Professional Documents
Culture Documents
Het Is Niet Met Jou Begonnen - Mark Wolynn - 2022 - Uitgeverij AnkhHermes - Anna's Archive
Het Is Niet Met Jou Begonnen - Mark Wolynn - 2022 - Uitgeverij AnkhHermes - Anna's Archive
Het Is Niet Met Jou Begonnen - Mark Wolynn - 2022 - Uitgeverij AnkhHermes - Anna's Archive
www.ankh-hermes.nl
Mark Wollyn
HET IS NIET
MET JOU
BEGONNEN
ISBN 9789020219401
ISBN e-book 9789020219418
Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden gereproduceerd, op welke manier dan
ook, zonder schrielijke toestemming van de uitgever, behalve in het geval van korte aanhalingen
gebruikt in beschouwende artikelen of recensies uiteraard met vermelding van de bron.
www.ankh-hermes.nl
Voor mijn ouders Marvin Wolynn en
Sandra Lazier Wolynn Miller,
ik ben zo dankbaar voor alles wat
jullie me gegeven hebben.
INHOUD
DEEL II DE KERNTAALKAART
6. De kernklacht
7. De kernomschrijvingen
8. De kernzin
9. Het kerntrauma
D
it boek is de vrucht van een missie waarvoor ik de hele wereld
doorkruiste, die me uiteindelijk weer thuisbracht bij mijn wortels en
leidde tot een professionele carrière waarvan ik niet had kunnen dromen
toen ik aan de reis begon. Ik werk inmiddels al meer dan twintig jaar met
mensen die worstelden met depressie, angsten, chronische ziekten, fobieën,
obsessieve gedachten, PTSS en andere slopende aandoeningen. Vaak waren
ze totaal ontmoedigd en neerslachtig toen ze me opzochten, nadat
jarenlange gesprekstherapie, medicatie en andere interventies de oorzaak
van hun symptomen niet had kunnen wegnemen en hun lijden niet had
kunnen verzachten.
Vanuit mijn eigen ervaringen, opleiding en uit mijn klinische praktijk
heb ik geleerd dat het antwoord niet per se in ons eigen verhaal, maar
weleens in de verhalen van onze ouders, grootouders en zelfs
overgrootouders zou kunnen liggen. Het wetenschappelijk onderzoek dat
nu de krantenkoppen haalt, toont ook aan dat de effecten van trauma van
de ene generatie op de andere kunnen worden doorgegeven. Deze ‘erfenis’
staat bekend als erfelijk familietrauma en inmiddels lijkt bewezen dat dit
een levensecht verschijnsel is. Pijn verzacht en verdwijnt niet altijd vanzelf
in de loop van de tijd. Zelfs als degene met het oorspronkelijke trauma is
overleden, en zelfs als zijn of haar verhaal jarenlang doodgezwegen wordt,
kunnen fragmenten van levenservaringen, herinneringen en lichamelijke
gewaarwordingen voortleven alsof ze zich vanuit het verleden in het
bewustzijn en lichaam van de nu levenden vestigen om daar tot een
oplossing te komen.
Op de komende bladzijden lees je een synthese van empirische
waarnemingen uit mijn dagelijkse praktijk als directeur van het Family
Constellation Institute in San Francisco en de meest recente
onderzoeksresultaten uit de neurowetenschap, epigenetica en
taalwetenschap. Het is ook een weergave van mijn professionele training bij
Bert Hellinger, de gerenommeerde Duitse psychotherapeut. Zijn aanpak
van familietherapie laat zien dat de psychologische en fysieke gevolgen van
overgeërfd familietrauma in meerdere generaties doorwerken.
Een groot deel van dit boek richt zich op erfelijke familiepatronen
herkennen – angsten, gevoelens die en gedrag dat we onbewust hebben
overgenomen en die de cirkel van lijden van generatie op generatie
draaiend houden – en ook op hoe we deze cirkel kunnen doorbreken.
Vooral dat laatste vormt de kern van mijn werk. Je kunt net als ik gaan
ontdekken dat veel van deze patronen niet bij jou horen; we hebben ze
slechts geleend van anderen uit onze familiegeschiedenis. Waarom? Ik ben
ervan overtuigd dat het zo gaat, zodat een verhaal dat verteld moet worden
eindelijk aan het licht kan komen. Ik zal mijn eigen verhaal met je delen.
Ik was er nooit op uit om een methode te ontwikkelen waarmee je angst
en vrees kunt overwinnen. Het begon allemaal op de dag dat ik mijn zicht
verloor. Het was de eerste keer dat ik oogmigraine had. Ik had nauwelijks
enige fysieke pijn, maar zag een cycloon van zwarte verschrikking die mijn
zicht verduisterde. Ik was 34 en strompelde in het duister door mijn
kantoor terwijl mijn vingers het alarmnummer probeerden in te toetsen op
mijn telefoon. Gelukkig kwam er al snel een ambulance.
Oogmigraine is over het algemeen niet ernstig. Je zicht wordt
vertroebeld, maar is binnen een uur doorgaans weer normaal. Alleen besef
je dat niet altijd terwijl het gebeurt. In mijn geval was oogmigraine slechts
het begin. Binnen enkele weken verdween het zicht in mijn linkeroog.
Gezichten en verkeersborden werden een grijs waas.
De artsen vertelden me dat ik serosa (CSC) had, een aandoening die niet
behandeld kan worden en waarvan de oorzaak onbekend is. Vocht hoopt
zich onder het netvlies op en lekt dan weg, wat littekens veroorzaakt en het
gezichtsveld vertroebelt. Sommige mensen – de 5 procent met de
chronische variant die ik nu ook had – worden helemaal blind. Het zag
ernaar uit dat mijn beide ogen aangetast zouden worden. Het was alleen
nog een kwestie van tijd.
De artsen konden niet zeggen wat de oorzaak van mijn gezichtsverlies
was en hoe de aandoening zou kunnen genezen. Alles wat ik zelf
probeerde – vitaminen, sapvasten en hands on healing – leek het alleen
maar erger te maken. Ik was totaal in de war. Mijn grootste angst leek
werkelijkheid te worden en ik kon er helemaal niets aan doen. Blind, niet
in staat om voor mezelf te zorgen en helemaal alleen; dat zou ik niet
redden. Mijn leven zou verruïneerd zijn. Ik zou niet meer verder willen.
Dit scenario bleef maar door mijn hoofd gaan. Hoe langer ik erover
nadacht, hoe dieper de gevoelens van hopeloosheid zich in mijn lichaam
vastzetten. Ik zonk steeds dieper in het moeras. Steeds als ik mezelf eruit
probeerde te trekken, cirkelden mijn gedachten terug naar de beelden van
een eenzaam, hulpeloos en verruïneerd leven. Op dat moment wist ik niet
dat juist de woorden ‘eenzaam’, ‘hulpeloos’ en ‘gebroken’ onderdeel waren
van mijn persoonlijke angsttaal. Het waren echo’s van trauma’s die voordat
ik geboren werd binnen mijn familie hadden plaatsgevonden. Onbeteugeld
en ongeremd draaiden die woorden rondjes in mijn hoofd en schudden
mijn lichaam door elkaar.
Ik vroeg me af waarom ik mijn gedachten zo veel macht gaf. Andere
mensen kenden veel meer tegenspoed dan ik en zonken veel minder diep
weg dan ik. Wat in mij zat zo diep verankerd in de angst? Het zou nog
jaren duren voordat ik een antwoord op die vraag kon geven.
Het enige wat ik toen kon doen was weggaan. Ik verbrak mijn relatie,
verliet mijn familie, mijn bedrijf, mijn stad: alles wat ik kende. Ik zocht
antwoorden die ik niet kon vinden in de wereld waar ik deel van uitmaakte
– een wereld waarin veel mensen verward en ongelukkig leken. Ik had
alleen maar vragen en weinig zin om te blijven leven zoals ik leefde. Ik
droeg mijn bedrijf (een succesvol evenementenbureau) over aan iemand
die ik letterlijk net had leren kennen en ging op pad. Naar het oosten, zo
ver mogelijk richting oosten, en uiteindelijk kwam ik in Zuidoost-Azië aan.
Ik zocht heling. Alleen had ik geen idee wat dat inhield.
Ik las boeken en studeerde bij de Ieraren die ze hadden geschreven.
Steeds als ik hoorde van iemand die me zou kunnen helpen – een oude
vrouw in een hut of een lachende man in een gewaad – ging ik erheen. Ik
volgde trainingen en chantte met goeroes. Eén goeroe zei tegen ons die
naar hem waren komen luisteren dat hij zich alleen met ‘vinders’ wilde
omringen. Zoekers bleven dat volgens hem altijd: constante zoekers.
Ik wilde een vinder zijn. Ik mediteerde dagelijks urenlang. Ik vastte
meerdere dagen achtereen, kookte kruiden en vocht tegen de hardnekkige
gifstoffen waarvan ik dacht dat ze mijn weefsel waren binnengedrongen.
Ondertussen ging mijn zicht steeds verder achteruit en werd mijn depressie
steeds dieper.
In die tijd besee ik niet dat als we ons verzetten tegen het voelen van
iets pijnlijks, we de pijn die we proberen te vermijden juist vaak laten
voortbestaan. Dit is het recept voor aanhoudend lijden. Ook iets in het
zoeken zelf voorkomt dat we vinden wat we zoeken. Het voortdurend
zoeken buiten onszelf kan ervoor zorgen dat we niet doorhebben wanneer
we het doel bereikt hebben. Binnenin ons kan zich iets heel waardevols
afspelen, maar als we ons er niet op afstemmen, kunnen we het mislopen.
‘Wat wil je niet onder ogen zien?’ spoorden de healers me aan in een
poging om me dieper te laten kijken. Maar hoe kon ik dat weten? Ik tastte
in het duister.
Toen een goeroe in Indonesië me vroeg ‘Waarom zou jij géén
oogproblemen moeten hebben, wie denk je dat je bent?’ ging me iets van
een licht op. Hij ging verder: ‘Misschien zijn de oren van Johan slechter dan
die van Gerhard en de longen van Eliza niet zo sterk als die van Gerda. En
Dietrich loopt lang zo goed niet als Sebastian.’ (Iedereen die aan deze
training deelnam was Nederlands of Duits en leek last te hebben van een
of andere chronische aandoening.) Er begon me iets te dagen. Hij had
gelijk. Wie was ik dat ik geen last van mijn ogen zou moeten te hebben?
Het was nogal arrogant van mij om met de werkelijkheid te ruziën. Leuk of
niet, mijn retina was beschadigd en mijn zicht troebel, maar ik – het ‘ik’
onder dit alles – begon te kalmeren. Hoe het ook verder ging met mijn oog,
het hoefde niet langer bepalend te zijn voor hoe het met míj ging.
Om de leer verder te laten bezinken, liet deze goeroe ons 72 uur – drie
dagen en nachten – geblinddoekt en met dichtgestopte oren op een klein
kussen mediteren. We kregen iedere dag een klein kommetje rijst te eten
en alleen water te drinken. Niet slapen, niet opstaan, niet liggen, niet
communiceren. Als je naar de wc moest, moest je je hand opsteken, dan
werd je in het donker naar een gat in de grond geleid.
Het doel van deze waanzin was precies dat: diep vertrouwd raken met
de waanzin van de geest door hem te observeren. Ik leerde hoe mijn geest
me voortdurend kwelde met gedachten aan allerlei doemscenario’s en met
de leugen dat als ik me maar genoeg zorgen maakte, ik mezelf kon
afschermen voor datgene waarvoor ik het allerbangst was.
Na deze en soortgelijke ervaringen werd mijn innerlijk zicht enigszins
helder. Mijn ogen bleven echter hetzelfde: het lekken en de
littekenvorming gingen gewoon door. Op heel veel manieren is een
probleem met je gezichtsvermogen een goede metafoor. Uiteindelijk leerde
ik dat het veel minder ging over wat ik wel en niet kon zien en meer over
de manier waarop ik naar de dingen keek. Maar hierdoor veranderde ik
nog niet van koers.
Tijdens het derde jaar van wat ik nu mijn vision quest noem, vond ik
eindelijk waarnaar ik zocht. Tegen die tijd mediteerde ik heel veel. De
depressie was grotendeels opgeklaard. Ik kon urenlang in stilte zitten en op
mijn adem of mijn lichamelijke gewaarwordingen focussen. Dat was nog
eenvoudig.
Op een dag stond ik in de rij te wachten voor satsang, een ontmoeting
met een geestelijk leraar. Ik stond al uren te wachten in het witte gewaad
dat iedereen in de tempel droeg. Nu was het mijn beurt. Ik verwachtte dat
de leraar mijn overgave zou bevestigen. Hij keek daarentegen dwars door
me heen en zag dat ik die niet had. ‘Ga naar huis,’ zei hij. ‘Ga naar huis en
bel je moeder en je vader.’
Wat?! Ik was razend. Mijn lichaam brandde van woede. Hij had zich
duidelijk in me vergist. Ik had mijn ouders niet langer nodig. Ik was ze
ontgroeid. Ik had ze lang geleden achter me gelaten, ze ingeruild voor
betere ouders, goddelijke ouders, spirituele ouders: alle leraren, goeroes en
wijze mannen en vrouwen die me naar het volgende niveau van ontwaken
leiden. Bovendien had ik meerdere jaren aan misleidende therapie achter
de rug, waarbij ik op kussens had moeten slaan en kartonnen beeltenissen
van mijn ouders aan stukken moest scheuren. Hierdoor dacht ik dat mijn
relatie met hen inmiddels ‘geheeld’ was. Ik besloot zijn advies te negeren.
Toch had hij iets in me geraakt. Zijn woorden lieten me niet meer los.
Eindelijk begon ik te begrijpen dat geen enkele ervaring voor niets is. Alles
wat gebeurt is waardevol, of we de waarde ervan nu herkennen of niet.
Uiteindelijk brengt alles in ons leven ons iets.
Toch was ik vastbesloten om de illusie over wie ik was intact te houden.
Het enige waaraan ik me kon vasthouden, was dat ik een ervaren
meditatiebeoefenaar was. Dus zocht ik een andere spirituele leraar die alles
recht zou zetten, dat wist ik zeker. Deze man vervulde dagelijks honderden
mensen met zijn hemelse liefde. Hij zou zeker zien dat ik de diep spirituele
persoon was die ik dacht te zijn. En toen gebeurde het opnieuw. Weer
diezelfde woorden: ‘Bel je ouders. Ga naar huis en sluit vrede met hen.’
Deze keer hoorde ik wat er werd gezegd.
Grote leraren weten. De echt groten maakt het niet uit of je in hun leer
geloo of niet. Ze reiken een waarheid aan en laten het vervolgens aan jou
over om je eigen waarheid te ontdekken. Adam Gopnik schrij over het
verschil tussen goeroes en leraren in zijn boek rough the Children’s Gate:
‘Een goeroe gee zichzelf aan ons en daarna zijn methode; een leraar gee
ons zijn onderwerp en daarna onszelf.’
De grote leraren weten: waar we vandaan komen beïnvloedt waar we
naartoe gaan, en alles uit het verleden wat onverwerkt is beïnvloedt ons
heden. Ze weten dat onze ouders belangrijk zijn, of ze nu goede ouders
waren of niet. We kunnen er niet omheen: het familieverhaal is óns
verhaal. Leuk of niet leuk, het bevindt zich in ons.
Ongeacht het verhaal dat we over onze ouders hebben gemaakt, ze
kunnen niet uitgewist of uit ons gehaald worden. Ze bevinden zich in ons
en we zijn een deel van hen, ook al hebben we ze nooit ontmoet. Door ze
af te wijzen, verwijderen we ons alleen maar verder van onszelf en creëren
we meer lijden. Deze twee leraren zagen dat. Ik niet. Mijn blindheid was
zowel letterlijk als figuurlijk. Ik begon wakker te worden, voornamelijk
voor het feit dat ik thuis een puinhoop had achtergelaten.
Jarenlang had ik mijn ouders veroordeeld. Ik vond mezelf veel
capabeler, veel gevoeliger en menselijker dan zij. Ik gaf hun de schuld van
alles wat er in mijn ogen verkeerd was aan mijn leven. Nu moest ik naar
hen teruggaan om wat er in mij ontbrak te herstellen: mijn kwetsbaarheid.
Ik begon te beseffen dat mijn vermogen om liefde van anderen te
ontvangen gekoppeld was aan mijn vermogen om mijn moeders liefde te
ontvangen.
Maar haar liefde ontvangen zou niet makkelijk zijn. De breuk met mijn
moeder was zo groot dat haar omhelzing aanvoelde als geplet worden in
een berenklem. Mijn lichaam zou als vanzelf verstrakken, om zo een soort
pantser te maken waar ze niet doorheen zou kunnen komen.
Mijn moeder en ik spraken soms maanden niet met elkaar. En als we
elkaar spraken, vond ik altijd wel een manier, met woorden of door mijn
gepantserde lichaamstaal, om de warme gevoelens die ze me toonde weg te
wuiven. Ik kwam koud en afstandelijk over. Van mijn kant beschuldigde ik
haar ervan dat ze me niet zag en niet naar me luisterde. Kortom: het was
een emotionele impasse.
Ik was vastbesloten om onze gebroken relatie te helen en boekte een
vlucht naar huis, naar Pittsburgh. Ik had mijn moeder in geen maanden
gezien. Toen ik de oprit op liep, voelde ik mijn borstkas samentrekken. Ik
wist niet goed of onze relatie wel hersteld kon worden, het voelde zo rauw
vanbinnen. Ik bereidde me op het ergste voor en speelde het scenario in
mijn hoofd af: ze zou me omarmen en terwijl ik me alleen maar wilde
verzachten in haar armen, deed ik precies het tegenovergestelde. Ik werd
van staal.
En zo ging het ook. Ik voelde me beklemd in een omarming die ik
nauwelijks uithield en kreeg bijna geen adem. Toch vroeg ik of ze me wilde
blijven vasthouden. Ik wilde mijn lichamelijke weerstand van binnenuit
leren kennen, waar ik verkrampte, welke gewaarwordingen er
omhoogkwamen, hoe ik me afsloot. Dit was geen nieuwe informatie. Ik
had dit patroon al in mijn relaties teruggezien. Alleen liep ik er deze keer
niet voor weg. Ik was van plan om deze wond aan de wortel te helen.
Hoe langer ze me vasthield, hoe sterker de gedachte dat ik zou
exploderen. Het deed fysiek pijn. De pijn ging over in verdoving en de
verdoving in pijn. Toen, na een paar minuten, brak er iets. Mijn borst en
buik begonnen te schokken en trillen. Ik verzachtte en in de weken die
erop volgden werd ik steeds zachter.
Tijdens een van onze vele gesprekken in deze periode vertelde ze me –
bijna tussen neus en lippen door – over een voorval toen ik nog klein was.
Mijn moeder moest toen drie weken naar het ziekenhuis vanwege een
galblaasoperatie. Met dit inzicht begon ik de stukjes over wat zich allemaal
in mij afspeelde in elkaar te passen. Ergens, al voordat ik twee werd en
mijn moeder en ik van elkaar gescheiden werden, had zich onbewust een
verkramping in mijn lichaam vastgezet. Toen ze weer thuiskwam,
vertrouwde ik niet langer op haar zorgzaamheid. Ik verborg mijn
kwetsbaarheid voor haar. Ik stootte haar af en ben dat de daaropvolgende
dertig jaar blijven doen.
Een ander vroeg voorval hee mogelijk ook bijgedragen aan de angst
dat mijn leven plotseling verwoest kon worden. Mijn moeder vertelde dat
mijn geboorte moeizaam verliep en dat de arts een verlostang moest
gebruiken. Hierdoor zat ik onder de blauwe plekken en was mijn schedel
deels ingedeukt, wat niet ongebruikelijk is bij een tangverlossing. Mijn
moeder vertelde met spijt in haar stem dat mijn uiterlijk ervoor had
gezorgd dat zij het in het begin heel moeilijk vond om mij in haar armen te
nemen. Haar verhaal resoneerde in mij en hielp het diepe gevoel van
gebrokenheid in mij verklaren. Vooral de traumatische herinneringen aan
mijn geboorte die in mijn lichaam waren verzonken, kwamen weer
bovendrijven als ik een nieuw project ‘geboren liet worden’ of nieuw werk
openbaar maakte. Dit inzicht bracht rust en op een onverwachte manier
bracht het ons twee ook dichter bij elkaar.
Terwijl ik de band met mijn moeder herstelde, begon ik ook de relatie
met mijn vader opnieuw op te bouwen. Hij woonde in een klein,
krakkemikkig appartement, waar hij al woonde sinds de scheiding van mijn
ouders toen ik dertien was. Mijn vader was sergeant bij de marine en
werkte later in de bouw, maar had nooit de moeite genomen om zijn eigen
woning op te knappen. De kamers en gang lagen bezaaid met oud
gereedschap, bouten, schroeven, spijkers en rollen elektratape en ducttape,
en dat was altijd zo geweest. In een zee van roestig ijzer en staal vertelde ik
hem hoeveel ik hem miste. De woorden leken in het niets te verdwijnen.
Hij wist niet wat hij ermee aan moest.
Ik had altijd verlangd naar een hechte band met mijn vader, maar hij
noch ik wist hoe we dat moesten aanpakken. Maar deze keer bleven we
praten. Ik zei dat ik van hem hield en dat hij een goede vader was. Ik
deelde mijn herinneringen aan dingen die hij voor me deed toen ik nog
klein was. Ik voelde dat hij naar me luisterde, ook al bleek dat niet uit zijn
manier van doen: schouders ophalen, van onderwerp veranderen. Er
waren heel wat weken van praten en herinneringen uitwisselen nodig.
Tijdens een van onze lunches keek hij mij recht in mijn ogen en zei: ‘Ik
dacht altijd dat je niet van me hield.’ Ik kon nauwelijks nog ademhalen.
Het was duidelijk dat we allebei veel pijn met ons meedroegen. Op dat
moment brak er iets open. Dat waren onze harten. Soms moet het hart
breken voordat het zich kan openen. Eindelijk konden we de liefde die we
voor elkaar voelden tonen. Ik zag nu wat het resultaat was van mijn
vertrouwen in de woorden van mijn leraren en mijn terugkeer naar huis
om samen met mijn ouders te helen.
Voor zover ik me kon herinneren was dit de eerste keer dat ik de liefde
en zorg van mijn ouders kon ontvangen, niet op de manier die ik eerder
had verwacht, maar op de manier waarop zij die konden geven. Er opende
zich iets in mij. Hoe ze wel en niet van mij konden houden deed er voor
mij niet langer toe. Belangrijk was hoe ik kon ontvangen wat zij konden
geven. Ze waren dezelfde ouders die ze altijd al waren geweest. Het
verschil zat in mij. Ik hield weer van ze op de manier waarop ik als baby
waarschijnlijk ook van ze had gehouden, vóór de breuk in de band met
mijn moeder.
De vroege scheiding van mijn moeder, naast vergelijkbare trauma’s die ik
van mijn familiegeschiedenis heb geërfd – vooral het gegeven dat drie van
mijn grootouders hun moeder al op jonge leeijd verloren en de vierde als
kleuter een vader had verloren (en door het verdriet ook veel van haar
moeders aandacht) – hee mijn geheime angsttaal helpen vormen. De
woorden ‘alleen’, ‘hulpeloos’ en ‘gebroken’, met de bijbehorende gevoelens,
verloren eindelijk hun macht om me het verkeerde pad op te sturen. Ik
begon aan een nieuw leven en de hernieuwde relatie met mijn ouders
speelde hierin een belangrijke rol.
In de maanden die volgden ontstond opnieuw een heel teder contact
met mijn moeder. Haar liefde, die ik eerder als opdringerig en een
gevangenis ervaarde, voelde nu heel rustgevend en versterkend. Tot mijn
geluk hebben mijn vader en ik ook nog zestien innige jaren gekend voordat
hij overleed. Toen de dementie de laatste vier jaar van zijn leven alles
overheerste, kreeg ik van mijn vader de diepzinnigste les in kwetsbaarheid
en liefde die ik ooit gekregen heb. We ontmoetten elkaar op die plek
voorbij het denken, voorbij het verstand, daar waar alleen de diepste liefde
verblij.
Tijdens mijn reizen heb ik veel grote leraren ontmoet. Maar
terugkijkend was het mijn oog – mijn gestreste, zwaarbeproefde,
verschrikkingen opwekkende oog – dat me naar de andere kant van de
wereld liet reizen, terug naar mijn ouders, door het moeras van
familietrauma en uiteindelijk terug naar mijn hart. Mijn oog was zonder
twijfel mijn allergrootste leraar.
Op een gegeven moment dacht ik niet eens meer aan mijn oog en
maakte ik me niet langer druk over mogelijke verbetering of verslechtering.
Ik ging er niet meer van uit dat ik ooit nog helder zou kunnen zien. Op een
of andere manier was het niet langer belangrijk. Niet lang hierna kreeg ik
mijn gezichtsvermogen terug. Dat had ik niet verwacht. Het had zelfs niet
gehoeven. Ik had geleerd om me goed te voelen, wat er ook met mijn oog
zou gebeuren.
Tegenwoordig is mijn zicht weer normaal, hoewel mijn oogarts bij hoog
en laag volhoudt dat ik door al het littekenweefsel op mijn netvlies
helemaal niets zou moeten kunnen zien. Hij schudt slechts met zijn hoofd
en veronderstelt dat de lichtsignalen op een of andere manier aetsen en
om de fovea – het midden van de macula – heen gaan. Zoals bij veel
verhalen over heling en transformatie was dat wat er in het begin als een
tegenslag uitzag in wezen een geluk bij een ongeluk. Ironisch genoeg
besee ik nadat ik voor antwoorden naar de uithoeken van de wereld was
gereisd, dat de diepste bronnen van heling al in me lagen te wachten om
opgediept te worden.
Uiteindelijk is heling innerlijk werk. Gelukkig leidden mijn leraren me
terug naar mijn ouders en naar het thuis in mezelf. Onderweg ontdekte ik
de verhalen in mijn familiegeschiedenis, die me uiteindelijk rust en vrede
schonken. Uit dankbaarheid en vanwege mijn nieuw gevonden gevoel van
vrijheid werd het mijn missie om anderen te helpen bij het vinden van de
vrijheid in zichzelf.
Via de taal kwam ik in de wereld van de psychologie terecht. Als
student en als clinicus had ik weinig interesse in tests, theorieën en
gedragsmodellen. Ik hoorde taal. Ik ontwikkelde luistertechnieken en
leerde mezelf te luisteren naar wat mensen echt zeggen, verborgen onder
hun klachten en oude verhalen. Ik leerde hoe ik ze kan helpen om de
specifieke woorden die naar de oorsprong van hun pijn leiden te
herkennen. En hoewel sommige theoretici veronderstellen dat taal tijdens
een trauma verloren gaat, heb ik uit eigen ervaring steeds weer gezien dat
deze taal nooit verloren gaat. Hij dwaalt door de rijken van het
onderbewustzijn en wacht om herontdekt te worden.
Het is niet toevallig dat taal voor mij een krachtig hulpmiddel op weg
naar heling is. Zo lang als ik me kan herinneren, is taal mijn leraar, mijn
hulpmiddel om de wereld te organiseren en begrijpen. Als adolescent
schreef ik al poëzie en ik laat alles vallen – nou ja, bijna alles – als een
stroom aan woorden dringend geboren wil worden. Ik weet dat er aan de
andere kant van deze overgave inzichten liggen die anders onbereikbaar
voor me blijven. Voor mijn eigen ontwikkeling was het lokaliseren van de
woorden ‘alleen’, ‘hulpeloos’ en ‘gebroken’ essentieel.
Een trauma helen lijkt op meerdere manieren op een gedicht schrijven.
Beide vragen om de juiste timing, de juiste woorden en de juiste beelden.
Als deze elementen goed op elkaar aansluiten, komt er een zinvolle
beweging op gang die je in het lichaam kunt voelen. Om te helen moet ons
tempo goed afgestemd zijn. Komen we te snel bij een bepaald beeld aan,
dan kan dit zich mogelijk niet goed verankeren. Als woorden die troost
bieden te vroeg komen, bestaat de kans dat we ze niet kunnen toelaten.
Zijn de woorden niet precies genoeg, dan horen we ze mogelijk niet, of
vinden ze geen weerklank.
Als leraar en begeleider van workshops heb ik de inzichten en
methoden verkregen tijdens mijn training in erfelijke familietrauma’s,
gecombineerd met mijn kennis van de cruciale rol van taal. Ik noem dit de
kerntaalbenadering. Door specifieke vragen te stellen, help ik mensen om
de dieperliggende oorzaak te vinden achter de fysieke en emotionele
symptomen die ervoor zorgen dat ze vastzitten. Doordat we de juiste taal
vinden komt niet alleen het trauma bloot te liggen, maar ontdekken we
ook de hulpmiddelen en beelden die nodig zijn om te helen. Ik heb gezien
dat diepgewortelde patronen van depressie, angst en leegte met deze
methode door een flits van inzicht kunnen veranderen.
Het voertuig tijdens deze reis is de taal, de verborgen taal van onze
zorgen en angsten. Die kan aomstig zijn van onze ouders of zelfs
generaties geleden bij onze overgrootouders zijn ontstaan. Onze kerntaal
wil gehoord worden. Als we hem volgen en naar zijn verhaal luisteren,
hee hij de kracht om onze grootste angsten onschadelijk te maken.
Onderweg zullen we waarschijnlijk bekende en onbekende familieleden
tegenkomen. Sommigen zijn al jaren dood. Sommigen zijn niet eens echt
familie, maar hun lijden of wreedheid hee de koers van het lot van onze
familie veranderd. Misschien ontdekken we een paar geheimen, verborgen
in verhalen die lang zijn stilgezwegen. Maar waar dit onderzoek ons ook
brengt, mijn ervaring vertelt me dat we op een nieuwe plek in ons leven
zullen aankomen, met een groter gevoel van vrijheid in ons lichaam en in
staat om rust en vrede in onszelf te vinden.
Het hele boek door maak ik gebruik van de verhalen van mensen met
wie ik in workshops, trainingen en individuele sessies heb gewerkt. De
details zijn in alle gevallen echt, maar om hun privacy te beschermen heb ik
de namen en andere karakteristieke kenmerken van betrokken personen
veranderd. Ik ben hun heel dankbaar dat ze de geheime taal van hun
angsten met me hebben willen delen, voor hun vertrouwen in mij en dat ze
me hebben laten luisteren naar de essentiële dingen die onder hun
woorden verborgen lagen.
DEEL I
E
en veelbeschreven kenmerk van trauma, en een kenmerk dat veel
mensen zullen herkennen, is ons onvermogen om te beschrijven wat
er met ons is gebeurd. We kunnen niet alleen de woorden niet vinden,
maar er gebeurt daarnaast ook nog iets met ons geheugen. Tijdens een
traumatische gebeurtenis kan ons denkproces versnipperd en chaotisch
worden, waardoor we niet meer beseffen dat de herinneringen bij de
desbetreffende, oorspronkelijke gebeurtenis horen. In plaats daarvan
worden fragmenten van herinneringen, versnipperd als beelden,
lichamelijke gewaarwordingen en woorden, in ons onderbewuste
opgeslagen. Deze kunnen later worden geactiveerd door alles wat ook maar
enigszins herinnert aan de oorspronkelijke gebeurtenis. Als ze eenmaal zijn
getriggerd, is het alsof iemand een onzichtbare terugspoelknop hee
ingedrukt, waardoor aspecten van het oorspronkelijke trauma terugkeren
in ons dagelijks leven. Onbewust kunnen we op bepaalde mensen,
gebeurtenissen of situaties op oude, bekende manieren reageren die
voortkomen uit het verleden.
Sigmund Freud herkende dit patroon meer dan honderd jaar geleden
al. Traumatische re-enscenering, of een ‘herhalingsdwang’ in de woorden
van Freud, is een poging van het onderbewuste om iets wat niet is opgelost
te herbeleven, zodat we het ‘goed kunnen doen’. Deze onbewuste drang om
gebeurtenissen uit het verleden te herbeleven, is mogelijk een van de
werkzame mechanismen binnen families waarin onverwerkte trauma’s in
latere generaties blijven terugkeren.
Freuds tijdgenoot Carl Jung ging er ook van uit dat alles wat onbewust
blij niet oplost, maar eerder als noodlot of voorspoed weer opduikt in ons
leven. Alles wat niet bewust gemaakt is, zei hij, zal als lot ervaren worden.
Met andere woorden: de kans is groot dat we onze onbewuste patronen
zullen blijven herhalen tot we ze in het licht van gewaarzijn brengen. Jung
en Freud zeiden verder dat alles wat te moeilijk is om te verwerken niet uit
zichzelf verdwijnt, maar wordt opgeslagen in ons onderbewustzijn.
Freud en Jung observeerden allebei hoe fragmenten van eerder
geblokkeerde, onderdrukte of verdrongen levenservaringen terugkeren in
de woorden, gebaren en het gedrag van hun patiënten. In de decennia die
volgden beschouwden therapeuten dit soort aanwijzingen als
versprekingen, toevallige patronen, of droombeelden als boodschappers die
een licht werpen op de onbeschrijflijke en ondenkbare gebieden in het
leven van hun cliënten.
Dankzij recente ontwikkelingen in de beeldvormingstechnieken zijn
onderzoekers in staat om te achterhalen welke hersen- en lichaamsfuncties
‘misvuren’ of het begeven tijdens perioden waarin we ons overweldigd
voelen. Bessel van der Kolk is een Nederlandse psychiater die bekend is
vanwege zijn onderzoek naar posttraumatische stress. Hij legt uit dat het
spraakcentrum wordt stilgelegd tijdens een trauma, net als de mediale
prefrontale cortex, het deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor
het ervaren van het huidige moment. Hij beschrij de ‘sprakeloze angst’
van een trauma als de ervaring waarvoor ‘je geen woorden hebt’, iets wat
vaak voorkomt als hersenpaden van het geheugen worden geblokkeerd bij
bedreigingen of gevaar. ‘Als mensen hun traumatische ervaringen
herbeleven,’ zegt hij, ‘worden de frontale kwabben verzwakt, met als gevolg
dat ze problemen hebben met denken en praten. Ze zijn niet langer in staat
om met zichzelf en anderen te communiceren over wat er precies aan de
hand is.’1
Maar het is niet alleen maar stil: fragmentarische woorden, beelden en
prikkels duiken na een traumatische gebeurtenis weer op en vormen een
geheime taal van het leed dat we met ons meedragen. Niets gaat verloren.
De fragmenten hebben alleen een andere weg genomen.
Opkomende trends in de psychotherapie kijken inmiddels verder dan
de persoonlijke trauma’s en betrekken ook traumatische gebeurtenissen
binnen de familie en de sociale geschiedenis erbij als onderdeel van het
hele plaatje. De drama’s verschillen in soort en intensiteit – verlatenheid,
zelfmoord, oorlog, of de voortijdige dood van een kind, ouder, broer of zus
– en kunnen schokgolven van angst en verdriet veroorzaken die in latere
generaties doorwerken. Recente ontwikkelingen binnen de celbiologie,
neurowetenschappen, epigenetica en ontwikkelingspsychologie
onderstrepen het belang van onderzoek onder minstens drie generaties
binnen de familiegeschiedenis om inzicht te krijgen in de mechanismen
achter de zich herhalende patronen van trauma en lijden.
Het volgende verhaal is hiervan een sprekend bewijs. Toen ik Jesse voor
de eerste keer ontmoette, had hij al een jaar lang niet één nacht achter
elkaar door kunnen slapen. Zijn slapeloosheid was duidelijk te herkennen
aan de donkere schaduwen rond zijn ogen, maar de lege blik in zijn ogen
wees op een dieperliggend verhaal. Jesse was pas twintig, maar zag er
minstens tien jaar ouder uit. Hij zakte op mijn bank neer alsof zijn benen
zijn gewicht niet langer konden dragen.
Jesse vertelde dat hij een topatleet was geweest en als student alleen
maar goede cijfers haalde, maar dat hij door de aanhoudende
slapeloosheid in een neerwaartse spiraal van depressie en wanhoop
terechtgekomen was. Met als gevolg dat hij met zijn studie was gestopt en
de honkbalstudiebeurs waarvoor hij zo hard had gewerkt had verspeeld.
Hij was wanhopig op zoek naar hulp om zijn leven weer op de rails te
krijgen. Het afgelopen jaar had hij al drie artsen, twee psychologen, een
slaapkliniek en een natuurgeneeskundig therapeut bezocht. Met monotone
stem zei hij dat geen van hen hem enig inzicht of hulp had kunnen bieden.
Jesse staarde voornamelijk naar de vloer terwijl hij zijn verhaal vertelde en
zei dat hij ten einde raad was.
Toen ik vroeg of hij enig idee had wat de oorzaak van zijn slapeloosheid
zou kunnen zijn, schudde hij zijn hoofd. Hij had nooit slaapproblemen
gehad. Tot hij op een nacht, kort na zijn negentiende verjaardag, plotseling
’s nachts om halfvier wakker werd. Hij had het ijskoud, lag te rillen en kon
het maar niet warm krijgen. Drie uur en meerdere dekens later was hij nog
altijd klaarwakker. Hij was niet alleen koud en moe, maar ook bevangen
door een vreemde angst die hij nooit eerder had ervaren, een angst dat er
iets verschrikkelijks zou kunnen gebeuren als hij zichzelf toestand om weer
te gaan slapen: ‘Als ik ga slapen, word ik nooit meer wakker.’ Steeds als hij
merkte dat hij wegzakte, maakte de angst hem weer klaarwakker. Het
patroon herhaalde zich de volgende nacht en de nacht daarna. Al snel
werd hij iedere nacht gekweld door slapeloosheid. Jesse wist dat zijn angst
irrationeel was, maar hij kon er niets aan doen.
Ik luisterde aandachtig terwijl Jesse sprak. Eén ongebruikelijk detail was
me bijgebleven: hij had het heel erg koud gehad, ‘ijskoud’, zei hij, net
voordat het allemaal begon. Ik ging hier samen met Jesse dieper op in en
vroeg hem of iemand in zijn familie een trauma had opgelopen dat te
maken had met kou, slapen of negentien jaar oud zijn.
Jesse zei dat zijn moeder hem pas onlangs had verteld over de tragische
dood van zijn vaders oudste broer, een oom die hij nooit had gekend. Oom
Colin was pas negentien toen hij doodvroor terwijl hij elektriciteitsdraden
controleerde tijdens een storm, iets ten noorden van Yellowknife in het
noordwesten van Canada. Sporen in de sneeuw lieten zien dat hij voor zijn
leven had gevochten. Uiteindelijk vond men hem in een sneeuwstorm,
liggend met zijn gezicht in de sneeuw. Hij was onderkoeld geraakt en had
zijn bewustzijn verloren. Zijn tragische dood was zo onverdraaglijk dat
niemand in de familie zijn naam ooit nog hee uitgesproken.
Nu, dertig jaar later, herbeleefde Jesse onbewust aspecten van Colins
dood, vooral de angst van het loslaten in bewusteloosheid. Voor Colin
betekende dit de dood. Voor Jesse voelde in slaap vallen waarschijnlijk net
zo.
Dit verband betekende een ommekeer voor Jesse. Toen hij eenmaal
begreep dat zijn slapeloosheid veroorzaakt werd door een gebeurtenis die
dertig jaar eerder had plaatsgevonden, had hij eindelijk een verklaring voor
zijn angst om in slaap te vallen. Nu kon het helingsproces beginnen. Met de
hulpmiddelen die Jesse tijdens onze samenwerking leerde – en die later in
dit boek uitgebreid aan bod komen – kon hij zich losmaken van het trauma
dat een oom die hij nooit had ontmoet had moeten doorstaan en wiens
angst hij onbewust tot de zijne had gemaakt. Jesse voelde zich niet alleen
bevrijd van de zware mist van de slapeloosheid, maar kreeg ook een
diepere band met zijn familie, zowel met de mensen in het heden als met
die uit het verleden.
In pogingen om verhalen zoals die van Jesse te verklaren, hebben
wetenschappers inmiddels biologische markers kunnen vaststellen. Dit zijn
bewijzen dat trauma’s van de ene op de andere generatie kunnen overgaan
en dit ook echt doen. Rachel Yehuda is hoogleraar psychologie en
neurowetenschap aan de Mount Sinai School of Medicine in New York en
wereldwijd een van de toonaangevende experts op het gebied van
posttraumatische stressstoornis (PTSS), een echte pionier binnen haar
vakgebied. Tijdens meerdere onderzoeken onderzocht Yehuda de
neurobiologie van PTSS bij Holocaust-overlevenden en hun kinderen.
Vooral haar onderzoek naar cortisol – het stresshormoon dat ervoor zorgt
dat ons lichaam terugkeert naar zijn normale toestand na het ervaren van
een trauma – en de effecten ervan op hersenfuncties, hee wereldwijd tot
revolutionaire veranderingen in inzichten en behandelingen van PTSS
geleid. Mensen met PTSS herbeleven gevoelens en gewaarwordingen
verbonden aan een trauma, ondanks het feit dat dit trauma in het verleden
plaatsvond. Symptomen zijn onder meer depressie, angsten, verdoving,
slapeloosheid, nachtmerries, angstige gedachten en snel schrikken of
zenuwachtig en gespannen zijn.
Yehuda en haar team ontdekten dat kinderen van Holocaust-
overlevenden met PTSS geboren werden met een laag cortisolgehalte
vergelijkbaar met dat van hun ouders, en hierdoor met de aanleg om de
PTSS-symptomen van de vorige generatie te herbeleven. Haar ontdekking
van het lage cortisolgehalte in mensen die een heige traumatische
gebeurtenis meemaken werd als controversieel beschouwd, omdat dit
inging tegen het lang geldende idee dat stress gerelateerd is aan een hoog
cortisolgehalte. Vooral in het geval van chronische PTSS kan de
cortisolproductie worden onderdrukt, wat bijdraagt aan het lage gehalte
dat gemeten werd bij zowel overlevenden als hun kinderen.
Yehuda ontdekte vergelijkbare cortisolwaarden bij oorlogsveteranen en
ook bij zwangere vrouwen die PTSS kregen na de aanvallen op het World
Trade Center, en ook bij hun kinderen. Ze constateerde niet alleen dat de
overlevenden die meededen aan haar onderzoek minder cortisol
produceerden – een kenmerk dat ze aan hun kinderen kunnen overdragen
– maar ook dat meerdere stressgerelateerde psychische aandoeningen,
waaronder PTSS, chronisch pijnsyndroom en chronisch
vermoeidheidssyndroom, verband houden met lage cortisolwaarden in het
bloed.2 Interessant is dat 50 tot 70 procent van de PTSS-patiënten ook aan
de diagnostische criteria van een zware depressie of een andere stemmings-
of angststoornis voldoen.3
Yehuda’s onderzoek toont aan dat jij en ik drie keer zo veel kans hebben
op PTSS-symptomen als een van onze ouders PTSS had, met als gevolg dat er
een grote kans is dat we aan depressie of een angststoornis lijden.4 Volgens
haar is deze vorm van generationeel overdraagbare PTSS erfelijk en niet het
gevolg van blootstelling aan de lijdensverhalen van onze ouders.5 Yehuda
was een van de eerste onderzoekers die aantoonde dat nakomelingen van
trauma-overlevenden de fysieke en emotionele symptomen van trauma’s
die ze zelf niet direct hebben beleefd in zich meedragen.
Dat was ook het geval met Gretchen. Nadat ze jarenlang antidepressiva
had geslikt, praatgroepen en groepstherapieën had bijgewoond en
verschillende cognitieve benaderingen had geprobeerd om de gevolgen van
stress te verlichten, bleven haar symptomen van depressie en angst
onveranderd aanwezig.
Gretchen vertelde me dat ze niet langer wilde leven. Ze kampte al zo
lang ze zich kon herinneren met heige emoties en ze kon de opwellingen
lichamelijk nauwelijks nog aan. Gretchen was een aantal keren in een
psychiatrisch ziekenhuis opgenomen en had de diagnose bipolair met een
ernstige angststoornis gekregen. Medicijnen brachten enige verlichting,
maar namen haar sterke drang tot zelfmoord niet weg. Als tiener
beschadigde ze zichzelf door zich te branden met een sigaret. Nu is ze 39 en
hee ze er genoeg van. Haar depressie en angst, zegt ze, hebben er ook
voor gezorgd dat ze nooit getrouwd is en geen kinderen hee. Ze spreekt
verrassend nuchter en direct als ze me vertelt dat ze van plan is om vóór
haar volgende verjaardag zelfmoord te plegen.
Terwijl ik naar Gretchen luisterde, kreeg ik sterk het gevoel dat er
ergens in haar familiegeschiedenis sprake was van een ernstig trauma. In
zulke gevallen vind ik het heel belangrijk om heel aandachtig te luisteren
naar de woorden die iemand gebruikt en daarin te zoeken naar
aanwijzingen over de traumatische gebeurtenis die ten grondslag ligt aan
de symptomen van een cliënt.
Toen ik vroeg hoe ze zelfmoord wilde plegen, zei Gretchen dat ze
zichzelf zou laten ‘verdampen’. De meeste mensen zullen niet snappen wat
ze bedoelt, maar ze was letterlijk van plan om in een vat gesmolten staal te
springen in de fabriek waar haar broer werkte. ‘Mijn lichaam zal binnen
enkele seconden verbranden,’ zei ze terwijl ze me recht in de ogen keek,
‘nog voordat het de bodem bereikt.’
Ik was verbijsterd door haar gebrek aan emotie terwijl ze sprak. Welk
gevoel er ook aan ten grondslag lag, het zat in ieder geval diep begraven.
Tegelijkertijd werd ik getroffen door de woorden ‘verdampen’ en
‘verbranden’. Ik had met veel kinderen en kleinkinderen gewerkt van wie
de families door de Holocaust getroffen waren en had geleerd om me door
hun woorden te laten leiden. Ik wilde meer van Gretchen horen.
Ik vroeg of iemand in haar familie Joods was of met de Holocaust te
maken had gehad. In eerste instantie zei Gretchen van niet, maar ze
onderbrak zichzelf en vertelde toen het verhaal van haar oma. Zij was
geboren in een Joods gezin in Polen, maar was katholiek geworden nadat
ze naar de vs was geëmigreerd in 1946 en met Gretchens opa trouwde.
Twee jaar daarvoor was de hele familie van haar oma omgekomen in de
gaskamers van Auschwitz. Ze waren letterlijk vergast – overspoeld met
giige dampen – en verbrand. Niemand in Gretchens directe familie sprak
met haar oma over de oorlog of over het lot van haar broers, zussen en
ouders. Zoals vaak gebeurt bij extreme trauma’s werd het onderwerp totaal
doodgezwegen.
Gretchen kende de basale feiten in haar familiegeschiedenis, maar had
ze nooit gekoppeld aan haar eigen angsten en depressies. Voor mij was
duidelijk dat de woorden die ze gebruikte en de gevoelens die ze beschreef
niet van haarzelf waren, maar aomstig waren van haar oma en de
familieleden die hun leven hadden verloren.
Gretchen luisterde aandachtig terwijl ik dit verband legde. Haar ogen
werden groter en ze kreeg kleur op haar wangen. Ik kon zien dat mijn
woorden bij haar aankwamen. Voor het eerst had Gretchen een verklaring
voor al haar lijden waar ze iets mee kon.
Om haar nieuwe inzicht te verdiepen vroeg ik haar om zich voor te
stellen dat ze in haar oma’s schoenen stond, die werden verbeeld door twee
rubberen voetafdrukken die ik op het tapijt midden in mijn kantoor had
gelegd. Ik vroeg haar te voelen wat haar oma mogelijk had gevoeld nadat
ze al haar dierbaren had verloren. En om nog een stap verder te gaan,
vroeg ik of ze letterlijk als haar oma op de voetstappen wilde gaan staan om
haar oma’s gevoelens in haar éígen lichaam te voelen. Gretchen vertelde dat
ze een overweldigend gevoel van verlies, verdriet, eenzaamheid en
afgescheidenheid voelde. Ze ervaarde ook het diepe schuldgevoel dat veel
overlevenden hebben vanwege het feit dat ze nog leven terwijl al hun
dierbaren zijn vermoord.
Bij de verwerking van een trauma helpt het cliënten vaak als ze een
directe ervaring hebben van de gevoelens en gewaarwordingen die in het
lichaam begraven liggen. Toen Gretchen in staat was om bij deze
gewaarwordingen te komen, besee ze dat haar wens om zichzelf te
vernietigen diep vervlochten was met haar verloren familieleden. Ze
besee ook dat ze enkele elementen van haar oma’s verlangen om te
sterven had overgenomen. Terwijl Gretchen dit besef liet bezinken en haar
familie in een nieuw licht ging zien, begon haar lichaam te verzachten, alsof
iets in haar dat heel lang opgerold had gelegen zich nu kon ontspannen.
Net als bij Jesse was Gretchens herkenning dat haar trauma diep in haar
onuitgesproken familiegeschiedenis begraven lag slechts de eerste stap op
weg naar heling. Alleen een verstandelijk begrip is zelden genoeg voor een
blijvende verandering. Vaak dient het gewaarzijn samen te gaan met een
diepe ‘onderbuikervaring’. We zullen de manieren waarop heling volledig
kan worden geïntegreerd verder onderzoeken, zodat we ons eindelijk
kunnen bevrijden van de wonden van vorige generaties.
Een jongen kan de lange benen van zijn opa hebben gekregen en een
meisje haar moeders neus, maar Jesse had zijn ooms angst om nooit meer
wakker te worden meegekregen en Gretchen droeg de Holocaust-
geschiedenis van de familie in haar depressiviteit. In allebei sluimerden
fragmenten van trauma’s die te groot waren om in één generatie op te
lossen.
Als familieleden onverdraaglijke trauma’s hebben ervaren, of geleden
hebben onder immense schuldgevoelens of verdriet, kunnen de gevoelens
overweldigend zijn en zo heig dat zij ze niet in de hand hebben of
kunnen verhelpen. Zo zit de menselijke aard in elkaar: als de pijn te heig
is, proberen mensen hem te vermijden. Maar als we onze gevoelens
blokkeren, belemmeren we zonder het te beseffen het noodzakelijke
helingsproces dat tot een natuurlijke bevrijding ervan kan leiden.
Soms duikt een pijn onder tot hij een weg naar expressie of bevrijding
kan vinden. Die expressie komt vaak tot uiting in de volgende generaties en
kan als moeilijk te verklaren symptomen tevoorschijn komen. Jesse kreeg
pas last van de ijzige kou en klappertanden toen hij zo oud was als zijn oom
Colin toen hij doodvroor. Gretchen kende de angstige wanhoop en
zelfmoordneigingen van haar oma al zo lang als ze zich kon herinneren.
Deze gevoelens gingen haar leven zozeer beheersen dat niemand zich ooit
hee afgevraagd of deze gevoelens wel uit haarzelf voortkwamen.
Op dit moment zijn er in onze samenleving weinig mogelijkheden voor
hulp aan mensen zoals Jesse en Gretchen, die de restanten van erfelijk
familietrauma in zich meedragen. Meestal gaan ze naar een dokter,
psycholoog of psychiater en krijgen ze medicijnen, therapie of een
combinatie van de twee voorgeschreven. Hoewel deze wegen enige
verlichting kunnen brengen, leiden ze in het algemeen niet tot een
definitieve oplossing.
Niet iedereen hee zulke dramatische trauma’s in zijn of haar
familiegeschiedenis als Gretchen of Jesse. Maar de dood van een partner of
baby, een kind afstaan, verlies van iemands thuis en zelfs de ontbrekende
aandacht van een moeder kunnen ervoor zorgen dat de steunmuren
instorten en de stroom van liefde binnen onze familie stagneert. Wanneer
we zicht krijgen op de oorzaak van deze trauma’s, kunnen langslepende
familiepatronen eindelijk achtergelaten worden. Het is belangrijk om te
weten dat niet alle gevolgen van een trauma negatief zijn. In het volgende
hoofdstuk leren we meer over epigenetische veranderingen: de chemische
veranderingen in onze cellen als gevolg van een traumatische gebeurtenis.
Volgens Rachel Yehuda is het doel van een epigenetische verandering de
verruiming van het aantal manieren waarop we op stressvolle situaties
regeren, iets wat in haar ogen positief is: ‘Wie heb je het liefst bij je als het
oorlog is?’ vraagt ze zich af. ‘Iemand die al eerder met tegenspoed te maken
had [en] weet hoe hij zich moet verdedigen? Of met iemand die nog nooit
voor iets hee hoeven vechten?’6 Als we eenmaal begrijpen wat biologische
veranderingen als gevolg van stress en trauma beogen te doen, zegt ze, ‘dan
zullen we beter aan onszelf kunnen vertellen wat onze echte capaciteiten
en vermogens zijn.’7
Zo bezien hoeven de trauma’s die we erven of uit eerste hand ervaren
niet alleen een erfenis van angst en verdriet na te laten, maar kunnen ze
ook een krachtige en weerbare erfenis creëren die nog generaties lang
voelbaar is.
2
DRIE GENERATIES GEDEELDE
FAMILIEGESCHIEDENIS: HET FAMILIELICHAAM
Ik heb heel sterk het gevoel dat ik beïnvloed word door dingen of
vragen die door mijn ouders, grootouders en nog vroegere
voorouders niet volledig voltooid en beantwoord zijn. Het lijkt
vaak alsof er onpersoonlijk karma binnen de familie is, dat van
ouders op kinderen wordt doorgegeven. Ik heb altijd het gevoel
gehad dat ik […] dingen die vorige generaties onaf hebben
achtergelaten moet voltooien of misschien voortzetten.
– Carl Jung, Herinneringen dromen gedachten
D
e geschiedenis die je met je familie deelt, begint al voordat je
verwekt werd. In je vroegste biologische vorm, als onbevruchte eicel,
deel je al een cellulaire omgeving met je moeder en oma. Toen je oma vijf
maanden zwanger was van je moeder, bevond de voorlopercel van de eicel
waaruit jij je ontwikkelde zich al in de eierstokken van je moeder.
Dit betekent dat je moeder, je oma en de vroegste sporen van jou zich al
voordat je moeder werd geboren in hetzelfde lichaam bevonden: drie
generaties die dezelfde biologische omgeving delen.1 Dit is geen nieuwe
gedachte; embryologieboeken beschrijven dit al meer dan honderd jaar.
Jouw ontstaansproces kan op vergelijkbare wijze in je vaderlijke lijn worden
getraceerd. De voorlopercellen van de zaadcel waaruit jij je ontwikkelde
waren al in je vader aanwezig toen hij nog een foetus in zijn moeders
baarmoeder was.2
Met wat we nu leren uit onderzoeken van Yehuda en anderen over de
manieren waarop stress kan worden overgeërfd, kunnen we in kaart
brengen hoe het biologische residu van trauma’s die je oma hee ervaren
kan worden doorgegeven, met alle gevolgen van dien.
Er is echter een belangrijk biologisch verschil tussen de evolutie van de
eicel en die van sperma. Je vaders sperma bleef zich vermenigvuldigen toen
hij in de puberteit kwam, terwijl je moeder met een levenslange voorraad
eicellen werd geboren. Toen haar eicellen eenmaal waren gevormd in je
oma’s baarmoeder, stopte die cellijn met splitsen.3 Dus ergens tussen de
twaalf en veertig jaar later werd een van die eicellen bevrucht door het
sperma van je vader, om zich uiteindelijk te ontwikkelen tot degene die jij
vandaag bent. In beide gevallen – aldus de hedendaagse wetenschap –
kunnen zowel de voorlopers van de eicel als van de zaadcellen
gebeurtenissen ingeprent hebben gekregen die gevolgen kunnen hebben
voor volgende generaties. Omdat je vaders sperma zich tijdens de
adolescentie en volwassenheid blij vernieuwen, blij zijn sperma vatbaar
voor traumatische inprenting, bijna tot aan het moment waarop jij verwekt
werd.4 Onderzoeken wijzen uit dat de gevolgen hiervan verrassend groot
zijn.
CELLULAIRE BIOLOGIE
Wetenschappers gingen er in eerste instantie van uit dat de genen van onze
ouders de blauwdruk vormden waarnaar wij werden geschapen, en dat we
ons met de juiste begeleiding en voeding naadloos volgens plan zouden
ontwikkelen. Inmiddels weten we dat onze genetische blauwdruk slechts
het beginpunt is en dat omgevingsinvloeden al vanaf de conceptie ons
emotioneel, psychisch en biologisch vormen en dat dit ons hele verdere
leven doorgaat.
De pionierende celbioloog Bruce Lipton laat zien dat ons DNA beïnvloed
wordt door negatieve en positieve gedachten, overtuigingen en emoties.
Lipton deed als hoogleraar geneeskunde en wetenschapper tientallen jaren
onderzoek naar de mechanismen waarmee cellen informatie ontvangen en
verwerken. Als wetenschapper en onderzoeker aan de Stanford University
toonde hij tussen 1987 en 1992 aan dat omgevingssignalen via de
celmembraan het gedrag en de fysiologie van de cel kunnen bepalen,
waardoor een gen geactiveerd of stilgelegd kan worden. Zijn ideeën en
ontdekkingen waren ooit controversieel, maar zijn inmiddels door veel
onderzoekers bevestigd. Dankzij zijn werk met dierlijke en menselijke
cellen hebben we meer inzicht gekregen in hoe cellulair geheugen in de
baarmoeder van moeder op ongeboren kind wordt overgedragen.
Volgens Lipton ‘kunnen emoties van de moeder, zoals onder andere
angst, woede, liefde en hoop, de genetische expressie van haar
nakomelingen veranderen’.5 Tijdens de zwangerschap voeden de
voedingsstoffen in het bloed van de moeder de foetus door de wand van de
placenta. Samen met deze voedingsstoffen scheidt zij ook een aantal
hormonen af en gee ze chemische informatie door: signalen als gevolg van
de emoties die zij ervaart. Deze chemische signalen activeren specifieke
receptoreiwitten in de cellen, waardoor een hele reeks aan fysiologische,
metabolische en gedragsveranderingen in het lichaam van de moeder en in
de foetus getriggerd worden.
Chronische of terugkerende emoties zoals woede en angst kunnen zo bij
haar kind worden ingeprent. In wezen wordt de manier waarop het kind
zich zal aanpassen aan zijn omgeving hierdoor voorbereid of
‘voorprogrammeerd’.6 Lipton legt uit: ‘Als stresshormonen door de
[menselijke] placenta heen gaan […] zorgt dit ervoor dat de bloedvaten in
de ingewanden van de foetus zich vernauwen, waardoor er meer bloed
naar de periferie stroomt en de foetus voorbereidt op een vecht-of-
vluchtreactie.’7 Dit wil dus zeggen dat een kind dat een stressvolle
baarmoederomgeving kende reactief kan worden in vergelijkbare
stressvolle situaties.
Er zijn inmiddels talloze onderzoeken die aantonen dat de stress van
een zwangere moeder effecten hee op haar kind, al vanaf het eerste
trimester. Een van die onderzoeken, in 2010 gepubliceerd in Biological
Psychiatry, onderzoekt de relatie tussen prenatale stress en de effecten
ervan op de neuro-ontwikkelingen van zuigelingen. De onderzoekers
maten het stressregulerende hormoon cortisol in het vruchtwater van
honderdvijfentwintig zwangere moeders om het stressniveau te bepalen.
De resultaten toonden aan dat baby’s die in de baarmoeder al vanaf
zeventien weken na de conceptie werden blootgesteld aan een verhoogd
cortisolgehalte minder cognitief ontwikkeld waren bij onderzoek toen zij
zeventien maanden oud waren.8
In zijn boek Nurturing the Unborn Child: A Nine-Month Program for
Soothing, Stimulating, and Communicating with Your Baby, schrij
psychiater omas Verny: ‘Als een zwangere moeder acute of chronische
stress ervaart, zal haar lichaam stresshormonen aanmaken (waaronder
adrenaline en noradrenaline), die via het bloed de baarmoeder in gaan en
dezelfde stresstoestand in het ongeboren kind zullen veroorzaken.’9 Verny
gaat verder: ‘Onze onderzoeken laten zien dat moeders met extreme en
voortdurende stress een grotere kans hebben op vroegtijdig geboren baby’s
met een lager gewicht, hyperactief, prikkelbaar en een grotere kans op
darmproblemen. In extreme gevallen kunnen deze baby’s worden geboren
met duimen die helemaal ruw gezogen zijn en zelfs met zweren.’10
Lipton benadrukt het belang van wat hij ‘bewust ouderschap’ noemt:
ouders die zich ervan bewust zijn dat de ontwikkeling en gezondheid van
een kind vanaf preconceptie helemaal tot aan de postnatale ontwikkeling
diepgaand beïnvloed kunnen worden door gedachten, houding en gedrag
van de ouders.11 ‘Ouders die geen kind wilden, ouders die voortdurend
bezorgd zijn over hun eigen overlevingskansen en dus ook die van hun
kinderen, vrouwen die te maken hebben met fysiek en emotioneel geweld
tijdens hun zwangerschap: het zijn allemaal voorbeelden van situaties
waarin negatieve omgevingskenmerken rond de geboorte van hun kind op
nakomelingen kunnen worden overgedragen.’12
Emoties zijn dus biologisch overdraagbaar en drie generaties delen
dezelfde biologische omgeving in de baarmoeder. Stel je met die
wetenschap nu eens het volgende voor: een maand voor de geboorte van je
moeder krijgt je oma het verschrikkelijke nieuws dat haar man door een
ongeluk om het leven is gekomen. Je oma is zich aan het voorbereiden op
de komst van de nieuwe baby en er is weinig ruimte voor verdriet,
waardoor de kans groot is dat zij de emoties in haar lichaam onderdrukt,
een lichaam dat zij nu deelt met haar dochter en kleinkind. Ergens diep
vanbinnen hebben jij en je moeder weet van dat verdriet, en die plek delen
jullie met zijn drieën.
Binnen deze gedeelde omgeving kan stress veranderingen in je DNA
veroorzaken. In de volgende paragraaf zullen we onderzoeken welke
gevolgen trauma’s in je familiegeschiedenis voor je genen hebben.
EPIGENETICA
Het onderzoek van Bruce Lipton naar cellulair geheugen gaat vooraf aan en
ondersteunt het opkomende vakgebied van de epigenetica: de studie van
erfelijke veranderingen in genexpressie die zich voordoen zonder
wijzigingen in de sequentie van het DNA.13 Oorspronkelijk ging men ervan
uit dat onze genetische erfenis alleen werd doorgegeven door het
chromosomaal DNA dat we van onze ouders meekrijgen. Nu we meer
inzicht hebben in het menselijk genoom, hebben wetenschappers ontdekt
dat chromosomaal DNA – het DNA dat verantwoordelijk is voor de
overdracht van fysieke kenmerken zoals de kleur van ons haar, onze ogen
en huid – verrassend genoeg minder dan 2 procent van ons totale DNA
uitmaakt.14 De andere 98 procent bestaat uit zogenoemd niet-coderend
DNA (ncDNA), dit is verantwoordelijk voor veel van de emotionele, gedrags-
en persoonlijke kenmerken die we erven.15
Wetenschappers noemen het ook wel ‘junk-DNA’, omdat ze dachten dat
het nauwelijks een functie had, maar sinds kort ziet men het belang ervan
in. Het percentage van niet-coderend DNA neemt interessant genoeg toe
naarmate een organisme complexer wordt, waarbij mensen het hoogste
percentage hebben.16
Van niet-coderend DNA is bekend dat het wordt beïnvloed door
omgevingsstress, zoals giige stoffen en onvoldoende voedingsstoffen, en
ook door stressvolle emoties.17, 18
Het beïnvloede DNA stuurt informatie die ons helpt om ons voor te
bereiden op een leven buiten de baarmoeder, door ervoor te zorgen dat we
over die eigenschappen beschikken die we nodig hebben om ons te kunnen
aanpassen aan onze omgeving.19 Volgens Rachel Yehuda bereiden
epigenetische veranderingen ons voor op de omgang met de trauma’s die
onze ouders hebben ervaren.20 Ter voorbereiding op vergelijkbare
stressoren, worden we geboren met een specifieke reeks hulpmiddelen die
ons helpen overleven.
Aan de ene kant is dit goed nieuws. We worden geboren met intrinsieke
vaardigheden – een ‘omgevingsweerbaarheid’, in de woorden van Yehuda –
waarmee we ons kunnen aanpassen aan stressvolle situaties.21 Aan de
andere kant kunnen deze geerfde aanpassingen ook nadelig zijn. Zo kan
een kind van een ouder die op jonge leeijd in een oorlogsgebied woonde
een schrikreactie erven bij plotselinge, harde geluiden. Bij een
bombardement kan dit instinct beschermend werken, maar zo’n verhoogde
schrikrespons kan iemand ook in een hoogst reactieve toestand houden
terwijl er geen gevaar te duchten is. In dat geval is er sprake van een
incongruentie tussen de epigenetische paraatheid van het kind en de
daadwerkelijke omgeving. Zo’n discrepantie kan iemand later in het leven
vatbaar maken voor stressstoornissen en ziekten.22, 23
Deze adaptieve veranderingen worden veroorzaakt door chemische
signalen in de cellen, de zogenoemde epigenetische markers, die zich aan
het DNA hechten en de cel vertellen om een specifiek gen aan of uit te
zetten. ‘Er is iets in de buitenomgeving dat invloed hee op onze inwendige
omgeving en voor je het weet functioneert een gen op een andere manier,’
aldus Yehuda.24 De DNA-sequentie zelf verandert niet, maar vanwege deze
epigenetische markers verandert de expressie ervan wel. Onderzoekers
hebben aangetoond dat epigenetische markers verantwoordelijk zijn voor
de manier waarop we later in ons leven met stress omgaan.25
Wetenschappers dachten altijd dat de gevolgen van stress in de
voorlopercellen van zaadcellen en eicellen werden uitgewist (kort nadat de
bevruchting plaatsvindt) voordat epigenetische informatie de volgende
generatie kon beïnvloeden – zoals data van de harde schijf van een
computer wordt gewist. Inmiddels hebben wetenschappers echter
aangetoond dat bepaalde epigenetische markers aan deze
herprogrammering weten te ontsnappen en overgedragen worden op de
voorlopers van eicellen en zaadcellen die ons op een dag zullen
voortbrengen.26
De meest voorkomende epigenetische marker is DNA-methylering, een
proces dat voorkomt dat eiwitten zich aan een gen hechten, wat de
expressie van het gen onderdrukt.27 DNA-methylering kan ons positief of
negatief beïnvloeden door ‘nuttige’ of ‘nutteloze’ genen ‘uit’ te zetten. Bij
een stressfactor of trauma hebben wetenschappers onregelmatigheden in
het proces van DNA-methylering geconstateerd die overgedragen kunnen
worden, samen met een aanleg voor fysieke of emotionele
gezondheidsproblemen bij volgende generaties.28, 29
Ook een ander epigenetisch mechanisme speelt een belangrijke rol bij
de regulatie van genen, namelijk het kleine niet-coderende RNA-molecuul
genaamd microRNA. Net als bij DNA-methylering kunnen door stress
veroorzaakte onregelmatigheden in het microRNA-gehalte bepalen hoe
genen zich in meerdere generaties uitdrukken.30
Onder de vele genen die door stress worden beïnvloed, bevinden zich
ook de CRFI- (corticotropine-afgevende hormoonreceptor) en CRF2-genen.
Hogere waarden van deze genen zijn ontdekt in mensen met depressies en
angststoornissen.31 De CRFI- en CRF2-genen kunnen geërfd worden van
gestreste moeders met vergelijkbaar hogere waarden.32 Wetenschappers
vermelden vele andere genen die ook beïnvloed kunnen worden door
traumatische ervaringen op jonge leeijd.33, 34
‘Ons onderzoek toont aan [dat] genen […] een zekere herinnering aan
gebeurtenissen uit het verleden behouden,’ aldus Jamie Hackett van de
University of Cambridge.35
Dankzij het historisch onderzoek door Yehuda in 2005 uitgevoerd,
kreeg het idee dat stresspatronen door zwangere vrouwen overgedragen
worden op hun kinderen behoorlijk veel aandacht. Zwangere vrouwen (in
hun tweede of derde trimester) die in of vlak bij het World Trade Center
waren tijdens de aanvallen op 9/11 in New York en last kregen van PTSS,
kregen kinderen met lage cortisolwaarden.36 Hun kinderen vertoonden ook
grotere angstgevoelens als antwoord op nieuwe prikkels. Als het
cortisolgehalte ontregeld is, raakt ook ons vermogen om emoties te
reguleren en met stress om te gaan ontregeld. Deze baby’s bleven ook
kleiner gedurende de zwangerschap.37 Volgens Yehuda en haar team
worden de resultaten van dit onderzoek hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt
door epigenetische mechanismen. Ze ontdekten zestien genen die zich
anders uiten in degenen die na 9/11 PTSS ontwikkelden dan in degenen bij
wie dit niet het geval was.38
In een onderzoek gepubliceerd in Biological Psychiatry (augustus 2015)
toonden Yehuda en haar team van het Mount Sinai Hospital in New York
aan dat gen-veranderingen van ouders op kinderen kunnen worden
doorgegeven. Door een deelgebied van het FKBP5-gen dat wordt
geassocieerd met stressregulatie te analyseren, ontdekten Yehuda en haar
team dat Joden die tijdens de Holocaust een trauma hadden ervaren een
vergelijkbaar genetisch patroon hadden als hun kinderen. Preciezer gezegd
vonden ze in ouders en kinderen epigenetische markers op precies dezelfde
delen van het gen. Ze vergeleken de resultaten met Joodse families die
tijdens de oorlog buiten Europa leefden en stelden vast dat de gen-
veranderingen in de kinderen alleen toegeschreven konden worden aan
het trauma dat hun ouders hadden ervaren.39
Er zijn inmiddels een aanzienlijk aantal onderzoeken waaruit blijkt hoe
traumatische ervaringen van ouders de gen-expressie en stresspatronen van
hun kinderen kunnen beïnvloeden. In een artikel uit 2014 schrij Eric
Nestler: ‘Het is bekend dat stressvolle gebeurtenissen in iemands leven
inderdaad de stressbestendigheid in volgende generaties verandert.’40
Zwangere moeders die na 9/11 PTSS kregen, kregen kinderen die naast
aangetaste cortisolwaarden ook sneller van slag raakten door harde
geluiden en onbekende mensen. Een onderzoek in Groot-Brittannië
toonde aan dat emotionele en gedragsproblemen bij kinderen
verdubbelden als hun moeders tijdens de zwangerschap angstig waren.41
‘Trauma hee de macht om teruggrijpend op het verleden nieuwe
slachtoffers te claimen’, schrij verslavingspsychiater David Sack in
Psychology Today. ‘Kinderen met een ouder die worstelde met een
posttraumatische stressstoornis, kunnen soms later zelf PTSS ontwikkelen,
iets wat vaak tweede-generatie-PTSS wordt genoemd.’ Hij zegt dat minstens
30 procent van de kinderen met een ouder die in Irak of Afghanistan hee
gevochten en PTSS kreeg met gelijksoortige symptomen worstelt. ‘Het
trauma van de ouder,’ zegt hij, ‘wordt dat van het kind en de gedrags- en
emotionele problemen [van het kind] kunnen een afspiegeling zijn van die
van de ouder.’42 Kinderen met bijvoorbeeld een ouder die tijdens de
Cambodjaanse genocide was getraumatiseerd, lijden regelmatig aan
depressiviteit en angststoornissen. Hiermee vergelijkbaar: het
zelfmoordpercentage onder kinderen van Australische Vietnam-veteranen
is hoger dan gemiddeld onder de bevolking.43
De jongste generatie van de oorspronkelijke bewoners van Amerika die
in reservaten woont, kent het hoogste zelfmoordpercentage van het
westelijk halfrond. In sommige delen van het land is het percentage
negentien keer hoger dan dat onder de Amerikaanse jeugd.44 Albert
Bender is een Cherokee historicus en advocaat gespecialiseerd in
Amerikaans-indiaanse wetgeving, en volgens hem is het ‘intergenerationeel
trauma dat alle oorspronkelijke bewoners – maar vooral de jongeren –
voelen het gevolg van de vroegere genocidepolitiek met zijn talloze
slachtingen, de gedwongen verhuizingen en militaire campagnes die tot het
einde van de negentiende eeuw voortduurden, met als tragisch dieptepunt
het Bloedbad van Wounded Knee.’ Hij is ervan overtuigd dat het
transgenerationele verdriet deze zelfmoorden voedt. ‘Al deze
herinneringen,’ aldus Bender, ‘resoneren in een of andere vorm in de
hoofden van onze jonge mensen.’ Hij schrij dat jongeren zichzelf in zulke
groten getale ophangen dat ‘een week zonder zelfmoord op veel reservaten
nu gezien wordt als een zegening.’45
LeManuel ‘Lee’ Bitsoi, een Navajo onderzoeksmedewerker op het
gebied van genetica aan Harvard University, bevestigt Benders bewering
dat jonge mensen het verleden met hun symptomen herbeleven. Hij meent
dat epigenetisch onderzoek eindelijk substantiële bewijzen levert die
aantonen dat intergenerationeel trauma een bestaand fenomeen is.46
De jongste generatie oorspronkelijke bewoners bevindt zich samen met
de kinderen van oorlogsveteranen, de kinderen van Holocaust-
overlevenden, de kinderen van Cambodjaanse genocide-overlevenden en
de kinderen van overlevenden van 9/11 onder de meest recente
slachtoffers van intergenerationeel trauma. Alarmerend genoeg wordt de
lijst steeds langer. Geweld, oorlog en onderdrukking zaaien nog altijd het
zaad van transgenerationele herbeleving, omdat overlevenden onbewust
hun ervaringen aan volgende generaties doorgeven.
Nog een voorbeeld: veel jonge mensen die na 1994 in Rwanda zijn
geboren, zijn te jong om de verschrikkelijke moorden op ongeveer
achthonderdduizend mensen te hebben meegemaakt. Toch hebben ze last
van dezelfde symptomen van posttraumatische stress als degenen die deze
wreedheden wel meegemaakt en overleefd hebben. De jonge Rwandezen
hebben last van heige angstgevoelens en obsessieve visioenen die lijken op
de verschrikkingen die plaatsvonden voor zij werden geboren.
‘Het is een fenomeen dat we hadden verwacht […] alles wat niet
uitgesproken is, wordt overgedragen,’ zegt psychiater Naasson
Munyandamutsa. Zelfs kinderen van wie de families niet door het geweld
zijn geraakt, zijn op een vergelijkbare manier beïnvloed door wat psychiater
Rutakayilve Bizoza ‘besmetting in het collectieve onderbewustzijn’ noemt.47
Yehuda beweert dat kinderen van moeders met PTSS drie keer meer kans
hebben op de diagnose PTSS dan kinderen in haar controlegroepen. Ze
ontdekte ook dat bij kinderen van overlevenden de kans drie tot vier keer
groter is dat ze last krijgen van depressiviteit, angsten of sneller verslaafd
zullen raken als een van de ouders aan PTSS leed.48 Yehuda en haar team
hebben ook verschillen kunnen ontdekken tussen de symptomen bij
kinderen met PTSS wanneer dit werd doorgegeven door óf de moeder óf
vader.49 Ze ontdekte dat vaderlijk PTSS de kans vergroot dat het kind zich
‘van [zijn of ] haar herinneringen gedissocieerd zal voelen’, terwijl het kind
bij moederlijk PTSS een grotere kans hee dat het moeilijk ‘tot rust’ zal
kunnen komen.50
Yehuda rapporteert heel specifiek dat kinderen van vaders die PTSS
hadden ‘waarschijnlijk vatbaarder zijn voor depressiviteit of chronische
stressresponsen’. Het tegenovergestelde lijkt te gelden voor kinderen van
wie de moeder PTSS had.51 Yehuda wijst erop dat moeders die de Holocaust
hebben overleefd bang waren om van hun kinderen gescheiden te worden
en dat Holocaust-nakomelingen vaak klaagden dat hun moeders
overbeschermend waren.52
Yehuda is ervan overtuigd dat de door stress veroorzaakte epigenetische
veranderingen die we van onze vaders erven zich al vóór de conceptie
voordoen en via de zaadcellen van de vader worden overgedragen. Ze
denkt ook dat deze veranderingen in onze moeder kunnen plaatsvinden,
voor de conceptie of tijdens de zwangerschap.53 Yehuda merkt verder nog
op dat de leeijd waarop het trauma bij de moeder plaatsvindt belangrijk is
voor wat ze aan haar kinderen overdraagt. Kinderen van Holocaust-
overlevenden bijvoorbeeld, erven varianten van het enzym dat actieve
cortisol omzet in inactief cortisol aankelijk van of hun moeder jong of
volwassen was tijdens de Holocaust.54
PTSS bij een grootouder kan ook invloed hebben op volgende generaties.
Bij Gretchen zagen we al dat oorlogsgerelateerde trauma’s verder kunnen
doorwerken en de kleinkinderen van degenen die het trauma
daadwerkelijk hebben ervaren beïnvloeden.
Trauma, en niet alleen door oorlog maar als gevolg van iedere
gebeurtenis die zo ingrijpend is dat hij de emotionele stabiliteit binnen
onze familie kan verstoren – een misdaad, zelfmoord, voortijdig overlijden,
een plotseling en onverwacht verlies – kan leiden tot de herbeleving van
traumasymptomen uit het verleden. Sack schrij: ‘Trauma reist zowel dwars
door onze samenleving als door onze generaties.’55
EPIGENETISCHE ERFENIS
S
impel gezegd krijgen we via onze eigen moeder aspecten van de
moederzorg van onze oma mee. De trauma’s die onze oma doorstond,
haar pijn en verdriet, de problemen in haar jeugd of met onze opa, het
verlies van dierbaren die vroeg stierven: al deze dingen sijpelden in zekere
mate door in de zorg die ze onze moeder gaf. Kijken we nog een generatie
verder terug, dan geldt naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde voor de zorg
die onze oma van háár moeder kreeg.
De details van de gebeurtenissen die hun leven vormgaven zullen we
mogelijk nooit te weten komen, maar toch kunnen we de impact van deze
details diep voelen. Niet alleen wat we van onze ouders erven maar ook de
ouderzorg die zij kregen beïnvloedt de manier waarop we met onze partner
en met onszelf omgaan, en hoe we onze kinderen opvoeden. Of het nou
goed of slecht is, ouders zijn geneigd om net zo voor hun kinderen te
zorgen als hun ouders voor hen zorgden.
Deze patronen lijken in onze hersenen geprogrammeerd te zijn en
worden al vóór onze geboorte gevormd. De band die onze moeder met ons
in de baarmoeder hee, speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van ons
neuraal netwerk. omas Verny zegt: ‘Vanaf het moment van de conceptie
vormt de ervaring in de baarmoeder de hersenen en legt de grondslag voor
onze persoonlijkheid, emotionele temperament en de kracht voor een
bewuste manier van denken.’1 Deze patronen worden als een blauwdruk
overgedragen, en niet zozeer aangeleerd dus.
De eerste negen maanden buiten de baarmoeder zijn een voortzetting
van de neurale ontwikkeling die in de baarmoeder plaatsvindt. Welke
neurale netwerken blijven, welke afgedankt worden en hoe de
overgebleven netwerken zich organiseren, hangt af van de ervaringen en
verhouding van het kind met de moeder of verzorger. Via deze vroege
interacties bouwt het kind verder aan de blauwdruk voor de manier
waarop het met zijn of haar emoties omgaat, zijn of haar gedachten en
gedrag.
Als een moeder een trauma geërfd hee, of als de band met haar
moeder verbroken is, kan dit de tere band die ze met haar kind vormt
beïnvloeden en is de kans groter dat ook die band onderbroken wordt. Het
effect van een vroege breuk in de band tussen moeder en kind – een
langdurig ziekenhuisverblijf, een slecht getimede vakantie, een lange
scheiding – kan desastreus zijn voor het kind. De diepgewortelde
vertrouwdheid van de geur, het voelen, de aanraking, geluiden en smaak
van de moeder – alles wat het kind kent en waarvan het aankelijk is – is
plotseling verdwenen.
‘Moeder en kind leven in een biologische toestand die veel op verslaving
lijkt,’ aldus Winifred Gallagher, die over gedragswetenschappen schrij. ‘Als
ze gescheiden worden, mist de baby zijn of haar moeder niet alleen, hij of
zij krijgt fysieke en fysiologische ontwenningsverschijnselen […] die
enigszins vergelijkbaar zijn met wat een heroïneverslaafde ervaart die cold
turkey aickt.’2 Deze vergelijking verklaart waarom alle pasgeboren
zoogdieren, inclusief mensen, zo heig protesteren als ze van hun moeders
worden gescheiden. Vanuit het perspectief van de baby kan de scheiding
van de moeder als ‘levensbedreigend’ worden ervaren, zegt Raylene
Phillips, een neonatoloog in het Loma Linda University Children’s Hospital.
‘Als de scheiding langere tijd duurt,’ aldus Phillips, ‘is […] wanhoop de
respons […] De baby gee op.’3 Phillips deelt dit inzicht met Nils Bergman
en andere deskundigen op het gebied van neurowetenschap en moeder-
kindhechting.
Toen ik jong was kende ik dat gevoel van opgeven. Het zat in mijn
familie. Wat mijn moeder niet van haar moeder kreeg, had invloed op wat
zij mij en mijn broertjes en zusjes kon geven. Hoewel ik haar liefde altijd
voelde doorschemeren, was haar moederschap voor een groot deel
doordrenkt met het trauma binnen onze familiegeschiedenis, en dan vooral
het feit dat haar moeder Ida haar beide ouders verloor toen ze twee was.
Dit is de familieoverlevering: toen mijn overgrootmoeder Sora in 1904
stierf aan longontsteking, gaven haar ouders haar man Andrew de schuld.
Hij werd door hen een nietsnut en gokverslaafde genoemd. Volgens het
verhaal kreeg Sora longontsteking doordat ze midden in de winter uit het
raam hing, terwijl ze haar man smeekte om terug naar huis te komen.
Tegen mijn oma Ida zeiden ze dat haar vader ‘het geld voor de huur had
vergokt’, woorden die generaties lang bleven terugkeren binnen onze
familie. Na Sora’s dood werd mijn overgrootvader Andrew uit de familie
verstoten. Ze hoorden nooit meer iets van hem. Zelfs als kind kon ik de
bitterheid waarmee mijn oma dit verhaal vertelde – en dat deed ze vaak –
voelen, en dan werd ik verdrietig omdat zij haar vader nooit had gekend.
Als tweejarige wees werd mijn oma opgevoed door haar grootouders,
die in het Hill District in Pittsburgh hun brood verdienden met het venten
van vodden en lappen vanaf een handkar. Mijn oma aanbad haar
grootouders en begon vaak te stralen als ze haar herinneringen over
hoeveel ze van haar hielden met ons deelde. Maar dit was slechts één kant
van het verhaal; de kant die ze zich bewust herinnerde. Een ander verhaal
lag voor haar te diep verborgen.
Al voordat Ida een peuter was, misschien zelfs al in de baarmoeder,
absorbeerde ze haar moeders gevoelens van angst en verdriet veroorzaakt
door de voortdurende ruzies, tranen en teleurstellingen. Al deze dingen
zullen een diepgaand effect hebben gehad op de essentiële neurale
ontwikkelingen in Ida’s hersenen. Toen ze op tweejarige leeijd haar
moeder verloor, moet ze emotioneel volkomen gebroken zijn geweest.
Mijn moeder is niet alleen opgevoed door een wees die haar niet de
zorg kon geven die ze zelf niet van haar moeder had gehad, maar zij erfde
ook het ingebakken trauma van Ida’s scheiding van haar moeder op heel
jonge leeijd. Hoewel Ida fysiek aanwezig was in het leven van mijn
moeder, was ze niet in staat om de diepe emoties te tonen die de
ontwikkeling van mijn moeder hadden kunnen ondersteunen. Die
ontbrekende emotionele band werd ook een onderdeel van mijn moeders
erfenis.
Het verhaal van mijn moeders vader is al even beladen. Rachel, de
moeder van mijn opa Harry, stierf tijdens een bevalling toen hij pas vijf jaar
oud was. Harry’s vader Samuel, die vond dat hij verantwoordelijk was voor
haar dood omdat hij haar zwanger had gemaakt, ging gebukt onder
schuldgevoelens. Samuel hertrouwde al snel met een vrouw die – volgens
het verhaal – meer om haar biologische kind gaf dan om Harry, die ze heel
onverschillig en bijna wreed behandelde. Mijn opa sprak bijna nooit over
zijn jeugd. Wat ik ervan weet, heb ik van mijn moeder gehoord. Zij
vertelde verhalen over hoe Harry bijna doodging van de honger toen hij
klein was. Hij at restjes uit vuilnisbakken en paardenbloemblad om in leven
te blijven. Als jongen stelde ik me voor dat mijn opa als jongetje alleen op
de stoep zat, en op een stuk oud brood kauwde of bedorven vlees van
kippenbotten af trok.
Mijn grootouders hadden dus als kind allebei hun moeder verloren en
onbewust gaven ze dit trauma als erfenis door. In onze familie is de
moeder-kindband minstens drie generaties verbroken geweest. Als deze
ontwrichtingen voor de geboorte van mijn moeder niet hadden
plaatsgevonden, dan hadden mijn broers en zussen en ik waarschijnlijk een
ander soort moederzorg gekregen. Maar omdat het nu eenmaal zo was, was
mijn moeder vaak angstig, ongerust en overweldigd, omdat haar ouders
haar niet de liefde hadden kunnen geven die ze nodig had.
Om de cyclus van overgeërfd trauma binnen mijn familie te doorbreken,
en uiteindelijk ook voor mijn eigen heling, moest ik de band met mijn
eigen moeder herstellen, besee ik. Ik besee ook dat ik het verleden niet
kon veranderen, maar wél de relatie die we nu hadden.
Mijn moeder had, net als ik, de stresspatronen van haar moeder geërfd.
Ze legde vaak haar handen op haar borst en klaagde over onrustige,
gejaagde gevoelens in haar lichaam. Ik begrijp nu dat ze onbewust de angst
en eenzaamheid herbeleefde die door onze hele familie heen sijpelt, de
angst om gescheiden te worden van degene die ze het meest nodig hee:
haar moeder. Ik herinner me dat ik als klein kind, van vijf of zes jaar denk
ik, zo doodsbang was als mijn moeder het huis uit ging dat ik naar haar
slaapkamer liep, de la met haar sjaals en nachtjaponnen opende en mijn
hoofd erin begroef om haar geur te kunnen ruiken. Ik herinner me het
gevoel nog heel levendig: ik zou haar nooit meer terugzien en haar geur
was het enige wat ik nog van haar had. Als volwassene vertelde ik deze
herinneringen aan mijn moeder en kwam erachter dat zij precies hetzelfde
had gedaan: ook zij begroef haar gezicht in haar moeders kleren als die het
huis verliet.
Met mijn verhaal wil ik aangeven dat de oorsprong van vroege
onderbrekingen in de moeder-kindrelatie ver voor onze eigen conceptie
kunnen liggen. De gevolgen kunnen in ons onderbewustzijn blijven liggen
en in ons lichaam leven als somatische herinneringen die getriggerd
kunnen worden door gebeurtenissen die herinneren aan afwijzing en
verlatenheid.
Als dit gebeurt, kunnen we helemaal uit het lood geslagen worden.
Onze gedachten kunnen ons overweldigen en we kunnen overdonderd
worden door – of zelfs bang zijn voor – de gevoelens die ons lichaam
overspoelen. Omdat het trauma al zo vroeg ontstond, ligt het vaak
verborgen en zijn we ons er niet van bewust. We weten dat er een
probleem is, maar kunnen onze vinger niet leggen op wat er nu precies
gebeurt. In plaats daarvan vermoeden we dat wijzelf het probleem zijn, dat
er iets met ons aan de hand is. Vanwege onze angst en onrust proberen we
vaak onze omgeving te beheersen om een veilig gevoel te creeren. Dit komt
doordat we zo weinig controle hadden toen we nog klein waren en er
hoogstwaarschijnlijk geen veilige plek was voor de heige emoties in ons.
Als we het patroon niet bewust veranderen, kunnen hechtingswonden
generaties lang doorklinken.
HET FAMILIEBEWUSTZIJN
A
ls fragmenten van oud trauma zich in ons aandienen, laten deze
fragmenten aanwijzingen achter in de vorm van emotioneel geladen
woorden en zinnen die ons vaak terugleiden naar onverwerkte trauma’s.
Zoals we hebben gezien, hoeven deze trauma’s niet eens van onszelf te zijn.
Ik noem de verbale expressie van deze trauma’s kerntaal. Kerntaal kan ook
niet-verbaal worden geuit, bijvoorbeeld in fysieke gewaarwordingen,
gedrag, emoties, impulsen en zelfs in ziektesymptomen. Onderdeel van
Jesses kerntaal was dat hij ’s nachts om halfvier rillend wakker schrok
zonder dat hij wist waarom en dat hij doodsbang was om weer in slaap te
vallen. Gretchens kerntaal bevatte depressies, wanhoop, angsten en de
drang om zichzelf te ‘verdampen’. Gretchen en Jesse droegen stukjes van de
puzzel in zich, die hen verbond met iets binnen de familiegeschiedenis wat
niet was opgelost.
Iedereen kent het verhaal van Hans en Grietje, die het donkere bos in
werden gelokt. Omdat hij bezorgd was dat ze de weg niet zouden kunnen
terugvinden en om weer veilig thuis te kunnen komen, maakte Hans een
spoor van broodkruimels door het bos. Het is een toepasselijke vergelijking:
of we ons nu diep in het woud van onze angsten bevinden of slechts een
beetje verontrust zijn omdat we van het pad af zijn gestapt, we moeten een
kruimelspoor achterlaten om de weg terug te kunnen vinden. Maar in
plaats van broodkruimels maken we een spoor van woorden; woorden die
de kracht hebben om ons weer op het juiste pad te brengen. Die woorden
kunnen willekeurig lijken, maar dat zijn ze niet. Het zijn juist aanwijzingen
uit het onderbewuste. Als we weten hoe we ze kunnen verzamelen en
verbinden, vormen ze een spoor dat ons meer over onszelf kan vertellen.
Mogelijk lopen we net als de sprookjeskinderen te ver het bos van onze
angsten in en vergeten we waar ons thuis is. In plaats van dat we het
woordspoor volgen, grijpen we mogelijk naar medicijnen of troosten we
onszelf met eten, sigaretten, seks of alcohol, of leiden we onszelf af met
dingen waarbij we niet hoeven na te denken. Maar we weten uit eigen
ervaring dat dit doodlopende wegen zijn. Ze brengen ons nooit waar we
wezen moeten.
We beseffen niet dat de broodkruimels van onze kerntaal overal om ons
heen zijn. Ze leven in de woorden die we hardop uitspreken en in de
woorden die we in stilte zeggen. Ze leven in de woorden die voortdurend
als een wekker in ons hoofd blijven rinkelen. Maar in plaats van ze te
volgen om te kijken waar ze naartoe leiden, raken we verlamd door de
droomtoestand waarin deze woorden ons brengen.
ONBEWUST GEHEUGEN
KERNTAAL EN GEHEUGENHERSTEL
DE KERNTAALKAART
O
f we de emoties van onze ouders nu al in de baarmoeder
meekrijgen, of dat ze worden overgedragen tijdens de eerste jaren
met onze moeder, of dat we ze delen vanwege onbewuste loyaliteit of
epigenetische veranderingen, één ding is duidelijk: we gaan door het leven
met iets wat in het verleden niet is verwerkt.
We houden onszelf voor de gek als we denken dat ons leven precies zo
zal verlopen als we het plannen. Maar al te vaak staan onze intenties haaks
op onze handelingen. We willen graag gezond zijn, maar eten te veel
junkfood of krijgen te weinig lichaamsbeweging en hebben daar allerlei
excuses voor. We verlangen naar een liefdesrelatie, maar nemen afstand als
een mogelijke partner te dichtbij komt. We willen een zinvolle carrière,
maar zetten niet de juiste stappen in die richting. Het ergste is dat wat ons
tegenhoudt vaak onzichtbaar is, waardoor we gefrustreerd en verward
raken.
We zoeken op de gebruikelijke plekken naar antwoorden. We focussen
op de gebreken in onze opvoeding. We herkauwen de nare gebeurtenissen
uit onze jeugd die ons een gevoel van machteloosheid gaven. We geven
onze ouders de schuld van de nare dingen die ons overkomen. Dezelfde
gedachten blijven maar rondmalen. Deze manier van herinneren maakt de
dingen er zelden beter op. Als we de oorzaak van ons probleem niet zien,
zorgt ons geklaag er alleen maar voor dat ons lijden voortduurt.
In dit hoofdstuk maken we kennis met de vier onbewuste thema’s die
een voorwaartse ontwikkeling in het leven blokkeren, vier manieren
waarop onze relaties, successen en gezondheid kunnen ontwrichten. Maar
eerst onderzoeken we hoe het zo ver hee kunnen komen.
De weg was heel eenvoudig. We zijn hier dankzij onze ouders. Als
kinderen van onze ouders zijn we verbonden met iets wat zich ver naar het
verleden uitstrekt, letterlijk helemaal terug naar het ontstaan van de
mensheid zelf. Via onze ouders zijn we onderdeel van de flow van het
leven, terwijl we niet de bron van die stroom zijn. De vonk is slechts aan
ons doorgegeven, biologisch via onze familiegeschiedenis – die je ook
levend aanwezig in jezelf kunt ervaren.
Deze vonk is onze levenskracht. Misschien voel je hem nu, terwijl je dit
lees, in je pulseren. Als je ooit naast iemand hebt gezeten die stervende
was, dan heb je kunnen voelen hoe deze kracht afneemt. Je kunt zelfs het
moment van scheiding voelen als die kracht het lichaam verlaat. En als je
ooit bij een geboorte aanwezig was, dan heb je kunnen voelen hoe die
kracht de ruimte vulde.
Die levenskracht verdwijnt niet bij de geboorte. Hij blij van je ouders
naar jou stromen, ook al voel je je nauwelijks nog met hen verbonden. Ik
heb zowel in mijn praktijk als in mijn eigen leven gemerkt dat we, als de
verbinding met onze ouders vrijuit stroomt, ervaren dat we opener staan
om dat wat het leven brengt te ontvangen. Is de band met onze ouders op
een of andere manier beschadigd, dan kan de voor ons beschikbare
levenskracht beperkt aanvoelen. Dan kunnen we ons geblokkeerd of
ingesnoerd voelen, of alsof we buiten de flow van het leven staan, alsof we
tegen de stroom in zwemmen. Het komt erop neer dat we lijden en niet
weten waarom dit zo is. Maar we beschikken over de middelen om te
helen. Laten we nu om te beginnen de band die we met onze ouders
hebben onderzoeken, ongeacht of ze nog leven of niet.
VOEL DE FLOW
Neem even de tijd en voel de band of breuk met je ouders. Voel de onderlinge verhouding
en wat deze fysiek met je lichaam doet, wat het verhaal dat je over je ouders hebt gemaakt
ook is.
Visualiseer dat je biologische ouders voor je staan. Als je ze nog nooit hebt ontmoet of niet
kunt visualiseren, voel dan alleen hun aanwezigheid. Houd dit beeld vast en stel jezelf de
volgende vragen:
De levenskracht die vanuit onze ouders stroomt, stroomt vrijuit naar ons.
We hoeven helemaal niets te doen. We hoeven hem alleen maar te
ontvangen.
Visualiseer de levenskracht als de hoofdkabel die elektriciteit aan je huis
levert. Alle andere draden die naar de verschillende kamers aakken, zijn
voor stroom aankelijk van deze hoofdkabel. Hoe goed we ons huis ook
bedraden, als de verbinding met de hoofdkabel verbroken is, hee dit
gevolgen voor de stroom, de flow.
Laten we nu eens kijken hoe deze ‘hoofdkabel’ beïnvloed wordt door de
vier onbewuste thema’s.
Deze thema’s kennen we allemaal, maar van de gevolgen zijn we ons niet
bewust:
– Sluit je ogen.
– Laat alle verhalen uit de familiegeschiedenis van je moeder omhoogkomen en laat
alle tegenslagen daarin tot je doordringen.
– Visualiseer je moeder als een jonge vrouw, klein kind of zelfs als baby die zich schrap
zet voor alle golven van verlies, en die probeert om zichzelf te beschermen tegen de
aanstormende pijn.
– Wat voelt je lichaam terwijl je tot je door laat dringen wat zij gevoeld zou kunnen
hebben? Wat voel je en in welk deel van je lichaam komen die gevoelens omhoog?
– Kun je voelen of je voorstellen hoe het voor haar moet zijn geweest?
– Word je hierdoor geraakt? Voel je mededogen met haar?
– Zeg in je hart tegen haar: ‘Mam, ik begrijp het’, ook al begrijp je het niet helemaal. Zeg
de woorden nog een keer: ‘Mam, ik begrijp het.’ Overweeg om de volgende hieraan
toe te voegen ‘Mam, ik zal proberen je liefde te ontvangen zoals die is, zonder te
oordelen of haar te willen veranderen.’
– Hoe voelt het om dit te zeggen?
– Wat gebeurt er in je lichaam als je dit tegen haar zegt?
– Is er ergens een plek in je lichaam die loslaat, zich opent en zachter voelt?
Door een hechte relatie met onze ouders ervaren we niet alleen meer rust
en steun in ons leven, maar inmiddels is ook aangetoond dat dit verband
houdt met een goede gezondheid. Uit de resultaten van een longitudinaal
onderzoek door Harvard University dat 35 jaar duurde, bleek heel
duidelijk dat de kwaliteit van de relatie met onze ouders onze gezondheid
op latere leeijd kan beïnvloeden.
Aan de deelnemers werd gevraagd hun relatie met beide ouders met de
volgende woorden op een glijdende schaal te omschrijven: heel hecht;
warm en vriendelijk; verdraagzaam; gespannen en kil. Het bleek dat 91
procent van de deelnemers die aangaven dat de relatie met hun moeder
verdraagzaam of gespannen was, op middelbare leeijd ernstige
gezondheidsproblemen had, zoals kanker, hartproblemen, hoge bloeddruk,
enzovoorts. Dit aandeel was 45 procent – minder dan de hel – onder de
deelnemers die zeiden dat de relatie met hun moeder ‘warm’ of ‘hecht’ was.
Vergelijkbare cijfers golden voor de deelnemers die de relatie met hun
vader beschreven: 82 procent van de deelnemers die de relatie met hun
vader omschreven als ‘verdraagzaam’ of ‘gespannen’ hadden grote
gezondheidsproblemen op middelbare leeijd, tegenover 50 procent onder
de deelnemers die een warme of hechte relatie met hun vaders hadden. De
resultaten onder deelnemers die een gespannen relatie met beide ouders
hadden, waren schokkend: 100 procent kampte met grote
gezondheidsproblemen, tegenover 47 procent onder degenen die hun
relatie met beide ouders als warm en hecht omschreven.1
Een ander onderzoek, uitgevoerd door de Johns Hopkins University,
volgde elonderd mannelijke geneeskundestudenten vijig jaar lang en
ontdekte dat het percentage kankergevallen nauw samenhangt met de
mate van afstand die een deelnemer voelde tussen hem/haar en een
ouder.2
Een moeilijke relatie met onze ouders kan niet alleen onze fysieke
gezondheid beïnvloeden, maar vooral de vroege relatie met onze moeder
kan daarnaast de blauwdruk voor onze latere relaties worden. Het
volgende verhaal laat zien hoe onverwerkte gevoelens voor onze moeder op
onze partner geprojecteerd kunnen worden.
Het kind kan een ouder afwijzen. In zijn of haar verdriet kan een ouder de
wil om te leven verliezen. Mogelijk gaat een vader of moeder drinken om
de pijn te verdoven, of is hij of zij veel minder vaak thuis. Mogelijk
verergert het samenzijn het verdriet, waardoor dit onverdraaglijk wordt.
Misschien geven ze zichzelf de schuld voor iets wat in hun ogen hee
bijgedragen aan de dood van hun zoon. Of misschien geven ze stiekem
elkaar de schuld. Misschien broeien er onder de oppervlakte
onuitgesproken beschuldigingen als ‘je bent niet naar de goede dokter
gegaan’ of ‘je had beter op hem moeten letten’. Hoe dan ook voelt het kind
de oplopende emoties van de ouders. De woede, zeleschuldigingen, zich
afsluiten; het kan aanvoelen alsof de wereld plotseling in elkaar gestort of
verdwenen is. Als antwoord kan het kind zich terugtrekken of zijn/haar
lichaam pantseren in een poging zich te beschermen tegen de
overweldigende gevoelens. Als tweejarige hee het kind geen idee van de
omvang van het drama. Het gemis van de aandacht van zijn/haar ouders
voelt verwarrend en misschien zelfs levensbedreigend. Later kan het kind
hun de schuld gaan geven voor de pijn of afstand die het voelde, zonder
rekening te houden met wat er is gebeurd en hoe dit voor hen moet zijn
geweest.
Het kind kan een breuk in de relatie met de moeder ervaren. De schok van
de dood van de oudere broer zal het hart van de moeder waarschijnlijk
breken. Verloren en wanhopig kan ze weken of maanden verdrinken in
haar verdriet, waardoor er breuken ontstaan in de tedere, energetische
band met haar tweejarige. Zo’n gebeurtenis zal de band die het kind tot dat
moment ervaarde ontwrichten en de essentiële neurale ontwikkeling in het
lichaam en de hersenen van een tweejarige onderbreken. Op die leeijd
hee het kind nog geen besef van de omvang van het drama dat alle
aandacht van zijn of haar moeder opeiste. Het enige wat het zal merken, is
dat moeders licht dat het ene moment nog op het kind scheen, het
volgende moment was verdwenen. Neurotransmitters die alarmsignalen
laten afgaan vuren in zijn/haar lichaam en houden het kind alert en
waakzaam. Het kan zijn dat het kind haar gaat wantrouwen, bang wordt
van haar inconsequente gedrag en op zijn/haar hoede is omdat hij/ zij
verwacht dat ze ieder moment kan ‘verdwijnen’.
Het kind kan samensmelten met de pijn van de moeder of de vader. Nu het
oudere kind is overleden, kan het nog levende kind de last van de pijn van
zijn vader en moeder ervaren als die van hem- of haarzelf. De
opeenstapelende gevolgen van rouw en verdriet kunnen een hele familie
verstarren. In een blinde poging om de pijn van zijn ouders te verzachten
kan het kind proberen om de depressie van de moeder of het verdriet van
de vader over te nemen, alsof het kind over een of andere magische kracht
beschikt om die van hen weg te nemen. Het is bijna hetzelfde als zeggen:
‘Mam, pap, als ik de pijn met jullie of voor jullie draag, zullen jullie je een
stuk beter voelen.’ Deze poging hee natuurlijk geen enkele kans van
slagen en zorgt er slechts voor dat het verdriet in de volgende generatie
overloopt.
Kinderen die de pijn van hun ouders delen, doen dit doorgaans
onbewust. Ze handelen vanuit de blinde fantasie dat ze hun ouders
kunnen redden. Kinderen zijn instinctief loyaal en herhalen het verdriet
van hun ouders vaak en herbeleven hun tegenslagen. Deze
loyaliteitsbanden, zoals Hellinger ze noemt, kunnen vervolgens op
meerdere generaties worden overgedragen, waardoor de familie-erfenis
een nogal ongelukkige wordt.
Het kind kan zich gaan identi ceren met de dode broer. Als een klein kind
ster, daalt er een deken van verdriet over de familie. Onverdraaglijke
pijngolven blokkeren expressies van levendigheid en geluk. Het kan zijn
dat het nog levende kind op de tenen gaat lopen om de rouwende ouders
niet nog meer van streek te maken. In een poging om de pijn en
zinloosheid van de dood te vermijden, kunnen familieleden hun best gaan
doen om gedachten aan het overleden kind uit te bannen en zelfs weigeren
zijn/haar naam uit te spreken. Hierdoor wordt het dode kind
buitengesloten, wat juist een goede voedingsbodem is voor de identificatie
ermee.
Hellinger leert dat een later kind in het systeem – zelfs een kind uit de
volgende generatie – expressie kan gaan geven aan wat een familie
onderdrukt. Dit betekent dat het nog levende kind zich depressief of
lusteloos kan voelen, afgescheiden van zijn/haar essentie alsof hij/zij niet
bestaat, vergelijkbaar met de manier waarop de familie met de dode broer
omgaat. Het nog levende kind kan het gevoel hebben dat het niet gehoord
of gezien wordt binnen de familie, of dat het er niet toe doet of
onbelangrijk is. Het kan zelfs eigenschappen van de dode broer overnemen
en uitdrukking geven aan facetten van diens gender, persoonlijkheid, ziekte
of trauma. Onbewust identificeert het kind zich met de overleden broer,
wat zijn/haar enthousiasme dempt en de hoeveelheid levenskracht die het
toelaat beperkt. Het kan aanvoelen alsof het kind, dat zich in zwijgende
sympathie met de dode broer verenigd hee, zegt: ‘Omdat jij niet mocht
leven, zal ik ook niet voluit leven.’
Ooit kwam er een vrouw in mijn praktijk die nog geen jaar na haar
doodgeboren broertje geboren werd. Het dode kind had geen naam
gekregen en ook geen plek binnen de familie. De familie deed alsof ze
slechts twee kinderen had: mijn cliënt en haar jongere zus. Mijn cliënt zei
dat ze alleen een zus had. Toch had ze het gevoel dat ze nergens bij hoorde.
‘Ik voel me een buitenstaander binnen de familie,’ zei ze. ‘Het voelt alsof ik
geen eigen plek heb.’ Hoewel het op geen enkele manier bewezen kon
worden, leek het alsof ze de ervaring van buiten de familie gesloten
worden van haar oudere broertje had overgenomen. Na onze sessies
vertelde ze dat het gevoel dat ze er niet bij hoorde was verdwenen.
Dit soort identificaties kunnen de koers van ons leven behoorlijk
veranderen. Nietsvermoedend en onbewust herbeleven we aspecten van
ons familietrauma, met alle schokkende gevolgen van dien. Dit zijn geen
ongebruikelijke ervaringen. Veel mensen voelen onbewust sympathie voor
familieleden die zware trauma’s hebben meegemaakt. Als je door een
bepaald lijden in verwarring wordt gebracht, is het goed om je af te vragen:
wiens gevoelens leef ik eigenlijk?
Een van de grootste hindernissen bij het oplossen van trauma’s is dat de
oorsprong buiten zicht blij. Zolang we onze gevoelens niet kunnen
plaatsen, weten we vaak niet welke volgende stappen we moeten zetten.
Kerntaal kan de oorsprong van een trauma zichtbaar maken, zodat we ons
kunnen losmaken van de manieren waarop we het verleden mogelijk zijn
blijven herbeleven.
Op de volgende bladzijden gaan we onze eigen kerntaalkaart maken.
Stap voor stap doorloop je een proces waarbij je je eigen taal gebruikt en je
je eigen woorden spreekt om de oorsprong te achterhalen van de gevoelens
die voor jou misschien altijd moeilijk te verklaren zijn geweest.
Er zijn vier stappen bij het maken van je kerntaalkaart. Bij iedere stap
krijg je een nieuw hulpmiddel aangereikt. Ieder hulpmiddel is bedoeld om
informatie boven water te halen. Deze hulpmiddelen zijn:
– de kernklacht
– de kernomschrijvingen
– de kernzin
– het kerntrauma
DE KERNTAALKAART
6
DE KERNKLACHT
D
e woorden die we gebruiken om onze zorgen en worstelingen te
beschrijven, kunnen ons meer vertellen dan we beseffen. Toch zijn er
maar weinig mensen die hierop letten. In dit hoofdstuk begin je met het
maken van een kerntaalkaart. Je leert je woorden te volgen terwijl ze een
spoor van aanwijzingen vormen dat je naar de oorsprong van je angsten
kan leiden. Op dit verbale pad wordt de kernklacht je eerste halteplaats.
Hij kan een schatkist vol ongekende rijkdommen zijn. Je kernklacht kan
zelfs de zaden van de oplossing die je zoekt bevatten. Je hoe er alleen
maar in te kijken.
Om de kernklacht in je alledaagse taal te kunnen horen, zoeken we naar
de fijnste emotionele draad in het weefsel van de woorden die we spreken.
We zoeken naar woorden met de sterkste emotionele lading. Soms zijn we
bevangen door een slopende angst. Soms is er sprake van een urgentie en
wordt er iets gevraagd of verlangd. Soms is er alleen maar hevige pijn.
Steeds als Bob, een tweeënvijigjarige bouwkundig ingenieur, zich angstig
en alleen voelt, klaagt hij: ‘Waarom word ik altijd door iedereen verlaten?
Waarom ben ik niet goed genoeg?’
Soms horen we woorden en zinnen die wel een eigen leven lijken te
leiden. Joanne klaagde dat haar moeder haar altijd de ‘abjecte
teleurstelling’ van de familie noemde. Haar grootste klacht was dat zij en
haar moeder geen hechte band hadden en dat de afstand en kwetsende
woorden tussen hen voor haar een grote bron van pijn waren en haar een
gevoel van grote leegte gaven.
Toen ze de lagen van transgenerationele pijn kon arabben, begreep ze
dat haar oma – en niet zijzelf – zich de ‘abjecte teleurstelling’ van de familie
voelde.
Het verhaal ging zo. De oma was een vijienjarig meisje dat verliefd was
op een getrouwde man uit het kleine Ierse dorpje waarin ze woonde. Ze
raakte zwanger en de man weigerde om de verantwoordelijkheid op zich te
nemen. Ze werd het huis uit gezet en is zich de rest van haar leven blijven
schamen. Ze werkte als huishoudster en voedde haar enige dochter als
alleenstaande moeder op. De oma trouwde nooit en hee altijd het gevoel
gehouden dat ze de familie te schande had gemaakt doordat ze een
buitenechtelijk kind had gekregen.
Hoewel de woorden ‘abjecte teleurstelling’ nooit door de oma werden
uitgesproken, resoneerden ze in alle drie de vrouwen. De oma leefde deze
woorden toen ze door haar familie werd verstoten. Haar dochter leefde
deze woorden omdat ze het gevoel had dat ze als buitenechtelijk kind het
leven van haar moeder had verwoest. Twee generaties later deelde de
kleindochter de emoties en had het gevoel dat ze een grote teleurstelling
was voor haar moeder.
De woorden ‘abjecte teleurstelling’ in de kernklacht van de oma gaven
haar rust en begrip toen we ze nader hadden onderzocht. Ze ging beseffen
dat haar moeders gescheld niet persoonlijk was bedoeld, al waren de
woorden tot haar gericht. Wanneer ze die woorden nu weer hoorde, riepen
ze gevoelens van liefde en mededogen voor haar moeder en oma en hun
hoogstwaarschijnlijk harde leven in Ierland op.
Bij het analyseren van onze kernklacht kijken we niet alleen naar de
gesproken woorden, maar observeren we ook onze somatische of fysieke
lichaamstaal. We letten vooral goed op de symptomen en gedragingen die
we vertonen en die idiosyncratisch of ongewoon zijn. In het nu volgende
voorbeeld uitte Carson, een zesentwintigjarige brandweerman, zijn angst
zowel fysiek als verbaal.
Carson was 24 toen zijn auto in de vangrail terechtkwam en bijna over
de rand van de rotsen in een ravijn kieperde. Gelukkig kreeg hij de auto al
snel weer onder controle en kon hij veilig naar zijn bestemming rijden,
maar het gevoel dat hij zijn leven onder controle had was verdwenen.
Vanaf die dag kreeg Carson dagelijks paniekaanvallen en daarnaast had hij
last van trillen en duizeligheid. De combinatie van deze dingen gaven hem
duidelijk het gevoel dat, mocht hij nu doodgaan, hij helemaal niets van zijn
leven had weten te maken. Dit waren de precieze woorden van zijn
kernklacht: ‘Als ik doodga, laat ik helemaal niets na. Niemand zal me zich
herinneren. Ik zal volledig verdwijnen, alsof ik nooit heb bestaan. Niemand
zal positieve herinneringen aan me hebben.’ Het vreemde aan Carsons
spijtgevoelens was dat ze van een jongeman van 26 kwamen. Carsons leven
was net begonnen en hij treurde nu al over een leven vol spijt. Hier was
duidelijk iets vreemds aan de hand.
Als we de woorden van een kernklacht onderzoeken, vertrouwen we op
de woorden, maar niet altijd op de context. Voor iemand zijn deze
woorden doorgaans waar – maar niet per se voor ons. Om erachter te
komen wie diegene is, moeten we een blik achter het gordijn van onze
familiegeschiedenis werpen.
Bij Carson was zijn vader de ontbrekende persoon. Na een turbulente
scheiding van zijn moeder wilde men Carsons vader zijn ouderlijk gezag
ontnemen. Carson was toen vier. Na een lang en mislukt gevecht over het
ouderlijk gezag gaf zijn vader het uiteindelijk op. Carson hee zijn vader
nooit meer gezien. Behalve dat zijn moeder altijd heel denigrerend over
zijn vader sprak, werd Carson ook nog eens geadopteerd door de nieuwe
man van zijn moeder en kreeg hij zijn naam.
Laten we nog eens kijken naar de kerntaal in Carsons kernklacht: ‘Ik
laat helemaal niets na. Niemand zal me zich herinneren. Ik zal volledig
verdwijnen, alsof ik nooit heb bestaan. Niemand zal positieve
herinneringen aan me hebben.’
Carsons verhaal komt nu in een nieuw licht te staan. Door de
versmelting met zijn vaders werkelijkheid, die zijn levende ‘nalatenschap’ –
zijn zoon – was kwijtgeraakt, had Carson een verborgen manier gevonden
om zich te verenigen met zijn ontbrekende vader. Hij deelde de gevoelens
van zijn vaders pijnlijke ervaring en was bang dat ook hij plotseling zou
verdwijnen en vergeten zou worden.
Nadat hij de oorzaak van zijn kernklacht had gevonden, besloot Carson
om zijn vader op te sporen en het contact te herstellen. Zijn vader was naar
een andere staat verhuisd en had inmiddels drie kinderen bij zijn tweede
vrouw, maar hij was dolblij toen Carson contact met hem opnam. De leegte
van het verlies van zijn eerste zoon twintig jaar geleden, voelde hij nog
altijd, en het had, vertelde hij Carson, ‘een gat’ in zijn hart geboord. Hoewel
diep verzonken had er ook altijd iets in Carson liggen sluimeren, namelijk
de liefde voor zijn vader.
Volgens het gezegde wordt de geschiedenis geschreven door de
overwinnaars, door degenen die overbleven om haar te vertellen. Hoe
vertekend of eenzijdig dit verhaal ook is, bijna niemand vraagt zich af hoe
het verhaal eruit zou hebben gezien als het door andere ogen was verteld.
In Carsons geval was zijn moeder de overwinnaar en zijn vader de
verliezer, gebaseerd op het feit dat hij er niet was om zijn zoon op te
voeden. Beide ouders hadden gevochten voor het ouderlijk gezag over hun
kind, maar om onbekende redenen had de vader verloren.
Carson besee dat alle negatieve verhalen die zijn moeder jarenlang
over zijn vader had verteld zijn vroege herinneringen aan hem hadden
overschaduwd. In de loop van de maanden die volgden, creëerden Carson
en zijn vader nieuwe herinneringen. Ze gingen samen kamperen en vissen
in de bergen waar ze ook vaak kwamen toen Carson nog klein was. In die
periode verdwenen Carsons paniekaanvallen. Vader en zoon creëerden
samen een nieuwe, eigen nalatenschap.
Hierna vind je de eerste schrijfoefening. Pak pen en papier of een
notitieboek en laten we beginnen.
Kijk nu naar wat je hebt opgeschreven. Zorg er tijdens het lezen voor dat je
niet helemaal in de tekst opgaat. Raak niet verstrikt in de woorden of
gevoelens. Scan de tekst zonder dat je de emoties voelt. Je zoekt naar
woorden of zinnen die je opvallen omdat ze ongewoon of merkwaardig
zijn. Welke woorden of zinnen gebruik je altijd, of heb je juist nooit eerder
gebruikt voor deze schrijfoefening? Welke woorden of zinnen springen
direct in het oog? Wat triggert je aandacht?
Lees de tekst nog een keer. Alleen spreek je nu de woorden hardop voor
jezelf uit. Probeer met andere oren te luisteren, met oren die horen zonder
dat ze de emoties voelen. Deze manier van luisteren noem ik ‘luisteren met
ons meta-oor’ of ‘luisteren met ons derde oor’. Welke woorden of zinnen
voelen urgent en belangrijk? Welke woorden hebben een sterke emotionele
lading of veroorzaken dramatische gevoelens? Welke woorden veroorzaken
een vreemdsoortig of eigenaardig gevoel? Welke woorden passen niet goed
binnen de context van je eigen levenservaringen?
Kijk of je naar dat wat je hebt opgeschreven kunt luisteren alsof je naar
een ander luistert. Misschien horen de woorden ook echt bij een ander en
heb je ze alleen een stem gegeven. Misschien horen de woorden bij iemand
in je familie die getraumatiseerd was en ze niet hardop kon uitspreken.
Misschien vertel je met je klagen het verhaal van die persoon, zoals Carson
de angst van zijn vader meedeelde.
Luister zo diep als je kunt of er iets in je schrijven zit wat je pakt. Door
zo te luisteren, luister je naar dat wat onder het verhaal verborgen ligt, naar
dat wat heel nodig gehoord wil worden. Als je je verliest in de emotionele
elementen van het verhaal, bestaat de kans dat je de kernklacht misloopt.
Bert Hellinger omschrij deze manier van luisteren als volgt:
Ik zal beschrijven wat er gebeurt als ik met iemand aan het werk ben.
Hij hee me iets over zichzelf verteld en ik heb maar half zitten
luisteren. Ik wil niet precies horen wat hij allemaal zegt en niet precies
weten wat hij zegt. Daarom luister ik niet zo zorgvuldig dat ik me
moet concentreren, maar net genoeg, zodat ik tegelijkertijd het grotere
geheel voor ogen kan houden. Dan zegt hij ineens een woord
waardoor ik alert word. […] Opeens is er onder alles wat hij hee
gezegd een woord dat tot me spreekt. Dit woord bevat energie. En
zonder precies te weten wat ik ga doen, weet ik dat dit de plek is waar
ik iets kan doen. Als ik dit woord de kans geef om op me in te werken,
krijg ik een idee van de mensen die nodig zijn voor de [oplossing].1
Laten we nu samen de kernklacht van een vrouw die ik hier Sandy noem
proberen te ontleden. Sandy was net als Gretchen een kind met een
geschiedenis met wortels in de Holocaust. Als kind van Holocaust-
overlevenden wilde Sandy hulp om meer inzicht te krijgen in haar
overweldigende angst voor de dood en dus onderzochten we iets van haar
kerntaal.
Ze vertelde dat ze niet bang was ‘voor de dood zelf, maar voor mijn
overtuiging dat ik doodga en dat ik niets kan doen om dit te voorkomen.
Het ligt volledig buiten mijn controle.’
Sandy wilde ook hulp voor haar slopende angst voor afgesloten ruimten,
waardoor ze niet in een vliegtuig of een li durfde te stappen. Steeds als de
deur van een li sloot of het vliegtuig gevuld raakte met mensen, steeds als
‘zich heel veel mensen tussen mij en de uitgang bevinden’, raakte ze
volkomen in paniek. Haar kernklacht sprak boekdelen: ‘Ik krijg geen adem.
Ik kan er niet uit. Ik ga dood.’
Sandy was negentien toen de claustrofobie en het gevoel dat ze geen
adem kreeg begonnen. Haar vader was ook negentien toen allebei zijn
ouders en zijn jongere zus in de gaskamer van Auschwitz verstikt werden.
Sandy’s symptomen namen toe na het overlijden van haar vader, tien jaar
daarvoor. Hoewel het verband in mijn ogen duidelijk was – omdat ik met
heel veel Holocaust-slachtoffers en -overlevenden heb gewerkt – had Sandy
de link nooit gelegd. Ze droeg de paniek en ontzetting van haar
grootouders en tante in zich mee. Mogelijk ging ze ook gebukt onder de
schuldgevoelens van haar vader omdat hij het enige overlevende familielid
was.
Laten we nog eens naar Sandy’s kerntaal kijken: ‘Ik weet dat ik doodga
en dat ik niets kan doen om dit te voorkomen. Het ligt volledig buiten mijn
controle.’
Zonder enige twijfel is dit wat haar grootouders en tante moeten
hebben gevoeld toen ze in het dodenkamp leefden of toen ze naar de
gaskamer werden geleid.
Eenmaal in de gaskamer kan een van hen hebben ervaren dat ‘er heel
veel mensen tussen mij en de uitgang stonden’. Toen moet er ongetwijfeld
een enorme paniek zijn ontstaan. Sandy’s kerntaal onthulde de tragische
afloop: ‘Ik krijg geen adem. Ik kan er niet uit. Ik ga dood.’ Het verband was
Sandy nu duidelijk geworden. De paniek van haar grootouders en tante
had zich in haar kenbaar gemaakt. Hoewel ze van de rampzalige
gebeurtenissen binnen haar familie afwist, had ze nooit de link gelegd dat
zij weleens de drager zou kunnen zijn van lijden dat niet bij haar hoorde.
Nu was dit duidelijk.
Tijdens onze sessies vroeg ik Sandy om te visualiseren dat haar
grootouders en tante voor haar staan. Ik vroeg haar om het gesprek met
hen aan te gaan. Op mijn verzoek vertelde Sandy hun: ‘Ik heb
doodsangsten uitgestaan, net als jullie. Ik besef nu dat deze verschrikking
niet bij mij hoort. Ik besef ook dat jullie er niet mee geholpen zijn doordat
ik haar meedraag, en mij helpt het zeker niet. Ik weet dat dit niet is wat
jullie voor mij willen. En ik weet dat jullie het ook heel zwaar vinden om
mij zo bang te zien. Ik zal deze angstige gevoelens daarom bij jullie laten,
bij jou, oma, bij jou, opa en bij jou tante Sarah.’ De tranen stonden in haar
ogen toen ze zich de drie mensen glimlachend voorstelde terwijl ze haar
een gelukkig leven toewensten. Sandy visualiseerde hoe haar lichaam
gevuld werd met de liefde die ze haar stuurden. Nu ze eindelijk begreep
waar haar claustrofobie en angst voor de dood vandaan kwamen, voelde ze
de last van haar angsten minder worden.
LORENA: ‘OM GEK VAN TE WORDEN’
Veel mensen zijn bang dat hun in de toekomst iets verschrikkelijks zal
overkomen. Deze angst komt vaak terug in onze kernklacht.
Lorena was negentien jaar en leed aan angst- en paniekaanvallen in
sociale situaties. Ze zei dat ze zich ‘gevangen’ voelde en niet in staat was om
‘weg te gaan’ als ze met vrienden samen was. Ze had haar angst drie jaar
geleden voor het eerst opgemerkt, en in die tijd had ze ook last van een
steeds terugkerende blaasontsteking. Ze vertelde dat ze van de ene dokter
naar de andere ging en dat geen enkel medicijn de klachten wist te
verhelpen.
Het ergste van de blaasontsteking was volgens Lorena haar grootste
angst dat niets en niemand haar kon helpen en dat de ontsteking nooit zou
overgaan. De blaasontsteking verdween uiteindelijk wel, maar haar angst
werd steeds erger.
Zo verliep ons gesprek:
Mark: ‘Wat is het ergste dat iemand zou kunnen overkomen, dus niet jou,
maar iemand anders?’
Lorena: ‘Dat die persoon niet succesvol is. Dat hij of zij niet gelukkig is. Dat
hij of zij niet kan doen wat hij of zij graag wil doen. Om gek van te worden.
Dan word je een soort kluizenaar. Dan eindig je in een instelling en pleeg
je uiteindelijk zelfmoord.’
De vonken spatten ervan af. ‘Om gek van te worden’, ‘eindigt in een
instelling’, ‘pleegt zelfmoord’.
Laten we er nu één geheel van maken en kijken wat eruit komt. We
hebben een ‘mislukkeling’ die zich ‘beperkt’ voelt, die ‘er gek van wordt’ en
‘eindigt in een instelling’ waar hij of zij ‘uiteindelijk zelfmoord pleegt’.
Misschien vraag je je nu af waar al die informatie vandaan komt. Laten we
daar nu naar kijken.
Terwijl ze de lagen onder haar kernklacht afpelde, ontdekte Lorena haar
grootste angst en stootte direct op haar kernzin. In hoofdstuk 8 leren we
meer over de kernzin.
Lorena’s kernzinnen: ‘Dan ben ik een mislukkeling. Ik word gek, kom in
een instelling terecht en pleeg uiteindelijk zelfmoord.’
Terwijl ze haar kerntaalkaart volgde, ontdekte Lorena ook nog een heel
belangrijk thema in haar familiegeschiedenis.
Laten we Lorena’s familiealbum openslaan terwijl we ons laten leiden
door de woorden die haar grootste angst weergeven. Van de woorden voor
die grootste angst kunnen we een vraag over de familiegeschiedenis maken,
die ons bij de volgende tussenstop op onze kerntaalkaart brengt. Ik noem
dit soort vragen overbruggingsvragen.
Lorena’s overbruggingsvraag: ‘Was er iemand in jouw familie die als een
mislukkeling werd beschouwd, in een instelling terecht is gekomen en
zelfmoord hee gepleegd?’
Precies in de roos. Lorena’s opa, de vader van haar moeder, werd
geminacht en als de mislukkeling van de familie gezien. Hij werd
regelmatig opgenomen in psychiatrische instellingen en pleegde uiteindelijk
zelfmoord tijdens zo’n opname. Binnen de volgende generatie stond
Lorena’s tante, de oudere zus van haar moeder, bekend als ‘die idiote
mislukkeling’. Ook zij ging instelling in, instelling uit. De familie schaamde
zich voor haar tantes gedrag en sprak nooit over haar. Zonder het te
zeggen, ging iedereen ervan uit dat ze net als haar vader zelfmoord zou
plegen.
Als familieleden een ongelukkig leven leiden of gebukt gaan onder een
heel zwaar lot, is het vaak gemakkelijker om ze te verstoten dan de pijn van
je liefde voor hen te voelen. Woede is vaak een gemakkelijkere emotie dan
verdriet. Dat was in dit geval ook zo, gezien de boze manier waarop men
met de zuster omging. Het was makkelijker om haar buiten te sluiten dan
om van haar te houden.
In hoofdstuk 3 hebben we gezien dat het lot van familieleden die
verstoten werden zich vaak herhaalt. Dit was ook het geval met de
verstoten ‘mislukkeling’-opa, en in de volgende generatie met de verstoten
‘mislukkeling’-tante. Nu was Lorena aan de beurt om de derde
‘mislukkeling’ in lijn te worden en de pijn aan de derde generatie door te
geven.
Het rouwproces na een zelfmoord in de familie kan heel erg moeilijk
verlopen. Familieleden zijn vaak boos op degene die zichzelf op zo’n
tragische manier van het leven hee beroofd. Bovendien krijgt de familie te
maken met alle gevolgen van de zelfmoord: schande, schaamte,
verschrikkelijke beelden, onverwerkte kwesties, financiële schulden,
religieuze onzekerheid.
De toekomst van Lorena zag er dreigend uit, maar stond zeker nog niet
vast. Toen ze eenmaal begreep dat haar angsten niet van haarzelf aomstig
waren, kon ze die bij de rechtmatige eigenaren laten. Ik vroeg of ze wilde
visualiseren dat haar opa en tante voor haar stonden. Lorena toonde
spontaan oprechte gevoelens van liefde voor allebei. Ze visualiseerde dat zij
haar hielpen om zich beter te voelen en dat ze de angst uit haar lichaam
kon ademen en naar hen kon terugsturen. Ze ademde enkele minuten in
en uit en zei dat haar lichaam lichter en rustiger aanvoelde. Ze vroeg hun
om hun zegen, zodat ze een gelukkig leven kon leiden, ook al hadden zij
dat niet gehad. Ze zag in dat het nergens goed voor was om hun angsten te
blijven meedragen en dat dit de familie alleen maar meer pijn bezorgde. Ze
beloofde hun allebei dat ze dit niet meer zou doen en visualiseerde een
toekomstige, angstige situatie waarin ze eventuele restanten oude angst
naar hen terug kon ademen. Na één sessie had Lorena geen last meer van
de paniekaanvallen die haar voorheen verteerden.
Als iemand mij vraagt of er enig verband is tussen recente
neuroplastische onderzoeken en mijn eigen praktijkervaring, moet ik vaak
aan Lorena denken. Haar vermogen om haar voornamelijk angstige
toestand om te zetten in een vredigere en evenwichtigere, is een levend
voorbeeld van de elegante manier waarop de persoonlijke
familiegeschiedenis en hedendaags gewaarzijn kunnen samenvallen. Als
essentiële verbanden eenmaal zijn gelegd en we oefenen in het focussen op
helende beelden en ervaringen, leggen we het fundament voor nieuwe
neurale paden. Heling kan dan verrassend efficiënt zijn.
Soms is de kerntaal van onze kernklacht zo sterk dat hij ons dwingt om in
het familiekerkhof te gaan graven. Maar vaak is de familiegeschiedenis die
we zoeken niet heel toegankelijk. Dit soort informatie is bijvoorbeeld
vermomd als schaamte, verdrongen in pijn of beschermd als familiegeheim,
en komt nooit boven tafel tijdens het avondeten. Soms kennen we de
traumatische gebeurtenis achter een bepaalde kwestie wel, alleen leggen we
niet altijd het verband met onze hedendaagse ervaringen.
De kerntaal van onze kernklacht kan ons als een kompas door
generaties onverklaarbare familie-angst heen loodsen. Ergens kan een
traumatische gebeurtenis liggen wachten om herinnerd of onderzocht te
worden, zodat de familie eindelijk rust kan vinden.
De volgende lijst met vragen kan helpen om een deel van de kerntaal
van je kernklacht naar boven te halen. Beantwoord iedere vraag zo
gedetailleerd mogelijk. Houd een open geest. Redigeer je antwoorden niet.
De antwoorden op deze vragen kunnen een verband tussen een huidige
kwestie en een trauma in je familiegeschiedenis belichten.
SCHRIJFOEFENING 2
TIEN VRAGEN DIE KERNTAAL OPROEPEN
1. Wat gebeurde er in je leven toen het symptoom of probleem zich voor het eerst
openbaarde?
2. Wat gebeurde er vlak voordat het begon?
3. Hoe oud was je toen het symptoom of probleem zich voor het eerst openbaarde?
4. Overkwam iemand binnen je familie iets traumatisch rond diezelfde lee ijd?
5. Wat is het probleem precies, wat gebeurt er?
6. Hoe voelt het als het op zijn ergst is?
7. Wat gebeurt er vlak voordat je je zo voelt of het symptoom zich openbaart?
8. Wat maakt het beter of erger?
9. Wat kun je door het probleem of symptoom niet doen? Wat dwingt het je te doen?
10. Als het gevoel of symptoom nooit meer weg zou gaan, wat is dan het ergste dat je zou
kunnen overkomen?
Lees nu wat je hebt opgeschreven. Hier volgen enkele terugkerende thema’s
binnen families die ikzelf ben tegengekomen. Herken je een van de
volgende thema’s in je eigen familie?
Terugkerend taalgebruik
Is er sprake van taalgebruik dat niet binnen de context van je
levenservaringen lijkt te passen? Zo ja, kan het zijn dat deze taal dan bij
iemand anders binnen je familie hoort?
Terugkerende leeijden
Is er een verband tussen de leeijd die jij had toen het symptoom of
probleem zich voor het eerst openbaarde en de leeijd van een familielid
toen hij of zij worstelde en leed? Als een van je ouders bijvoorbeeld jong
overleed, kun je een probleem of symptoom gaan vertonen dat jouw leven
op een of andere manier beperkt als je de leeijd bereikt waarop je ouder
overleed. Onbewust kan het zijn dat je het moeilijk vindt om gelukkig te
zijn of voluit te leven vanaf de leeijd waarop die ouder stierf. Je probleem
of symptoom kan zich zelfs openbaren in je kind wanneer dit de leeijd
bereikt waarop een van jouw ouders stierf.
Terugkerende gebeurtenissen
Soms slaat een angst, bezorgdheid of ander symptoom onverwacht toe als
we een bepaalde mijlpaal in ons leven bereiken. We trouwen of krijgen een
kind. We worden afgewezen door onze partner of verlaten het ouderlijk
huis. Plotseling, alsof er een voorouderlijke wekker in je afgaat, duikt er
een symptoom op. Als dit gebeurt, moet je je afvragen of er iemand binnen
de familie op een vergelijkbare manier leed of worstelde met een
soortgelijke gebeurtenis in zijn of haar leven.
D
e gevoelens voor onze ouders zijn een toegangspoort naar onszelf. Ze
zijn ook een poort naar de vier onbewuste thema’s uit hoofdstuk 5 en
helpen ons te bepalen welke thema’s een rol spelen in ons leven. In dit
hoofdstuk word je gevraagd om je biologische moeder en vader te
beschrijven. Schrijf vrijuit wat er in je opkomt. Als je de volgende
oefeningen doet, zul je hoogstwaarschijnlijk meer over jezelf dan over je
ouders te weten komen. Als je je biologische ouders nooit hebt gekend, ga
dan door naar het volgende hoofdstuk.
OMSCHRIJF JE MOEDER
Schrijf alles op. Doe dit niet in je hoofd. Het is belangrijk dat je de woorden
die in je opkomen opschrij.
OMSCHRIJF JE VADER
Doe nu hetzelfde met je vader. Hoe zou je hem omschrijven? Was hij
aardig? Makkelijk in de omgang? Streng? Kritisch? Was hij betrokken of
juist niet? Schrijf alles op. Ga niet redigeren.
SCHRIJFOEFENING 4
OMSCHRIJF JE VADER
Mijn vader was…
Schrijf ook op wat je hem verwijt.
Ik verwijt mijn vader dat…
SCHRIJFOEFENING 5
OMSCHRIJF JE PARTNER, GOEDE VRIEND(IN) OF
LEIDINGGEVENDE
Mijn partner, goede vriend(in) of leidinggevende is…
Ik verwijt hem/haar dat…
A
ls je worstelt met angsten, fobieën, paniekaanvallen of obsessieve
gedachten, dan weet je als geen ander hoe het is om gevangen te
zitten in je binnenwereld. Alle moeite met jezelf – de voortdurende zorgen,
overweldigende emoties en zenuwslopende lichamelijke gewaarwordingen
– kan aanvoelen als een levenslange straf, zonder dat je ooit ergens voor
veroordeeld bent. Door angsten en zorgen krimpt je wereld en verdwijnt je
vitaliteit, ze hinderen de dag die net begonnen is en beperken het leven dat
voor je ligt. Zo’n leven kan een uitputtingsslag zijn.
Een uitweg is sneller gevonden dan je denkt. Je moet alleen de zin die
jou ‘levenslang’ hee gegeven, en die je misschien al van jongs af aan in je
meedraagt, veranderen. Deze zin vergroot je wanhoop, of hij nu hardop
wordt uitgesproken of in stilte wordt gezegd. Tegelijkertijd kan hij je buiten
de poorten van de gevangenis brengen, naar een nieuwe wereld met
inzichten en oplossingen. Deze zin heet je kernzin. De kerntaalkaart is een
hulpmiddel om de verborgen schat te vinden en de kernzin is de diamant
die je daar aantre.
VIND JE KERNZIN
Beantwoord voordat we verdergaan de volgende vraag en schrijf het
antwoord op: wat is je grootste angst, het ergste dat je ooit zou kunnen
overkomen? Waarschijnlijk is dit een angst of gevoel dat je je hele leven al
kent. Het kan zelfs aanvoelen alsof je ermee geboren bent. Hier is dezelfde
vraag nog een keer, alleen net iets anders gesteld: als je leven volledig uit
elkaar zou vallen en alles stukloopt, wat is dan je grootse angst? Wat is het
ergste dat je zou kunnen overkomen? Schrijf je antwoord op.
SCHRIJFOEFENING 6
ONTDEK JE KERNZIN
Mijn grootste angst, het ergste dat mij zou kunnen
overkomen, is…
Wat je zojuist hebt opgeschreven is je kernzin. Lees pas verder als je deze
zin hebt opgeschreven.
Misschien begint je kernzin met het woord ‘ik’: ‘Ik zou alles kwijtraken.’
Of misschien begint je zin met het woord ‘ze’: ‘Ze zouden me
kapotmaken.’
Of misschien begint je kernzin met het woord ‘mijn’: ‘Mijn
kinderen/familie/vrouw/man zou me verlaten.’
Maar een kernzin kan ook met een ander woord beginnen.
Laten we nu eens dieper kijken en dezelfde vraag nogmaals
beantwoorden. Redigeer je antwoord deze keer niet. Blijf schrijven tot je zo
ver gegaan bent als je maar kunt. Het antwoord op deze vraag zet een
zelfontdekkingsproces in gang dat zich op de volgende bladzijden steeds
verder zal verdiepen.
SCHRIJFOEFENING 7
PAS JE KERNZIN AAN
Het ergste dat me zou kunnen overkomen is…
‘Ik…’
‘Ze…’
‘Ik zou…’
‘Mijn kinderen/familie/man/vrouw zou/zouden…’
SCHRIJFOEFENING 8
VERDIEP JE KERNZIN
Mijn allergrootste angst is…
Laten we opnieuw kijken naar wat je hebt opgeschreven. Je kernzin bestaat
waarschijnlijk uit drie, vier en misschien vijf of zes woorden. Zoals eerder
gezegd, begint de zin vaak met ‘ik’ of ‘ze’, maar hij kan natuurlijk ook met
een ander woord beginnen. Vaak staat de zin in de tegenwoordige of
toekomstige tijd, alsof het op dit moment gebeurt of staat te gebeuren. De
woorden voelen vanbinnen heel levendig aan. Ze resoneren in je lichaam
als je ze hardop uitspreekt. Als de kernzin helemaal klopt, voelt hij eerder
als de ‘ping’ op kristal dan als de ‘poek’ op hout. Dit zijn voorbeelden van
kernzinnen:
JE KERNZIN FIJNSLIJPEN
Er is nog één laatste stap. Als je een zin als deze hebt opgeschreven: ‘Ik ben helemaal
alleen’, slijp hem dan aan alle kanten fijn, zodat je zeker weet dat je kernzin op de hoogst
mogelijke frequentie ‘pingt’.
Is je zin wel echt ‘ik ben helemaal alleen’, of is hij eerder ‘ze vertrekken allemaal’? Is het ‘ze
vertrekken allemaal’ of eerder ‘ze wijzen me af’ of ‘ze laten me in de steek’?
Zoals de opticien je zicht onderzoekt en nog een keer controleert voor hij de sterkte van je
brillenglazen bepaalt, zo moet jij onderzoeken en controleren of de woorden precies
aansluiten bij het gevoel dat je hebt. Blijf controleren. Is je kernzin ‘ze laten me in de steek’
of eerder ‘ik ben in de steek gelaten’? Je lichaam weet welke woorden het best passen bij
de vibraties die in je teweeg worden gebracht. Als de woorden van je kernzin de juiste
woorden zijn, creëren ze een fysieke reactie: vaak een gevoel van angst of wegzinken.
Zolang als ze zich kan herinneren is Pam bang dat er vreemden haar huis
zullen binnendringen en haar ernstig zullen mishandelen. Tot voor kort
was deze angst altijd op de achtergrond aanwezig, als het doffe geronk van
een motor in de verte. Toen las ze een krantenbericht over een Somalische
jongen die door een groep jongens in de stad was doodgeslagen. De angst
die altijd zacht trillend aanwezig was, ging nu veel harder tekeer en
veroorzaakte een golf aan paniek in haar lichaam. Pam had het gevoel dat
ze aan stukken viel en zei dat het voelde alsof ze buiten haar lichaam
zweefde.
‘Hij was nog maar een kind,’ zei ze. ‘Hij was onschuldig. Hij was gewoon
op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Ze ontnamen hem zijn
leven, zijn waardigheid en lieten hem lijden.’
Zonder dat Pam het wist, had ze het ook over Walter, de oudste broer
van haar moeder, die op elarige leeijd overleed. Pam had het verhaal
maar één keer gehoord, toen ze nog heel klein was. Binnen de familie werd
er nauwelijks over gesproken. Hoewel het nooit bewezen was, vermoedde
de familie dat er sprake was van een misdaad. Hij werd het huis uit gelokt
door jongens uit de buurt die hem wel vaker pestten. Later werd Walter
dood teruggevonden op de bodem van een verlaten mijnschacht. Hij was
gevallen of geduwd en voor dood achtergelaten. Het duurde dagen voor
zijn lichaam werd gevonden. De jongens waren waarschijnlijk in paniek
weggerend. Walter ‘was op het verkeerde moment op de verkeerde plek’.
Steve worstelde met paniekaanvallen als hij nieuwe plekken bezocht. Het
maakte niet uit of hij een nieuw gebouw in stapte, een nieuw restaurant
uitprobeerde of naar een nieuwe stad reisde. Steve dissocieerde in een voor
hem onbekende omgeving. Hij zei dat het dan voelt alsof hij ‘flauwvalt’, een
gevoel van duizeligheid waardoor het ‘vanbinnen zwart wordt’ en het voelt
alsof ‘de hemel instort’. Naast deze gevoelens ging ook zijn hart altijd als een
razende tekeer en begon hij heel erg te zweten. Hij kon uit zijn jeugd niets
bedenken wat deze extreme angst zou kunnen hebben veroorzaakt. Om
hem een veilig gevoel te geven, leefden zijn vrouw en kinderen samen met
hem als gevangenen binnen de zekerheid van bekend terrein. Ze gingen
niet op vakantie, niet naar nieuwe restaurants en deden niet aan
verrassingen.
Steve’s kerntaal: ‘Ik zal verdwijnen. Weggevaagd worden.’
Een blik in Steves familiegeschiedenis onthulde de reden van zijn gebrek
aan een gevoel van veiligheid. Vierenzeventig leden van zijn familie
kwamen om in de Holocaust. Ze werden letterlijk uit de vertrouwde
omgeving van hun huizen en dorpen waarin ze hun hele leven hadden
gewoond weggehaald en naar een ‘nieuwe plek’ – een concentratiekamp –
gebracht, waar ze systematisch werden vermoord. Toen hij zich bewust
werd van de band met zijn familieleden, begreep Steve waar de
paniekaanvallen die zijn leven beperkten vandaan kwamen. Na één sessie
verdween de angst. Hij omarmde een nieuw innerlijk beeld van zijn
familieleden waarin ze in vrede zijn en wensen dat hij zichzelf bevrijdt.
Steve opende de poorten met prikkeldraad en liep een nieuw leven
tegemoet, vol nieuwe ontdekkingen en avonturen.
Linda had net als Steve paniekaanvallen waardoor ze zich niet veilig
voelde. Ze hield zichzelf opgesloten in een gevangenis van angst. ‘De
wereld is geen veilige plek,’ zei ze. ‘Je moet niet laten zien wie je bent. Als
mensen te veel van je te weten komen, kunnen ze je pijn doen.’ Al zo lang
als ze zich kon herinneren, had ze nachtmerries waarin ze door vreemden
werd ontvoerd. Ze herinnerde zich dat ze als kind niet bij haar vriendin
wilde slapen. Zelfs toen ze al in de veertig was, ging Linda bijna nooit
ergens heen. Net als Steve leefde Linda in een gevangenis van angsten die
ze niet aan een bepaalde gebeurtenis uit haar kindertijd kon koppelen.
Toen ik naar haar familiegeschiedenis vroeg, herinnerde ze zich een
verhaal dat ze als klein meisje had gehoord. Het ging over de zuster van
haar oma, die in de Holocaust was omgekomen. Toen ze op onderzoek
ging, ontdekte ze dat haar oudtante in het huis van een van de buren zat
ondergedoken, tot iemand van buiten erachter kwam dat ze Joods was. De
zuster werd toen ‘door vreemden ontvoerd’ – nazisoldaten – en in een
greppel doodgeschoten.
Linda’s kerntaal: ‘De wereld is geen veilige plek. Je moet niet laten zien
wie je bent. Mensen kunnen je pijn doen.’
Door haar kerntaal naast de tragische ervaringen van haar oudtante te
leggen, kreeg Linda de context voor haar angstgevoelens. Ze visualiseerde
dat ze een gesprek met haar tante had, waarin haar tante aanbood om haar
te beschermen en haar een veilig gevoel te geven. Met dit nieuwe beeld kon
Linda haar angstgevoelens bij haar tante laten, bij wie ze ook hoorden.
Hoewel veel mensen geen familieleden hebben die stierven of leden
tijdens de Holocaust – of de Armeense genocide, de Killing Fields van
Cambodja, de door Stalin veroorzaakte hongersnood in Oekraïne,
massamoorden in China, Rwanda, Nigeria, El Salvador, voormalig
Joegoslavië, Syrië, Irak (de lijst gaat maar door) – kunnen de residuen van
oorlog, geweld, moord, verkrachting, onderdrukking, slavernij, verbanning,
gedwongen verhuizing en andere trauma’s waaronder onze voorouders
hebben geleden toch de vele angsten en zorgen waarvan we denken dat ze
bij ons horen in ons aanwakkeren. Onze kernzin kan de link zijn waarmee
we kunnen uitzoeken wat voorbij is en wat nu speelt.
Zachs overbruggingsvragen
– Wie in je familie beging een misdaad en is er nooit voor gestra?
– Wie vond dat hij doodgeschoten moest worden voor iets wat hij
had gedaan?
– Wie is er in je familie doodgeschoten, over wie de familie niet
kon rouwen?
Een van de eerste twee vragen moest wel in de roos zijn. De eerste vraag
bracht bij Zach een herinnering omhoog aan een gesprek dat hij als kind
had gehoord. Zachs opa, de vader van zijn moeder, was een hoge
ambtenaar binnen de regering van Mussolini, die verantwoordelijk was
geweest voor beslissingen die tot de dood van veel mensen hadden geleid.
Toen de oorlog in Italië ten einde liep, hee hij documenten kunnen
vervalsen, zijn identiteit kunnen veranderen en naar de vs kunnen
ontsnappen. De regeringsmedewerkers die achterbleven werden
gevangengenomen en voor het vuurpeloton gezet. Zachs opa had aan zijn
lot weten te ontsnappen. Hij had geluk gehad; of dat dacht hij in ieder
geval. Zonder dat hij het wist, werd zijn lot doorgegeven aan de
eerstgeboren jongen binnen de familie: zijn kleinzoon.
Zoals we in hoofdstuk 3 al zagen, leert Bert Hellinger ons dat iedereen
zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen lot en dat ieder van ons de gevolgen
van zijn lot moet dragen. Als we dit lot vermijden, weigeren of omzeilen,
zou een ander lid van ons systeem kunnen gaan proberen om de prijs te
betalen – vaak met zijn of haar eigen leven.
Zach had geprobeerd om de prijs voor de misdaden van zijn opa te
betalen. Dat was een erfenis met een hoge prijs, en Zach was zich er niet
van bewust dat hij die op zich had genomen. Hij dacht dat de drang om
doodgeschoten te worden uit hemzelf voortkwam. Hij dacht dat hij met
een afwijking was geboren en dat daar verder niets aan te doen was. Hij
had nooit overwogen dat hij zo diep door de familiegeschiedenis was
geraakt. Dat verband had hij nooit gelegd.
‘Bedoel je dat ik niet degene ben die dood moet?’ Zach was
stomverbaasd. ‘Bedoel je dat ik niet hoef te sterven?’
Door het vuurpeloton te ontlopen had Zachs opa het aantal doden dat
hij had veroorzaakt niet gecompenseerd. Twee generaties later deed Zach
zijn best om de zaak in balans te brengen door zijn eigen leven op te
offeren. Eerlijk was het niet, maar het gebeurde wel. En het was Zach bijna
gelukt.
Maar nu kon Zach het gevoel dat hij dood moest bij zijn opa laten. Hij
kon het nu een plek geven en dat maakte voor hem een enorm verschil.
Voor het eerst kon hij de gevoelens die wel en niet van hem waren van
elkaar onderscheiden. Wat eerder geïnternaliseerd was, kreeg nu een plek
buiten hem.
Zach had heel bewust een plan voor wanneer de oude gevoelens weer
de kop opstaken. Dan visualiseerde hij zijn opa en boog hij zijn hoofd uit
respect. Hij luisterde naar zijn opa die hem vertelde dat de ‘ik moet dood’-
gedachte bij hem hoorde, dat het zijn zorg was en dat Zach rustig en vredig
in en uit kon ademen. Zach stelde zich voor dat zijn opa in het hiernamaals
probeerde om alles recht te zetten wat hij de mensen die hij had laten
lijden had aangedaan. Het beeld dat Zach voor ogen had, ademde een
vredige verzoening.
Waarschijnlijk heb je er net als Zach nooit aan gedacht om je huidige
probleem te koppelen aan een traumatische gebeurtenis in de
familiegeschiedenis. Met je kernzin heb je een manier waarmee je dit kunt
doen. Spreek je kernzin nog een keer uit en stel jezelf deze twee vragen:
weet je zeker dat deze angst bij jou hoort? Is er iemand binnen je
familiesysteem die reden hee om hetzelfde te voelen?
Ook als je niets over je familiegeschiedenis weet, blij het pad naar
zeleling eenvoudig. Het zware werk heb je al gedaan: je hebt ontdekt wat
je grootste angst is. Hoewel je die angstgevoelens in je meedraagt, is de
angst zelf waarschijnlijk ontstaan door een traumatische gebeurtenis van
voor je geboorte, een gebeurtenis die de achterliggende oorzaak is van het
lijden van een van je ouders. Ook als je niet weet wat het is, merk je wel
dát het er is. Je voelt het.
April is een Afrikaans-Amerikaans quiltmaker. Toen ze begin veertig
was, zag ze een foto uit 1911 van een zwarte vrouw en haar zoon, aan hun
nek opgehangen aan een brug. Een aantal witte mannen, vrouwen en
kinderen stonden op de weg boven hen. Op dat moment veranderde Aprils
leven. Ze werd overweldigd door de gedachte aan en het beeld van
lynchen. ‘Ik kon niet stoppen met huilen,’ aldus April. ‘Dat hadden mijn
zoon en ik kunnen zijn.’ Vanaf de dag dat ze die foto zag, namen haar
angsten toe. ‘Het was alsof aan elke boom die ik zag een lichaam hing.’
Ik vroeg haar of ze wist of er in haar familie iemand opgehangen was.
Dat wist ze niet zeker. Eind 1800 werd haar opa, die het kind was van een
zwarte man en een witte vrouw, samen met zijn zus langs de kant van de
weg achtergelaten. Haar familie nam haar opa op, maar zijn zus niet.
Niemand weet wat er met de zuster van de opa of met zijn vader is
gebeurd.
De geschiedenis leert ons dat zwarte mannen vaak gestra werden als ze
seksuele relaties hadden met witte vrouwen. Maar de witte slavenhouders
zorgden wel gewoon voor de kinderen die ze verwekten bij de vrouwen die
ze gevangenhielden. Een onderzoek uit 2016 vond hier genetische bewijzen
voor in het DNA van nu nog levende Afrikaanse-Amerikanen. Het DNA
bevat sporen van Europese aomst, die konden worden gedateerd uit de
periode van de slavernij, waardoor wetenschappers konden bevestigen wat
allang algemeen bekend was.1
Hoewel April niet met zekerheid kon vertellen of haar opa’s vader of
zuster, of iemand anders in de familie, was gelyncht, vermoedde ze dit wel.
In ieder geval droeg ze het residu in zich van een collectief trauma dat ze
deelde met andere Afrikaans-Amerikanen met eenzelfde soort angst.
April voelde zich genoodzaakt om alle gedocumenteerde gevallen van
Afrikaans-Amerikaanse mannen, vrouwen en kinderen die in Amerika
waren gelyncht tussen 1865 en 1965 te onderzoeken. Ze stuitte op de
namen van meer dan vijfduizend mensen en borduurde ze allemaal met
een gouden draad op een zwarte quilt. Met iedere naam die ze toevoegde,
had April het gevoel dat er weer een ziel eindelijk rust kon vinden. Na drie
jaar was de quilt af, hij woog inmiddels bijna zes kilo, en April voelde zich
eindelijk vrij.
Van alle hulpmiddelen die je in dit boek aangereikt krijgt, is de zin die je
grootste angsten beschrij – je kernzin – het meest directe pad om
onverwerkt familietrauma aan het licht te brengen. De kernzin brengt je
niet alleen bij de bron van je angst, maar verbindt je ook met de gevoelens
van onverwerkt familietrauma die nog in je lichaam aanwezig kunnen zijn.
Met de bron in zicht, kan de angst verminderen. Hier zijn de belangrijkste
tien eigenschappen van de kernzin.
SCHRIJFOEFENING 9
MAAK JE KERNTAALKAART
– Schrijf je kernklacht op. Hier volgt als voorbeeld de kernklacht van Mary, van wie de
oudere broer doodgeboren werd. Hij kreeg nooit een naam en er wordt nooit over
hem gesproken: ‘Ik hoor er niet bij. Het voelt alsof ik hier niet thuishoor. Het lijkt wel
alsof ik onzichtbaar ben. Niemand ziet me. Ik voel me een toeschouwer, maar geen
onderdeel van het leven.’
– Schrijf je kernomschrijvingen over je moeder en vader op. Dit zijn Mary’s
kernomschrijvingen:
– *Mam was lief, kwetsbaar, zorgzaam, depressief, bezorgd en afwezig. Ik neem haar
kwalijk dat ze er nooit voor me was. Ik had het gevoel dat ik voor haar moest zorgen.
– *Pap was grappig, eenzaam, afstandelijk, vaak weg en een harde werker. Ik neem hem
kwalijk dat hij er zo weinig was.
– Schrijf je kernzin op; je grootste angst. Dit is Mary’s grootste angst: ‘Ik zal me altijd
alleen en een buitenstaander voelen.’
Je hebt nu alle kerntaal die je nodig hebt verzameld voor de vierde en
laatste stap, namelijk hoe je je kerntrauma in je familie aan het licht brengt.
9
HET KERNTRAUMA
L
aten we nu alle stukjes van onze kerntaalkaart aan elkaar leggen.
Inmiddels hebben we geleerd om de kerntaaljuwelen uit onze
kernklacht te halen. We hebben ook geleerd om onze kernomschrijvingen
te analyseren en dat de bijvoeglijke naamwoorden die we gebruiken om
onze ouders te beschrijven vaak meer over ons zeggen dan over hen.
Daarnaast hebben we geleerd dat de zin waarin onze grootste angst tot
uiting komt, onze kernzin, ons terug kan leiden naar het trauma in ons
familiesysteem. Het laatste wat we moeten leren is hoe we een brug
kunnen bouwen om bij ons kerntrauma te komen, het onverwerkte trauma
uit onze jeugd of familiegeschiedenis.
Achtereenvolgens zijn dit de vier hulpmiddelen van de kerntaalkaart: de
kernklacht, de kernomschrijvingen, de kernzin en het kerntrauma. We
kunnen het kerntrauma op twee manieren naar boven halen: met een
genogram (een diagram van een stamboom), of met een
overbruggingsvraag.
DE OVERBRUGGINGSVRAAG
In het vorige hoofdstuk hebben we bij Zach gezien dat je door een
overbruggingsvraag te stellen bij het onderliggende trauma kunt komen.
Een overbruggingsvraag kan het familielid oproepen van wie we onze
kernzin hebben geërfd. Omdat onze kernzin uit een vorige generatie kan
stammen, kan het vaststellen van de rechtmatige eigenaar vrede en inzicht
schenken, niet alleen voor ons, maar ook voor onze kinderen.
De overbruggingsvraag van Zach was: ‘Wie in onze familie hee een
misdaad gepleegd zonder dat hij of zij ervoor gestra is?’ Deze leidde ons
naar zijn opa, die als een hoge ambtenaar in de regering van Mussolini veel
mensen groot lijden had bezorgd. Je kunt je waarschijnlijk voorstellen dat
er nauwelijks of nooit werd gepraat over wat de opa tijdens de oorlog had
gedaan.
Eenvoudig gezegd is de overbruggingsvraag een vraag die het heden met
het verleden verbindt. Het opdiepen van je grootste angstgevoelens kan je
bij de persoon binnen je familiesysteem brengen die redenen had om
hetzelfde te voelen als jij.
Stel dat je grootste angst is dat je ‘een kind kwaad zult doen’, zet die dan
om in een vraag. Denk aan alle relevante combinaties die tot
angstgevoelens hebben kunnen leiden die door een afstammeling binnen
de familie zijn overgedragen.
Mogelijke overbruggingsvragen
– Wie in je familiesysteem zou zich schuldig kunnen voelen over
wat hij/zij een kind hee aangedaan of omdat hij/zij het kind
geen veiligheid kon bieden?
– Wie zou zichzelf verantwoordelijk kunnen hebben gehouden
voor de dood van een kind?
– Wie zou zich schuldig kunnen voelen voor daden en beslissingen
waaronder een kind geleden hee?
– Welk kind in je familiesysteem werd beschadigd, verwaarloosd,
afgestaan of mishandeld?
Een of meer van deze vragen zullen je waarschijnlijk naar de bron van je
angst leiden. Maar die bron is niet altijd direct te vinden. Veel ouders en
grootouders houden de familiegeschiedenis vaak goed verzegeld, waardoor
waardevolle informatie voor altijd verloren kan zijn gegaan.
Als mensen diep lijden, proberen ze vaak afstand te nemen van hun
emotionele pijn door deze te vermijden. Ze denken dat ze zichzelf en hun
kinderen hiermee beschermen. Maar de pijn ontkennen maakt hem alleen
maar erger. Wat verborgen gehouden wordt, neemt vaak toe in intensiteit.
Familiepijn doodzwijgen is bijna nooit een effectieve strategie voor de
heling ervan. Het lijden zal later weer de kop opsteken en vaak tot uiting
komen in de angsten of symptomen van een latere generatie.
Ook als je er niet achter kunt komen wat er in je familie is gebeurd, kun
je toch je kerntaalkaart afmaken. Je kernzin zal je de nodige aanwijzingen
geven om je naar een familietrauma te leiden. Je overbruggingsvraag zal
genoeg punten met elkaar verbinden, ook als specifieke details vaag zijn of
ontbreken.
De enige informatie die Lisa had, was dat haar grootouders vanuit de
Karpaten in Oekraïne naar de vs waren gekomen. Ze waren gevlucht voor
de hongersnood daar en spraken nooit over alle ellende die ze hadden
meegemaakt. De kinderen wisten dat ze hier ook nooit naar moesten
vragen.
Lisa’s moeder was het jongste kind en de enige die in de vs was geboren.
Hoewel Lisa’s moeder ook niet op de hoogte was van de details, vermoedde
ze dat enkele kinderen de reis niet hadden overleefd. Door deze geringe
informatie kon Lisa de angst die ze in zich droeg toch beter begrijpen. Ze
begreep dat de zin ‘mijn kind zal doodgaan’ hoogstwaarschijnlijk bij haar
grootouders thuishoorde. Doordat ze dit verband legde, werd de intensiteit
van de angst direct minder. Lisa ging zich minder zorgen maken en kon
meer van haar kinderen genieten.
Als je je overbruggingsvragen stelt, kun je op een traumatische
familiegebeurtenis stuiten die nooit helemaal verwerkt is. Je kunt oog in
oog komen te staan met familieleden die verschrikkelijk geleden hebben.
Mogelijk draag jij de gevolgen hiervan in je mee.
HET GENOGRAM
In het genogram is goed te zien dat het gevoel gek te worden niet in de
huidige generatie bij Ellie ontstond. Ellies oudtante werd op achttienjarige
leeijd in een instelling opgenomen en stierf alleen en vergeten. Niemand
in de familie zei ooit haar naam of vertelde haar verhaal. Ellie wist
helemaal niet dat haar oma broers en zussen had en hee dit alleen
kunnen achterhalen door te blijven vragen.
Interessant is dat de oudtante op haar achttiende in een ziekenhuis
werd opgenomen, de leeijd waarop de overgrootmoeder de brand
veroorzaakte waarbij haar baby overleed. Met dit overzicht over drie
generaties kon Ellie meer inzicht krijgen in haar eigen situatie. Van wie
waren de gevoelens van krankzinnigheid die de oudtante had herbeleefd?
En belangrijker: welk verhaal probeerde Ellie aan het licht te brengen door
dezelfde angst te delen? Met het genogram op tafel kreeg Ellie een
helderder zicht op haar verborgen familiegeschiedenis.
Bij Ellie ontstond de angst om gek te worden toen ze achttien werd en
ze haar middelbareschooldiploma had gehaald. Deze angst had haar
levenskracht uitgeput en leidde haar nu naar zelfontdekking. Hoe langer ze
het genogram bestudeerde, hoe duidelijker de verbanden werden.
Ellie herinnerde zich dat haar moeder haar vertelde dat ze het eerste
jaar na Ellies geboorte last had van een postnatale depressie. Uit het lijden
van Ellies moeder bleek dat ook zij het trauma van de overgrootmoeder
had meegekregen. Ellies moeder bekende dat ze er direct na Ellies geboorte
van overtuigd was dat er iets verschrikkelijk verkeerd zou gaan. Ze was
vooral doodsbang dat ze onbewust iets zou doen waardoor Ellie zou
overlijden. Tijdens de zwangerschap kreeg ze last van onverdraaglijke
angstgevoelens en die werden na Ellies geboorte nog heviger. Ellies moeder
bracht de depressie nooit in verband met wat er binnen haar familie was
gebeurd. Waar binnen de familie niet bewust over werd gesproken, uitte
zich onbewust in de angsten, gevoelens en het gedrag van de familieleden.
SCHRIJFOEFENING 11
MAAK JE EIGEN GENOGRAM
Gebruik vierkanten voor mannen en cirkels voor vrouwen. Geef je familieleden hun plek,
samen met de grote trauma’s en zware problemen waarmee ze in hun leven te maken
kregen. Gebruik een blanco A4 voor deze oefening en schrijf je kernzin bovenaan.
Ga ontspannen zitten en bekijk je genogram. Focus niet op iets specifieks,
maar neem het geheel in je op. Absorbeer de energie van beide kanten van
je familie. Voel het gewicht, de lichtheid of de zwaarte van de emoties
waarbinnen je bent geboren. Vergelijk je vaderlijke met je moederlijke lijn.
Welke kant voelt zwaarder? Welke kant gee meer een bedrukkend gevoel?
Kijk naar de traumatische gebeurtenissen. Wie leed onder het zwaarste lot?
Wie had het moeilijkste leven? Wat vonden de andere familieleden van
deze persoon? Over wie of wat werd binnen je familie nauwelijks
gesproken? Maak je geen zorgen als de informatie die je hebt niet volledig
is. Laat je leiden door je gedachten, gevoelens en lichamelijke
gewaarwordingen.
Spreek nu je kernzin hardop uit. Wie in de familie zou deze gevoelens
herkennen? Wie kan er met dezelfde emoties hebben geworsteld? De kans
bestaat dat je kernzin al lang voor je geboorte bestond.
Graag stel ik Carole aan je voor. Haar kernzin ontstond bij haar oma.
Vanaf haar elfde had Carole last van overgewicht. Als volwassene woog ze
voortdurend rond de 135 kilo. Toen ze 38 was, was ze op haar zwaarst.
Carole had heel weinig relaties gehad en was nooit getrouwd geweest.
Carole vertelde dat ze ‘gesmoord’ en ‘verstikt’ werd door haar gewicht en
dat ze zich door ‘haar lichaam verraden voelde’. We merken direct dat haar
kerntaal het uitschreeuwt om ontcijferd te worden, alsof iets binnen haar
familie een oplossing zoekt. Met wat we inmiddels over kerntaal weten,
kunnen we nu de overbruggingsvragen stellen: wie in de familie voelde
zich door haar lichaam verraden? Wie voelde zich gesmoord? Wie voelde
zich verstikt?
Carole legde uit: ‘Ik ontwikkelde me al vroeg, veel vroeger dan de
andere meisjes. Ik werd op mijn elfde ongesteld en kreeg toen al een grote
hekel aan mijn lichaam. Omdat het zich al zo vroeg ontwikkelde, had ik
het gevoel dat ik door mijn lichaam verraden werd. Vanaf toen werd ik
steeds zwaarder.’
Opnieuw horen we hier het boeiende gegeven dat iemand zich door
haar lichaam verraden voelt. En we krijgen een nieuwe aanwijzing: Carole
voelde zich door haar lichaam verraden toen het een vrouwenlichaam
werd, een lichaam waarin nieuw leven in de baarmoeder kon ontstaan.
Als we deze nieuwe informatie bij de rest voegen, komen er meer
overbruggingsvragen omhoog: welke vrouw in Caroles familie voelde zich
verraden door haar baarmoeder? Wat voor verschrikkelijks zou er met
Carole kunnen gebeuren als ze een vrouw of zwanger zou worden?
Alle vragen zijn tot nu toe precies in de roos, alleen weten we dat nu
nog niet.
Voeg Caroles grootste angst hier nog aan toe: ‘Ik blijf helemaal alleen,
zonder wie dan ook’.
Honderdvijfendertig kilo zwaar en geïsoleerd van anderen, was Carole
al een heel eind op weg om haar grootste angst tot werkelijkheid te maken.
Laten we alle puzzelstukjes nu eens bij elkaar leggen en naar Caroles
kerntaalkaart kijken. We moeten niet vergeten dat Caroles angsten
begonnen toen haar baarmoeder vruchtbaar werd. Hier zijn de woorden
die ze gebruikte, de woorden die haar kerntaalkaart vormen.
CAROLES KERNTAALKAART
Een mens is een onderdeel van het geheel […] [hoewel] hij
zichzelf, zijn gedachten en gevoelens als afgescheiden van de rest
ervaart – een soort optische waanvoorstelling van zijn
bewustzijn.
– Albert Einstein aan Robert S. Marcus, 12 februari 1950
D
e optische waanvoorstelling waar Einstein over spreekt, is het idee
dat we afgescheiden zijn van de mensen om ons heen en van
iedereen die vóór ons kwam. Maar zoals we steeds weer hebben gezien,
zijn we verbonden met de mensen in onze familiegeschiedenis van wie de
onverwerkte trauma’s onze erfenis zijn geworden. Zolang we ons niet
bewust zijn van deze verbinding, kunnen we gevangen blijven in gevoelens
en gewaarwordingen die bij het verleden horen. Maar als we onze
familiegeschiedenis in ogenschouw nemen, worden de paden die naar
vrijheid leiden verlicht.
Soms volstaat het als we het verband tussen onze ervaring en een
onverwerkt trauma in onze familie hebben gevonden. We zagen dit in het
voorafgaande hoofdstuk bij Carole. Toen ze de link tussen de gevoelens in
haar kerntaal en het trauma in haar familie eenmaal had gelegd, begon
haar lichaam meteen te trillen, alsof ze dat wat bij het verleden hoort van
zich af wilde schudden. Voor Carole was alleen al het besef voldoende om
een diep fysieke reactie te veroorzaken die ze tot in haar kern kon voelen.
Soms moeten we het bewustzijn van wat er is gebeurd in onze familie
koppelen aan een oefening of ervaring die voor bevrijding of voor een
grotere ontspanning in ons lichaam kan zorgen.
SCHRIJFOEFENING 12
SLUIT VREDE MET JE FAMILIEGESCHIEDENIS
– Schrijf de kerntaal op met de grootste emotionele lading, of die de he igste emoties
in je oproept als je de woorden hardop uitspreekt.
– Schrijf ook de traumatische gebeurtenis of gebeurtenissen op die met deze kerntaal
verbonden zijn.
– Maak een lijst met alle mensen die door deze gebeurtenis zijn geraakt. Wie werd het
diepst geraakt? Je moeder? Je vader? Een grootouder? Een oom? Een tante? Wie
wordt er niet erkend of doodgezwegen? Is er een broer of zus die voor adoptie werd
afgestaan of is gestorven? Verliet een (over) grootouder de familie of overleed die
persoon jong of hee hij/zij heel erg geleden? Was een (groot) ouder al eerder
getrouwd? Wordt die persoon ook erkend binnen je familie? Is er iemand buiten je
familie die veroordeeld, buitengesloten of beschuldigd werd omdat hij /zij een
familielid kwaad had gedaan?
– Beschrijf wat er is gebeurd. Welke beelden komen er omhoog terwijl je dit schrij ?
Neem even de tijd en visualiseer wat ze mogelijk hebben gevoeld of meegemaakt.
Wat gebeurt er in je lichaam als je hieraan denkt?
– Zijn er familieleden tot wie je je specifiek aangetrokken voelt? Heb je het gevoel dat
je emotioneel opgezogen wordt? Resoneert dit in je lichaam? Waar in je lichaam voel
je dit? Is dit een plek die je goed kent? Ervaar je een gevoeligheid of symptomen in
hetzelfde gebied?
– Leg je hand op die plek en vul het gebied met je adem.
– Visualiseer het familielid of -leden die bij deze gebeurtenis betrokken was/waren.
Zeg tegen hen: ‘Je bent belangrijk. Ik zal iets zinvols doen om je te eren. Ik zal ervoor
zorgen dat dit drama tot iets goeds leidt. Ik zal mijn leven zo volledig mogelijk leven.
Dit is wat ik voor je kan doen.’
– Maak je eigen taal waaruit de unieke band spreekt die je met deze persoon of
personen hebt.
Een man die in mijn praktijk kwam besee dat hij onbewust de
eenzaamheid en verlatenheid van zijn verstoten opa had overgenomen. Hij
sprak deze woorden: ‘Net als jij voel ik me verlaten en alleen. Ik besef dat
dit helemaal niet bij mij hoort. Ik weet dat dit niet is wat je me toewenst.
En ik weet ook dat het je verdriet doet om me zo te zien lijden. Van nu af
aan zal ik mijn leven in verbondenheid met de mensen om me heen leven.
Zo zal ik je eren.’
Een andere cliënt begreep dat ze onbewust de relationele fouten en het
verdriet van haar moeder en oma had overgenomen. Ze zei dit: ‘Mam,
alsjeblie, wens dat ik gelukkig word met mijn man, ook al was je zelf niet
gelukkig met papa. Om jou en papa te eren zal ik de liefde tussen mij en
mijn man koesteren, zodat jullie allebei kunnen zien dat het me goed gaat.’
Een jonge vrouw die ooit mijn cliënt was, besee dat ze al zo lang als ze
zich kon herinneren angstig en gespannen was. Tegen haar moeder, die
overleed tijdens haar geboorte, zei ze: ‘Steeds als ik angstig word, voel ik dat
je me toelacht, me steunt en me het allerbeste wenst. Steeds als ik de adem
door me heen voel gaan, voel ik dat je bij me bent en weet ik dat je blij
bent voor me.’
– Zet een foto op het bureau. Een man die besee dat hij de
schuldgevoelens van zijn opa herbeleefde, zette een foto van hem
op zijn bureau. Hij ademde uit en visualiseerde dat hij de
schuldgevoelens bij zijn opa liet. Steeds als hij dit ritueel
herhaalde, voelde hij zich vrijer en lichter.
– Steek een kaars aan. Een vrouw had geen enkele herinnering aan
haar vader, omdat hij overleed toen ze nog een baby was. Op
negenentwintigjarige leeijd, de leeijd waarop haar vader
overleed, was ze volkomen van haar man vervreemd. Onbewust
deelde ze de verbroken verbintenis van haar vader met zijn
familie. Ze stak twee maanden lang iedere avond een kaars aan
en visualiseerde dat de vlam van de kaars een opening brandde
waardoor de twee zich met elkaar konden herenigen. Ze sprak
met haar vader en voelde de troostende werking van zijn
aanwezigheid. Aan het eind van het ritueel waren haar gevoelens
van afgescheidenheid verminderd en was er een nieuw gevoel
van een liefdevolle vader die voor haar zorgt in haar gegroeid.
– Schrijf een brief. Een man die de relatie met zijn verloofde in hun
studententijd heel abrupt verbrak, kreeg hier twintig jaar later
last van. Hij had gehoord dat zij een jaar nadat hij was
weggegaan was overleden. Hoewel hij begreep dat ze zijn brief
nooit zou kunnen ontvangen, schreef hij haar om zich te
verontschuldigen voor zijn nalatigheid en onverschilligheid. In de
brief schreef hij: ‘Het spijt me heel erg. Ik weet hoeveel je van me
hield en hoezeer ik je gekwetst heb. Het moet heel erg voor je
zijn geweest. Het spijt me verschrikkelijk. Ik weet dat ik deze
brief nooit aan je zal kunnen geven, maar ik hoop dat je mijn
woorden zult ontvangen.’ Na het schrijven van de brief kende de
man een gevoel van vrede en afronding dat hij niet kon
verklaren.
– Hang een foto boven het bed. Een vrouw die haar moeder haar
hele leven buitengesloten had, besee dat een vroege scheiding
doordat zij in een couveuse moest haar wantrouwend had
gemaakt en niet in staat om de liefde van haar moeder te
ontvangen. Ze ging ook begrijpen dat het buitensluiten van haar
moeder de blauwdruk was geworden voor het buitensluiten van
relaties. Ze hing een foto van haar moeder aan de muur boven
haar kussen en vroeg haar moeder om haar iedere nacht vast te
houden terwijl ze sliep, waardoor haar defensieve houding
verzachtte. Terwijl ze in bed lag, voelde ze dat haar moeder haar
streelde. Ze omschreef haar moeders liefde als een energiestroom
die haar kracht gaf. Binnen enkele weken voelde ze zich bij het
wakker worden meer op haar gemak in haar eigen lichaam.
Binnen enkele maanden kon ze haar moeders steun de hele dag
door als een fysieke gewaarwording ervaren. Na een jaar merkte
ze dat er meer mensen op een wezenlijke manier in haar leven
kwamen. (De moeder van de vrouw leefde nog, maar deze
oefening werkt ook heel goed als de ouder niet meer lee.)
– Creëer een ondersteunend beeld. Een jongen kreeg op zevenjarige
leeijd plotseling last van angstaanvallen, die ervoor zorgden dat
hij de haren boven op zijn hoofd begon uit te trekken; een
aandoening die trichotillomanie wordt genoemd. Zijn angsten
bleken uit de familiegeschiedenis voort te komen. Toen zijn
moeder zeven jaar oud was, zag ze hoe haar moeder plotseling
overleed als gevolg van een hersenaneurysma. Haar verdriet was
zo groot dat zijn moeder nooit over zijn oma sprak. Toen zijn
moeder vertelde wat er was gebeurd, kon hij onmiddellijk
ontspannen. Ze vroeg hem om zich zijn oma als een
beschermengel voor te stellen die hen beiden beschermt. Ze liet
hem een aeelding zien van een halo en liet hem visualiseren
dat zijn oma’s liefde een halo was die zijn hoofd streelde. Steeds
als hij de bovenkant van zijn hoofd aanraakte, kreeg hij een heel
vredig gevoel. Vanaf die dag hee hij geen haren meer
uitgetrokken.
– Trek een grens. Een andere vrouw voelde als kind de zware,
verantwoordelijke last voor het geluk en welzijn van haar aan
alcohol verslaafde moeder. Dit zorgen voor anderen bleef ook in
haar volwassen leven een patroon, waardoor ze nauwelijks zorg
en steun van anderen kon ontvangen. Ze had grote moeite met
relaties, omdat ze zich verantwoordelijk voelde voor de gevoelens
van anderen en tegelijkertijd verstikte onder hun behoeen. Als
dagelijkse oefening ging ze op de grond zitten en trok met garen
een cirkel om zich heen. Zo bakende ze ruimte voor zichzelf af,
waardoor ze al veel gemakkelijker kon ademen. In een innerlijk
gesprek zei ze tegen haar moeder: ‘Mam, dit is mijn ruimte. Jij
bent daar en ik ben hier. Toen ik klein was, zou ik er alles voor
over hebben gehad om je gelukkig te maken, maar ik kon het
gewoon niet aan. Nu heb ik het gevoel dat ik iedereen gelukkig
moet maken, waardoor ik me heel benauwd ga voelen als
mensen dichterbij komen. Mam, van nu af aan bevinden jouw
gevoelens zich daar bij jou, terwijl mijn gevoelens hier bij mij
zijn. Binnen deze grenzen erken ik mijn eigen gevoelens, zodat ik
mezelf niet hoef te verliezen als ik me met een ander verbonden
voel.’
Als een ouder verdween toen je nog heel jong was, of je hee afgestaan en
door anderen hee laten opvoeden, kan de pijn onoverkomelijk zijn. Dit
vertrek wordt vaak onbewust een blauwdruk voor de vele afwijzingen en
keren dat je verlaten wordt later in het leven. De pijncirkel moet
doorbroken worden. Zolang we leven met het gevoel dat ons iets is
aangedaan of dat we een slachtoffer zijn, zal dit patroon zich
hoogstwaarschijnlijk blij – ven herhalen. Lees de volgende zinnen en
visualiseer dat je ze uitspreekt tegen een ouder van wie je vervreemd bent
of die je nooit hebt gekend.
– Als het voor jou beter was te vertrekken of mij af te staan, dan
begrijp ik dat.
– Ik zal je niet langer de schuld blijven geven, want ik besef dat we
daardoor allebei gevangen blijven.
– Ik ontvang van anderen wat ik nodig heb en zal ervoor zorgen
dat er iets goeds voortkomt uit wat er is gebeurd.
– Ik zal kracht putten uit wat er tussen ons is gebeurd.
– Wat er is gebeurd hee me een kracht gegeven waarop ik kan
vertrouwen.
– Dank je dat je me het leven hebt gegeven. Ik beloof je dat ik het
niet zal verspillen of vergooien.
Terwijl sommige mensen hun ouder afgewezen hebben, zijn anderen juist
zodanig met een ouder versmolten dat de eigen identiteit verduistert en de
individualiteit verdort. In de versmolten relatie hebben we waarschijnlijk
de mogelijkheden voor zelfdefinitie laten liggen of zijn we onze eigen
grenzen en gevoelens kwijtgeraakt. Als dit voor jou geldt, is het goed om de
volgende zinnen te lezen alsof je ze je moeder of vader hoort zeggen. Beeld
je in dat de woorden met zijn of haar stem uitgesproken worden, terwijl je
je lichaam openstelt om ze te ontvangen. Let op welke woorden of zinnen
je het diepst raken.
Stel je voor dat je ouder een of meer van deze zinnen tegen je zegt:
Stel je voor dat je een of meer van deze zinnen tegen een ouder zegt:
N
iet alle kerntaal is aomstig van vorige generaties. De
overweldigende ervaringen van kinderen die van hun moeder
gescheiden zijn, hebben een heel eigen kerntaal. Deze scheiding is een van
de meest indringende en vaak vergeten trauma’s in het leven. Als we een
aanzienlijke breuk in de hechtingsband met onze moeder hebben ervaren,
kan er uit onze woorden een diep verlangen, grote angst en frustratie
spreken, die onzicht-baar blijven en niet helen.
In eerdere hoofdstukken beschreef ik dat de manier waarop het leven
door onze ouders aan ons wordt doorgegeven in wezen een blauwdruk
vormt voor de manier waarop wij ons leven proberen te begrijpen. Deze
blauwdruk begint in de baarmoeder en krijgt al vorm voordat we geboren
worden. In deze tijd is onze moeder onze hele wereld en als we eenmaal
geboren zijn, zijn haar aanraking, blik en geur ons contact met het leven
zelf.
Zolang we te klein zijn om het leven te kunnen begrijpen, krijgen we
onze ervaringen gedoseerd van onze moeder terug, zodat we ze kunnen
verteren en verwerken. In een ideale wereld staat haar gezicht bezorgd als
we huilen en als we lachen straalt ze van geluk, en zo weerspiegelt ze al
onze expressies. Als onze moeder goed op ons is afgestemd, gee ze ons
een gevoel van veiligheid, eigenwaarde en geborgenheid via haar tedere
aanraking, de warmte van haar huid, haar voortdurende aandacht en ook
via haar lieve glimlach. Ze vult ons met al het ‘goede’ in haar, waardoor we
een reservoir aan ‘goede gevoelens’ in onszelf opbouwen.
Tijdens onze eerste jaren moeten we ons reservoir met voldoende van
dit ‘goede’ vullen, zodat we erop kunnen vertrouwen dat de goede
gevoelens ook in ons blijven als we tijdelijk de weg kwijt zijn. Als ons
reservoir voldoende gevuld is, kunnen we erop vertrouwen dat het leven in
orde is, ook al zijn er perioden waarin we van het pad af raken. Als we
weinig tot niets van dit ‘goede’ van onze moeder krijgen, kan het gebeuren
dat we helemaal geen vertrouwen in het leven hebben.
De beelden die we hebben van ‘moeder’ en ‘leven’ hangen op vele
niveaus met elkaar samen. Idealiter voedt een moeder ons en zorgt ze voor
onze veiligheid. Ze troost ons en gee ons wat we nodig hebben, zodat we
kunnen overleven zolang we te klein zijn om die dingen aan onszelf te
geven. Als er zo voor ons gezorgd wordt, vertrouwen we op het gevoel dat
we veilig zijn en dat het leven ons zal geven wat we nodig hebben. Als we
regelmatig ervaren hebben dat onze moeder ons genoeg gee van wat we
nodig hebben, leren we dat we onszelf ook kunnen geven wat we nodig
hebben. In wezen ervaren we dat we ‘genoeg’ zijn om onszelf ‘genoeg’ te
kunnen geven. Het leven als geheel lijkt ons te geven wat we nodig hebben.
Als de verbinding met onze moeder vrijuit stroomt, lijken een goede
gezondheid, geld, succes en liefde vaak ook onze kant op te komen.
Als de vroege hechtingsband met onze moeder onderbroken wordt, kan
een donkere wolk van angst, tekort of wantrouwen onze
standaardinstelling worden. Bij een permanent verbroken band (zoals bij
een adoptie) of een tijdelijke breuk die nooit volledig is hersteld, kan de
kloof tussen moeder en kind de voedingsbodem worden voor veel
problemen in het leven. Blij de band gebroken, dan lijken we onze
levensader te verliezen. Het is alsof we in stukken breken en door onze
moeder weer in elkaar gezet moeten worden.
Als de breuk slechts tijdelijk is, is het belangrijk dat onze moeder stabiel,
aanwezig en uitnodigend blij na de hereniging. De ervaring haar te
verliezen kan zo verschrikkelijk zijn dat we terughoudend zijn om ons
opnieuw te verbinden, of ons hier zelfs tegen verzetten. Als ze onze
terughoudendheid niet kan verdragen, of deze interpreteert als een
afwijzing, kan ze defensief of afstandelijk reageren, waardoor de band
tussen ons geknakt en gebroken blij. Misschien zal ze nooit begrijpen
waarom ze die afstand tussen ons voelt en in gevoelens van zelwijfel,
teleurstelling en onzekerheid over haar kwaliteiten als moeder blij hangen
– of erger: ze is snel geïrriteerd en boos op ons. Een kloof die niet heelt kan
het fundament onder onze toekomstige relaties behoorlijk laten schudden.
Heel belangrijk is dat we deze vroege ervaringen niet in ons geheugen
kunnen terugvinden. Tijdens de zwangerschap, babyperiode en vroege
kindertijd zijn onze hersenen nog niet zo ver ontwikkeld dat ze onze
ervaringen in verhaalvorm kunnen omzetten en ze herinneringen kunnen
worden. Zonder de herinneringen kunnen onze onvervulde verlangens
zich onbewust uiten in de vorm van behoeen, begeerten en hunkeringen
die we proberen te bevredigen door weer van baan te veranderen, weer een
vakantie, nog een glas wijn, en zelfs met weer een nieuwe partner. Hieraan
gerelateerd kunnen de angsten en vrees als gevolg van een vroege scheiding
onze werkelijkheid vervormen, waardoor lastige en ongemakkelijke
situaties enorme rampen en levensbedreigend lijken.
Verliefdheid kan heige emoties ontketenen, omdat dit ons op
natuurlijke wijze terugbrengt naar de vroege ervaringstijd met onze
moeder. Vaak hebben we dezelfde gevoelens voor onze partner als we voor
onze moeder hadden. We ontmoeten een speciaal iemand en zeggen tegen
onszelf: ‘Eindelijk heb ik iemand gevonden die voor me zal zorgen, iemand
die ál mijn verlangens en ál mijn behoeen zal bevredigen.’ Maar dit zijn
slechts de gevoelens van een kind dat de nabijheid wil herbeleven die het
kreeg of wilde krijgen van zijn moeder.
Veel mensen verwachten onbewust van hun partner dat hij of zij de
behoeen vervult die hun moeder niet kon vervullen. Deze verkeerd
gerichte verwachting is een recept voor mislukking en teleurstelling. Als je
partner zich als een ouder gaat gedragen en probeert om je onvervulde
verlangens te bevredigen, verdwijnt de romantiek het raam uit. Bevredigt je
partner je onvervulde verlangens niet, dan kun je je verraden of
verwaarloosd gaan voelen.
Een vroege scheiding van onze moeder kan onze stabiliteit in een
liefdesrelatie ondermijnen. Onbewust kunnen we bang zijn dat de
intimiteit zal verdwijnen of zal aalven. Als antwoord klampen we ons aan
onze partner vast zoals we ons aan onze moeder hebben vastgehouden, of
we nemen afstand van onze partner omdat we ervan uitgaan dat de
intimiteit zal verdwijnen. Vaak doen we allebei in een relatie, waardoor
onze partner het gevoel kan krijgen dat hij of zij vastzit in een emotionele
achtbaan waar geen einde aan komt.
Deze vroege scheidingen creëren net als de andere trauma’s die we in dit
boek hebben onderzocht een omgeving waarin kerntaal goed kan gedijen.
In geval van een onderbroken band, horen we vaak woorden waar een
verlangen naar verbinding uit spreekt en daarnaast ook woede, oordelen,
kritiek of cynisme.
Wanda’s eenzaamheid
Wanda was 62 en depressief. Ze had drie gebroken huwelijken achter de
rug, een alcoholverslaving en veel eenzame nachten. Rust en vrede kende
ze eigenlijk niet in haar leven. De kernomschrijvingen spraken boekdelen.
Wanda’s kernomschrijving: ‘Mijn moeder was kil, terughoudend en
afstandelijk.’
Laten we eens kijken naar de gebeurtenis die deze kerntaal veroorzaakt
hee. Vóór Wanda’s geboorte overkwam haar moeder Evelyn iets
rampzaligs. Terwijl ze haar pasgeboren babymeisje voedde, viel ze per
ongeluk in slaap en rolde boven op het kindje, waardoor dit stikte. Toen ze
wakker werd lag Gail, het oudere zusje dat Wanda nooit zou kennen, dood
in haar armen. Terwijl ze ontroostbaar was bedreven haar man en zij de
liefde, waardoor ze zwanger werd van Wanda. De nieuwe zwangerschap
was het antwoord op al haar gebeden. Hierdoor konden ze weer
vooruitkijken en het verleden achter zich laten. Maar zo’n verleden vergeet
je niet. De verschrikkelijke dood van Gail en de bijbehorende
schuldgevoelens doordrongen iedere vezel van Evelyns moederschap. Het
beïnvloedde de band met haar nieuwe kind en beperkte de consistentie en
beschikbaarheid van haar liefde.
Wanda dacht dat haar moeders afstandelijkheid op haar persoonlijk was
gericht. Ieder klein meisje in haar situatie zou hetzelfde hebben gedacht.
Wanda herinnerde zich dat ze als klein kind vastgehouden werd, de
afstandelijkheid van haar moeder kon voelen en reageerde door zichzelf te
beschermen. Ze dacht dat haar moeder niet van haar hield en wapende
zich hiertegen.
Misschien vond Evelyn dat ze een slechte moeder was die geen tweede
kind verdiende. Misschien vond ze dat ze geen recht had op een tweede
kans na wat er met Gail was gebeurd. Misschien dacht ze dat Wanda, haar
tweede kind, ook zou sterven en die pijn zou ze niet overleven, dus nam ze
onbewust afstand van haar. Misschien voelde Wanda die afstand al in de
baarmoeder. Misschien dacht Evelyn dat ze Wanda ook iets zou aandoen
als ze te intiem met haar zou worden en haar de borst zou geven. Wat
Evelyn ook dacht en voelde, het trauma van Gails dood veroorzaakte een
scheiding tussen haar en Wanda.
Het duurde zestig jaar voordat Wanda het verband legde tussen haar
moeders afstandelijkheid en de dood van Gail, waarna ze besee dat het
niets met haar te maken had. Haar leven lang had ze haar moeder
beschuldigd en gehaat omdat ze haar niet genoeg liefde had gegeven. Toen
ze eindelijk begreep hoe groot haar moeders verdriet was, stond Wanda
midden in een sessie op, pakte haar tas en zei: ‘Ik moet naar huis. Er is nog
maar weinig tijd. Mijn moeder is 85 en ik moet haar vertellen dat ik van
haar hou.’
Jennifer was twee jaar oud toen er ’s avonds mannen voor de deur stonden.
Ze hoorde haar moeder naar lucht happen en zag haar huilend op de
grond vallen. De mannen hadden verteld dat haar vader was omgekomen
bij een explosie op een booreiland. Haar moeder was zojuist weduwe
geworden; ze was pas 26. Dat was de eerste avond waarop Jennifers
moeder haar niet instopte en op haar voorhoofd kuste bij het slapengaan.
Na die avond was alles anders. Jennifer en haar vier jaar oude broertje
verbleven enkele weken bij hun tante, omdat haar moeder verlamd was
van de schok. In die periode bezocht ze haar kinderen. Jennifer rende naar
de deur als ze haar moeder zag aankomen, maar het was alsof een vreemde
de plek van haar moeder had ingenomen. Het gezicht van de vrouw die
zich vooroverboog om haar te omhelzen was rood en opgezwollen,
waardoor Jennifer haar nauwelijks herkende. Ze vond het eng. Jennifer
verstijfde terwijl haar moeders armen zich om haar heen klemden. Ze
wilde haar moeder vertellen hoe bang ze was, maar op tweejarige leeijd
leerde ze al dat haar moeder was veranderd. Ze was kwetsbaar en had
nauwelijks iets te geven. Het zou jaren duren voordat Jennifer zich dit alles
weer kon herinneren.
Jennifer kreeg haar eerste paniekaanval toen ze 26 was. Ze zat in de
metro op weg naar huis, nadat ze een succesvolle presentatie had gegeven
aan het managementteam op haar werk. Plotseling zag ze alles vaag, het
was alsof ze door water keek. Haar oren leken verstopt te zitten en ze werd
duizelig en bang. Deze gewaarwordingen waren haar zo vreemd dat ze
dacht dat ze een beroerte kreeg. Ze was totaal verlamd en volkomen
hulpeloos, niet in staat om iemand om hulp te vragen.
De volgende aanval kwam de week erop, deze keer voor een presentatie.
De keer daarop was tijdens winkelen. Aan het eind van de maand kreeg ze
dagelijks een paniekaanval.
Als Jennifer haar eigen kerntaal had kunnen horen, had ze de volgende
zinnen kunnen herkennen: ‘Ik kan dit niet.’ ‘Ik ben alles kwijt.’ ‘Ik ben
helemaal alleen.’ ‘Dit wordt een complete mislukking.’ ‘Ze zullen me
afwijzen.’ ‘Ze willen van me af.’
Toen ze contact kreeg met haar angsten was ze al halverwege op de weg
naar herstel. Ze herinnerde zich dat ze zich vroeger ook al zo hopeloos en
verlamd had gevoeld. Hoewel zij en haar moeder een hechte band hadden,
omschreef Jennifer haar als kwetsbaar, alleen, aankelijk, lief en liefdevol.
Terwijl ze deze woorden sprak, kwam Jennifer al in contact met de
hulpeloosheid die ze voelde toen ze als klein meisje probeerde om het grote
verdriet van haar moeder te verzachten. De onmogelijke taak van een klein
meisje dat haar moeder probeert te troosten, gaf Jennifer een gevoel van
eenzaamheid, onveiligheid en faalangst.
Toen ze het verband tussen haar paniekaanvallen en haar kindertijd
legde, zag ze de oorzaak van haar angst. Steeds als de paniekgevoelens
omhoogkwamen, kon Jennifer ze onschadelijk maken door zichzelf eraan
te herinneren dat dit slechts de gevoelens waren van een angstig meisje.
Toen ze deze gevoelens eenmaal in zichzelf kon waarnemen, kon ze de
escalatie van de angst vertragen. Ze leerde haar ademhaling te verlengen en
verdiepen terwijl ze haar aandacht op de angstgevoelens in haar borst
richtte. Ze leerde ook om de woorden uit te spreken die haar als klein
meisje troost zouden hebben geboden. Ze ademde en zei tegen zichzelf: ‘Ik
ben er voor je en ik zal voor je zorgen. Je zult nooit meer alleen zijn als je
dit voelt. Je kunt erop vertrouwen dat je bij mij veilig bent.’ Hoe vaker
Jennifer oefende, hoe meer ze vertrouwde op haar eigen zekerheid en
vermogen om voor zichzelf te zorgen.
Zestien jaar lang trok Kelly de haren uit haar hoofd, wenkbrauwen en
oogleden. Ze droeg valse wimpers, tekende haar wenkbrauwen en droeg
haar haar strak naar achteren gekamd om de kale plekken te bedekken.
Haar uittrekken (trichotillomanie) was een nachtelijk ritueel. Iedere avond
rond negen uur ging ze alleen in haar kamer zitten, overweldigd door de
angstgevoelens die haar lichaam regeerden. Haar handen ‘moesten iets
doen’, en kwamen pas weer tot rust nadat ze flinke hoeveelheden haar
hadden uitgetrokken. ‘Het lucht op,’ zei ze. ‘Het ontspant me.’
Toen Kelly dertien was, wilde haar beste vriendin Michelle haar ineens
niet meer zien. Kelly hee nooit begrepen wat ze had gedaan waardoor
Michelle zo plotseling afstand van haar nam, maar het verlies dat ze voelde
was ondraaglijk. Kort hierna begon ze haar haar uit te trekken. Er moet wel
iets met me aan de hand zijn, dacht ze, ik ben vast niet goed genoeg voor
haar. Deze zinnen stonden, zoals we zo zullen zien, als wegwijzers langs de
snelwegen van haar kerntaallandschap. Vlak onder het oppervlak van haar
bewustzijn en wachtend om ontdekt te worden, leidden deze zinnen Kelly
naar een nog vroegere en belangrijkere gebeurtenis: een breuk in de band
met haar moeder.
Toen Kelly anderhalf was, onderging ze een darmoperatie, waardoor ze
tien dagen van haar moeder gescheiden werd. Elke avond na het
bezoekuur, rond negen uur, liet Kelly’s moeder haar achter en ging naar
huis om voor Kelly’s pasgeboren zusje en haar oudere broer te zorgen.
Je kunt je voorstellen hoe angstig en ongerust Kelly moet zijn geweest
steeds als haar moeder haar alleen in de ziekenhuiskamer achterliet.
Onbewust hebben deze gevoelens hun weg naar buiten gevonden in Kelly’s
trichotillomanie. Elke avond rond negen uur roeren ze zich in Kelly’s
lichaam, tot ze een plaatsvervangende manier hee gevonden om ze tot
rust te brengen: door letterlijk haar haren uit te trekken.
Kelly’s grootste angst, die we terugzien in haar kernzin, leidde haar terug
naar de oorzaak van het trauma. ‘Het ergste wat me ooit kan overkomen is
dat ik helemaal alleen ben. Helemaal verlaten.’
Kelly’s kernzin: ‘Ik ben helemaal alleen. Verlaten. Ik zou helemaal gek
worden.’
Toen Kelly dertien was herbeleefde ze deze gevoelens. Michelle en Kelly
waren onafscheidelijk. Maar plotseling liet Michelle Kelly in de steek en
werd vriendinnen met de populaire meisjes van de school. Iedereen keerde
zich toen tegen Kelly en zij voelde zich ‘in de steek gelaten, afgewezen en
genegeerd’.
Vanuit een breder perspectief gezien, was deze ervaring voor Kelly een
‘gemiste kans’ om de weg naar een veel diepere heling in te slaan, naar het
diepere, veel ingrijpender trauma: door haar moeder achtergelaten worden
in het ziekenhuis. Maar er zijn niet veel mensen die de problemen
waarmee ze te maken krijgen als wegwijzers zullen zien. We proberen ons
leed juist te verlichten en reizen bijna nooit naar de ware oorzaak. Als we
de wijsheid van onze kerntaal ontdekken, kunnen de symptomen van ons
lijden onze grootste bondgenoten worden.
Kelly’s oplossing
Kelly voelde het ongemakkelijke gevoel van ‘in de steek gelaten worden’ in
haar buik. Ze legde haar handen op de rusteloze plek en vulde haar buik
met haar adem. Terwijl ze het rijzen en dalen van de adem onder haar
handen voelde, visualiseerde ze dat ze het kind in haar dat zich nog altijd
bang en alleen voelde vasthield en wiegde. Als de beweging haar wat had
gekalmeerd, zei ze tegen zichzelf: ‘Ik zal je nooit in de steek laten als je je
alleen en bang voelt. Dan zal ik mijn handen hier leggen en samen met je
ademen tot je weer rustig bent.’ Na één sessie stopte Kelly met haren
uittrekken.
Soms ontglipt de vrijheid die we zoeken ons. We voelen ons niet op ons
gemak in ons eigen lichaam. We zoeken verlichting en afleiding in nog een
glas wijn, nog een aankoop, nog een appje of telefoontje, of de volgende
seksuele partner. Verlichting of opluchting vinden we bijna nooit als de
oorsprong van ons verlangen de zorg en liefde van onze moeder is. Voor
degenen onder ons die afgesneden zijn geweest van het licht van de
moederliefde, kan de wereld een eindeloze zoektocht naar troost en
welbehagen zijn.
Myrna was twee jaar oud toen haar moeder haar vader vergezelde op
een zakenreis naar Saoedi-Arabië en Myrna drie weken aan de zorg van de
babysitter toevertrouwde. De eerste week klampte Myrna zich vast aan de
trui die haar moeder op koude avonden droeg, terwijl ze zichzelf in slaap
wiegde. Getroost door het vertrouwde gevoel en de vertrouwde geur, rolde
Myrna zich erin op en wiegde zichzelf zo in slaap. De tweede week
weigerde Myrna de trui als de babysitter hem aan haar wilde geven. Ze
draaide zich huilend om en viel zuigend op haar duim in slaap.
Toen de moeder na drie weken terugkwam, snelde ze het huis in om
haar dochter te knuffelen. Ze verwachtte dat Myrna net als altijd in haar
armen zou rennen. Dat gebeurde deze keer echter niet. Myrna keek
nauwelijks op van haar poppen. Myrna’s moeder was geschrokken en in de
war, en ze merkte dat haar eigen lichaam in elkaar kromp onder gevoelens
van afwijzing. De dagen erop rationaliseerde Myrna’s moeder haar
gevoelens weg en zei ze tegen zichzelf dat Myrna een ‘heel zelfstandig kind’
aan het worden was.
Myrna’s moeder had niet bewust door dat het belangrijk was om hun
delicate band te herstellen, waardoor ze blind werd voor de kwetsbaarheid
van haar dochtertje en zelf iets meer afstand nam. De afstand bleef,
waardoor Myrna zich nog eenzamer ging voelen. Die afstand doordrong
alle ervaringen in Myrna’s leven. Ze kon nauwelijks veiligheid en
geborgenheid vinden in latere relaties. Verlatingsangst en frustraties
kwamen tot uiting in haar kerntaal: ‘Blijf bij me.’ ‘Ze komen nooit meer
terug.’ ‘Ik blijf alleen achter.’ ‘Ik ben niet gewenst.’ ‘Ze snappen niet wie ik
ben.’ ‘Ik word niet gezien en niet begrepen.’
Verliefdheid was voor Myrna een mijnenveld vol onvoorspelbaarheden.
De kwetsbare behoee aan een ander was zo angstaanjagend dat ze steeds
als ze een stap zette om haar verlangen te volgen op een diepere laag van
haar angst terechtkwam. Omdat ze dit conflict niet aan haar kindertijd kon
koppelen, zag ze iets verkeerds in elke man die van haar probeerde te
houden en vaak verliet ze mannen voordat ze haar konden verlaten. Op
haar dertigste was Myrna al aan drie potentiële huwelijken ontvlucht.
Myrna’s innerlijke conflict was ook terug te zien in haar carrière. Steeds
als ze een nieuwe positie accepteerde, kreeg ze twijfels en was ze bang dat
het op een totale mislukking zou uitlopen. Er zou iets helemaal misgaan. Ze
zouden haar niet mogen. Ze zou niet goed genoeg zijn. Ze zouden afstand
van haar nemen. Ze zou hen niet vertrouwen. Ze zouden haar verraden.
Het zijn dezelfde onuitgesproken gevoelens die Myrna voor een partner
voelde, dezelfde onopgeloste gevoelens voor haar moeder.
Hoeveel mensen worstelen er niet met hetzelfde soort conflicten als
Myrna en kunnen de oorsprong ervan niet achterhalen? Het belang van
onze vroege hechtingsband met onze moeder kan niet genoeg benadrukt
worden. Zij is onze eerste relatie als we op de wereld komen. Ze is onze
eerste liefde. Onze verbinding met haar, of het ontbreken ervan, vormt een
essentiële blauwdruk voor ons leven. Inzicht in wat er is gebeurd toen we
klein waren, kan ons openbaren waarom we op mysterieuze wijze zo
kunnen lijden in onze relaties.
Het vroegste beeld van wie we zijn en hoe het leven zich aan ons zal
ontvouwen, begint zich al in de baarmoeder te vormen. Tijdens de
zwangerschap doordringen de emoties van de moeder onze wereld en
beïnvloeden of we rustig of onrustig, ontvankelijk of tegendraads,
veerkrachtig of onbuigzaam van aard worden.
‘Of het bewustzijn [van het kind] zich ontwikkelt tot iets wat in essentie
hard, hoekig en gevaarlijk is of zacht, stromend en open, hangt er
grotendeels van af of [de moeder] positieve en versterkende of negatieve en
gemengde gedachten en emoties had,’ aldus omas Verny.1
Als de vroege ervaringen met onze moeder verstoord zijn door een
belangrijke breuk in de hechtingsband, kunnen scherven van pijn en leegte
ons welzijn verscheuren en ons afsnijden van de fundamentele flow van
het leven. Als de moeder-kindrelatie (of die tussen verzorger en kind)
verbroken, leeg of onverschillig blij, kan een stroom aan negatieve
beelden het kind in een patroon van frustratie en zelwijfel
gevangenhouden. In extreme gevallen, als de negatieve beelden
meedogenloos aanhouden, kunnen frustraties, woede, verdoving en
ongevoeligheid voor anderen ontstaan.
Dit profiel wordt gewoonlijk geassocieerd met sociopathisch en
psychopathisch gedrag. In hun boek High Risk: Children Without a
Conscience schrijven Ken Magid en Carole McKelvey: ‘We hebben allemaal
een bepaalde mate van woede in ons, maar de woede van psychopaten
komt voort uit onvervulde kinderbehoeen.’2 Magid en McKelvey schrijven
ook dat het kind ‘onbegrijpelijke angsten’ ervaart doordat het al vroeg in de
steek gelaten werd of een breuk in de hechtingsband ervaren hee.
Psychopaten en sociopaten bevinden zich aan de uiterste rand van een
heel breed spectrum aan ernstige onderbrekingen in de hechtingsband.
Deze extreme gevallen geven aan hoe essentieel de rol van de moeder of
eerste verzorger is voor de ontwikkeling van mededogen, empathie en
respect voor zichzelf, anderen en alles wat lee in het kind.
De meerderheid van de mensen die een breuk in de band met hun
moeder hebben ervaren, kregen echter – ondanks alle tekortkomingen –
voldoende van wat ze nodig hebben. We kunnen van een moeder niet
verwachten dat ze voor de volle honderd procent van de tijd volledig is
afgestemd op haar kind, dat is niet realistisch. Onderbrekingen in de
afstemming zijn onvermijdelijk. Als deze zich voordoen, kan het
herstelproces een positieve groei-ervaring worden, waardoor moeder en
kind met korte, verontrustende momenten kunnen leren omgaan, om
vervolgens weer contact te maken en zich weer met elkaar te verbinden.
Het allerbelangrijkste is dat er herstel plaatsvindt. Door een relatie
regelmatig te herstellen, ontstaat vertrouwen en het helpt bij het creëren
van een veilige hechtingsband tussen moeder en kind.3
Ook als de relatie met onze moeder redelijk goed is, kunnen we nog
altijd te maken krijgen met gevoelens die we niet goed begrijpen. Mogelijk
worstel je met verlatingsangst, angst voor afwijzing, om in de steek gelaten
te worden, of met het gevoel dat je ontmaskerd, vernederd of beschaamd
zult worden. Als je deze gevoelens echter binnen de context van de vroege
ervaringen met je moeder kunt plaatsen – waarschijnlijk uit een tijd die je
je niet kunt herinneren – kun je je bewuster worden van wat er ontbrak en
zul je dat wat je nodig hebt om te helen beter kunnen benutten.
12
DE KERNTAAL VAN RELATIES
H
et allergrootste verlangen van de meeste mensen is liefde en een
gelukkige relatie vinden. Maar omdat liefde vaak onbewust tot uiting
komt binnen families, kunnen we lieebben door te delen in het verdriet
of door de patronen van onze ouders en grootouders te blijven herhalen.
In dit hoofdstuk kijken we naar de onbewuste loyaliteit en verborgen
dynamiek die ervoor kunnen zorgen dat we niet goed zijn in bevredigende
relaties aangaan. We stellen onszelf deze ene vraag: zijn we er echt voor
onze partner?
Hoe succesvol je ook bent, hoe geweldig ook je
communicatievaardigheden, hoe vaak je ook in relatietherapie bent
geweest, of hoe diep je inzicht in het vermijden van intimiteit ook is: zolang
we verstrikt zitten in onze familiegeschiedenis kunnen we ons afstandelijk
blijven opstellen tegenover degene van wie we het meest houden. Als de
echte oorzaak verder in het verleden ligt, herhalen we onbewust de
familiepatronen van behoee, wantrouwen, woede, terugtrekken, afsluiten,
weggaan, of in de steek gelaten worden en beschuldigen we onze partner
voor het feit dat we ons ongelukkig voelen.
Veel relatieproblemen worden niet veroorzaakt door de relatie zelf. Ze
zijn het gevolg van de dynamiek binnen onze families en die was er lang
voordat wij geboren werden.
Stel dat een vrouw tijdens de geboorte van haar kind ster, dan kunnen
de nakomelingen overspoeld worden door de gevolgen in de vorm van
onverklaarbare angsten en verdriet. De dochters en kleindochters kunnen
bang zijn om te trouwen, want van trouwen kunnen kinderen komen en
kinderen kunnen de dood tot gevolg hebben. Oppervlakkig gezien kunnen
ze zeggen dat ze niet willen trouwen of kinderen willen krijgen. Misschien
klagen ze dat ze nog nooit de juiste man hebben ontmoet of dat ze veel te
druk zijn om een gezin te beginnen. Maar onder hun klachten vertelt hun
kerntaal een ander verhaal. Hun kernzinnen, die de familiegeschiedenis
weerspiegelen, kunnen ongeveer zo klinken: ‘Als ik trouw, kan er iets
verschrikkelijks gebeuren. Ik zou dood kunnen gaan. Dan zouden mijn
kinderen het zonder mij moeten doen en helemaal alleen zijn.’
De zonen en kleinzonen in dezelfde familie kunnen ook beïnvloed zijn.
Ze kunnen bang zijn om zich aan een vrouw te verbinden, omdat hun
seksualiteit hun dood zou kunnen veroorzaken. Hun kernzinnen zouden
zo kunnen klinken: ‘Ik zou iemand kwaad kunnen doen en dat zou dan
helemaal mijn schuld zijn. Dat zou ik mezelf nooit vergeven.’
Dit soort angsten loeren op de achtergrond van ons leven en zijn zonder
dat we ons hiervan bewust zijn de stuwende kracht achter veel van ons
gedrag en keuzes die we wel en niet maken.
Seth was ooit een cliënt van mij. Hij noemde zichzelf een people pleaser
en was heel erg bang dat hij iets verkeerd zou doen en de mensen die hem
het meest dierbaar waren zou teleurstellen. Hij was bang dat ze hem
zouden afwijzen en niet meer wilden zien als ze niet meer blij met hem
waren. Hij was bang dat hij helemaal alleen zou sterven, met niemand om
hem heen. Doordat deze angst op de achtergrond zijn werk deed, gaf hij
vaak toe aan dingen die hij helemaal niet wilde doen en zei hij dingen die
hij niet altijd meende. Vaak zei hij ‘ja’ terwijl hij ‘nee’ bedoelde, waarop hij
vervolgens boos werd op de mensen die hij wilde pleasen, en zei hij ‘nee’
terwijl hij eigenlijk ‘ja’ had willen zeggen. Heel vaak was hij niet zichzelf en
gaf hij zijn vrouw de schuld van zijn eigen ongelukkige gevoelens. Hij
verliet haar in een poging om aan zijn patroon te ontsnappen, maar dit
zette zich opnieuw voort bij zijn nieuwe partner. Pas toen Seth besee hoe
zijn angsten zich in zijn relaties manifesteerden, vond hij rust bij een
partner.
DAN EN NANCY
Dan en Nancy waren een succesvol stel van in de vijig. Ze leken het
helemaal voor elkaar te hebben. Dan was CEO van een grote financiële
instelling en Nancy manager in een ziekenhuis. Ze waren de trotse ouders
van drie kinderen met universitaire opleidingen, die allemaal goed terecht
waren gekomen. Nu het nest leeg was, moesten ze onder ogen zien dat hun
hoop op een gelukkige pensionering grotendeels vervlogen was. Ze hadden
huwelijksproblemen. ‘We hebben al zes jaar geen seks gehad,’ zei Nancy.
‘We leven als vreemden.’ Dan was al jaren niet meer seksueel geïnteresseerd
in Nancy, maar kon niet precies zeggen waarom. Dan wilde met Nancy
getrouwd blijven, maar Nancy wist het op dat moment niet meer zo zeker.
Ze hadden al heel veel therapieën achter de rug en waren allebei uitgeput.
Laten we de relatieproblemen van Dan en Nancy eens vanuit de
kerntaalbenadering bekijken.
De vragen
De kernklacht: wat is je grootste klacht over je partner?
Deze vraag is het startpunt. De informatie die we door deze vraag krijgen,
houdt vaak verband met de onafgemaakte zaken tussen ons en een of
beide ouders. Deze onafgemaakte zaken worden vervolgens op onze
partner geprojecteerd. Bij zowel mannen als vrouwen lijkt één ding steeds
weer terug te komen: dat wat we in onze ogen niet van onze moeder kregen,
dat wat in onze relatie met haar nog altijd onopgelost is, bepaalt vaak onze
ervaringen met onze partner. Ervaarden we onze moeder als afstandelijk, of
hebben we haar liefde afgewezen, dan is de kans groot dat we ook afstand
nemen van de liefde van onze partner.
De kernzin: wat is je grootste angst? Wat is het ergste dat je zou kunnen
overkomen?
Uit hoofdstuk 8 weten we dat het antwoord op deze vraag onze kernzin
wordt, de kernangst als echo van een onverwerkt trauma uit je kindertijd
of familiesysteem.
Inmiddels weet je waarschijnlijk al wat je kernzin is. Hoe beperkt je
kernzin je relatie? Hoe beïnvloedt hij je vermogen om je aan een partner te
verbinden? Kun je kwetsbaar blijven als jullie met z’n tweeën zijn? Of sluit
je je af uit angst om gekwetst te worden?
DANS FAMILIESYSTEEM
NANCY’S FAMILIESYSTEEM
Drie generaties ontevredenheid
Het grote plaatje
Aan de familiegeschiedenissen van Dan en Nancy kun je zien dat
relatieproblemen al lang voordat onze partner opduikt zijn begonnen.
Nancy zag in dat Dan niet de oorzaak van haar ‘niet genoeg krijgen’ was.
Dat gevoel ontstond lang geleden bij haar moeder. Dan besee eveneens
dat Nancy niet de oorzaak was van zijn gevoel dat een vrouw ‘te veel van
hem vraagt’. Ook dat gevoel was lang geleden bij zijn moeder ontstaan.
Nancy besee ook dat iedere man die in haar familie zou trouwen zich
niet door de vrouwen gewaardeerd zou voelen. Dan was de erfgenaam van
drie generaties huwelijksontevredenheid.
Toen ze begrepen dat ze allebei onafgemaakte zaken in hun relatie
hadden laten meespelen, was de ban gebroken en begon de wolk aan
verwijten op te lossen. Projecties en beschuldigingen aan elkaar konden nu
in de bredere context van hun familiegeschiedenissen worden gezien.
Terwijl het grotere plaatje zich ontvouwde, begon de begoocheling dat de
ander verantwoordelijk was voor zijn of haar ontevredenheid op te lossen.
Bijna meteen zagen ze elkaar in een heel nieuw licht. Dan en Nancy
herontdekten hun tedere gevoelens voor elkaar – de gevoelens die hen ooit
samen hadden gebracht. Ze werden niet alleen vriendelijker en
goedgeefser naar elkaar toe, maar gingen ook de liefde weer bedrijven.
BLINDE LIEFDE
Vergilius, de dichter uit de oudheid, zei: ‘Liefde overwint alles.’ Als onze
liefde groot genoeg is, zal onze relatie zeker goed zijn, hoe lastig het soms
ook kan zijn. Ook e Beatles zeggen het: Love is all you need. Maar toch,
gezien alle onbewuste loyaliteiten die onzichtbaar onder de oppervlakte
van ons leven opereren, is het waarschijnlijk gepaster om te zeggen dat
liefde – de onbewuste liefde die zich binnen families uit – ons vermogen
om een liefdevolle relatie met onze partner te onderhouden kan
‘overwinnen’.
Zolang we gevangenzitten in het web van familiepatronen, worstelen we
waarschijnlijk met onze relaties. Als we echter leren om de onzichtbare
draden van onze familiegeschiedenis te ontrafelen, wordt duidelijk hoe ze
ons beïnvloeden. Dit lukt als we onze kerntaal weten te ontcijferen. Als we
dat wat onzichtbaar was zichtbaar weten te maken, voelen we ons vrijer om
liefde te geven en ontvangen. De dichter Rilke wist hoe moeilijk het is om
een relatie te onderhouden. Hij schreef: ‘Lieebben van mens tot mens:
dat is misschien wel het moeilijkste wat ons is opgelegd, het hoogste, de
laatste proef en beproeving, het werk waarvoor al het overige werk slechts
voorbereiding is.’1
Hierna volgen 21 familiedynamieken, die de intimiteit met onze partner
uithollen. Sommige dynamieken kunnen er zelfs voor zorgen dat we
helemaal geen relaties aangaan.
Je bent versmolten met de gevoelens van een ouder. Als de ene ouder
negatieve gevoelens voor de andere hee, bestaat de kans dat jij deze
gevoelens overneemt ten aanzien van je eigen partner. Ontevreden
gevoelens voor een partner kunnen intergenerationeel zijn.
Je ouders gingen uit elkaar. Als je ouders uit elkaar zijn gegaan, kan het zijn
dat jij je onbewust ook uit je relatie terugtrekt. Dit kan gebeuren als je de
leeijd krijgt waarop zij uit elkaar gingen, als je relatie even lang duurt als
die van hen hee geduurd, of als je kind dezelfde leeijd hee als jij had
toen je ouders gingen scheiden. Of je blij in de relatie terwijl je
emotioneel gescheiden lee.
Je ouder of grootouder dumpte een eerdere partner. Als je vader of opa een
eerdere vrouw of partner verliet terwijl hij voordeed alsof hij met haar
wilde trouwen, is het mogelijk dat jij als dochter of kleindochter dit
compenseert door net als die vrouw alleen te blijven. Misschien voel je je
‘niet goed genoeg’, zoals de vrouw die niet goed genoeg was voor je vader of
opa.
De grote liefde van je moeder brak haar hart. Jij kunt als kind onbewust het
gebroken hart van je moeder hebben overgenomen. Misschien verlies je je
eerste grote liefde, draag je het eenzame gevoel van je moeder in je mee, of
voel je dat je – net al zij – tekortschiet of niet goed genoeg bent. Misschien
heb je het gevoel dat je nooit de partner hebt die je graag zou willen. Als
zoon kan het zijn dat je de eerste grote liefde van je moeder energetisch
gezien probeert te vervangen en als een partner voor haar wordt.
De grote liefde van je vader brak zijn hart. Jij kunt als kind onbewust het
gebroken hart van je vader hebben overgenomen. Misschien verlies ook jij
je grote liefde, draag je het eenzame gevoel van je vader in je mee, of voel
je dat je – net als hij – tekortschiet of niet goed genoeg bent. Misschien heb
je het gevoel dat je nooit de partner hebt die je graag zou willen. Als
dochter kan het zijn dat je de eerste grote liefde van je vader energetisch
gezien probeert te vervangen en als een partner voor hem wordt.
Je ouder of grootouder ging gebukt onder het huwelijk. Stel dat je oma
gevangenzat in een liefdeloos huwelijk, of dat je opa overleed, dronk, gokte
of vertrok en je oma alleen achterliet met de zorg voor de kinderen, dan
kun jij als kleindochter deze ervaringen onbewust associëren met het
huwelijk. De kans bestaat dat je haar ervaringen overdoet of dat je je niet
wilt verbinden aan een partner uit angst dat jou hetzelfde zal overkomen.
Een ouder overleed jong. Als een van je ouders in je kindertijd overleed, kan
het zijn dat je fysiek of emotioneel afstand neemt van je partner op de
leeijd die je ouder had toen die overleed, als je relatie even lang duurt als
die van hen hee geduurd, of als je kind dezelfde leeijd hee als jij had
toen je ouder stierf..
Een van je ouders behandelde de ander slecht. Als je vader je moeder slecht
behandelde, kan het zijn dat jij als de zoon je partner net zo slecht
behandelt, zodat je vader niet de enige ‘slechterik’ is. Als de dochter krijg je
misschien een partner die jou slecht behandelt, of tot wie je een grote
afstand voelt. Misschien vind je dat je niet gelukkiger mag zijn dan je
moeder was.
Je hebt een eerdere partner pijn gedaan. Als je een eerdere partner heel veel
pijn hebt gedaan, is het mogelijk dat je deze pijn onbewust wilt
compenseren door je nieuwe relatie te saboteren. De nieuwe partner, die
onbewust bese dat hij/zij een soortgelijke behandeling zou kunnen
ondergaan, kan hierdoor misschien zelfs wat afstand van je nemen.
Je hebt te veel partners gehad. Als je te veel partners hebt gehad, kan het
zijn dat je je niet meer kunt binden in een relatie. Het wordt eenvoudiger
om uit elkaar te gaan. Relaties kunnen hun diepgang verliezen.
V
eel zelulpboeken beloven ons financieel succes en vervulling zolang
we ons maar aan het voorgeschreven plan van de auteur houden.
Strategieën zoals effectieve gewoonten ontwikkelen, ons sociale netwerk
vergroten, toekomstig succes visualiseren en geldmantra’s herhalen worden
aangeprezen als wegen naar voorspoed en succes. Maar hoe zit het met
degenen onder ons die onze doelen nooit lijken te bereiken, wat we ook
doen en welk plan we ook volgen?
Als onze pogingen naar succes steeds weer op niets uitlopen, kan
onderzoek van onze familiegeschiedenis belangrijk zijn. Onverwerkte
traumatische gebeurtenissen in onze familie kunnen succes in de weg staan
en ons vermogen om het te kunnen ontvangen beperken. Dynamieken
variërend van een onbewuste identificatie met iemand binnen de familie
die niet succesvol was, werd opgelicht of zelf iemand oplichtte, tot het
ervaren van het trauma van een vroege scheiding van de moeder, kunnen
er allemaal voor zorgen dat we ons niet veilig, niet zeker en niet financieel
gezond voelen. Aan het eind van dit hoofdstuk vind je een lijst met vragen
waarmee je kunt onderzoeken of er een kerntrauma in je
familiegeschiedenis voorkomt dat jou blokkeert. Je zult ook leren hoe je de
kerntaal aan je angsten rond mislukkingen en succes kunt onttrekken en
hoe je weer op het juiste pad terechtkomt.
Laten we nu eerst kijken hoe anderen de kerntaalbenadering hebben
gebruikt om zichzelf te bevrijden en succesvoller te worden.
Over een week zou Ben de deur van zijn advocatenkantoor achter zich
dichttrekken. Hij had meerdere keren geprobeerd om zijn kantoor gezond
te maken, maar dit was iedere keer mislukt en hij had het opgegeven. ‘Ik
kan maar net overleven en ik lijk geen stap verder te komen. Ik kan
nauwelijks mijn hoofd boven water houden.’
Bens kerntaal: ‘Ik ben aan het overleven en kan nauwelijks mijn hoofd
boven water houden.’
Ben beschreef een patroon dat hij al zijn hele volwassen leven kende.
Hij hee altijd veel ijzers in het vuur, meerdere potentiële grote cliënten,
en plotseling valt alles in duigen. ‘Het is alsof ik niet weet hoe ik de dingen
die tot me komen kan vasthouden. Ik ben aan het overleven.’ Als je goed
naar Bens kerntaal luistert, hoor je mogelijk de schreeuw van iemand
anders, iemand die aan lagerwal is geraakt, iemand die ‘maar net weet te
overleven’, die ‘nauwelijks het hoofd boven water kan houden’. De vraag is
natuurlijk: wie?
In Bens familie leidde het kerntaalspoor rechtstreeks naar de oorsprong
van het probleem. Ben herinnerde zich de reizen naar Florida uit zijn
jeugd. Bens opa was daar van de jaren dertig tot de vroege jaren zeventig
eigenaar van een succesvolle citrusvruchtenplantage. De familie was rijk
geworden dankzij het zweet en harde werken van immigranten die
nauwelijks betaald kregen. Ze konden nauwelijks rondkomen van hun
schamele loon, hun schulden niet aetalen en leefden onder ellendige
omstandigheden. Terwijl de familie van Bens opa steeds rijker werd en in
een luxe villa leefde, woonden de landarbeiders samengepakt in vervallen
hutjes. Ben herinnerde zich dat hij als klein jongetje met hun kinderen
speelde. Hij herinnerde zich ook dat hij zich schuldig voelde omdat hij zo
veel meer had dan zij. Jaren later erfde Bens vader het landgoed van zijn
opa, maar raakte het na verloop van tijd kwijt door een aantal slechte
investeringen en verkeerde zakelijke transacties. Ben erfde helemaal niets.
De tegenslagen stapelden zich op voor Ben, die nadat hij advocaat
geworden was achterstallige rekeningen had en zijn bankleningen niet
meer kon aetalen.
Pas toen Ben zijn huidige situatie aan zijn familiegeschiedenis koppelde,
begon hij een en ander te snappen. Hij besee dat zijn familie zo rijk was
geworden over de rug van migranten. Hun armoede hield direct verband
met de rijkdom van Bens familie. Onbewust identificeerde Ben zich met de
landarbeiders en herbeleefde hij hun ellende. Het was alsof hij door in
armoede te leven de schuld van zijn opa inloste; een schuld die niet eens
van hem was.
Het was tijd om het patroon te doorbreken. Tijdens onze sessie sloot
Ben zijn ogen en visualiseerde dat de kinderen met wie hij speelde samen
met hun families voor hem stonden. In dit beeld zagen ze er ontredderd en
armoedig uit. Hij visualiseerde zijn opa, die overleed toen Ben twaalf was,
die zich bij hen verontschuldigde omdat hij hen niet had betaald wat ze
verdienden. Ben visualiseerde dat hij tegen zijn opa zei dat hij niet langer
boete wilde doen voor de onrechtvaardige behandeling van de
landarbeiders via zijn slechtlopende advocatenkantoor en dat hij de
verantwoordelijkheid voor het leed van de landarbeiders bij hem liet.
Ben visualiseerde dat zijn opa die verantwoordelijkheid oppakte en de
zaken rechtzette. Hij beeldde zich in dat zijn opa zei: ‘Dit hee niets met
jou te maken, Ben. Dit is een schuld die ik moet inlossen, niet jij.’ Ben
visualiseerde dat de kinderen met wie hij speelde naar hem glimlachten.
Hij voelde dat zij hem niets kwaads toewensten.
Later hee Ben geprobeerd om contact te zoeken met de
migrantenfamilies, maar hij hee hen niet kunnen achterhalen. Als teken
van goede wil van zijn familie naar de migrantenfamilies, hee hij toen
geld gedoneerd aan een liefdadigheidsorganisatie die zich richtte op de
gezondheidszorg voor migrantenfamilies. Ben hield de deur van zijn
advocatenkantoor open. Hij nam pro Deo een zaak aan van een arbeider
die door een groot bedrijf slecht behandeld was. Binnen enkele weken had
hij meerdere nieuwe, goed betalende klanten. Na zes maanden had hij een
bloeiende praktijk.
Als we terugkijken naar onze familie om de oorzaak van een financieel
probleem te vinden, moeten we ons afvragen: proberen we onbewust de
handelingen van iemand die vóór ons leefde te compenseren? Vaak
houden we leed en tegenspoed uit het verleden in stand. Bij Ben bleek dit
het geval, net als bij Loretta.
Meer dan wat dan ook wilde Loretta haar eigen baas zijn. Haar ‘zweten
en zwoegen’ had al dertig jaar lang de zakken gevuld van de eigenaars van
de bedrijven waarvoor ze had gewerkt. Maar steeds als zich een
mogelijkheid voordeed om haar eigen onderneming te beginnen of een van
haar zakelijke ideeën verder uit te werken, schrok ze terug: ‘Iets weerhoudt
me ervan om verder te gaan. Het lijkt wel ik door iets onzichtbaars wordt
tegengehouden om de volgende stap te zetten. Het is alsof ik dat wat ik
krijg niet verdien.’
Loretta’s kerntaal: ‘Het lijkt wel alsof ik dat wat ik krijg niet verdien.’
Als we ons door Loretta’s kerntaal naar het verleden laten meenemen,
komen er drie overbruggingsvragen omhoog:
John-Paul wilde ook een volgende carrièrestap zetten, maar zijn gedrag –
zoals we dadelijk zullen zien – deed het tegendeel vermoeden. Doordat hij
zijn kerntaalkaart volgde, ontdekte hij een pad vol aanwijzingen en
inzichten.
John-Paul was al langer dan twintig jaar in dezelfde, uitzichtloze baan
blijven hangen. Hij zag dat anderen met minder vaardigheden dan hij in
posities boven hem terechtkwamen. Hij was stil en hield zich liever afzijdig
van kantoorgesprekken en sociale interacties. Hij bleef onopgemerkt onder
de radar van het hoger management. Omdat hij nooit een speciale
opdracht kreeg, kon hij ook nooit falen. Alleen al bij de gedachte dat hij
om een managementfunctie zou vragen, met de bijbehorende stress,
blikken en oordelen van anderen, kreeg hij het benauwd. Dit was gewoon
te riskant.
‘Ik zou afgewezen kunnen worden,’ zei hij, ‘of een fout kunnen maken
en alles kwijtraken.’
John-Pauls kerntaal: ‘Ik kan afgewezen worden. Ik kan een fout maken
en alles kwijtraken.’
In het geval van John-Paul hoefden we niet terug te gaan naar een
vorige generatie, maar slechts naar één voorval uit zijn kindertijd: een
breuk in de band met zijn moeder. Bij veel mensen is het hechtingsproces
met hun moeder onderbroken geweest, en net als John-Paul hebben ze dit
nooit in verband gebracht met de gevolgen als ze eenmaal volwassen
waren. John-Paul vertrouwde al jong niet meer op zijn moeders liefde en
steun, met als gevolg dat hij een groot deel van zijn leven heel voorzichtig
was in relaties met anderen. Door het gebrek aan steun van zijn moeder
voelde John-Paul zich altijd onzeker en aarzelend als hij zijn grootste
verlangens volgde. ‘Als ik iets verkeerds zeg of doe, word ik afgewezen of
weggestuurd’ was zijn grote angst.
John-Paul wist niet hoe hij zijn angst voor afwijzing aan de scheiding
van zijn moeder moest koppelen. Toen hij drie jaar oud was, werd hij voor
de zomer naar zijn oma gestuurd terwijl zijn ouders op vakantie gingen.
John-Pauls grootouders woonden op een boerderij en hoewel ze hem alles
gaven wat hij fysiek nodig had, werd hij vaak buiten in een box gezet
terwijl de volwassenen aan het werk waren. Halverwege de zomer werd
zijn opa ziek, waardoor zijn oma’s aandacht en energie nog meer verdeeld
werden. Omdat het zijn oma allemaal te veel werd, realiseerde hij zich al
snel dat hij kon voorkomen dat ze geïrriteerd raakte als hij zich stil en op
de achtergrond hield.
Toen zijn ouders terugkwamen, wist John-Paul niet hoe hij hun
duidelijk kon maken hoe bang hij was geweest. Hij wilde naar zijn ouders
toe rennen, maar iets hield hem tegen. Zijn ouders merkten alleen dat hij
niet meer vastgehouden en geknuffeld wilde worden en concludeerden dat
hij tijdens hun afwezigheid zelfstandiger was geworden. Maar vanbinnen
ontvouwde zich een tegenovergestelde ervaring. Zijn onaankelijkheid
was in wezen een vermomming: hij vertrouwde er niet meer op dat zijn
moeder er voor hem was. John-Paul besee niet dat hij in zijn pogingen
om zichzelf te beschermen tegen verdere teleurstellingen zijn eigen vitaliteit
had opgesloten. Hij had zijn eigen licht gedimd.
Achter de façade van onaankelijkheid lag eenvoudigweg de koppeling
van intimiteit aan gekwetst worden. Deze inprenting werd de blauwdruk
voor een groot deel van zijn volwassen leven. Uit angst voor afwijzing en
verlies deed hij alles om de verbindingen waarnaar hij heimelijk verlangde
te vermijden. Risico’s nemen was voor John-Paul geen optie. Een verkeerde
gok en hij zou opnieuw ‘alles verliezen’.
Als de vroege hechtingsband met onze moeder is onderbroken, kan een
wolk van angst of wantrouwen onze ervaringen in het leven
overschaduwen.
Elizabeth, een ander cliënt van mij, leefde onder zo’n wolk. Net als
John-Paul werd ook zij van haar moeder gescheiden. Toen ze zeven
maanden oud was lag ze twee weken in het ziekenhuis, zonder de zorg van
haar moeder. Toen ze drie jaar was lag ze een week in het ziekenhuis en
toen ze zeven was opnieuw, waardoor ze de scheiding opnieuw beleefde.
Elizabeth beschreef haar baan als data-entrymedewerker in een kantoor
met dertig andere medewerkers als een ‘hel’. Er gingen dagen voorbij
waarop ze geen woord met iemand sprak. De afstand tussen haar en haar
collega’s was zo groot geworden dat ze zich helemaal niet meer met de
gesprekken bemoeide en alleen nog met ‘ja’ en ‘nee’ antwoordde als haar
iets gevraagd werd. ‘Als ik iets verkeerd zeg,’ vertelde ze, ‘dan worden ze
aeurend, dus zeg ik maar niets.’
Ze beschreef de obsessieve gedachten en angsten die ’s avonds
voortdurend door haar hoofd gingen. ‘Als ik iemand gesproken heb, blij ik
het gesprek eindeloos voor mezelf herhalen: heb ik iets verkeerds gezegd?
Heb ik iemand beledigd? Had ik iets anders moeten zeggen? Of ik stuur
mijn vriendin voortdurend berichtjes met: waarom antwoord je niet, ben je
boos op me?’ Als ze haar collega’s met elkaar ziet praten, wordt ze alleen
maar banger, omdat ze denkt dat de gesprekken over haar gaan.
Op een gegeven moment was ze bang dat ze wel gemist kon worden en
afgewezen of ontslagen zou worden. Of dat de groep haar zou negeren of
buiten zou sluiten. Al deze dingen brachten de gevoelens van eenzaamheid
en hulpeloosheid die ze voelde toen ze als klein meisje in het ziekenhuis lag
in haar omhoog. Elizabeth kwam net als John-Paul niet op het idee om
deze gevoelens te koppelen aan de vroege scheiding van haar moeder
tijdens de ziekenhuisopnamen.
Elizabeths kerntaal: ‘Ze zullen me afwijzen. Ik word buitengesloten. Ik
hoor er niet bij. Ik blijf alleen achter.’
Elizabeth was net als John-Paul bang om alleen of in de steek gelaten te
worden. Ook bij haar kwam de oplossing toen ze de link legde tussen haar
terughoudende benadering van het leven en de vroege breuk met de bron
van leven: haar moeder. Doordat ze het verband legde kon ze de conclusies
die ze als kind had getrokken, en die zonder dat ze het besee haar leven
beperkten, terugdraaien.
John-Paul en Elizabeth heelden hun innerlijke beelden van een niet-
behulpzame, niet-zorgzame moeder. Doordat ze de overeenkomsten tussen
hun beperkte levens en de beperkende beelden die ze in zich meedroegen
herkenden, konden ze zich meer openstellen en naar de levengevende
aspecten van hun moeders kijken. Bij John-Paul begon het met de
herinnering aan hoe enthousiast zijn moeder werd als hij voor haar
tekende. En bij Elizabeth toen ze zich realiseerde dat haar moeder zich
nooit voor haar had afgesloten. Elizabeth had zich tijdens de
ziekenhuisopnamen juist zelf voor haar moeder afgesloten. Elizabeth zag
nu in dat ze al haar moeders pogingen om haar liefde te tonen had
gedwarsboomd. Haar moeder was trouw en behulpzaam en had haar veel
meer gegeven dan ze zich had gerealiseerd.
Het besef hoe groot de impact van de scheiding was, gaf Elizabeth hoop.
Voor het eerst in haar leven zag ze een toekomst voor zich. Haar kerntaal
was slechts een afspiegeling van de woorden van een klein kind dat alleen
gelaten werd en zich door haar moeder verlaten voelde. Voor het eerst zag
ze licht aan het einde van de tunnel. Door het spoor van haar kerntaal
terug te volgen, kon ze van koers veranderen.
Een breuk in de band met onze moeder (zoals bij Elizabeth en John-Paul)
onrechtvaardige zakelijke transacties of een oneerlijke erfenis (zoals bij Ben
en Loretta) kunnen onze financiële gezondheid in de weg staan. Maar
daarnaast zijn er nog veel meer familiedynamieken die onze verhouding tot
succes kunnen beïnvloeden. Op de volgende bladzijden onderzoeken we
een aantal familie invloeden die ons kunnen beperken. Het zijn stuk voor
stuk stille krachten die meerdere generaties kunnen beïnvloeden. Deze
dynamieken kunnen de progressie die we voor ogen hebben laten
ontsporen.
21 succesvragen
– Had je een moeilijke relatie met je moeder? (Herlees je
kernomschrijvingen in hoofdstuk 7.)
– Had je een moeilijke relatie met je vader? (Herlees je
kernomschrijvingen in hoofdstuk 7.)
– Waren je ouders succesvol in hun werk?
– Kon een ouder de familie niet onderhouden?
– Gingen je ouders scheiden toen je nog klein was?
– Hoe gedroeg je moeder zich ten opzichte van je vader?
– Hoe gedroeg je vader zich ten opzichte van je moeder?
– Heb je een fysieke of emotionele scheiding van je moeder
ervaren toen je klein was?
– Is je moeder, vader of een grootouder jong gestorven?
– Heb jij, of hebben je ouders of grootouders, broers of zussen die
jong gestorven zijn?
– Heb jij, of iemand anders in je familie, veel verdiend ten koste
van een ander?
– Werd iemand zijn/haar erfenis ontnomen?
– Hee iemand onrechtvaardig een vermogen geërfd of
verworven?
– Ging iemand in je familie failliet, verspeelde iemand het
familievermogen, of hee iemand de familie in de financiële
problemen gebracht?
– Hee iemand van buiten de familie je familie in financiële
problemen gebracht?
– Werd er iemand verstoten omdat hij/zij een mislukkeling,
nietsnut, gokker, enzovoorts was?
– Verloor iemand zijn/haar huis en bezittingen en is die persoon dit
nooit helemaal te boven gekomen?
– Heb je aan lagerwal geraakte voorouders?
– Ben jij of zijn je ouders geëmigreerd?
– Moesten je familieleden vluchten of werden ze uit hun thuisland
verdreven?
– Heb jij of hee een ander familielid iemand gekwetst, opgelicht
of misbruik van iemand gemaakt?
14
HET KERNTAALMEDICIJN
I
n dit boek heb ik een nieuwe manier van luisteren geïntroduceerd die
een licht werpt op de schemerige gangen van het verleden. Doordat we
hebben geleerd om onze kerntaalkaart te ontcijferen, kunnen we nu
bepalen wat bij ons hoort en wat mogelijk het gevolg is van een
traumatische gebeurtenis in de familiegeschiedenis. Doordat de ware
oorzaak bekend is, kunnen oude patronen worden losgelaten, zodat
nieuwe wegen en nieuwe levensmogelijkheden zich kunnen openen.
Ik hoop dat je je nu al lichter voelt, of ontspannener bent als je de
angsten die je eerder opschreef opnieuw onder ogen ziet. Misschien is je
thuisgevoel gegroeid of heb je meer mededogen gekregen met familieleden
die je onderweg hebt ontmoet. Misschien staan ze nu op een andere
manier naast je – ondersteunend, waardoor je het gevoel hebt dat je door
iets groters gedragen wordt dan jezelf. Misschien ervaar je hun troost en
steun om je heen.
Neem even de tijd om die steun te voelen. Stuur je adem naar die
plekken in je lichaam waar je de steun voelt. Deze nieuwe gevoelens leven
nu in je en hebben je zorg en aandacht nodig om zich verder te kunnen
ontwikkelen. Met iedere bewuste ademhaling kunnen gevoelens van rust
en welbevinden zich naar alle kanten verspreiden en onderdeel worden
van wie je bent. Verspreid de positieve gevoelens op iedere inademing
verder door je lichaam. Laat het mogelijke residu van de angst op iedere
uitademing verder oplossen.
Als je de stappen in dit boek hebt gevolgd, is de kans groot dat je je ergste
angst voorbij bent. Dit kan voelen alsof je op de top van een berg staat en
het dal overziet. Je overziet het hele gebied van verre, alsof je door een
groothoeklens kijkt. Beneden in het dal liggen je oude angsten, de panische
gevoelens, de gebroken harten en tegenslagen binnen de familie. Vanaf dit
uitzichtspunt kun je alle fragmenten van de familiegeschiedenis overzien en
verwelkomen.
Doordat je essentiële informatie over je familie bijeengebracht hebt, heb
je hoogstwaarschijnlijk belangrijke verbanden kunnen leggen. Je hebt meer
inzicht in jezelf en de onverklaarbare gevoelens waarmee je hebt geleefd
gekregen. De kans is groot dat deze niet met jou begonnen zijn. Mogelijk
heb je ook ontdekt dat je grootste angst niet langer zo beangstigend is, want
je bent zijn woorden gevolgd en die hebben je naar een nieuwe plek
gebracht. Je weet inmiddels dat de geheime taal van angst in wezen
helemaal niets met angst te maken had. Het grotere geheim is dat een grote
liefde al die tijd hee liggen wachten om onthuld te worden. Dit is de
liefde die door degenen die vóór jou kwamen is doorgegeven. Een liefde
die erop staat dat je je leven voluit lee zonder de angsten en tegenslagen
uit het verleden te herhalen. Het is een diepe liefde. Een stille en tijdloze
liefde die je met alles en iedereen verbindt. Een krachtig geneesmiddel.
DANKWOORD
E
en aantal mensen hee hun tijd en talent heel onzelfzuchtig met mij
gedeeld en zo dit boek mogelijk gemaakt. Hun vriendelijkheid en
vrijgevigheid zijn een zegen en ik buig me voor ze.
Shannon Zaychuk hee vele uren samen met mij aan de eerste
concepten van dit manuscript gewerkt. Van de eerste ideeën tot aan het
opschrijven van de woorden hee ze geholpen om de fundamenten van dit
boek te leggen. Haar expertise en cruciale inzichten hebben een diepere
dimensie aan deze bladzijden gegeven.
De briljante schrijver en uitgever Barbara Graham was mijn baken van
licht en wegbereider op de momenten waarop de weg dood leek te lopen.
Haar oneindige wijsheid doorademt dit boek op oneindig veel manieren.
Kari Dunlop speelde een essentiële rol in ieder aspect van dit project. Al
die tijd hield ze het Family Constellation Institute draaiend en gaf ze me
behulpzame suggesties en emotionele steun. Ik dank haar voor haar
creatieve geest, haar gulle vriendschap en haar voortdurende
bemoedigingen.
Ik ben Carole DeSanti, mijn redacteur bij Viking, oneindig dankbaar.
Haar visie en helderheid hebben dit boek beter gemaakt dan ik ooit had
kunnen vermoeden. Even dankbaar ben ik Christopher Russell en het hele
team van Viking voor hun ongelooflijke steun.
Mijn diepe dankbaarheid gaat ook uit naar mijn agent, Bonnie Solow,
voor haar wijsheid en voortreffelijke begeleiding en adviezen.
Veel andere vrienden en collega’s hebben grote bijdragen geleverd aan
dit project. Ik ben Ruth Wetherow heel dankbaar voor haar waardevolle
hulp bij het wetenschappelijk onderzoek, Daryn Eller voor haar
vakkundige opmerkingen en haar kennis over het maken van
boekvoorstellen, Nora Isaacs voor haar redactionele inzicht, Hugh
Delehanty voor zijn vrijgevige adviezen onderweg, Corey Deacon voor zijn
hulp op het gebied van neurofysiologie, Stephanie Marohn voor haar hulp
bij het maken van het eerste concept, en Igal Harmelin-Moria omdat ze me
helder hield als mijn innerlijk zicht verduisterd raakte.
Overbruggingsvraag
Een vraag die een aanhoudend symptoom, kwestie of angst kan verbinden
aan een kerntrauma of aan een familielid dat op een vergelijkbare manier
geleden hee.
Kernklacht
Ons grootste probleem dat, geïnternaliseerd of naar buiten geprojecteerd,
vaak ontleend is aan fragmenten van een traumatische ervaring en tot
uitdrukking komt in kerntaal.
Kernomschrijving
Bijvoeglijke naamwoorden en korte omschrijvingen die de onbewuste
gevoelens voor onze ouders onthullen.
Kerntaal
De idiosyncratische woorden en zinnen van onze grootste angsten, die
aanwijzingen bevatten die ons naar de bron van een onverwerkt trauma
kunnen leiden. Kerntaal kan zich ook uitdrukken in fysieke
gewaarwordingen, gedrag, emoties, impulsen en symptomen van een ziekte
of aandoening.
Kernzin
Een korte zin in de emotioneel geladen taal van onze grootste angst. Hij
bevat het residu van een onverwerkt trauma uit onze vroege kindertijd of
familiegeschiedenis.
Kerntrauma
Het onverwerkte trauma uit onze vroege jeugd of de familiegeschiedenis
dat onbewust ons gedrag, welbevinden, onze keuzes en gezondheid kan
beïnvloeden.
Genogram
Een tweedimensionale, visuele weergave van een stamboom. Helende zin
Een verzoenende of oplossende zin, die nieuwe beelden en gevoelens van
welzijn laat ontstaan.
APPENDIX A:
VRAGENLIJST FAMILIEGESCHIEDENIS
Hoofdstuk 4 – De kerntaalbenadering
1 Annie G. Rogers, e Unsayable: e Hidden Language of Trauma, New York: Ballantine,
2006, p. 298.
Hoofdstuk 6 – De kernklacht
1 Bert Hellinger, No Waves Without the Ocean: Experiences and oughts, Heidelberg,
Germany: Carl Auer International, 2006, p. 197.
Hoofdstuk 8 – De kernzin
1 Soheil Baharian et al., ‘e Great Migration of African-American Genomic Diversity’,
PlosGenetics 12(5) (2016): e1006059, doi: 10.1371/journal.pgen.1006059, Epub 27 mei 2016,
http://journals.plos.org/plosgenetics/article?
id=info:doi/10.1371/journal.pgen.1006059#abstract0.
Bij AnkhHermes maken we cadeautjes voor je ziel: boeken die je verrassen, troosten, inzicht
of (h)erkenning bieden. We hopen dat je dit boek met veel plezier hebt gelezen, en dat het
je heeft gebracht wat je nodig had. Als dit zo is, dan hebben we een vraag.
Wil je een korte recensie schrijven en die plaatsen op de site van de (web)winkel waar
je het boek hebt gekocht of op Hebban, Goodreads of je eigen blog? We vinden het ook
jn als je het met ons wilt delen via info@ankh-hermes.nl.
Steeds meer mensen kopen online een boek, • Heeft het je gebracht wat je ervan
en lezen vooraf recensies van andere lezers. verwachtte?
Recensies zijn dus heel belangrijk voor onze • Heb je iets nieuws geleerd?
auteurs én voor alle andere lezers. Een • Heeft de auteur jou geïnspireerd?
recensie mag kort en bondig zijn en • Wat maakt dit boek zo bijzonder?
bijvoorbeeld de volgende vragen • Zou je het boek aanbevelen aan anderen?
beantwoorden: