Professional Documents
Culture Documents
1-6 Bankwerk
1-6 Bankwerk
1-6 Bankwerk
Beroepsopleiding
ONDERHOUDSMECHANICA
Inhoudsopgave
1 aftekenen ......................................................................................................................... 5
1.1 Doel .....................................................................................................................................5
1.2 Materieel .............................................................................................................................5
1.3 Materiaal ............................................................................................................................5
1.4 Technologie.........................................................................................................................6
1.4.1 Meetlat ......................................................................................................................................... 6
1.4.2 De krasnaald: ( kraspen - schrijfnaald ) ........................................................................................ 6
1.4.3 Traceerlak..................................................................................................................................... 6
1.4.4 Winkelhaak .................................................................................................................................. 7
1.4.5 Passers .......................................................................................................................................... 7
1.4.6 Centerpons ................................................................................................................................... 8
1.5 Werkmethode .....................................................................................................................8
1.6 Milieu en veiligheidsaspecten............................................................................................9
2 zagen .............................................................................................................................. 10
2.1 Doel ...................................................................................................................................10
2.2 Materieel ...........................................................................................................................10
2.3 Materiaal ..........................................................................................................................10
2.4 Technologie.......................................................................................................................11
2.4.1 Het zaagblad ............................................................................................................................... 11
2.4.2 De lintzaagmachine .................................................................................................................... 11
2.4.3 Beugelzaagmachine .................................................................................................................... 12
2.4.4 De cirkelzaagmachine ................................................................................................................ 13
2.5 Werkmethode ...................................................................................................................14
2.6 Milieu - en veiligheidsaspecten .......................................................................................14
3 vijlen .............................................................................................................................. 15
3.1 Doel ...................................................................................................................................15
3.2 Materieel ...........................................................................................................................15
3.3 Materiaal ..........................................................................................................................15
3.4 Technologie.......................................................................................................................16
3.4.1 Vijlen .......................................................................................................................................... 16
3.5 Werkmethode ...................................................................................................................16
3.6 Milieu - en veiligheidsaspecten .......................................................................................17
4 boren .............................................................................................................................. 18
4.1 Doel ...................................................................................................................................18
4.2 Materieel ...........................................................................................................................18
4.3 Materiaal ..........................................................................................................................18
4.4 Technologie.......................................................................................................................19
4.4.1 Boren .......................................................................................................................................... 19
4.4.2 Overzicht van diverse boren ....................................................................................................... 19
4.4.3 Toerentalberekening ................................................................................................................... 20
4.4.4 Ontbramen .................................................................................................................................. 20
4.4.5 Verzinken ................................................................................................................................... 21
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
3/48
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
4/48
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
5/48
1 AFTEKENEN
1.1 Doel
1.2 Materieel
1.3 Materiaal
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
6/48
1.4 Technologie
1.4.1 Meetlat
Je gebruikt een meetlat voor het meten van lengtes, het afpassen van maten en als
hulpmiddel bij het trekken van lijnen.
1.4.3 Traceerlak
Met deze lak kleur je blanke plaat, zodanig dat de afgetekende lijnen duidelijk
zichtbaar worden.
Bij het gebruik van traceerlak de kleurstof steeds zo dun mogelijk verdelen,
hoe dikker de kleurstoflaag, hoe gemakkelijker de kleurstof loskomt van de plaat.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
7/48
1.4.4 Winkelhaak
Vlakke winkelhaak: gebruik je voor de controle van rechte hoeken aan platte
werkstukken.
Blokwinkelhaak: gebruik je bij het trekken van haakse lijnen t.o.v. een
referentievlak.
Winkelhaak met aanslag: gebruik je bij het aftekenen van haakse lijnen t.o.v. een
referentievlak, zoals een vlakplaat.
1.4.5 Passers
De voorwaarden van goede passer is dat de passerbenen perfect even lang zijn.
De punten worden aangezet langs de buitenzijde, dit om kleine cirkels te kunnen
tekenen
Hierna volgt een opsomming van de meest gebruikte passers:
Dit is de eenvoudigste uitvoering,die goedkoop is, maar tijdens het gebruik kunnen
de passerbenen van stand veranderen.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
8/48
1.4.6 Centerpons
Wanneer de centerpons wordt geslepen zorg er dan voor dat de punt in de aslijn
van de centerpons ligt. Dus slijp de punt onder de juiste hoek.
1.5 Werkmethode
Wanneer je een lijn trekt doe je dit steeds in één beweging, bij meerdere
herhalingen maak je de lijn te dik, je werkt dan niet meer nauwkeurig.
Zorg er voor dat de krasnaald scherp aangeslepen is, dan kan je zeer dunne lijnen
inkrassen en maak je nauwkeurig werk
Wanneer je een lijn of een boog aftekent, heb je sneller de kans om de maat
verkeerd af te lezen.
Zorg ervoor dat het aftekengereedschap goed aangeslepen is, let wel op voor
scherpe punten.
Traceerinkt nooit in de nabijheid brengen van vuur, daar het een zeer vluchtig
product is en zeer vlug ontvlambaar.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
10/48
2 ZAGEN
2.1 Doel
2.2 Materieel
2.3 Materiaal
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
11/48
2.4 Technologie
Elk zaagblad is voorzien van tanden ,die verschillende vormen kunnen hebben
naargelang de toepassing.
De zaaggleufbreedte wordt bepaald door de vorm van het zaagblad.
Zagen met gezette tanden worden het meest toegepast.
De vorm van de tanden, de tandzetting genoemd, dient om de klemming van het
zaagblad te voorkomen, hierdoor is de zaagsnede breder dan de dikte van het
zaagblad.
De afstand tussen de tanden of de grofheid van een zaagblad wordt uitgedrukt in
een aantal tanden per Engelse duim ( 1 inch = 25.4 mm).
De grofheden kunnen oplopen van 3 tot 32 tanden per duim.
Zagen van verschillende grofheden zijn nodig om diverse materialen van
verschillende dikte te kunnen zagen bijvoorbeeld:
Grofgetande zagen voor zachte en dikke materialen, dit geeft een goede afvoer van
de spanen en voorkomt vervuiling van de tanden.
Fijngetande zagen voor harde en dunne materialen, dit geeft dat er meer tanden
tegelijkertijd aan het verspanen zijn.
2.4.2 De lintzaagmachine
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
12/48
2.4.3 Beugelzaagmachine
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
13/48
2.4.4 De cirkelzaagmachine
Hierbij wordt de cirkelzaag met een hefboom door het materiaal getrokken.
Het voetstuk met de motor en de zaag is draaibaar onder een hoek voor het schuin
zagen.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
14/48
2.5 Werkmethode
Zaag met een lange slag, daardoor nemen zoveel mogelijk tandjes over de gehele
lengte van het zaagblad aan de verspaning deel.
Wanneer een zaagblad breekt, dan is dit meestal het gevolg van:
Begin nooit te zagen onder een te steile hoek of tegen een scherpe kant.
Bij deze werkwijze van zagen breken de tandjes gemakkelijk uit het zaagblad.
Neem de hoek tussen zaagblad en werkstuk kleiner.
Bij het inzetten van de zaag kan je je duim gebruiken voor het begeleiden van het
zaagblad, zodat de zaag niet wegglijdt, of je kan met de vijl een inkeping maken.
Bij het verzagen van werkstukken houden we rekening met volgende punten:
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
15/48
3 VIJLEN
3.1 Doel
Het vijlen van verschillende werkstukvormen met diverse moeilijkheidsgraden.
3.2 Materieel
3.3 Materiaal
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
16/48
3.4 Technologie
3.4.1 Vijlen
Vijlheften worden vervaardigd van een harde houtsoort of van kunststof. Het gat
voor de arend moet trapsgewijs geboord worden en voldoende diep zijn. Een stalen
ring voorkomt het splijten of scheuren van het houten heft als de arend erin gedrukt
wordt.
Bij het vijlen komt het vaak voor dat er spanen tussen de tanden van de vijl gaan
vastzitten. In dit geval moet je de vijl schoonmaken, je gebruikt hiervoor een
vijlenborstel, zo voorkom je krassen van vastzittende spanen op het werkstuk.
3.5 Werkmethode
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
17/48
Bij de teruggaande beweging mag de vijl alleen glijden zonder druk op de vijl uit te
oefenen.
De vijl wordt over het stuk gelegd en je zoekt het evenwicht op, je vijlt met de bolle
zijde van de vijl. Deze bolle zijde kan je merken met een krijtstreep.
Verwissel regelmatig van vijlrichting en let vooral op aan de zijkanten voor het
afzakken.
Neem het werkstuk uit de bankschroef en richt het naar een lichtbron en controleer
met een haarliniaal.
Om een radius te vijlen dien je de vijl “ scheppend “ omhoog te bewegen, en je vijlt
zo naar de afgetekende lijn, regelmatig controle uitvoeren met de radiuskalibers.
Voor het vijlen van een bepaalde radius op een breed vlak vijl je eerst een aantal
vlakjes aan het werkstuk en tracht je deze ook op de gewenste haaksheid te vijlen.
Ieder vlakje in een andere richting ( naar links, naar rechts ) vijlen om meer zicht op
het werk te houden.
Het werkstuk zodanig in de bankschroef klemmen dat je gemakkelijk de
scheppende beweging kan uitvoeren tijdens het radius vijlen zonder last te hebben
van de bekken van de bankschroef.
Om een gladder ( fijner ) oppervlak te bekomen ga je verder met een fijnere vijl,
( zoetvijl ) eventueel lichtjes ingesmeerd met krijt, alles in functie van de eisen
gesteld aan het werkstuk.
Zorg bij het vijlen voor goed ingesteelde vijlen en gebruik geen gespleten vijlheften.
Een afgewerkt werkstuk is steeds ontbraamd, zodat er geen scherpe randen meer
zijn.Gebruik een vijl alleen om te vijlen.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
18/48
4 BOREN
4.1 Doel
4.2 Materieel
4.3 Materiaal
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
19/48
4.4 Technologie
4.4.1 Boren
De meest voorkomende boren zijn de tweelippige spiraalboren die voorzien zijn van
een cilindrische of conische schacht.
Boren van 0,1 tot 13mm zijn meestal cilindrisch.
Boren van 13 en groter zijn meestal uitgevoerd met een morceconus (MC1 tot
MC6).
Boren met een cilindrische schacht worden gespannen in een boorkop, al of niet
met een sleutel.
Boren met een morseconus worden rechtstreeks in de boorspil bevestigd al of niet
gebruik makend van verloophulzen. B.v. een verloophuls 2-3 wil zeggen dat de
binnenkant van de huls een morseconus nummer 2 heeft en de buitenkant een
morseconus nummer 3 heeft. Er zijn verschillende combinatie mogelijkheden.
Het verwijderen gebeurt d.m.v. een spie of een ingebouwde aanslag in de spil zelf.
De meeneemlip van de boor zorgt ervoor dat de boor meegenomen wordt bij het
ronddraaien en tijdens het verspanen.
4.4.3 Toerentalberekening
dn
V
1000
300 x V
n
d
n = het toerental V = de snijsnelheid d = de diameter mm
Voorbeeld:
4.4.4 Ontbramen
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
21/48
Ontbramen is het aanbrengen van een kleine afschuining rond het geboorde gat,
voldoende diep om de braam te verwijderen.
Bij het ontbramen van de geboorde gaten maak je gebruik van verzinkfrezen of
souvereinboren. Het doel hiervan is:
Het toerental dat je instelt bij het ontbramen is 100 t/min, je gebruikt snijolie als
koelmiddel daar de verzinkboren moeilijk te slijpen gereedschappen zijn.
4.4.5 Verzinken
Voor het wegwerken van schuine koppen van bouten en schroeven gebruik je de
gewone verzinkboren.
Voor het wegwerken van cilindrische koppen maak je gebruik van een
vlakverzinkboor.
Je moet er steeds op letten dat de diameter van het geboorde gat ongeveer
0,1 mm groter is dan de diameter van de voorloper of pen van de vlakverzinkboor .
De pen zorgt ervoor dat de kamer in dezelfde lijn ligt als het geboorde gat. De
diepte van de kamer hangt af van de hoogte van de kop van de te verzinken bout.
Deze kan je opmeten en de diepteregeling instellen van de boormachine om de
gewenste diepte te verkrijgen.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
22/48
4.5 Werkmethode
Kleine werkstukken worden in een spanschroef gespannen. Bij het boren van
doorlopende gaten dien je het werkstuk op onderleggers te spannen of in de
uitgefreesde hoeken van de vaste en losse bek van de spanschroef, zodat je bij het
doorkomen van de boor de spanschroef niet beschadigt.
Boren met een groter dan 13 mm, zijn meestal voorzien van een conische
schacht.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
23/48
De schuine verzinkingen:
De cilindrische verzinkingen:
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
24/48
5 SCHROEFDRAAD
5.1 Doel
Gebruiken van niet courante draadtappen, snijplaten en het gebruik ervan .
5.2 Materieel
Draadtappen ( machinetappen ) , snijplaten en diverse materiaalsoorten.
5.3 Materiaal
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
25/48
5.4 Technologie
Het snijden van inwendige schroefdraad met behulp van een draadsnijtap noemt
men tappen.
Tappen is een verspanende bewerking, tijdens het tappen dringen de snijkanten
van de tap in het materiaal en nemen daarvan spanen af.
Een tap snijdt over het gedeelte dat de aansnijding wordt genoemd.
De aansnijding bij een stel handtappen is voor elke tap verschillend van lengte.
Machinetappen hebben meestal een korte aansnijding.
Met behulp van een verstelbaar wringijzer dat je op de vierkante meenemer plaatst,
wordt de tap in het materiaal gedraaid.
De grootte van het wringijzer kies je afhankelijk van de grootte van de meenemer.
5.4.1 Handtappen
5.4.2 Machinetappen
Machinetappen worden uitgevoerd met een langere schacht dan handtappen, in het
algemeen wordt hier met één enkele tap gewerkt, de voor-, de midden- en de
nasnijder zijn herleid tot één enkele tap.
Bij zowel de handtappen als de machinetappen hebben we uitvoeringen voor
doorlopende en blinde gaten.
De draadtappen zijn in verschillende uitvoeringen verkrijgbaar met elk zijn specifiek
toepassingsgebied.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
26/48
5.4.3 Draadsnijplaten
Het snijden van uitwendige schroefdraad met behulp van een draadsnijplaat noemt
men draadsnijden.
Meestal hebben de snijplaten aan beide zijden een aansnijding welke veel korter is
dan bij tappen, de snijplaat wordt op het cilindrisch werkstuk geplaatst en gedraaid
waarbij tevens de nodige aanzetkracht wordt uitgeoefend.
De tanden van de snijplaat nemen op dezelfde manier spanen weg als bij het tappen.
Snijplaten worden dikwijls gebruikt voor het herstellen van een beschadigde
buitenschroefdraad.
De nastelbare snijkussens zijn door middel van een stelschroef te verstellen, daardoor
is het mogelijk de schroefdraad eerst voor te snijden en na het verstellen van de
snijplaat, na te snijden.
5.5 Werkmethode
5.5.1 Draadtappen
Na één toer verder gedraaid te hebben de tap terugdraaien, je merkt dat de tap
vast komt te zitten, dit punt moet je overwinnen, de gevormde spaan breekt hier af.
Deze handeling herhaal je na iedere volledige toer ( bij handtappen ), zo voorkom
je dat de tap breekt of komt vast zitten, controleer regelmatig de haaksheid.
Tijdens het tappen, met je armen gelijke krachten op het wringijzer uitoefenen ook
weer om het scheef tappen en het breken van de tap te voorkomen .
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
27/48
De eerste tap wordt volledig doorgedraaid, daarna draai je de tap terug en herhaal
je de werkwijze met de tweede tap, regelmatig de haaksheid controleren, na de
tweede tap de derde tap gebruiken.Zorg steeds voor voldoende snijvloeistof,
hetgeen het snijden bevordert en de standtijd van de tappen aanzienlijk verlengd.
5.5.2 Draadsnijden
Meestal hebben de snijplaten aan beide zijden een aansnijding welke veel korter is
dan bij tappen, de snijplaat wordt op het cilindrisch werkstuk geplaatst en gedraaid
waarbij tevens de nodige aanzetkracht wordt uitgeoefend.
Het draadsnijden gebeurt hierbij in een handeling , vandaar moet je ervoor zorgen
dat het snijkussen haaks op de asmiddellijn wordt gehouden, anders krijg je een
schroefdraad die op het einde niet volledig is gesneden.
De nastelbare snijkussens zijn door middel van een stelschroef te verstellen, daardoor
is het mogelijk de schroefdraad eerst voor te snijden en na het verstellen van de
snijplaat, na te snijden.
Let op bij het uitblazen met perslucht van een getapt gat, dat men geen splinters in
de ogen krijgt.
Bij het gebruik van vluchtige snijolie voor het tappen van harde materialen , steeds
voor een goede ventilatie zorgen
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
28/48
6 RUIMEN
6.1 Doel
Aanpassen van diverse boringen volgens bepaalde kwaliteitsnormen.
6.2 Materieel
Ruimers voor een bepaalde tolerantieklasse.
6.3 Materiaal
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
29/48
6.4 Technologie
Boringen waarvan de wanden zeer glad moeten afgewerkt zijn of wanneer de
afmetingen binnen bepaalde toleranties van het ISO - passingsstelsel moeten
liggen zijn met gewone spiraalboren niet te realiseren.
In dit geval kunnen we gebruik maken van snijgereedschappen, die we ruimers
noemen.
Ook heeft men voor bepaalde doeleinden conische gaten nodig; deze worden
verkregen door gebruik te maken van een conische ruimer.
Ruimen gebeurt zowel met de hand als machinaal. De ruimers zijn ingedeeld in
twee soorten:
1. handruimers;
2. machineruimers.
6.4.1 Handruimers
Ruimers voor gebruik met de hand worden veelal van gelegeerd gereedschapsstaal
vervaardigd.
Deze ruimers komen, wat de variatie in de middellijngrootte betreft, voor in de
volgende uitvoeringen:
1. Vaste ruimers;
2. Verstelbare ruimers.
Een vaste ruimer is voor één bepaalde middellijn geslepen. Het zal duidelijk zijn dat
een dergelijke ruimer maar een beperkte gebruiksduur heeft.
Wanneer we ons eerst bepalen tot de rechte handruimers, dan kunnen we een
drietal typen vaste ruimers onderscheiden:
De bergruimer;
De bergruimer
De bergruimer wordt gebruikt voor het ruimen van gaten op moeilijk bereikbare
plaatsen, waarbij geen aanzetdruk met de hand kan worden gegeven; deze functie
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
30/48
wordt door de intrekdraad vervuld. Hetzelfde geldt voor het ruimen van grote gaten,
waarbij met de hand ook geen voldoende aanzetdruk kan worden geoefend.
Verder zijn deze ruimers bij uitstek geschikt voor het „opruimen‟ van beschadigde
gaten bij reparatiewerk, hetgeen in één bewerking kan geschieden op een diameter
die 1 mm hoger ligt. Het desbetreffende gat behoeft derhalve niet eerst op
ondermaat te worden voorgeboord. Bij het uitvoeren van deze bewerkingen dient
het niet-snijdende gedeelte van de ruimer als geleiding.
De ruimers met rechte tanden zijn geschikt voor het ruimen in kortspanig materiaal,
b.v. gietijzer en messing. Ze zijn niet geschikt voor het ruimen van een onderbroken
gatwand.
Is de ruimer met schroeflijnvormige tanden rechtssnijdend, dan heeft hij een linkse
spoed. De tandhoek is ongeveer 5° ...10°. Dit soort ruimer is zeer geschikt voor het
ruimen van staal, waarbij een gladder oppervlak wordt verkregen. Een onderbroken
gatwand levert hier geen bezwaar op, mits de onderbreking door één tand wordt
overlapt. Dergelijke ruimers komen voor met een even aantal tanden, die
onregelmatig over de omtrek zijn verdeeld. Hiervoor heeft men gezorgd om de
diameter gemakkelijk te kunnen meten en het trillen van de ruimer tijdens het
ruimen te voorkomen.
De eerste aansnijding is het snijdende gedeelte van de ruimer en moet dan ook
goed scherp worden gehouden.Het cilindrische gedeelte van de ruimer dient voor
de geleiding en de nasnijding. De lengte van de aansnijding is ongeveer een vierde
van de lengte van de kop. Bij machineruimers is ze veel korter. Dit is afhankelijk
van het te ruimen materiaal en van de diameter van de ruimer. Vooral bij
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
31/48
Om het handruimen zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, moet men best niet te
veel materiaal verspanen. De maat van het voorgeboorde gat moet zo zijn dat
alleen de eerste aansnijding de verspaning uitvoert.
De nastelbare ruimers;
De instelbare ruimers.
De nastelbare ruimers
Een nastelbare ruimer kan, evenals een vaste ruimer, alleen worden gebruikt voor
de diameter waarvoor hij is vervaardigd. Het verschil tussen deze twee soorten
ruimers is echter dat de nastelbare ruimer vaker nageslepen kan worden. De kop
van deze ruimer is voorzien van radiale spleten en van een kamer met inwendige
schroefdraad met een conisch vooreinde. Door het aandraaien van een schroef met
conische kop wijken de messen iets verder van elkaar. Na het slijpen en lappen
heeft de ruimer weer zijn juiste diameter.
De instelbare ruimers
6.4.2 Machineruimers
Hardmetalen ruimers worden o.a. gebruikt voor massawerk van gietijzer producten,
bovendien voor de non-ferrometalen en kunststoffen. Bij deze typen kunnen we ook
onderscheid maken tussen vaste en instelbare ruimers. Er is ook een uitvoering
van een instelbare machineruimer waarbij de messen schuin zijn gesteld, waardoor
minder trillingen ontstaan. De diameter is nauwkeurig instelbaar.
We zien bij de machineruimer dat de kop kleiner is uitgevoerd dan bij de
handruimer. De machineruimer heeft, in tegenstelling tot de handruimer, één korte
aansnijding. Tot een middellijn van 10 mm komen de machineruimers ook voor met
een cilindrische schacht.
De diameter van de ruimer verloopt enigszins taps. Bij de hals is de ruimer 0,01
mm per 100 mm lengte kleiner.
Voor het ruimen van grote gaten gebruikt men een opsteekruimer. Deze ruimer
wordt op een doorn gespannen.
Om een zo goed mogelijk resultaat te verkrijgen kan men het beste de
machineruimers zwevend bevestigen. Dit kan men doen door gebruik te maken van
een speciale spanhouder.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
33/48
5 mm 5 - 20 mm 21 - 50 mm 50 mm
Ongelegeerd 6 - 12 0,2 - 0,3 0,3 - 0,5 0,5 - 0,6 0,6 - 1,2 Snijolie of
staal boorolie
Gelegeerd 2-5 0,1 - 0,2 0,2 - 0,4 0,4 - 0,5 0,5 - 0,8 Snijolie
staal
Gietstaal 3-7 0,1 - 0,2 0,2 - 0,4 0,4 - 0,5 0,5 - 0,8 Snijolie
6.5 Werkmethode
6.5.1 Ruimen
Als we ervan uitgaan dat de ruimer op de juiste wijze is geslepen, moeten we ons,
alvorens met het ruimen te beginnen, ervan overtuigen dat :
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
34/48
Met de hand
Machinaal
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
35/48
Is men met het ruimen klaar, dan moet de ruimer met dezelfde draairichting als die
welke bij het ruimen werd toegepast uit het gat worden verwijderd; dit is nodig daar
er anders kans bestaat dat er stukjes uit de tanden breken.
Je mag niet voorboren met een te grote boordiameter, omdat bij het het boren
sporen ontstaan die de ruimer niet volledig kan wegnemen.Het is daarom beter om
in drie fasen te werken nl. :
- op maat ruimen.
Boor en ruim elk gat voordat met een ander gat wordt begonnen.
De centrering, ook bij gebruik van vlottende ruimerhouder, is nooit zo nauwkeurig
als bij het boren en ruimen van een gat in een opstelling.
Blinde gaten kunnen opgevuld raken met spanen en er bestaat de kans dat de
ruimer vastloopt. Om dit te voorkomen moeten we tijdens het ruimen de ruimer
regelmatig terugnemen en de spanen verwijderen.
Een ruimer mag niet tegen de draairichting in worden gedraaid, omdat de spanen
dan in de wand worden gedreven en er kans is dat er tandbreuk ontstaat bij de
ruimer.
Machineruimers moeten we altijd in de snijrichting draaiende uit de boring halen.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
36/48
6.7 Opdrachten
6.7.1 Haaksleutel
6.7.1.1 Werktekening
1 1 haaksleutel 50 - 55 Ck 45 50 x 10 x210
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
37/48
6.7.1.2 Werkvolgorde
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
38/48
6.7.1.3 Richtvragen
6.7.1.4 Evaluatie
Aftekenen van de
omtrekslijnen.
Kalibercontole.
BEOORDELING
INSTRUCTEUR
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
39/48
6.7.2 Bankhamer
6.7.2.1 Werktekening
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
40/48
6.7.2.2 Werkvolgorde
Eindcontrole
Oplossen van de richtvragen
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
41/48
6.7.2.3 Richtvragen
6.7.2.4 Evaluatie
Kaliber controle.
BEOORDELING
INSTRUCTEUR
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
42/48
6.7.3 Oefenblok
6.7.3.1 Werktekening
NR. 1 2 3 4 5 6 7 8 9
X 15 40 65 15 40 65 15 40 65
Y 65 65 65 40 40 40 15 15 15
Gemeten afwijkingen.
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
43/48
1 1 Blokje B 50 80 x 80 x 20
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
44/48
6.7.3.2 Werkvolgorde
We gaan er vanuit dat er ergens bestaande gaten zijn en dat we van hieruit moeten
vertrekken om een bepaalde constructie verder aan te bouwen.
Dan moeten we de centerafstanden van deze gaten gaan opmeten en van deze
gegevens vertrekken
D e gaten voor het ruimen gaan we in de eerste blok enkel voorboren en als de
tweede blok gemaakt is monteren we deze op elkaar en boren we de gaten over
van de eerste blok en dan pas ruimen
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
45/48
Boren van deze gaten op de juiste Gebruik Ø10 vaste en voor Ø16
diameter verstelbare ruimer en voldoende
Ruimen van de boringen. snijolie. Eindcontrole.
Plaatsen van de conische pen, en Conische pen Ø6x50
opmeten met binnenmicrometer Binnenmicrometers voor Ø10 en (instructeur)
Oplossen van de richtvragen Ø16
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
46/48
6.7.3.3 Richtvragen
-1. Met welke formule bereken je het toerental bij het boren ?
-3. Wat is het verschil tussen machinetappen voor blinde en doorlopende gaten ?
6.7.3.4 Evaluatie
EVALUATIEFICHE : Oefenblok
Gemeten afwijkingen.
BEOORDELING
INSTRUCTEUR
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
47/48
6.8 Documentatie
Catalogi van Combori
, Passingstabellen SBM,
Cursus BTM
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA
48/48
7 COLOFON
Versie: 27-5-2016
Nummer dotatielijst:
BANKWERK
ONDERHOUDSMECHANICA