggen:

Punt 1 : (ε xx ; ε xy ) = ( −7, 0; −3, 0 ) × 10−4


Punt 2 : (ε yy ; ε yx ) = (1, 0; −3, 0 ) × 10 −4
ε yx
// AB

punt 3

punt 1 RC
-3
y

ε2 x ε1 ε xx
-7 m = -3 1 ε yy
(2)

punt 2
r = 10−4 32 + 42
r = 5 × 10−4 (1)

ε xy

- 16 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 14 April 2010

Middelpunt m en straal r zijn eenvoudig te bepalen. Daarmee wordt voor de


hoofdwaarden gevonden:

ε 1 = m + r = 2, 0 × 10−4 ; ε 2 = m − r = −8, 0 ×10−4

d) De vezelrichting AB wordt vanuit het RC in de cirkel gezet en waar deze lijn de cirkel
snijdt lezen we de rekwaarden af:

ε xx = −3, 0 × 10−4 ; ε xy = −5, 0 × 10−4

De rek in de richting van de vezel is −3, 0 × 10 −4 . (aflezen op de horizontale as)


e) De spanningscirkel is snel te vinden door de hoofdrekken te transformeren naar
hoofdspanningen en de hoofdrichtingen uit de rekcirkel over te nemen in de
spanningscirkel (hoofd-rekrichting is immers hoofd-spanningsrichting). Dit levert:

E 150 × 103
σ1 = 2 ( ε 1 + νε 2 ) = ( 2, 0 + 0,5 × −8, 0 ) ×10−4 = 200 ×103 × −2 ×10−4 = −40 N/mm 2
(1 −ν ) 0, 75
E 150 × 103
σ2 = 2 ( ε 2 + νε 1 ) = ( −8 + 0, 5 × 2, 0 ) ×10−4 = 200 ×103 × −7 ×10−4 = −140 N/mm 2
(1 −ν ) 0, 75

Hiermee is de rekcirkel te tekenen. De tussen haakjes aangegeven getallenparen zijn allen


in een lokaal assenstelsel waarbij de lokale x-as samenvalt met de uitwendige normaal
van het oppervlak.

50 50
30
90 σ yx

(-90; -50)
30
(-130; -30)
130 RC 130

30
σ2 σ1 σ xx
-140 -90 -40 σ yy
(2)

(-50; 30) (1)

(-90; 50)
σ xy
90 50

f) Het von Mises criterium levert een veiligheid (let op het kwadraat van γ) :

γ2 
(σ 1 − σ 2 ) + (σ 2 − σ 3 ) + (σ 3 − σ 1 )  ≤ 13 f y2
2 2 2

6  
γ = 1,88

- 17 -
33 Subfaculteit Civiele Techniek Vermeld op bladen van uw werk:
Constructiemechanica STUDIENUMMER :
NAAM :

Hertentamen CT2031

ConstructieMechanica 3

15 April 2013
14:00 – 17:00 uur

Als de kandidaat niet voldoet aan de voorwaarden tot deelname wordt


het tentamenwerk niet beoordeeld.

 Dit tentamen bestaat uit 4 vraagstukken

 Werk elk vraagstuk uit op een afzonderlijk blad.

 Vermeld op elk blad rechtsboven uw naam en


studienummer

 In de beoordeling van het werk wordt ook de netheid


van de presentatie betrokken

 GSM toestellen, PDA’s en andere gadgets met al dan


niet UMTS en/of bluetooth-verbinding mogen niet aan
staan tijdens het tentamen en ook niet op de tafels
liggen

 Maak gebruik van de bijgeleverde formulebladen

 Gebruik geen rode pen of rood potlood

 Het gebruik van woordenboeken en (grafische)


rekenmachines is toegestaan
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

VRAAGSTUK 1: Statisch onbepaalde constructies en knik ( ca 60 min )


Onderstaande symmetrische raamwerkconstructie wordt symmetrisch belast met twee puntlasten
en een gelijkmatig verdeelde belasting op de bovenregel. Alle buigstijfheden zijn EI. De staven
zijn momentvast met elkaar verbonden. De vragen hebben betrekking op zowel de
krachtsverdeling als knik.

Gegeven : a = 6, 0 m; b = 6, 0 m; q = 8 kN/m; F = 15, 0 kN; EI = 1000 kNm 2

Vragen:

a) Beschrijf de oplossingsstrategie die U kiest om de krachtsverdeling in deze constructie te


bepalen.
TIP:
U mag daarbij van alle handigheidjes en vooraf voor u bekende inzichten gebruik maken, zodat het aantal
onbekenden zoveel mogelijk gereduceerd wordt.

b) Welke invloed hebben de puntlasten op de momentenverdeling?


c) Werk de door U gekozen methode uit en los de onbekenden op.
d) Teken de momentenlijn en dwarskrachtenlijn voor de gehele constructie.
e) Schets hoe de momentenlijn verandert afhankelijk van de a/b verhouding.
TIP:
Neem de a als vaste waarde en laat b variëren, ga niet rekenen maar laat kwalitatief zien wat de invloed is
op de momentenlijn m.b.v. schetsjes.

f) Hoe groot kan het moment in de bovenregel maximaal worden t.p.v. de knopen als de b
waarde variabel is?
g) Leg kort in woorden uit wat er verandert in uw aanpak indien er alleen één puntlast op 1/3
van de overspanning a op de bovenregel aangrijpt?

Er wordt gekozen voor een vierkant raamwerk met a = b = 6,0 m.

h) Schets de knikvorm en bepaal de kniklast en kniklengte van de linker kolom.


i) Bepaal de maximale grootte van de puntlast als de kniklast van de kolom maatgevend is.
j) Hoe groot is de vergrotingsfactor?

-2-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

VRAAGSTUK 2: Stabiliteit ( ca 30 min )


Van de twee onderstaande (educatieve) constructies A en B worden de kolommen per verdieping
centrisch belast met de aangegeven puntlasten F. Gevraagd wordt een stabiliteitsonderzoek te
verrichten. In geval A zijn de kolommen oneindig stijf en hebben de regels een buigstijfheid EI.
Voor constructie B is dit precies omgekeerd. Alle kolom-regel aansluitingen zijn volkomen stijf
uitgevoerd.

Gegevens : EI =16000 kNm2; h = 4 m; b = 2 m;

Vragen:

a) Teken beide constructies in de verplaatste stand.


b) Bepaal voor zowel constructie A als B de kritieke last F waarbij het evenwicht van de
constructie instabiel wordt.
c) Stel dat de onderste regel niet momentvast maar scharnierend is verbonden met de
kolommen, hoe verandert dan de kritieke last voor constructie A en B?

-3-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

VRAAGSTUK 3: Verplaatsingenmethode ( ca 30 min )


Onderstaande raamwerkconstructie wordt belast met een puntlast in E. Alle staven met
buigstijfheid EI zijn momentvast met elkaar verbonden in D en de invloed van de
normaalkrachtvervorming kan worden verwaarloosd. Gevraagd wordt de krachtsverdeling te
bepalen met behulp van de verplaatsingenmethode.

Gegeven : F = 30, 0 kN; EI = 12500 kNm 2

Vragen:

a) Beschrijf de oplossingsstrategie volgens de verplaatsingen methode en geef aan wat uw


fundamentele onbekende(n) zijn.
b) Los de onbekende(n) op.
c) Teken de momentenlijn van de gehele constructie inclusief de vervormingstekens en
schrijf de waarden erbij.
d) Bepaal de zakking van punt E.

-4-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

VRAAGSTUK 4 : Elasticiteitstheorie ( ca 45 min )


Van een plaat in een homogene isotrope vlakspanningstoestand zijn de randen in het vlak belast.
Voor de aanduiding van de spanningen wordt gebruik gemaakt van een lokale x-as die samenvalt
met de uitwendige normaal van het oppervlak:

• Normaalspanning op BC (en daarmee ED) is gelijk aan -16 N/mm2


• Schuifspanning op AB is gelijk aan +6 N/mm2
• Op rand DC is de normaalspanning gelijk aan 0

Het proefstuk met dikte t is gemaakt van een materiaal waarvan het vloeigedrag goed te
beschrijven is met de vloeivoorwaarde van Tresca.

Cirkel van Mohr


In verband met de getalswaarden is het
B C belangrijk de cirkels zo nauwkeurig
mogelijk te tekenen dus gebruik een
scherp potlood. Eventuele kleine
afwijkingen zijn onvermijdelijk maar de
A docent zal daar rekening mee houden bij
de beoordeling.
E F D
x

Gegevens: E = 20000 N/mm 2 ; ν = 0, 4; f y = 28 N/mm 2

Vragen:

a) Toon aan dat op basis van het krachtenevenwicht, de ontbrekende spanning op rand CD in
absolute zin 6 N/mm2 is.
TIP : maak gebruik van uw basiskennis en zo mogelijk de kleine driehoek CDF.

b) Teken de cirkel van Mohr voor de spanningen. Geef duidelijk aan waar het middelpunt en
het richtingencentrum ligt en schrijf de waarden erbij. Kies zelf een geschikte schaal en
geef duidelijk de hoofdrichtingen en hoofdspanningen aan.

c) Bepaal de spanningen op vlakje AE en geef aan welke richting deze spanningen hebben.

d) Teken de cirkel van Mohr voor de rekken. Geef duidelijk aan waar het richtingencentrum
ligt en bepaal de hoofdrekken. Kies zelf een geschikte schaal.

e) Geef de richting aan van de vezel met de in absolute zin grootste rek.

f) Bepaal voor de gegeven spanningstoestand de veiligheid op basis van het vloeicriterium


van Tresca.

-5-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

FORMULEBLAD

Spanningen en rekken :
 1  E
ε xx = E (σ xx − νσ yy ) σ xx = 1 − ν 2 ( ε xx + νε yy )
   ∂ui ∂u j 
 1  E E ε ij = 12  +  voor i, j = x, y
ε
 yy =
E
( σ yy − νσ xx ) of σ yy =
1 − ν 2 ( yy
ε + νε xx ) met G =
2(1 +ν )  ∂j ∂i 
 
 σ xy σ xy = 2Gε xy
ε xy = 
 2G 
von Mises : (σ 1 − σ 2 )2 + (σ 2 − σ 3 )2 + (σ 3 − σ 1 )2  ≤ 13 f y2
1

6 
Tresca : straal van de maatgevende cirkel van Mohr is bepalend

-6-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

FORMULEBLAD (vervolg)
Eulerse knikvergelijking: Mechanica relaties:
π 2 EI dw dϕ
Fk = 2 ϕ =− κ= M = EIκ
lk dx dx

Enkelzijdig verend ingeklemde knikstaaf: Differentiaalvergelijkingen:


F
w ''+ α 2 w = 0 met: α 2 =
EI
algemene oplossing:
w( x) = C1 cos α x + C2 sin α x
Of :
F
1 1 1 10 w ''''+ α 2 w '' = 0 met: α 2 =
= + 2 lk = l 4 + EI
Fk r π EI ⇒ ρ
en S z ( x) = M '− Fw '
l 4l 2 met : ρ =
rl
algemene oplossing:
EI
w( x) = C1 + C2 x + C3 cos α x + C4 sin α x
dus:
ϕ ( x) = −C2 + C3α sin α x − C4α cos α x
M ( x) = EI × C3α 2 cos α x + C4α 2 sin α x 
S z ( x ) = − F × C2

Ongeschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


10 rl
η1 = 4 + ; ρ1 = 1
Fk =
(η1 + η 2 )2 2
π EI
× 2 met :
ρ1 EI
η1η 2 (η1 + η 2 − 4 ) l η2 = 4 +
10 rl
; ρ2 = 2
ρ2 EI

Geschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


Fk =
(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) . π 2 EI “Vrije” kromming t.g.v lineair temperatuurs-
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) l 2 verloop over de hoogte h van de doorsnede:
rl rl
met : ρ1 = 1 ρ2 = 2
EI EI α∆T
κT =
h
Regel van Merchant:
Fc H c
+ =1
Fk H p
VGN voor verend ingeklemde
statisch onbepaalde ligger

-7-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

BEKNOPTE UITWERKING MET ANTWOORDEN


Vraagstuk 1 : Statisch onbepaalde constructies en knik

a) De constructie is symmetrisch en wordt symmetrisch belast. Hoewel dit een ongeschoorde


constructie is, zal er geen horizontale verplaatsing van de bovenregel optreden. De
momenten in A zijn gelijk aan die in B en de momenten in C zijn gelijk aan die in D.
Neem negatieve momenten (trek aan de bovenzijde) aan in de hoekpunten van de regels:

M Aa M Aa M b M b
ϕ AAB = ϕ AAC + =− A + C
3EI 6 EI 3EI 6 EI
M Ab M C b M C a M C a qa 3
ϕ AAB = ϕ AAC − = + −
6 EI 3EI 3EI 6 EI 24 EI

b) De puntlasten hebben geen invloed op de momentenverdeling aangezien de knopen niet


verplaatsen en normaalkrachtvervorming mag worden verwaarloosd.
c) Oplossen levert: M A = M B = 3, 0 kNm; M C = M D = 15, 0 kNm
d) M- en V-lijn:

e) Zie diktaat en sheets, beschrijf stijfheidsinvloed van de kolom op de M-verdeling.


f) Maximaal moment in de hoekpunten als de bovenregel wordt beschouwd als een ligger
die volledig is ingeklemd (starre kolommen). Op basis van vergeet-mij-nietje geldt:
M C = 121 qa 2 = 24, 0 kNm (huidige situatie is 62,5% van deze starre oplossing)
g) De constructie wordt nu niet meer symmetrisch belast. De ongeschoorde constructie zal in
C en D horizontaal willen verplaatsen. Pas de hybride oplossingsmethode toe waarbij in
alle starre verbindingen tussen de staven scharnieren met overgangsmomenten worden
aangenomen. Er ontstaat nu een mechanisme met één vrijheidsgraad. De vijf onbekenden
kunnen worden opgelost met vier hoekveranderingsvoorwaarden en een vergelijking voor
het evenwicht in de vorm van virtuele arbeid.
h) Ongeschoord raamwerk dus de ongeschoorde situatie is voor knik maatgevend. De beide
horizontale regels vormen weerstand tegen het uitknikken van de kolom. De
rotatieveerstijfheid van deze regels is (ongeschoorde uitbuigingsvorm) r = 6EI/a = 1000
kNm/rad. De kniklast van de kolom wordt hiermee (eta-formule) 149,5 kN. De kniklengte
volgt uit de formule van Euler en is lk = 66 = 8,12 m .
i) De normaalkracht N in kN in de kolom is gelijk aan 24 + F. Hieruit volgt een maximale
grootte voor de puntlast van 125,5 kN.
j) Voor F = 15 kN geldt een vergrotingsfactor op basis van N in de kolom van:
149, 5 n
n= = 3,83 = 1, 35 (invloed van 2e orde effect is aanzienlijk)
15 + 24 n −1

-8-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

Vraagstuk 2 : Stabiliteit van het evenwicht

a) Zowel constructie A als B zijn ongeschoord. Teken de constructie zijdelings verplaatst


waarbij voor A de gehele constructie scheef komt te staan en voor B alleen de onderste
kolom (zwaarst belast) zal uitknikken en zijdelings verplaatsen, de rest van de constructie
blijft onvervormd.
b) Zet constructie A (starre kolom) in de verplaatste stand, maak de linker en rechter kolom
vrij door de regels door te knippen (COZ-sommetje). Er ontstaan twee vrijgemaakte
lichamen. Van de interactiekrachten spelen alleen de momenten in de liggers een rol in de
evenwichtsvergelijking (N en V vallen weg). Na vereenvoudigen wordt gevonden:

6 EI
F × hθ + F × 2hθ + F × 3hθ − 4 M regel = 0 met: M regel = θ
b
24 EI 4 EI
6hF = ⇔ F= = 8000 kN
b bh
Zet constructie B in de verplaatste stand (buigzame op druk belaste kolom) waarbij de
ongeschoorde situatie maatgevend zal zijn. De kniklengte van de kolom is gelijk aan h
(basisgeval Euler). De onderste kolom is maatgevend met de grootste normaalkracht van
3F:

π 2 EI 10 × 16000
3F = 2
≅ = 10000 kN
h 16
F = 3333 kN

c) Voor constructie A geldt nu:


6 EI
F × hθ + F × 2hθ + F × 3hθ − 3M regel = 0 met: M regel = θ
b
18 EI 3EI
6hF = ⇔ F= = 6000 kN
b bh
Voor constructie B geldt nu dat de basisknikvorm moet worden aangepast. De kniklengte
neemt toe tot 2h (ongeschoorde situatie) waardoor de knikkracht afneemt.

π 2 EI 10 × 16000
3F = 2
≅ = 2500 kN
(2h) 4 × 16
F = 833 kN

Opmerking:
Een starre kolom toetsen m.b.v. een knikformule op basis van buigingsknik (Euler) wordt niet gewaardeerd.
De verende werking van de buigzame regels volgt uit een basisgeval, zie leermiddel en de vele COZ-
opgaven. Fouten hierin worden zwaar aangerekend.

-9-
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

Vraagstuk 3 : Verplaatsingenmethode

a) Haal het overstek weg door de kracht te verplaatsen naar D onder toevoeging van een
koppel. Van de resterende constructie met niet-verplaatsbare knopen is de fundamentele
onbekende de rotatie van knoop D. De noodzakelijke evenwichtsvergelijking is het
momentenevenwicht van de knoop. Druk alle staafmomenten uit in de onbekende
verplaatsingsgrootheid (vrijheidsgraad). Geef een schets met de relevante gegevens t.a.v.
onbekende staafmomenten , de belasting en de vrijheidsgraad.

4 EI 25 F
b) Er resteert: 5F = 3 × θ ⇔ θ= = 0, 005 rad .
5 12 EI

Er werd uitdrukkelijk gevraagd om dit probleem op te lossen met de


verplaatsingenmethode. Ga dus niet beginnen met vormveranderingsvoorwaarden want
dan ken je het onderscheid niet tussen de krachtenmethode en de verplaatsingenmethode.

Merk op:
De staven DA, DB en DC zijn identiek. Feitelijk is al te voorspellen dat iedere staaf 1/3 van het uitwendige
koppel moet opnemen. De 150 kNm uit het overstek wordt dus verdeeld over de drie staven, elk 50 kNm.

c) De momenten in de staafuiteinden nabij knoop D zijn voor de staven DA, DB en DC


4 EI
gelijk aan : M= × 0, 005 = 50 kNm . Het inklemmingsmoment is dan gelijk aan de
5
helft van dit eindmoment, 25 kNm (basis geval zie vergeet-mij-nietjes). Teken op basis
hiervan snel de momentenlijn inclusief de vervormingstekens en vergeet het overstek niet.
Verdere uitwerking wordt hier niet gegeven, zelf doen!

d) De zakking in E volgt uit het kwispeleffect van ED t.g.v. de rotatie van knoop D plus de
buigvervorming in staaf ED:
30 × 5, 03
wE = 0, 005 × 5, 0 + = 0,125 m
3 ×12500

Opmerking
In de uitwerking worden fouten niet op prijs gesteld. De opgave was dermate doorzichtig dat de resultaten
eenvoudig te controleren waren m.b.v. fysische intuïtie. Ook het vergeten van het kwispel-effect wordt niet
gewaardeerd. De voorkennis van ConstructieMechanica 2 is en blijft belangrijk en moet onderhouden
worden en wordt daarom ook nadrukkelijk bij ConstructieMechanica 3 getoetst.

- 10 -
Hertentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 15 April 2013

Vraagstuk 4 : Elasticiteitstheorie

a) Maak de driehoek CDF vrij en teken alle bekende spanningen zoals ze in werkelijkheid
werken. De schuifspanning op FD en FC is even groot op basis van momentenevenwicht
(1e jaar). Schuifspanningen op onderling loodrechte vlakken werken naar elkaar toe of
van elkaar af. De enige onbekende is de schuifspanning op CD. Uit horizontaal of
verticaal krachtenevenwicht volgt dat de schuifspanning op CD 6,0 N/mm2 is en de
richting heeft van C naar D. Let op, eerst resulterende krachten bepalen!
b) Met de bekende spanningen op twee vlakjes (BC en CD) kunnen twee punten worden
getekend van de cirkel van Mohr.

c) Op vlakje AE werken de spanningen zoals hierboven aangegeven.


d) Van spanningen naar rekken kan op basis van de spanningstensor of op basis van de
hoodspanningen. Beide routes leiden uiteraard tot dezelfde cirkel met hoofdrekken
ε 1 = 4, 6 × 10−4 ; ε 2 = −9, 4 × 10−4 . Het RC ligt verhoudingsgewijs op dezelfde plaats in de
cirkel aangezien de hoofrekrichting gelijk is aan de hoofdspanningsrichting (homogeen
LE-materiaal). Tekening hier achterwege gelaten.
e) Vezels die de richting hebben met de verhouding 1 naar rechts en 3 eenheden omlaag
hebben een rek die gelijk is aan de hoofdrek 2. Tekening is hier achterwege gelaten.
f) De veiligheid volgens Tresca volgt uit de grootste spanningscirkel. De diameter is 20
N/mm2. Hieruit volgt voor de veiligheid : 28/20 = 1,4.

- 11 -
Subfaculteit Civiele Techniek Vermeld op bladen van uw werk:
Constructiemechanica STUDIENUMMER :
NAAM :

Tentamen CT2031

ConstructieMechanica 3

17 Januari 2011 van 14:00 – 17:00 uur

Als de kandidaat niet voldoet aan de voorwaarden tot deelname wordt


het tentamenwerk niet beoordeeld.

 Dit tentamen bestaat uit 5 vraagstukken.

 Werk elk vraagstuk uit op een afzonderlijk blad.

 Vermeld op elk blad rechtsboven uw naam en


studienummer

 In de beoordeling van het werk wordt ook de netheid


van de presentatie betrokken

 GSM toestellen, PDA’s en andere gadgets met al dan


niet UMTS en/of bluetooth-verbinding mogen niet aan
staan tijdens het tentamen en ook niet op de tafels
liggen

 Maak gebruik van de bijgeleverde formulebladen

 Gebruik geen rode pen of rood potlood

 Het gebruik van woordenboeken en (grafische)


rekenmachines is toegestaan
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

VRAAGSTUK 1 : Theorie, statisch onbepaald ( ca 30 min )


Van een doorgaande ligger over vier steunpunten wordt de gevoeligheid voor een (verticale)
steunpuntszetting w onderzocht van één of meer ondersteuningen. De ligger is prismatisch en
heeft een buigstijfheid EI.

A EI B C D x

a a a

z, w

Vragen:

a) Welke varianten moeten er onderzocht worden? Geef aan hoe deze varianten snel kunnen
worden onderzocht en ondersteun het antwoord met schetsjes.

MERK OP : Denk hier eerst goed na en ontspoor niet in onnodig rekenwerk!

b) Bepaal voor iedere variant de momentenlijn t.g.v. de aangegeven steunpuntszakking(en)


en druk de karakteristieke waarden van de momentenlijn uit in de gegeven parameters EI,
a en de zakking w van het steunpunt. Vergeet niet de vervormingstekens aan te geven in
de momentenlijn.

c) Welke variant is maatgevend?

Merk op : U mag hierbij gebruik maken van de formules op het formuleblad.

-2-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

VRAAGSTUK 2 : Theorie, knik ( ca 15 min )


Van een doorgaande ligger over vier steunpunten wordt gevraagd een stabiliteitsonderzoek te
verrichten. De ligger is prismatisch en heeft een buigstijfheid EI.

F A EI B C D x

a a a

z, w

Vragen:

a) Teken de knikvorm.

b) Bepaal het model waarmee de kniklast kan worden bepaald en geef deze weer met een
schets.

c) Bepaal de kniklast.

-3-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

VRAAGSTUK 3 : Statisch onbepaalde constructies ( ca 40 min )


Een raamwerkconstructie wordt halverwege overspanning DC belast met een puntlast F. Op het
veld AD is een gelijkmatig verdeelde belasting q aangebracht. De schuine kolom BD heeft een
afwijkende buigstijfheid. Kolom DC bestaat uit een vakwerkconstructie zoals in de figuur is
aangegeven. In D zijn de aansluitende staven momentvast met elkaar verbonden. De invloed van
de normaalkrachtvervorming mag worden verwaarloosd.

F
q
D
A C
EI EI
a
2EI
B
E

a a a

Gegevens : a = 4 m; ; q = 51 kN/m; F = 102 kN; EI = 10000 kNm2

Vragen:

a) Schets de vervormde constructie en geef aan hoeveel voudig statisch onbepaald deze
constructie is. Bepaal een statisch bepaald hoofdsysteem en geef uw statisch onbepaalden
aan in een schets waardoor duidelijk wordt wat de door U gekozen positieve richtingen
zijn van de statisch onbepaalden.

b) Stel de vormveranderingsvoorwaarde(n) op en bepaal de statisch onbepaalde(n). U mag


gebruik maken van alle mogelijke handigheidjes om het probleem zo snel mogelijk op te
lossen.

c) Teken de M- en V-lijn voor dit belastingsgeval inclusief de vervormingstekens en zet de


karakteristieke waarden erbij.

d) Teken de N-lijn voor de op buiging belaste staven en schrijf de karakteristieke waarden


erbij.

-4-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

VRAAGSTUK 4 : Stabiliteit ( ca 40 min )


Van de onderstaande (educatieve) constructie wordt gevraagd een stabiliteitsonderzoek te
verrichten. Alle staven hebben dezelfde buigstijfheid EI. De constructie is in A ingeklemd en in
B scharnierend ondersteund. De invloed van de normaalkrachtvervorming en de invloed van de
dwarskrachten op het evenwicht in de vervormde stand, mogen worden verwaarloosd.

B
C

alle staven EI
h

Gegevens : EI =100 kNm2; h = 4 m; l = 6 m; q = 5 13 kN/m

Vragen:

a) Bepaal van deze constructie de 1e orde momentenverdeling en toon daarbij aan dat voor
het moment in C in absolute zin, geldt:

ql 3
MC =
2 ( 4l + 3h )

b) Bepaal de drukkracht in de kolom AC op basis van deze 1e orde berekening.


c) Bepaal op basis van de 1e orde momentenverdeling de 1e orde uitwijking halverwege de
kolom AC en schets de 1e orde uitbuigingsvorm van deze constructie. Maak zo nodig
gebruik van de vergeet-mij-nietjes van het formuleblad.
d) Geef het model weer waarmee de kniklast van deze constructie kan worden bepaald.
e) Bepaal de kniklast Fk van staaf AC.
f) Bepaal de tweede orde uitbuiging van deze constructie halverwege de kolom AC.
g) Maak een schets van het verband tussen q en deze horizontale uitbuiging en geef daarin
de 1e en 2e orde uitbuiging aan. Laat ook zien wat de waarde wordt van de belasting q
waarbij de constructie uitknikt.

BONUSVRAAG

Is het 2e orde moment in C groter of kleiner dan het 1e orde moment ?

-5-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

VRAAGSTUK 5 : Elasticiteitstheorie ( ca 45 min )


Van een plaat in een homogene isotrope vlakspanningstoestand zijn de randen ABCD belast. Op
de plaat is een vierkantennet PQRS getekend. Na belasten blijkt dat de randen van dit vierkant
recht blijven en loodrecht op elkaar blijven staan. Met behulp van een rekmeting is bekend dat:

• Vezels evenwijdig aan PQ verkorten met een rek van 2, 0 × 10−3


• Vezels evenwijdig aan QR verlengen met een rek van 1,8 × 10 −3

Het proefstuk is gemaakt van een materiaal waarvan het vloeigedrag goed te beschrijven is met
de vloeivoorwaarde van Tresca.

y
D
Cirkel van Mohr
In verband met de getalswaarden is het
dikte 0,15 m belangrijk de cirkels zo nauwkeurig
2,5 m R mogelijk te tekenen dus gebruik een
S scherp potlood. Eventuele kleine
afwijkingen zijn onvermijdelijk maar de
C docent zal daar rekening mee houden bij
de beoordeling.
1,5 m Q
P
x
A
B
2,0 m 2,5 m
0,5 m

Gegevens: E = 75000 N/mm 2 ; ν = 0, 25; f y = ? N/mm 2

Vragen:

a) Aan welke voorwaarde(n) moet de dwarscontractie-coëfficiënt voldoen voor een isotroop


en lineair elastisch materiaal?

b) Teken de cirkel van Mohr voor de rekken. Geef duidelijk aan waar het richtingencentrum
ligt en schrijf de waarden erbij. Kies zelf een geschikte schaal en geef duidelijk de
hoofdrichtingen aan voor de rek.
c) Hoe groot is de lengteverandering van rand AB?

d) Bereken de hoofdspanningen.
e) Teken de cirkel van Mohr voor de spanningen. Geef duidelijk aan waar het
richtingencentrum ligt en schrijf de waarden erbij. Kies zelf een geschikte schaal.
f) Bereken uit de cirkel van Mohr (of lees de waarden zo nauwkeurig als mogelijk af) wat de
spanningen worden op rand AB en AD.

g) Het materiaal is bij de gegeven rekken belast tot het uiterste. Teken in de
hoofdspanningsruimte de vloeicontour volgens Tresca en bepaal hiermee de waarde van
de vloeispanning fy.

-6-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

FORMULEBLAD

Spanningen en rekken :
 1  E
ε xx = E (σ xx − νσ yy ) σ xx = 1 − ν 2 ( ε xx + νε yy )
   ∂ui ∂u j 
 1  E E ε ij = 12  +  voor i, j = x, y
ε
 yy =
E
( σ yy − νσ xx ) of σ yy =
1 − ν 2 ( yy
ε + νε xx ) met G =
2(1 +ν )  ∂j ∂i 
 
 σ xy σ xy = 2Gε xy
ε xy = 
 2G 
von Mises : (σ 1 − σ 2 )2 + (σ 2 − σ 3 )2 + (σ 3 − σ 1 )2  ≤ 13 f y2
1

6 
Tresca : straal van de maatgevende cirkel van Mohr is maatgevend

-7-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

FORMULEBLAD (vervolg)
Eulerse knikvergelijking: Mechanica relaties:
π 2 EI dw dϕ
Fk = 2 ϕ =− κ= M = EIκ
lk dx dx

Enkelzijdig verend ingeklemde knikstaaf: Differentiaalvergelijkingen:


F
w ''+ α 2 w = 0 met: α 2 =
EI
algemene oplossing:
w( x) = C1 cos α x + C2 sin α x
Of :
F
1 1 1 10 w ''''+ α 2 w '' = 0 met: α 2 =
= + 2 lk = l 4 + EI
Fk r π EI ⇒ ρ
en S z ( x) = M '− Fw '
l 4l 2 met : ρ =
rl
algemene oplossing:
EI
w( x) = C1 + C2 x + C3 cos α x + C4 sin α x
dus:
ϕ ( x) = −C2 + C3α sin α x − C4α cos α x
M ( x) = EI × C3α 2 cos α x + C4α 2 sin α x 
S z ( x ) = − F × C2

Ongeschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


10 rl
η1 = 4 + ; ρ1 = 1
Fk =
(η1 + η 2 )2 2
π EI
× 2 met :
ρ1 EI
η1η 2 (η1 + η 2 − 4 ) l η2 = 4 +
10 rl
; ρ2 = 2
ρ2 EI

Geschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


Fk =
(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) . π 2 EI “Vrije” kromming t.g.v lineair temperatuurs-
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) l 2 verloop over de hoogte h van de doorsnede:
rl rl
met : ρ1 = 1 ρ2 = 2
EI EI α∆T
κT =
h
Regel van Merchant:
Fc H c
+ =1
Fk H p

-8-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

UITWERKING MET ANTWOORDEN

Opgave 1
De momentenlijn t.g.v. alle mogelijke steunpuntszakkingen kunnen worden samengesteld uit de
superpositie van twee basisgevallen. Deze twee gevallen zijn:
- zakking van het buitenste steunpunt
- zakking van het op een na buitenste steunpunt M3
Deze basisgevallen worden eerst afgeleid.
Steunpunt 1 zakt: w M2
M 2 a w M 2 a M 3a
− + = − 8
3EI a 3EI 6 EI EI
× w
M a M a M a 5a 2
− 2 + 3 =− 3
6 EI 3EI 3EI
2
8 EI 2 EI
oplossen levert : M 2 = 2 w; M 3 = 2 w; M3
5a 5a

Steunpunt 2 zakt: w M2

M 2a w M a M a w 12
− =− 2 + 3 +
3EI a 3EI 6 EI a
M 2 a M 3a w M a
− + =+ 3 EI
6 EI 3EI a 3EI × w
5a 2
18 EI 12 EI
oplossen levert : M 2 = 2
w; M 3 = w;
5a 5a 2
18

Mogelijke combinaties van steunpuntszettingen zijn:

steunpunt met zakking moment t.p.v. steunpuunt


1 2 3 4 EI
momenten × 2 w
M1 M2 M3 M4
5a
0 0 0 0 geen zettingen 0 0 0 0
0 0 0 0 -8 +2 0
mogelijke combinaties

W
0 W 0 0 0 +18 -12 0
W W 0 0 0 +10 -10 0
W W W 0 0 -2 +8 0
0 W 0 W 0 +20 -20 0
W W 0 W 0 +12 -18 0
W W W W gelijkmatige zettingen 0 0 0 0
0 W W 0 0 +6 +6 0
W 0 0 W 0 -6 -6 0
Merk op : Spiegelsymmetrische gevallen zijn weggelaten.

Maatgevend is dus de zakking van of paal 2 en paal 4. Dit geval is identiek aan 1 en 3 waarbij
echter de momenten van teken wisselen.

-9-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

Opgave 2

a) De constructie is een buigzame op druk belaste staaf die rechts verend is ingeklemd in een
ligger over drie steunpunten.

F A EI B C D x

a a a

z, w

Model is een verend ingeklemde, geschoorde buigzame op druk belaste staaf met links
een veerstijfheid gelijk aan nul en rechts een veerstijfheid die bepaald wordt door de
verende werking van de ligger BCD zoals hieronder is weergegeven.
MC
θ MC
C D
B
T EI

a a

b) De verende werking volgt uit een kleine vingeroefening met statisch onbepaalde
constructies (zie ook een eerder tentamen) :

−Tl M C l − M C l
ϕCBC = ϕCCD ; + = ⇒ M C = 14 T
6 EI 3EI 3EI
Ta 14 Ta 7Ta 24 EI 24 EI
θ= − = ⇒ T= θ → r=
3EI 6 EI 24 EI 7a 7a

Het model voor de knikstaaf ziet er als volgt uit:

F r

c) De kniklast kan met de rho-formule worden bepaald waarbij één van de twee veren gelijk
is aan nul.
24 EI r ⋅a
r= → ρ= = 3 73 (standaard COZ-sommetje)
7a EI
Voor deze geschoorde staaf geldt:

(5)(5 + 2 ⋅ 3 73 ) π 2 EI
Fk = × 2
(5)(5 + 3 73 ) a
83 π 2 EI π 2 EI
Fk = = 1, 41 ×
59a 2 a2

- 10 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

Opgave 3

a) Het betreft een probleem met niet-verplaatsbare knopen. De vakwerkkolom kan worden
beschouwd als een verticale pendel waarmee deze kan worden vervangen door een
horizontale rol.

F
q
M2
D
A C
EI EI
M1
M3 a
2EI
B

a a a

De constructie heeft 6 opleggingen en is daarmee 3 voudig statisch onbepaald. Vanwege


de niet-verplaatsbare knopen zal het moment in B de helft zijn van het moment in staaf D
ter plaatse van punt D. Van deze handigheid mag gebruik worden gemaakt. De momenten
op de staafuiteinden in D moeten op de knoop evenwicht maken. Dat levert daarmee twee
onbekende momenten in D. Deze zijn op te lossen met slechts twee
vormvernaderingsvorwaarden. De positieve richtingen van de statisch onbepaalden zijn in
de figuur aangegeven.

b) Als vormveranderingsvoorwaarde geldt:

− M 1 ⋅ 4 q ⋅ 43 M 2 ⋅ 8 F ⋅ 82
ϕ DAD = ϕDDC ; + = −
3EI 24 EI 3EI 16 EI
− M 1 ⋅ 4 q ⋅ 43 M 3 ⋅ 4 2 12 M 3 ⋅ 4 2
ϕ DAD = ϕDDB ; + = −
3EI 24 EI 3 2 EI 6 2 EI
ΣT D = 0 ; M1 − M 2 − M 3 = 0

Oplossen levert:

22q 9 F
M1 = + = 120 kNm
17 17
6q 21F
M2 = + = 144 kNm
17 17
16q 12 F
M3 = − = −24 kNm
17 17

c) De M- en V-lijnen zijn hieronder afgebeeld. Let op de regels voor een nette M-lijn, de
vervormingstekens en de correcte en consistente weergaven van de V-lijn op basis van de
hellingingen van de M-lijn.

- 11 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011
144
120
72 1
Fl = 14 102 ⋅ 8 = 204 kNm
60 4
1
8 ql 2 = 18 17 ⋅ 42 = 102 kNm
102
M-lijn

42 24 204

102 12

132
144

72
69

V-lijn
33

36 9
132 = = 4 12 2 = 6,36
4 2 2
NOOT:

Verticale oplegreactie in A is
bekend uit de V-lijn, neem het
momentenevenwicht om de
192 inklemming B voor het bepalen van
de horizontale oplegreactie in A.
Bepaal hiermee de horizontale
N-lijn reactie in B. De verticale reactie in
C is ook bekend uit de V-lijn.
Daarmee is bekend dat in B de
verticale oplegreactie 201 kN
omhoog is. Knoopevenwicht van B
levert de normaalkracht in DB.

196 12 2 = 277,89

- 12 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

Opgave 4

a) Statisch onbepaalde constructie, neem het moment in C als statisch onbepaalde aan. Het
inklemmingsmoment is de helft hiervan (bekend handigheidje mag worden gebruikt want
het betreft een probleem met niet-verplaatsbare knopen)

q
B
C

MC
alle staven EI
D h

1
2 MC
A

− M C ⋅ l q ⋅ l 3 M C ⋅ h 12 M C ⋅ h 16
ϕCBC = ϕCCA ; + = −
3EI 24 EI 3EI 6 EI

Hieruit volgt: 8

16
ql 3
MC = = 16 kNm
2 ( 4l + 3h ) 24

b) De drukkracht in de kolom is:

16 16
N = 3 ⋅ 5 + = 18 32
1
3
(druk )
6 24
c) M.b.v. vergeet-mij-nietjes:
8
M C ⋅ h 2 16 ⋅16 40
uD = = = 0, 08 m
32 EI 3200 e
1 orde momentenverdeling in kNm
d) Model voor de knikstaaf:

r
F

3EI r=∞
r=
l
Dit model is geschoord en er moet gekozen worden voor de rho-formule.

- 13 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

e) Door het oneindig zijn van één van de veren moet de formule worden aangepast:

2(5 + 2 ⋅ ρ ) π 2 EI rh 3h 3 ⋅ 4
Fk = × 2 met : ρ = = = =2
(5 + ρ ) h EI l 6
18 π 2 EI 9 ⋅ π 2 ⋅100
Fk = = = 158, 6 kN (π 2 = 10 ⇒ 160, 7 kN)
7 ⋅16 56

f) De 2e orde verplaatsing in D kan gevonden worden m.b.v. de vergrotingsfactor:

Fk 158, 6
n= = = 8,5
N 18, 66
n
u2 = u1 = 1,13 ⋅ u1 = 0, 09 m
n −1

g) Het verband tussen q en u is hieronder geschetst.

q
[kN/m
]
45,0

5,33

9,0 uD
[cm]
De knikbelasting volgt uit:

qk = n ⋅ q = 8,5 ⋅ 5,333 = 45,3 kN/m


of : , zie noot 1
MC ql 2
Fk = 158, 6 = 3q + = 3q + ⇒ qk = 45,3 kN/m
l 2 ( 4l + 3h )

BONUSVRAAG

h) De 2e orde momentenverdeling zal bij B een kleiner moment laten zien. Door de invloed
van de afnemende schijnbare stijfheid van de kolom t.g.v. de drukkracht zal er een

1
Onder de aanname dat de stijfheidsverhouding tussen de regel en de stijl gelijk blijft bij het opvoeren van de
belasting. Een nauwkeurige berekening laat zien dat de maximale belasting op ca 39 kN/m uit komt. Dit komt
doordat de drukkracht en het moment in C lineair afhankelijk zijn van de q-last. De vergrotingsfactor voor dit
systeem zal dan ook niet gelijk zijn aan n/(n-1). De kniklast van 158 kN voor de kolom is wel zeer accuraat.

- 14 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011
herverdeling optreden van de krachtsverdeling waardoor de kolom een kleiner moment
naar zich toetrekt. De weergegeven figuur is daarom ook niet helemaal exact.

Opgave 5

a) De dwarscontractie coëfficiënt ν ligt tussen -1,0 en 0,5.


b) De rekken in de hoofdrichtingen zijn gegeven. De punten in de rekcirkel die bij deze
rekken horen liggen per definitie op de horizontale as aangezien de afschuifvervorming
gelijk is aan nul voor vezels in de hoofdrichting!
ε yx

evenwijdig aan vezel AB


RC

ε1
ε2 ε xx
2,0 ε yy
1,6 1,8
(ε xx )

Afgelezen waarden uit de cirkel, deze


getallen kunnen een klein beetje afwijken
van de exacte uitkomsten.

ε xy

c) De rek van vezels evenwijdig aan AB kan gevonden worden door vanuit het RC een lijn
te trekken evenwijdig aan AB. Daar waar de cirkel wordt gesneden (in het andere punt
dan het RC) wordt de rek afgelezen. De rek in de richting van de vezel staat op de
horizontale as! Aflezen levert:

ε xx = −1, 6 ×10−3
∆l AB = ε xx l AB = −1, 6 × 10−3 × 5000 = −8 mm (verkort)

d) De hoofdspanningen kunnen worden bepaald uit de hoofdrekken met:

E 75000
σ1 =
1 −ν 2 ( 1
ε +νε 2 ) =
1 − 16
1
(1,8 × 10−3 − 14 × 2, 0 × 10−3 ) = 104 N/mm 2

E 75000
σ2 =
1 −ν 2 ( 2
ε +νε1 ) =
1 − 16
1
( −2, 0 × 10−3 + 14 ×1,8 × 10−3 ) = −124 N/mm 2

- 15 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011
e) De spanningscirkel is met de hoofdspanningen direct te tekenen. Het RC ligt relatief
gezien op dezelfde plek in de cirkel als bij de rekcirkel, immers de hoofdrekrichting is
gelijk aan de hoofdspanningsrichting!

- 16 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 17 Januari 2011

115 N/mm2
10

σ yx
evenwijdig aan normaal
van vlakje AD
(σ xx ; σ xy )
(−10; −115)
RC

σ2 σ1
σ xx
124 104 σ yy
80 20

(σ yy ; σ yx )
(80; −70)

evenwijdig aan de
nornmaal van vlakje AB

σ xy
Afgelezen waarden uit de cirkel, deze
getallen kunnen een klein beetje afwijken 70 N/mm2
van de exacte uitkomsten.

80 N/mm2

f) Vanuit het RC zijn lijnen getrokken evenwijdig aan de normaal van het oppervlak
waarvan de spanningen worden gevraagd. In de snijpunten met de cirkel worden de
spanningen afgelezen. Let op de tekens en kies een lokaal assenstelsel als steun!

g) Tresca in de 2D hoofdspanningsruimte:
σ2
228

228 104 σ1
228
124
Tresca en Mohr
De grootste spanningscirkel is
228 maatgevend en de straal daarvan
is gelijk aan de vloeispanning
van het materiaal (228 N/mm2).

- 17 -
33 Subfaculteit Civiele Techniek Vermeld op bladen van uw werk:
Constructiemechanica STUDIENUMMER :
NAAM :

Tentamen CT2031

ConstructieMechanica 3

21 Januari 2013 van 14:00 – 17:00 uur

Als de kandidaat niet voldoet aan de voorwaarden tot deelname wordt


het tentamenwerk niet beoordeeld.

 Dit tentamen bestaat uit 4 vraagstukken.

 Werk elk vraagstuk uit op een afzonderlijk blad.

 Vermeld op elk blad rechtsboven uw naam en


studienummer

 In de beoordeling van het werk wordt ook de netheid


van de presentatie betrokken

 GSM toestellen, PDA’s en andere gadgets met al dan


niet UMTS en/of bluetooth-verbinding mogen niet aan
staan tijdens het tentamen en ook niet op de tafels
liggen

 Maak gebruik van de bijgeleverde formulebladen

 Gebruik geen rode pen of rood potlood

 Het gebruik van woordenboeken en (grafische)


rekenmachines is toegestaan
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

VRAAGSTUK 1 : Theorie ( ca 45 min )


Onderdeel 1
Van een homogene vlakspanningstoestand worden m.b.v. rekstrookjes rekken gemeten in de
richting van de rekstrookjes. Van het te onderzoeken materiaal is de elasticiteitsmodulus en de
dwarscontractie coëfficiënt bekend.

a) Wat is het minimum aantal rekstrookjes dat nodig is om de spanningstensor te kunnen


bepalen?
b) Hoe worden de rekstrookjes ten opzichte van elkaar geplaatst?

Onderdeel 2
Van een buigzame op druk belaste staaf is hieronder de schematisatie weergegeven. De staaf is
aan een zijde volledig ingeklemd en aan de andere zijde verend ingeklemd d.m.v. een rotatieveer.

F c) Geef de grenzen aan waartussen de kniklengte van de op druk


belaste buigzame staaf moet liggen.
r
d) Wat is uw oordeel over de onderstaande stellingen en motiveer uw
antwoord in één of twee zinnen:
H
l
EI 1) Het 2e orde inklemmingsmoment kan exact worden
bepaald m.b.v. de vergrotingsfactor en het 1e orde
A inklemmingsmoment.

2) Er is voor dit probleem een gesloten uitdrukking te


bepalen voor de kniklast.

Onderdeel 3
Een doorgaande vloer van een parkeerdek in een parkeergarage wordt belast door een
temperatuurbelasting vanwege een brand op het onderliggende parkeerdek. We gaan er
gemakshalve van uit dat de temperatuurbelasting gelijkmatig verdeeld is voor de gehele
doorgaande ligger.

e) Laat zien m.b.v. een schets voor een aantal velden (meer dan 3) hoe de vrije vervorming
van de vloer wordt verhinderd.
f) Laat duidelijk zien welke momenten hierdoor ontstaan en schets op basis hiervan de
momentenlijn voor uw doorgaande ligger.

Onderdeel 4
Analyseer de statisch onbepaalde q= 25 kN/m
ligger met buigstijfheid EI.
A B C
g) Bepaal de plaats en de grootte EI
van het maximale veldmoment 8,0 m 3,0 m 3,0 m
in veld AB.

-2-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

VRAAGSTUK 2 : Statisch onbepaalde constructies ( ca 45 min )


Een raamwerkconstructie wordt over het deel AC belast met een gelijkmatig verdeelde belasting
q. Alle staven hebben een gelijke buigstijfheid zoals in de figuur is aangegeven. In C en D zijn de
aansluitende staven momentvast met elkaar verbonden. De invloed van de normaalkracht-
vervorming mag worden verwaarloosd. De krachtsverdeling in de constructie moet worden
bepaald met behulp van de hybride krachtenmethode.

C
A
EI 1,5a
B
EI
EI 1,5a

D
4a 4a 2a

Gegevens : a = 1 m; q = 41 kN/m; EI = 10000 kNm2


Vragen:
a) Analyseer de constructie en beschrijf kort hoe u de krachtsverdeling gaat bepalen.
Ondersteun uw betoog met schetsjes waaruit duidelijk blijkt wat uw (positieve) aannamen
zijn.

b) Stel alle noodzakelijke voorwaarden op en bepaal uw onbekenden. U mag gebruik maken


van de GR om het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Geef dan wel overzichtelijk
weer welke vergelijkingen er worden opgelost en wat het antwoord uit de GR is.

c) Teken de M- en V-lijn inclusief de vervormingstekens en zet de karakteristieke waarden


erbij.

☺Ter controle :
- Het grootste moment in staaf CD is in absolute zin gelijk aan 208 kNm.
- Het grootste moment in staaf BD is in absolute zin 32 kNm.

d) Bepaal de oplegreacties in B.

e) Hoe groot is de horizontale verplaatsing van punt D?

-3-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

VRAAGSTUK 3 : Stabiliteit ( ca 45 min )


Van de onderstaande (educatieve) constructie wordt gevraagd een stabiliteitsonderzoek te
verrichten. Let op de aangegeven buigstijfheden van de afzonderlijke staven en de positionering
van de scharnieren. De invloed van de normaalkrachtvervorming mag worden verwaarloosd. De
kracht H is een constante kracht, de verticale puntlast F kan variëren. Ons onderzoek is gericht op
met name staaf AB.

F F
B
star
star h/2
H 2 EI 2
E
EI h/2
D
A
EI
l

Gegevens : EI =1000 kNm2; h = 4 m; l = 4 m; F = 100 kN; H = 88 kN

TIP : Maak zo nodig gebruik van de formules op het formuleblad.

Vragen:

a) Bepaal van deze constructie de 1e orde momentenverdeling en toon daarbij aan dat voor
het moment in E, in absolute zin, geldt:

M E = 58 kNm

b) Bepaal de 1e orde verplaatsing in E.


c) Bepaal de 1e orde dwarskracht in staaf BD.
d) Geef het model weer waarmee de kniklast van deze constructie kan worden bepaald.
e) Bepaal de kniklast Fk van deze constructie.
f) Geef een afschatting van de tweede orde uitbuiging van deze constructie in E.
g) Bepaal de 2e orde dwarskracht in staaf BD.

-4-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

VRAAGSTUK 4 : Elasticiteitstheorie ( ca 45 min )


Van een plaat in een homogene isotrope vlakspanningstoestand zijn de randen ABC belast. Van
twee vlakken zijn de spanningen bekend. Voor de aanduiding van de spanningen wordt gebruik
gemaakt van een lokale x-as die samenvalt met de uitwendige normaal van het oppervlak:

vlak AC : normaalspanning +8,5 N/mm2, schuifspanning -6,0 N/mm2


vlak BC : normaalspanning -1,5 N/mm2, schuifspanning -2,5 N/mm2

Het proefstuk is gemaakt van een materiaal waarvan het vloeigedrag goed te beschrijven is met
de vloeivoorwaarde van von Mises. De helling van het vlak AC is in de figuur aangegeven.

Cirkel van Mohr


A 17 In verband met de getalswaarden is het
belangrijk de cirkels zo nauwkeurig
20
mogelijk te tekenen dus gebruik een
scherp potlood. Eventuele kleine
afwijkingen zijn onvermijdelijk maar de
docent zal daar rekening mee houden bij
de beoordeling.
B C
x

Gegevens: E = ? N/mm 2 ; ν = ?; f y = 10 N/mm 2

Vragen:

a) Teken de vlakken AC en BC en laat zien in welke richting de gegeven spanningen werken


op deze vlakken.

b) Teken de cirkel van Mohr voor de spanningen. Geef duidelijk aan waar het middelpunt en
het richtingencentrum ligt en schrijf de waarden erbij. Kies als een geschikte schaal 1 cm
= 1 N/mm2 en geef duidelijk de hoofdrichtingen en hoofdspanningen aan.

c) Bepaal met behulp van de cirkel van Mohr de spanningstensor in het x-y-assenstelsel.

d) Bepaal de elasticiteitsmodulus en de dwarscontractiecoefficient als gegeven is dat geldt:


3 1
ε xx = ; ε yy = −
2000 1500

e) Bepaal voor een vezelrichting die een hoek van 10,5º maakt met de x-as de rek.

f) Controleer de veiligheid van de gegeven spanningssituatie op basis van de


vloeivoorwaarde van von Mises.

-5-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

FORMULEBLAD

Spanningen en rekken :
 1  E
ε xx = E (σ xx − νσ yy ) σ xx = 1 − ν 2 ( ε xx + νε yy )
   ∂ui ∂u j 
 1  E E ε ij = 12  +  voor i, j = x, y
ε
 yy =
E
( σ yy − νσ xx ) of σ yy =
1 − ν 2 ( yy
ε + νε xx ) met G =
2(1 +ν )  ∂j ∂i 
 
 σ xy σ xy = 2Gε xy
ε xy = 
 2G 
von Mises : (σ 1 − σ 2 )2 + (σ 2 − σ 3 )2 + (σ 3 − σ 1 )2  ≤ 13 f y2
1

6 
Tresca : straal van de maatgevende cirkel van Mohr is bepalend

-6-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

FORMULEBLAD (vervolg)
Eulerse knikvergelijking: Mechanica relaties:
π 2 EI dw dϕ
Fk = 2 ϕ =− κ= M = EIκ
lk dx dx

Enkelzijdig verend ingeklemde knikstaaf: Differentiaalvergelijkingen:


F
w ''+ α 2 w = 0 met: α 2 =
EI
algemene oplossing:
w( x) = C1 cos α x + C2 sin α x
Of :
F
1 1 1 10 w ''''+ α 2 w '' = 0 met: α 2 =
= + 2 lk = l 4 + EI
Fk r π EI ⇒ ρ
en S z ( x) = M '− Fw '
l 4l 2 met : ρ =
rl
algemene oplossing:
EI
w( x) = C1 + C2 x + C3 cos α x + C4 sin α x
dus:
ϕ ( x) = −C2 + C3α sin α x − C4α cos α x
M ( x) = EI × C3α 2 cos α x + C4α 2 sin α x 
S z ( x ) = − F × C2

Ongeschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


10 rl
η1 = 4 + ; ρ1 = 1
Fk =
(η1 + η 2 )2 2
π EI
× 2 met :
ρ1 EI
η1η 2 (η1 + η 2 − 4 ) l η2 = 4 +
10 rl
; ρ2 = 2
ρ2 EI

Geschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


Fk =
(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) . π 2 EI “Vrije” kromming t.g.v lineair temperatuurs-
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) l 2 verloop over de hoogte h van de doorsnede:
rl rl
met : ρ1 = 1 ρ2 = 2
EI EI α∆T
κT =
h
Regel van Merchant:
Fc H c
+ =1
Fk H p
VGN voor verend ingeklemde
statisch onbepaalde ligger

-7-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

UITWERKING MET ANTWOORDEN

Opgave 1

a) Drie rekstrookjes
b) Onder hoeken van 45 graden
c) Tussen 0,5l en 0,7l (basisgevallen van Euler)
d) (1) : Nee de vergrotingsfactor is niet exact voor buigzame staven, wel een goede
benadering
(2) : De transcendente vergelijking waarmee de kniklast kan worden bepaald is geen
gesloten uitdrukking. Een goede benadering levert wel een bruikbare gesloten
formule op, de zogenaamde rho-formule van Newmark.

e) Teken de vervormde ligger, let op de temperatuur wordt aan de onderzijde verhoogd. De


liggerdelen moeten boven de steunpunten zonder knikken aansluiten. Hiervoor zijn de
getekende overgangsmomenten noodzakelijk. De richting van deze momenten kunnen
worden gebruikt om de M-lijn te schetsen.

EI

f) De momentenlijn t.g.v. alleen de temperatuurbelasting bestaat uit louter rechte stukken.

g) Bepaal eerst het steunpuntmoment in B:


ql13 M l M l 1
M l 25l13
− B 1 = B 2 − 2 B 2 ⇔ MB = = 128 kNm
24 EI 3EI 3EI 6 EI 2(4l1 + 3l2 )
Bepaal de oplegreactie in A:
M
Av = 12 ql1 − B = 84 kN ↑
l
Hieruit volgt (gebruik oppervlak V-lijn) :
A 
M max - veld AB = 12 Av  v  = 141,12 kNm
 q 

-8-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

Opgave 2

a) Dit is een constructie met verplaatsbare knopen. Door alle starre verbindingen te
vervangen door scharnieren ontstaat een mechanisme met een vrijheidsgraad. Alle staven
zullen roteren en deze starre rotatie wordt met de hybride methode meegenomen in de
vormveranderingsvoorwaarden t.p.v. de staafaansluitingen. Met een extra
evenwichtsvoorwaarde in de vorm van een virtuele arbeidsvergelijking kunnen de twee
overgansmomenten en de vrijheidsgraad van het mechanisme (rotatie) worden opgelost.
Het mechanisme is hieronder getekend samen met de gekozen richtingen voor de
overgangsmomenten.
4a 8a

θ
RC CD

θ

MC 2θ

MD

b) De twee vormveranderingsvoorwaarden zijn en de virtuele arbeidsvergelijking zijn:


3
AC CD q ( 4a ) M C 4a M 5a M 5a
ϕC = ϕC : − − 2θ = C − D + θ
24 EI 3EI 3EI 6 EI
1
M 5a M 5a M 2 a
ϕ DCD = ϕ DDB : − C + D + θ = − D 2 + 2θ
6 EI 3EI 3EI
δA=0 : M C × 2δθ + M C × δθ + M D × δθ − M D × 2δθ + 4aq × 2a × 2δθ = 0

Na vereenvoudigen levert dit stelsel als oplossing:


19
M C = −208 kNm; M D = 32 kNm; θ = = 0, 05067 rad
375
c) De momentenlijn heeft een parabolisch verloop over AC en voor de rest een lineair
verloop. De dwarskrachtenlijn volgt uit de helling van de momentenlijn. Hier mogen geen
blunders in voorkomen. Let op de vervormingstekens en schrijf de waarden erbij.
d) Een mogelijke oplossingsroute:
a. Bepaal de verticale oplegreactie in A m.b.v. de momentensom om C voor het
vrijgemaakte deel AC.
b. Door vervolgens de momentensom om B te bepalen van de gehele constructie
wordt de horizontale oplegreactie in A gevonden.
c. Uit het horizontale en verticale evenwicht volgen de oplegreacties in B.
BV = 30 kN (↑); BH = 18 23 kN (→)
Merk op: In staaf DB treedt zowel N als V op (geen pendel). De N is te bepalen met de Bv
en de V, deze N werd echter niet gevraagd.

e) De horizontale verplaatsing van D is 2θ × 1,5a = 0, 076 m (→)

-9-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

Opgave 3

a) De constructie is tweevoudig statisch onbepaald en het betreft een constructie met niet-
verplaatsbare knopen (geschoord). Een eerste orde berekening houdt geen rekening met
de invloed van de vervormde stand op het evenwicht. De verticale puntlasten kunnen
daarom achterwege worden gelaten. Staaf AB is in feite verend ingeklemd in de staven
AD en BD. Oplossen kan m.b.v. twee vormveranderingsvergelijkingen maar er kan ook
gekozen worden om gebruik te maken van een vergeet-mij-nietje voor een statisch
onbepaalde ligger zoals weergegeven op het laatste formuleblad. De rotatieveren zijn te
vinden uit de verende werking van de delen BD en AD.

3EI rh
r1 = ; ρ1 = 1 ; ⇒ ρ1 = 3;
l EI

r2 =
(
3 2 EI 2 ); ρ2 =
r2 h
; ⇒ ρ 2 = 6;
l 2 EI
ρ1 ( ρ 2 + 6 ) 3 ×12
MA = × Hh = × 88 × 4 = 36 kNm
8 ρ1 ( ρ 2 + 4 ) + 32 ( ρ 2 + 3) 8 × 3 × 10 + 32 × 9
ρ 2 ( ρ1 + 6 ) 6×9
MB = × Hh = × 88 × 4 = 24 kNm
8 ρ 2 ( ρ1 + 4 ) + 32 ( ρ1 + 3) 8 × 6 × 7 + 32 × 6

Het moment t.p.v. de horizontale puntlast van 88 kN wordt hiermee:

36 + 24 1
ME = − 4 × 88 × 4 = 58 kNm (los dit grafisch op m.b.v. de M-lijn)
2

b) De eerste orde verplaatsing in E levert alleen een horizontale verplaatsing op. Met behulp
van de gegeven vergeet-mij-nietjes volgt hiervoor:

88 × 43 36 × 4 2 24 × 42
u= − − = 0, 0573 m ( → )
48 EI 16 EI 16 EI
c) De 1e orde dwarskracht van staaf BD volgt uit de helling van de M-lijn, deze is:
24
V= = 4, 24 kN (de V van de andere steunende staaf werd ook goedgekeurd)
4 2
d) De bokconstructie is geschoord aangezien de invloed van de normaalkrachtvervorming
mag worden verwaarloosd. Staaf AB is daarom een geschoorde, aan twee zijden , verend
ingeklemde staaf. De rho-formule is het model voor het bepalen van de kniklast.
e) De kniklast volgt uit:

(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) π 2 EI 17 π 2 EI
Fk =
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) h 2
=
8 h2
= 1310 kN (π 2
= 10 ⇒ 1328 kN )

f) De 2e orde uitbuiging mag worden afgeschat met de vergrotingsfaktor. Hiervoor is de


verticale belasting van belang die op de kolom AB werkt. Als punt B horizontaal zou
kunnen verplaatsen moet de aanpendelende belasting in rekening worden gebracht. Echter
er is gesteld dat de invloed van de normaalkrachtvervorming niet in beschouwing hoeft te
worden genomen. De bokconstructie is vormvast en alle hoekpunten blijven daarom op
een plaats. Dat betekent dat de starre kolom niet scheef kan gaan staan en waardoor de
puntlast op deze starre kolom niet een horizontale kracht kan genereren die moet worden

- 10 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013
opgenomen in de vorm van extra verticale belasting op AB (de zgn aanpendelende
belasting) . De vergrotingsfactor is daarom:

Fk 1300 n 13
n= = = 13 ⇒ = = 1, 083
F 100 n − 1 12
n
u2 = u1 = 1, 083 × 0, 057 = 0, 062 m
n −1
Fouten met de aanpendelende belasting werden door de vingers gezien aangezien dit aspect in deze
toepassing redelijk verstopt was.

g) Hoewel niet exact, kan hier worden volstaan met:


n
VBD-2 = VBD-1 × = 4,59 kN
n −1

- 11 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

Opgave 4

a) Op de vlakken AC en BC werken de gegeven spanningen zoals hieronder is weergegeven.

negatief y-vlakje!
B-C 8,5

2,5 6,5
A-C
1,5

b) De cirkel kan worden getekend met de gegeven spanningen.

(8,5; -6)
σ yx

(-1,5; 2,5)

(2) r=7

m=5 (1)
σ xx
σ 2 = −2 5 σ 1 = 12 σ yy
5
29

11,5 (11,5; 2,5)


RC
2,5
Cirkel van Mohr voor de
spanningen (N/mm2)

σ xy

Middelpunt van de cirkel en de straal kunnen worden berekend en zijn aangegeven in de


tekening. Hiermee kunnen de hoofdspanningen worden bepaald:

σ 1 = m + r = 5 + 7 = 12, 0 N/mm 2
σ 2 = m − r = 5 − 7 = −2, 0 N/mm 2
σ 3 = 0 (vlakspanning )

c) De spanningstensor in het x-y-assenstelsel wordt weergegeven met:

σ xx σ xy  11,5 2,5 
σ ij =  =  N/mm 2
σ
 yx σ yy   2,5 −1,5

- 12 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 21 Januari 2013

d) De spanningen omzetten naar rekken levert:

1 3
ε xx = (11, 5 −ν × (−1,5) ) =
E 2000
1 −1
ε yy = ( −1,5 −ν ×11,5 ) =
E 1500

Hieruit volgt: ν = 0,33; E = 8000 N/mm 2

Let op: Hier mogen niet de hoofdspanningen worden gebruikt, dat is een
essentiële fout die streng wordt aangerekend.

e) De gevraagde vezelrichting valt samen met hoofdrichting 1. De gevraagde rek is dus de


hoofdrek 1:
1
ε1 = (12 −ν × (−2 ) = 15,8 ×10−4
E
Let op: Hier moeten de hoofdspanningen worden gebruikt aangezien de gevraagde
vezelrichting samenvalt met de hoofdrichting (1). Alternatief is om de tensortransformatieformules
te gebruiken maar daar was (met reden) niet in voorzien op het formuleblad. Opmerken dat het hier
om de hoofdrichting handelt was een cruciaal onderdeel van de toetsing.

f) Von Mises toepassen met de bepaalde hoofdspanningen en opletten dat het hier om een
kwadratisch spanningscriterium handelt. Het betreft een vlakspanningstoestand waarbij
per definitie één van de hoofdspanningen gelijk is aan nul. Opnieuw sorteren van de
hoofdspanningen levert (niet essentieel voor de berekening):

σ 1 = 12; σ 2 = 0; σ 3 = −2;
γ2
6
( (σ − σ )
1 2
2 2
+ (σ 2 − σ 3 ) + (σ 3 − σ 1 )
2
)≤ 1
3
f y2

γ2
(144 + 4 + 196 ) ≤ 13 ×100
6
172γ 2 100 100
≤ ⇔ γ = = 0, 76 (onveilig )
3 3 172

De veiligheid is 0,76 hetgeen onvoldoende is.

- 13 -
33 Subfaculteit Civiele Techniek Vermeld op bladen van uw werk:
Constructiemechanica STUDIENUMMER :
NAAM :

Tentamen CT2031

ConstructieMechanica 3

23 Januari 2012 van 14:00 – 17:00 uur

Als de kandidaat niet voldoet aan de voorwaarden tot deelname wordt


het tentamenwerk niet beoordeeld.

 Dit tentamen bestaat uit 5 vraagstukken.

 Werk elk vraagstuk uit op een afzonderlijk blad.

 Vermeld op elk blad rechtsboven uw naam en


studienummer

 In de beoordeling van het werk wordt ook de netheid


van de presentatie betrokken

 GSM toestellen, PDA’s en andere gadgets met al dan


niet UMTS en/of bluetooth-verbinding mogen niet aan
staan tijdens het tentamen en ook niet op de tafels
liggen

 Maak gebruik van de bijgeleverde formulebladen

 Gebruik geen rode pen of rood potlood

 Het gebruik van woordenboeken en (grafische)


rekenmachines is toegestaan
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

VRAAGSTUK 1 : Theorie, statisch onbepaald ( ca 15 min )


Van een statisch onbepaalde ligger worden hieronder drie situaties geschetst waar de bovenzijde
van de ligger door zonbestraling warmer wordt. Gevraagd wordt naar de juiste momentenlijn
voor iedere getekende situatie. Omcirkel de juiste oplossing (a), (b), (c) of (d).

Situatie 1 Situatie 2

Situatie 3

-2-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

VRAAGSTUK 2 : Theorie, knik ( ca 25 min )


Een geschoorde constructie bestaat uit starre staven voor de kolommen en liggers die
scharnierend met elkaar zijn verbonden. De schoren zijn kruisende diagonalen met een
rekstijfheid EA zoals in de figuur is aangegeven. De schoor heeft geen enkele buigstijfheid. Bij
een horizontale verplaatsing u zoals aangegeven, wordt op slechts één van de schoren een beroep
gedaan om als schorend element te gaan fungeren.

F F F F
u
E
1,5a

EA
A D
1,5a

B C x
4a 4a 4a

z, w

Gegevens : a = 2 m; EA = 20000 kN

Vragen:

a) Teken de knikvorm en laat zien welke diagonaal in uw situatie, als schoor dienst doet en
geef aan waarom?

Voorgesteld wordt om de schorende werking te modelleren met behulp van een horizontale
translatieveer in E.

b) Teken het voorgestelde model waarmee de kniklast kan worden bepaald en toon aan dat
de veerstijfheid van de translatieveer gelijk is aan:

16 EA
k= ( aantonen m.b.v. schets en berekening! )
125 a

c) Bepaal de kniklast.

d) Wat vindt U van de modellering met één enkele veer?

-3-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

VRAAGSTUK 3 : Statisch onbepaalde constructies ( ca 60 min )


Een raamwerkconstructie in situatie 1 wordt op de overspanning DC belast met een gelijkmatig
verdeelde belasting q. Alle staven hebben een afwijkende buigstijfheid zoals in de figuur is
aangegeven. In D zijn de aansluitende staven momentvast met elkaar verbonden. De invloed van
de normaalkrachtvervorming mag worden verwaarloosd. De krachtsverdeling in de constructie
moet worden bepaald met behulp van de krachtenmethode.

q q

A C A C
2EI D 3EI 2EI D 3EI
a
EI 2 EI 2
B B
situatie 1 situatie 2

a a a a

!!! LET OP DE BUIGSTIJFHEDEN VAN DE STAVEN !!!

Gegevens : a = 4 m; q = 1140 kN/m; EI = 150000 kNm2


Vragen:
a) Schets de vervormde constructie van situatie 1 en geef aan hoeveel voudig statisch
onbepaald deze constructie is. Bepaal een statisch bepaald hoofdsysteem en geef uw
statisch onbepaalden aan in een schets waardoor duidelijk wordt wat de door U gekozen
positieve richtingen zijn van de statisch onbepaalden.
b) Stel de vormveranderingsvoorwaarde(n) op en bepaal de statisch onbepaalde(n). U mag
gebruik maken van alle mogelijke handigheidjes om het probleem zo snel mogelijk op te
lossen, dus ook de GR!
c) Teken de M-lijn voor dit belastingsgeval inclusief de vervormingstekens en zet de
karakteristieke waarden erbij.
De constructie wordt vervolgens gemodificeerd, oplegging B verandert in een horizontale
roloplegging. Zie hiervoor de constructie van situatie 2.
d) Wat verandert er aan de oplossingsstrategie door deze ingreep? Geef dit kort en bondig
weer!
e) Schets de vervormde constructie en laat duidelijk zien waar de invloed van het veranderde
statische systeem, tot uitdrukking komt.
f) Stel de noodzakelijke vergelijkingen op waarmee de krachtsverdeling kan worden
gevonden. Ondersteun het antwoord zonodig met duidelijke schetsjes.
g) Los de onbekende op en teken de M-lijn. Gebruik indien nodig de GR!
☺Ter controle :
- Het grootste moment in staaf BD is in absolute zin gelijk aan 400 kNm.
- Het aansluitmoment in D van staaf DC is in absolute zin 2880 kNm.

h) Hoe groot is de horizontale verplaatsing van roloplegging B?

-4-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

VRAAGSTUK 4 : Stabiliteit ( ca 40 min )


Van de onderstaande (educatieve) constructie wordt gevraagd een stabiliteitsonderzoek te
verrichten. Alle staven hebben dezelfde buigstijfheid EI en zijn star met elkaar verbonden. De
invloed van de normaalkrachtvervorming en de invloed van de dwarskrachten op het evenwicht
in de vervormde stand, mogen worden verwaarloosd. De kracht H is een constante kracht, de
verticale puntlast F kan variëren. Ons onderzoek is gericht op met name staaf AB.

F
B
C

h/2
alle staven EI
H
E
h/2

A D

l l

Gegevens : EI =1000 kNm2; h = 4 m; l = 4 m; F = 300 kN; H = 92 kN

Vragen:

a) Bepaal van deze constructie de 1e orde momentenverdeling en toon daarbij aan dat voor
het moment in E, in absolute zin, geldt:

M E = 68 kNm

b) Bepaal de 1e orde horizontale oplegreactie in C.


c) Bepaal de 1e orde verplaatsing in E.
d) Geef het model weer waarmee de kniklast van deze constructie kan worden bepaald.
e) Bepaal de kniklast Fk van deze constructie.
f) Geef een afschatting van de tweede orde uitbuiging van deze constructie in E.
g) Hoe groot zal het 2e orde moment in E zijn?
h) Heeft U nog aanvullende opmerkingen?

-5-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

VRAAGSTUK 5 : Elasticiteitstheorie ( ca 40 min )


Van een plaat in een homogene isotrope vlakspanningstoestand zijn de randen ABCD belast. Van
twee vlakken zijn de spanningen bekend. Voor de aanduiding van de spanningen wordt gebruik
gemaakt van een lokale x-as die samenvalt met de uitwendige normaal van het oppervlak:

• Op AB, normaalspannning 50 N/mm2, schuifspanning 40 N/mm2


• Op BC, normaalspanning 65 N/mm2, schuifspanning -35 N/mm2

Het proefstuk is gemaakt van een materiaal waarvan het vloeigedrag goed te beschrijven is met
de vloeivoorwaarde van von Mises.

y
B
Cirkel van Mohr
In verband met de getalswaarden is het
A belangrijk de cirkels zo nauwkeurig
mogelijk te tekenen dus gebruik een
scherp potlood. Eventuele kleine
afwijkingen zijn onvermijdelijk maar de
docent zal daar rekening mee houden bij
de beoordeling.
D C
x

Gegevens: E = 27841,15 N/mm 2 ; ν = 0,3813; f y = ? N/mm 2

Vragen:

a) Teken de cirkel van Mohr voor de spanningen. Geef duidelijk aan waar het middelpunt en
het richtingencentrum ligt en schrijf de waarden erbij. Kies zelf een geschikte schaal en
geef duidelijk de hoofdrichtingen en hoofdspanningen aan.

b) Bereken uit de cirkel van Mohr (of lees de waarden zo nauwkeurig als mogelijk af) wat de
spanningen worden op rand DC.

c) Het materiaal is bij de gegeven spanningen belast tot het uiterste. Bepaal hiermee de
waarde van de vloeispanning fy op basis van het vloeicriterium van von Mises.

d) Teken de cirkel van Mohr voor de rekken. Geef duidelijk aan waar het richtingencentrum
ligt en bepaal de hoofdrekken. Kies zelf een geschikte schaal.

e) Bepaal met behulp van de cirkel de rek in vezels die onder een hoek α van 120 graden
staan met de horizontale as.

-6-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

FORMULEBLAD

Spanningen en rekken :
 1  E
ε xx = E (σ xx − νσ yy ) σ xx = 1 − ν 2 ( ε xx + νε yy )
   ∂ui ∂u j 
 1  E E ε ij = 12  +  voor i, j = x, y
ε
 yy =
E
( σ yy − νσ xx ) of σ yy =
1 − ν 2 ( yy
ε + νε xx ) met G =
2(1 +ν )  ∂j ∂i 
 
 σ xy σ xy = 2Gε xy
ε xy = 
 2G 
von Mises : (σ 1 − σ 2 )2 + (σ 2 − σ 3 )2 + (σ 3 − σ 1 )2  ≤ 13 f y2
1

6 
Tresca : straal van de maatgevende cirkel van Mohr is bepalend

-7-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

FORMULEBLAD (vervolg)
Eulerse knikvergelijking: Mechanica relaties:
π 2 EI dw dϕ
Fk = 2 ϕ =− κ= M = EIκ
lk dx dx

Enkelzijdig verend ingeklemde knikstaaf: Differentiaalvergelijkingen:


F
w ''+ α 2 w = 0 met: α 2 =
EI
algemene oplossing:
w( x) = C1 cos α x + C2 sin α x
Of :
F
1 1 1 10 w ''''+ α 2 w '' = 0 met: α 2 =
= + 2 lk = l 4 + EI
Fk r π EI ⇒ ρ
en S z ( x) = M '− Fw '
l 4l 2 met : ρ =
rl
algemene oplossing:
EI
w( x) = C1 + C2 x + C3 cos α x + C4 sin α x
dus:
ϕ ( x) = −C2 + C3α sin α x − C4α cos α x
M ( x) = EI × C3α 2 cos α x + C4α 2 sin α x 
S z ( x ) = − F × C2

Ongeschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


10 rl
η1 = 4 + ; ρ1 = 1
Fk =
(η1 + η 2 )2 2
π EI
× 2 met :
ρ1 EI
η1η 2 (η1 + η 2 − 4 ) l η2 = 4 +
10 rl
; ρ2 = 2
ρ2 EI

Geschoorde aan twee zijden verend ingeklemde knikstaaf:


Fk =
(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) . π 2 EI “Vrije” kromming t.g.v lineair temperatuurs-
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) l 2 verloop over de hoogte h van de doorsnede:
rl rl
met : ρ1 = 1 ρ2 = 2
EI EI α∆T
κT =
h
Regel van Merchant:
Fc H c
+ =1
Fk H p
VGN voor verend ingeklemde
statisch onbepaalde ligger

-8-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

UITWERKING MET ANTWOORDEN

Opgave 1

Situatie 1 : Antwoord d)

Situatie 2 : Antwoord c)

Situatie 3 : Antwoord b)

-9-
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

Opgave 2

a) Zie voorbeeld 3 van hoofdstuk in het dictaat.

b) Idem.

c) Het rekenmodel is de starre staaf, horizontaal gesteund door de translatieveer, en belast


met de belasting op de staaf EN de aanpendelende belasting. Essentieel is dat bij de
bepaling van de aanpendelende belasting rekening wordt gehouden met de lengte van de
pendels waarop de belasting staat. De totale belasting op het rekenmodel wordt hiermee:

F F F
Ftot = F + 3a + 3a + 3a = 6 F
1, 5a 3a 1, 5a

De kniklast van dit model kan eenvoudig worden bepaald met:

16 EA
Fk = k × 3a = k = × 3a
125 a
16 EA
Fk = 6 F = k = × 3a
125 a
8 8 × 20000
F= EA = = 1280 kN
125 125

d) De horizontale veer kan nooit een schuine staaf vervangen. Door het verlengen van de
schuine staaf ontstaat niet alleen een horizontale kracht die de constructie overeind wil
houden maar er ontstaat ook een extra verticale kracht die de constructie in de verplaatste
stand wil drukken (versterkend effect). Dit effect wordt in dit model niet meegenomen.
Voor de fijn slijpers; de veer is een tweede orde tensor en deze kan niet als een vector
worden behandeld.

- 10 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

Opgave 3

a) De constructie in situatie 1 is drievoudig statisch onbepaald en heeft niet-verplaatsbare


knopen. De richting van de aansluitende momenten zijn getekend zoals ze in
werkelijkheid zullen werken op de uiteinde van de staven.

q
M1
M4 M3
A C
M1 + M 2 + M 3 = 0 ⇔
2EI D 3EI
M2 M 3 = −( M 1 + M 2 )

EI 2
B

a a

De aansluitende momenten op knoop D moeten in evenwicht zijn. Zodoende kan een van
de onbekende momenten op knoop D worden uitgedrukt in de overige momenten.
Vanwege het feit dat de knopen niet verplaatsen is ook duidelijk dat het moment bij de
inklemming in A de helft is in grootte van het moment in D in staaf AD ( ϕ A = 0 ).
Uiteindelijk resteren zo twee vergelijkingen met twee onbekenden. Het statisch bepaalde
hoofdsysteem bestaat louter en alleen uit liggertjes op twee steunpunten met de
aangegeven onbekende momenten op de uiteinden van de staven.

b) Er zijn drie vormveranderingsvergelijkingen nodig. Echter één vergelijking is al gebruikt.


In de resterende twee vergelijkingen wordt direct het knoopevenwicht van D verwerkt:
1
M 1a M 1a −( M 1 + M 2 ) a qa 3
ϕ AD
=ϕ DC
: 2
− =− −
6 × 2 EI 3 × 2 EI 3 × 3EI 24 × 3EI
D D

1
Ma M 1a M a 2
ϕ DAD = ϕDDB : 2 1 − =− 2
6 × 2 EI 3 × 2 EI 3 × EI 2
Opschonen levert:

17 M 1 + 8M 2 = qa 2
3M 1 − 8 M 2 = 0

Elimineren van M2 levert: M 1 = 201 qa 2 ; M 2 = 160


3
qa 2 ; M 3 = − 160
11
qa 2 ; M 4 = 1
40 qa 2 ;
Invullen van de gegevens levert voor de momenten:
M 1 = 912 kNm
M 2 = 342 kNm
M 3 = −1254 kNm
M 4 = 456 kNm

c) Teken een nette momentenlijn inclusief vervormingstekens en de waarden voor een aantal
karakteristieke punten.

- 11 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

d) In situatie 2 kan de constructie in steunpunt B horizontaal verplaatsen. Er ontstaat nu een


constructie met verplaatsbare knopen. Het statisch bepaald hoofdsysteem levert nu liggers
op twee steunpunten op waarvan de knopen kunnen verplaatsen. Oplossen kan met de
hybride oplossingsmethode waarbij de starre rotatie van het mechanisme dat ontstaat als
alle starre verbindingen worden vervangen door scharnieren, een extra onbekende
oplevert. Deze kan worden bepaald met de extra eis dat het mechanisme in evenwicht
moet zijn onder de gegeven belasting en de statisch onbepaalden.

e) Het mechanisme is hieronder getekend. Essentieel is dat voor iedere staaf de grootte van
de rotatie wordt vastgesteld en om welk punt de staaf roteert.
q

A C
2EI D 3EI

w a
EI 2

B
u
a a

o Staaf AD roteert om A met een hoek θ (rechtsom)


o Staaf DC roteert om C met een hoek θ (linksom)
o Staaf BD roteert om A met een hoek θ (rechtsom)

De vervormde constructie is weergegeven t.o.v. de verplaatsing van het starre


mechanisme. Er zijn drie vormveranderingsvergelijkingen noodzakelijk en een virtuele
arbeidsvergelijking om de vier onbekenden op te lossen.

f) Als dezelfde richtingen worden aangehouden van de vier onbekende momenten als in
situatie 1 dan kunnen de vormveranderingsvergelijkingen eenvoudig worden
overgenomen. Let er wel op dat het moment bij de inklemming nu niet gelijk is aan de
helft van het moment aan de andere kant van staaf AD. Immers het betreft nu een
probleem met verplaatsbare knopen! (zie de theorie).

M 4a M 1a
ϕ AAD = 0 :− + −θ = 0
3 × 2 EI 6 × 2 EI
M 4a M 1a −( M 1 + M 2 )a qa 3
ϕ DAD = ϕDDC : − −θ = − − +θ
6 × 2 EI 3 × 2 EI 3 × 3EI 24 × 3EI
M 4a M 1a M a 2
ϕ DAD = ϕDDB : − −θ = − 2 −θ
6 × 2 EI 3 × 2 EI 3 × EI 2
δA=0 : M 4 × δθ + M 1 × δθ − (− M 1 − M 2 ) × δθ + M 2 × δθ + (qa ) × 12 a × δθ = 0

- 12 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

g) Oplossen van dit stelsel gaat eenvoudig met de Grafische Rekenmachine (GR). Om het
stelsel er vlot in te zetten worden de vergelijkingen eerst opgeschoond:
12 EI
M1 − 2M 4 − θ =0
a
144 EI
−20 M 1 − 8M 2 + 6 M 4 − θ = − qa 2
a
−2 M 1 + 4 M 2 + M 4 = 0
2 M 1 + 2 M 2 + M 4 = − 12 qa 2

Oplossen met de GR levert :

M 1 = −2480 kNm
M 2 = −400 kNm
M 3 = 2880 kNm
M 4 = −3360 kNm
θ =0,009422 rad

Teken vervolgens een nette momentenlijn met de juiste vervormingstekens en zet de


gevonden waarden in de M-lijn er bij.

h) De horizontale verplaatsing is gelijk aan:

u = θ × a = 0, 0377 m (←)

- 13 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

Opgave 4
a) De constructie is tweevoudig statisch onbepaald en het betreft een constructie met niet-
verplaatsbare knopen (geschoord). Een eerste orde berekening houdt geen rekening met
de invloed van de vervormde stand op het evenwicht. De verticale puntlast kan daarom
achterwege worden gelaten. Oplossen kan m.b.v. twee vormveranderingsvergelijkingen
maar er kan ook gekozen worden om gebruik te maken van een vergeet-mij-nietje voor
een statisch onbepaalde ligger zoals weergegeven op het laatste formuleblad. De
rotatieveren zijn eenvoudig te vinden uit de verende werking van de delen BC en AD.

3EI rh
r1 = ; ρ1 = 2 ; ⇒ ρ1 = 3;
l EI
3EI rh 3
r2 = ; ρ 2 = 1 ; ⇒ ρ2 = ;
2l EI 2
ρ1 ( ρ 2 + 6 ) 3 × 7,5
MA = × Hh = × 92 × 4 = 30 kNm
8 ρ1 ( ρ 2 + 4 ) + 32 ( ρ 2 + 3) 8 × 3 × 5,5 + 32 × 4,5
ρ 2 ( ρ1 + 6 ) 1, 5 × 9
MB = × Hh = × 92 × 4 = 18 kNm
8 ρ 2 ( ρ1 + 4 ) + 32 ( ρ1 + 3) 8 × 1,5 × 7 + 32 × 6

Het moment t.p.v. de horizontale puntlast van 92 kN wordt hiermee:

18 + 30 1
ME = − 4 × 92 × 4 = 68 kNm (los dit grafisch op m.b.v. de M-lijn)
2

b) De 1e orde horizontale oplegreactie in C volgt uit het evenwicht:


30 18
CH = 12 × 92 − + = 43 kN
4 4
c) De eerste orde verplaatsing in E levert alleen een horizontale verplaatsing op. Met behulp
van de gegeven vergeet-mij-nietjes volgt hiervoor:

92 × 43 18 × 42 30 × 42
u= − − = 0, 075 m ( → )
48 EI 16 EI 16 EI
d) Controle van de drukstaaf AB, dit is een geschoorde staaf met aan twee zijden een
verende inklemming. Gebruik hiervoor de eerder bepaalde rotatieveerstijfheden. De
knikcontrole van BC zal eigenlijk ook moeten worden uitgevoerd. In de vraagstelling
staat echter dat we ons met name richten op staaf AB. Staaf AB is overigens niet
maatgevend maar dat mag zelf worden gecontroleerd.

e) De kniklast volgt uit:


(5 + 2 ρ1 )(5 + 2 ρ 2 ) π 2 EI
Fk = = 1044 kN (π 2 = 10 ⇒ 1058 kN )
(5 + ρ1 )(5 + ρ 2 ) h 2

e
f) De 2 orde uitbuiging mag worden afgeschat met de vergrotingsfaktor:
n F
u2 = u1 = 1, 40 × 0, 075 = 0,105 m met: n = k = 3, 48
n −1 300
g) Een bovengrens voor het 2e orde moment kan worden afgeschat met:

M E-2 = M E + 0,105 × 300 = 117, 5 kNm

- 14 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

Opgave 5

a) De cirkel kan worden getekend met de gegeven spanningen.


σ yx

35 RC (65,35)

Cirkel van Mohr voor de


spanningen (N/mm2)

m = 45
σ2 σ1 σ xx
σ yy
50 65
(1)

(2)
r = 40,3

40 (25,35)
(50,40)
35
σ xy 25

Middelpunt van de cirkel en de straal kunnen worden berekend en zijn aangegeven in de


tekening. Hiermee kunnen de hoofdspanningen worden bepaald:

σ 1 = m + r = 45 + 40,3 = 85,3 N/mm 2


σ 2 = m − r = 45 − 40, 3 = 4, 7 N/mm 2
σ 3 = 0 (vlakspanning )

b) Trek de normaal van vlak DC vanuit het RC en lees het snijpunt met de cirkel af. Een
spanningspunt (25,35) wordt als voldoende nauwkeurig aangemerkt. Beide spanningen
zijn positief. Teken de juiste richting van deze spanningen!
c) De hoofdspanningen kunnen worden ingevuld in het von Mises criterium. De benodigde
vloeispanning kan hiermee worden bepaald op 83 N/mm2. Volgens de theorie van een
vlakspanningstoestand is tenminste één van de hoofdspanningen nul!

d) Van spanning naar rekcirkel kan eenvoudig door de hoofdspanningen om te rekenen en de


relatieve positie van het RC in de spanningscirkel over te nemen in de rekcirkel. Immers
de hoofrichtingen voor de rekken zijn hetzelfde als de hoofdrichtingen voor de
spanningen.
1
ε1 = (σ 1 −νσ 2 ) = 0, 003
E
1
ε 2 = (σ 2 −νσ 1 ) = −0, 001
E

- 15 -
Tentamen CT2031 ConstructieMechanica 3 23 Januari 2012

Cirkel van Mohr voor de


rekken

ε yx

RC 0,00175

120o
-0,001 0,003 ε xx
ε yy

(1)

(2)

(0,002; 0,00175)

ε xy

e) Trek vanuit het RC een lijn evenwijdig aan de richting van de vezel en lees het op het
snijpunt met de cirkel de rekken af. Op de horizontale as wordt de rek in de vezelrichting
afgelezen. Op de verticale as wordt de helft van de afschuifvervorming afgelezen. De rek
in deze vezel is gelijk aan 0,002.

Opmerking:

De gegeven spanningen komen van vlakjes die niet loodrecht op elkaar staan. Hoewel de
spanningen dus wel afkomstig zijn van dezelfde spanningstoestand vormen deze samen niet een
complete spanningstensor. In feite zijn er twee halve tensoren gegeven met ieder een eigen
(lokaal) assenstelsel. Studenten die alle spanningen bij elkaar in een tensor hebben gepresenteerd
hebben daarmee de theorie geweld aangedaan.

- 16 -

You might also like