Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 26

Examenvragen

Geriatrie

Academiejaar 2022-2023

20
Geriatrie

Prof. dr. Johan Flamaing, prof. dr. Jos Tournoy, prof. dr.
Evelien Gielen, dr. Katleen Fagard, dr. Liesbeth Vander
Weyden, prof. dr. Marian Dejaeger en dr. Maaike De Roo.

Eindredactie: prof. dr. Johan Flamaing

Leuven, maart 2023

2
Index

I. Vragen in verband met verouderingsepidemiologie en semeiologie 5


Flamaing Johan

II. Vragen in verband met frailty 7


Gielen Evelien

III. Vragen in verband met sarcopenie 9


Gielen Evelien

IV. Vragen in verband met geriatrische syndromen 11


Flamaing Johan

V. Vragen in verband met osteoporose 13


Gielen Evelien

VI. Vragen in verband met ondervoeding 15


Gielen Evelien

VII. Vragen in verband met vallen, duizeligheid en syncope 17


Flamaing Johan, Dejaeger Marian

VIII. Vragen in verband met delier 19


Tournoy Jos

IX. Vragen in verband met infecties 21


Flamaing Johan

X. Vragen in verband met farmacologie bij ouderen 23


Tournoy Jos

XI. Vragen in verband met levenseinde en zorgplanning bij ouderen 25


Fagard Katleen

3
I. Vragen in verband met
verouderingsepidemiologie en
semeiologie

4
Verouderingsepidemiologie en semeiologie

1. Waarom verwacht men dat de vergrijzing van de Belgische bevolking in 2040 zal
stagneren?

2. Welke factoren voorspellen mortaliteit bij oudere personen?

3. Wat is het verschil tussen veroudering en ziekte?

4. Geef een algemene biologische definitie van het verouderingsproces.

5
II. Vragen in verband met
frailty

6
Frailty

1. Bespreek het concept frailty.

2. Leg uit waarom heupfractuurpatiënten typisch kwetsbare ouderen zijn.

3. Hoe wordt frailty operationeel gedefinieerd?

4. Waaruit bestaat de behandeling van frailty?

7
III. Vragen in verband met
sarcopenie

8
Sarcopenie

1. Bespreek het concept sarcopenie en de operationele definitie van sarcopenie.

2. Bespreek de behandeling van sarcopenie.

9
IV. Vragen in verband met
geriatrische syndromen

10
Geriatrische syndromen

1. Wat zijn de kenmerken van een geriatrische patiënt?

2. Wat is comprehensive geriatric assessment (definitie, doelstelling, opbouw)?

3. Wat is een geriatrisch syndroom? Illustreer je antwoord aan de hand van een voorbeeld.

4. Wat zijn de doelstelling en de belangrijkste onderdelen van het KB over het


zorgprogramma voor de geriatrische patiënt?

11
V. Vragen in verband met
osteoporose

12
Osteoporose

1. Waarom vormen calcium en vitamine D de basispreventie tegen fracturen bij ouderen


en welke voorwaarden moeten vervuld zijn om met calcium en vitamine D ook
daadwerkelijk de kans op fracturen te verminderen?

2. Hoe wordt bij ouderen de diagnose van osteoporose gesteld?

3. Wat is er medicamenteus mogelijk in de behandeling van osteoporose buiten calcium


en vitamine D?

4. Hoe ontstaat osteoporose bij ouderen?

13
VI. Vragen in verband met
ondervoeding

14
Ondervoeding

1. Hoe definieer je ondervoeding en wat zijn de oorzaken van ondervoeding bij ouderen?

2. Bespreek energiebehoefte, energie-inname en -verbruik bij de oudere persoon.

3. Bespreek de eiwitbehoefte, eiwitinname en het effect van eiwitsupplementen bij de


oudere persoon.

4. Met welke criteria wordt bij ouderen de diagnose en de ernst van ondervoeding
vastgesteld? Bespreek deze.

5. Waaruit bestaat het nutritioneel onderzoek bij ouderen met ongewild gewichtsverlies en
wat zijn de gevolgen van ongewild gewichtsverlies?

6. Bespreek de orale voeding en de sondevoeding in de behandeling van ondervoeding bij


de oudere persoon.

7. Bespreek parenterale voeding in de behandeling van ondervoeding bij de oudere


persoon.

15
VII. Vragen in verband met
vallen, duizeligheid en
syncope

16
Vallen

1. Bespreek de mogelijke gevolgen van een val voor een thuiswonende oudere.

2. Welke zijn de voornaamste oorzaken van een val?

3. Welke strategieën voor valpreventie ken je? Leg uit.

4. Welke risicofactoren ga je evalueren bij een thuiswonende oudere na een val?

5. Welke interventies maken eventueel deel uit van de secundaire valpreventie?

Duizeligheid en syncope

1. Bespreek de kliniek (definitie, symptomen, diagnose, behandeling) van benigne


paroxysmale positieduizeligheid.

2. Welke zijn de oorzaken van vertigo? Geef definitie, en hoe kun je deze oorzaken met
anamnese en klinisch onderzoek van elkaar onderscheiden?

3. Bespreek de kliniek (oorzaken, symptomen, diagnose en behandeling) bij de syncope


van cardiale origine.

4. Bespreek de kliniek (oorzaken, symptomen, diagnose en behandeling) van de syncope


door orthostatische hypotensie.

5. Bespreek de kliniek (oorzaken, symptomen, diagnose en behandeling) van de


vasovagale syncope en sinus caroticus hypersensitiviteit.

17
VIII. Vragen in verband met
delier

18
Delier

1. Bespreek de diagnose en klinische symptomen van het delirium.

2. Bespreek de risicofactoren en uitlokkende factoren van het delirium.

3. Bespreek de preventieve maatregelen in de behandeling van het delirium.

4. Bespreek de farmacologische behandeling van het delirium.

19
IX. Vragen in verband met
infecties

20
Infecties

1. Welke factoren dragen bij tot de verhoogde vatbaarheid voor infecties bij oudere
personen?

2. Hoe presenteren infecties zich bij ouderen en geef een voorbeeld?

3. Wat zijn de risicofactoren voor aspiratie en wat is een aspiratiepneumonie?

4. Welke vaccins worden aanbevolen bij ouderen? Waartegen beschermen deze vaccins?

21
X. Vragen in verband met
farmacologie bij ouderen

22
Farmacologie

1. Welke farmacodynamische en farmacokinetische veranderingen bij oudere personen


spelen een rol bij het ontstaan van medicatiebijwerkingen?

2. Hoe kan je polyfarmacie bij ouderen evalueren?

3. Hoe kan je therapietrouw bij oudere personen bevorderen?

23
XI. Vragen in verband met
levenseinde en zorgplanning
bij kwetsbare ouderen

24
Levenseinde en zorgplanning bij kwetsbare ouderen

1. Wat is vroegtijdige zorgplanning en welke zijn de vier opeenvolgende stappen in


het proces van vroegtijdige zorgplanning (korte omschrijving van elke stap, de
betrokkenen en het belang ervan)?
2. Beschrijf de 4 levenseindetrajecten (geef ook een voorbeeld en schets het
tijdsverloop in een grafiek) en leg uit (zonder grafiek) waarom ouderen bij
opeenvolgende ziekteopstoten vaak progressief achteruitgaan.
3. Leg het verschil uit tussen een positieve en een negatieve wilsverklaring en geef
een voorbeeld van elk (met de vermelding van hoe de wilsverklaring opgesteld dient
te worden, waar die bewaard wordt en hoelang die geldig blijft).
4. Wat is de uitkomst van reanimatie bij 70-plussers en welke factoren bepalen het
succes van een reanimatie? Wat is de betekenis van de DNR 0, 1, 2 en 3 code en
is de registratie definitief?
5. Euthanasie kan in België gevraagd worden bij ondraaglijk fysiek lijden, ondraaglijk
psychisch lijden en bij een onomkeerbaar coma. Vergelijk deze 3 op volgende
vlakken: In welke klinische omstandigheden is het euthanasieverzoek geldig? Hoe
gebeurt het euthanasieverzoek? Is er een standaarddocument voor het verzoek?
Hoeveel artsen buigen zich over het verzoek, aan welke voorwaarden moeten deze
artsen voldoen en wat is hun rol?

25
26

You might also like