Professional Documents
Culture Documents
Deel II M&W Politieke Ontwikkelingen in de Middeleeuwen Januari 2023
Deel II M&W Politieke Ontwikkelingen in de Middeleeuwen Januari 2023
Paltskapel Aken
Politieke ontwikkelingen
vroege middeleeuwen
(500-1000)
Inhoud
1
1.1 Politiek-territoriaal: Eenmaking/expansie of verbrokkeling?....................................................................................4
1.2.1 De feodaliteit...........................................................................................................................................................12
1.4.1 Politiek-territoriaal:..................................................................................................................................................23
1.4.2 Politiek-bestuurlijk:.................................................................................................................................................23
1.4.3 Synthese ‘Politieke overeenkomsten en verschillen tussen het Romeinse Rijk en het Frankische Rijk'................24
2 Sociale verhoudingen in het ancien regime......................................30
3.4 De Noormannen.......................................................................................................................................................65
2
1 Politieke ontwikkelingen in West-Europa
Het Romeinse Rijk kende voor de grootste periode van haar bestaan vaste
grenzen (limes). Het rijk werd ook eeuwenlang bestuurd door een
autocratische keizer. In de middeleeuwen veranderde die bestuurlijke
organisatie geleidelijk. Op het puin van het West-Romeinse Rijk ontstaat een
nieuwe samenleving met specifieke politieke, culturele en socio-economische
kenmerken. Een deel van die kenmerken stammen uit de klassieke oudheid
(continuïteit), maar er zijn ook nieuwe kenmerken (discontinuïteit). In dit
hoofdstuk onderzoeken we welke politieke evoluties zich in de vroege
middeleeuwen voordeden in onze gewesten, in het ORR, in China en in de
Arabische wereld.
3
1.1 Politiek-territoriaal: Eenmaking/expansie of verbrokkeling?
In de vijfde eeuw controleren Germaanse stammen grote delen van het WRR.
De Salische Franken zijn vanaf de 5de eeuw de baas over Gallië en het Rijnland.
In de daaropvolgende eeuwen breidden ze hun grondgebied uit (expansie).
(5de - eeuw)
eeuw
eeuw
eeuw
eeuw
eeuw ( )
eeuw ( )
4
1.1.1 Het Frankisch Rijk van Karel de Grote
Rond 750 kwam met de staatsgreep van Pepijn de Korte, in samenwerking met
de paus, de Karolingische dynastie aan de macht. Karel de Grote (742-
814) was haar belangrijkste vorst. Door veroveringen breidde Karel de Grote het
Frankisch Rijk uit.
Figuur 2: Graf van Pepijn de Korte en Bertrada in St. Denis nabij Parijs,
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:St-Denis_Pippin-Berthe.jpg
5
1.1.2 De territoriale grenzen van het Frankisch Rijk.
1. Titel: ____________________________________________________
Waarover gaat de kaart? (Welke tijd? Welk gebied? Welk onderwerp …)
_________________________________________________________
_________________________________________________________
2. Welke schaal heeft de kaart?
_________________________________________________________
Hoeveel keer werd het gebied op de kaart verkleind?
_________________________________________________________
3. Raadpleeg de legende. Wat betekent elk symbool?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
4. Is dit een statische of een dynamische kaart?
Leg uit:
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
5. Los de vragen bij de kaart op.
a. Onze gewesten horen al van bij het begin bij het Frankische Rijk.
Juist/Fout, want
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
6
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
7
1.2 Politiek bestuurlijk: centralisatie of decentralisatie?
8
Figuur 4: Eenheidsmunt, https://karel-de-
grote.jouwweb.nl/inform 1
9
Karel de Grote zette ook de samenwerking met de paus verder door hem te
beschermen en het christendom in heel zijn rijk te verplichten. Als beloning werd
hij in 800 door paus Leo III tot keizer gekroond. Het Karolingische Rijk werd zo
een keizerrijk met Karel de Grote als eerste westerse keizer na de val van Rome.
Toen Karel de Grote door de paus in Rome tot keizer werd gekroond en
gezalfd, zat de paus in een diepe crisis. Een deel van de adel wilde hem weg.
Hieronder staan drie verschillende bronnen over deze kroning. Het feit is dus
steeds hetzelfde, maar de auteur/zender en de standplaats van de auteur is
telkens verschillend.
10
Vervolgens plaatste de eerbiedwaardige en barmhartige paus de kostbare
kroon eigenhandig op het hoofd van Karel. Nu riepen alle gelovigen en trouwe
Romeinen: ‘Leve de verhevene, de door God gekroonde keizer.’
Zender:
____________________________________________________________
Verklaring:
______________________________________________________________
______________________________________________________________
______________________________________________________________
______________________________________________________________
__________________________________________________________
Zender:
____________________________________________________________
Verklaring:
______________________________________________________________
______________________________________________________________
______________________________________________________________
______________________________________________________________
__________________________________________________________
11
Karel de Grote reisde naar Rome om de paus van talrijke mishandelingen door
de adel te redden. De kerkvorst had om bescherming gesmeekt. Karel wou in
Rome orde op zaken stellen. Hij bleef er de hele winter. In die periode kreeg
hij ook de titel van keizer en Augustus. Eerst was Karel daarmee niet zo
gelukkig. Hij beweerde zelfs dat hij niet naar de kerk zou zijn gegaan, als hij
op voorhand had geweten dat de paus hem wou kronen.
Zender:
____________________________________________________________
Verklaring:
______________________________________________________________
______________________________________________________________
______________________________________________________________
______________________________________________________________
__________________________________________________________
12
1.2.1 De feodaliteit
Karel de Grote koos zijn plaatselijke medewerkers vooral uit de hoge adel,
naaste familie van Karel (graven en hertogen) en uit de geestelijkheid (abten
en bisschoppen). Deze kerkelijke leiders stamden ook vaak uit adellijke families.
Karel verbond zijn macht aan het aanzien van de Kerk en het christendom werd
de staatsgodsdienst in zijn rijk.
Zijn medewerkers beloofden hem eeuwige trouw en dienst. Deze dienst bestond
uit hulp in het bestuur en de militaire dienst. In ruil daarvoor gaf de koning een
ambt of grondgebied in leen. Karel baseerde zich hiervoor op het reeds
bestaande systeem van vazalliteit. De Frankische samenleving was een
agrarische samenleving, wat betekent dat 90% van de inwoners leefde van
zelfvoorzienende landbouw. Er bestond amper een geldeconomie; de grond met
de bijhorende landbouwopbrengsten was een ruil- en betaalmiddel. Belastingen
werden eveneens geïnd in tienden (1/10 van de oogst). De heren,
grondeigenaars, werden de kroonvazallen van de koning en vormden de
elitetroepen te paard en de persoonlijke lijfwacht van de koning.
Dit hele systeem van trouw in ruil voor grond is men later de feodaliteit gaan
noemen. De kroonvazallen bestuurden de graafschappen en hertogdommen in
naam van de koning (de opperste leenheer) en verdedigden hem.
13
Onderzoek de wortels van de feodaliteit.
Lees de brontekst en beantwoord de vragen.
Omdat het aan allen ten zeerste bekend is hoe weinig ik bezit om mij te voeden en
te kleden, heb ik een beroep gedaan op uw goedgunstigheid (…) om mij aan u te
mogen (…) onderwerpen aan uw bescherming (…) dat u mij zult bijstaan en
onderhouden, zowel in de levensmiddelen als in kleding (…). En zolang ik leef, zal
ik u moeten dienen en gehoorzamen voor zover het een vrij man betaamt; op
geen enkel tijdstip van mijn leven zal ik gemachtigd zijn mij te onttrekken aan uw
dienstbaarheid en gezag, maar zal ik al de dagen van mijn leven moeten blijven
onder uw macht en bescherming.
14
Lees de vazalliteitsovereenkomst en beantwoord de vragen.
15
Lees de onderstaande leenhulde. Beantwoord de vragen en leg
dit ritueel uit aan de klas a.d.h.v. een rollenspel.
In de derde plaats zwoer hij op de relieken der heiligen. Daarna gaf de graaf, door
middel van een stokje dat hij in de hand hield, de investituur aan allen die hem
door de overeenkomst onder ede hou en trouw hadden beloofd.
Dit boek is een beschrijving uit het begin van de 12de eeuw van de moord op de
graaf van Vlaanderen. De koning van Frankrijk duidde Willem Clito aan als nieuwe
graaf. De auteur was priester, notaris en ambtenaar van de graaf.
16
Bekijk de schematische weergave van het leenstelsel en
beantwoord de vragen.
keizer/koning
kroonvazallen
leenmannen
leencontract
achtervazallen
achterleenmannen
leencontract
achter-achtervazallen
achter-
achterleenmannen
17
Wat zijn kroonvazallen?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Gehoorzamen de achtervazallen de koning? Verklaar je antwoord.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Waarom zou de koning lenen uitdelen?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Karel de Grote wordt vaak voorgesteld als ‘de vader van Europa’.
Klopt dit? Is er in de 9de eeuw sprake van centralisatie of
decentralisatie?
Volgens het Germaanse gewoonterecht kregen alle zonen een gelijk deel van de
erfenis bij het overlijden van de vader. Toen de Germanen sedentair werden,
bleven ze dat erfrecht toepassen. Gronden en rijken werden als persoonlijk bezit
beschouwd en na het overlijden van de vader werd het onder zijn zonen
18
verdeeld.
Figuur 5: Stamboom van de Karolingische vorsten, Pionier 3 GO!, uitgeverij Deboeck, 2011, p.72.
Wat gebeurt er, volgens het Germaans recht, met het rijk van Karel de
Grote na zijn dood in 814?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Wat gebeurt er met het rijk van Karel de Grote na de dood van diens
zonen?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
19
Neem in je historische atlas kaart 43 en vul de identiteitskaart in.
1. Titel: ____________________________________________________
Waarover gaat de kaart? (Welke tijd? Welk gebied? Welk onderwerp …)
_________________________________________________________
_________________________________________________________
2. Welke schaal heeft de kaart?
_________________________________________________________
Hoeveel keer werd het gebied op de kaart verkleind?
_________________________________________________________
3. Raadpleeg de legende. Wat betekent elk symbool?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
4. Is dit een statische of een dynamische kaart? Leg uit:
_________________________________________________________
_________________________________________________________
5. Los de vragen bij de kaart op.
a. Geef de buurlanden van het Karolingisch Rijk bij de dood van
Karel de Grote.
_________________________________________________________
_________________________________________________________
b. Wat gebeurt er met het rijk van Karel de Grote in 843?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
c. In welk gebied ligt het grootste deel van onze gewesten?
_________________________________________________________
d. Bewijs de stelling: ‘Na de dood van Karel de Grote wordt zijn rijk
zowel intern als extern bedreigd.
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
20
_________________________________________________________
21
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Wat is er gebeurd met het rijk van Karel de Grote in de 10de eeuw?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Wie zijn de grootste vijanden van onze gewesten?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Bestudeer de kaart hieronder en beantwoord de vragen op
de volgende pagina.
22
- Wat geeft de lichtpaarse kleur weer?
___________________________________________________________
- Wat geeft de donkerpaarse kleur weer?
___________________________________________________________
- Wat betekent het woord ‘kroondomein’?
___________________________________________________________
- Vergelijk het kroondomein met de lenen van de kroonvazallen. Wat stel je
vast?
___________________________________________________________
- Denk je dat dit een positieve invloed heeft op de koninklijke macht?
Waarom wel/waarom niet?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
23
1.4 Synthese politieke evoluties in West-Europa tijdens de vroege
middeleeuwen
1.4.1 Politiek-territoriaal:
1.4.2 Politiek-bestuurlijk:
24
________________________________________________________________
________________________________________________________________
25
1.4.3 Synthese ‘Politieke overeenkomsten en verschillen tussen het
Romeinse Rijk en het Frankische Rijk'
continuïteit discontinuïteit
politiek-territoriaal
voor 800
8ste eeuw
vanaf 843
politiek-bestuurlijk
voor 800
8ste eeuw
vanaf 843
feodaliteit
erfrecht
verband godsdienst-
wereldlijke macht
26
Vaktaal
27
28
29
30
31
2 Sociale verhoudingen in het ancien regime
32
1. Bekijk de tijdlijn over de standensamenleving.
33
b. Noteer op de tijdlijn volgende historische periodes:
middeleeuwen (vroege – hoge – late) – vroegmoderne tijd –
moderne tijd
34
c. Waarom schreef de auteur deze bron?
______________________________________________________
d. Schrap het foute antwoord: dit is een primaire / een secundaire bron.
e. Is deze bron bruikbaar om onze probleemstelling te beantwoorden?
Ja / Nee, want __________________________________________
______________________________________________________
stand taak
35
_______________________________________________________
_______________________________________________________
_______________________________________________________
_______________________________________________________
Bron 2: Storia 3D
36
De onderstaande miniatuur toont de drie standen, maar ook een
verdere indeling binnen de standen.
a. Plaats de drie standen in de rode kaders.
b. Zet volgende begrippen op de juiste plek:
boeren – krijgers – hoge geestelijken – lage geestelijken – handelaars –
bestuurders - ambachtslieden
Uit: Aristoteles, Politiques/Economiques, in het Frans vertaald door Nicolaas van Oresme, 1376
37
38
2.2 Welke privileges (=voorrechten) hebben de verschillende
standen?
PRIVILEGES PLICHTEN
39
Vaktaal
40
3 Politieke ontwikkelingen buiten Europa
Elk lesuur bestuderen we één regio en maken jullie als huistaak de vergelijking
met het Frankisch Rijk. Vul ook steeds je woordenlijst aan.
Figuur 8: Harun al-Rashid ontvangt een delegatie van Karel de Grote te Bagdad.
Bron: https://www.vilters-vanhemel.be/nieuw/belgie-karel-de-grote-oosten-bagdad-
jeruzalem.html
41
3.1 Het Byzantijnse Rijk (ca. 400-1453)
genoemd.
In dit hoofdstuk onderzoek je wat er op politiek vlak met het oostelijk deel van
het Romeinse Rijk gebeurde na de klassieke oudheid. Rond 1200 raakt het
Byzantijnse Rijk in verval.
42
3.1.1 Politiek-territoriaal: verbrokkeling, eenmaking of expansie?
Uit de vorige lessen weet je al welke landen tot het Oost-Romeinse Rijk
behoorden.
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
1. Titel: ____________________________________________________
Waarover gaat de kaart? (Welke tijd? Welk gebied? Welk onderwerp …)
_________________________________________________________
_________________________________________________________
2. Welke schaal heeft de kaart?
_________________________________________________________
Hoeveel keer werd het gebied op de kaart verkleind?
_________________________________________________________
3. Raadpleeg de legende. Wat betekent elk symbool?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
4. Is dit een statische of een dynamische kaart? Leg uit:
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
43
5. Los de vragen bij de kaart op.
a) Wanneer regeert Keizer Justinianus over het Byzantijnse Rijk?
_________________________________________________________
b) Wat gebeurt er met het Byzantijnse Rijk onder Keizer
Justinianus? Geef voldoende voorbeelden.
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
c) Door welke volkeren wordt het ORR in de 6de eeuw bedreigd?
- vanuit het oosten:
_________________________________________________________
- vanuit het noorden:
_________________________________________________________
d) Hoe heet het nomadenvolk, dat in de 6de eeuw, in het
hedendaagse Iran woonde?
____________________________________________
e) Bewijs de stelling: ‘Justinianus zorgde voor een gedeeltelijk
hereniging van het Romeinse Rijk’
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
f) Constantinopel was niet de enige grote stad in het Byzantijnse
Rijk. Welke andere belangrijke stad vind je op de kaart?
_________________________________________________________
g) Beantwoord de onderzoeksvraag ‘Welke politiek-territoriale
veranderingen kende het Byzantijnse Rijk o.l.v. Keizer
Justinianus in de 6de eeuw?’.
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
44
h) Neem nu kaart 43. Je gebruikte deze kaart al toen we het
Karolingische Rijk bestudeerden. Beantwoord de
onderzoeksvraag ‘Welke politiek-territoriale veranderingen kende
het Byzantijnse Rijk in de 8ste eeuw?’.
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
45
3.1.2 Politiek-bestuurlijk: centralisatie of decentralisatie?
a) Wetgeving
46
b) Bestuurlijke organisatie
47
Synthese:
Een goed opgeleid en gespecialiseerd ambtenarenkorps hielp hem bij zijn sterk
centraal bestuur. De keizerlijke ambtenaren moesten zoveel mogelijk de
macht naar zich toe trekken. Dat ging ten koste van lokale ambtenaren in de
provincies.
De voertaal was net zoals voor en tijdens het Romeins Rijk, het Grieks.
Geef de overeenkomsten en
48
verschillen tussen de organisatie van het Frankisch en het Byzantijns
Rijk.
overeenkomsten verschillen
politiek-territoriaal
politiek-bestuurlijk leider
staatsvorm
ambtenaren
bezit/betaalmiddelen
godsdienst
verhouding wereldlijke-
geestelijke macht
49
Maak een woordenlijst van dit hoofdstuk.
Vaktaal
Verklaar de moeilijke begrippen in je eigen woorden.
begrip verklaring
50
3.2 De Arabische Wereld
We weten al dat het Romeinse Rijk verdween en hoe het Byzantijnse Rijk in het
oostelijk deel de Romeinse traditie verderzette. Maar bij die tweedeling bleef het
niet.
1. Titel: ____________________________________________________
Waarover gaat de kaart? (Welke tijd? Welk gebied? Welk onderwerp …)
_________________________________________________________
_________________________________________________________
2. Welke schaal heeft de kaart?
_________________________________________________________
Hoeveel keer werd het gebied op de kaart verkleind?
_________________________________________________________
3. Raadpleeg de legende. Wat betekent elk symbool?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
51
4. Is dit een statische of een dynamische kaart? Leg uit:
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
5. Los de vragen bij de kaart op.
a. Wat leert deze kaart jou over Arabië vóór de dood van Mohammed
(632)?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
b. Wanneer en onder wie gebeurden de eerste uitbreidingen van de islam?
Zoek ook op wat deze begrippen betekenen.
632-661:
Wie?
_________________________________________________________
Betekenis?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
Waar?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
661-750:
Wie?
_________________________________________________________
Betekenis?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
Waar?
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
52
c. Bestudeer de handelsroutes in de 9de eeuw.
Waar kochten de Arabieren goud? _________________________________
Aan wie verkochten ze dit?________________________________________
Wat kochten de Arabieren in India? _________________________________
_____________________________________________________________
Verklaar waarom we de Arabieren vanaf de 9de eeuw vooral ‘tussenhandelaars’
noemen.
_________________________________________________________
_________________________________________________________
_________________________________________________________
d) Geef op basis van deze kaart een antwoord op de deelvraag:
‘Was er eenmaking of verbrokkeling van de Arabisch Wereld in de
vroege middeleeuwen?'
_______________________________________________________________
_______________________________________________________________
_______________________________________________________________
_______________________________________________________________
_______________________________________________________________
_______________________________________________________________
53
3.2.2 Politiek-bestuurlijk: centralisatie of decentralisatie?
Groepen van deze nomadische Arabieren vormden samen een stam o.l.v. een
stamleider of sjeik. De stammen waren onafhankelijk. Er was geen
gemeenschappelijk bestuur en er waren geen gemeenschappelijke
wetten.
54
Elke stam vereerde voor de religieuze hervorming van Mohammed zijn eigen
goden (polytheïsme).
In de eerste helft van de 7de eeuw bracht Mohammed, een lid van de Qoeraisj,
grote vernieuwing op religieus vlak. Op zijn handelsreizen had hij door contacten
met joden en christenen het monotheïsme (=__________________________
_______________________________________ ) leren kennen. Hij predikte zelf
ook dat er maar één God was: Allah. Zo ontstond de islam als nieuwe religie.
Niet alle bewoners van mekka aanvaardden deze grote verandering. Mohammed
en zijn aanhangers moesten in 622 zelfs vluchten naar Medina. Dit jaar vormt
het begin van de islamitische jaartelling.
In Medina werkte Mohammed zijn ideeën verder uit, bouwde er een moskee en
onderrichtte zijn volgelingen in de regels die ze moesten volgen. Hij kreeg er
steeds meer volgelingen en startte er een oorlog met als doel Mekka te
veroveren en de islam op te leggen.
a) 1 leider, 1 wet
55
Mohammed en zijn opvolgers, de kaliefen, waren tegelijkertijd wereldlijke en
religieuze leiders. Voor het begin van de 7de eeuw waren ze erin geslaagd om alle
stammen op het Arabisch schiereiland aan zich te onderwerpen. Medina
fungeerde als hoofdstad. Er was een territoriale eenheid en het hele gebied werd
bestuurd op basis van één wet, de sharia (= ___________________________
_______________________________________________________________).
Gezien de sharia gebaseerd is op de Koran, het heilige boek van de moslims, en
op overgeleverde uitspraken van de profeet Mohammed, bepaalde de islam sterk
het leven van de Arabieren op zowel religieus als wereldlijk vlak.
Er zijn geen geschreven bronnen bewaard uit de tijd van de eenmaking van het Arabisch
schiereiland, gezien bijna iedereen, inclusief de profeet, analfabeet was. Verhalen over die
periode circuleerden lange tijd mondeling en werden pas later opgeschreven.
De volgende woorden zouden zijn uitgesproken door een Arabische legeraanvoerder die in
het midden van de 7de eeuw de verovering van Perzië leidde.
De Perzische geschiedschrijver Ibn Jarir al-Tabari (839-923) noteerde ze in zijn
historisch werk (geschiedenis van de profeten en koningen, 915).
Alle stammen waaraan hij (Mohammed) had gevraagd om zich bij hem aan te sluiten,
waren onderling verdeeld. De ene groep sloot zich aan, de andere hield zich afzijdig. Alleen
de uitgekozenen omarmden zijn godsdienst. Mohammed gedroeg zich zo, zolang Allah het
wilde.
Maar toen kreeg hij de opdracht om te breken met de Arabieren die tegen hem gekant
waren, en om tegen hem te strijden. Vrijwillig of onder dwang sloten ze zich allen aan, en
zij die zich tegen hun wil aansloten, legden er zich uiteindelijk toch bij neer. We kwamen
allemaal tot het besef dat door zijn boodschap de vroegere toestand van twist en armoede
verdreven was.
56
Is dit een betrouwbare bron? Geef minstens 2 argumenten.
Ja/Nee, want
- __________________________________________________________
___________________________________________________________
- __________________________________________________________
___________________________________________________________
Geef de korte inhoud van deze bron.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Bewijs dat dit een persuasieve tekst is.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
57
b) Een eenheidsmunt
Van ‘Abd al-Malik is er een wat kleinere munt van dadelijk na zijn aantreden als
kalief in 685, met op de voorzijde een afbeelding van zichzelf en zijn broer en
gedoodverfde opvolger ‘Abd al-‘Azīz:
Figuur 13: ‘Abd al-Malik, 685. Voorzijde: Twee staande figuren met lange gewaden en Arabische
hoofdbedekking. De rechterhanden op de zwaarden. Tussen hen in op drie treden een staf met een bol.
Keerzijde: Grote ‘M’ met een zespuntige ster erboven. In de marge: Bismillāh. ‘Abd allāh ‘Abd al-Malik, amīr al-
mu’minīn. ‘In naam van God, de knecht Gods, ‘Abd al-Malik, bevelhebber der gelovigen’
Bron: https://ghurabalbayn.wordpress.com/2016/10/01/am-abd-al-maliks-geldhervorming/
58
c) De Arabische taal
Het Arabisch was de taal van de Koran en van de Islamitische gebeden en werd
zo ook voor de nieuwe gelovigen de religieuze taal. Het Arabisch diende
bovendien voor de communicatie tussen de verschillende gebieden.
Zo verdrong deze taal in Spanje en Noord-Afrika het Latijn, en in het Nabije
Oosten het Grieks als gemeenschappelijke taal.
We lazen al een stukje uit het werk van Ibn Jarir al-Tabari. Lees nu het vervolg
van de toespraak van de legeraanvoerder aan de Perzische Sjah (koning) nadat
hij het Perzische Rijk is binnengevallen, en beantwoord de vragen.
Als u weigert, moet u de schatting betalen. Dat is onprettig, maar niet zo onprettig
als het alternatief: als u weigert te betalen, komt er oorlog. Als u positief regeert
en onze godsdienst omarmt, zullen we u het boek van Allah geven en u de inhoud
ervan bijbrengen.
Als u regeert volgens de regels die erin zijn vastgelegd, zullen we uw land verlaten
en u hier zelf laten besturen. Als u zich tegen ons beschermt door de schatting te
betalen, zullen we die van u aannemen en uw veiligheid waarborgen. Anders zullen
we de strijd met u aangaan.
59
Geef de overeenkomsten en verschillen tussen de organisatie
van het Frankisch en het Arabisch Rijk in de vroege
middeleeuwen.
overeenkomsten verschillen
Ambtenaren
60
godsdienst Zowel het Frankische Rijk als Het Frankische Rijk was in
het Arabische Rijk hadden een eerste instantie een heidense
dominantie godsdienst die samenleving, maar werd later
verhouding wereldlijke-
een belangrijke rol speelde in gekerstend, terwijl het
geestelijke macht
het dagelijkse leven van de Arabische Rijk vanaf het begin
mensen. een islamitische staat was.
Vaktaal
Verklaar de moeilijke begrippen in je eigen woorden.
begrip verklaring
61
3.3 Het Chinese Rijk
A.d.h.v. enkele onderzoeksvragen proberen we ons een beeld te vormen van het
Chinese Rijk in de periode die wij kennen als de vroege middeleeuwen.
62
Figuur 14: Het Romeinse en het Chinese Rijk gedurende de eerste eeuw.
Bron: https://isgeschiedenis.nl/nieuws/wisten-de-romeinen-af-van-china, geraadpleegd 3 januari 2021.
63
Bekijk aandachtig onderstaande kaart en beantwoord onze
onderzoeksvraag.
64
Is het huidige China groter in oppervlakte dan het Chinese Rijk tijdens de
middeleeuwse dynastieën? Gebruik je atlas en leg uit.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Welke dynastieën vind je terug op deze kaart? Noteer ook de data.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Was er sprake van territoriale continuïteit of verandering in de
middeleeuwen? Leg uit.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Was er sprake van eenheid of verdeling? Leg uit a.d.h.v. voorbeelden.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Besluit
China kende lange periodes van verdeeldheid door de grote verscheidenheid aan
culturen binnen de grenzen van het rijk. Deze werden gevolgd door periodes van
territoriale eenheid. Tijdens de middeleeuwen zorgde vooral de Tang-dynastie
(618-907), de Yuan-dynastie (1279-1368) en de Ming-dynastie (1368-1644)
voor lange periodes van eenheid, relatieve rust en welvaart. Hoewel het rijk van
de Franken erg uitgestrekt was, kende Europa tijdens de middeleeuwen nooit
zo’n territoriale eenheid.
65
Huistaak: we maken een tijdband van China tijdens het ancien
régime.
Teken op een apart ruitjesblad een tijdband over de volledige lengte van je
blad.
Je tijdband begint in 500 en eindigt in 1800. Bereken een logische schaal,
noteer ze en duid bovenstaande jaartallen aan. /1
Noteer, met de bijhorende data: de middeleeuwen
de vroegmoderne samenleving
het ancien régime /3
Noteer, zoals aangeleerd, boven de tijdband de Chinese dynastieën:
de Tang
de Yuan
de Ming /3
Geef je tijdband een correcte titel. /1
66
3.3.2 Politiek-bestuurlijk: centralisatie of decentralisatie?
Het succes van de Chinese dynastieën lag in het bestuur. In China stond de
autocratische keizer aan het hoofd van het rijk. Er was dus een monarchie.
Vaak streden verschillende krijgsheren in de Chinese provincies om macht. De
winnaar eigende zich de keizerstitel toe en vestigde een nieuwe dynastie
(= __________________________________________________________).
De keizer kon rekenen op een efficiënte, bestuurlijke organisatie. Hij had goed
opgeleide ambtenaren die in naam van de keizer taken uitvoerden in alle
delen van het Chinese Rijk. De ambtenaren werden zorgvuldig geselecteerd
tijdens een centraal examen. Niet hun afkomst telde, wel hun kennis van de
klassiek Chinese teksten.
67
Huistaak: Geef de overeenkomsten en verschillen tussen de
organisatie van het Frankische en het Chinese Rijk tijdens de vroege
middeleeuwen.
overeenkomsten verschillen
politiek-territoriaal
Figuur 12: Kuiguang/Kuixing-paviljoen, tempel
gebouwd in 1034, maar de hedendaagse
structuur dateert uit de 19de eeuw.
Bron:
https://en.wikipedia.org/wiki/Nanjing_Fuzimiao
politiek-bestuurlijk leider
staatsvorm
ambtenaren
bezit/betaalmiddelen
godsdienst
verhouding wereldlijke-
68
geestelijke macht
Vaktaal
Verklaar de moeilijke begrippen in je eigen woorden.
begrip verklaring
69
3.4 De Noormannen
VIKINGEN EN NOORMANNEN
Wat is nu eigenlijk het verschil tussen Vikingen en Noormannen? Alle Vikingen, plunderaars uit
Scandinavië, zijn Noormannen, maar niet alle Noormannen in de etnische betekenis als
(vroegmiddeleeuwse) personen uit Scandinavië, zijn Vikingen. De uitleg in Van Dale dat het om
synoniemen gaat, is dan ook onjuist. Ook het Woordenboek der Nederlandsche Taal is niet eenduidig,
maar wel een stuk nauwkeuriger dan Van Dale. In het WNT is sprake van zeerovers, maar er werden
zelden rooftochten op zee ondernomen. Vikingen kunnen beter rovende zeevaarders genoemd
worden.
70
Bron: https://archeologieonline.nl/nieuws/vikingen-of-noormannen-een-dilemma, geraadpleegd 5
maart 2022
Geselecteerde bron 1:
___________________________________________________________
Betrouwbaar want,
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Wat leert deze bron mij?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Geselecteerde bron 2:
___________________________________________________________
Betrouwbaar want,
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Wat leert deze bron mij?
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Definities:
Noorman:
___________________________________________________________
_________________________________________________________________
Viking:
_________________________________________________________________
_________________________________________________________________
Warjagen:
_________________________________________________________________
_________________________________________________________________
71
3.4.1 Politiek-territoriaal: verbrokkeling, eenmaking of expansie?
72
Conclusie politiek-territoriaal:
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
De Noormannen bestonden uit verschillende stammen met aan het hoofd een koning. De
koning moest vooral een dappere en onbevreesde krijger zijn, die zijn land kon verdedigen
door zijn mannen in de strijd thuis of in het buitenland aan te voeren. Hij werd gesteund
door zijn keursoldaten, die zijn huisgarde vormden. Men noemde ze ook hird en ze werden
rijkelijk beloond voor hun trouw. De Vikingkoning trad ook op als rechter en priester. Hij
was de tussenpersoon tussen de goden (polytheïsme) en zijn onderdanen.
Het hof van de koning was niet op een vaste plaats. Het was steeds daar waar de koning
zich toevallig bevond. Zijn hofhouding bestond uit zijn hird, de trouwe jarls (=
krijgsmannen die ‘legers’ van vrije boeren aanvoerden en vrijwel onafhankelijk een gebied
bestuurden) en hun gezinnen, en als laatste de dichters of skalds. Dichters waren
belangrijke leden van de maatschappij en werden betaald door de koning of de jarls die ze
dienden. Ze maakten gedichten over de heldendaden van hun meesters en traden op
tijdens grote banketten.
Op politiek vlak hadden de Vikingen een volksvergadering (ting), waarbij alle vrije
mannen aanwezig waren. Het diende eveneens als gerechtshof. Er waren plaatselijke
tings en tings die grotere gebieden en zelfs hele naties vertegenwoordigden.
Oorlog en strijd waren belangrijk voor de Vikingen. Dit bewijzen de vele wapens die
gevonden geweest zijn door archeologen. De wapens waren niet enkel prachtig
gedecoreerd, maar ook uiterst doeltreffend. Wanneer een gevecht had plaatsgevonden
tussen Vikingen, werd dit beoordeeld in de ting. Vaak moest de moordenaar een geldsom
betalen aan de verwanten van zijn slachtoffer. Wetsovertreders konden echter ook
verbannen worden.
Bron: https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/154976-hoe-leefden-vikingen-een-
politiek-en-economisch-overzicht.html
73
Geef de overeenkomsten en verschillen tussen de organisatie van
het Frankisch Rijk en het rijk van de Vikingen in de vroege
middeleeuwen.
overeenkomsten verschillen
politiek-territoriaal
politiek-bestuurlijk leider
staatsvorm
ambtenaren
bezit/betaalmiddelen
74
godsdienst
verhouding wereldlijke-
geestelijke macht
Vaktaal
Verklaar de moeilijke begrippen in je eigen woorden.
begrip verklaring
75
3.5 Zuid-Azië of het Indisch subcontinent
In de vierde eeuw vielen de Hunnen via het westen van Azië (het Perzische Rijk)
ook het toenmalig rijk van de Guptas binnen. In tegenstelling tot het WRR
kwam dit keizerrijk niet meteen ten val, maar de instabiliteit van de economie en
de legerleiding zorgde wel voor decentralisatie en verdeeldheid. Het gebied van
de Gupta’s was al geslonken tot het oosten van de Gangesvlakte en
Bengalen. Hier bleven nakomelingen tot rond 550 aan de macht.
a) Is deze kaart een historische bron of een historisch werk? Leg uit waarom.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
76
b) Is deze kaart een statische of een dynamische kaart? Leg uit waarom.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
c) Vat samen wat deze kaart jou leert. Verwerk het historisch en geografisch
referentiekader.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
77
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Gupta%27s#/media/Bestand:South_Asia_historical_AD450_NL.svg,
geraadpleegd 2 januari 2022.
In de eerste helft van de 7e eeuw wist Harsha (606 – 647), een verre verwant
van de Latere Gupta’s, het noorden van India opnieuw te verenigen. Hoewel
Harsha een rijk zo groot als dat van de Guptakeizers leidde, was de politieke
situatie veranderd.
78
bevolking en leefden grotendeels in vrede met andere lokale heersers. In de 9 e
eeuw raakten ze onafhankelijk van de kalief in Bagdad.
Ook in het zuiden van het Indisch Subcontinent was op geen enkel moment
sprake van echte politieke eenheid. Zowel de Chalukya’s als hun opvolgers, de
Rashtrakuta’s, slaagden er niet in de Pallava’s te onderwerpen, die vanaf de 4e
eeuw een gebied in het uiterste zuidoosten van India bestuurden,
ongeveer het huidige Tamil Nadu. Maar ook de macht van de Pallava’s zelf over
andere dynastieën in dit gebied, zoals de Chola’s en Pandya’s, was niet
vanzelfsprekend. In de 9e eeuw namen de Chola’s deze dominante positie over.
Op het toppunt van zijn macht besloeg het Cholarijk de hele oostkust van India
tot de monding van de Ganges. De Cholakoning Rajendra Chola I onderwierp Sri
Lanka en het overzeese Srivijaya in Zuidoost-Azië.
Conclusie politiek-territoriaal:
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
79
Maak boven deze tijdlijn een nieuwe tijdlijn met dezelfde schaal
van de Indische middeleeuwen. Noteer alle rijken met hun begin
en einddata. Gebruik een overzichtelijke legende.
80
2.5.2 Politiek-bestuurlijk: centralisatie of decentralisatie?
De geschiedenis van India kan gezien worden als een aaneenschakeling van
rijken, allen met een eigen politieke en economische machtsbasis. Deze
perceptie verhult echter het feit dat zulke rijken lokale machthebbers vaak
onderwierpen, maar geen veranderingen in het lokale bestuur aanbrachten. De
lokale vorst erkende de hogere koning, maar was niet vergelijkbaar met een
feodale leenman.
De middeleeuwen van India worden gekenmerkt door toenemend belang van
regionale culturele identiteiten. In
plaats van politiek, waren de grenzen
tussen de verschillende rijken en
rijkjes eerder cultureel van aard en
daarom niet scherp afgebakend. Dit
verklaart waarom geen van de grotere
rijken lang stand kon houden en
waarom er geen sprake was van
duidelijke centralisatie.
81
Conclusie politiek-bestuurlijk:
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
82
Gouden munt met ruiterafbeelding.
83
De ijzeren pilaar van Delhi werd opgericht door keizer Kumaragupta I rond 420.
De inscriptie herdenkt de militaire successen van diens vader Chandragupta II. De pilaar bestaat voor
99,7% uit ijzer en is bewijs voor hoge ontwikkeling van de smeedkunst onder de Gupta's.
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
84
Geef de overeenkomsten en verschillen tussen de organisatie van het
Frankisch en de Zuid-Oost Aziatische Rijken tijdens de vroege
middeleeuwen.
overeenkomsten verschillen
politiek-territoriaal
politiek-bestuurlijk Leider
staatsvorm
ambtenaren
bezit/betaalmiddelen
godsdienst
verhouding wereldlijke-
geestelijke macht
85
Maak een woordenlijst van dit hoofdstuk.
Vaktaal
Verklaar de moeilijke begrippen in je eigen woorden.
begrip verklaring
86